Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • jaargang 21 • nummer 10 • juli - augustus 2013 • student.uva.nl/babel
Marjon van Royen was veertien jaar NOS-correspondent in Latijs-Amerika en nam met grote tegenzin afscheid BBROOD-oprichter Renee Pater: ‘Fantastisch toch, als alle Chinezen straks speltbrood eten?’ Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Geesteswetenschappen
Van crisis naar catharsis: geen poppenkast, maar dwars door de ellende
tekening
Beeld /// Bob Foulidis
De nobele wilde
INHOUD 02 tekening 03 Hoofdredactioneel Faculteitszaken 04 Achtergrond Inleiding in de Geesteswetenschappen 05 Brood op de plank Josje Damsma
Reportage Tweeluik Amsterdam/Berlijn: MacBikes, city branding en toeristenhaat
8
Journalistiek 06 het interview Marjon van Royen 08 Reportage Amsterdam/Berlijn 10 ACHTERGROND Stageslaven 12 In gesprek Renee Pater Kunst&Literatuur 15 de ode Renske de Greef
Achtergrond Verkapte loonarbeid: de eeuwige stagiair in tijden van crisis
10
16 mijn agenda 17 lofdicht Lisa Kuitert Columns&Opinie 18 uitgelicht E-humanities 20 Zomercolumn 21 essay Quarterlifecrisis
Traditioneel. Ambachtelijk. Eerlijk. Zomaar wat woorden waarmee we elke dag om de oren geslagen worden. De nostalgische hang naar authenticiteit is alomtegenwoordig. In de politiek, in onze koelkast met ‘eerlijke’ producten, in de ‘vintage’mode en in de gedroomde zomervakantie naar het ‘authentieke’ Frankrijk, waar je de ‘echte’ Franse cultuur kunt ervaren, bij ‘onontdekte’ strandjes zult zwemmen, en heerlijk geniet van het ‘pure’ stokbrood van dat dorpsbakkertje. Maar wat wij met z’n allen als authentiek bestempelen in onze belevingseconomie, is selectief en willekeurig. Wel vinyl, maar geen oude Nokia. Wel Instagram, geen analoge Panasonic. Wel vergeten groenten, geen spruitjes. In zijn boek Rousseau en ik herleidt Maarten Doorman onze obsessie met authenticiteit tot het werk van deze Franse filosoof. Driehonderd jaar geleden begon het verlangen naar het echte, het authentieke: ‘terug naar de natuur, naar de nobele wilde’. En dit verlangen is de laatste decennia alleen maar meer gegroeid. Als we niet uitkijken, zitten we straks met z’n allen hutjemutje op die ‘authentieke’ camping in het ‘pure’ Frankrijk. Terwijl je nou net geen zin had in ‘echte’ Nederlanders om je heen… ‘Wij bakken ons brood nog op traditionele wijze,’ staat gedrukt op het foldertje dat in alle BBrood-winkels ligt. Weer op traditionele wijze, zouden wij zeggen. De vader van BBrood-oprichter Renee Pater begon een industriële bakkerij. In 2008 verruilde zijn dochter fabrieksovens voor bakken op steen. Dwars tegen de crisis in stampte zijn haar BBrood-imperium uit de grond. Authentiek brood, ook als de wereldeconomie instort. Digitalisering, nog zoiets. Nu blijkt dat we allemaal in de gaten gehouden worden door Amerikaanse veiligheidsdiensten, lijkt dat pre-internettijdperk ineens een stuk aantrekkelijker. Dat vindt het NIOD ook: met hand en tand verzette zij zich tegen de digitalisering van haar archief. Niks geen ‘patronen en wetmatigheden’, maar monnikenwerk. Lees in deze Babel over de angst voor nullen en enen. Dat de nostalgische hang naar het authentieke samenvalt met de financiële crisis is niet zo vreemd. De economie – de grote steun en toeverlaat van de jaren negentig – liet ons in de steek. Maar crisis, zo stelt redacteur Noor Kuijpers, is als een catharsis. Alleen moeten we er geen poppenkast van maken. Lees haar pleidooi voor de heil van ‘dwars door de ellende heen’. Daan Borrel en Francisca Wals
22 column Italianer 23 Recensies
Uitgelicht De opmars van de e-humanities, een goede zaak?
Zomerdeadline
Babel zoekt redacteuren, illustratoren en fotografen. Ben jij creatief met woorden of beelden en wil je dit graag aan de buitenwereld laten zien? Wil je in een gemotiveerd team naast academische vaardigheden ook journalistieke of artistieke kwaliteiten ontplooien? Help ons met het maken van het mooiste universiteitsblad van Amsterdam! Stuur een mail naar
[email protected] met je cv, een korte motivatie en een voorbeeld van recent werk.
24 Mijn amsterdam Beeld /// Vera Duivenvoorden
18
COLOFON Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, kamer 112, 1012 VB Amsterdam,
[email protected] www.student.uva.nl/babel
Hoofdredactie Daan Borrel, Francisca Wals Penningmeesters Daan Borrel, Francisca Wals Redactie Jesse Beentjes, Ties Brock, Quint Italianer, Noor Kuijpers, Minthe Lok, Inger van der Ree, Carlijn Schepers, Kim Schoof, Nina Schuttert, Andrea Speijer-Beek, Florentine Sterk, Jolijn Swager, Lieke van der Veer Medewerkers Doortje Smithuijsen Eindredactiecoördinatie Jolijn Swager Eindredactie Marie-Claire van Bracht, Laurie Branderhorst, Lisanne Buijze, Alexandra Cousy, Anne Everard, Janneke van de Griendt, Ingrid van der Mooren, Jolien Suurmond, Jolijn Swager, Elin Wassenaar Beeldredactie Saskia Buddelmeijer
Juli - Augustus 2013
Fotografie Roos Aalvanger, Vera Duivenvoorden, Andrea Margelli, Daniel Webb Illustraties Bob Foulidis Redactieraad Yra van Dijk, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Floor Rusman, Jerrold Smit, Joris van Wouden Vormgeving Luke van Veen, www.studioveen.com Druk Grafiplan Nederland BV, www.grafiplan.biz Schrijven of illustreren voor Babel? Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren. Mail ons je cv en recent werk. Vind ons leuk op www.facebook.com/BabelFGw Volg ons via www.twitter.com/BabelFGw Download de Babel-app voor iPads in de App Store
Cover /// Andrea Margelli
3
Faculteitszaken Brood op de plank
Faculteitszaken Achtergrond
Inleiding in de Geesteswetenschappen: op zoek naar raakvlakken Op initiatief van de Facultaire Studentenraad (FSR) wordt in het studiejaar 2014-2015 een nieuw verplicht eerstejaarsvak ingevoerd. ‘Inleiding in de Geesteswetenschappen’ moet voor meer verbinding van studenten met de faculteit en tussen de verschillende disciplines zorgen. Twee raadsleden geven commentaar. Tekst /// Jesse Beentjes Beeld /// IKEA
Nieuw vak, meer cohesie Het zijn de bekende problemen van de geesteswetenschappen: er zit weinig cohesie in, het precieze onderzoeksgebied is ietwat vaag, er is weinig samenwerking tussen de verschillende disciplines, mensen weten niet precies wat nu de essentie van hun studie is en ga zo maar door. FSR-lid voor Ons Kritisch Alternatief Jaap Oosterwijk werd vorig jaar verrast toen hij een symposium van de Illustere School over de toekomst van de geesteswetenschappen bijwoonde: ‘Bijeenkomsten van dit genre lijken vaak sterk op elkaar, maar hier werd echt ingegaan op de verschillende vakgebieden.’ Toen Oosterwijk op het symposium langs de hoogtepunten van de geesteswetenschappen werd gevoerd, kreeg hij het idee voor een algemeen, inleidend vak voor nieuwe eerstejaarsstudenten aan de FGw. ‘Op dit moment is het als student moeilijk te doorgronden waarom je nu precies aan de Faculteit der Geesteswetenschappen studeert en wat je als geschiedenisstudent verbindt met een filosoof of taalwetenschapper.’ In de verkiezingen voor de FSR van collegejaar 20122013 stond het plan prominent op de agenda van Ons Kritisch Alternatief en kreeg de partij er positieve reacties op. De bedoeling was een vak te introduceren dat de nieuwe studenten bij binnenkomst direct laat zien wat de faculteit te bieden heeft. Zo kunnen studenten zich alvast oriënteren op minoren en keuzevakken en eventueel kijken of een andere FGw-studie niet beter bij ze past.
Josje Damsma 28 jaar Studies BA & MA Internationale betrekkingen (UvA) 2003-2008 BA Geschiedenis & onderzoeksmaster (UvA) 2004 -2009 Promoveert 3 juli op NSB’ers in de oorlog (UvA)
nities, noemt ‘taal en waarheid’ als mogelijk thema, onder leiding van docenten argumentatie, ethiek, taalfilosofie en taal- en letterkunde. Zwiep: ‘Iedere week wordt er in hoorcollege een thema besproken vanuit de verschillende disciplines en als het mogelijk is volgt er verdieping in werkgroepen. Jaap Oosterwijk vond de meeste ideeën tot nu toe goed klinken en hoopt dat het vak naast meer interdisciplinariteit bij nieuwe studenten tot het besef zal leiden dat de geesteswetenschappen veel betekenen voor mens en samenleving en daar trots voor zal kweken.’ Esther Crabbendam onderstreept dat: ‘Uit de Nationale Studenten Enquête bleek dat studenten weinig binding voelen met de UvA en hun faculteit. Misschien dat door dit vak de commitment toeneemt.’
Uit een enquête bleek dat veel FGw-studenten niet precies weten aan welke faculteit ze studeren. – Esther Crabbendam, FSR-voorzitter 2012-2013
Op de ‘strategische agenda’
‘Uit een enquête bleek dat veel FGw-studenten niet precies weten aan welke Niet het zoveelste inleidingsvak faculteit ze studeren. Het zou mooi zijn als dit vak daar verandering in kan Jaap Oosterwijk is er zeker van dat met deze goede hoogleraren het vak uitbrengen,’ zegt Esther Crabbendam. Zij was als voorzitter van de FSR 2012- dagend en diepgaand genoeg kan worden en het niet het zoveelste algemene 2013 nauw betrokken bij de opname van het voorstel voor het nieuwe vak in inleidingsvak wordt. De FSR 2013-2014 zal bij de verdere ontwikkeling worhet zogenaamde visiedocument, waarin de studentenraad haar ideeën over den betrokken, en het is ook hun taak toe te zien op de praktische invulling de FGw in 2020 op papier zette. ‘Iedereen vond het een goed voorstel, daarna van het vak. Crabbendam ziet nog wel wat beren op de weg op dat gebied: zijn we er samen mee aan de slag gegaan.’ Ook decaan Frank van Vree rea- ‘Er kan nog wel het een en ander misgaan. Zo is er bij mijn weten geen goed geerde positief op het idee en inmiddels is het plan opgenomen in de voorlo- handboek voor een geheel nieuw vak als dit, behalve misschien De vergeten wetenschappen van Rens Bod. Daarbij wordt het lastig om eindtermen op te pige ‘strategische agenda’ van de faculteit, De bedoeling is dat tophoogleraren als Joep Leerssen (Europese studies) en stellen.’ Een nog praktischer punt is ruimte: hoe huisvest je zo’n enorm aantal Irene de Jong (Griekse taal- en letterkunde) colleges gaan geven, waarin zij nieuwe studenten tegelijkertijd? Hiertoe wordt contact gezocht met plaatsen hun vakgebieden laten zien en de verbanden tussen de disciplines onder- als Filmmuseum EYE en het Muziekgebouw aan ’t IJ die genoeg ruimte bieden. strepen. Ook de decaan zal een college verzorgen, het eerste welteverstaan, Crabbendam is tevreden over de manier waarop dit voorstel door de FSR op wellicht over zijn vakgebied (mediastudies). De precieze invulling van het de agenda is gezet. Irene Zwiep stelt tegenover deze triomf van de FSR echter vak staat nog niet geheel vast, maar zal worden bepaald door het College een probleem dat het nieuwe vak oplevert: ‘Het wordt een vak van zes stuof Humanities, dat het strategisch beleid van de faculteit ontwikkelt, en de diepunten, die dus verdwijnen uit de hoofdvakprogramma’s in het eerste jaar. verschillende hoogleraren. Irene Zwiep, directeur van het College of Huma- Die moeten later worden ingehaald.’
Werk Eigen internetbedrijf Salaris ongeveer € 1500 per maand
Ludieke mensenhandel Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de bril van een ex-FGw’er als heuse kostwinner. Deze maand: Josje Damsma, eigenaar van een internetbedrijf dat zzp’ers als cadeau aanbiedt. Tekst /// Nina Schuttert Beeld /// Andrea Margelli
V
an student politicologie tot eigenaar van een goedlopende cadeauwebsite. Niet logisch? Na een gesprek met Josje Damsma vallen alle puzzelstukjes op hun plek. Interesse in de maatschappij is haar leidraad, zowel bij haar studiekeuze als bij het opzetten van haar eigen bedrijf. Voeg daar een ondernemersgeest en een flinke portie doorzettingsvermogen aan toe en je hebt Josje ten voeten uit. Dit leidde uiteindelijk tot JoCadeau, een bedrijfje dat letterlijk mensen cadeau doet. Het concept is simpel: zzp’ers bieden zichzelf aan op de website en via een bonnensysteem kun je ze cadeau doen aan iemand. JoCadeau heeft een enorm bestand met freelancers, van loodgieters tot kunsthistorici. Een voorbeeld: je tante gaat verhuizen en heeft hulp nodig, via JoCadeau kun je haar een verhuizer geven. Of je zus is enorm onzeker en kan wel wat zelfvertrouwen gebruiken, geef haar de complimentenkoningin voor haar verjaardag. Simpel maar toch vernieuwend.
