Parnassia Academie
Van bevinding naar verbinding Investeren in mentaal kapitaal Lopend onderzoek Parnassia Groep 2012 - 2013
Van bevinding naar verbinding Investeren in mentaal kapitaal Lopend onderzoek Parnassia Groep 2012 – 2013
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
1
Voorwoord
‘De Parnassia Groep is apetrots op de onderzoeksresultaten die hier gebundeld voor u liggen.’
2
Het moet. Opleiding, onderzoek en kennisdelen Het zijn turbulente tijden in de zorg. De economische context dwingt tot ingrepen in het zorgbestel. Als we door de Europese Commissie de maat worden genomen, gaat dat tegenwoordig ook over de kosten van het zorgstelsel. In korte tijd heeft dat geleid tot drastische ver-
Kennis is er in verschillende vormen. Er is de vak-
anderingen in de geestelijke gezondheidszorg: de
kennis van de professional, de academische ken-
tweedeling in basiszorg en specialistische zorg, de
nis van de onderzoeker en de ervaringskennis van
transitie van de jeugdzorg en de overdracht van
de ervaringswerker. Naar alle vormen van kennis
verantwoordelijkheden voor de langdurige zorg
moet onderzoek gedaan worden. Onderzoeksre-
naar de gemeenten. Dat leidt tot aanpassingen in
sultaten zijn er niet alleen voor de onderzoekers.
het zorgaanbod.
Ze zijn er voor de hele werkgemeenschap. Niet in de laatste plaats voor de patiënten.
Bij al deze ontwikkelingen blijft overeind dat psychiatrie een vak is. Een vak dat je moet leren.
Juist in tijden waarin er gesleuteld wordt aan het
Een vak dat je moet bijhouden. Een vak dat zich
stelsel, de indicatiestelling, de behandeltrajec-
moet blijven vernieuwen.
ten en de interventies is het noodzakelijk om te onderzoeken wat de effecten daarvan zijn. Zonder
Toegepast wetenschappelijk onderzoek staat aan
programma-evaluatie en kosteneffectiviteitson-
de basis van vernieuwingen in de zorg voor onze
derzoek zijn de uitkomsten van deze ingrepen
patiënten. Bij de Parnassia Groep neemt dergelijk
ongewis.
onderzoek een belangrijke plaats in. Dat blijkt ook wel uit de titels van deze en de voorgaande
Onnodig te zeggen dat de Parnassia Groep
publicaties: Investeringen in mentaal kapitaal
apetrots is op de onderzoeksresultaten die hier
(2007-2009), Meesterschap en innovatie in de
gebundeld voor u liggen.
zorg (2010-2011) en dan nu Van bevinding naar verbinding (2012-2013).
Psychiatrie is een vak: opleiden, onderzoeken en kennisdelen; het moet!
Deze nieuwste editie bevat een overzicht van het lopende onderzoek bij de Parnassia Groep uit de
Dr. Rob Koning
periode 2012-2013. Het motto – Van Bevinding
Decaan Parnassia Academie
naar Verbinding – onderstreept het belang van de uitwisseling tussen onderzoek en zorgpraktijk. Ontwikkelingen in de zorg vragen om (effectiviteits)onderzoek; onderzoek levert nieuwe inzichten op voor behandelingen.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
3
Inhoud
Inhoud Voorwoord 2 Opleiding en Onderzoek bij de Parnassia Groep
10
Van bevinding naar verbinding
12
Hoogleraren met een leerstoel van de Parnassia Groep
34
Overzicht promovendi
36
Lopend onderzoek Parnassia Groep 2012 – 2013
42
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
44
• Effectiviteit van OROS-methylfenidaat op specifieke executieve functieproblemen bij volwassenen met ADHD: een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde cross-over studie • Risicofactoren voor negatieve rijuitkomsten bij volwassen ADHD patiënten
45 46
• Cognitieve coping, angstklachten en depressieve klachten bij mensen met een autisme spectrum stoornis • Seksuele problemen bij volwassenen met ADHD
47 48
• Gestandaardiseerd adviesgesprek en het effect op therapietrouw bij een gedragstherapeutische oudertraining • Faseverschuiving bij volwassenen met ADHD van Slaap en Eetlust (FASE)
49 50
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
51
• Geluksgevoel en schizofrenie
52
• Early Detection and Intervention Evaluation: preventie van psychose door een cognitieve gedrags therapeutische interventie bij hulpzoekende jonge mensen met een ultrahoog risico op een psychose 53 • Genetic Risk and OUtcome of Psychosis
54
• Muzikale hallucinaties
55
• Model-free en netwerkanalyse van fMRI-data bij stemmenhoorders
56
• Multilevel Onderzoek naar Neuropsychologische Dimensies en Migratie geassocieerd met Psychose
57
• Europees netwerk van nationale schizofrenie netwerken die gen-omgevinginteracties (GxE) bestuderen
58
• REFLEX, een sociaal-cognitieve groepsbehandeling om inzicht te verbeteren in schizofrenie
59
• HoNOS pilotstudie
60
• Metacognitieve training
61
• Brave New Worlds: Virtual reality experimenten die psychose en de sociale omgeving met elkaar verbinden
62
• Melding van psychose-achtige symptomen door adolescenten op algemene ambulante behandelafdelingen, en het vaststellen van een grenswaarde op de PQ-16
4
63
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
64
• Effectiviteit en geheugenproblemen na elektroconvulsieve therapie: een prospectieve studie
65
• De Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO): prevalentie en correlaten van apathie in patiënten met en zonder depressie
66
• Acceptance and Commitment Therapy vs. cognitieve therapie voor de behandeling van depressie
67
• Fenomenologie van auditieve hallucinaties bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis
68
• Effecten en kosteneffectiviteit van farmacogenetische screening onder ouderen die starten met antidepressiva
69
• Hyponatriëmie bij oudere patiënten die antidepressiva gebruiken: een cross-sectionele studie naar prevalentie en risicofactoren en onderliggende mechanismen
70
• Bijwerkingen van langdurig lithiumgebruik bij ouderen
71
• Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO)
72
• Rumineren bij ouderen met depressie: gerandomiseerde effectstudie naar een antipiekertraining
73
Angststoornissen 74 • Metacognitieve therapie en intolerantie-voor-onzekerheid therapie voor gegeneraliseerde angststoornis (GAS): 30-maands follow-up • Depressie en angst behandelen met een werkgeheugentraining
75 76
• Behandeling van fobieën via het internet in de geestelijke gezondheidszorg: een doelmatigheidsstudie
77
• Imagery rescripting bij sociale fobie: een pilot onderzoek
78
Obsessieve-compulsieve stoornis, somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen
79
• Competitive MemoryTraining (COMET) + exposure met responspreventie (ERP) versus ERP bij dwangstoornis: een randomised controlled trial
80
• Metacognitieve therapie voor de obsessief-compulsieve stoornis: een open studie
81
• Cognitieve gedragstherapie bij stoornissen in de lichaamsbeleving: een pilotonderzoek
82
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
83
• Ervaringen en gevolgen van dwangmaatregelen in de GGZ
84
• Cognitieve gedragstherapie voor de aanpassingsstoornis: een pilot studie
85
• Treating Trauma in Psychosis (TTIP)
86
• EMDR versus CGT in de behandeling van PTSS
87
• EMDR versus TF-CBT na stabilisering PTSS bij type II trauma
88
• Onderzoek naar doxazosine voor posttraumatische stressstoornis (PTSS), met name bij patiënten met slaapstoornissen • Aandachtstraining in de behandeling van chronische posttraumatische stressstoornis
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
89 90
5
Inhoud
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
91
• Voorspellen van heropnames na klinische detoxificatie bij 55-plussers met alcoholverslaving
92
• Ouderen en alcoholverslaving
93
• Op zoek naar de genetica van verslaving binnen families
94
• Nieuwe farmacologische behandelmogelijkheden voor crack-cocaïneafhankelijkheid in Nederland
95
• Haags Uitgaansonderzoek
96
• Onderzoek op basis van ROM-gegevens binnen de jeugdverslavingszorg
97
• Gegamificeerde werkgeheugentraining bij adolescenten met verslaving
98
• Cliënt Monitoring Systeem
99
• Gerandomiseerde studie naar de effectiviteit van ervaringsdeskundigen bij het intakeproces in termen van patiënttevredenheid en behandelresultaat • Effectiviteit van de behandeling met heroïne op medisch voorschrift; een meta-analyse
100 101
• Lange termijn beloop van de behandeling met heroïne op medisch voorschrift; een 7-jaar cohortonderzoek
102
• Effectiviteit van cocaïne contingentie management bij de behandeling met heroïne op medisch voorschrift; een gerandomiseerd onderzoek
103
• De Nieuwe Kliniek: patiëntkenmerken en behandelresultaat
104
• Alcoholpreventie in het basisonderwijs groep 6
105
• NextLevel: generieke gamedesign principes voor effectieve e-health in de GGZ
106
• G-motiv: versterken van behandelmotivatie bij jongeren met behulp van gameprincipes
107
• PerspActive studie: SURPS-risicoprofielen bij jongeren met verslaving
108
• Bruikbaarheid van twee screeners voor de detectie van externaliserende problemen bij verslaafde jongeren
109
• Voorspellende waarde van toenaderingsbias bij het verklaren van behandeluitkomst en prospectief middelengebruik bij jongeren met alcohol- en/of cannabisgebruik
110
• Bruikbaarheid SDQ voor vroegdetectie van psychische problematiek bij kinderen van verslaafde ouders
111
• Autisme spectrum stoornissen bij dubbele problematiek: een prevalentie onderzoek binnen een dubbele diagnose kliniek • Ontwikkeling van een protocol voor ADHD en problematisch middelengebruik bij jongeren
112 113
• RCT naar multidimensionele gezinstherapie en cognitieve gedragstherapie en de rol van criminaliteit bij jongeren met een cannabisstoornis
114
• RCT naar de kosteneffectiviteit van multidimensionele gezinstherapie en cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een cannabis stoornis
115
• Een flankerende studie naar het effect van multidimensionele gezinstherapie en cognitieve gedragstherapie op de geregistreerde criminaliteit
6
116
Neurocognitieve stoornissen
117
• Onderzoek naar aard en ernst van symptomen van delier bij oudere thuiswonende patiënten: een case-control studie
118
• Onderzoek naar het gebruik van de QbTest computertaak als objectief meetinstrument om medicatie-effecten te monitoren bij volwassenen met ADHD
119
• Out of Memory: aanleren en evalueren van ondersteunende technologie voor ouderen met een mild cognitive impairment/beginnende dementie
120
• Validatie en implementatie van de cross-culturele dementietest (CCD-test) bij allochtone ouderen in Den Haag
121
Persoonlijkheidsstoornissen 122 • Effectiviteit van schematherapie voor patiënten met een angststoornis en cluster-C persoonlijkheidsproblematiek: een open studie
123
• Een effectstudie naar ambulante groepstherapie vanuit Mentalization Based Treatment (MBT) uitgevoerd bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis • Zorggebruik, zorgconsumptie en inherente kosten bij persoonlijkheidsstoornissen
124 125
• Onderzoek naar het effect van groepscohesie en therapeutische alliantie bij behandeling van persoonlijkheidsstoornissen
126
• Auditieve verbale hallucinaties (AVH) bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis
127
• De rol van zelfwaardering en empathie bij de narcistische persoonlijkheidsstoornis
128
• Attitude van hulpverleners bij zelfbeschadigend gedrag
129
Voedings- en eetstoornissen
130
• Doorlopend epidemiologisch onderzoek naar eetstoornissen in de eerste lijn
131
• Eetstoornissen in een bevolkingscohort van adolescenten
132
• Versterkt cognitieve gedragstherapie het effect van bariatrische chirurgie bij morbide obesitas? Een gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek
133
• Multicenter RCT naar de kosteneffectiviteit van CBT-E
134
• Evaluatiestudie: boulimia de baas
135
• Voorspellers en gevolgen van problematisch eetgedrag bij kinderen: een prospectief cohortonderzoek
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
136
7
Inhoud
Behandel en zorgevaluatie
137
• Voorspellers van drop-out van patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen bij een hersteltraining
138
• Effecten van het crisisplan op het aantal crisiscontacten, (gedwongen) opnames en de opnameduur 139 • Naar meer sociale participatie met IRB voor mensen met ernstige psychiatrische problematiek: een onderzoek naar kosteneffectiviteit
140
• Trial Illness Management and Recovery (IMR) in Bavo Europoort: welke effecten heeft IMR aangeboden in groepsverband op het herstel van de deelnemers?
141
• Studie naar Ondersteuning voor Ouders met Psychische Problemen
142
• Verbeteren van het somatisch handelen
143
• Blended e-health, een KOPzorg voor therapietrouw. Een onderzoek binnen Indigo naar het effect en de factoren van therapietrouw bij de blended KOP-module
144
• Doorlopend onderzoek naar gebruiksvriendelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van online zorg in het e-health warenhuis van de Parnassia Groep • Doorlopend onderzoek Evidence Based Werken Parnassia Groep
145 146
• De (kosten)effectiviteit van kortdurend behandelen van psychische klachten in de huisartsenpraktijk versus reguliere gespecialiseerde GGZ-behandeling • Toegang tot internet door ambulante ketenzorgpatiënten
147 148
• Onderzoek naar ontwrichte behandelsituaties: aard van de ontwrichting, de behandeling en de effecten
149
• KEHR SUICIDE Een nieuw instrument voor een kwalitatieve evaluatie van het handelen rond suïcide 150 • Professionals binnen de spoedeisende psychiatrie en de beoordeling van suïcidaal gedrag
151
• Suïcides tussen 1999-2013 in de Haagse GGZ
152
• Risicofactoren voor suïcide binnen en buiten de GGZ in de regio Haaglanden
153
• Het Outcome Feedback Systeem (OFS): kenmerken van patiënten van Palier
154
• Gestructureerde korte termijn risicotaxatie als ondersteuning bij separatie reductie op BOPZ units
155
• Kwaliteit van leven op Breehorn
156
• Pilot functionele remissietool
157
• Herstelondersteunende zorg op gesloten opnameafdelingen
158
• Victoria: Maatschappelijke participatie en het managen van risico’s op victimisatie bij mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) Interculturele psychiatrie
159 160
• Depressie en angst bij migranten in Nederland. Bevolkingsonderzoek naar diagnose en risicofactoren • Uitingen van stress bij Afghaanse patiënten in Nederland
161 162
• Uitingen van stress bij Turkse patiënten in Nederland
163
• Hallucinaties toegedicht aan djinns
164
• Liever Bewegen Dan Moe: pilotstudie naar bereik en randvoorwaarden van een depressiepreventie RCT bij allochtone vrouwen met een lage SES
8
165
• Internationale field trial voor het Cultural Formulation Interview
166
• Transcultureel onderzoek in Nederland 2000-2011
167
• Culturele validatie van de 4k’s
168
• Voorspellers van behandelverloop en -uitkomst in interculturele psychotherapie
169
• Migratie, psychose en immuunactivatie
170
• Identificatie en behandeling van vroege symptomen van ernstige psychische stoornissen bij allochtone en autochtone jongeren
171
Terugdringen dwang en drang
172
• Separeerervaringen in een healing environment
173
• Vroegtijdig aanbieden van medicatie aan IBS patiënten door de acute dienst en het effect op agressie en dwang bij psychiatrische opname
174
• Voorspellers van separatie door tekstanalyse van de verslaglegging in het elektronisch patiëntendossier (EPD)
175
• Patïënt en medewerker perspectief dwangmiddelen en alternatieven
176
Overig onderzoek
177
• Kwalitatief exploratief onderzoek naar filosofische overtuigingen van psychiaters met betrekking tot het concept van geestesstoornis, wetenschap, oorzakelijkheid en professionele ethiek
178
• Onderzoek bij flexwerkers naar optimalisering en timing van interventies met betrekking tot arbeidsverzuim door psychische klachten
179
• Zorgwekkende zorgmijders
180
• Depressie en angst behandelen met een werkgeheugentraining
181
• (In)congruente interpretatie van contingente levenservaringen in de GGZ. Biografisch onderzoek naar contingentiebeleving, persoonlijke levensdoelen en ‘ultimate concerns’ bij mensen met een langdurende psychiatrische stoornis • Doorlopend onderzoek met behulp van het Psychiatrisch Casus Register Den Haag
182 183
• Internationale Multicenter ADHD Genetica studie (IMAGE) Interne karakteristieken van jonge mensen met een hoge cognitieve intelligentie
184
• Evaluatie van het effect van bedrijfsdagen georganiseerd door de Idahoeve te Tiengemeten: een praktijkonderzoek
185
• Een pilotstudie naar de praktische toepasbaarheid en effectiviteit van een m-health applicatie ter verbetering van emotieregulatie bij jongeren met een externaliserende stoornis
186
Publicatieoverzicht 188
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
9
10
Opleiding en Onderzoek bij de Parnassia Groep 2012 – 2013 Van bevinding naar verbinding Hoe kunnen medewerkers van de Parnassia Groep, ieder vanuit hun eigen functie of positie, bijdragen aan het toepassen van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek in de zorgpraktijk? Tien collega’s geven de pen aan elkaar door om deze vraag gezamenlijk te beantwoorden.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
11
Van bevinding naar verbinding
12
Daphne van Hoeken, senior onderzoeker bij de Parnassia Academie, afdeling Wetenschappelijk Onderzoek
Introductie – van bevinding naar verbinding “Binnen de Parnassia Groep wordt veel wetenschap-
Dit roept de vraag op WIE heeft WELKE verantwoor-
pelijk onderzoek verricht, op diverse niveaus en door
delijkheid om WAT te doen, om de bevindingen van
diverse disciplines. Dit gebeurt in verband met de ont-
wetenschappelijk onderzoek bij WIE bekend te maken
wikkeling van nieuwe behandelingen of werkwijzen,
en deze in de dagelijkse praktijk te implementeren?
het zoeken naar oorzaken van psychiatrische problematiek, kwaliteitsbewaking en het monitoren van de
De redactie van het Onderzoeksboek 2012-2013 heeft
dagelijkse praktijk, maar ook in het kader van een
collega’s van de Parnassia Groep uitgenodigd om
opleiding, als proeve van bekwaamheid van weten-
hierover hun mening te geven. In een estafettediscus-
schappelijk denken en werken.
sie per e-mail gaven zij ‘de pen’ aan elkaar door. Zo zijn verschillende meningen van medewerkers met een verschillende achtergrond en betrokkenheid bij zorg en
‘WIE heeft WELKE verantwoordelijkheid om WAT te doen, om de bevindingen van wetenschappelijk onderzoek bij WIE bekend te maken en deze in de dagelijkse praktijk te implementeren?’
wetenschappelijk onderzoek met elkaar verbonden. Als senior onderzoeker ben ik van mening dat het de taak van de onderzoeker is om bij de opzet van het onderzoek af te spreken en vast te leggen hoe de resultaten worden gecommuniceerd en aan wie. De onderzoeker moet ook afspraken maken met het zorgbedrijf waar het onderzoek plaatsvindt over de manier waarop de uitkomsten toegepast zullen worden in de
In potentie zijn veel onderzoeksresultaten bruikbaar
zorg. Dit geldt met name voor onderzoek dat niet in het
voor het verbeteren van onze zorg. Toch kunnen we
kader van een (beperkte) opleidingsdoelstelling wordt
constateren dat de uitkomsten van ons eigen onder-
verricht, maar ik daag ook opleidelingen uit om hier in
zoek slechts in kleine kring bekend is. De resultaten
hun onderzoeksplannen aandacht aan te besteden.”
worden maar mondjesmaat geïmplementeerd in de dagelijkse behandelpraktijk.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
13
Van bevinding naar verbinding
‘Om nieuwe onderzoeksresultaten te kunnen implementeren is het nodig dat mensen op de werkvloer op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en van de initiatieven die op dat gebied in het zorgbedrijf spelen’
14
De pen gaat naar Leontien Los, directeur zorg bij Lucertis
Hoe kan een directeur zorg faciliteren dat resultaten van onderzoek hun weg vinden naar de behandelpraktijk? “Het duurt lang voordat uitkomsten van wetenschap-
den, de ROM en het toepassen van de richtlijnen, en
pelijk onderzoek worden toegepast in de praktijk. Het
een kader bedenken waarbij de hulpverleners en teams
bekende voorbeeld is dat van de Helicobacter. Het
niet alleen op productie gestuurd worden, maar ook op
bleek geen stress die de maagzweer veroorzaakte, maar
het toepassen van de richtlijnen en het goed navolgen
een bacterie. Het duurde tien jaar voordat deze bevin-
van de ROM-metingen.
ding in de praktijk werd toegepast door mensen met een maagzweer te behandelen met antibiotica.
De ROM vind ik een goed voorbeeld; hoewel de lijsten omstreden zijn en wetenschappers zo hun gedachten
Om nieuwe onderzoeksresultaten te kunnen imple-
over deze cijfers hebben, merken we binnen Lucertis
menteren is het nodig dat mensen op de werkvloer
dat teams het heel motiverend vinden om terug te
op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en
horen wat de metingen op teamniveau opleveren. Bij-
van de initiatieven die op dat gebied in het zorgbe-
voorbeeld dat ouders en kinderen in veel gevallen een
drijf spelen. Naast de zorgpadexperts kan de directeur
heel andere kijk op klachten hebben.
zorg verbinding tussen deze initiatieven maken. Hij/ zij kan een duidelijke koers van onderzoeksrichtingen
We moeten niet vergeten om het gesprek op gang te
uitzetten. Voor Lucertis is dat de komende jaren epi-
brengen tussen de behandelpraktijk en de onderzoe-
demiologie, vroegdetectie en onderzoek gericht op het
ker. De implementatie van het behandelen van een
vergroten van de handelingsvaardigheid van patiënten
maagzweer met antibiotica duurde ook lang omdat
en hun directe omgeving. De directeur zorg kan de
huisartsen het idee hadden dat stress eveneens een
zorgpadexperts als taakstelling geven dat ze de nieuw-
factor was bij het ontstaan van de maagzweer. Nu
ste ontwikkelingen bijhouden en implementeren,
is bekend dat de helicobacter beter koloniseert en
maar ook steeds kritisch kijken naar welke interventies
symptomen gaat geven bij mensen met stress dan bij
gestopt kunnen worden. De directeur zorg kan zorgen
mensen zonder stress.”
dat er een goede feedbackcirkel is vanuit de zorgpa-
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
15
Van bevinding naar verbinding
16
De pen gaat naar Imraan Nanhekhan, informatiespecialist bij de Parnassia Academie, afdeling Bibliotheek
Welke bijdrage kan de bibliotheek leveren aan het toepassen van onderzoeksresultaten in de zorg? “De bibliotheek is kenniscentrum voor wetenschap-
en psychofarmacologisch gebied via kenniscentra als
pelijk ggz-onderzoek en zijn toepasbaarheid. We
UpToDate en PsyFar. In 2013 hebben medewerkers van
verschaffen kennis van onderzoeksresultaten door
de Parnassia Groep ons duizenden direct behandelge-
inmiddels duizenden gebruikers tweemaal per week te
relateerde vragen gesteld.
attenderen op onderzoekspublicaties als artikelen, rap-
Dagelijks verschijnt het door de bibliotheek gere-
porten en boeken. We geven toegang tot internationale
digeerde GGZ-nieuws op alle intranetten van de
databases en zoeksystemen, toegespitst op onderzoek
Parnassia Groep, waarin ook nieuws over actueel ggz-
in de ggz. Kennis van evidence based en practice based
onderzoek en zijn toepassingen. Het delen van deze
behandeltoepassingen is direct toegankelijk via weer
kennis bevordert besluitvorming over toepassing van
andere specifieke databases.
onderzoeksresultaten. Op maat attenderen we verder op relevante wetgeving en jurisprudentie.