Mensen cadeau doen
‘Het is allemaal begonnen in 2011 tijdens mijn promotie. Ik deed mee aan een Nationale Denktank waar twintig promovendi brainstormden over verbeteringen van de arbeidsmarkt. Tijdens het promoveren zit je toch vooral in het archief
en ik merkte dat ik behoefte had aan contact met mensen en creatieve ideeën. Uit onderzoek van de Denktank kwam onder andere dat zzp’ers veel gemotiveerder zijn dan mensen in loondienst. Ze geven zichzelf een 8,5 qua motivatie terwijl mensen in loondienst zichzelf een 7,5 geven. Dat interesseerde me, zzp’ers zijn de werknemers van de toekomst en daar wilde ik iets mee doen. Het kan voor zzp’ers best lastig zijn om in contact te komen met potentiële klanten. Daarom dacht ik: waarom bedenken we niet een systeem waarbij je zzp’ers cadeau doet? Dan creëer je werkgelegenheid en klantencontact.’
Een zaak opzetten én promoveren
‘Ik wist dat ik iemand nodig had die meer zakelijk aangelegd is dan ik. Dat werd Joni Uhlenbeck (de andere Jo van JoCadeau) die ik nog kende van de middelbare school. Samen zijn we op zoek gegaan naar investeerders en hebben we gekeken of er bij zzp’ers behoefte was aan een dergelijk concept. Veel freelancers reageerden enthousiast en een half jaar later, op 19 september 2012, was de officiële lancering van JoCadeau. De pers dook er bovenop en zelfs Máxima heeft een JoCadeaubon in ontvangst genomen. Er komt echt een golf van aandacht over je heen, best heftig soms maar wel heel leuk. Ondertussen ben ik ook nog aan het
promoveren op een beladen onderwerp: NSB’ers in de oorlog. Ik merk dat ik het heel leuk vind bezig te zijn met hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen en tegelijkertijd verhalen uit de geschiedenis op te graven. Op die manier begrijp je beter hoe de maatschappij in elkaar zit. Gelukkig had ik het grootste inhoudelijke deel van mijn promotie al af voordat ik met JoCadeau begon, het is nu vooral nog een kwestie van voetnoten corrigeren. Anders was het misschien wel te veel geworden.’
Geldzaken enzo
‘Rijk ben ik nu zeker niet. Naast het geld dat ik ontvang voor mijn promotie begint ook JoCadeau goed te lopen, maar we steken bijna al het verdiende geld nog in het bedrijf zelf. Ik zorg dat ik iedere maand rond de € 1500 heb om van te leven. JoCadeau is ook voor studenten trouwens goed te betalen; we hebben freelancers vanaf € 25, oplopend tot € 1000. Mijn favoriete freelancer Jacob de vogelaar kost bijvoorbeeld € 50, maar daar krijg je dan ook een uitgebreide urbanbirding-tour door het Vondelpark voor terug. En Bas onze klusjesman kun je vanaf € 25 inhuren voor het ophangen van een schilderij tot het monteren van Ikea-meubelen. Ik heb zelf laatst Krysztof de kunsthistoricus aan een vriend cadeau gedaan. Dat was een groot succes!’
4
Babel
Juli - Augustus 2013
5
Journalistiek het interview
Journalistiek het interview
‘Ik ben nog niet klaar met Latijns-Amerika’ A
Een nieuw roulatiesysteem bij de NOS maakte per 2013 een einde aan het veertienjarige correspondentschap van Marjon van Royen (1957) in LatijnsAmerika. Ze bleef op het continent als freelancer. ‘Het is als afkicken van een enorme verliefdheid.’ Tekst /// Jesse Beentjes en Quint Italianer Beeld /// Andrea Margelli
ls ze haar karakteristieke doekje op heeft gedaan, ziet Marjon van Royen er precies zo uit als in haar tv-reportages. Jarenlang werkte ze vanuit Latijns-Amerika voor de NOS, totdat hoofdredacteur Hans Laroes – inmiddels vervangen door Marcel Gelauff – besloot dat correspondenten voortaan hoogstens vijf jaar op dezelfde plek mochten blijven. Dat zou zorgen voor een frisse kijk op zaken. Sinds januari 2013 is Van Royen weg bij de NOS. Een half jaar later is de teleurstelling nog niet over, vertelt ze in een bontgekleurde huiskamer in Amsterdam-West, die vol staat met Latijns-Amerikaanse souvenirs. Het huis is van haar vriend, met wie ze een ‘interoceanische latrelatie’ heeft. Af en toe lurkt ze aan haar elektronische sigaret.
Ben je nog kwaad op de NOS?
Grinnikend: ‘Tja, hoe werkt een rouwproces? Het is als afkicken van een enorme verliefdheid. Je hebt een fase van woede, dan depressie, dan ontkenning. Ergens daar aan het eind zit ik. Ik ben er nog niet helemaal overheen.’
jaren bij de radio en had allerlei prijzen gewonnen, dus ik vroeg hem waarom. “Omdat ik denk dat je hysterisch kunt worden”, zei hij. Over een man had hij zoiets natuurlijk nooit gezegd. Twee jaar later – ik was inmiddels uitgebreid op televisie – vroeg ik of ik nu voor hem bewezen had dat ik geen hysterisch type ben. Maar nee, hij dacht nog steeds dat ik hysterisch kon worden. Let wel: kón wórden! Terwijl ik bij schietpartijen heb gestaan, meer lijken heb gezien dan gezond is voor een mens, en daar altijd verslag heb gedaan zonder ooit hysterisch te worden. Dat noem ik dus een vooroordeel.’
Mijn chef buitenland dacht dat ik hysterisch zou worden
Duizend ideeën
Jij woont tussen de favela’s, de sloppenwijken in Rio. Hoe is het om te wonen op een plaats waar zulke grote verschillen tussen arm en rijk zijn?
Tegenwoordig is Van Royen bezig met grotere projecten. Langere reportages waar ze meer tijd voor heeft. Dat vindt ze een voordeel van weg zijn bij de NOS: ze hoeft niet meer zo achter het nieuws aan te hijgen. Tegelijkertijd is ze nog steeds ontzettend nieuwsverslaafd. ‘Als je 35 jaar lang op het nieuws zit, raak je eraan gewend dat je meteen kunt wegvliegen als er iets gebeurd is. Dat kan nu niet meer.’
‘In Rio is het heel simpel: de rijken wonen beneden, de armen wonen op de heuvels. Ik ben bewust op de heuvels gaan wonen, omdat ik journalistiek van onderaf wil bedrijven en dan is de favela de logische plek om te wonen. In de favela is het leven ook veel vrolijker. Er klinkt altijd muziek, er wordt over van alles gebabbeld. Soms lijkt het of de rijke mensen zo’n eigendunk hebben dat ze niemand meer hoeven te groeten. Ik voel me beter in de favela. Het is ongelooflijk hoe je daar met open armen ontvangen wordt.’
Het verzamelen van fondsen voor haar reportages is een slepend proces. Uitzending in Nederland is nog niet aan de orde. Maar ze heeft duizend ideeën, en inzichten over nieuwe vormen van journalistiek. ‘Van een verhaal maak ik een documentaire, iets voor YouTube, en ik schrijf er een blog over. Op die manier voer je via de sociale media een campagne. Dan kom je er.’
Lijklucht
Veertien jaar werken op het gewelddadigste continent ter wereld ging haar niet in de koude kleren zitten. Ze maakte overvallen mee, werd bijna verkracht door een taxichauffeur en deed verslag van de orkaan op Haïti. De lijklucht blijft in je neus zitten, vertelt ze. ‘Het feit dat je het als werk ziet, is ontzettend belangrijk. Een beetje zoals een arts. Als ik op Haïti op vakantie was geweest, was ik eraan onderdoor gegaan. Ik stond daar op een stapel lijken en mijn cameraman flipte.’ Drinken en ouwehoeren met elkaar, dat is de remedie. ‘Flauwe grappen, zwarte humor.’
Ze wil ook graag voor De Correspondent gaan schrijven. ‘Ik moet nog maar kijken hoe het uitpakt, maar ik vind het een prachtig initiatief. Hoewel Rob Wijnberg tot nu toe bijna alleen maar mannen heeft gevraagd en erg op Nederland is gericht, maar goed.’ Verder is ze bezig journalisten in Latijns-Amerika op te leiden. ‘Daar worden nu juist steeds meer in plaats van minder kranten gelezen. Daarbij is er steeds meer behoefte aan goede journalistieke programma’s.’
Ze vindt het nieuwe systeem een ‘totale uitholling’ van de buitenlandcorrespondentie. Verontwaar- ‘Die man heeft een tijd lang mijn leven verpest. En digd: ‘De persoon die mij opvolgt heeft vijf jaar om ja, toen ik wegging heb ik hem dat ook geschreven: de taal te leren en een beetje een contactenlijstje dat ik nog nooit zo’n afschuwelijke tijd heb gehad te maken. Op het moment dat ‘ie er iets van begint als onder zijn leiding. Hij managede negatief: hij te snappen, moet ‘ie alweer weg. De gedachte bij gaf alleen maar kritiek en bevorderde de concurde NOS is: het is inwisselbaar. Of je nou correspon- rentie tussen collega’s, waarschijnlijk omdat hij Jouw nieuwsitems gingen altijd over gewone dent bent in Siberië, bij de Brusselse top, of in een denkt dat journalisten daarvan sneller gaan lopen. mensen. Bottom-up-journalistiek. Leer je dat oorlog in Colombia: het maakt niet uit. Buitenland- Maar daarin was hij ook selectief, hij pakte met ook aan jonge journalisten daar? journalistiek is voor hen een trucje dat je overal name de vrouwen aan. Misschien omdat hij bang ‘Ja. Wat natuurlijk heel belangrijk is: in Latijnskunt toepassen. Dat is niet de manier waarop ik is van vrouwen? Ik weet het niet. Zeker is in elk ge- Amerikaanse landen kun je nooit, nooit overheden buitenlandjournalistiek altijd gezien en beleefd val dat alle 7 vrouwen van de 24 correspondenten vertrouwen. Hoe doe je waarheidsvinding, terwijl je geen eerlijke antwoorden krijgt van de overheb. Als correspondent moet je niet alleen de eruit zijn gerouleerd.’ heid? Dat doe je alleen bottom-up.’ woorden, maar ook de cultuur kunnen vertalen. Ik deed 36 landen. Ik ben bekend met 36 landen. Ik Heb je een reactie gehad? ben in 35 van de 36 geweest, in de veertien jaar ‘Nee, natuurlijk niet. Ik denk dat het ook met de cri- Van Royen heeft Latijns-Amerika radicaal zien versis te maken heeft, nu komen de old-boys-netwer- anderen de afgelopen jaren. Toen ze kwam, leefde dat ik in Latijns-Amerika zit.’ ken bovendrijven. Zeker in de journalistiek, want vijftig procent van de mensen in Brazilië rond de Heb je je hoofdredacteur gezegd wat je ervan daar vallen harde klappen.’ armoedegrens. Nu is overal een soort bijstand vond? ingevoerd voor de allerarmsten. ‘Ik zal nooit ver‘Dit mag je best opschrijven: mijn chef buitenland Heb je contact met je opvolger bij de NOS, geten hoe Lula (voormalig president van Brazilië, heeft vanaf het begin af aan de pest aan mij gehad. Marc Bessems? red.) bij zijn verkiezing voor een huilende massa Toen radio en televisie bij de NOS werden samen- ‘Natuurlijk. Hij is mijn oude buitenlandredacteur zei: “Als na mijn presidentschap geen enkel kind gevoegd, werd hij mijn baas. Hij kwam van de Latijns-Amerika. Hij is een schatje en hij weet echt meer met honger naar bed hoeft, dan heb ik een televisie. Er moest toen overal één multimediale van wanten. Ik neem hem niet onder mijn hoede, revolutie veroorzaakt die groter is dan je ooit op correspondent voor radio en televisie samen ko- dat zou niet goed zijn voor onze verhouding. Hij dit continent gezien hebt.” En het is gebeurd! Bijna men. En die chef buitenland wilde mij niet. Ik zat al moet zijn eigen weg vinden.’ geen kind hoeft meer naar bed met honger.’
6
Babel
Gefascineerd: ‘Het is een kleine bijstandsuitkering van tweehonderd euro ongeveer, maar de ondergrens van kinderen die sterven aan de honger is daarmee weg. Dertig procent is nu uit de armoede geklommen – op eigen kracht. Wauw. Dan denk ik weleens: fuck Europa. Nederland snapt geloof ik nog steeds niet dat het in economisch opzicht wordt ingehaald door de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China, red.). Nederland heeft oogkleppen op. Bewust opgezet.’
Ben je vergroeid geraakt met Latijns-Amerika?
‘Ik ben er nog niet klaar mee. Ik ben ook correspondent geweest in Italië, maar daar ben ik na tien jaar weggegaan. Toen dacht ik: nu heb ik al die maffia-aanslagen wel meegemaakt. De politiek veranderde niet. Ik heb toen een boek geschreven over Italië en dat verkoopt nog steeds, zonder dat ik er iets aan heb hoeven veranderen. Als je alles kan voorspellen wordt het saai. Dan moet je weg. Latijns-Amerika is nog steeds interessant. Er ontstaat een samenwerking met de andere landen nu Amerika is weggevallen als referentiepunt. Men wordt trots, dat is leuk.’
Ze geniet van het speelse element in haar werk. ‘De Kuifje-ervaring! Ik ga niet ontkennen dat ik die heb. Het is zo leuk. Over muren klimmen en dingen doen die eigenlijk niet mogen. Met een kapmes telefoonlijnen vrijmaken in Rio. Door het oerwoud struinen en slapen in een hangmat bij een goudmijn. My god, het is geweldig.’
Juli - Augustus 2013
7
Journalistiek reportage
Journalistiek reportage
Amsterdam/Berlijn: Help! De toeristen komen
Begin juni zond Holland Doc de documentaire I love Venice uit, waarin pijnlijk duidelijk wordt hoe de bevolking van Venetië ieder jaar krimpt ten koste van het massatoerisme, dat de kanalenstad steeds meer in een pretpark verandert. De toeristen brengen bakken met geld binnen, maar de bewoners zijn het kind van de rekening. Het is een extreem voorbeeld van de problematiek in andere Europese steden, waarin overheden van toeristen geen genoeg kunnen krijgen en bewoners zich in de hoek gedrongen voelen. In dit laatste deel van een tweeluik over Amsterdam en Berlijn bekijken Erasmusstudent Ties Brock en Amsterdammer Jesse Beentjes hoe in hun steden de vlag erbij hangt. Berlijn: Touristen fisten Berlijn is booming. Het aantal toeristen stijgt sneller dan in welke andere grote stad ook. Vorig jaar groeide het aantal overnachtingen tot 25 miljoen, een verdubbeling ten opzichte van tien jaar geleden. In de stad zijn 275 duizend arbeidsplaatsen van toerisme afhankelijk, van dönerboeren tot hoteliers en taxichauffeurs. Volgens economiesenator Cornelia Yzer is toerisme voor Berlijn een sleutelbranche: ‘Er kunnen niet genoeg toeristen naar ons toe komen.’ De stad mikt op korte termijn op 30 miljoen overnachtingen per jaar.
Niet iedereen zit op zoveel vakantiegangers te wachten. De politieke partij Bündnis 90/Die Grünen (De Groenen) organiseerde in 2011 een discussieavond met de titel: ‘Hilfe! Die Touris kommen!’ Bewoners van het populaire stadsdeel Kreuzberg kwamen in groten getale op de bijeenkomst af. Zij voelen zich in hun wijk door alle toeschouwers maar bekeken: ‘Het is hier geen dierentuin!’ Antipathie tegen toeristen dringt tot op straat door. Als variatie op I Berlin plakken onbekenden stickers door de stad met de tekst Berlin does not love you. Tegelijkertijd verschijnen op muren teksten als Touristen fisten en Touris raus.
‘Oh my god,’ zegt een Amerikaanse vrouw, ‘everyone can speak English. That’s like unbelievable!’ Filmmaker Nana Rebhan maakt met Welcome Goodbye een documentaire over toerisme in de Duitse hoofdstad. Volgens haar gaat de stad op een xenofobe manier met haar bezoekers om: ‘Ik sprak een riksjachauffeur die een vriend van hem in zijn fietstaxi meenam naar Görlitzer Park in Kreuzberg. Het waren twee mensen uit Berlijn. Mensen in het park riepen “Touris raus!” en gooiden bierflesjes naar ze. Er is een zekere vijandigheid tegen toeristen.’ Rebhan: ‘Veel mensen die iets tegen toeristen hebben, komen uit de linkse hoek. Ze zijn erop tegen dat overal dezelfde ketens verschijnen, dat alles hetzelfde wordt. In de jaren tachtig was Berlijn een stad van linkse mensen, van
8
dienstweigeraars. Mensen hadden niet veel geld en concentreerden zich niet op een carrière. Het ging hier niet om dure kleren, maar om creatief zijn, om sociale projecten. Nu is Berlijn chiquer en duurder. Ik heb een vrouw gesproken die toeristen haat. Ze hield van haar wijk Kreuzberg, zoals die vroeger was. Toeristen maken dat voor haar kapot. Ze komen hier een weekend heen, bezetten de wijk met hun rolkoffers en laten Berlijn achter als verbrande aarde.’
Toch is angst voor toeristen volgens Rebhan niet op de werkelijkheid gebaseerd: ‘Teksten als “geen hart voor toeristen” zijn natuurlijk vrij dom. Als een groep luid en dronken is, is dat irritant. Maar dronken Berlijnse voetbalfans zijn evengoed irritant. Toeristen zijn een zondebok voor het gegeven dat Berlijn verandert. Alles wordt duurder, internationaler en sneller. In Berlijn was het tempo altijd lager, easygoing. Nu wordt het hectischer en moeten mensen harder werken. Mensen zijn bang voor verandering, stijgende huren en gentrificatie. Het is dan makkelijk om te zeggen: Scheißetouris!’
I Amsterdam: city branding en toerismetrek
Elke dag arriveren honderden toeristen in Amsterdam met allemaal een bepaald beeld van de stad in hun verwachting. Dat beeld heeft zich door de jaren heen gevormd, want toerisme is niets nieuws voor Amsterdam. De grote toestroom van toeristen begon in de jaren zestig en bestond toen ook al uit een combinatie van twee trekpleisters. Allereerst kwamen de toeristen voor de cultuur: men wilde de schilderijen van Vermeer en Van Gogh zien en langs de grachten lopen. Tegelijkertijd groeide Amsterdam door het tolerante drugsbeleid en de seksuele bevrijding uit tot één van de magische centra voor jongeren in Europa. Daar werd toen al handig op ingespeeld: in souvenirwinkels kon je onderbroeken kopen met op het kruis ‘Amsterdam heeft het, maar hier leeft het’. Nog steeds komen de toeristen massaal af op deze combinatie van hogere cultuur en vermaak en is toerisme een belangrijke inkomstenbron voor de stad. Vorig jaar telde de stad 8,5 miljoen hotelovernachtingen van binnenlandse en buitenlandse toeristen, die samen zo’n 6,5 miljard euro aan directe bestedingen opleverden. De gemeente schat dat deze toeristen bij elkaar goed zijn voor 60.000 arbeidsplaatsen. Het is dan ook niet vreemd dat Amsterdam het toerisme (nog) meer wil stimuleren. De stad heeft zich door de jaren heen dan ook geprofileerd met verschillende campagnes. De huidige strategie werd gelanceerd in 2004 en is gebouwd
Babel
rondom het welbekende I Amsterdam-logo, dat behalve op openbare plaatsen als het Museumplein en Filmmuseum EYE te zien is op posters van tentoonstellingen en evenementen. Toeristen willen ermee op de foto en herkennen het direct. City branding heet dit verschijnsel, waarbij steden een merk van zichzelf maken en daar een identiteit aan verbinden, die vaak een ander beeld van de stad schetst dan gangbaar is. In het buitenland heeft Amsterdam vaak het imago van tolerante stad waar alles op drugs- en hoerengebied mogelijk is. Zeker na de woelige jaren tachtig (waarin er T-shirts te koop waren met ‘I went to Amsterdam and I survived’) was er behoefte aan een positiever beeld. De I Amsterdam-campagne heeft drie andere ‘kernwaarden’ hoog in het vaandel staan: creativiteit, handelsgeest en innovatie worden vooral benadrukt. Op deze manier hoopt I Amsterdam duurzamer en gevarieerder toerisme te kweken in de stad, waarbij mensen iets anders komen zoeken dan alleen Wallen en wiet.
Berlijn: Toeristen dokken voor parken
Ook in Berlijn bemoeit de politiek zich met toerisme. Het bureau Visit Berlin heeft van de senaat de opdracht gekregen zoveel mogelijk toeristen naar de stad te lokken. Directeur Burkhard Kieker gaat er vanuit dat toeristen de hele stad willen ervaren: ‘Toeristen bezoeken geen aparte bezienswaardigheden, maar willen het totale kunstwerk Berlijn beleven. De stad is over het hele jaar heen met een tapijt van evenementen bedekt. Er zijn geen dode maanden meer.’ Het nachtleven bruist het hele jaar door.
De stadskas profiteert optimaal van de populariteit van Berlijn. Voor de gemeente wordt het toerisme een steeds belangrijkere melkkoe. Vanaf juli dit jaar betalen toeristen vijf procent belasting op hun hotelrekening. Documentairemaker Rebhan heeft een voorstel voor de bestemming van de opbrengst: ‘We zouden het geld in cultuur en in parken moeten stoppen. Dan zien mensen dat toeristen ons ook wat brengen.’ Bovendien komt de belasting zo ook weer bij de toerist terug: ‘Daarom komen toeristen ten slotte ook naar Berlijn. Voor cultuur en een alternatieve, niet-chique atmosfeer. Mensen komen voor het onaffe, het breekbare en de vrije ruimten.’ Dat men in Berlijn niet zo vriendelijk is, hoeft volgens schrijver Peter Laudenbach geen probleem te zijn: ‘We moeten toeristen beledigen. Berlijn-toeristen hebben dat graag. Anders zouden ze wel mooiere reisdoelen uitkiezen.’
Amsterdam: Milde ergernis en slashers
Wie op een zonnige dag met lichte haast over het Singel fietst en achtereenvolgens een verdwaasde Japanner wegbelt, moet wachten op een stoet Duitsers op gele fietsen en een bierfiets inhaalt kan niet anders dan diep zuchten, of vloeken. Neem daarbij de drukke en naar wiet geurende straten rond de Dam, vol met souvenirwinkels die peper- en zoutstellen in de vorm van piemels en andere ongein verkopen, en het plaatje is compleet. Veel Amsterdammers zeggen dan ook een hekel te hebben aan toeristen. In de praktijk valt
Juli - Augustus 2013
dat echter behoorlijk mee: er wordt wel over het lelijke toerisme op bijvoorbeeld het Damrak geklaagd en ook op toeristen in het verkeer wordt graag gescholden, maar als het puntje bij het paaltje komt is niemand te beroerd om even de weg te wijzen. Van echte toerismehaat was nooit sprake in Amsterdam. Met de nadruk op ‘was’, want in mei en juni werden plotseling door de hele stad systematisch de banden van toeristenfietsen als Yellow Bikes en MacBikes doorgesneden. De slasher noemen de fietsverhuurders de dader en begrijpen niet zo goed wat hem of haar drijft. Ergernis jegens toeristen is normaal en hoort bij de stad, maar systematisch vandalisme gaat nogal ver, aldus de verhuurders.
Bewoners van het populaire stadsdeel Kreuzberg voelen zich in hun wijk bekeken: Het is hier geen dierentuin! Ondanks de doorgesneden banden zijn de toeristen blijkens een kleine peiling op de Nieuwezijds Kolk dolenthousiast over de Amsterdammers. ‘Oh my god,’ zegt een Amerikaanse vrouw, ‘Everyone can speak English. That’s like unbelievable!’ Een ras-Amsterdammer stelt dat toeristen misschien wel irritant in het verkeer zijn, maar er gewoon bij horen. ‘Er is hier genoeg te doen, dus waarom zouden ze niet welkom zijn?’ stelt hij.
Toerisme hoort al jaren bij Amsterdam en zal bij Amsterdam blijven horen. De grote opbrengsten voor de stad overtreffen de lichte ergernissen van de bewoners. In Berlijn is de balans onzekerder. De stad is nog niet gewend aan haar nieuwe status van toeristenmagneet. De hele stad is een daverende dierentuin geworden, een openluchtevenement dat continu in beweging is en steeds meer bezoekers trekt. Niet iedereen is daar blij mee, maar wat valt eraan te doen?
Amsterdam lijkt zich al lang met haar toeristen en de status van ‘dierenpark Damsko’ verzoend te hebben. Hoewel de stad zich met de I Amsterdam-campagne iets beschaafder wil profileren, lijkt er vrij weinig te veranderen: nog steeds komt men voor de combinatie van kunst, cultuur, Wallen en wiet. Toeristen kunnen niet precies omschrijven wat ze in Amsterdam komen zoeken en noemen dingen die variëren van Rembrandt tot ‘wild gay life’. Een hippe Duitse jongen antwoordt simpelweg ‘Amsterdam.’ En zo is het maar net.
9
Journalistiek achtergrond
Kunst&Literatuur Beschouwing
De eeuwige stagiair: goed/fout* (*omcirkelen wat van toepassing is)
Het ‘nieuwe stage lopen’ – de stagiair in de rol van werknemer – neemt de overhand. De stagiair van vandaag is de slaaf van de crisis. Hoe erg is dat? Tekst /// Daan Borrel Beeld /// Robert Hruzek
D
e Groene Amsterdammer kopte in de week van 6 juni groot: ‘Generatie Alles – Twintigers zijn ondanks de crisis ambitieus’. In april stond de carrièrespecial van de nrc.next in het teken van de ambitieuze groep studenten en afgestudeerden die ondanks alle economische tegenvallers bezig blijven; via baantjes onder hun niveau en via (onbetaalde) stages. Ook Folia publiceerde afgelopen december een uitgebreid artikel waarin de verloren generatie van de jaren tachtig werd vergeleken met onze generatie twintigers. De crisis grijpt om zich heen, de werkloosheid onder pas afgestudeerden stijgt, en toch: ‘we’ gaan niet bij de pakken neerzitten.