‘De bibliotheek is kenniscentrum voor wetenschappelijk ggz-onderzoek en zijn toepasbaarheid’
Toepasbaarheid van onderzoeksresultaten in de zorg is
Het zoeken naar toepasbare onderzoeksresultaten is
Tot slot zorgen we voor landelijke verspreiding van
een specialiteit van de bibliotheek. We doen dit op
publicaties over de toegepaste onderzoeksresultaten
maat en verzorgen ook cursussen voor behandelaren,
van de Parnassia Groep binnen onze ggz-netwerken,
opleidelingen en onderzoekers.
om zo deze kennis breed te delen.
De bibliotheek attendeert op directe toepassingsmoge-
Je kunt dus wel zeggen dat wetenschappelijk onder-
lijkheden van onderzoeksresultaten op geneeskundig
zoek leeft in de bibliotheek.”
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
onderwerp van bestudering van een verpleegkundige werkgroep. Deze ‘journal club’ formuleert zorgverbetervoorstellen, waarbij de bibliotheek een actieve begeleidende rol heeft.
17
Van bevinding naar verbinding
18
De pen gaat naar Anastasia Lim, psychiater in opleiding en promovenda bij i-psy
Welke bijdrage kan een onderzoeker leveren aan het toepassen van onderzoeksresultaten in de zorg? “Als klinisch onderzoeker en arts in opleiding tot
Een voorbeeld daarvan is diagnostiek naar halluci-
psychiater probeer ik het beste van twee werelden met
naties bij migranten. Bij deze specifieke doelgroep
elkaar te verbinden. Hiervoor is uiteraard samenwer-
komt de vraag ‘hallucinaties/psychose’ of ‘cultureel
king met meerdere partijen nodig. Vanuit de praktijk
gekleurde uiting van symptomen’ vaak voor. Kennis
ontstaan vaak vraagstellingen, waarbij diagnostische
rondom specifieke verklaringsmodellen zoals boze oog
knelpunten en problemen in behandeling(en) aan
en djinns kan een behandelaar meer handvaten geven
bod komen. Met wetenschappelijk onderzoek kan
om nader tot de patiënt te komen en aan te sluiten bij
meer kennis worden gegenereerd over deze specifieke
zijn belevingen, wensen en vragen. Deze kennis kan
onderwerpen en hierdoor kunnen verbeteringen wor-
dan worden meegenomen in gesprek en uiteindelijk
den ontwikkeld voor knelpunten in de zorg.
kunnen ook behandelingen verder worden ontwikkeld, toegespitst en eventueel worden aangepast. Door optimaal gebruik te maken van de faciliteiten van de
‘Vanuit de praktijk ontstaan vaak vraagstellingen over diagnostische knelpunten en problemen in behandeling(en). Wetenschappelijk onderzoek genereert meer kennis over deze specifieke onderwerpen, waardoor verbeteringen ontwikkeld kunnen worden voor knelpunten in de zorg’
bibliotheek, de medewerking van afdelingen en hun medewerkers en niet te vergeten de patiënten zelf, wordt de kennis niet alleen gegenereerd, maar uiteindelijk ook geïntegreerd in de zorg. Als onderzoeker presenteer ik mijn resultaten op verschillende niveaus en op verschillende manieren, zoals tijdens klinische lessen binnen de verschillende zorgbedrijven van de Parnassia Groep, op symposia voor zowel vakgenoten als voor andere geneeskundigen, en met publicaties in nationale en internationale vaktijdschriften. Zo wordt de kennis verder verspreid en leidt het hopelijk tot verdere inspiratie en vernieuwing in de zorg.”
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
19
Van bevinding naar verbinding
20
De pen gaat naar Emmeline Ravestijn, GZ-psycholoog bij De Fjord, Lucertis; voorzitter psychologenplatform ‘Voer voor Psychologen’ Regio Rijnmond
Welke bijdrage kan een behandelaar leveren aan het toepassen van onderzoeksresultaten in de zorg? “De behandelaar kan op verschillende manieren zorgen
Een voorbeeld: De Fjord doet al jaren wetenschappelijk
dat onderzoeksresultaten worden toegepast in de zorg.
onderzoek naar de doelgroep, effecten van behande-
Allereerst kan de behandelaar in overleg met manage-
ling en de therapeutische relatie. Uit een van deze
ment zorgen dat het behandelbeleid wordt aangepast
onderzoeken is naar voren gekomen dat bij jongeren
naar aanleiding van relevante onderzoeksresultaten.
bij wie na ontslag uit de kliniek geen sprake meer is van cannabismisbruik de kans op stabiliteit – qua
‘De behandelaar kan op verschillende manieren zorgen dat onderzoeksresultaten worden toegepast in de zorg. Bijvoorbeeld door in therapieën en op de werkvloer aandacht besteden aan de onderzoeks resultaten en de toepassing ervan’
wonen, werken, opleiding, delicten – zesmaal zo groot is dan bij jongeren die nog altijd cannabis gebruiken. Op basis van onder andere deze onderzoeksresultaten is binnen De Fjord een ‘Zorgpad Drugs’ ontwikkeld en wordt in teams en op de werkvloer veel aandacht besteed aan het terugdringen van drugsgebruik en verslaving. Ook in therapieën en zelfs intakes wordt gerefereerd aan deze onderzoeksresultaten, onder andere om jongeren te motiveren te stoppen met drugs en hen uit te leggen waarom hier in hun behandeling
Ten tweede kan de behandelaar met het (multidiscipli-
aandacht aan wordt besteed.”
naire) team kijken naar de daadwerkelijke toepassing van de onderzoeksresultaten in de praktijk. Ten derde kan de behandelaar in therapieën en op de werkvloer aandacht besteden aan de onderzoeksresultaten en de toepassing ervan.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
21
Van bevinding naar verbinding
22
De pen gaat naar Horusta Freije, manager zorg bij PsyQ Zaandam
Welke bijdrage kan een manager zorg leveren aan het toepassen van onderzoeksresultaten in de zorg? “Allereerst door het scheppen van een actief opleidings-
onderzoek en evidence based werken. We gingen een
en onderzoeksklimaat op de afdeling met een goede
samenwerkingsverband aan met Paul Emmelkamp van de
samenwerking met universiteit(en) en andere relevante
UVA. We deden mee aan het schematherapieonderzoek
partijen op deze gebieden. Toen ik nog in opleiding was
van Nadort en de doorbraakprojecten van het Trimbos.
in Groningen waren wij een proeftuin voor behande-
Dit brengt een afdeling in korte tijd inhoudelijk verder.
lingen van de Rijks Universiteit Groningen. Wij hadden
Maar het reikt veel verder dan je eigen afdeling.
een actief onderzoeksklimaat op de afdeling, dat door directie en management werd uitgedragen.
Geïnspireerd door en dankbaar voor deze ervaringen, probeer ik als manager zorg, samen met mijn collega bedrijfsvoering en medewerkers, bij PsyQ Zaandam ook
‘Het is enorm verrijkend voor het werkklimaat om samen met je patiënten methodes bewust toe te passen en te evalueren’
een goed onderzoeks- en opleidingsklimaat neer te zetten en uit te dragen. Wij hebben veel mensen in postdoctorale opleidingen, vanwaar ze de nieuwste kennis ‘mee naar huis brengen’. We hebben twee promotieonderzoeken van internationale betekenis. Een onderzoek van Jacqueline A-Tjak, dat ACT en CGT bij depressie
Ik herinner me de trots dat behandelingen waar wij aan
vergelijkt en een onderzoek van Ingrid Wigard dat EMDR
meewerkten, zoals voor hypochondrie en BDD, richtlijn
en Imaginaire exposure bij PTSS vergelijkt. We hebben
werden. Het was enorm verrijkend voor het werkklimaat
inhoudelijke overleggen en intervisies en stimuleren de
in het algemeen, om samen met je patiënten methodes
ROM, die vele mogelijkheden biedt. Dit alles binnen de
bewust toe te passen en te evalueren. Het richt de blik
context van PsyQ, bij uitstek een organisatie die zich richt
op evidence based werken. Het inspireerde mij om zelf
op evidence based werken met haar zorgprogramma’s,
onderzoek te doen met de VERS-training bij patiënten
specialismeleiders en programmaraden, en de Parnassia
met borderlineproblematiek, maar ook om behandelef-
Groep met haar Parnassia Academie.
fecten te meten. Toen ik later bij de RIAGG in Zaandam werkte als kli-
We scheppen samen een klimaat waardoor we op een
nisch psycholoog en staffunctionaris zorgvernieuwing
organische manier zijn verbonden met diverse bronnen
ondersteunde ons management ook een klimaat van
van onderzoeksresultaten.”
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
23
Van bevinding naar verbinding
24
De pen gaat naar Simon Buijsman (foto), Bas Kronenburg en Martin Nieuwstad namens de Concerncliëntenraad van de Parnassia Groep
Welke bijdrage kunnen de cliëntenraden en individuele cliënten leveren aan het toepassen van onderzoeksresultaten in de zorg? “Een aanzienlijk deel van de wetenschappelijke publi-
Cliënten zullen in eerste instantie op de hoogte moeten
caties is van toegevoegde waarde voor de vertegen-
worden gebracht van onderzoeken die op dat moment
woordigers van de cliënt-medezeggenschap. Zeker daar
lopen. Daarna moet worden gekeken hoe ervarings-
waar de cliënt of de cliënt-vertegenwoordiger bij de
deskundigheid en/of de input van cliënten en cliën-
totstandkoming wordt betrokken, zal de waardering
tenraadsleden wordt benut bij de opzet en uitvoering
voor onderzoek en het nut ervan nóg sterker worden
van een dergelijk onderzoek. Hierbij moet ook rekening
ondervonden. Dit geldt vooral ook in het kader van de
worden gehouden met de belastbaarheid van de cliënt
ingezette weg naar Herstelzorg. Het is daarom mooi te
en de eisen die gelden voor het uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek.
‘De Concerncliëntenraad hoopt dat cliënten meer en meer betrokken worden bij onderzoeken die een direct verband met cliënten hebben’
De Concerncliëntenraad hoopt dan ook dat cliënten meer en meer betrokken worden en blijven bij onderzoeken die een direct verband met cliënten hebben. Hier kan, vanuit cliëntperspectief, gesproken worden van een ragfijn samenspel tussen alle (mede)spelers met grote potentie voor de toekomst.”
zien dat de wetenschappelijke, doch meestal theoretische benadering, én de dagelijkse praktijk rondom de cliënt elkaar (mede vanuit eigen ervaringen) weten te vinden en zich in een publicatie verbinden! Op deze wijze zijn publicaties van nog grotere waarde voor een nog grotere groep betrokkenen.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
25
Van bevinding naar verbinding
26
De pen gaat naar Niels Mulder, psychiater, hoogleraar Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Erasmus MC, onderzoekscoördinator bij Bavo Europoort
Welke bijdrage kan een hoogleraar leveren aan het toepassen van onderzoeksresultaten in de zorg? “Een hoogleraar kan nieuwe inzichten, klinische
afdelingen. Het EDIE onderzoek is gedaan bij patiënten
observaties of vragen vertalen naar onderzoek en jonge
die in behandeling waren bij PsyQ. Het ging om vroeg-
talenten stimuleren en helpen om hiermee aan de
detectie van psychotische symptomen, zonder dat er al
gang te gaan. Twee mooie praktijkvoorbeelden zijn het
sprake was van een psychotische stoornis. Behande-
crisismonitoronderzoek en het EDIE vroegdetectieon-
ling van deze symptomen door middel van cognitieve
derzoek van psychotische symptomen. De crisismonitor
gedragstherapie was effectief in het voorkomen van een psychotische stoornis. Ook dit is elders bevestigd en deze methode wordt momenteel breed geïmple-
‘Een hoogleraar kan nieuwe inzichten, klinische observaties of vragen vertalen naar onderzoek en jonge talenten stimuleren om hiermee aan de slag te gaan’
menteerd. Zo zijn er meerdere goede voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat de hoogleraren, samen met hun onderzoeksgroep, studies uitvoeren die vernieuwing en kwaliteitsverbetering in de zorg opleveren.”
bleek zeer effectief in het voorkomen van agressie en het verkorten van de separatieduur. Dit was ook in een eerder onderzoek aangetoond en vervolgens is deze methodiek geïmplementeerd op diverse opname-
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
27
Van bevinding naar verbinding
28
De pen gaat naar Marjolein Timmer, manager afdeling Marketing & Communicatie van de Parnassia Groep
Welke bijdrage kan de afdeling Marketing & Communicatie leveren aan het toepassen van onderzoeksresultaten in de zorg? “Ik ben trots op de investeringen die de Parnassia Groep
middel van taalspellen in staat de stemmen in hun
doet op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.
hoofd actief te onderdrukken. Een internationale jury
Mede hierdoor kan de kwaliteit van diagnostiek en
kende TEMSTEM de Rotterdamse Designprijs 2013 toe,
behandeling verbeterd worden. Het komt de kwaliteit
omdat het ‘een exemplarisch product is op het snijvlak
van onze zorg aan patiënten ten goede. Dit doen we
van onderzoek en design’.
deels in samenwerking met academische ziekenhuizen en met Stichting TOPGGz. TOPGGz is zeer gespeciali-
Het is belangrijk dat nieuwe onderzoeksresultaten snel
seerde patiëntenzorg (topklinisch en topreferent)
bekend gemaakt worden aan de werkvloer, zodat ze
in combinatie met wetenschappelijk onderzoek,
geïmplementeerd kunnen worden en we de zorg steeds
innovatieve behandelingen en kennisverspreiding.
meer optimaliseren. Dat is een grote uitdaging binnen
We mogen trots zijn dat we vier afdelingen hebben
onze organisatie. Hoe bereik je bijna 8500 medewer-
die TOPGGz erkend zijn; programma ADHD, Depressie,
kers, werkzaam binnen tien zorgmerken, werkzaam in
Angststoornissen en Centrum voor eerste Psychose.
geheel Nederland? Ik zie het uitwisselen en implementeren van kennis uit
‘Wetenschappelijk onderzoek moet een waardige plek krijgen in ons communicatiebeleid’
onderzoek als een taak van medewerkers, managers en onderzoekers. De afdeling Marketing & Communicatie kan dat ondersteunen door nieuws, achtergronden, resultaten en bijzondere prestaties bekend te maken, zowel binnen als buiten de organisatie. Wetenschappelijk onderzoek moet een waardige plek krijgen in ons
Een mooi voorbeeld van onderzoek waar zeer kwets-
communicatiebeleid.”
bare patiënten direct baat bij hebben is de app TEMSTEM. Deze app stelt mensen die stemmen horen door
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
29
Van bevinding naar verbinding
30
De pen gaat naar Edsel Kwidama, lid Raad van Bestuur Parnassia Groep
Reflectie van de bestuurder op alle geleverde bijdragen “De Parnassia Groep geniet landelijke bekendheid bin-
De Parnassia Groep biedt haar medewerkers de moge-
nen de GGZ vanwege haar wetenschappelijk onder-
lijkheid en de ruimte om wetenschappelijk onderzoek
zoek. Wij richten ons op innovatie en daarmee op het
te verrichten door het scheppen van een proactief
doen van onderzoek, want onze zorg verbetert door
onderzoeks- en opleidingsklimaat binnen de groep.
voortdurend op zoek te blijven naar betere, evidence-
Hiermee zijn wij ook een aantrekkelijke werkgever en
of practice-based behandelmogelijkheden. We werken
zijn wij in staat talentvolle medewerkers aan te trek-
samen met universiteiten en andere kenniscentra en
ken, die op hun beurt actief bijdragen aan innovatie en
blijven onze behandelingen verversen met nieuwe
verbetering van onze zorg.
kennis, zodat onze patiënten naar de laatste stand van de wetenschap worden behandeld.
Alle zorgbedrijven ontplooien onderzoeksinitiatieven. Het onderzoek strekt zich uit over allerlei gebieden en de resultaten worden stapsgewijs geïmplementeerd
‘Ik daag onderzoekers, managers en behandelaren uit om meer over de grenzen van de eigen afdeling of het eigen zorgbedrijf heen te kijken, en met elkaar in gesprek te gaan over gezamenlijke doelen en strategieën voor verbetering van de zorg’
in de dagelijkse praktijk. Patiënten en ervaringsdeskundigen worden in toenemende mate betrokken bij het opzetten van onderzoeken. Op zorgbedrijfoverstijgend niveau is de Parnassia Academie de interne opleidings-, onderzoeks- en kennisorganisatie die de medewerkers van de Parnassia Groep ondersteunt bij hun professionalisering; onder andere door onze bibliotheek die helpt bij het ontsluiten en beschikbaar stellen van kennis. Willen we optimaal profijt hebben van alle inspanningen die we verrichten op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en innovatie, dan zal de bestaande infrastructuur van kennis delen binnen de groep en op alle niveaus, op een hoger plan moeten komen. Zo is
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
31
Van bevinding naar verbinding
de Specialismeleider ingevoerd, die verantwoordelijk
tevens door in de opzet van een onderzoek standaard
is voor het bijhouden en over afdelingen en zorgbe-
een implementatieplan voor de te bereiken resultaten
drijven heen verspreiden van de kennis over zijn/ haar
mee te nemen.
onderwerp. Er worden binnen de verschillende regio’s en zorgbedrijven wetenschappelijke bijeenkomsten
Ook in deze tijd met veel veranderingen in de ggz,
gehouden. Er zijn diverse kenniskringen, onder andere
waarbij de kosten van de behandelingen naar beneden
de Verpleegkundige Advies Raad (VAR) en het Ken-
moeten, zal ik als lid van de Raad van Bestuur het
niscentrum ADHD bij volwassenen. Ook dit boek is een
wetenschappelijk onderzoek blijven stimuleren en
voorbeeld van bundeling en kennisdeling van wat
zoveel mogelijk faciliteren. Wij doen dit onder andere
er binnen de Parnassia Groep op onderzoeksgebied
door middel van het Parnassia Groep Stimuleringsfonds
gebeurt.
en door afdelingen die hun topklinische, topreferente zorg willen bekronen met het keurmerk TOPGGz een
Toch zal er meer gemeenschappelijk aandacht besteed
steuntje in de rug te geven. Om goede en kosteneffec-
moeten worden aan het formuleren en voortdurend
tieve zorg te bieden aan onze patiënten, zijn in ieder
aanscherpen van het onderzoeksbeleid. Dat wil zeggen
geval toegepast onderzoek, programma-evaluatie en
dat de onderzoeksplannen van de zorgbedrijven en
effectiviteitonderzoek noodzakelijk. De onderzoeken
de doelstellingen in het concernbedrijfsplan meer met
die gerelateerd zijn aan speerpunten in het bedrijfs-
elkaar in verband moeten worden gebracht. Ik daag
plan, zoals de topklinische zorg en de kosteneffect
onderzoekers, managers en behandelaren uit om meer
studies, zullen juist in deze tijd door moeten lopen.
over de grenzen van de eigen afdeling of het eigen zorgbedrijf heen te kijken, en met elkaar in gesprek
Dit boek biedt een blik op de grote diversiteit aan pati-
te gaan en te blijven over gezamenlijke doelen en
ëntgebonden onderzoek dat binnen de Parnassia Groep
strategieën voor verbetering van de zorg. Dit staat in
plaatsvindt. Ik ben trots op de deskundigheid en inzet
onze viermaandsgesprekken op de agenda. Ik vind dat
van de betrokken medewerkers, die met hun kennis
er ook winst valt te halen door patiënten en ervarings-
van zaken en innovatieve ideeën voortdurend werken
deskundigen bij elk nieuw onderzoek te betrekken, en
aan verbetering van de zorg voor onze patiënten.”
32
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
33
34
Hoogleraren met een leerstoel van de Parnassia Groep Wetenschappelijk onderzoek, de implementatie van nieuwe behandelmethoden en de opleiding van medewerkers dragen bij aan de kwaliteit van de zorg. De Parnassia Groep hecht er daarom veel waarde aan. Eind 2013 waren er zeven hoogleraren met een leerstoel (mede) gefinancierd door de Parnassia Groep:
Prof. dr. M. (Mark) van der Gaag
Prof. dr. C.M.H. (Clemens) Hosman
Bijzondere leerstoel Cognitieve gedragstherapie
Emeritus-hoogleraar GGZ-preventie
bij psychotische stoornissen
Radboud Universiteit Nijmegen, Sectie Klinische
Vrije Universiteit Amsterdam,
Psychologie, Behavioral Science Institute
EMGO Instituut, Afdeling Klinische Psychologie
Maastricht University, Department of Health Promotion, CAPHRI
Prof. dr. A.M. (Bert) van Hemert Bijzondere leerstoel Epidemiologie van de
Prof. dr. C.L. (Niels) Mulder
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (tot 2014)
Bijzondere leerstoel Openbare Geestelijke
Universiteit Leiden,
Gezondheidszorg
LUMC, Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde
Erasmus Universiteit Rotterdam, Erasmus MC, Afdeling Psychiatrie
Prof. dr. H.W. (Wijbrand) Hoek Leerstoel Psychiatrie
Prof. dr. J. (Jaap) van Weeghel
Rijksuniversiteit Groningen,
Bijzondere leerstoel Rehabilitatie en participatie
UMCG, Universitair Centrum Psychiatrie
van mensen met ernstige psychische stoornissen
Bijzondere leerstoel Epidemiologie
Tilburg University, Tranzo
Columbia University, Mailman School of Public Health, New York Prof. dr. E. (Erik) Hoencamp Emeritus-hoogleraar klinische psychopathologie Universiteit Leiden – Faculteit Sociale Wetenschappen, Afdeling Klinische, Gezondheidsen Neuropsychologie
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
35
Overzicht promovendi
Overzicht promovendi Bij de Parnassia Groep lopen diverse promotietrajecten. Het betreft promovendi die bij de Parnassia Groep in dienst zijn of die een arbeidscontract elders hebben (universiteit of zorginstelling), maar voor hun onderzoek samenwerken met de Parnassia Groep. Daarnaast zijn er ook een aantal externe promotiestudies binnen de leerstoelen van de Parnassia Groep.
Hieronder staat een overzicht van huidige promovendi en van promoties die sinds de vorige publicatie over het onderzoek van de Parnassia Groep zijn afgerond.