De crisis raakt de culturele sector hard. Subsidies vallen weg en ook de culturele consument verkiest zijn of haar warme maaltijd boven een nieuw boek, film- of theaterbezoek. De recente btw-verhoging op entreekaartjes maakt die keuze niet gemakkelijker. Aangezien personeel meestal de grootste kostenpost is, wordt daar door culturele instellingen als eerste op bezuinigd. Een stagiair lijkt de beste oplossing: voor een dubbeltje zit je op de eerste, nou ja soms misschien op de tweede rang. Anne Mars, stagecoördinator aan de FGw van de UvA, durft zo stellig niet te zeggen dat bedrijven werkelijk een werknemer ontslaan om in de plaats daarvan een stagiair aan te nemen, maar een vermoeden is er wel. Het probleem is dat veel potentiële werknemers geen baan krijgen omdat de stagiair het voor (bijna) niets doet. De schuld hiervan ligt enerzijds bij de stagiair zelf: hij of zij wil bezig blijven, ervaring opdoen en zijn of haar cv opbouwen. Het nadeel van de gretige stagiairs is dat zij hiermee hun eigen markt verpesten. Op het conservatorium leren ze hier beter mee om te gaan: eenmaal afgestudeerd, zo wordt daar gepredikt, zou je niet voor lager dan een bepaald bedrag moeten werken. Naast de stagiair zelf is dus ook de universiteit verantwoordelijk voor betere begeleiding en voorlichting over dit probleem. Mars geeft aan dat de kwaliteit van de stagebegeleiding vanuit de UvA erg afhankelijk is van de aangeboden docentbegeleiding vanuit je eigen opleiding. Wanneer je als afgestudeerde stage loopt, is er al helemaal geen sprake van begeleiding.
Niks te eisen
Tot hier lijkt het kwaad nog mee te vallen. Het werkelijke probleem ontstaat pas bij de instelling die de stage aanbiedt: wanneer de stageplek geen leerschool meer voorstelt, maar een echte werkplek. Het klopt niet meer als een stagiair het werk doet dat normaal gesproken door een betaalde werknemer wordt verricht. ‘Het zit soms dicht tegen uitbuiting aan’, schrijft Dennis Wiersma, voorzitter van de vakbond FNV Jong, in de eerdergenoemde nrc. next-special. ‘Stagiairs zijn een aantrekkelijke optie voor werkgevers: ze zijn gemotiveerd, kosten weinig en je hebt ze voor het uitkiezen.’ Volgens Mars biedt zo’n 25 procent van de stagevacatures geen stagevergoeding. Opvallend genoeg geeft zelfs de UvA hier niet het ‘goede’ voorbeeld: vaak biedt ook zij geen vergoeding voor hun eigen opleidingsgerichte stages. Want waar het in
10
België illegaal is om onbetaald stage te lopen, is het in Nederland vrij normaal om hard te werken voor nauwelijks of geen geld. In de VS komt daar nu verandering in omdat het inzetten van stagairs op normaal gesproken betaalde posten in strijd is met het recht op minimumloon. In de nrc.next van 13 juni lezen we: ‘Volgens de nieuwe criteria moet er in de stage sprake zijn van een “educatieve omgeving”, dat wil zeggen dat de stagiair net als op school moet leren van de werkervaringen. Bovendien moet op de eerste plaats de stagiair zelf baat hebben bij de stage – en niet de werkgever. Ook moet het werk dat de stagiair doet niet het werk van “gewone werknemers” vervangen.’ Het blijft een grijs gebied waarover weinig concrete rechtspraak is. En: dappere stagiair die in deze tijden zijn of haar werkgever aanklaagt…
Het is hier geen leerschool! – directeur culturele instelling Jessica is 23 jaar, student Algemene Cultuurwetenschappen en deed als stagiair in de filmfestivalwereld het werk dat normaal door een betaald werknemer gedaan zou worden. Ze hoopte dat ze als programma-assistent veel inhoudelijke beslissingen zou mogen maken, maar uiteindelijk deed ze veel administratief werk en ad-hoc-klusjes: lijstje van dit, lijstje van dat. Van december tot april zou ze 40 uur per week werken, voor een stagevergoeding van € 150, zo stond in de overeenkomst. Uiteindelijk werd dit zeven dagen per week, vaak ook de avonduren. ‘Door de intensiviteit van de stage heb ik mijn bijbaan moeten opzeggen, en daarna ook mijn kamer.’ Naast de professionele staf van vier personen, waarvan alleen de directeur en zijn vriendin vaste werknemers zijn, is er elk jaar een team van elf stagiairs en starters dat wordt aangenomen vanwege geldgebrek. Toch werd er wel verwacht dat de onervarenen alles meteen goed deden: ‘Op een gegeven moment schreeuwde de directeur: “Het is hier geen leerschool!” Er heerste geen fijne werksfeer.’ Jessica heeft er niets van gezegd: ‘Het voelde niet als mijn plaats om daar iets over te zeggen, je staat onderaan de ladder, hebt alleen nog boekenkennis, en daarnaast was er dreiging ontslagen te worden als stagiair.’ Ook FGw-stagecoördinator Mars geeft aan dat de stagiair geen onderhandelingspositie heeft: ‘Nee, een stagiair kan niks eisen. Hij of zij kan hoogstens een stage weigeren. Het is dus belangrijk dat de werkzaamheden goed worden vastgelegd in het stageplan.’
De culturele sector
In 2012 studeerde er dertigduizend WO’ers af en daarvan is acht procent werkloos. Het stagebemiddelingsbureau Stagemotor houdt ieder jaar bij hoeveel Nederlanders op zoek zijn naar een stage. Zij zagen het aantal gediplo-
Babel
meerde studenten dat op zoek is naar een stageplaats verviervoudigen sinds het begin van de economische crisis in 2008. Opvallend daarbij is dat driekwart van de gediplomeerde stagiairs vrouw is. Vrouwen zouden eerst een stage willen lopen voor meer zelfvertrouwen, terwijl mannen meteen op zoek gaan naar een baan. Het aantal bedrijven dat naar stagiairs zoekt is ook toegenomen, laat Mars zien. In 2011 waren er 250 stagevacatures, in 2012 werden er 316 aangeboden en dit jaar verwacht ze weer een toename. Dit zijn vooral stages in de kunsten cultuursector, met name pr-, marketing- of socialmediafuncties. Naast voor de hand liggende oorzaken als het wegvallen van subsidies en de economische crisis, noemt Jessica nog een andere reden waardoor volgens haar stagiairs juist in de culturele sector er vaak slechter aan toe zijn. Volgens haar wordt er geen goede mentaliteit van bovenaf uitgedragen in een culturele instelling. ‘Als stagiair moet je zelf wel heel gemotiveerd zijn, want de structuur en sfeer werken vaak demotiverend. In de culturele wereld zou er een groter verschil moeten komen tussen een artistiek leider en een manager. Nu staat er aan het roer iemand die alles over het culturele product afweet, maar het is geen bedrijfsleider. Daarom wordt het personeel niet gemotiveerd.’
Heil van de stage
Het kan altijd erger
Op een maandagavond in juni wordt er een discussieavond van Twintig over Twintig in de Rode Hoed gehouden. Het thema is ‘de eeuwige stagiair’. Over stagiairs gaat het niet echt. Wel over hoe onze generatie omgaat met werkeloosheid en sociale onzekerheid. Terwijl het panel van de twintig twintigers – allemaal afgestudeerd en voorzien van werk – doorkeuvelt over het regelen van pensioenen, klinkt er in het publiek een stem van een boze Marokkaanse jongen. Als moderator Arie Boomsma hem het woord geeft, zegt hij: ‘Wat ik hier vanavond allemaal hoor, is voor mij niet realistisch. Mijn broer en zus zijn allebei cum laude afgestudeerd aan de hogeschool, maar kunnen na drie jaar hard solliciteren geen baan of zelfs stage vinden. Alleen wanneer vakbond FNV Jong ze in een sollicitatiebrief hun Marokkaanse naam veranderen in een standaard Nederlandse naam, worden ze uitgenodigd.’ Geen van de mondige panelleden heeft hier van terug. Maar ja, wat kunnen ze zeggen? Oneindig stage lopen is nog altijd beter dan geen stage kúnnen lopen.
Stagiairs zijn een aantrekkelijke optie voor werkgevers: ze zijn gemotiveerd, kosten weinig en je hebt ze voor het uitkiezen.
Veel studenten die stage hebben gelopen zijn van mening dat dit een verplicht onderdeel van de studie – voorzitter van de moet worden, vertelt Mars. Op deze manier heb je als afgestudeerde naast de aangeleerde academische waarden ook praktijkervaring, en kun je sneller op zoek naar een betaalde baan. Maar, zo geeft Mars aan, het is moeilijk om in het 8-8-4-systeem tijd te vinden voor een stage. Tien jaar geleden
Juli - Augustus 2013
was het veel makkelijker om een stage in te plannen. En daarnaast kan de voorlichting over keuzemomenten in de studie beter: vaak weet de student helemaal niet hoe veel voordeel het op kan leveren als je in je eerste jaar al een stagetijd in je studieloopbaan inplant. Daarom krijgen vanaf volgend jaar alle eerstejaarsstudenten een facultaire routeplanner waarin de keuzemomenten zijn aangegeven. Ook wijst Mars graag op de Leonardobeurs, aangeboden door de Technische Universiteit van Eindhoven, waar ook UvA-studenten aanspraak op kunnen maken: ‘Als je binnen twee jaar na je afstuderen nog stage wilt lopen in het buitenland, kan je aanspraak maken op zo’n beurs.’
11
Journalistiek IN gesprek
Journalistiek in gesprek
Zeebonken, roggeknarren en spelt De vader van Renee Pater (1983) heeft een industriële bakkerij. Zelf zette ze dwars tegen de crisis in een ambachtelijke bakkersketen op, BBROOD. Tien eigen zaken in Nederland en Oeganda, maar: ‘ik wil wereldwijd’. Tekst /// Francisca Wals Beeld /// Vera Duivenvoorden
D
e bakkerij van haar vader stond achter het huis. ’s Ochtends, voordat ze naar school in Hoorn fietste, griste ze er nog even een tarvobrood mee. Lichtbruin fabrieksbrood, vers gebakken, ‘korst nog lekker hard’. Hagelslag, pindakaas of appelstroop at ze erop. Nu, jaren later, eigenlijk nog steeds. Maar dan wel op haar eigen BBROOD-brood. Dat is desembrood, met de hand gekneed, traditioneel op steen gebakken. Tarwe, spelt en meergranen, maar ook zeebonken (met pistachenoten, zonnebloempitten en rozijnen), roggeknarren en Groninger koek, met het stoere BBROOD-logo op de verpakking. Ouderwets brood à la modern. Je koopt het bij één van de zes BBROOD-zaken in Amsterdam – industriële lampen, ruige muren, melkmeisje van Vermeer aan de muur. Of bij duurzame supermarkt Marqt. Of in Kampala, Oeganda. Want daar heeft oprichter en eigenaar van BBROOD Renee Pater vier zaken geopend. Afgelopen april was ze er nog, ‘toen draaiden we voor het eerst quitte, zelfs een klein plusje.’ Ondernemen in Afrika, dat is zo eenvoudig nog niet. ‘Iedereen naait je. Zaak is om die mensen eruit te pikken die je het minste naaien.’ Ze lacht. Haar Noord-Hollandse accent schemert door als ze praat. Bij haar thuis aan een rustig dijkje aan de rand van Amsterdam-Osdorp staat een meegenomen brioche met sinaasappel van luxebroodconcurrent Het Vlaamsch Broodhuys op tafel. ‘Ook lekker!’ Renee Pater is een vrouw van de cijfers. Inkomsten, investeringen, kosten van grondstoffen en personeel; zij houdt het bij. In de winkel staan, dat deed ze alleen in het begin, toen de eerste BBROOD-zaak op de Zeedijk net open was. ‘Het ging snel kriebelen, ik wilde meer. Meer zaken, uitbreiden.’ En nu, tien eigen zaken verder? ‘Ik ben nog lang niet klaar.’
in Oeganda is een markt voor ons
Je vader heeft een industriële bakkerij en jij ging bedrijfskunde studeren.
‘Ja, vroeger had ik die passie voor brood niet zo. En
12
Babel
Juli - Augustus 2013
het lag te veel voor de hand: bakkersdochter die bakker werd.’
Maar waarom bedrijfskunde?
‘Ik was de eerste in mijn familie die naar de universiteit ging, en ik had geen idee. Na de middelbare school ben ik toen zo’n oriëntatiejaar in Amsterdam gaan doen, ik kon drie studies proberen. Bedrijfskunde leek me het interessantst, dat kon in Groningen en in Amsterdam. In Groningen was de studie praktischer en internationaler, in Amsterdam meer gericht op zakelijke dienstverlening. Ik ging naar Groningen.’
Maar eerst naar Afrika.
‘Ja, dat oriëntatiejaar duurde tot maart. Ik wilde weg, het werd Ghana. Ik zou eerst voor mijn moeders stichting gaan werken, Bake for Life. Er zou een bakkerij komen waar gehandicapte mensen konden werken. Maar dat duurde eindeloos. De grond moest gezuiverd worden van kwade geesten, dat soort dingen. Ik ging werken in een vluchtelingenkamp. Kindsoldaten, een tank, tbc liep ik er op, maar ik vond het geweldig. Later realiseerde ik me pas hoe heftig het was. Ongelooflijk dat mijn moeder me daar als achttienjarige heen liet gaan.’
Vast nogal een overgang, van Ghana naar Groningen.
‘Onwijs. Ik had het reizen te pakken. Ik ben met de Trans-Mongolië Expres naar China geweest, werkte een tijdje voor een bedrijf in Beijing. Ik had een LOI cursus Chinees gedaan, met cassettebandjes. Later ging ik voor mijn studie naar Macau, een gokstad bij Hongkong. Maar na negen maanden had ik het daar wel gezien. Hun paraplu’s tegen de zon zijn op mijn ooghoogte en Chinezen eten ontzettend smerig.’
En het brood?
‘Niet te hachelen. Klef witbrood en een enkel bruin broodje bij de Carrefour. Ik snap niet hoe die mensen zonder goed brood kunnen.’