Gepromoveerd Medewerkers Parnassia Groep • Boogaard, Th.M. (Michel) van den. The negotiated approach in the treatment of depressive disorders. The impact on patient-treatment compatibility and outcome. Promotoren: Prof. dr. R. van Dyck, Prof. dr. Ph. Spinhoven en Prof. dr. H. Vertommen. Vrije Universiteit Amsterdam, 16 november 2012. • Dorrepaal, E. (Ethy) (2013). Before and beyond. Stabilizing Group treatment for Complex posttraumatic stress disorder related to child abuse based on psycho-education and cognitive behavioral therapy. Promotoren: prof. dr. A.J.L.M. van Balkom en prof. dr. D.J. Veltman. Co-promotor: dr. N. Draije. Vrije Universiteit Amsterdam, 28 februari 2013. • Kortrijk, H.E. (Hans). Use of Routine Outcome Monitoring data for evaluating Assertive Community Treatment. Promotoren: Prof. dr. Niels Mulder en prof. dr. Durk Wiersma. Erasmus Universiteit Rotterdam, 17 januari 2013. • Rietdijk, J. (Judith). People at ultra high risk for psychosis. The obvious cases and beyond. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag en prof. dr. Don Linszen; copromotor: prof. dr. Pim Cuijpers. Vrije Universiteit Amsterdam, 13 april 2012. • Rooij, A. (Amber) de. Finding benefits in adversity: Symbolic tools in adult development after life disruption. Promotor: prof. dr. P.G. Heymans. Universiteit Utrecht, 10 februari 2012. • Schoorl, S.M.D. (Maartje). Investigating new process-focused treatments for posttraumatic stress disorder: attentional bias modification and mindfulness-based cognitive therapy. Promotor: Prof. dr. A.J.W. van der Does, Co-Promotor: dr. P. Putman. Universiteit Leiden, 30 oktober 2013. • Schrier, A.C. (Agnes). Depression and anxiety in migrants in the Netherlands. Population studies on diagnosis and risk factors. Promotoren: prof. dr. A.T.F. Beekman en prof. dr. J.J.M. Dekker. Co-promotoren: dr. M.A.S. de Wit, dr. A.P. Verhoeff. Vrije Universiteit Amsterdam, 2 juli 2013. • Sieh, D.S. (Dominik). The impact of parents’ chronic medical condition on children. Promotoren: prof. dr. D.A.V. van der Leij en prof. dr. F.J. Oort. Co-promotoren: dr. A.M. Meijer, dr. J.M.A. Visser-Meily. Universiteit van Amsterdam, 26 september 2012.
36
• Spijker, A. (Annet). Cortisol exposure, cognition and clinical course of bipolar disorder. Promotoren: prof. dr. Erik Hoencamp en prof. dr. Frans Zitman (LUMC). Universiteit Leiden, 4 december 2012. Externen met directe betrokkenheid hoogleraar Parnassia Groep • Balkom, I.D.C. (Inge) van. Phenotypes and epidemiology of rare neurodevelopmental disorders. Promotoren: Prof. dr. H.W. Hoek en Prof. dr. R.C.M. Hennekam. Rijksuniversiteit Groningen, 1 februari 2012. • Dragt, S. (Sara). Exploring the road to a first psychosis: work in progress. Promotoren: prof. dr. Don Linszen en prof. dr. Mark van der Gaag. Universiteit van Amsterdam, 14 september 2011. • Georgieva, I. (Irina). Coercive Interventions during Inpatient Psychiatric Care Patient’s preference prevention and effects. Promotor: prof. dr. Niels Mulder. Erasmus Universiteit Rotterdam, 14 juni 2012. • Hek, K. (Karin).Anxiety disorders and depression in older adults. Promotoren: Prof. dr. Niels Mulder en prof. dr. Henning Tiemeier. Erasmus Universiteit Rotterdam, 24 april 2013. • Klaassen, R.M.C. (Rianne). Emerging symptoms on the pathway to psychosis. Promotoren: prof. dr. Lieuwe de Haan en prof. dr. Mark van der Gaag. Universiteit van Amsterdam, 1 november 2013.
Promovendi Medewerkers Parnassia Groep • A-Tjak, J. (Jacqueline). Acceptance and Commitment Therapy vs. cognitieve therapie voor de behandeling van depressie. Promotor: Prof. dr. P.M.G. (Paul) Emmelkamp, Universiteit van Amsterdam. Co-promotor: dr. N. (Nexh) Morina, Universiteit van Amsterdam. • Adriaanse, M. (Marcia). Psychotic-like experiences among ethnic minority youth: culture, ethnicity or social disadvantage? Promotor: Prof. dr. Theo Doreleijers, VUmc. Co-promotor: mr.dr. Lieke van Domburgh, VUmc en dr. Wim Veling, UMCG. • Berg, D. (David) van den. EMDR versus rescripting bij mensen met PTSS en psychose. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag en prof. dr. Agnes van Minnen (Radboud Universiteit Nijmegen). • Bouhaddani, S. (Saliha) el. Identification and treatment of early symptoms of severe mental illnesses in native and non-native Dutch. Promotor: Prof. dr. Theo Doreleijers, VUmc. Co-promotoren: mr.dr. Lieke van Domburgh, VUmc en dr. Wim Veling, UMCG. • Bron, T.I. (Annet). Leefstijl en medicatie-effecten bij volwassenen met ADHD. Promotor: prof. dr. A.T.F. Beekman (Vrije Universiteit Amsterdam). Co-promotoren: dr. Denise Bijlenga, dr. Sandra Kooij. • Cardona Cano, S. (Sebastian). Trajectories of picky eating in a community cohort of children followed prospectively from prebirth. Promotoren: Prof. dr. H.W. Tiemeier (Erasmus MC) en Prof. dr. H.W. Hoek. Co-promotor: dr. D. van Hoeken. • Counotte, J. (Jacqueline). Epigenetic pathways in psychosis: exploring the interplay between genes and social environment in Virtual Reality. Promotoren: Prof. dr. J. van Os en Prof. dr. H.W. Hoek. Co-promotor: dr. W. Veling. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
37
Overzicht promovendi
• Ekkers, W. (Wilfried). The effects of Competitive Memory Training in elderly depressed patients. Promotor: prof. dr. Mark van der Gaag; co-promotor: dr. Kees Korrelboom. • Groeneweg-Koolhoven, I (Isis). Quality of life in community-dwelling older persons with apathy. (Promotor: prof. dr. R.C. van der Mast; co-promotor: dr. P. Naarding). • Hogerzeil, S. (Simon). Immigrant disparities in psychiatric disorders. A cohort study using the psychiatric case register of The Hague. Promotoren: prof. dr. Bert van Hemert (LUMC) en prof. dr. H. Wijbrand Hoek. • Ising, H. (Helga). Detecting ultra-high risk patients and the prevention of a first psychotic episode. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag (VU Amsterdam) en prof. dr. H.F.E. (Filip) Smit (VUmc). • Jong, J. (Joop) de. Trauma, dissociatie, psychose en slaap. Promotoren: prof. dr. Willem van der Does (Universiteit Leiden) en prof. dr. Mark van der Gaag. • Jong, M. (Martie) de. Psychological treatment of eating disorders: a multi-centred RCT on the (cost-) effectiveness of enhanced cognitive behaviour therapy (CBT-E) Promotoren: prof. dr. H.W. Hoek, prof. dr. Ph. Spinhoven. Co-promotor: dr. K. Korrelboom. • Jong, Y. (Yvonne) de. Ontwikkeling ultra high risk bij jongeren. Promotoren: prof. dr. Niels Mulder en prof. dr. Mark van der Gaag. • Kool-Goudswaart, N. (Nienke). Evaluation of an Intensive Treatment Program for Disrupted PatientStaff Relationships in Psychiatry. Promotor Prof. dr. Ad Kerkhof (VU), co-promotoren: dr Berno van Meijel (InHolland), dr. Bauke Koekkoek (Hogeschool Arnhem en Nijmegen) • Lim, A. (Anastasia). The attribution of hallucinations and other psychotic symptoms to jinn. Promotor: Prof. dr. H.W. Hoek. Co-promotor: dr. J.D. Blom. • Looijestijn, J. (Jasper). Network analysis of brain activation during verbal auditory hallucinations: an fMRI study. Promotoren: prof. dr. H.W. Hoek, prof. dr. A. Aleman. Co-promotoren: dr. R. Goekoop, dr. J.D. Blom. • Noordraven, E. (Ernst). Money for Medication. Promotor: prof. dr. Niels Mulder • Nuijten, M. (Mascha). CATCH: Cocaine Addiction Treatments to improve Control and reduce Harm. New pharmacotherapeutic treatment options for crack-cocaine dependent people in the Netherlands. Promotor: prof. dr. Wim van den Brink (AMC-UvA / AIAR Amsterdam Institute for Addiction Research). Co-promotoren: dr. Vincent Hendriks (Brijder-PARC), dr. Peter Blanken (Brijder-PARC). • Oosten, A. (Ard) van. Health benefits of work: Optimization and timing of interventions for temporary employees who have been absent for causes of mental health. Promotor: Prof. dr. ir. A. Burdorf (Erasmus MC), prof. dr. R.W.B. Blonk (Universiteit Utrecht). • Orden, M. (Mirjam) van. (Cost-)effectiveness of collaborative mental health care compared to regular treatment within specialised mental health care. Promotoren: prof. dr. Erik Hoencamp en prof. dr. Philip Spinhoven (LUMC). Co-promotor: dr. Judith Haffmans. • Pardoen, W. (Wilmer). Fysiologie en neuropsychologie van auditieve hallucinaties bij boorderline persoonlijkheidsstoornissen. Promotoren: prof. dr. Ingmar Franken (Erasmus Universiteit) en prof. dr. Mark van der Gaag. • Paul, Linda. Versterkt cognitieve gedragstherapie het effect van bariatrische chirurgie bij morbide obesitas? Een gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek. Promotor: Prof. dr. Wijbrand Hoek. Copromotoren: dr. Colin van der Heiden, dr. Daphne van Hoeken. • Ralston, A. (Alan). Models of the mind. Promotor: prof. dr. Gerrit Glas (VU Amsterdam). • Roosenschoon, B.-J. (Bert-Jan),. Onderzoek naar de effecten van Illness Management and Recovery 38
(IMR) voor mensen met ernstige psychische aandoeningen (EPA). Promotoren: prof. dr. Niels Mulder en prof. dr. Jaap van Weeghel. • Sande, R. (Roland) van de. RCT naar effecten van de crisismonitor op incidenten en separaties op acute opnameafdelingen. Promotoren: prof. dr. C.L. Mulder, prof. dr. H. Nijman, prof. dr. C. van der Staak. • Schee, E. (Evelien) van der. Public trust in health care: exploring the mechanisms. Promotor: prof. dr. P.P. (Peter) Groenewegen (NIVEL). Co-promotor: dr. J.D. (Judith) de Jong (NIVEL). • Smink, F.R.E. (Frédérique). Epidemiology of eating disorders in a community cohort of adolescents: add-on study TRAILS. (Promotoren: prof. dr. H.W. Hoek, prof. dr. A.J. Oldehinkel. Co-promotor: dr. D. van Hoeken. • Stobbe, Jolanda. RCT naar effecten van Assertive Community Treatment bij zorgmijdende ouderen. Promotoren: Prof. dr. C.L. Mulder. Co-promotor: dr. A. Wierdsma. • Stouten, L. (Luyken). Cognitie als voorspeller van outcome. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag en dr. Wim Veling (UMCG). • Venne, J.C. (Cokky) van der. Experiences and impact of coercive measures in mental health care. Promotoren: prof. dr. Niels Mulder en prof. dr. Miranda Olff (AMC/UvA). Co-promotor: Dr. Berno van Meijel. • Verwijk, E. (Esmée). Efficacy and memory problems following Electro Convulsive Treatment: a prospective study. Promotoren: prof. dr. M. Stek (VU), prof. dr. E. Scherder (VU). Co-promotoren: dr. R. Kok, dr. H. Comijs (GGZ inGeest/VUmc). • Wansink, H. Prevention of emotional problems and psychiatric risks in children of parents with a mental illness in the Netherlands. Promotor: prof. dr. C.M.H. Hosman (Radboud Universiteit). Copromotor: prof. dr. J.M.A.M. Janssens (Radboud Universiteit). • Wigard, I (Ingrid). EMDR versus CGT in the treatment of PTSD. Promotor: prof.dr. P.M.G. Emmelkamp (UVA). Co-promotor: prof.dr. T.W.A. Ehring, dr. K. Meyerbröker (UVA). • Willemsen, E. (Ellen). Treatment of personality disorders in common psychiatric practice. Promotor: prof. dr. Bert van Hemert (LUMC). Externen met directe betrokkenheid hoogleraar Parnassia Groep • Apil, Sachlan (Erasmus Universiteit Rotterdam). Effectiviteit en uitvoerbaarheid van een stepped care preventieprogramma voor depressie bij ouderen. Promotoren: prof. dr. E. Hoencamp, prof. dr. Ph. Spinhoven; co-promotor: dr. P.M.J. Haffmans. • Berends, Tamara (Altrecht Eetstoornissen Rintveld). RCT naar kosteneffectiviteit van en tevredenheid over een e-health-programma terugvalpreventie voor patiënten met anorexia nervosa. Promotoren: Prof. dr. Annemarie van Elburg (Universiteit Utrecht), Prof. dr. Wijbrand Hoek. Co-promotoren: dr. Berno van Meijel, dr. Unna Danner. • Bergen, Addi van (GG&GD Utrecht). Measuring social exclusion. Promotor: prof. dr. Bert van Hemert (LUMC). • Beurden, Karlijn van (TRANZO). Behandeling ziekteverzuim vanwege psychische klachten. Promotoren: prof. dr. Jaap van Weeghel en prof. dr. Jac van de Klink (RUG). Co-promotoren: dr. Berend Terluin (VUmC) en dr. Evelien Brouwers (UvT). • Bitter, Neis (TRANZO). Hoe effectief is het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen? Promotoren: prof. dr. J. van Weeghel en prof. dr. Ch. Van Nieuwenhuizen (UvT). Co-promotor: dr. D. Roeg (UvT). Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
39
Overzicht promovendi
• Boekel, Leonieke van (TRANZO). Stigma en Verslaving. Promotoren: prof. dr. Henk Garretsen (UvT) en prof. dr. Jaap van Weeghel. Co-promotor: dr. E. Brouwers (UvT) • Boerhout, Cees. Psychomotor therapy and aggression regulation in eating disorders. (Promotoren: prof. dr. H.W. Hoek en prof. dr. D. Wiersma (UMCG). Co-promotor: dr. J.T. van Busschbach (UMCG). • Coebergh, Jan Adriaan. Musical hallucinations. Promotoren: Prof. dr. Iris Sommer (UMC Utrecht), Prof. dr. Wijbrand Hoek. Co-promotor: dr. Jan Dirk Blom. • Dekker, Ilse (Erasmus MC). Kosten effectiviteit van Penfluridol (Semap). Promotor: Prof. dr. C.L. Mulder, Prof. dr. L. de Haan. Co-promotor: dr. A. Wierdsma • Duin. Daniëlle van (Trimbos-instituut/Kenniscentrum Phrenos). Verbeteren van kwaliteit van zorg bij ernstige psychische aandoeningen. Promotor: prof. dr. J. van Weeghel. Co-promotor: dr. W. Veling (UMCG) • Ellenkamp, Joke (Pameijer Stichting Rotterdam). Arbeidsparticipatie van mensen met een verstandelijke beperking. Promotoren: prof. dr. J. van Weeghel en prof. dr. P. Embregts (UvT). Co-promotor: dr. E. Brouwers (UvT). • Elzakkers, Isis (Altrecht Eetstoornissen Rintveld). Mental competency in anorexia nervosa. Promotoren: Prof. dr. A.A. van Elburg (Universiteit Utrecht) en prof. dr. H.W. Hoek. Co-promotor: dr. U.N. Danner. • Ende, Peter van der (Hanze Hogeschool Groningen). Begeleid ouderschap bij mensen met ernstige psychische aandoeningen. Promotor: prof. dr. Jaap van Weeghel. Co-promotoren: dr. Jooske van Busschbach (UMCG), dr. Lies Korevaar (Hanze Hogeschool Groningen). • Gunning, Hannah (TRANZO). Stigma bij mensen met een verstandelijke beperking. Promotoren: prof. dr. P. Embregts (UvT) en prof. dr. J. van Weeghel. • Jochems, Eline (Erasmus Universiteit Rotterdam). Motivation in Psychiatry. Promotor: Prof. dr. C.L. Mulder. Prof. dr. C.F. v.d. Feltz-Cornelis • Jong, Mark de (Yulius). Reductie dwangopnames. Promotor: Prof. dr. C.L. Mulder • Jong, Steven de. (GGZ Drenthe). Effectiviteit van metacognitieve therapie bij schizofrenie. Promotoren: prof. dr. André Aleman (UMCG) en prof. dr. Mark van der Gaag • Knaeps, Jeroen (Universiteit van Leuven). Intenties van arbeidstrajectbegeleiders en werkgevers om mensen met psychische problemen naar regulier werk toe te leiden of aan te werven: verklaring via de Theory of Planned Behavior. Promotor: prof. dr. Chantal Van Audenhove (Universiteit van Leuven). Co-promotor: prof. dr. Jaap van Weeghel. • Kraan, Tamar. (AMC). Prodromale studie naar de wisselwerking tussen genetische- en omgevingsfactoren bij het ontwikkelen van psychische klachten. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag en prof. dr. Lieuwe de Haan (AMC-UvA). • Kranenburg, Grieke (GGZ Drenthe). Ervaringen met Duurzaam Verblijf. Promotoren: Prof. dr. Niels Mulder, Prof. dr. Durk Wiersma (RGOc) • Lako, Daniëlle (Radboud Universiteit Nijmegen). Critical Time Intervention in safe houses for battered women. A randomized controlled trial. Promotoren: prof. dr. Judith Wolf (UMC St. Radboud) en prof. dr. Bert van Hemert (LUMC). • Oosterhout, Bas van. (Reinier van Arkel). Meta-cognitieve training bij schizofrenie. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag en prof. dr. Lydia Krabbendam (VU) • Pot-Kolder, Roos. (VU). Virtual Reality applications for research and treatment of psychotic disorders. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag en dr. Wim Veling (UMCG). 40
• Ruchlewska, Asia. (Erasmus MC). RCT naar de effectiviteit van de crisiskaart. Promotoren: prof. dr. Niels Mulder en prof. dr. Mark van der Gaag. • Sanches, Sarita (Altrecht/TRANZO). Kosten-effectiviteit van de Individuele Rehabilitatie Benadering. Promotor: prof. dr. Jaap van Weeghel. Co-promotoren: dr. Wilma Swildens (Altrecht), dr. Jooske van Busschbach (UMCG). • Stobbe, Jolanda (Erasmus MC). RCT effecten van Assertive Community Treatment bij zorgmijdende ouderen. Promotoren: Prof. dr. C.L. Mulder; co-promotor: dr. A. Wierdsma • Vet, Renée de (Radboud Universiteit Nijmegen). Critical Time Intervention in homeless shelters. A randomized controlled trial. Promotoren: prof. dr. Judith Wolf (UMC St. Radboud) en prof. dr. Bert van Hemert (LUMC). • Vleugel, Berber van der. (GGZ Noord-Holland-Noord). EMDR versus exposure versus TAU bij mensen met PTSS en psychose. Promotoren: prof. dr. Mark van der Gaag en prof. dr. Ad de Jongh (UvA/ VU) • Vruwink, Fleur (ggNet). Risicofactoren voor separaties en interventies voor het terugdringen ervan. Promotoren: Prof. dr. C.L. Mulder, Prof. dr. H. Nijman. • Vugt, Maaike van (Trimbos Instituut). Het verband tussen modelgetrouwheid en effect bij ACT. Promotor: Prof. dr. C.L. Mulder. Prof. dr. Ph. Delespaul. Co-promotor dr. H. Kroon • Wijnia, Jan (Singledael). Public mental health: screening for Vit.D deficiency and effects of suppletion. Promotor: Prof. dr. C.L. Mulder
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
41
42
Lopend onderzoek Parnassia Groep 2012 – 2013
In de volgende hoofdstukken wordt een overzicht gegeven van onderzoek van/ bij de Parnassia Groep in de periode 2012-2013. Voor de indeling van deze hoofdstukken is de DSM-5 indeling van diagnoses leidend geweest. De achterliggende gedachte is dat onze zorg (Diagnose Behandel Combinaties en zorgprogramma’s) volgens de DSM-categorieën is ingericht. Niet naar alle DSMcategorieën vindt momenteel onderzoek plaats, en de betreffende categorieën zijn dan ook niet als hoofdstuk in dit boek meegenomen. Sommige onderzoeken zijn niet in te delen in een diagnostische categorie; daarvoor is een eigen gezamenlijke noemer gebruikt.
De aangemelde onderzoeken zijn als volgt over de hoofdstukken verdeeld:
• Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen: 7 studies • Middelgerelateerde en verslavings
• Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen: 6 studies • Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen: 12 studies • Bipolaire- en depressieve-stemmings stoornissen: 9 studies
stoornissen: 25 studies • Neurocognitieve stoornissen: 4 studies • Persoonlijkheidsstoornissen: 7 studies • Voedings-/eetstoornissen: 6 studies • Behandel- en zorgevaluatie: 22 studies • Interculturele psychiatrie: 11 studies
• Angststoornissen: 4 studies
• Terugdringen dwang en drang: 4 studies
• Obsessieve-compulsieve stoornis, somatisch-
• Overig onderzoek: 9 studies
symptoomstoornis en verwante stoornissen: 3 studies
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
43
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
44
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Effectiviteit van OROS-methylfenidaat op specifieke executieve functieproblemen bij volwassenen met ADHD: een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde cross-over studie OROS-methylphenidate efficacy on specific executive functioning deficits in adults with ADHD. A randomized, placebo-controlled cross-over study Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Annet Bron, Denise Bijlenga, Sandra Kooij
(Co-)promotor
Prof.dr. A.T.F. (Aartjan) Beekman, VU Amsterdam, dr. J.J.S. (Sandra) Kooij en dr. D. (Denise) Bijlenga, beiden PsyQ Haaglanden
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Annet Bron
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Volwassenen met Attention Deficit Hyperactivity
Binnen dit gerandomiseerde, placebo-gecon-
Disorder (ADHD) vinden het door hun aandachts-
troleerde onderzoek hebben we gekeken naar
problemen vaak moeilijk om vast te stellen of hun
de effectiviteit van een langwerkende vorm
behandeling werkt of niet. Ze kunnen slecht ont-
van methylfenidaat (OROS-methylfenidaat) op
houden hoe ze functioneerden voor de behande-
specifieke parameters van de CPT. Elke deelnemer
ling en zien dus ook niet of de behandeling goed
maakte de test drie keer: bij aanvang van het
aanslaat. Dit leidt tot staken van de behandeling
onderzoek (baseline), bij gebruik van placebo,
en daarmee tot onnodige terugval in symptomen.
en bij gebruik van OROS-methylfenidaat. Uit
Deze patiënten zouden voor het vergroten van
de resultaten kwam naar voren dat OROS beter
hun therapietrouw erg gebaat zijn bij een kwan-
werkte dan placebo, en in het bijzonder effect
titatieve, harde maat voor hun verbetering. Die is
had op de parameter ‘reactietijd variabiliteit’.
mogelijk te vinden in een computertaak voor het
Deze parameter is bekend uit onderzoek bij kin-
meten van aandacht en impulsiviteit (kernsymp-
deren met ADHD, en kan dus worden gebruikt als
tomen van de stoornis), de zogenaamde Conti-
maatstaf om de effectiviteit van ADHD medicatie
nuous Performance Test (CPT). Met deze test is al
te meten bij volwassenen met ADHD. Daarmee
herhaaldelijk aangetoond dat volwassenen met
geeft reactietijd variabiliteit inzicht in het onder-
ADHD er slecht op presteren en dat deze prestatie
liggende neuropsychologische profiel van volwas-
bovendien verbetert met medicatie tegen ADHD.
senen met ADHD.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
45
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Risicofactoren voor negatieve rijuitkomsten bij volwassen ADHD patiënten Risk factors for adverse driving outcomes in adult ADHD Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Annet Bron, Denise Bijlenga, Minda Breuk, Marieke Michielsen, Sandra Kooij
Samenwerking
PsyQ vestigingen Amsterdam, Apeldoorn, Breda, Eindhoven, Groningen, Haarlem, Den Haag, Leiden, Maastricht/Heerlen, Purmerend, Rotterdam en Zaandam; prof.dr. Aartjan Beekman, Vrije Universiteit Amsterdam en EMGO Institute for Health and Care Research
(Co-)promotor
Prof.dr. A.T.F. Beekman, VU Amsterdam/EMGO Institute, dr. D. Bijlenga en dr. J.J.S. Kooij, Kenniscentrum ADHD bij volwassenen
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Annet Bron
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
46
Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat
verkeersregels, wordt dit vragenlijstonderzoek nu
patiënten met ADHD vaker illegaal rijden, vaker
ook uitgevoerd bij een controlepopulatie uit de
hun rijbewijs ingetrokken krijgen en meer boetes,
algemene bevolking. Uiteindelijk zullen de data
snelheidsbekeuringen, ongelukken en zelfveroor-
van 330 ADHD patiënten worden vergeleken met
zaakte ongelukken hebben. Deze studie richt zich
data van eveneens 330 controles, om te zien hoe
door middel van vragenlijsten op de factoren die
slecht ADHD patiënten in Nederland nu werkelijk
rijgedrag en rijuitkomsten kunnen beïnvloeden.
rijden, en welke factoren een risico vormen voor
Uit eerdere (ongepubliceerde) analyses op de
slecht rijgedrag en verschillende negatieve rijuit-
data van Nederlandse ADHD patiënten kwam
komsten, zoals bijvoorbeeld boetes. Dit onder-
naar voren dat ze minder slecht rijden dan ADHD
zoek weegt verschillende risicofactoren tegen
patiënten in de VS. Aangezien er veel verschil-
elkaar af, en zal inzicht geven in een risicogroep
len zijn tussen o.a. de rijbevoegde leeftijd en
voor riskant rijgedrag.