Maar het zou nog even duren voordat BBROOD in Amsterdam er kwam. ‘Ik wilde een master doen. En meer reizen. Het werd een duale master, deels in Uppsala. Voor mijn masterscriptie liep ik stage bij PwC, een groot accountancykantoor. Ging goed hoor, ik mocht mee naar klanten, chique diners, luxe hotels. Maar ik vond het werk echt niet leuk. Ik kon mijn ondernemersding niet kwijt.’ ‘Een docent vertelde me over een project in Burkina Faso waarop ik kon afstuderen. Veel avontuurlijker. Ze spreken daar Frans, dus ik meteen op Franse les. Maar het werd daar te gevaarlijk. Inmiddels had Bake for Life-projecten in Oeganda, daarvoor ben ik toen onderzoek gaan doen naar microfinanciering.’
Oeganda, ook niet bepaald een broodland.
‘Nee! Zoet, cake-achtig brood eten ze daar. Ik had één bakker gevonden waar ze bruin brood verkochten, maar dat viel uit elkaar als je ernaar keek. Later, toen de BBROOD-zaken in Amsterdam goed liepen, dacht ik: in Oeganda is een markt voor ons. In Kampala wonen veel expats, die willen ook wel eens goed brood.’
14 februari 2008 opende de eerste BBROOD-winkel in een klein pandje op de Zeedijk. 21 februari opende de stijlvolle biologische supermarkt Marqt, mét een interne BBROOD. Via via had Quirijn Bolle, de oprichter van Marqt, van BBROOD gehoord. De ‘voedselfilosofieën’ sloten op elkaar aan. Binnen één week had Renee twee zaken te runnen. Haar vader en een vriend van hem, Rin, een ambachtelijke bakker, hadden geholpen het bedrijf op te zetten. Ze liepen al lang met het idee rond samen een winkeltje te beginnen. Renee had geen zin om voor een baas te werken, toen ze terugkwam uit Oeganda. Ze wilde ondernemen. ‘In mijn versie van het verhaal vroeg mijn vader: “wil jij dit doen?” In zijn versie zei ik: “ik wil het doen.”’ Om te kijken of ze ondernemen echt leuk vond, runde ze zes weken een pop-upzaakje op de Haarlemmerdijk met
13
Kunst&Literatuur de ode
Journalistiek IN gesprek
Betoverd door de rijkdom van onze taal Elke maand brengt een inspirerend persoon een ode aan zijn of haar favoriete boek, artiest, film of andersoortige cultuuruiting. Deze maand het aanstekelijke enthousiasme van nrc.next-columnist en schrijver Renske de Greef (1984) over duizendpoot Drs. P (1919). Tekst /// Carlijn Schepers Beeld /// Daniel Webb
een nieuw brood van haar vader, Oerbrood Primeur – ‘dat was hartstikke super natuurlijk’.
En de bakkersdochter begon alsnog zelf een bakkerij.
‘Ik begon me meer in brood te verdiepen. Ik ging een bakkersopleiding volgen in New York, twee maanden aan de French Culinary Institute. Alles over soorten desem, gluten, rijstijd, temperatuur. Dat deeg in m’n handen, dat vond ik zo heerlijk.’
Een heel ander productieproces dan in je vaders bakkerij.
‘Tja weet je, die scheidslijn tussen ambachtelijk en industrieel is ook maar vaag. Een goede bakker is creatief, gaat met de trends mee. En neem nou brood van Van Muyden, iedereen denkt dat dat ambachtelijk is, maar het komt gewoon uit een centrale bakkerij hoor. Toen we met BBROOD begonnen brak er in de bakkersvakbladen een hevige discussie los. Een industriële bakker en een ambachtsman die sámen een winkel oprichtten, dat kon volgens velen niet.’
Maar bij BBROOD gaat er toch niks industriematig?
‘Niet in het productieproces nee. We doen alles met de hand, we bakken op steen. Wat er misgaat bij veel traditionele bakkers is dat ze én bakker én ondernemer zijn, dat gaat niet per se goed samen. Goed boekhouden is cruciaal, dát leerde ik van mijn vaders industrie. Bij BBROOD zijn het de bak-
14
kers die bakken, de winkelmanagers – ‘gastheren en -vrouwen’ – geven leiding aan het personeel en ik kijk naar de cijfers.’
In Het Parool stond een verhaal over Han Runneboom, een tachtigjarige bakker uit de Pijp die zijn zaak aan je heeft verkocht. ‘Die yuppen hier hebben geen smaak’, vond hij.
Ze lacht. ‘Ja, Runneboom. Hij zat al eeuwen in het vak, was tot over zijn eigen hoogtepunt doorgegaan. Wij gingen het daar compleet anders doen natuurlijk. Hij en zijn dochter konden moeilijk geloven dat mensen drie of vier euro zou neertellen voor een brood, zij waren gewend om een halfje wit voor ééntwintig te verkopen. Het is nu een van onze best lopende zaken.’
Mensen krijgen steeds meer in de gaten dat dit brood beter voor je is Is BBROOD voor yuppen? ‘Ik denk het niet zo. Mensen krijgen gewoon steeds meer in de gaten dat dit brood beter voor je is, dat je er sneller vol van zit, dat spelt goed verteert. De vraag blijft groeien.’
‘T
Bak je in Oeganda ook speltbrood? ‘Nee, daarvoor is de grondstof te duur. Spelt is een oergraan, het moet eerst gepeld worden. In Kampala bakken we naast ons desembrood een compromisbrood: een beetje suiker toegevoegd en gebakken in bakblikken. Lijkt meer op het brood dat ze gewend zijn.’
Het idee heerst dat brood slecht voor je is, dat je dik wordt van gluten.
Ze zucht. ‘Deze zomer komt er weer zo’n boek uit, The wheat belly. Maar weet je, natuurlijk moet je niet te veel tarwe eten. Alles wat je te veel eet is slecht.’
Hoeveel brood eet jij?
‘Ik ben niet zo’n ontbijter, maar ik ben de hele dag onderweg van zaak naar zaak, dan gris ik van alles mee: speltbrood, maisbrood, croissantje.’
Waar komt de volgende BBROOD-zaak?
‘Nou, in 2013 hebben we een stabilisatiejaar, even geen nieuwe zaken. Maar ik wil zo graag naar Oost. Watergraafsmeer, Javaplein. En wereldwijd natuurlijk. In elke hoofdstad een BBROOD. Eerst Afrika, dan Azië; ik wil naar China. Fantastisch toch, als alle Chinezen straks speltbrood eten?’
erwijl de kater sliep, en de pendule liep, en de kanarie sprak: “Tsjiep tsjiep tsjiep tsjiep”,’ zong de vader van Renske de Greef voor haar als kind. Het is een regel uit De gezusters Karamazov, een lied van Drs. P. Sindsdien is ze verkocht en ‘overtuigd fan’, net zoals haar ouders en zelfs haar opa al. Aan wie ze een ode brengt in deze rubriek, twijfelt ze dus geen seconde. Het wordt multitalent Drs. P (pseudoniem van Heinz Hermann Polzer): schrijver, econoom, cabaretier, dichter, letterkundige, componist, pianist en zanger van zijn eigen Nederlandstalige liedjes. Een indrukwekkend cv, maar het is dan ook ‘een briljante man’, aldus De Greef.
Tamme oesters
Drs. P schreef nummers over de meest uiteenlopende, niet vanzelfsprekende onderwerpen. ‘Zoals een serie liedjes over delen van het menselijk lichaam of over bijzondere planten. Maar mijn absolute favoriet is Sneker café, een nummer met een vast begin, waarna de rest geïmproviseerd wordt. Er zijn dus verschillende versies, waarvan ik die over tante Agaat het geweldigst vind; zij heeft namelijk een tamme oester en koopt in Japan een andere oester om hem te vergezellen. Ze noemt ze Luctor en Emergo. Maar die nieuwe oester maakt veel parels, waardoor haar eerste oester verdrietig wordt, zijn ‘kopje’ laat hangen en uiteindelijk wegkwijnt. Tante Agaat is hierdoor zo ongelukkig dat ze met de oesterparels een cafeetje in Sneek koopt. Als iemand zoiets improviserend kan verzinnen, dan ben ik helemaal verkocht.’
Naast de fantasierijkheid van de liedjes is het de subtiele grimmigheid die erin verborgen ligt, die De Greef intrigeert. ‘Neem Dodenrit, over een gezin dat op een trojka onderweg is naar Omsk, maar achtervolgd wordt door wolven,
overleggen welk kind ze het eerst overboord gooien en uiteindelijk allemaal verslonden worden. Eigenlijk heel macaber, maar Drs. P weet het op een lichtvoetige manier te brengen: “Dat is pech, Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg”.’
Ollekebolleke
Drs. P is ook bekend van het ollekebolleke; een versvorm die hij in Nederland introduceerde. Hij vernoemde het naar het kinderversje met hetzelfde metrum, waarbij vuisten worden opgestapeld (‘Olleke bolleke, rebusolleke, olleke bolleke, knol!’). Ooit maakte hij een ollekebolleke waarin hij omschreef wat het was: ‘Dactylus! Dactylus! / Ollekebolleke / Tweemaal vier regels / Die rijmen aan ’t slot / Kreet, thema, één woord met / Zeslettergrepigheid / Moeilijk te maken / Maar wat een genot!’ De Greef: ‘Drs. P. zet het ollekebolleke voor alles in, bijvoorbeeld om grote werken uit de wereldliteratuur te omschrijven. Hij heeft zelfs de hele Odyssee in ollekebollekes geschreven! Knap, want dat vereist enorm veel lenigheid in taal.’
Liefde voor taal
De Greef bewondert de manier waarop Drs. P met taal omgaat. ‘Hij heeft het talent om niet voor de hand liggende en bijzondere woorden subtiel te gebruiken.’ Zijn liefde voor taal inspireert haar om extra creatief te zijn in haar eigen werk, zoals de columns in nrc.next, waarin ze schrijft over haar dagelijkse beslommeringen, konijnen, zombies en alles daartussenin. ‘Neem het woord “leuk”: dat wordt werkelijk voor álles gebruikt. Zonde van de vele variaties die je ook kan kiezen. En waarom zeggen we eigenlijk nooit meer “rapalje” in plaats van “tuig”? Maak eens de blits met een woord dat niemand kent!’ Maar spreekt het werk van Drs. P – die al 93 jaar oud is – de student van nu nog wel aan? De Greef weet het wel zeker. ‘De tijd doet niets af aan zijn geestige, spitsvondige schrijfstijl. Drs. P zet de zinnen en woorden op de juiste plek en is daarin heel precies. Dat is fijn, nu we naar mijn idee steeds slordiger met taal omgaan. Ik denk dat iedereen kennis met hem zou moeten maken; al is het enkel om betoverd te worden door de rijkdom van onze taal.’
En in Osdorp?
‘Ik zie het wel gebeuren hoor! We zitten ook in Bos en Lommer, loopt als een trein.’
Babel
Juli - Augustus 2013
Babel 15
Kunst&Literatuur mijn agenda
Kunst&Literatuur Lofdicht
Terug naar de baarmoeder met Jan Hanlo
Iedere maand selecteert een Babel-redacteur de leuke dingen uit zijn of haar agenda. Deze maand is het de beurt aan Kim Schoof, student Nederlands en festivalganger in lering.
Aan welk bijzonder gedicht geeft een poëziegeleerde of dichter zijn of haar lof? Elke maand in ‘Lofdicht’ een gedicht met bijbehorend eerbetoon. Deze maand hoogleraar boekwetenschap en coördinator van de master redacteur/editor Lisa Kuitert (1960). Volmaakt vredig met de wereld voelt ze zich bij het lezen van Jan Hanlo.
I
Tekst /// Lieke van der Veer Beeld /// Vera Duivenvoorden
k ben net een trekvogel. Maar omdat in de wintermaanden de studie het hardste trekt, zie ik mij genoodzaakt uit te vliegen in de zomer. De afgelopen paar jaar bracht ik mijn komkommertijd steevast door in betere oorden: India, Marokko, Zuidoost-Azië. Dit jaar was ik er ondanks 8-8-4 in het voorjaar al op uit en de financiën willen dus dat ik deze zomer aan mijn nest ben gekluisterd. Gelukkig biedt ook Amsterdam genoeg plekken om vogelvrij te zijn. In gezelschap van wat hippe vrienden en rare vogels zal ik mijn ei kwijt kunnen op verschillende festivals.
Wij komen ter wereld
3 juli Focus Festival – Dok2013, Danzigerkade 8 − € 14,50 Onze vrienden van studievereniging Off Screen (media en cultuur) vogelden vorig jaar uit dat een festival organiseren goed uitpakt. Op de deuntjes van bekende dj’s en draaiende faculteitsgenoten vliegt aan het begin van de vakantie het dokdak eraf.
4 tot en met 14 juli
Over het IJ Festival – IJ-oevers, NDSM-werf – prijs verschilt per voorstelling Theater in een zeecontainer. Hoewel de NDSM-werf op het punt staat te verhipsteren, kun je bij Over het IJ nog terecht voor een portie rauwe cultuur, heb ik me laten vertellen. Verse theatermakers tussen de krijsende meeuwen.
5 en 6 juli
Pitch – Cultuurpark Westergasfabriek – € 45 voor een dag, € 80 voor een passe-partout Toen ik vorig jaar tijdens de eerste editie van Pitch bezig was mijn hebben en houden naar mijn eerste eigen stulpje aan het Westerpark te verhuizen, heb ik slechts vanuit een vogelvluchtperspectief vanaf het dakterras smachtend kunnen toekijken. Dit jaar daal ik graag neer voor een portie vooruitstrevende elektronische muziek.
7 juli
De Wereld Draait Buiten – Cultuurpark Westergasfabriek – € 45 Op de ruïnes van Pitch vindt voor het eerst een festival plaats ‘in de stijl en smaak van De Wereld Draait Door’. Naast popmuziek – Ben Howard, jeej – en acts van de standaard DWDD-zeiksnorren Nico Dijkshoorn en Jan Mulder is dit ook een broedplaats voor literatuur.
Wij komen ter wereld, met rouw, uit de graven; met rouw, die gepast is, omdat wij nog dood zijn. Ons lichaam ontstond uit de grond en uit planten, om eens te bereiken een veilige haven.
Maar ’t édelste streven maakt moe en maakt hongrig. En wat zou er edeler zijn dat het scheppen van schone gewassen, uit vormloze stoffen van runderen, reeën en kleurige hoenders,
Voor ’t leren vergéten, zorgen de scholen. Zij brengen de blanke, rustige plaatsen in onze gedachten, zij leren ons lachen, en eenzame spelen, eenvoudig bedreven.
Een veilige haven: de schoot ener moeder, waar ’t woelig verleden, geleidlijk en langzaam, eindlijk tot rust komt; ik dwaal in mijn vader. In scheidende stromen voltrekt zich het leven.
van vogels en honderden soorten van vissen, en honderden soorten van planten en wezens, die dan op hún beurt de natuur weer verrijken: de stamloze wortels en stompen van halmen.
Wij worden steeds kleiner wij varen henen. Achter ons blijft een verlaten vlakte.
Maar keren wij terug tot de plechtige rouwstoet: De lijkwagen voert, met spannende riemen, de paarden, rustig, tot vlak voor het sterfhuis. De vrienden verspreiden zich, achterwaarts lopend.
Gezeten aan tafel, met helder wit linnen, baart onze mond, met stijgend genoegen, vruchten, radijzen, volmaakt reeds van vormen; maar soms moet het koelende vuur nog van dienst zijn.
Het sterfhuis? Neen – laat het lééfhuis zijn naam zijn, want, zij het met smarten, de dode ontwaakt hier, geneest van zijn kwalen en vindt er zijn krachten, aanvaardt er in ernst en in wijsheid de toekomst.
De helende kogel, gezocht door geweren, het trekkende mes, dat wel nimmer gefaald heeft, verbindt lijf en leven; geen wetenschap is er die ooit dit geheim een verklaring kon bieden.
De daaglijkse taken, zij eisen hun deel op: het breken van brugen, het slopen der steden, het maken van levende dieren, van vruchten, en ’t werk van penselen en blankmakend schrijfstift.
Zo vullen de jaren zich met veel voortreflijks, - en ook met veel lelijks, ik laat dit nu rusten. Gaandeweg worden wij steeds meer harmonisch, wanneer wij bereiken de tijd die men jeugd noemt.
Verkwíkkend is veelal de arbeid, en sterkend. Tóch nuttig, zoals het opvullen van mijnen: het plaatsen van kolen en stinkende olie waar ze behoren, diep in de aarde.
De tijd van de jeugd, de tijd van de schoonheid. Heldere stemmen, die openlijk roepen. Blauwe ogen, of donkere ogen. De tijd van de jeugd, wie zal haar beschrijven.
13 juli
Gregory Porter – North Sea Jazz Club, Pazzanistraat 1 – € 25 North Sea Jazz is in Rotterdam, maar gelukkig kunnen Amsterdamse laagvliegers ook een graantje meepikken. Al zou ik voor deze jazz- en soulheld met zijn gekke petje heel wat kunst- en vliegwerk overhebben.
‘H
et is alsof je weer een klein spermazaadje wordt’, verheldert Kuitert na het voorlezen van de eerste alinea – ‘de eerste strofe bedoel ik, sorry, een beroepsdeformatie.’ ‘Wat Hanlo hier doet, is de omgekeerde wereld’, zegt ze. ‘Hij vertelt het leven andersom: beginnen bij de dood en eindigen bij de geboorte.’ Een gewichtige exercitie? ‘Welnee. Ik heb niet het idee dat er een diepere bedoeling achter zit. Het is gewoon ontzettend geestig. En het zit ook nog eens heel goed in elkaar. Hanlo was een echte taalfetisjist: hij had er plezier in om gekke dingen te doen met woorden.’
27 juli
Klamme handjes – Dok2013, Danzigerkade 8 – € 15, inclusief afterparty € 23 Als de Danzigerkade op de derde juli net zo dansbaar is gebleken als de naam doet vermoeden, ga ik er vliegensvlug naar terug. Bekenden van me organiseren dit ‘zomerse en intieme’ hipsterfeestje inclusief zonnige muziek en barbecue en naar verluid gaan de klamme handjes er de lucht wel in.
27 juli tot 4 augustus
Gay Pride – binnenstad – gratis De laatste jaren heb ik de regenboogvlaggen hooguit zien wapperen vanuit het vliegtuig naar een tropische bestemming. Maar deze zomer aanschouw ik ‘de andere kant van Amsterdam’ vanaf de waterkant: de praalboten varen op 3 augustus door de Prinsengracht en verder.
Pedofiel
23 augustus tot 15 september
Magneet Festival – IJdijk 10, zandvlakte langs de ring A10, Stadsdeel Oost – dagticket € 12,50, passe-partout € 75 Een festival dat goede ideeën aantrekt. Via de site kan iedere idioot zijn creatieve bijdrage tentoonspreiden en wanneer het stemmen krijgt, wordt het uitgevoerd op het festival: Magneet vliegt alle kanten op. Ik broed alvast op een briljante act.
16
Babel
Naast taalfetisjist was Hanlo ook pedofiel. Misschien wijst het gedicht er dus wel op dat hij zijn eigen leven over wilde doen, denkt Kuitert. Of brengt hij een ode aan de jeugd. ‘Zelf wilde hij ook gewoon niet volwassen worden: hij bleef bij zijn moeder wonen, zo’n figuur was het.’ Verdere analyses zegt Kuitert liever over te laten aan haar vakgenoten bij Neerlandistiek. ‘Voor mij zijn gedichten zuiver een spel van taal en betekenis.’ En van ritme, zo blijkt. In haar studententijd speelde Kuitert conga, en zette ze bestaande gedichten op muziek. ‘Met een groep was dat hoor.’
Juli - Augustus 2013
Jan Hanlo, Verzamelde Gedichten. Amsterdam (G.A. van Oorschot) zesde druk, 1989 (eerste druk 1958).
Vrede met de wereld geval Hanlo – te herkennen: ‘Eindelijk vind je dan Wat zijn dan die taaltechnische hoogstandjes een soort soulmate.’ van Wij komen ter wereld? ‘Dat “blankmakend schrijfstift” vind ik heel mooi. En ook dat “baren Doodsgedichten van die vruchten en radijzen”. En zijn opmerking Dat zielsverwantschap heeft niks te maken met gedat scholen ons geen dingen leren, maar ons juist meenschappelijke voorliefde voor zwelgen in het dingen leren vergeten. Eigenlijk wordt onze ont- thema dood: ‘Ik ben niet iemand die permanent wikkeling verpest door scholen.’ Pardon? ‘Ik ben doodsgedichten leest.’ Kuitert vindt het gedicht het met Hanlo eens dat je beter geboren wordt ‘gewoon heel leuk’: ‘Als lezer heb je niet het idee met de dood, en dan terug gaat naar een soort dat je naar iets heel absurds zit te kijken. Daarniets waarin je alles bent vergeten. Dat je gewoon naast is het heel helder en beeldend. Aan hermeverdwijnt omdat je steeds kleiner, onbenulliger en tische gedichten beleef ik totaal geen plezier.’ Ze onwetender wordt en met een rustig hoofd terug- lacht. ‘Dan denk ik: moet ik al dat interpreteerkeert naar de baarmoeder. Dan is doodgaan hele- werk doen? Waarom heeft die schrijver dat niet maal niet erg meer. Dat heeft hij goed opgelost, die gewoon zelf gedaan?’ Hanlo.’ Voor Kuitert dus geen pretentieuze vaagheid, maar Als Kuitert een goed gedicht leest – ‘en dat gebeurt vernuftige en grappige zinnen. Gaan die trucjes niet zo snel, ik ben heel kritisch’ – ervaart ze een met taal haar op den duur niet vervelen? ‘Wat volmaakte vrede met de wereld. ‘Dan denk ik: wat Hanlo doet is geen kunstje. Hij probeert steeds geweldig dat iemand zo’n gedicht kan maken. Laat weer iets anders. Als je jezelf als dichter steeds het regenen, laat het onweren, laat er brand ont- vernieuwt en alleen het beste uitgeeft, vind ik dat staan, laat mijn tas gestolen worden – het maakt heel knap. Dat zouden meer schrijvers moeten niet uit. Het leven wordt gewoon totaal acceptabel.’ doen, in plaats van ook hun slechte experimenten Daarnaast vindt ze het een verademing om haar te publiceren.’ eigen streven naar kwaliteit in een ander – in dit
17
Columns&Opinie uitgelicht
Columns&Opinie uitgelicht
E-humanities
Piek Vossen is VU-hoogleraar computationele lexicologie en won dit jaar de prestigieuze Spinozapremie. Zijn nieuwste project: een computersysteem voor nieuwsberichten. Een prachtig voorbeeld van de zegetocht van de e-humanities, digitale geesteswetenschappen. Geen boeken, maar computers. Geen archieven, maar bytes. Moeten we hier blij mee zijn?
Wie is er bang voor
nullen en enen?
Computers in de literatuurwetenschap: digitale titaanjes
Het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-, en Genocidestudies (NIOD) verzet zich met hand en tand tegen de digitalisering van haar archief. Stigmatiserend en zonde, meent Andrea Speijer-Beek. Beeld /// NASA images
De term digital humanities zal menig FGw’er bekend in de oren klinken. Ook in de literatuurwetenschap winnen digitale onderzoeksmiddelen rap aan terrein. Aardige jongens, die computers. Maar de manier waarop ze momenteel worden ingezet, is eerder achterhaald dan vooruitstrevend, stelt Kim Schoof.
N
a vijftien jaar in Amsterdam vind ik nog steeds niet feilloos de weg naar, zeg, de Sarphatistraat. Toeristen die mij de weg vragen, antwoord ik steevast in alle talen: ‘Ik weet het niet.’ Ruimtelijk inzicht heb ik niet en gevoel voor richting evenmin. Tijdens mijn zoektochten is het niet ongewoon dat ik op de wonderlijkste plekken beland. Amsterdam is geen functionalistische recht-toe-recht-aan-stad, maar bestaat uit een doolhof van grachten, steegjes en zijstraatjes. Op die grachten kun je tegenwoordig zelfs digitaal verdwalen: www.digitalegrachtengordel.nl maakt een virtueel bezoek aan de zeventiende-eeuwse Amsterdamse grachtengordel mogelijk. Dit project is één van de vele voorbeelden van de digitalisering aan de UvA.
Van close naar distant reading
De opkomst van Digital Humanities voltrekt zich ook in de literatuurwetenschap. Rens Bod, hoogleraar computationele en digitale geesteswetenschappen, stelt terecht dat we inmiddels zoveel digitaal onderzoeksmateriaal beschikbaar hebben, dat we gek zouden zijn het niet te gebruiken. De mogelijkheden die alleen al de digitale bibliotheek www.dbnl.nl biedt, zijn immers eindeloos. Ook de computationele methoden om die immense hoeveelheid digitaal materiaal te onderzoeken, worden steeds geavanceerder: waar de literatuurwetenschapper tot voor kort promoveerde op de lezing van één boek of zelfs één gedicht, kan deze nu met complexe logaritmen duizenden digitale literaire werken in korte tijd temmen. Dergelijke moderne literatuurwetenschappelijke praktijken worden wel distant reading genoemd, een term die zinspeelt op het ‘ouderwetse’ close reading. Deze laatste methode werd door de formalisten in de jaren vijftig werd gepredikt en behelst een zoektocht naar structuren in een tekst en niets buiten die tekst. Distant reading past men toe om structuren te vinden die gelden voor een gigantische hoeveelheid teksten. Hiervoor zijn digitale middelen onmisbaar. Blijk hiervan wordt gegeven door een groot lopend literatuuronderzoek met de titel The Riddle Of Literary Quality. Dit project heeft onder andere tot doel heel veel boeken te analyseren op formele aspecten en er daardoor achter te komen welke eigenschappen een goede roman bezit. Of goede boeken gekenmerkt worden door lange, gecompliceerde zinnen met veel bijvoeglijke naamwoorden bijvoorbeeld. Voor het zoeken naar dergelijke overkoepelende patronen lenen computers zich goed. Ik verwacht dat de resultaten van The Riddle baanbrekend zullen zijn.
Achterhaalde vragen
Maar dat zulk onderzoek misschien wel de toekomst is van de literatuurwetenschap doet mij even slikken. De weg vinden in literaire werken als wetenschap is namelijk na de formalisten hevig aan de kaak gesteld. De overtuiging dat men literatuurwetenschap bedrijft door slechts de eenheid, het patroon in teksten op te sporen, leeft allang niet meer. Een postmoder-
18
ne lezing van een tekst gaat bijvoorbeeld uit van verschillen en beschouwt een tekst als een veelheid aan stemmen, die niet krampachtig in overeenstemming met elkaar gebracht dienen te worden. Literatuur zou ook vervreemden en een tegenstem bieden. Bij het bedrijven van literatuurwetenschap houd je evengoed rekening met het onzekere, het onduidelijke, het verontrustende. Ook dat interpreteer je. Een computer kan dat niet. Momenteel leiden de moderne digitale onderzoeksmethoden in de literatuurwetenschap daarom tot het heropenen van gedateerde, formalistische vraagstellingen. Want wanneer The Riddle openbaart hoe al die literaire werken formeel in elkaar steken en welke patronen ze volgen, blijft in het ongewisse waar de boeken over gaan.