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Cognitieve coping, angstklachten en depressieve klachten bij mensen met een autisme spectrum stoornis Cognitive coping, anxiety and depression in people with autism spectrum disorder Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
Arjan Bruggink, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog, SARR Rotterdam, Richard Vuijk, klinisch psycholoog, SARR Rotterdam
Samenwerking
Dr. S.D. Huisman, LUMC
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Arjan Bruggink
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Bij mensen met een autisme spectrum stoor-
de uitkomsten in dit verband met de manier
nis (ASS) komt veel comorbiditeit voor, voor-
waarop neurotypische mensen cognitieve coping
namelijk angststoornissen en depressie. Een
toepassen. De resultaten van dit onderzoek zul-
eerste keus behandeling voor angstklachten en
len bijdragen aan het ontwikkelen van effectieve
depressieve klachten is cognitieve gedragsthe-
behandelingen van de veel voorkomende como-
rapie. Bij ASS zien we verschillende cognitieve
rbiditeit, angst en depressie bij mensen met ASS.
beperkingen, zoals problemen met de “theory
Participanten worden gerekruteerd bij de SARR in
of mind”, een zwakke centrale coherentie en
Rotterdam (N=114). Vragenlijsten: De cognitieve
zwakke executieve functies. Het is goed denkbaar
copingstrategieën worden in kaart gebracht met
dat deze cognitieve beperkingen de effectiviteit
de Cognitive Emotion Regulation Questionnaire
van cognitieve therapie voor angst en depressie
(CERQ) (Garnefski, Kraaij & Spinhoven, 2001). De
negatief beïnvloeden. Bij neurotypische men-
mate van angst en depressie wordt gemeten met
sen zien we een duidelijk verband tussen het
de Symptom Check list (SCL-90) (Derogatis, 1977).
gebruik van cognitieve copingstijlen en de mate
De participanten zullen op leeftijd en geslacht
van angst en depressie. In het huidige onder-
worden gematcht met een steekproef uit de
zoek bestuderen we de samenhang tussen de
algemene populatie, welke gebruikt is voor het
cognitieve copingstijlen en de mate van angst en
samenstellen van de Nederlands handleiding van
depressie bij mensen met ASS en we vergelijken
de CERQ.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
47
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Seksuele problemen bij volwassenen met ADHD Sexual problems in adults with ADHD Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Denise Bijlenga, Arno Stammen, Jos Vroege, Minda Breuk, Kees van der Rhee, Sandra Kooij
Samenwerking
PsyQ Haaglanden Programma Seksuologie, Kenniscentrum ADHD bij volwassenen, dr. Marije Boonstra (CED-groep, Rotterdam)
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Denise Bijlenga
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Volwassenen met Attention Deficit Hyperactivity
groep patiënten. Vandaar dat wij met behulp van
Disorder (ADHD) hebben grote problemen met hun
een vragenlijst die ontwikkeld is op de afdeling
aandacht en concentratie en zijn vaak impulsief
Seksuele Stoornissen (de Vragenlijst Seksuele Pro-
en snel verveeld. Dit zou wel eens kunnen leiden
blemen van Jos Vroege) in kaart willen brengen
tot problemen op het gebied van seksualiteit:
hoe het zit met problemen van seksuele aard bij
snel afgeleid zijn tijdens een vrijpartij, snel
volwassenen met ADHD. Omgekeerd onderzoekt
verveeld zijn door seksuele handelingen of het
de afdeling Seksuele Stoornissen (Kees van der
impulsief aangaan van contacten of ervaringen. Er
Rhee) ADHD bij alle nieuwe patiënten gedurende
is echter nog nauwelijks onderzoek gedaan naar
een aantal maanden.
het voorkomen van seksuele problemen bij deze
48
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Gestandaardiseerd adviesgesprek en het effect op therapietrouw bij een gedragstherapeutische oudertraining Zorgbedrijf
Lucertis
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Joke Koevoets
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie maakt
laar tevreden zijn en zich zeker voelen over de
gedragstherapeutische oudertraining voor ouders
uitkomst van het adviesgesprek, (2) de ouders
van kinderen met ADHD al lange tijd deel uit van
naar eigen behoefte goed zijn geïnformeerd, (3)
het behandelaanbod. De ervaring leert echter dat
de perspectieven van de ouders en de behande-
ouders regelmatig afhaken wanneer de training
laar voldoende overeenkomen, (4) de ouders naar
gaat starten. Ook komt het regelmatig voor dat
eigen behoefte hebben kunnen meebeslissen, en
ouders niet bij alle bijeenkomsten aanwezig
(5) de informatie wordt gevisualiseerd.
zijn of de training voortijdig beëindigen. Dit is
In de tweede plaats zijn ouders eerder geneigd
een probleem waarmee de hulpverlening vaker
deel te nemen aan een behandeling wanneer zij
wordt geconfronteerd. Dit is betreurenswaardig.
het gevoel hebben dat zij enige mate van invloed
In de eerste plaats omdat een aantal ouders op
hebben op (het gedrag van) hun kind. Verder is
deze manier een reële mogelijkheid mist om het
het belangrijk dat ouders zichzelf gaan zien als
gedrag van hun kind te verbeteren, de stress bin-
onderdeel van de oplossing voor de problemen
nen het gezin te verminderen en escalatie van de
met hun kind. Ouders zijn vaker geneigd deel te
gedragsproblemen te voorkomen. Op de tweede
nemen aan een oudertraining wanneer zij zich
plaats is het in deze tijd van wachtlijsten en
realiseren dat de gedragsproblemen van hun
efficiënt omgaan met de beschikbare middelen
kind hun ouderschap op een negatieve manier
wenselijk om de zogenaamde no shows te beper-
beïnvloeden en wanneer ouders geloven dat
ken en de beschikbare tijd van de hulpverleners
gedragsverandering voor het kind mogelijk is.
goed te besteden. Daarbij past het werken met het maximale aantal deelnemers per groep.
Wij onderzochten wat de effecten zijn van het
In dit onderzoek wordt de vraag gesteld: Hoe
voeren van een gestructureerd adviesgesprek ten
zouden we de deelname van ouders bij de
aanzien van (1) deelname aan de training, (2)
oudertraining kunnen vergroten? Westermann
voortijdig beëindigen van de training, en (3) de
(2011) voert aan dat advisering doelmatiger en
tevredenheid van ouders over de behandeling.
effectiever is voor het verloop van het behan-
Het betreft een quasi random interventieonder-
delingsproces als (1) de ouders en de behande-
zoek.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
49
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Faseverschuiving bij volwassenen met ADHD van Slaap en Eetlust (FASE) FASE: study on the best treatment for delayed sleep phase in ADHD Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Suzan Vogel, Denise Bijlenga, Sandra Kooij
Samenwerking
Prof. dr. A.T.F. Beekman (VU), prof. dr. E.J. van Someren (NIN/UvA), prof. dr. A. Kalsbeek (NIN/UvA), dr. J. Barth (STAR medicine)
(Co-)promotor
Prof. dr. Aartjan Beekman. dr. Sandra Kooij en dr. Denise Bijlenga
Subsidie
Fonds NutsOhra, Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Suzan Vogel
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Bij 80% van de volwassenen met ADHD blijken
1) o f patiënten met ADHD en DSPS minder gunstige
er chronische inslaapproblemen te bestaan; een
bloedwaarden hebben voor biomarkers van
groot deel van hen kwalificeert voor het Delayed
chronische aandoeningen en een minder gun-
Sleep Phase Syndrome (DSPS). DSPS wordt geken-
stig cardiovasculair profiel hebben in vergelij-
merkt door een chronisch slaaptekort, wat negatieve consequenties heeft voor de lichamelijke
king met normwaarden, 2) o f de behandeling met melatonine effect heeft
gezondheid en op de lange duur is geassocieerd
op de slaapduur, de slaapfase, de ADHD-
met gewichtstoename, obesitas, diabetes, hyper-
symptomen, de eetlusthormonen en andere
tensie, metabool syndroom, hart- en vaatziekten en zelfs met kanker.
biomarkers, en 3) o f lichttherapie in de ochtend naast behandeling met melatonine een aanvullend effect
In dit onderzoek zal worden onderzocht wat de
50
heeft op de behandeling.
beste behandeling is van DSPS, waarbij bestaande
Daarnaast zal de relatie tussen de verlate slaap-
behandelingen worden vergeleken. We zullen
fase en de eetlust worden onderzocht bij volwas-
nagaan:
senen met ADHD en DSPS.
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
51
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Geluksgevoel en schizofrenie Happiness and schizophrenia Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Hans Oolders
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Hans Oolders
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Een jeugdig persoon staat aan de vooravond van
gaans gemeten in een specifieke populatie; er is
het benutten van zijn levenskansen, is gezond
onderscheid in objectieve en subjectieve kwaliteit
en er staat weinig in de weg om een zinvol,
van leven, zoals nu in de Routine Outcome Mea-
gelukkig bestaan op te bouwen. Schizofrenie is
surement (ROM). Door rechtstreeks te vragen naar
een ernstige chronische aandoening, die rond de
het geluksgevoel van de patiënt kan een meer
adolescentie tot uiting komt (leerboek Kaplin and
volledig beeld worden verkregen over zijn gevoel.
Sadock). De diagnose schizofrenie kan een “streep
Het zou ook verduidelijken of patiënten met een
door de rekening” betekenen. Deze aandoening
ernstige chronische aandoening minder gelukkig
heeft ook invloed op cognitie en gevoel. Anhedo-
zouden zijn dan mensen zonder deze aandoe-
nie (het niet kunnen ervaren van vreugde) wordt
ning. Deze gegevens zijn ook van belang met
al geruime tijd als een centraal kenmerk van
betrekking tot het maken en geven van psycho-
schizofrenie beschouwd (Bleuler, 1950; Kraepelin,
educatie programma’s. Ruim 820 patiënten van
1919/1971). Geluk is niet eenvoudig te definiëren.
Parnassia Ambulant Centrum voor Volwassenen
Termen als kwaliteit van leven, welbevinden,
Zuid (PACV Zuid) zijn bevraagd, ruim 20% heeft
gezondheid, welvaart en geluk worden door
gerespondeerd.
elkaar gebruikt. Kwaliteit van leven wordt door-
52
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Early Detection and Intervention Evaluation: preventie van psychose door een cognitieve gedragstherapeutische interventie bij hulpzoekende jonge mensen met een ultrahoog risico op een psychose Prevention of psychosis with a cognitive behavioural intervention in helpseeking young people with an at risk mental state for developing psychosis Zorgbedrijf
Parnassia, PsyQ
Onderzoeksteam PG
Mark van der Gaag, Helga Ising, Jenny van der Werf, Marion Bruns
Samenwerking
Vrije Universiteit Amsterdam, AMC Adolescentenkliniek, Rivierduinen afdeling Kinderen en Jeugd, GGz Friesland
Promovendus
Helga Ising
(Co-)promotor
Prof. dr. M. van der Gaag, VU Amsterdam; prof. dr. D.H. Linszen, UvA, dr. W.A. Veling, UMCG
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2007
Naam contactpersoon
Helga Ising
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
zodat de patiënt na een transitie naar psychose
Vroegdetectie en preventie van psychose bij jonge
direct kan worden ondersteund en geholpen. De
mensen die zich aanmelden bij de deelnemende
duur onbehandelde psychose kan hierdoor worden
instanties en sub-klinische psychotische sympto-
teruggebracht naar 0 dagen (tegen een half jaar
men rapporteren.
gemiddeld in de reguliere zorg). Op deze manier kunnen de gevolgen beter worden gecontroleerd,
Methoden:
kan de schade als gevolg van de psychose worden
Bij de groep ‘at risk’ mensen worden gedurende 18
beperkt en de verbetert de prognose. In de toe-
maanden risicofactoren voor de ontwikkeling van
komst kan met de kennis uit dit onderzoek een
een psychose in kaart gebracht. Deze risicofactoren
psychose wellicht worden voorkomen bij nieuwe
worden gemeten met behulp van: interviews, vra-
patiënten.
genlijsten, demografische gegevens en genetisch materiaal (DNA).
De inclusieperiode is afgesloten met 201 inclusies. Van 2012 tot begin 2014 is een 4-jaars follow-up
Wetenschappelijk belang:
studie van de EDIE-NL studie gedaan. Alle deelne-
Het is een gerandomiseerde gecontroleerde trial
mers van de EDIE-NL studie zijn benaderd voor een
bij patiënten waarbij het effect van een nieuwe
eenmalig interview, waarbij een aantal vragenlijs-
preventieve cognitieve gedragstherapie wordt
ten die tijdens de EDIE-NL studie zijn afgenomen,
gemeten en vergeleken met ‘treatment as usual’.
opnieuw aan patiënten werden voorgelegd. Doel van de follow-up studie is het in kaart brengen
Patiëntbelang:
hoe het nu met patiënten gaat en hoeveel pati-
De patiënten met een verhoogd risico op een psy-
ënten er na het eind van de EDIE-NL studie een
chose worden nauwlettend in de gaten gehouden,
transitie naar psychose hebben doorgemaakt.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
53
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Genetic Risk and OUtcome of Psychosis Genetic Risk and OUtcome of Psychosis Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Wijbrand Hoek, Mark van der Gaag, Jan Dirk Blom, Helga Ising
Samenwerking
UMC Utrecht, UMC Groningen, AMC Amsterdam, Universiteit Maastricht en ca. 30 perifere instellingen
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2005
Naam contactpersoon
Helga Ising
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
Het GROUP project richt zich op de kwetsbaarheid
Het GROUP onderzoek is er de afgelopen jaren
om een psychose te ontwikkelen en het verloop
in geslaagd om een goede samenwerking op te
van psychotische stoornissen. Het bestudeert
zetten met een groot aantal GGZ instellingen in
zowel de genetische als de omgevingsfactoren die
Nederland. Tegelijkertijd is er een groot cohort
hierbij een rol spelen. Deze longitudinale, obser-
opgebouwd van patiënten en hun familieleden,
vationele studie onderzoekt de interactie tussen
die allen meewerken aan grootschalig (genetisch)
verscheidene kwetsbaarheids- en beschermende
onderzoek naar de oorzaken van schizofrenie.
factoren en de genetische variatie. Patiëntbelang: Methoden:
De diagnostiek van mensen met een psychotische
30 vragenlijsten, gericht op (1) symptomatolo-
stoornis is door dit onderzoek sterk verbeterd.
gie, (2) risico- en beschermende factoren en (3) behandeling en beloop. Afname van lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek.
54
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Muzikale hallucinaties Musical hallucinations Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Birgitta Vrins, René Lauw, Jan Dirk Blom
Samenwerking
Haga Ziekenhuis, UMC Utrecht
Promovendus
Jan Adriaan Coebergh
(Co-)promotor
Prof. dr. I.E.C. (Iris) Sommer, UMC Utrecht; prof. dr. H.W. (Wijbrand) Hoek, RuG/UMCG, dr. J.D. (Jan Dirk) Blom, Parnassia/RuG
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Jan Dirk Blom
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
- Analyse van de fenomenologische karakteristie-
- Inzicht verkrijgen in de neurobiologische cor-
ken van muzikale hallucinaties (MH) - Analyse van de neurobiologische correlaten van
relaten van MH - Toetsen van de effectiviteit van behandelingen
MH - Analyse van het beloop van MH
Patiëntbelang:
-O nderzoeken van de effectiviteit van behande-
- Ontwikkelen van een effectieve behandeling
lingen voor MH Methoden:
van MH
- Inventariseren van de fenomenologische karakteristieken van MH (vragenlijsten) - KNO-onderzoek (o.a. audiogram) - MRI-scan - Evaluatie effectiviteit van behandelingen
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
55
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Model-free en netwerkanalyse van fMRI-data bij stemmenhoorders Model-free analysis of fMRI data in patients experiencing auditory verbal hallucinations Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Jasper Looijestijn, Rutger Goekoop, Jan Dirk Blom, Wijbrand Hoek
Samenwerking
NeuroImaging Center RuG/UMCG
Promovendus
Jasper Looijestijn
(Co-)promotor
Prof. dr. A. (André) Aleman, RuG; prof. dr. H.W. (Wijbrand) Hoek, RuG/UMCG, dr. J.D. (Jan Dirk) Blom, Parnassia/RuG; dr. R. (Rutger) Goekoop, Parnassia Groep
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Jasper Looijestijn
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie - Analyse van de neurobiologische correlaten van verbale akoestische hallucinaties (VAH) Methoden: - Model-free en netwerkanalyses van fMRI-data Wetenschappelijk belang: - Inzicht verkrijgen in de interacterende functionele netwerken van het brein die betrokken zijn bij het ontstaan van hallucinaties -H et identificeren van ‘hubs’ in het auditieve netwerk die geschikt zijn voor targeting met rTMS of DBS (deep brain stimulation) Patiëntbelang: -M ogelijk maken van een gerichte behandeling tegen medicatieresistente VAH met relatief weinig bijwerkingen
56
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Multilevel Onderzoek naar Neuropsychologische Dimensies en Migratie geassocieerd met Psychose Multilevel Investigation of Neuropsychological Dimensions and Migration in Association with Psychosis Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Luyken Stouten, Mischa van der Helm, Winfried Laan, Wim Veling, Mark van der Gaag
Samenwerking
VU Amsterdam
Promovendus
Luyken Stouten
(Co-)promotor
Prof. dr. Mark van der Gaag, VU Amsterdam, dr. Wim Veling, UMCG
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Luyken Stouten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
Het doel van de huidige studie is te onderzoeken
Cognitieve beperkingen zijn een centraal kenmerk
welke cross-sectionele en longitudinale rela-
van schizofrenie, grotendeels onafhankelijk van
ties bestaan tussen verschillende domeinen van
andere symptomen en waarschijnlijk een meer
cognitief functioneren en (een verhoogd risico op)
betrouwbare voorspeller van functionele uitkomst
symptomen, beloop en uitkomst van de eerste
dan positieve en negatieve symptomen. Ondanks
episode van schizofrenie/psychose.
deze conclusie is er nog weinig gedetailleerde en onomstreden kennis over de relaties tussen cog-
Methoden:
nitief functioneren en schizofrenie. De resultaten
Assessment van zeven verschillende cognitieve
van de uitgevoerde onderzoeken spreken elkaar
domeinen door middel van 15 neurocognitieve
vaak tegen, veel studies betroffen kleine samples
subtesten bij populatie vroege psychose en
of chronische schizofrenie patiënten en er zijn
populatie verhoogd risico op psychose. De studie
maar weinig longitudinale studies. Ook is er wei-
omvat een baseline inclusieperiode van 1 jaar
nig bekend over etnische verschillen in cognitieve
met drie vervolgmetingen (6 maanden, 1 jaar en 2
functiestoornissen.
jaar na baseline). Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zullen de volgende statistische
Patiëntbelang:
technieken worden gebruikt: Pearson’s correlatie
De uitslagen van het uitvoerige neuropsychologi-
coëfficiënt, (M)AN(C)OVA, repeated measure ana-
sche assessment worden teruggekoppeld aan de
lyse (general lineair model), regressie-analyse en
deelnemers. Aan de probleemgebieden die hier-
multi-level analyse.
uit mogelijk naar voren komen, wordt aandacht besteed tijdens hun behandeling.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
57
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Europees netwerk van nationale schizofrenie netwerken die gen-omgevinginteracties (GxE) bestuderen European network of national schizophrenia networks studying gene-environment interactions Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Mark van der Gaag, Tamar Kraan
Samenwerking
EU-GEI partners en aangesloten partners
Promovendus
Tamar Kraan
(Co-)promotor
Prof. dr. Mark van der Gaag, VU Amsterdam; prof. dr. Lieuwe de Haan, UvA, dr. Eva Velthorst, UvA
Subsidiegever
Europese Unie, beheerd door AMC/UvA
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Mark van der Gaag
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
Inzicht krijgen in de invloed van erfelijke
De oorzaak voor het ontwikkelen van psychische
eigenschappen en omgevingsfactoren op de
klachten is onbekend, maar wel zijn onderzoekers
kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een
het erover eens dat zowel erfelijke als omge-
toekomstige psychose.
vingsfactoren een rol spelen. In dit onderzoek richten we ons vooral op de samenhang tus-
Methoden:
sen deze factoren. Er is bijvoorbeeld bekend dat
Deze studie zal blootstelling aan omgevingstres-
mensen die opgroeien in verstedelijkte gebieden
soren en symptomen meten met behulp van:
een groter risico hebben op het ontwikkelen van
interviews en vragenlijsten, de afname van
psychische klachten dan mensen die opgroeien
erfelijk materiaal (DNA) en hersenstructuur (MRI-
op het platteland. In dit onderzoek naar jongeren
scan van de hersenen). Bij de groep ‘at risk’
met hoog-risico klachten, willen we nagaan of
mensen worden risicofactoren en genen in kaart
de wederzijdse invloed van bepaalde erfelijke
gebracht en deze groep wordt gedurende twee
eigenschappen en omgevingsfactoren de kans op
jaar gevolgd.
psychische problemen verhoogt. Mensen zonder psychische klachten, met dezelfde etnische achtergrond en afkomstig uit dezelfde regio, worden gevraagd mee te doen om de resultaten onderling te kunnen vergelijken. Patiëntbelang: Deelname aan het onderzoek draagt bij aan inzicht in de oorzaken van het ontstaan van een psychose.
58
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
REFLEX, een sociaal-cognitieve groepsbehandeling om inzicht te verbeteren in schizofrenie REFLEX, a social-cognitive group treatment to improve insight in schizophrenia Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Petra Bervoets, Tamar Kraan, Mark van der Gaag
Samenwerking
UMCG, Lentis, GGZ Drenthe, Meerkanten GGZ, GGZ Friesland, GGZ Nijmegen
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Mark van der Gaag
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Na toewijzing en de voormeting wordt gestart
Bij 50 tot 80% van de mensen met schizofrenie is
met een groepsgewijze behandeling. Deze
er sprake van een verminderd ziekte-inzicht. Uit
bestaat uit 12 wekelijkse sessies van elk een uur.
onderzoek blijkt dat deze mensen minder goed
De controleconditie bestaat uit groepsgewijze
functioneren in het dagelijkse leven en ook min-
cognitieve revalidatie. Bij de uitkomstmaten voor
der therapietrouw zijn dan mensen bij wie het
inzicht (zgn. ‘preconditions’ voor inzicht) wordt
inzicht beter is. Het verbeteren van ziekte-inzicht
gekeken naar: zelf-reflecterend vermogen, mate
zou dan ook een belangrijke pijler van de behan-
van zekerheid over overtuigingen (idiosyncratic
deling van mensen met schizofrenie moeten zijn.
self-certainty) en stigma. Deze factoren worden gemeten met 3 vragenlijsten. Secundaire uit-
In de REFLEX studie wordt een nieuwe training
komstmaten zijn inzicht (een interview) en effect
om het ziekte-inzicht te verbeteren onderzocht.
van de interventie op symptomen (een interview
De training is gebaseerd op het idee dat het ver-
en een vragenlijst), kwaliteit van leven (een vra-
mogen om kritisch op jezelf te kunnen reflecteren
genlijst) en sociaal functioneren (een vragenlijst).
noodzakelijk is voor ziekte-inzicht. Wetenschappelijk belang: De training bestaat uit drie modules: omgaan met
Het onderzoeken van een interventie voor het
stigma, jij en je levensloop en jij in het hier en
vergroten van het ziekte-inzicht die is ontwikkeld
nu. In elk van deze modules wordt onderscheid
vanuit een herstelgerichte benadering.
gemaakt tussen feiten en meningen, en worden deelnemers gestimuleerd vanuit het perspectief
Patiëntbelang:
van een ander naar zichzelf te kijken.
Er worden duidelijke voordelen van de interventie verwacht. De hoop is dat zowel het ziekte-inzicht
Methoden:
als secundaire uitkomstmaten als psychiatrische
Patiënten die voldoen aan de inclusie-criteria
symptomen, zelfvertrouwen en kwaliteit van
worden door loting toegewezen aan een van
leven zullen verbeteren.
beide condities (behandel- of controleconditie).
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
59
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
HoNOS pilotstudie HoNOS pilot Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Narda Miedema, Mirjam Hazewinkel, Remco de Winter, Arlette van Amerongen
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Narda Miedema
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
Onderzoeken of de HoNOS als meetinstrument bij
Is de HoNOS een geschikt instrument voor Routine
elke opgenomen patiënt van het KCAP kan worden
Outcome Monitoring (ROM) van de behandeling
toegepast, om hiermee te kijken of de ernst van
die op het KCAP gegeven wordt?
klachten die patiënten ervaren tijdens opname op het KCAP afneemt, ofwel: worden patiënten beter
Patiëntbelang:
op de afdeling? Zijn hierin verschillende patiënt-
Vaststellen van verbetering/vermindering van
profielen terug te vinden?
klachten tijdens opname op het KCAP. Zijn hierin verschillende patiëntprofielen terug te vinden?
Methoden: Tussen 1 januari 2011 en 1 januari 2012 wordt bij alle patiënten (uitgezonderd BOR-regelingen) de HoNOS bij opname en ontslag ingevuld. Dit zal gaan om ongeveer 1300 opnames. De HoNOS (ontwikkeld door Mulder, Staring, Loos, Buwalda, Kuijpers, Sytema en Wierdsma in 2004) wordt beschouwd als een goede kandidaat voor het omschrijven van de toestand van de patiënt in de dagelijkse praktijk van de geestelijke gezondheidszorg. De HoNOS meet diverse domeinen, namelijk: psychiatrische symptomen, verslaving, somatiek en algemeen functioneren.
60
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Metacognitieve training Metacognitive training (MCT) Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Petra Bervoets, Gitty de Haan, Mark van der Gaag
Samenwerking
Reinier van Arkel groep, ‘s-Hertogenbosch; VU Amsterdam; GGZ NHN, GGZ Delfland, Yulius, GGZ Drenthe
Promovendus
Bas van Oosterhout
(Co-)promotor
Prof. dr. Mark van der Gaag, VU Amsterdam, prof. dr. Lydia Krabbendam, VU Amsterdam
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Petra Bervoets
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
Het betreft een effectiviteitsstudie met een daar-
Laboratoriumstudies hebben bevestigd dat een
aan gekoppelde kosteneffectiviteitsstudie van de
aantal denkstijlen verantwoordelijk is voor het
metacognitieve training. Deze groepsgewijze trai-
ontstaan en voortduren van de achterdocht. In
ning wordt verondersteld denkstijlen te beïnvloe-
een poging om deze bevindingen om te zetten
den die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan
in een interventie is de MCT ontwikkeld. Het is
en voortduren van achterdocht.
voor het eerst dat, na een aantal veelbelovende pilots, deze training onderzocht wordt op (kosten)
Methoden:
effectiviteit.
Het betreft een gerandomiseerde klinische trial met twee armen: een controlegroep en een expe-
Patiëntbelang:
rimentele groep. Na screening en informed con-
MCT kan mogelijk bijdragen aan een afname van
sent vindt randomisatie plaats, waarbij patiënten
achterdocht bij een kwetsbare patiëntenpopu-
willekeurig worden ingedeeld in één van de twee
latie.
condities. De experimentele groep start direct met de groepsgewijze training van 8 sessies, parallel aan de gebruikelijke zorg. De controlegroep ontvangt gebruikelijke zorg. Er is een voormeting, een nameting en een follow-up na 4 maanden.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
61
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Brave New Worlds: Virtual reality experimenten die psychose en de sociale omgeving met elkaar verbinden Brave New Worlds: Virtual Reality Experiments Linking Psychosis and Social Environment Zorgbedrijf
Parnassia, Dijk en Duin, Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
Wim Veling, Roos Pot-Kolder, Jacqueline Counotte, Sanne Bruijniks, Mark van der Gaag
Samenwerking
TU Delft, Universiteit Maastricht
Promovendus
Roos Pot-Kolder
(Co-)promotor
Prof. dr. M. van der Gaag, Vrije Universiteit, dr. W. Veling, UMCG
Subsidiegever
ZonMw Veni
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Wim Veling
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In epidemiologische studies worden voortdurend
omgevingen. Bij vier groepen van 50 proefperso-
relatief hoge percentages psychotische stoornissen
nen met verschillende gevoeligheid voor psychose
gevonden bij mensen in dicht bevolkte stedelijke
worden lichamelijke en psychologische reacties
gebieden en bij etnische minderheden, vermoe-
geanalyseerd op drukte, andere etnische groepen
delijk veroorzaakt door omgevingsinvloeden. De
en vijandigheid. Er wordt onderzocht hoe deze
kern voor dit omgevingsrisico zou kunnen liggen
stressoren samenhangen met fysiologische stress
in herhaalde negatieve sociale ervaringen, die
reacties en psychose-achtige symptomen.
leiden tot vergroten van de gevoeligheid bij mensen met aanleg voor psychose en tot toename van
Belang van de studie:
psychotische reacties op opeenvolgende negatieve
Experimentele blootstelling aan VR omgevingen
sociale ervaringen. Tot nu toe zijn deze hypothe-
is een veelbelovende benadering om omge-
ses voor het meerendeel nog niet getest, aange-
vingsfactoren bij psychosen te onderzoeken.
zien het moeilijk is om de sociale omgeving en de
Het is het eerste onderzoek waarbij deelnemers
psychologische en fysiologische reacties van het
gerandomiseerd zijn over virtuele omgevingen
individu daarop nauwkeurig te meten. Sinds kort
met verschillende sociale risico-kenmerken en
zijn Virtual Reality (VR) technieken ontwikkeld
metingen van psychose(-achtige) reacties. Het
die de mogelijkheid bieden voor gecontroleerde
is een volgende stap in het proces om de hoge
expertimentele blootstelling aan verschillende
percentages psychotische reacties in dichtbevolkte
sociale omgevingen.
gebieden en bij immigranten te begrijpen. Door dit onderzoek worden VR behandelingen ontwik-
Methode:
keld die er op gericht zijn psychotische reacties op
De onderzoekers hebben een virtueel caféter-
sociale risico-omgevingen te verminderen door
ras gebouwd en bekijken met drie experimenten
‘exposure’- therapie.
hoe psychotische symptomen ontstaan in sociale 62
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
Melding van psychose-achtige symptomen door adolescenten op algemene ambulante behandelafdelingen, en het vaststellen van een grenswaarde op de PQ-16 Reported psychotic-like experiences in adolescence in general outpatient clinics and the determination of a cut-off point at the PQ-16 Zorgbedrijf
Lucertis, Parnassia
Onderzoeksteam PG
Yvonne de Jong, Niels Mulder, Mark van der Gaag
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Yvonne de Jong
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel:
Wetenschappelijk belang:
Het bepalen van een cut-off score op de Prodro-
Door middel van cross-sectioneel onderzoek
mal Questionnaire-16 (PQ-16/ ervaringenlijst) met
worden adolescenten die zich aanmelden in een
The Comprehensive Assesment of At Risk Mental
ambulante setting vergeleken met de algemene
States (CAARMS) en het volgen van het verloop van
populatie en de populatie die wordt aangemeld
de symptomen in de ultra high risk (UHR) groep.
bij een vroeginterventieteam. Via longitudinaal
Gerelateerde risicofactoren worden verzameld.
onderzoek wordt het verloop van UHR bij jongeren met een verhoogd risico op psychose gevolgd
Methoden:
in relatie tot risicofactoren.
Alle 12-18 jarigen krijgen bij aanmelding bij locaties Hoogvliet, Brainpark en Rotterdam-Zuid
Patiëntbelang:
de ervaringenlijst toegezonden en worden bij
Adolescenten met een psychose worden eer-
een score van 6 of hoger geïnterviewd met de
der gedetecteerd en behandeld, waardoor hun
CAARMS. Adolescenten met een UHR worden een
prognose verbetert en de schade als gevolg van
jaar gevolgd.
een psychose wordt beperkt. De adolescenten met een UHR kunnen eerder worden gedetecteerd en gevolgd, waardoor hulp beter kan aansluiten en de ontwikkeling gunstig kan worden bijgestuurd.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
63
Bipolaire- en depressievestemmingsstoornissen
64
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Effectiviteit en geheugenproblemen na elektroconvulsieve therapie: een prospectieve studie Efficacy and memory problems following Electro Convulsive Treatment: a prospective study Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Esmée Verwijk, King Kho, Rob Kok
Samenwerking
Katholieke Universiteit Leuven, campus Kortenberg; GGZ Delfland
Promovendus
Esmée Verwijk
(Co-)promotor
Prof. dr. Max Stek, VU; prof. dr. Erik Scherder, VU, dr. Rob Kok, Parnassia; dr. Hannie Comijs, GGZ inGeest/VUmc
Startjaar
2007
Naam contactpersoon
Esmée Verwijk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Electroconvulsieve therapie (ECT) is een effectieve
Met dit onderzoek kan misschien de ECT-techniek
behandeling. Een beperking vormen de concen-
worden verbeterd. Bovendien verdiept het ons
tratie- en geheugenproblemen tijdens de behan-
inzicht in de problemen in de informatieverwer-
deling en soms ook na de behandeling. Nieuwe
king die (ernstig) depressieve patiënten hebben
technieken van stimuleren geven mogelijk minder
en de verandering, vooral verbetering, die ECT
problemen op dit vlak.
hierbij geeft. Misschien komt er ook meer zicht op de effecten van ECT op de dagritmes/de biologi-
Vanaf april 2007 doet Parnassia onderzoek waarbij
sche klok.
twee stimulatietechnieken worden vergeleken. We kijken naar de verbetering van de stemming
Vanaf 2009 participeert de Katholieke Universiteit
en naar de cognitieve effecten. We hopen op
Leuven in dit onderzoek. Sinds augustus 2011 is
een gelijke effectiviteit tegen depressie, maar
gestart met het analyseren van de data van de
misschien met minder nadelen op het geheu-
eerste fase (gerandomiseerd) van het onderzoek.
gen. Daarnaast kijken we naar het effect van
In 2014 zullen de data van follow-up geanaly-
ECT op het dagritme. We kijken hoe het herstel
seerd worden.
van het dagritme door ECT samenhangt met de andere effecten van ECT. Vaak ziet de omgeving al verbetering, die de patiënt nog niet beleeft. Het is interessant om te zien of dit zichtbaar is in een objectieve activiteitsverbetering.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
65
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
De Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO): prevalentie en correlaten van apathie in patiënten met en zonder depressie The Netherlands Study of Depression in Older persons (NESDO)
Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Parnassia
Onderzoeksteam PG
Isis Groeneweg-Koolhoven, Rob Kok
Samenwerking
VU Amsterdam, LUMC, UMC Groningen, UMC St. Radboud, GGZ inGeest, GGNet, GGZ Nijmegen, GGZ Rivierduinen, Lentis
Promovendus
Isis Groeneweg-Koolhoven
(Co-)promotor
Prof. dr. R.C. van der Mast, LUMC, Department of Psychiatry
Subsidiegever
ZonMw, Rivierduinen
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Isis Groeneweg-Koolhoven
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Apathie wordt vaak gezien als een symptoom
Bij longitudinaal onderzoek wordt een relatie
van een neuropsychiatrische aandoening zoals
gevonden met toename van de leeftijd en cog-
depressie, dementie en Parkinson. Apathie
nitieve achteruitgang. Verder blijkt de aanwezig-
komt regelmatig voor op oudere leeftijd en
heid van vasculaire ziekten, zoals cerebrovasculair
de geschatte prevalentie bij ouderen met een
accident (CVA) en perifere atherosclerose een
depressie loopt uiteen van 37-86%. Dit is afhan-
voorspeller te zijn voor apathie en niet voor
kelijk van leeftijd, ernst van de depressie en de
depressie, terwijl verhoging van het CRP wel geas-
onderzochte populatie. De weinige onderzoeken
socieerd is met de aanwezigheid van depressie en
naar apathie in de algemene bevolking laten
niet met apathie.
prevalenties zien tussen de 0 en 51%. Apathie blijkt een op zichzelfstaande klinische
Er is meer onderzoek nodig om de verschil-
aandoening te zijn en wordt voornamelijk gedefi-
len tussen apathie en depressie te begrijpen.
nieerd als een stoornis van de motivatie. Apathie
Hiervoor zijn 476 oudere deelnemers (> 60 jaar)
zorgt voor ernstige beperkingen in het dagelijks
uit de NESDO-studie geïncludeerd waarbij de vol-
functioneren, veroorzaakt forse lijdensdruk bij
ledige Apathy Scale (AS) is afgenomen. In totaal
mantelzorgers en is geassocieerd met een slech-
bleken 351 deelnemers depressief te zijn en 126
tere functionele uitkomst.
deelnemers niet. Geëxcludeerd zijn deelnemers met een Mini Mental State Examination score
Bij depressieve ouderen blijkt de aanwezigheid
van 19 of minder, een organische of psychotische
van apathie prognostisch te zijn voor een slech-
stoornis, primaire diagnose dementie, onvol-
tere behandelrespons en een verhoogde kans op
doende vaardigheden in de Nederlandse taal en
een chronisch beloop van de depressie. Door de
onvolledige AS.
grote overlap in symptomen wordt apathie mogelijk onderschat en depressie overschat.
66
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Acceptance and Commitment Therapy vs. cognitieve therapie voor de behandeling van depressie Acceptance and Commitment Therapy vs. Cognitive Therapy for the treatment of major depressive disorder Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Jacqueline A-Tjak plus diverse medewerkers zorgprogramma depressie bij PsyQ Zaandam en Purmerend
Samenwerking
PsyQ Zaandam, PsyQ Purmerend, Universiteit van Amsterdam
Promovendus
Jacqueline A-Tjak
(Co-)promotor
Prof. dr. P.M.G. (Paul) Emmelkamp, Universiteit van Amsterdam, dr. N. (Nexh) Morina, Universiteit van Amsterdam
Subsidiegever
Subsidiefonds Wetenschappelijk Onderzoek PsyQ
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Jacqueline A-Tjak
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De effectiviteit van Cognitieve Therapie (CT) voor
volwassen hechting een verschillend modererend
de depressieve stoornis is aangetoond in vele
effect hebben op de uitkomsten van de behande-
gerandomiseerde studies (Cuijpers et al., 2009).
ling voor de twee behandelmethodieken. Deelne-
Recent is een aantal derde generatie gedragsthe-
mers worden geworven uit de patiëntenpopulatie
rapieën verschenen en populair geworden. Eén
van PsyQ te Zaandam en Purmerend. Alle patiën-
daarvan is Acceptance and Commitment Therapy
ten (n=98) moeten voldoen aan de diagnostische
(ACT). Er is steeds meer evidentie dat ACT effectief
criteria voor een (niet-psychotische) depressieve
is (Powers et al., 2009). De meeste studies naar
stoornis, eenmalig of recidiverend, vastgesteld
het effect van psychotherapie vinden plaats onder
aan de hand van het gestructureerde Interview
strikte experimentele controle in een academi-
voor DSM-IV-As I. Patiënten krijgen één van beide
sche setting. Resultaten van dergelijke studies zijn
psychologische behandelingen CT of ACT. Primaire
wellicht niet te generaliseren naar de reguliere
afhankelijke variabelen zijn zelf gerapporteerde
klinische praktijk. De huidige studie heeft als doel
depressieve klachten vastgesteld met de Quick
om de effectiviteit van CT en ACT te vergelijken in
Inventory of Depressive Symptomatology-Self
een gerandomiseerd onderzoek bij patiënten met
Rating (QIDS-SR) en de Hamilton Rating Scale for
een depressieve stoornis in de reguliere klinische
Depression (HDRS). Elke deelnemer krijgt tussen
praktijk. Verder onderzoekt de studie of elke spe-
de 16 en 20 zittingen ACT danwel CT. Gebaseerd op
cifieke behandelmethode gemedieerd wordt door
eerder onderzoek wordt verwacht dat patiënten
het veronderstelde theoretische mechanisme. Tot
zullen profiteren van beide behandelvormen.
slot brengt de studie ook in kaart of aspecten van
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
67
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Fenomenologie van auditieve hallucinaties bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis Borderline personality disorder and hallucinations Zorgbedrijf
PsyQ, Parnassia
Onderzoeksteam PG
Karin Slotema, Marieke Niemantsverdriet, Sietske Scheers, Jan Dirk Blom, Wijbrand Hoek
Samenwerking
UMC Utrecht
Subsidiegever
ZonMw, Stichting tot Steun VCVGZ
Startjaar
2007
Naam contactpersoon
Karin Slotema
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
- Analyse van de neurobiologische correlaten
- Analyse van de neurobiologische correlaten
van verbale akoestische hallucinaties (VAH); - Onderzoeken van de effectiviteit van fMRIgeleide TMS versus TMS over T3P3 (standaardlo-
geleide TMS versus TMS over T3P3 (standaardlo-
catie) en sham.
catie) en sham.
Methoden:
Patiëntbelang:
- Inventariseren van de fenomenologische
- Ontwikkelen van een behandeling tegen medi-
karakteristieken van VAH; - EEG, fMRI-scan, model-based analyse van fMRI-data (drs. K. Diederen, UMCU); - Randomisatie, waarna rTMS-behandeling (N=60) waarbij fMRI-geleide rTMS gericht wordt vergeleken met de standaard rTMS-methode en een placeboconditie; - Evaluatie effectiviteit van rTMS; - Analyse kosten-effectiviteit van rTMS.
68
van verbale akoestische hallucinaties (VAH); - Onderzoeken van de effectiviteit van fMRI-
catieresistente VAH; - Ontwikkelen van een behandeling met relatief weinig bijwerkingen tegen VAH.