Kritische houding
Hoogleraar Bod stelt in zijn pleidooi voor het gebruik van digitale middelen dat kritische reflectie op dat gebruik minstens even belangrijk is. In een debat met Bod over Digital Humanities dat plaatsvond op de Universiteitsdag van 1 juni, reageerde UvA-literatuurwetenschapper Stephan Besser op deze stelling: ‘Ik verwacht dat digitale middelen in de toekomst een heel positieve uitwerking zullen hebben op mijn vakgebied; computers besparen onderzoekers dan hopelijk eindeloos veel tijd in de bieb. Maar ik merk ook dat veel van mijn collega’s sceptisch zijn tegenover Digital Humanities, omdat in hun ogen vaak relatief conventionele en empirische vraagstellingen worden gesubsidieerd. Ook lijkt nadruk vaak meer op de directe gebruikswaarde van kennis te liggen. Ikzelf vind het daarom soms moeilijk om in die projecten een kritische houding terug te zien.’ En die kritische houding is juist wat geesteswetenschappen kenmerkt. Zo’n houding combineren met Digital Humanities is zeker mogelijk. Zo ondervond UvA-literatuurwetenschapper Jan Rock met subsidie uit de digitale hoek dat het bij een predigitaal informatiesysteem, een kaartenbak met gegevens over Middelnederlandse handschriften, aan betrouwbaarheid schort. Met dit soort kritisch en historiserend onderzoek kunnen ook ideologische haken aan Digital Humanities aan het licht worden gebracht.
‘Het NIOD vindt het niet in het belang van het publiek en van de geschiedwetenschap om zich te richten op het speuren naar ‘patronen en wetmatigheden’ zoals de KNAW met haar voornemen wil afdwingen.’ (persbericht NIOD website)
De strijdkreet van het NIOD in reactie op de digitaliseringsplannen van het KNAW kreeg aanzienlijk veel bijval in de media. De schijnbare tegenstelling tussen de welwillende experts in hun monumentale grachtenpand en de onpersoonlijke Digitale Satan, erop uit alle menselijkheid te reduceren tot nullen en enen, raakte een gevoelige snaar. Het KNAW zag een week na bekendmaking af van haar plannen tot modernisering.
Nieuwe tak van de sport
Het speuren naar ‘patronen en wetmatigheden’ mag dan voor het NIOD geen kerntaak zijn, iedere uitspraak die zij doet hangt af van precies die ‘onpersoonlijke’ zaken. Zij spreekt namelijk niet van ‘zes miljoen incidenten waarover alleen particuliere uitspraken kunnen worden gedaan’ maar ondersteunt de generieke visie dat ‘in alle landen waar de nazi’s het voor het zeggen hadden specifieke minderheden werden vervolgd’. Met haar neoluddisme schiet het NIOD zichzelf danig in de voet. Dat zij haar maatschappelijke kerntaak verstaat als het verzamelen van ooggetuigenver-
Met haar neoluddisme schiet het NIOD zichzelf danig in de voet
Het NIOD zou namelijk haar voordeel kunnen doen met digitale technieken, juist bij het vervullen van haar maatschappelijke kerntaak die ook mij zeer aan het hart gaat: het levend houden van de oorlogsgeschiedenis onder de Nederlandse bevolking. Als een almachtige curator presenteert het NIOD naar eigen inzicht een deel van haar collectie aan het volk. De rest van de data is voor het publiek niet of nauwelijks toegankelijk. Je kunt je afvragen of deze gesloten manier van werken – waarbij een kleine groep experts bepaalt welke informatie publiek wordt en welke in de archiefkasten blijft – nog van deze tijd is.
Netwerk van corrupte agenten
Nu ondoorzichtige bolwerken worden opengebroken via informatielekken is het onverstandig de roep om meer transparantie te negeren. Veel beter zou het zijn om het hele archief slim te digitaliseren voor publiek gebruik, waardoor het nationale erfgoed ook werkelijk voor iedereen beschikbaar wordt. Door bijvoorbeeld in te zetten op applicaties of het openbaar doorzoekbaar maken van de persoonsverslagen wordt niet alleen de educatieve taak vereenvoudigd, maar ook het onderzoek zou er enorm bij gebaat zijn. Onderzoekers zouden patronen ontdekken die nu door iets simpels als tijdgebrek verborgen blijven. Stel je voor: iemand die zich bezighoudt met politiebureaus in Amsterdam zou kunnen ontdekken dat alle Joden die aangifte kwamen doen van fietsdiefstal bij agent X de dag erna werden opgepakt door Gestapo-agent Y. Op deze manier zou een particulier onderzoek in de gedigitaliseerde data zomaar een netwerk van corrupte agenten kunnen openbaren. Onderzoekers die hun expertise in angstige visioenen gereduceerd zien tot nullen en enen overschatten de macht van de computer. Zonder hun specifieke kennis en interpretatie van de data is het onmogelijk een ontologie te ontwikkelen die ‘wetmatigheden en patronen’ überhaupt kan aantonen. Kennis zonder methode is blind, maar technologie zonder kennis is betekenisloos.
Hoewel het veel moois oplevert, is zoeken naar patronen met computers an sich geen literatuurwetenschap. We moeten kritisch blijven en rekening kunnen houden met het onzekere, het toevallige. Ik moet kunnen verdwalen. Zowel in de stad die ik mijn thuis noem, als in mijn tweede thuis: de literatuur. Want als je verdwaalt, kun je zomaar terechtkomen op de mooiste plek van Europa.
Andrea Speijer-Beek (1988) behaalde in 2011 haar bachelor wijsbegeerte aan de UvA. In september hervat zij de onderzoeksmaster Philosophy, Bioethics and Health aan de VU. Ze blogt en schrijft o.a. voor deFusie en Babel.
Kim Schoof (1992) studeert Nederlands en was dit jaar vice-voorzitter van studievereniging Helios, waarvoor ze maandelijks het Taalcafé organiseerde.
Babel
slagen en dagboekfragmenten is haar goed recht. Wel heb ik moeite met de stigmatisering van de nieuwe tak van sport binnen de Geesteswetenschappen, de e-humanities, door diegenen die schijnen te geloven dat alle mechanische wegen leiden naar Auschwitz.
Juli - Augustus 2013
19
Columns&Opinie essay
Columns&Opinie zomercolumn
Niemand in de stad
Problemenshow Over de mogelijkheden van de existentiële crisis De quarterlifecrisis – wie heeft het er niet moeilijk mee? Noor Kuijpers onderzoekt deze crisis en ontdekt dat er geen waarde schuilt in het louter esthetisch benaderen daarvan.
Tekst /// Doortje Smithuijsen
T
erwijl de doordeweekse man zich als een olievlek uitspreidt over de buitenwereld, neemt de mens van de mogelijkheid zijn zomer in ontvangst. Een zondvloed in de vorm van een tropische regenbui. Het terras stroomt vol, bier wordt getapt: de conformist laat zich de overwinning goed smaken.
Er is een fenomeen dat door Kierkegaard ‘de mogelijkheid van de mogelijkheid’ wordt genoemd. Dit behelst de angstaanjagende oneindigheid aan mogelijkheden waarmee de mens geconfronteerd wordt op het moment dat hij bijvoorbeeld een keus moet maken. De mens kan dan twee dingen doen. Hij kan ervoor kiezen zich niet bloot te stellen aan de mogelijkheid en zogezegd de gok niet te nemen. Interpreteren is niet moeilijk, deze mens is saai. Optie twee is om juist wel ontvankelijk te zijn voor de mogelijkheid en de sprong te wagen. De mens anticipeert dan op iets wat hij niet kent, hij neemt een leap of faith. Kierkegaard noemt deze mens wel ‘De Ridder van het Geloof’. Interpreteren blijft makkelijk. Met mijn scriptie in het verschiet stond mijn leven een jaar lang in het teken van Kierkegaard en de mogelijkheid van de mogelijkheid. Als zelfbenoemd ridder van het geloof besloot ik mij nimmer te conformeren aan alles wat eindig is en sprongen in het diepe niet uit de weg te gaan. Hoe kan je immers iets zinnigs zeggen over de oneindigheid van de mogelijkheid, als je ondertussen alleen maar zit te suffen achter de geraniums van de wereld van contingentie? Zonder al te concreet te worden: het was me het jaartje wel. Ridders van het geloof hebben het blijkbaar druk. Druk met het spannend houden van de stad en met het in stand houden van alles wat geheim en onbereikbaar is. Ten koste van vastheid en geborgenheid werpt de ridder van het geloof zich voortdurend in het onbekende, om er zo mogelijk nog meer gedesoriënteerd uit te komen dan hij er al in ging. De ridder van het geloof bewijst zijn diensten zo lang als dat kan. Dat wil zeggen: tot de zomer komt. De zomer betekent hoogtij voor alles wat zich doorgaans laat omschrijven als conformistisch en saai. De dienaars van de conventie komen hun kantoortjes en huisjes uit om hun posities in te nemen. Ze varen in boten; ze gaan op vakantie; ze drinken en ze lachen. Ze doen alles waar ze schijnbaar recht op hebben na alweer een jaar deprimerend kutwerk te hebben gedaan in naam van
20
het algemeen belang. In de zomer maken de mensen die normaal gesproken zorgen dat de wereld nog een beetje interessant en leuk blijft noodgedwongen plaats voor de omhooggevallen ambtenaar die in zijn zuurverdiende sloep met de jaarclub lallend over de grachten eens even het wereldbeeld komt bepalen. De bierfiets als beloning voor je inzet voor het land; de auto met open dak als koninklijke onderscheiding.
De zomer is de zondvloed voor iedereen die weigert zich aan mensen of zaken te binden. Je vrienden, die stiekem ontzettende jaknikkers blijken te zijn met spaarrekeningen en creditcards, verruilen het gedeelde territorium voor een plaatje uit een reisbureaubrochure. Mensen die ooit verliefd op je waren gaan op zoek naar serieuzer materiaal om hun dagen in de zon mee te slijten. Je ouders zien je aankomen.
Mensen die ooit verliefd op je waren gaan op zoek naar serieuzer materiaal om hun dagen in de zon mee te slijten
Na een jaar vol leaps of faith ziet de ridder van het geloof hoe de grachten volstromen met alle mensen die zich in het verdere jaar ophouden in de veiligheid van alles wat eindig en afgestompt is. Een jaar in dienst van Kierkegaard betaalt zich uit in een lege bankrekening en een verdomd eenzame zomer. De ridder van het geloof vlucht naar de daken boven de stad om te ontsnappen aan de hordes pennenlikkers die zich ineens voordoen als ontzettende bon vivants. Het spel is over, het wordt Honderd jaar eenzaamheid en Niemand in de stad. Geen brood, geen tijd, geen weet. Geen klote, geen donder, geen reet. Doortje Smithuijsen (1992) studeert filosofie aan de UvA en schrijft onder andere voor ssba-salon.nl, het magazine van ‘de culturele deeltjesversneller’ van de Stadsschouwburg Amsterdam.
Babel
H
et zou kunnen dat het woord crisis het meest gebruikte woord is van de afgelopen jaren. Misschien voornamelijk in economische zin, maar toch. Bij mij roept het woord crisis – in de zin van existentiële crisis – altijd een zeker ontzag op: alsof een mens in het doormaken van een crisis hét vindt. Een crisis beschouw ik als catharsis – als urgentie om de zaken opnieuw te beschouwen en allicht te besluiten van koers te veranderen, als mens. Tegenwoordig doet het gebruik van het woord crisis me huiveren. Dat is niet omdat ik bang ben voor de loutering, of omdat ik een notoire ontkenner ben van mijn gevoelens. De huivering is ingegeven door de wijze waarop er heden ten dage met een persoonlijke crisis omgesprongen wordt. Het begon met het lezen van een column van Olga Kortz op de website van HP/De tijd (‘Brekend: twintigers van nu zitten in een existentiële crisis’).
Collectieve esthetische levensfase
Kortz signaleert verwarde twintigers. Ze baseert zich voor die waarneming op een onderzoek uitgevoerd door Birte Schohaus en Marijke de Vries. Deze journalisten onderzochten de gevolgen van de jeugd van de twintiger van nu, waarin alles mogelijk leek en eenieder vooral zijn of haar hart
Juli - Augustus 2013
moest volgen. Bovendien – dientengevolge aldus Kortz – ontbreekt het de huidige twintiger aan engagement, en is deze erg op zichzelf gericht – zo luidt de onverbiddelijke analyse. Dat we sinds een aantal jaren te kampen hebben met het fenomeen economische crisis maakt het er allemaal niet makkelijker op. Want doen wat je leuk vindt in tijden van schaarste? Dat is uiterst ingewikkeld. Schohaus en De Vries zijn niet de enigen die ‘de crisis’ interessant genoeg vinden om er een boek aan te wijden. Velen gingen hen voor en na; ‘crisis’ is een modewoord dat iets wat zeer reëel is tot iets eendimensionaals degradeert. En juist daarin zit ‘m de crux. Want niet de crisis is het probleem, maar de wijze waarop erover gepraat wordt. De crisis is verworden tot een collectieve esthetische levensfase, die niet meer gewaardeerd wordt om haar inherente momentum en kracht. Want zodra het ‘in’ is om in crisis te zijn, vervliegt iedere waarachtigheid en daarmee de mogelijkheid om überhaupt iets op te steken van dit euvel. En exact daarover zouden we ons zorgen moeten maken.
Great minds think alike
Eind vorig jaar las ik in Folia een artikel over twee UvA-alumni die samen het boek Quarterlife schre-
ven – een vrolijke handleiding over de gelijknamige fase tussen grofweg het achttiende en dertigste levensjaar. Precies dezelfde fase waarover ook Kortz het heeft, en waaraan steevast het woord crisis gekoppeld wordt. Maar, zo beweren auteurs Aik Kramer en Thijs Launspach in Folia, ‘je quarterlife hoeft helemaal geen tergende levensfase vol onmogelijke keuzes te zijn’. Waar andere boeken die gaan over deze levensfase uitweiden over hoe moeilijk het leven wel niet is, willen Kramer en Launspach laten zien dat ‘deze fase er gewoon bijhoort’. Ze benadrukken dat de quarterlifecrisis niet iets is wat alleen onze generatie overkomt: ieder mens gaat door deze ontwikkelingsfase heen waarin belangrijke keuzes gemaakt moeten worden over het leven. Maar ook Kramer en Launspach erkennen de moeilijkheden waarmee de twintiger van nu te kampen heeft: onze mogelijkheden en de zeggenschap die wij hebben over ons eigen leven zijn ongekend, en groter en meer dan bij welke generatie die ons voorging dan ook. En dat heeft ook invloed op de quarterlifecrisis ja. Noem het een luxeprobleem – maar een probleem is het. Dan komen ze met wat zij een geruststelling noemen: de strubbelingen en moeilijkheden die gepaard gaan met de crisis – het
21
Columns&Opinie hoort er allemaal bij, relax – kunnen we scharen onder ‘lekker experimenteren en zoeken’. Ai.
Catharsis
Dat is waar Kramer en Launspach een rare sprong maken. Want een crisis is geen spel, het is geen fijn experiment. Op Kortz kunnen we ook niet varen. Haar cynische conclusie – het enige wat we kunnen doen is als generatie glorieus ten onder gaan – schiet evengoed te kort. Aan een dergelijke analyse hebben we niks, als we echt in de rats zitten. Het lijkt wel alsof de auteurs het onderwerp waarover ze schrijven geen moment serieus hebben genomen en direct zijn doorgeschoten naar een esthetische waardering van de crisis. Alsof het allemaal gaat om wat van buitenaf zichtbaar is. Erger nog: alsof het gaat om de manier waarop zij daar een slaatje uit kunnen slaan, variërend van veel comments onder een artikel tot hoge verkoopcijfers. Maar een crisis die bestaat voor de bühne is geen crisis, dat is een toneelstuk. En dan zijn ook de bespiegelingen daarover niet meer dan dat. Mijn voorstel: een hernieuwde waardering van de crisis. Aandacht voor het inzicht dat we in tijden van crisis de bodem raken en dat dit noodzakelijk is om uiteindelijk verder te komen. Dat een crisis
een catharsis kan zijn: een loutering die openheid creëert voor nieuwe mogelijkheden. Maar dat kan alleen als we de crisis omarmen en haar serieus nemen.
‘Crisis’ is een modewoord dat iets wat zeer reëel is tot iets eendimensionaals degradeert Het belang van dynamiek Want wanneer kan ons daadwerkelijk iets gebeuren? Als we iets in de waagschaal leggen, of op het spel zetten. Want pas dan gaat datgene wat ons gebeurt ons aan het hart. Pas dan voelen we urgentie om te handelen, of om betrokken te zijn bij wat we doen. Juist de crisis brengt ons verder, mits we haar in ernst nemen en er geen poppenkast van
Columns&Opinie RECENSIES maken. Want dan scheren we rakelings langs de ellende, en leren we uiteindelijk niets over onszelf, noch over wat we willen zijn. Terwijl dat het enige is wat telt.
Wij zijn onze eigen pioniers, de protagonisten in ons eigen leven. Dat idee serieus nemen, betekent ook de ellende serieus nemen waarin we bij tijd en wijlen verstrikt raken. Het probleem is dus niet de existentiële crisis an sich – niet zo lang die oprecht is en past bij onze persoonlijke ontwikkeling. Dus niet: ‘Bedankt ouders, voor het afwentelen van jullie eigen existentiële moeilijkheden op ons’. Zo lang we geloven dat we met een lach om de mond en met één hand aan het stuur de lastigheden kunnen pareren komen we nergens, en dat heeft eenieder dan aan zichzelf te danken. Maar zodra we dwars door de ellende gaan die bijvoorbeeld de quarterlifecrisis voor ieder van ons persoonlijk in petto heeft, kunnen we daarvan alleen maar vollediger worden als mens. Noor Kuijpers (1988) behaalde eind 2012 haar masterdiploma wijsbegeerte en is nu bezig met haar master strafrecht. Ze schrijft stukjes voor de website van Filosofie Magazine en ze is adjunct-hoofdredacteur voor grafisch-literair tijdschrift SLANG.
Italianer
In de eerste jaren van mijn middelbareschooltijd was je flexibel. Als ik je een tijdje verwaarloosde was dat geen probleem. Maar naarmate de jaren voorbijgingen, botsten onze karakters steeds vaker. Jij houdt van punctualiteit, ik van plooibaarheid. Jij kijkt ver vooruit, ik pluk de dag. Jij staat op je strepen, ik heb weinig principes. Nu ik geschiedenis studeer, zit je me voortdurend op te jutten. Als ik je vergeet, ben je onverbiddelijk. Je blijft stug op je plek. Je hebt niet meer het meegaande karakter van vroeger, Deadline. Je gebrek aan inlevingsvermogen nekt me elke keer. precies treffen, dat zijn de mooiste momenten die we samen hebben beleefd. Samen kunnen wij het ver schoppen, Deadline. Ik was van plan te beloven je voortaan te respecteren, ware het niet dat deze column al veel te laat naar de eindredactie is gegaan. Hartelijke groet, Quint
22
Ik heb op een zonnige zondag de pont naar Buiksloterweg genomen en ben doorgefietst naar het Waterland. Een natuurgebied, een klein half uurtje fietsen van Amsterdam. Lichtelijk cynisch begon ik aan mijn tocht. Eerlijk is eerlijk, hoe mooi kan dat natuurgebied een paar kilometer van Amsterdam nou zijn? Al sinds ik hier vier jaar
Je fietst er zo voorbij. Een gek winkeltje met verlichte roze letters boven de deur. Ik heb het over Out of the Closet, een tweedehands kledingwinkel in de Jodenbreestraat. En nee, het is geen volgestouwde, stinkende thrift shop. Out of the Closet is véél meer dan dat.
Volgende week ontmoeten we elkaar weer. Dat zal wel weer een hoop geruzie worden. De vorige keren dat we met elkaar te maken hebben gehad, liep het niet altijd even succesvol af. Daarom wil ik hieronder graag de balans opmaken van onze samenwerking, die nu al zo’n acht jaar duurt.
Op de voorkant van deze ansichtkaart zie je een foto van mij, precies op het moment dat we elkaar tegenkomen. Wat hebben we toen gelachen. Elkaar soms
Door de zachte kleur van het zonlicht doet het landschap haast impressionistisch aan. Er galopperen grote paarden en een zwartwit vogeltje vliegt druk krijsend richting de wolken. Als ik mijn ogen dicht doe, voel ik de wind over het IJ langs mijn wang blazen. Iedere trap tegen de wind in maakt mijn hoofd leger en lichter. Er loopt een druppel over mijn rug. Net als ik denk dat ik niet meer kan, staat midden op de weg een koe. Onmiskenbaar zwart met wit, een berustende blik in de ogen, en in de linker mondhoek een lange grasspriet. Ik gooi mijn fiets in het gras en pluk ook een grasspriet. Enkele minuten later sta ik net zo sloom kauwend over het water te staren als de gevlekte grazer naast mij.
geleden kwam wonen, ben ik ernaar op zoek. Een natuurgebied waar je kunt fietsen en met elke kilometer je Amsterdamse beslommeringen verder achter je laat. Een plek waar het begrip survival of the fittest niet op de overlevingsmechanismen van de meest brutale en hardst bellende fietser slaat, maar op een bijzondere vogelsoort. En ik heb het gevonden: zodra ik onder de A10 Noord doorfiets lachen de koeien en groene vergezichten me toe. Normaal gesproken was ik er waarschijnlijk nooit gekomen. Het idyllische vissersdorpje Durgerdam, waar je je even in Zuid-Frankrijk waant, de uitgestrekte lintdorpen met oude huisjes en de nooit afgemaakte kerktoren van Ransdorp. Omdat ik deze zomer voor het eerst van mijn leven niet op vakantie ga, ben ik veroordeeld tot het spelen van toerist in eigen land. Dat heerlijke uur dat ik in mijn eentje door het Waterland fiets, ben ik eventjes heel blij dat ik niet door Oost-Europa ga interrailen, niet naar Rome vlieg en niet met een busje naar Portugal zal rijden. Omdat ik voor het eerst sinds jaren Nederland weer met nieuwe
ogen bekijk. Ik besluit mijn grasspriet aan de koe te geven en fiets glimlachend door.
Wat: fietstocht door Waterland Waar: waterland dus, het natuurgebied ten noorden van Amsterdam
BEOORDELING:
Tekst /// Inger van der Ree
Out of the Closet – meer dan een tweedehands rokje
Beste Deadline,
Maar toch, hoe gek het ook klinkt: ik zou eigenlijk niet zonder je willen. ‘De man weet pas wat ‘ie mist als ze er niet is’, zong Huub van der Lubbe. En zo is het. Ik zou maar weinig klaarspelen als een ontmoeting met jou niet ergens in het verschiet lag. Soms ben je maanden weg. Dan word ik lamlendig. Dan kijk ik vooruit naar onze ontmoeting, en vooral naar de opluchting als we elkaar gedag zeggen. ‘Tot de volgende keer’, roep je dan grijnzend. Ik antwoord nooit. Ik draai me om en ga thuis op de bank achter de tv zitten niksen.
Hoe een zomer zonder geld een zomer vol rijkdom werd
Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Roos Aalvanger
Babel
De opbrengst van de tweedehandsspullen die Out of the Closet verkoopt gaat namelijk naar medische zorg voor HIV- en aidspatiënten. De winkel is een initiatief van Aids Healthcare Foundation (AHF), een wereldwijde organisatie die medische, preventieve en educatieve middelen biedt voor patiënten. Daarnaast kun je je bij Out of the Closet gratis en anoniem laten testen op hiv. En je krijgt een gratis condoom bij elke aankoop.
Out of the Closet is ook een gewone tweedehandswinkel. Wanneer je binnenstapt, waan je je in een oase van bloemetjesjurken, vale spijkerjasjes en enigszins versleten, leren schoenen. Het valt op dat de winkel vele malen groter is dan dat je in eerste instantie dacht toen je er langs liep. De achterkant van de winkel is haast niet te zien, overal staan rekken met netjes geordende kleding en andere spullen. Het ruikt er wel een beetje muf, maar dat is onvermijdelijk als je massa’s
Juli - Augustus 2013
tweedehandskleding, accessoires, meubels en andere tweedehandsgoederen verkoopt. Elk rek nodigt uit om even stil te staan en tussen de kledinghangers met gezellige topjes en rokjes te neuzen. Er staat zelfs een rek met trouwjurken, en even verderop is een muur waarop het personeel hun eigen ‘favorieten’ laten zien. Nette setjes kleding, inclusief schoenen en accessoires hangen ten toon. Grote kasten met honderden boeken voor één euro. En ook de fashion victims onder ons komen niets tekort. Out of the Closet verkoopt namelijk ook ‘modieuze’ kleding. Het is even zoeken, maar in een hoek staan twee kledingrekken waarboven een kartonnen bordje met in roze geschreven letters ‘fashion’ hangt. Het blijft alleen nog de vraag wanneer deze kleding precies in de mode is geweest: dan kan zomaar zeven jaar geleden zijn. Een laatste tip voor de mensen die de kassa niet kunnen vinden: die zit verstopt, halverwege de winkel, als je een trapje afloopt aan je linkerhand.
Wat: Out of the Closet, een nobele tweedehandswinkel op initiatief van Aids Healthcare Foundation (AHF). Waar: Jodenbreestraat 158, Amsterdam.
BEOORDELING: Tekst /// Minthe Lok
23
Mijn Amsterdam
nieuwe amstelbrug Elke maand laat een FGw’er zijn of haar lievelingsplek in Amsterdam zien. Emilia Menkveld (1990), student Italiaanse taal en cultuur, neemt ons mee naar de nieuwe Amstelbrug. Tekst /// Nina Schuttert Beeld /// Andrea Margelli
‘Ik brak een paar maanden geleden bij het skeeleren mijn pols op deze brug, maar het blijft mijn lievelingsplek. Als klein meisje hield ik al van deze brug omdat er op het fietspad aan de Weesperzijde twee fietshobbels achter elkaar zitten. Dat gaf zo’n fijn gevoel in je buik als je er overheen reed. Nu ik zelf in Oost woon fiets ik elke dag over de Nieuwe Amstelbrug en voelt het een beetje als thuiskomen.’ ‘Soms, als ik ‘s avonds samen met mijn lief onderweg ben naar huis, stoppen we halverwege de brug om te kijken naar het water en de lichtjes van de stad. Zelfs als ik haast heb en als een bezetene de brug op fiets kijk ik toch even snel over het water. Aan de ene kant staat het Amstelhotel en in de verte het centrum. Aan de andere kant zie je de Rembrandttoren en ergens verderop Ouderkerk. Op die momenten hou ik zo van Amsterdam.’
24
Babel