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Effecten en kosteneffectiviteit van farmacogenetische screening onder ouderen die starten met antidepressiva Effects and cost-effectiveness of pharmacogenetic screening among elderly starters with antidepressants: a pragmatic randomized controlled trial Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Rob Kok, Harm Pieter Spaans, Martin Schaap, King Kho
Samenwerking
GGZ-InGeest, GGZ Noord Holland Noord, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Rijksuniversiteit Groningen/UMCG, Dignis/Lentis, Reiner van Arkel groep
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het belangrijkste doel van dit onderzoek is om
Dit is een pragmatisch, gerandomiseerd gecontro-
de effecten vast te stellen van farmacogenetische
leerd interventie-onderzoek binnen de deelne-
screening van CYP2D6 op de tijd tot het bereiken
mende psychiatrische instellingen bij patiënten
van voldoende bloedspiegel. De secundaire doe-
van 65 jaar en ouder met een depressie waarbij
len omvatten het meten van ongewenste reacties
medicamenteuze behandeling met ofwel nortrip-
op medicatie, het bepalen van kosteneffectiviteit
tyline ofwel venlafaxine is gestart.
en van de invloed van het genotype voor ABCB1 op serum bloedspiegels en op ongewenste reacties op medicatie.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
69
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Hyponatriëmie bij oudere patiënten die antidepressiva gebruiken: een cross-sectionele studie naar prevalentie en risicofactoren en onderliggende mechanismen Characteristics, prevalence, risk factors, and underlying mechanisms of hyponatremia in elderly patients treated with antidepressants: a crosssectional study Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Rob Sival, Judith Haffmans, Rob Kok
Samenwerking
UMC Utrecht
Promovendus
Cyndie Mannesse
(Co-)promotor
Prof. dr. A.C.G. (Toine) Egberts, UMC Utrecht, dr. P.A.F. (Paul) Jansen, dr. R.J. (Rob) van Marum
Subsidiegever
Stichting tot Steun VCVGZ
Startjaar
2007
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Hyponatriëmie is een bekende bijwerking van
deze cross-sectionele studie gestart binnen het
antidepressiva. De symptomen van deze elec-
Klinisch Centrum Ouderen (KCO). Alle ouderen die
trolytafwijking kunnen atypisch zijn en lijken op
gezien worden door de afdelingen geriatrie of
de symptomen van een depressie. Maar hypo-
opgenomen worden bij de ouderenpsychiatrie
natriëmie kan ook hersenoedeem geven met
en bij wie laboratoriumonderzoek en lichamelijk
ernstige neurologische klachten. Hoe vaak het bij
onderzoek is gedaan, worden opgenomen in het
ouderen voorkomt is niet bekend. Ook is er geen
onderzoek. Om uitspraken te kunnen doen over
eenduidigheid welke patiënten een verhoogd
de risicofactoren is berekend dat 350 patiënten
risico hebben. Voor de klinische praktijk is het
nodig zijn. De onderzoekers werken bij de afde-
belangrijk inzicht te krijgen in de prevalentie en
ling geriatrie van de Parnassia Groep en bij de
te weten welke patiënten vooral het risico lopen
Universiteit Utrecht.
op deze bijwerking. Daarom is op 1 maart 2007
70
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Bijwerkingen van langdurig lithiumgebruik bij ouderen Adverse effects of long term lithium treatment in the elderly Zorgbedrijf
Parnassia
Samenwerking
UMC Utrecht, Erasmus MC, Havenziekenhuis Rotterdam
Promovendus
Els van Melick
(Co-)promotor
Prof. dr. T. Egberts, UMCU
Startjaar
2004
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Lithium is een geneesmiddel dat reeds lang op de
Het promotieonderzoek behelst een aantal
markt is en nog altijd een duidelijke plaats heeft
onderdelen:
bij de behandeling van bipolaire stoornissen en
- Onderzoek naar de relatie tussen lithiumge-
therapieresistente depressies. Voor deze indicaties
bruik en de nierfunctie: hierbij wordt gekeken
moet lithium meestal langdurig gebruikt worden.
naar de kreatinine klaring en het concentrerend
Bij mensen ouder dan 65 is echter nauwelijks tot
vermogen van de nieren. Een cross-sectionele
geen onderzoek gedaan naar de bijwerkingen van
studie is afgerond, een longitudinale studie
lithium. Omdat lithium mogelijk ook beschermende effecten heeft met betrekking tot neurodegeneratieve aandoeningen, zoals Alzheimer, is het extra relevant om bij ouderen te onderzoeken wat langdurig lithiumgebruik voor veranderingen kan veroorzaken in het lichaam.
loopt nog. - Onderzoek naar de prevalentie van schildklieraandoeningen bij lithiumgebruik. - Onderzoek naar de prevalentie van bijschildklierafwijkingen bij lithiumgebruik. - Database onderzoek naar de prevalentie van lithiumgebruik bij ouderen in Nederland in de afgelopen 10 jaar. - Onderzoek naar effecten van lithium op de cognitie: nadelen en mogelijke voordelen.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
71
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO) Netherlands Study on Depression in Older people (NESDO) Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Rob Kok, Julia van den Berg
Samenwerking
VUMC, LUMC, UMCG, UMC Radboud, GGnet, GGZ InGeest, Riverduinen, Lentis
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Depressieve stoornissen komen bij ouderen veel-
De studie sluit, onder meer in gebruik van meet-
vuldig voor en hebben vaak een ongunstige prog-
instrumenten, aan bij de Nederlandse Studie naar
nose. Het is nog onvoldoende bekend waardoor
Depressie en Angst (NESDA), waarbij onder andere
dit ongunstige beloop wordt veroorzaakt. Daarom
depressieve mensen van 18 tot 65 jaar worden
doet NESDO een onderzoek onder depressieve en
geïncludeerd. De samenwerking met NESDA maakt
gezonde mensen van 60 jaar en ouder, en volgt
het mogelijk om gegevens van depressieve oudere
hen gedurende 4 jaar.
volwassenen te vergelijken met die van jongere volwassenen.
Sinds eind 2008 participeert zorgbedrijf Parnassia in dit onderzoek. Er wordt hierbij een breed scala aan gegevens verzameld die mogelijk samenhangen met (het beloop van) depressie bij ouderen, zoals biologische factoren, klinische en sociale kenmerken, levensgebeurtenissen, lichamelijke gezondheid, cognitief functioneren en zorggebruik. Het belangrijkste einddoel van de studie is de hulpverlening te kunnen verbeteren en toe te spitsen op de specifieke problemen van depressieve ouderen.
72
Bipolaire- en depressieve-stemmingsstoornissen
Rumineren bij ouderen met depressie: gerandomiseerde effectstudie naar een antipiekertraining COMET for treating rumination in depressed older adults
Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Wilfried Ekkers, Kees Korrelboom, Mark van der Gaag
Samenwerking
Vrije Universiteit Amsterdam
Promovendus
Wilfried Ekkers
(Co-)promotor
Prof. dr. Mark van der Gaag, prof. dr. Pim Cuijpers, VU Amsterdam, dr. Kees Korrelboom, PsyQ
Startjaar
2007
Naam contactpersoon
Wilfried Ekkers
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Een van de problemen waar mensen met een
Rumineren blijkt dus een heel belangrijk onder-
depressie of somberheid last van kunnen hebben,
deel van een depressie te zijn. Tot op heden zijn
is dat zij veel piekeren over hoe zij zich voelen.
er echter weinig behandelingen ontworpen die
Dit wordt rumineren genoemd. Rumineren is
direct het rumineren (piekeren) aanpakken. Voor
het herhaaldelijk nadenken en piekeren over
oudere mensen is dit helemaal niet onderzocht.
de eigen depressieve gemoedstoestand. Zo kan
De antipiekertraining doet dit wel en is geschre-
iemand die rumineert zich maar blijven afvragen
ven voor oudere mensen met een depressie.
hoe het toch komt dat hij zo moe is of waarom
In dit onderzoek wordt de effectiviteit ervan
het maar niet lukt om ‘s ochtends op gang te
onderzocht, zodat we meer te weten komen over
komen. Uit wetenschappelijk onderzoek in de
de rol van rumineren bij oudere mensen met een
afgelopen jaren is gebleken dat rumineren onder
depressie en beter in staat zijn om mensen met
meer depressie voorspelt, verergert, in stand
een depressie te behandelen.
houdt en zelfs kan veroorzaken. Ook vermindert rumineren het vermogen om problemen op te lossen. En niet in de minste plaats is het buitengewoon vervelend om zo veel te piekeren.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
73
Angststoornissen
74
Angststoornissen
Metacognitieve therapie en intolerantie-voor-onzekerheid therapie voor gegeneraliseerde angststoornis (GAS): 30-maands follow-up A 30-month follow-up of generalized anxiety disorder: status after metacognitive therapy and intolerance of uncertainty therapy Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Colin van der Heiden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Alhoewel metacognitieve therapie (MCT) en
het oorspronkelijke onderzoek hadden voltooid,
intolerantie-voor-onzekerheid therapie (IOT) als
waren er 34 beschikbaar voor het bepalen van de
effectieve behandelingen voor de Gegenerali-
ernst van piekeren, gemeten met de Penn State
seerde Angst Stoornis (GAS) worden beschouwd, is
Worry Questionnaire (PSWQ), bij een follow-up
er weinig bekend over het lange-termijn beloop
30 maanden na de behandeling. MCT liet betere
bij patiënten die aan behandelstudies hebben
resultaten zien, zowel wat betreft statistisch en
deelgenomen. We hebben daarom een opvol-
klinisch significante verschillen tussen MCT en
gingsonderzoek verricht bij GAS patiënten die
IOT en in termen van volgehouden effect van de
hadden deelgenomen aan een gerandomiseerd,
bereikte verbetering bij het eind van de behan-
gecontroleerd onderzoek naar de effectiviteit van
deling.
MCT ten opzichte van IOT. Van de 85 patiënten die
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
75
Angststoornissen
Depressie en angst behandelen met een werkgeheugentraining Tackling depression and anxiety using a working memory training Zorgbedrijf
PsyQ
Samenwerking
Erasmus Universiteit Rotterdam
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Colin van der Heiden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Personen met een depressieve stoornis lij-
name bij excessieve drinkers (Houben, Neder-
den aanzienlijk door negatieve gedachten en
koorn, Wiers en Jansen, 2011). De training in het
herinneringen. Mensen met een angststoornis
huidige onderzoek bestaat uit twee taken die zich
focussen op bedreigende stimuli en lijden door
aanpassen aan de werkgeheugencapaciteit van
hun beperkte vermogen om hun aandacht te
de patiënt, en die zes dagen per week gedurende
reguleren. Het huidige voorstel heeft tot doel de
een maand worden uitgevoerd op een computer
cognitieve fundering van begin, instandhouding
thuis. Voor en na de training zullen vragenlijs-
en terugval van depressie en angst te onderzoe-
ten worden afgenomen om psychopathologie te
ken. Het project zal zich richten op het vermogen
meten, en zullen werkgeheugentaken worden
van het werkgeheugen, met als doel een werkge-
uitgevoerd om de overdracht van de training
heugeninterventie te testen, zowel op de korte als
naar andere werkgeheugentaken vast te stellen.
de langere termijn, in patiënten met depressieve
Er worden twee condities vergeleken: cognitieve
(n=120) en angstklachten (n=120). Recent onder-
therapie met / zonder werkgeheugentraining
zoek heeft aangetoond dat een werkgeheugen-
bij de start van de therapie. We verwachten dat
training tot verbetering leidt in de uitvoerende
dit project nieuwe behandelingen genereert,
processen (Klingberg, Forssberg, & Westerberg,
gericht op cognitieve beperkingen gerelateerd
2002), een significante afname in de ernst van
aan depressie en angst, waardoor een brug wordt
ADHD symptomen (Klingberg et al, 2005), ver-
geslagen tussen basale cognitieve wetenschap en
betering in sociale vaardigheden in patiënten
klinisch psychologische behandelingen voor angst
met schizofrenie (Subramaniam et al., 2012) en
en depressie.
een significante afname in wekelijkse alcoholin-
76
Angststoornissen
Behandeling van fobieën via het internet in de geestelijke gezondheidszorg: een doelmatigheidsstudie The cost-effectiveness of computerised CBT for phobias
Zorgbedrijf
PsyQ, Indigo Zorgservice
Samenwerking
Multicenter onderzoek, samen met o.a. GGZ inGeest en Prezens
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Ed Berretty
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Een angststoornis is de op een na meest voorko-
ling (exposure) het belangrijkste onderdeel. De
mende ziekte in Nederland (RIVM, 2006). Van alle
interventie bestaat uit een op internet gebaseerde
angststoornissen komen fobieën het meest voor
en begeleide zelfhulpcursus die gebaseerd is op
(sociale fobie, agorafobie en specifieke fobie).
‘exposure’. Daarnaast heeft de cliënt gedurende
17% van de Nederlandse populatie heeft last van
deze cursus ongeveer zeven keer contact met een
een fobie, waarvan 11% in het laatste jaar. Van
coach via e-mail (in totaal zal dit tussen de 60
de Nederlandse bevolking voldoet 7,1% aan de
en 90 minuten zijn). De controlegroep zal een
criteria voor een specifieke fobie. Sociale fobie
zelfhulpboek ontvangen. Hoewel diverse meta-
geeft een jaarprevalentie van 4,8% en agorafobie
analyses hebben laten zien dat begeleide zelfhulp
heeft een jaarprevalentie van 1,6%. Comorbiditeit
via internet effectief is bij de behandeling van
komt vaak voor bij fobieën. Zo heeft bijv. 40,6%
angststoornissen, is de doelmatigheid daarvan
van de mensen die een sociale fobie hebben,
binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) nog
ook een stemmingsstoornis, en 61,8% heeft een
niet onderzocht. In dit beschreven project onder-
andere angststoornis naast de fobie. Fobieën
zoeken we de doelmatigheid van een op internet
geven dan ook serieuze functionele beperkingen
gebaseerde begeleide zelfhulpmodule voor
op zowel school-, sociale en werkdomeinen. Dit
fobieën binnen de GGZ. We testen de hypothese
gaat vaak samen met een verlies van kwali-
dat begeleide zelfhulp niet minder effectief is dan
teit van leven, flinke economische kosten en
de gebruikelijke zorg. Vanwege de aangetoonde
verhoogd zorggebruik. Fobieën worden meestal
effectiviteit in internationale studies, verwachten
behandeld met farmacotherapie en/of cogni-
we dat deze interventie ook hier effectief zal zijn.
tieve gedragstherapie, zoals aanbevolen door de
De economische evaluatie hierbij zal de kosten in
multidisciplinaire richtlijn voor angststoornissen.
verhouding tot de klinische effecten berekenen.
Bij de cognitieve gedragstherapie is blootstel-
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
77
Angststoornissen
Imagery rescripting bij sociale fobie: een pilot onderzoek Imagery rescripting as a stand-alone treatment for patients with social phobia: a case series
Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Petra Frets, Ciska Kevenaar, Colin van der Heiden
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Petra Frets
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Achtergrond en doelstellingen:
Methode:
De meeste patiënten met een sociale fobie mel-
De opzet van de studie was een single-case series
den dat zij negatieve beelden ervaren, meestal
met A-B herhaling over de patiënten. Na een
verbonden aan herinneringen aan eerdere
behandelvrije beginperiode werd IR wekelijks
negatieve sociale ervaringen. Meerdere studies
aangeboden, en werden patiënten 3 en 6 maan-
hebben aangegeven dat dergelijke negatieve
den gevolgd.
zelfbeelden bijdragen aan de instandhouding van sociale fobie, wat suggereert dat interventies
Resultaten:
die gericht zijn op het omgaan met deze beelden
Bij alle patiënten werden na behandeling aan-
nuttig kunnen zijn voor de behandeling er van.
zienlijke afnames op alle uitkomstmaten bereikt,
Een mogelijk krachtige benadering is imagery
die bij de follow-up na 6 maanden grotendeels
rescripting (IR; letterlijk vertaald: herschrijven van
vastgehouden waren.
beelden), een klinische interventie die zich richt op het veranderen van de betekenis en invloed
Beperkingen:
van onplezierige herinneringen. IR werd bij de
Veralgemenisering van de resultaten van de effec-
behandeling van sociale fobie alleen gebruikt als
ten van IR voor de behandeling van sociale fobie
onderdeel van een breder pakket van cogni-
is beperkt door het kleine aantal patiënten dat
tieve gedragstherapie. Wij stellen voor dat IR op
door één therapeut werd behandeld.
zichzelf ook een effectieve behandeling voor deze angststoornis kan zijn. De huidige studie rap-
Conclusies:
porteert een eerste evaluatie van de toepassing
De resultaten van deze eerste case series sug-
van IR als een reguliere, zelfstandige behandeling
gereert dat IR als zelfstandige behandeling een
van zes volwassenen ambulante patiënten met
effectieve interventie is in de behandeling van
sociale fobie.
patiënten met een sociale fobie. Een gecontroleerde evaluatie van de werkzaamheid is aanbevolen.
78
Obsessieve-compulsieve stoornis, somatischsymptoomstoornis en verwante stoornissen
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
79
Obsessieve-compulsieve stoornis, somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen
Competitive MemoryTraining (COMET) + exposure met responspreventie (ERP) versus ERP bij dwangstoornis: een randomised controlled trial Competitive Memory Training (COMET) + Exposure and Response Prevention (ERP) versus ERP for obsessive compulsive disorder: a randomised controlled trial Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Chantal Dommanschet, Kees Korrelboom, Mark van der Gaag
Promovendus
Chantal Dommanschet
(Co-)promotor
Prof. dr. M. (Mark) van der Gaag (VU), prof. dr. S. (Sako) Visser (UvA), dr. K. (Kees) Korrelboom
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Chantal Dommanschet
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Exposure met responspreventie (ERP) geldt als de
COMET voor obsessies heeft in een eerste pilot-
meest effectieve psychologische behandelme-
studie beloftevolle resultaten opgeleverd bij een
thode bij dwangstoornis. Toch is er ruimte voor
groep therapieresistente dwangpatiënten. Deze
verbetering. Het is bekend dat cognitieve therapie
RCT is een vervolgstudie waarin de waarde wordt
(CT) die zich richt op obsessies effectief kan zijn en
onderzocht van het toevoegen van COMET aan
wellicht in combinatie met ERP een nog krachtiger
ERP. 128 patiënten met een dwangstoornis zullen
interventie kan vormen.
worden gerandomiseerd over twee condities. De ene groep krijgt 8 sessies COMET, gevolgd door 8
Competitive Memory Training (COMET) is een vorm
sessies ERP, terwijl patiënten in de andere groep
van CT waarbij de emotionele beleving van de
16 sessies ERP krijgen. Na 8 sessies, 16 sessies en
patiënt rechtstreeks wordt aangesproken. Er is
vervolgens respectievelijk 3 en 6 maanden na
een COMET-protocol ontwikkeld dat specifiek is
afloop van de behandeling worden de effecten
gericht op het beïnvloeden van obsessies. COMET
van beide interventies met elkaar vergeleken.
voor obsessies kent twee invalshoeken. Bij de eerste leert de patiënt andere functionele betekenissen beter toegankelijk te maken. Bij de tweede leert de patiënt meer afstand te nemen van zijn obsessies.
80
Obsessieve-compulsieve stoornis, somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen
Metacognitieve therapie voor de obsessief-compulsieve stoornis: een open studie Metacognitive therapy for obsessive-compulsive disorder: an open trial
Zorgbedrijf
PsyQ, Parnassia Academie
Onderzoeksteam PG
Colin van der Heiden, Kim Melchior, Mathijs Deen
Subsidiegever
Onderzoeksfonds PsyQ
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Colin van der Heiden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Hoewel meerdere studies en meta-analyses
die cognitieve processen die zijn betrokken bij de
hebben aangetoond dat exposure met response-
ontwikkeling en instandhouding van de stoor-
preventie (ERP) tot statistisch significante verbe-
nis (cf. Frost & Steketee, 2002), zoals metacog-
teringen en grote effect sizes leidt, herstelt van
nitie (Purdon & Clark, 1999; Wells, 1997, 2000).
degenen die hun behandeling afmaken slechts
De huidige trial is gestart om de effectiviteit van
60%, terwijl slechts ongeveer 25% symptoom-
metacognitieve therapie (MCT) voor de behande-
vrij is na behandeling (Fisher & Wells, 2005).
ling van de Obsessief Compulsieve Stoornis (OCS) te
De totale herstelpercentages kunnen nog lager
evalueren met behulp van een benchmark strate-
liggen, aangezien alleen degenen die hun
gie. Bij gebleken effectiviteit zal de volgende stap
behandeling afmaakten in deze analyses zijn
bestaan uit een grootschalig onderzoek in een
meegenomen en ongeveer 30% van de patiënten
steekproef van ambulant behandelde patiënten
ERP weigert of stopt met de behandeling (Clark,
met OCS, waarbij MCT wordt vergeleken met ERP,
2004). Er is gesuggereerd dat vooruitgang geboekt
de huidige voorkeursbehandeling voor OCS.
kan worden door behandelingen te baseren op
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
81
Obsessieve-compulsieve stoornis, somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen
Cognitieve gedragstherapie bij stoornissen in de lichaamsbeleving: een pilotonderzoek Cognitive behaviour therapy in patients with BDD
Zorgbedrijf
PsyQ
Samenwerking
Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit van Amsterdam
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Saskia van Es
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Body dysmorphic disorder (BDD) is een psychische
De behandeling die patiënten ontvangen, is
aandoening die zich kenmerkt door een diep-
gebaseerd op principes uit de cognitieve gedrags-
gewortelde en langdurige ontevredenheid over
therapie en is omschreven in een behandel-
één of meer kenmerken van het uiterlijk. Deze
protocol. De deelnemende behandelaren zijn
lichaamsontevredenheid leidt tot grote beperkin-
voorafgaand aan de studie getraind in het
gen in het dagelijks functioneren.
behandelprotocol en ontvangen gedurende het project supervisie.
Het doel van de behandelstudie is het onderzoeken van de haalbaarheid en effectiviteit van een
Hoewel BDD al langere tijd bekend is in de
specifiek behandelprotocol, waarbij cognitieve
klinische praktijk, weet deze stoornis zich nog
gedragstherapie bij individuele patiënten wordt
niet zo lang verzekerd van wetenschappelijke
toegepast. Verdeeld over vier locaties van PsyQ en
aandacht. Voor mensen die lijden aan BDD zijn
drie locaties van Pro Persona worden 20 patiënten
de behandelmogelijkheden tot op heden beperkt.
met BDD als hoofddiagnose geïncludeerd in het
Hierdoor is er nog weinig kennis aanwezig over
onderzoek. Het onderzoek is opgezet volgens een
de effecten van behandeling bij BDD. Wanneer de
gerandomiseerd multiple-baseline-across-sub-
resultaten veelbelovend zijn, zullen er subsidies
jects design (ABA). De mate van BDD-symptoma-
worden aangevraagd voor de uitvoering van een
tologie, depressiviteit, sociale angst en kwaliteit
grootschalig onderzoek.
van leven wordt voorafgaand aan de behandeling, bij de start, en bij het afsluiten getoetst en onderling vergeleken. Daarnaast zal er drie maanden na het afsluiten van de behandeling een nameting plaatsvinden om te onderzoeken of de behandeleffecten aanhouden.
82
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
83
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Ervaringen en gevolgen van dwangmaatregelen in de GGZ Experiences and impact of coercive measures in mental health care Zorgbedrijf
Parnassia Academie PG, Parnassia, Bavo Europoort, Dijk en Duin
Onderzoeksteam PG
Cokky van der Venne, Willem Nugteren, Yvonne van der Zalm, Niels Mulder, Berno van Meijel
Samenwerking
AMC-UvA
Promovendus
Cokky van der Venne
(Co-)promotor
Prof. dr. C.L. Mulder, prof. dr. M. Olff
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Cokky van der Venne
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel onderzoek:
Methode:
In dit onderzoek worden de in de literatuur
De onderzoeksvragen worden door middel van
beschreven aannames ten aanzien van de trau-
observationeel onderzoek beantwoord. Op geslo-
matische gevolgen van dwangmaatregelen verder
ten opnameafdelingen van de Parnassia Groep
verkend. Er wordt getracht zicht te krijgen op de
beantwoorden 318 patiënten vragenover hun
vraag hoe patiënten dwangmaatregelen ervaren,
dwangervaringen tijdens de opname en wordt
in hoeverre deze maatregelen samenhangen met
in kaart gebracht in welke mate er sprake is van
PTSS-symptomen na stabilisatie tijdens opname
PTSS-symptomen. Met twee aanvullende vragen-
en drie maanden later, en in hoeverre er een
lijsten worden mogelijke andere traumatiserende
relatie is tussen deze symptomen en de door de
gebeurtenissen en copingstrategieën tijdens de
patiënt tijdens de opname gehanteerde copings-
opname in kaart gebracht. Drie maanden na ont-
trategieën. Daarnaast wordt er zicht verkregen op
slag volgt een tweede meting om te onderzoeken
andere potentieel traumatische opname-ervarin-
in hoeverre PTSS-symptomen op dat moment nog
gen. De dwangmaatregelen die in dit onderzoek
aanwezig zijn.
in kaart worden gebracht, zijn (1) het verblijf op een gesloten afdeling en separatie (met of zonder
Wetenschappelijk belang:
dwangmedicatie tijdens de separatie), (2) het ver-
Met behulp van kwantitatief onderzoek wordt
blijf op een gesloten afdeling en enkel dwangme-
zicht verkregen op de impact en de ervaringen
dicatie en (3) het verblijf op een gesloten afdeling
van toegepaste dwangmaatregelen bij een grote
zonder aanvullende dwangmaatregel(en). De
groep patiënten, zodat mogelijk uitspraken
resultaten van dit onderzoek vormen de basis
gedaan kunnen worden over de prevalentie, de
voor een kwalitatieve verbetering van de zorg in
ernst en de frequentie van eventuele klachten
de GGZ.
binnen de setting waar het onderzoek wordt uitgevoerd. De resultaten kunnen leiden tot een verbetering van kwaliteit van zorg in de GGZ.
84
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Cognitieve gedragstherapie voor de aanpassingsstoornis: een pilot studie Cognitive-behavioural therapy for adjustment disorder: a preliminary study Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Colin van der Heiden, Kim Melchior
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Colin van der Heiden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Alhoewel de Aanpassingsstoornis (AS) een veel
(follow-up) onderzocht. De behandeling leverde
gebruikte diagnose is, is er een gebrek aan
significante verbetering op de SCL-90, een maat
onderzoeken naar de effectiviteit van behande-
voor algemene psychopathologie, met hoge
lingen van deze stoornis. Deze studie onderzoekt
effectscores (na behandeling: 1.88, bij follow-up:
een vorm van cognitieve gedragstherapie die
1.43), en een significante afname op de passieve-
zich vooral richt op het bevorderen van adaptief
‘coping’ subschaal van de UCL, een instrument
‘coping’ gedrag. Tien opeenvolgende patiënten
voor het meten van ‘coping’. De behandeling lijkt
die voldeden aan DSM-IV TR criteria voor AS wer-
veelbelovend en een meer uitgebreide, gecontro-
den vóór en na behandeling en na drie maanden
leerde, evaluatie is aan de orde.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
85
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Treating Trauma in Psychosis (TTIP) Treating Trauma in Psychosis (TTIP) Zorgbedrijf
Parnassia, Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
David van den Berg, Mark van der Gaag, Daniëlle Tilburgs, Marion Bruns
Samenwerking
Altrecht, Gelderse Roos, Yulius, GGZ Drenthe, GGZ Noord-Holland-Noord, Arkin, GGNet, GGZ Oost Brabant, GGZ Eindhoven, GGZ Duin- & Bollenstreek, Linis
Promovendus
David van den Berg
(Co-)promotor
Prof. dr. M. (Mark) van der Gaag, Vrije Universiteit, Amsterdam, Prof. dr. A. (Agnes) van Minnen, Radboud Universiteit, Nijmegen
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
David van den Berg
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De Treating Trauma in Psychosis (TTIP) studie is
Enkele van de belangrijkste onderzoeksvragen van
zowel een prevalentieonderzoek als een mul-
het TTIP onderzoek:
ticenter gerandomiseerde effectstudie naar de
- Hoe vaak komt een PTSS gemiddeld voor bij
behandeling van posttraumatische stress stoornis (PTSS) bij mensen met psychosen. Binnen deze studie zullen 240 proefpersonen, welke gerekru-
effectief?
teerd worden binnen 13 instellingen in Nederland,
- Zijn deze behandelingen veilig
verdeeld worden over drie behandelcondities: 1.
- Heeft het behandelen van PTSS bij deze patiën-
Treatment As Usual (TAU) plus Cognitieve Gedrags-
ten ook (een positief) effect op de psychotische
therapie (CGT); 2. TAU plus Eye Movement Desenti-
86
patiënten met psychosen? - Is een PTSS behandeling met CGT of EMDR
klachten?
sation and Reprocessing (EMDR); en 3. alleen TAU.
- Overige vragen, zoals naar de relaties tussen
Enkele pilot studies leverden zeer positieve resul-
trauma en latere psychotische klachten, en
taten op.
betreffende mechanismen van verandering.
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
EMDR versus CGT in de behandeling van PTSS EMDR versus CBT in the treatment of PTSD Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Ingrid Wigard, klinisch psycholoog
Promovendus
Ingrid Wigard
(Co-)promotor
Prof.dr. P.M.G Emmelkamp, UvA/Department of Clinical Psychology, dr. K. Meyerbröker, prof. dr. T.W.A Ehring
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Ingrid Wigard
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Mensen die een ingrijpende of traumatische
Onderzoeksvragen zijn: Welke persoon heeft
gebeurtenis hebben meegemaakt, kampen vaak
bij welke behandeling de meeste baat? Hoe en
met een aantal klachten.Zo hebben zij vaak
waarom werken deze behandelingen precies?
last van zich opdringende herinneringen aan
Daarnaast zijn de onderzoekers geïnteresseerd in
de gebeurtenis, nachtmerries, een overdreven
beantwoording van de vraag hoe het komt dat
schrikreactie, slaapproblemen of concentratie-
sommige mensen na een traumatische gebeurte-
problemen en zijn ze bang voor situaties die hen
nis een posttraumatische stressstoornis ontwikke-
aan de gebeurtenis herinneren. Als deze klachten
len en andere mensen, die vergelijkbare trauma’s
langdurig zijn, tot spanning leiden en/of het
hebben meegemaakt, niet.
dagelijks leven belemmeren, dan is er sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). In dit onderzoek worden twee effectieve en kortdurende behandelingen voor deze stoornis met elkaar vergeleken, namelijk cognitieve gedragstherapie (CGT) en Eye Movement Desensitisation and Reprocessing (EMDR). Een specifieke variant van cognitieve therapie is Trauma Focused Cognitive Behavioural Therapy (TF-CBT).
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
87
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
EMDR versus TF-CBT na stabilisering PTSS bij type II trauma EMDR versus TF-CBT after stabilisation in the treatment of posttraumatic stress disorder following type II trauma Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Ingrid Wigard
Samenwerking
Universiteit van Amsterdam
Promovendus
Ingrid Wigard
(Co-)promotor
Prof. dr. P.M.G Emmelkamp, UvA/Department of Clinical Psychology, dr., K. Meyerbröker, prof. dr. T.W.A Ehring
Subsidiegever
Onderzoeksfonds PsyQ
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Ingrid Wigard
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In dit onderzoeksproject wordt de efficiëntie van “Eye Movement Desensitisation and Reprocessing (“EMDR) therapie vergeleken met “Trama Focused Cogntive Behavioral Therapy (TF-CBT)” in de behandeling van post-traumatische stress stoornis. Na diagnostiek en een onderzoekssessie worden patiënten op basis van toeval ingedeeld aan de EMDR of de TF-CBT conditie. Bij beide condities volgen patiënten eerst gedurende 8 weken een stabilisatieprogramma (STAIR) voordat zij starten met het 8-12 weken durende behandelfase. De behandelfase bestaat uit ofwel EMDR of uit TF-CBT. 3 en 12 maanden na behandeling wordt een follow-up gedaan.
88
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Onderzoek naar doxazosine voor posttraumatische stressstoornis (PTSS), met name bij patiënten met slaapstoornissen Doxazosine for PTSD, especially in case of sleep-wake disorders
Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Joop de Jong, onderzoeksassistenten afdeling psychotrauma PsyQ
Promovendus
Joop de Jong
(Co-)promotor
Prof. dr. W. van der Does, Universiteit Leiden/LUMC; prof. dr. M. van der Gaag, Vrije Universiteit, Amsterdam
Subsidiegever
Onderzoeksfonds PsyQ
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Joop de Jong
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Patiënten met een PTSS hebben verschillende
view gericht op klachten van posttraumatische
symptomen zoals terugkerende herinneringen
stressstoornis en wordt hen gevraagd een aantal
aan de traumatische gebeurtenis, slecht slapen,
vragenlijsten in te vullen. Het invullen en het
nachtmerries en prikkelbaarheid. Het dagelijks
interview samen nemen ongeveer anderhalf uur
functioneren en contacten met anderen lijden
in beslag.
hier vaak onder. Slaap blijkt een belangrijke
Daarnaast wordt een slaapregistratie verricht.
factor te zijn voor het functioneren. Er zijn
De reden voor de slaapregistratie is dat slaap zo
behandelingen voor posttraumatische stressstoor-
belangrijk is voor het functioneren en er zeer
nis zoals EMDR, cognitieve gedragstherapie en
vaak slaapstoornissen optreden bij posttrauma-
bepaalde medicijnen, maar die zijn niet allemaal
tische stressstoornis. Het slaaponderzoek houdt
even effectief. Er wordt steeds verder gezocht
in dat patiënten een week een actimeter dragen
naar nieuwe therapieën en medicijnen. Eén van
waarmee gemeten wordt of en wanneer mensen
deze medicijnen is doxazosine. Doxazosine is een
slapen en zo wordt een goede indruk van het
medicijn dat veel lijkt op een ander medicijn
slaap- en waakpatroon verkregen. De actimeter
(prazosine) dat al langere tijd gebruikt wordt voor
lijkt veel op een horloge en wordt ook als een
mensen met een posttraumatische stressstoornis
horloge gedragen. Daarnaast gaan patiënten twee
en vooral effectief is bij nachtmerries. Doxazosine
maal een nacht slapen met speciale slaapregis-
is in tegenstelling tot prazosine wel in Nederland
tratie-apparatuur (een nacht in periode zonder
verkrijgbaar en wordt vergoed door de zorgverze-
doxazosine en een in periode met doxazosinege-
keraars. Het medicijn wordt al meer dan 25 jaar
bruik). Deze nachten worden met elkaar vergele-
gebruikt voor o.a. hoge bloeddruk.
ken. Op deze manier wordt in kaart gebracht wat
Wij gaan in dit onderzoek na of doxazosine goed
doxazosine kan betekenen voor patiënten met
werkt voor posttraumatische stressstoornis en
PTSS die alleen doxazosine gebruiken en wat het
beoordelen daarbij in het bijzonder het effect op
effect is op het slapen. De hoop is dat dit medi-
slapen. Wanneer patiënten in aanmerking komen
cijn in de toekomst gericht ingezet kan worden in
voor het onderzoek krijgen ze een extra inter-
bepaalde fasen van de behandeling van PTSS.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
89
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Aandachtstraining in de behandeling van chronische posttraumatische stressstoornis Attentional control training in treatmentof chronic post traumatic stress disorder Zorgbedrijf
PsyQ
Samenwerking
Universiteit Leiden, Stichting Centrum ‘45
Promovendus
Maartje Schoorl
(Co-)promotor
Prof.dr. W. van der Does, dr. P. Putman, beiden Universiteit Leiden
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Maartje Schoorl
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Ons onderzoek richtte zich op twee innovatieve
Ook een vervolgstudie naar de effecten van een
behandelmethoden voor posttraumatische stress-
geïndividualiseerde versie van ABM resulteerde
stoornis (PTSS). De eerste methode is attentional
niet in positieve resultaten. Onze conclusie is dat
bias modificatie (ABM). Deze behandeling is
de meest gebruikte vorm van ABM geen effec-
relatief snel populair geworden en zelfs positief
tieve behandeling is voor patiënten met PTSS.
beschreven in the New York Times en The Econo-
Vervolgens hebben we in een verkennende studie
mist. ABM is een korte, gecomputeriseerde trai-
gekeken naar de bruikbaarheid van Mindfulness-
ning gericht op het verminderen van specifieke
based Cognitive Therapy (MBCT) voor patiënten
aandachtsproblemen (attentional bias), waardoor
met chronische PTSS. We hebben geen negatieve
angstklachten kunnen afnemen. Omdat attenti-
bijwerkingen van MBCT vastgesteld en patiënten
onal bias ook een rol speelt bij PTSS, hebben we
waren tevreden over de methode. Bij ongeveer de
onderzocht of ABM een effectieve behandeling
helft van de patiënten leidde MBCT tot positieve
kon zijn voor patiënten met PTSS. ABM kon thuis,
klinische effecten. Ook bij deze behandeling was
via een beveiligde internetconnectie, worden
er sprake van drop-outs, dus aandacht voor het
gevolgd. ABM leidde tot verbetering van de
verbeteren van het protocol is op zijn plaats.
PTSS-symptomen, maar het effect was niet groter dan van een controleconditie en kleiner dan van placebocondities in medicatieonderzoek bij PTSS.
90
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
91
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Voorspellen van heropnames na klinische detoxificatie bij 55-plussers met alcoholverslaving Predicting readmission after inpatient detoxification in older patients with alcohol dependence Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Julia van den Berg, Rian Sanderse, Nicolien Kist, Jolanda Hermes, Rob Kok
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Julia van den Berg
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
92
Alcoholverslaving is een vaak chronische, reci-
van de patiënt of van de problematiek geas-
diverende problematiek. Bij de gespecialiseerde
socieerd zijn met het al dan niet heropgenomen
detoxificatie-afdeling van het Klinisch Centrum
worden, en met de tijd die verstrijkt tot de eerst-
Ouderen van Parnassia viel op dat veel patiën-
volgende heropname. Mogelijk zou op basis van
ten na detoxificatie na kortere of langere tijd
de conclusies van het onderzoek aan bepaalde
weer terugkomen op de afdeling. Het onderzoek
patiënten een uitgebreider terugvalpreventiepro-
beoogt helder te krijgen of bepaalde kenmerken
gramma kunnen worden aangeboden.
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Ouderen en alcoholverslaving Late life alcohol dependence Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Julia van den Berg, Jolanda Hermes, Nicolien Kist, Rob Kok
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Julia van den Berg
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De patiënten die met alcoholverslaving opgenomen worden op de detox-afdeling van Parnassia, divisie Ouderen, worden uitgebreid geïnterviewd en gevolgd.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
93
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Op zoek naar de genetica van verslaving binnen families Tracing genetics of alcoholism and comorbid disorders in extended pedigrees Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Julia van den Berg, Rob Kok, Jolanda Hermes
Samenwerking
AMC-UvA
Promovendus
Kim Cerrone (AMC)
(Co-)promotor
Prof.dr. E.M. (Eske) Derks, prof.dr. D. (Damiaan) Denys, dr. J.F. (Julia) van den Berg
Subsidiegever
Stichting Volksbond Rotterdam, AMC
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Julia van den Berg
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Alcoholverslaving is een veelvoorkomende psy-
effect hebben op de ontwikkeling van nieuwe
chiatrische stoornis die een grote impact heeft op
behandelingen en inzicht geven in de effectivi-
de gemeenschap. De aandoening heeft negatieve
teit van nieuwe en bestaande medicatie. Ook zal
fysieke, psychologische en sociale consequenties
het bijdragen aan het vroegtijdig herkennen van
voor patiënten en hun familieleden. In Neder-
individuen die een verhoogd risico lopen op het
land is het misbruik van alcohol geassocieerd
ontwikkelen van een alcoholverslaving.Voor deze
met de jaarlijkse kosten van 2,6 biljoen euro;
studie wordt een familie opzet gebruikt waardoor
hierin zitten de kosten voor behandeling van
co-segregatie tussen een genetische marker en
verslaving, behandeling van gezondheidspro-
een ziekte bestudeerd kan worden; dit verhoogt
blemen als gevolg van alcoholmisbruik, kosten
de statistische power om zeldzame genetische
door lage productiviteit op het werk, en kosten
varianten te ontdekken. Het doel van de studie is
door alcoholgerelateerde criminaliteit. Alcohol-
om van 25-40 families 7-10 eerste- en twee-
verslaving is een complexe ziekte die in grote
degraads familieleden te testen. Binnen deze
mate beïnvloed wordt door genetische factoren.
families zijn we geïnteresseerd in de associaties
Ondanks de hoge erfelijkheid is er weinig bekend
tussen alcoholverslaving en andere psychiatrische
over de specifieke genen die betrokken zijn bij
problemen (e.g. OCD en ADHD), andere verslavin-
het risico voor het krijgen van de aandoening.
gen (bijv. gokken, roken, drugs, eten en internet-
De ontdekking van nieuwe genen zal ons begrip
verslaving) en verslavingsgeassocieerde fenotypen
in de onderliggende biologische processen die
(e.g. compulsiviteit).
alcoholverslaving veroorzaken, vergroten. Dit zal
94
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Nieuwe farmacologische behandelmogelijkheden voor crackcocaïneafhankelijkheid in Nederland Cocaine Addiction Treatments to improve Control and reduce Harm (CATCH) Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Mascha Nuijten, Vincent Hendriks, Peter Blanken, Manja van der Toorn
Samenwerking
AMC-UvA / Amsterdam Instititute for Addiction Research (AIAR), Mentrum, Jellinek, Bouman GGZ en GGD Amsterdam
Promovendus
Mascha Nuijten
(Co-)promotor
Prof.dr. Wim van den Brink, AMC-UvA, dr. Vincent Hendriks, PARC; dr. Peter Blanken, PARC
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Mascha Nuijten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Afhankelijkheid van crack-cocaïne gaat vaak
de topiramaat- en modafinil-studie bestaat de
gepaard met een diversiteit aan problemen voor
standaardbehandeling uit Leefstijltraining; voor
de gebruiker, zijn omgeving en de samenleving.
de SR dexamfetamine-studie is dit heroïne op
Binnen de verslavingszorg vormen de crackge-
medisch voorschrift.
bruikers een aanzienlijke en complexe groep. Effectieve zorg ontbreekt. De reguliere ambu-
Doel van de CATCH-studie is om één of meer
lante psychosociale behandelingen laten matige
kandidaat-medicament(en) te vinden voor de
resultaten zien, mede door de grote uitval van
behandeling van cocaïneafhankelijkheid. De
patiënten en terugval in gebruik. Ook zijn er
farmacologische behandeling worden geëvalu-
nog geen bewezen effectieve farmacotherapieën
eerd in termen van behandelretentie/compliance,
beschikbaar.
cocaïne- en ander middelengebruik, craving, lichamelijke en psychische klachten, en soci-
In de CATCH-studie worden bij crack-cocaïneaf-
aal functioneren. Tevens worden de veiligheid
hankelijke patiënten van verslavingszorginstel-
en acceptatie van de medicatie onderzocht. De
lingen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam in
deelstudie met topiramaat is afgerond en werd
drie gerandomiseerde trials drie medicamenten
uitgevoerd bij Brijder Verslavingszorg. De deelstu-
onderzocht met veelbelovende resultaten in
die met modafinil wordt momenteel bij Mentrum
Amerikaanse onderzoek: topiramaat, modafinil
en Jellinek uitgevoerd. In het voorjaar van 2014
en dexamfetamine ‘slow release’ (SR). In elk van
start de deelstudie met SR dexamfetamine bij
de drie studies krijgt één groep de standaard-
heroïne-units van Brijder, Bouman GGZ en GGD
behandeling en de andere groep daarnaast een
Amsterdam.
additionele farmacologische behandeling. Voor
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
95
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Haags Uitgaansonderzoek Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice
Samenwerking
GGD Den Haag
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Pascale Reinerie
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De gemeente Den Haag heeft behoefte aan actu-
jong volwassenen? Welke sociale risico’s (agressie,
ele kennis over het uitgaansgedrag van jongeren
uitsluiting, lichamelijk en psychische klachten,
en jongvolwassenen, zoals kennis over wie waar
onveilig vrijen e.d.) en kansen (gezelligheid, ver-
in Den Haag uitgaat en wat jongeren aan genot-
bondenheid e.d.) presenteren zich bij Haagse uit-
middelen gebruiken en hoe ze dat doen.
gaande jongeren en jongvolwassenen als gevolg
Het genotmiddelen gebruik is trendgevoelig.
van (gecombineerd) alcohol- en/of genotmidde-
De gemeente Den Haag heeft vooral behoefte
lengebruik tijdens (voor en na) het uitgaan?
aan inzicht in verschuivingen in gedragsstijlen,
Wat zijn de regulerende en escalerende factoren
gebruikspatronen en andere kenmerken van uit-
in relatie tot risico’s van alcohol- en/of genot-
gaande jongeren en de relatie met genotmidde-
middelengebruik tijdens (voor en na) het uitgaan
lengebruik door de tijd. De gemeente Den Haag,
bij Haagse uitgaande jongeren en jongvolwas-
GGD Den Haag en Context (onderdeel Parnassia
senen?
groep) zijn voornemens de bij onderhavig onderzoek gebruikte methode in de tijd te herhalen en
Er wordt gebruik gemaakt van verschillende
op deze wijze een monitor ‘jongeren, uitgaan en
methoden zoals, panel interviews, mapping,
genotmiddelengebruik’ te implementeren.
survey en analyse op bestaande datasets (metho-
Van welk uitgaansaanbod maken Haagse uit-
denmix). Gestreefd wordt naar een (vergeleken
gaande jongeren en jong volwassenen gebruik?
met voorgaande versies) kleine opzet zodat de
Wat is de aard, omvang en wijze van het alcohol-
tijdspanne van het onderzoek niet langer dan een
en genotmiddelengebruik tijdens (en voor en na)
jaar zal zijn.
het uitgaan van Haagse uitgaande jongeren en
96
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Onderzoek op basis van ROM-gegevens binnen de jeugdverslavingszorg Study based on Routine Outcome Monitoring data in youth addiction services Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Patty van Benthem, Evelien van der Schee, Renske Spijkerman, Vincent Hendriks
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Patty van Benthem
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Brijder Jeugd maakt, evenals andere GGZ-instel-
(2) het evalueren van individuele behandelingen
lingen, gebruik van Routine Outcome Monito-
(3) het evalueren van behandelprogramma’s
ring (ROM). In tegenstelling tot de volwassenen
(4) inzicht geven in de resultaten van behandeling
verslavingszorg en de jeugd-GGZ zijn er voor de jeugdverslavingszorg (nog) geen specifieke regels opgesteld over hoe, wat en met welke instru-
ten behoeve van financiers (5) f ungeren als basis voor (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek
menten er gemeten dient te worden. Patiënten binnen de jeugdverslavingszorg vertonen zowel
Momenteel worden er binnen Brijder Jeugd
raakvlakken met patiënten in de volwassenen
twee onderzoeken verricht op basis van de
verslavingszorg als met patiënten in de jeugd
ROM-gegevens. Het eerste onderzoek betreft een
GGZ. Echter, de door Stichting Benchmark GGz
beschrijvende studie naar de kenmerken van
(SBG) aanbevolen instrumenten voor deze twee
de patiëntenpopulatie van Brijder Jeugd in de
zorgdomeinen sluiten onvoldoende aan bij de
periode 2011-2013. Onderzoeksvragen van deze
patiënten binnen de jeugdverslavingszorg. Het
beschrijvende studie zijn onder andere: Wat zijn
Landelijk Platform Jeugdverslavingszorg heeft om
meest voorkomende (primaire en secundaire)
deze reden een adviesdocument ingediend bij
verslavingen? Hoe groot is de hulpvraag? Wat is de
SBG, met de aanbeveling om een aparte selectie
aard en ernst van het middelengebruik van jon-
van meetinstrumenten voor ROM binnen de
geren en welke motieven dragen ze hiervoor aan?
jeugdverslavingszorg te hanteren. Brijder Jeugd
Op welke domein ondervinden deze jongeren de
is vanwege de behoefte aan meer informatie
meeste problemen?
over de patiëntenpopulatie en het verloop van behandelingen, al gestart met de implementatie
Het tweede onderzoek betreft een studie naar
van ROM. Daarbij wordt, in afwachting van het
de relatie tussen internaliserende problematiek
besluit van SBG, zoveel mogelijk het adviesdocu-
en cannabismotieven onder cannabisgebrui-
ment over ROM binnen de jeugdverslavingszorg
kende jongeren in zorg bij Brijder Jeugd. In dit
gevolgd.
onderzoek wordt nagegaan of internaliserende problematiek gerelateerd is aan cannabisgebruik
De doelen van ROM voor Brijder Jeugd zijn:
en of deze relatie gemedieerd wordt door can-
(1) het in kaart brengen van de problemen van
nabismotieven.
patiënten bij aanvang van de behandeling
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
97
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Gegamificeerde werkgeheugentraining bij adolescenten met verslaving ‘Gamified’ working memory training for addicted adolescents Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Renske Spijkerman, Patty van Benthem, Vincent Hendriks
Samenwerking
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), VU Amsterdam, VNN
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Patty van Benthem
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Uit onderzoek komt naar voren dat bij veel men-
In een gerandomiseerde gecontroleerde studie
sen met een verslaving sprake is van gebreken in
wordt onderzocht of een gegamificeerde werkge-
de executieve functies. Het werkgeheugen is bij
heugentraining het werkgeheugen van jongeren
een aantal van deze functies betrokken en speelt
met een stoornis in het gebruik van middelen kan
een rol bij het verwerken van informatie, het
verbeteren. Tevens wordt onderzocht of training
oplossen van problemen en overzien van taken.
leidt tot een afname in craving, verbetering van
Verminderde functie van het werkgeheugen is
de stemming en een gunstiger behandeluitkomst.
mogelijk geassocieerd met een ongunstig behandelresultaat.
Jongeren van 14-23 jaar die bij jeugdklinieken van Brijder of Verslavingszorg Noord-Nederland
In dit onderzoek worden de effecten geanalyseerd
(VNN) in behandeling komen, worden uitgenodigd
van een nieuwe behandeling die gericht is op het
om aan dit onderzoek deel te nemen. Deelne-
trainen van het werkgeheugen met behulp van
mers worden ‘at random’ aan de experimentele
een digitale game. De inbedding van de training
conditie (gegamificeerde werkgeheugentraining)
in een online game heeft als doel jongeren in de
of de controle conditie (gegamificeerde placebo-
verslavingszorg te motiveren om de training vol
training) toegewezen. Bij alle deelnemers worden
te houden. Naar verwachting leidt de training tot
bij aanvang, beëindiging en twee maanden na
een verbetering van het werkgeheugen en heeft
beëindiging van de werkgeheugentraining com-
dit een positief effect op de aandacht en het
putertaken en vragenlijsten afgenomen, waarmee
vermogen impulsen te reguleren en mogelijk ook
het werkgeheugen en de secundaire uitkomst-
op het resultaat van behandeling.
maten worden gemeten. Daarnaast wordt drie maanden na beëindiging van de reguliere behandeling bij de jongeren geïnformeerd naar hun middelengebruik en overig functioneren.
98
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Cliënt Monitoring Systeem Client Monitoring System Zorgbedrijf
Brijder
Samenwerking
Gemeente Den Haag
Startjaar
1999
Naam contactpersoon
Peter Blanken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het Cliënt Monitoring Systeem (CMS) is een informatiesysteem dat beoogt op doorlopende basis gegevens te verschaffen over de aard en omvang van de patiëntenpopulatie van Brijder, in termen van demografische achtergrond, middelengebruik en gerelateerde problemen en de ontvangen zorg. De gegevens hebben betrekking op de patiëntenpopulatie in (stadsgewest) Den Haag, Zuid-Holland en Noord-Holland.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
99
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Gerandomiseerde studie naar de effectiviteit van ervaringsdeskundigen bij het intakeproces in termen van patiënttevredenheid en behandelresultaat Randomised trial into the effectiveness of peer support during the intake process in terms of satisfaction and treatment outcome Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Nina van Rijn, Peter Blanken, Vincent Hendriks
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Peter Blanken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In 2010 heeft Brijder het Handvest Maastricht
komen voor deelname aan het onderzoek in aan-
ondertekend en de Kadernotitie Ervaringsdes-
merking. De patiënten worden gerandomiseerd
kundigheid Brijder opgesteld, waarin onder meer
naar ofwel de controlegroep die het reguliere
wordt gepleit voor het inzetten van ervaringsdes-
intake proces doorloopt, ofwel de experimen-
kundigheid in de behandeling. Diverse studies
tele groep die in aanvulling op het reguliere
hebben aangetoond dat de inzet van ervarings-
intakeproces het aanbod krijgt om op verschil-
deskundigen in de verslavingszorg uitvoerbaar
lende momenten met een ervaringsdeskundige te
is, maar er zijn tot op heden nauwelijks tot geen
spreken (na het contact met het CAT; na de intake;
goede studies uitgevoerd naar de effectiviteit van
na het behandeladvies gesprek).
deze inzet. De toegevoegde waarde van contact met een Een deel van de patiënten die zich aanmel-
ervaringsdeskundige wordt onderzocht aan de
den voor behandeling bij Brijder stroomt na
hand van de volgende onderzoeksvragen:
intake niet direct door naar een daadwerkelijke
1) In welke mate maken de patiënten gebruik van
behandeling. In deze gerandomiseerde studie wordt onderzocht of aanvullende contacten met ervaringsdeskundigen tijdens het intakeproces het verloop van het intakeproces en de daaropvolgende zorgtoewijzing verbeteren.
het aanbod van ervaringsdeskundigheid? 2) Verschillen de twee onderzoeksgroepen qua doorstroom van de intake naar behandeling? 3) Verschillen de twee onderzoeksgroepen qua ‘no show’ en vroegtijdige uitval gedurende de behandeling?
Het onderzoek is opgezet volgens een gerandomiseerd Zelen design. Alle patiënten van 23 jaar
tevredenheid over de bejegening en het ver-
en ouder die via het CAT worden verwezen naar
loop van het intakeproces?
Brijder Intake & Behandeling (I&B) in Den Haag
100
4) Verschillen de twee onderzoeksgroepen qua
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Effectiviteit van de behandeling met heroïne op medisch voorschrift; een meta-analyse Efficacy of heroin-assisted treatment; a meta-analysis Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Peter Blanken, Vincent Hendriks
Samenwerking
AMC-UvA, UMC Utrecht
Subsidiegever
Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH)
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Peter Blanken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Tussen 1998 en 2002 zijn in Nederland twee
effectiviteit van heroïne op medisch voorschrift.
gerandomiseerde studies uitgevoerd naar de
Het samenvoegen en analyseren van de gegevens
effectiviteit en veiligheid van het voorschrijven
uit de in Europa en Canada verrichte studies naar
van respectievelijk injecteerbare en inhaleerbare
heroïne op medisch voorschrift kan meer inzicht
heroïne, aan langdurig heroïneverslaafden die
geven in het effect van deze behandeling.
geen of onvoldoende baat hadden bij een adequate methadononderhoudsbehandeling. Veel
Doel van deze studie is een meta-analyse uit te
verslaafden hadden baat bij deze heroïnebehan-
voeren naar het effect van heroïne op medisch
deling, zoals bleek uit een aanzienlijke verbete-
voorschrift op basis van de in Europa en Canada
ring van hun gezondheid en kwaliteit van leven.
uitgevoerde gerandomiseerde studies op dit
In Canada, Duitsland, Groot-Brittannië, Spanje
gebied. De meta-analyse wordt verricht op basis
en Zwitserland is ook onderzoek verricht naar de
van gepoolde, individuele patiëntgegevens.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
101
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Lange termijn beloop van de behandeling met heroïne op medisch voorschrift; een 7-jaar cohortonderzoek Long-term outcome of heroin-assisted treatment; a 7-year cohort study Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Peter Blanken, Vincent Hendriks
Samenwerking
AMC-UvA, UMC Utrecht
Subsidiegever
Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH)
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Peter Blanken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Tussen 1998 en 2002 zijn in Nederland twee geran-
Het betreft een cohortonderzoek met herhaalde
domiseerde studies uitgevoerd naar de effectiviteit
metingen (1, 4 en 7 jaar na het aanbod van de
en veiligheid van het voorschrijven van respectie-
heroïnebehandeling) onder chronische, therapie-
velijk injecteerbare en inhaleerbare heroïne, aan
resistente heroïneverslaafden die hebben deelge-
langdurig heroïneverslaafden die geen of onvol-
nomen aan de gerandomiseerde studies naar de
doende baat hadden bij een adequate methadon-
effectiviteit van heroïne op medisch voorschrift.
onderhoudsbehandeling. Veel verslaafden hadden baat bij deze heroïnebehandeling, zoals bleek uit
In de onderhavige studie wordt onderzocht wat
een aanzienlijke verbetering van hun gezondheid
het beloop is van de behandeling met heroïne
en kwaliteit van leven.
op medisch voorschrift gedurende deze zeven jaar. Tevens worden de gezondheid en het sociaal
In 2006 werd, mede op basis van deze twee stu-
functioneren onderzocht, zowel van de patiën-
dies en een naturalistische cohortstudie, heroïne
ten die doorlopend aan de heroïnebehandeling
in Nederland geregistreerd als geneesmiddel voor
hebben deelgenomen als van de patiënten die de
de behandeling van heroïneverslaving in speciaal
behandeling hebben beëindigd.
door het ministerie van VWS aangewezen behandelcentra. Het cohort patiënten uit de oorspronkelijke gerandomiseerde studies naar de effectiviteit van heroïne op medisch voorschrift (n=549) is ruim zeven jaar gevolgd.
102
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Effectiviteit van cocaïne contingentie management bij de behandeling met heroïne op medisch voorschrift; een gerandomiseerd onderzoek Efficacy of cocaine contingency management in heroin-assisted treatment; a randomised controlled trial Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Peter Blanken, Vincent Hendriks
Samenwerking
AMC-UvA, UMC Utrecht
Subsidiegever
Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH)
Startjaar
2011
Samenvatting
Tussen 1998 en 2002 zijn in Nederland twee
cocaïnegebruik onder patiënten in de medische
gerandomiseerde studies uitgevoerd naar de
heroïnebehandeling. Bij cocaïne contingentie
effectiviteit en veiligheid van het voorschrijven
management (CCM) leveren deelnemende patiën-
van respectievelijk injecteerbare en inhaleer-
ten verschillende keren per week een urinemon-
bare heroïne, aan langdurig heroïneverslaafden
ster in, dat wordt onderzocht op de aanwezigheid
die geen of onvoldoende baat hadden bij een
van cocaïne-metabolieten.
adequate methadononderhoudsbehandeling. Veel
Cocaïnevrije urinemonsters worden ‘beloond’
verslaafden hadden baat bij deze heroïnebehan-
(met geld, vouchers of tegoedbonnen) en coca-
deling, zoals bleek uit een aanzienlijke verbete-
ïne-positieve urinemonsters worden genegeerd.
ring van hun gezondheid en kwaliteit van leven. Het betreft een gerandomiseerde studie waarin Uit het onderzoek bleek echter ook dat een aan-
zes maanden heroïnebehandeling aangevuld met
zienlijk deel van de patiënten die naast heroïne
cocaïne contingentie management wordt ver-
ook (crack) cocaïne gebruikten, doorgingen met
geleken met zes maanden reguliere heroïnebe-
hun (crack) cocaïnegebruik. Deze bevinding was
handeling zonder contingentie management. De
aanleiding om een onderzoek te starten naar de
belangrijkste uitkomstmaat is het aantal weken
effectiviteit van contingentie management onder
aaneengesloten cocaïnevrije urinemonsters.
de (crack) cocaïnegebruikers in heroïnebehande-
Daarnaast wordt de effectiviteit van CCM onder-
ling.
zocht in termen van onder andere de (lichamelijke en psychische) gezondheidstoestand en het
Doel van het onderzoek is om vast te stellen of
sociaal functioneren. Tevens wordt onderzocht
cocaïne contingentie management een effec-
wat de gevolgen zijn van het beëindigen van CCM
tieve interventie is in het reduceren van (crack)
na zes maanden.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
103
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
De Nieuwe Kliniek: patiëntkenmerken en behandelresultaat De Nieuwe Kliniek: patient characteristics and treatment outcome Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Peter Blanken, Vincent Hendriks
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Peter Blanken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Verslaving is een chronische aandoening met een
bruik). Op basis van de resultaten kan de behan-
sterk recidiverend beloop. Zo’n 40 tot 60% van
deling beter worden afgestemd op de specifieke
de patiënten die voor alcohol- of drugafhan-
wensen en kenmerken van de patiënt.
kelijkheid worden behandeld, blijken binnen een jaar te zijn teruggevallen in alcohol- en/
Het onderzoek betreft een naturalistische cohort-
of druggebruik. Desondanks zijn veel behande-
studie onder patiënten met een DSM-diagnose
lingen op abstinentie gericht, te beginnen met
middelenafhankelijkheid, die worden opgeno-
een klinische detoxificatie, waarbij tijdens een
men op de high, medium of low care afdeling van
kortdurende opname de patiënt lichamelijk wordt
de Nieuwe Kliniek van Brijder Verslavingszorg in
ontgift, zodat ambulante of klinische vervolgbe-
Den Haag. Zes maanden na opname in de Nieuwe
handeling mogelijk is.
Kliniek worden de patiënten benaderd voor een follow-up interview, gericht op met name
In dit onderzoek worden de aard en ernst van de
de gevolgde behandeling(en) na ontslag uit de
verslaving, de comorbide (psychiatrische) proble-
Nieuwe Kliniek, de tevredenheid met de ontvan-
matiek en verschillende aspecten van executief
gen zorg, en het alcohol- en druggebruik sinds
functioneren in kaart gebracht aan de hand van
het verlaten van de Nieuwe Kliniek.
(semi)gestructureerde interviews, vragenlijsten en diverse computertaken. Onderzocht wordt in hoe-
Het betreft een doorlopend project, dat begonnen
verre deze (endo-)fenotypische patiëntkenmerken
is in september 2012 onder een cohort alco-
voorspellend zijn voor of samenhangen met het
holafhankelijke patiënten en dat in 2014 wordt
beloop van de behandeling (zoals vroegtijdige
uitgebreid naar alle alcohol- én drugafhankelijke
‘dropout’) en de behandeluitkomst (abstinentie,
patiënten.
gecontroleerd of overmatig alcohol- of drugge-
104
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Alcoholpreventie in het basisonderwijs groep 6 Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice
Onderzoeksteam PG
Peter Overzier, Anouk Sijbenga, Jeltje Kramer, Patrick Hoff
Subsidiegever
Gemeente Rotterdam
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Peter Overzier
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De gemeente Rotterdam signaleert dat ongeveer een kwart van de leerlingen in groep 7 al alcohol heeft geproefd. Daarom is een interventie voor leerlingen in groep 6 opgezet. In het onderzoek wordt met vragenlijsten de attitude van de ouders ten aanzien van alcoholgebruik door kinderen en de attitude van de kinderen zelf gevolgd, zowel voor als na een voorlichting of spel over alcoholgebruik.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
105
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
NextLevel: generieke gamedesign principes voor effectieve e-health in de GGZ NextLevel: generic game design principles for effective e-health based mental health care Zorgbedrijf
Brijder, PsyQ
Onderzoeksteam PG
Renske Spijkerman, Vincent Hendriks, Kees Korrelboom
Samenwerking
TU Delft, UvA, RANJ
(Co-)promotor
Prof.dr. R.H.M. Goossens, hoogleraar, TU Delft; dr. V.T. Visch, UD, TU Delft, dr. R. Spijkerman, dr. V.M. Hendriks
Subsidiegever
NWO
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Renske Spijkerman
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Spelletjes en online games bevatten elementen
voor het gebruik van online interventies binnen
die maken dat mensen het plezierig vinden om
de GGZ te verhogen. In samenwerking met de
deze te (blijven) spelen. Deze motivatieverho-
creatieve industrie worden verschillende gegami-
gende elementen kunnen ook bruikbaar zijn voor
ficeerde interventies ontwikkeld. Om brede toe-
andere doeleinden. Het toepassen van game-
pasbaarheid van de gameprincipes te bevorderen,
elementen in een andere context dan een game,
worden verschillende, veel toegepaste GGZ-
wordt ‘gamificatie’ genoemd.
interventies voor verschillende patiëntgroepen gegamificeerd en onderzocht. De toegevoegde
NextLevel is een interdisciplinair onderzoeks-
waarde van gamificatie op de motivatie en het
project waarin wetenschappers, praktijkinstel-
behandelresultaat wordt onderzocht in een
lingen (waaronder de jeugdverslavingszorg) en de
aantal gerandomiseerde gecontroleerde studies,
creatieve industrie samenwerken om meer inzicht
waarin de gegamificeerde interventies worden
te krijgen in de mogelijkheden van gamificatie
vergeleken met vergelijkbare niet-gegamificeerde
van e-health interventies in de GGZ en versla-
interventies en een controleconditie. Met behulp
vingszorg.
van de ‘user-centered approach’ wordt in diverse exploratieve studies onderzocht wat belangrijke
Het doel van het NextLevel project is om gene-
voorwaarden zijn voor implementatie van de
rieke gameprincipes te onderzoeken die kunnen
gegamificeerde interventies.
worden toegepast om de motivatie van patiënten
106
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
G-motiv: versterken van behandelmotivatie bij jongeren met behulp van gameprincipes G-Motiv: strengthening treatment motivation in adolescents by using game principles Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Patty van Benthem, Renske Spijkerman, Peter Blanken, Vincent Hendriks
Samenwerking
TU Delft, IJsfontein
Subsidiegever
NWO
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Renske Spijkerman
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Om meer grip te krijgen op hun verslavings-
In het kader van G-Motiv worden nieuwe inter-
problemen is het belangrijk dat jongeren in
venties gericht op gedragsverandering ontworpen
de verslavingszorg blijven deelnemen aan hun
met behulp van elementen uit games. Games en
behandeling en ook buiten therapiesessies stil-
spelletjes bevatten principes die spelers motive-
staan bij hun middelengebruik. De therapietrouw
ren om het spel te blijven spelen. Deze motivatie-
van jongeren is echter vaak gering en het ‘huis-
verhogende principes zijn mogelijk ook bruikbaar
werk’ dat onder andere in verslavingsgerichte
voor interventies in de jeugdverslavingszorg. Doel
cognitieve gedragstherapie aan jongeren wordt
van het G-Motiv project is het ontwikkelen en
meegegeven, wordt zelden gemaakt.
evalueren van een game die jongeren in de ver-
In het onderhavige G-Motiv project werken
slavingszorg uitdaagt hun ‘huiswerk’ te maken en
wetenschappers, game ontwikkelaars en de
te blijven deelnemen aan hun behandeling.
jeugdverslavingszorg samen om een ‘persuasive
In experimenten en design onderzoek wordt
game’ te ontwikkelen die beoogt de behandel-
een interventie met behulp van elementen uit
motivatie van jongeren in de verslavingszorg te
games ontwikkeld en deze wordt vervolgens in
bevorderen.
een pilotstudie en validatieonderzoek getest op effectiviteit.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
107
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
PerspActive studie: SURPS-risicoprofielen bij jongeren met verslaving PerspActive study: SURPS risk profiles in adolescents with substance use disorder Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Evelien van der Schee, Renske Spijkerman, Vincent Hendriks
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Evelien van der Schee
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Vier risicoprofielen – angstgevoeligheid, negatief
de onderzoeksresultaten kunnen mogelijk ‘per-
denken, sensatie zoekgedrag en impulsiviteit
sonality-targeted’ interventies in de jeugdversla-
– blijken in zowel Nederlands als buitenlands
vingszorg ontwikkeld worden. In een dergelijke
onderzoek voorspellers te zijn van toekomstig
interventie zouden jongeren kunnen leren om
middelengebruik bij scholieren. De voorspellende
beter om te gaan met hun persoonlijke risicopro-
waarde van deze risicoprofielen is vooralsnog
fiel en daarmee wellicht hun verslavingsgedrag
alleen aangetoond voor beginnend middelenge-
kunnen verminderen of beëindigen.
bruik. Vermoedelijk spelen deze profielen echter ook een rol bij overmatig middelengebruik en
In het onderzoek vullen jongeren die bij Brijder
verslaving.
Jeugd in zorg zijn een vragenlijst in, in het kader van Routine Outcome Monitoring (ROM). De vra-
In de PerspActive studie wordt met behulp van
genlijst bevat onder andere de SURPS en vragen
de Substance Use Risk Profile Screener (SURPS)
over het middelengebruik. Na 6 maanden krijgen
onderzocht in welke mate de vier risicoprofielen
de jongeren opnieuw een vragenlijst voorgelegd,
voorkomen bij jongeren in de jeugdverslavings-
met daarin vragen over hun middelengebruik en
zorg en in hoeverre deze voorspellend zijn voor
de behandeling.
terugval tijdens of na behandeling. Op basis van
108
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Bruikbaarheid van twee screeners voor de detectie van externaliserende problemen bij verslaafde jongeren Usability of two screeners in detecting externalising problems among youth with a substance use disorder Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Berend Hofman, Renske Spijkerman, Evelien van der Schee, Vincent Hendriks
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Renske Spijkerman
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Externaliserend probleemgedrag komt veel voor
of de Strengths and Difficulties Questionnaire
bij jongeren met verslaving en kan wijzen op
(SDQ). Hoewel de YSR en SDQ in brede populaties
de aanwezigheid van een gedragsstoornis (GD),
jongeren goed zijn onderzocht, is nog weinig
oppositioneel-opstandige stoornis (ODD) en/
bekend over de toepassing van deze screeners bij
of aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit
jongeren met verslavingsproblemen. Het doel van
(ADHD). De aanwezigheid van een externalise-
dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de
rende stoornis heeft bij verslaafde jongeren vaak
psychometrische kwaliteiten en bruikbaarheid
een negatieve invloed op de therapietrouw en
van de YSR en SDQ voor het screenen op GD, ODD
vergt een andere behandelaanpak dan wanneer
en ADHD bij jongeren in de jeugdverslavingszorg.
deze stoornis afwezig is. Tijdige onderkenning
Het onderzoek vindt plaats bij 80 jongeren van
van GD, ODD en ADHD is daarom van belang voor
14-23 jaar die in behandeling komen bij Mistral
zowel de indicatiestelling als het verloop en
DTOX, de klinische afdeling van Brijder Jeugd. In
resultaat van behandeling. Het vaststellen van
het onderzoek worden de YSR en SDQ afgenomen
psychische stoornissen vereist echter uitgebreid
en wordt met behulp van de DISC-IV (‘gouden
diagnostisch onderzoek. Dit is kostbaar en kan –
standaard’) een uitgebreid diagnostisch inter-
zeker voor jongeren – belastend zijn. Een eerste
view verricht over de aanwezigheid van GD, ODD
screening met behulp van een screeningsin-
en ADHD. Ook vullen de jongeren verschillende
strument kan voorkomen dat jongeren onnodig
vragenlijsten in over hun middelengebruik,
een dergelijk uitgebreid diagnostisch onderzoek
waaronder de CUDIT en AUDIT. Op basis van de
ondergaan.
verzamelde gegevens worden met behulp van ROC-analyses de sensitiviteit, specificiteit en posi-
Voor het screenen op de aanwezigheid van
tieve en negatieve voorspellende waarde van de
internaliserende en externaliserende stoornissen
YSR en SDQ bepaald voor het vaststellen van GD,
bij jongeren wordt in de klinische praktijk vaak
ODD en ADHD.
gebruik gemaakt van de Youth Self Report (YSR)
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
109
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Voorspellende waarde van toenaderingsbias bij het verklaren van behandeluitkomst en prospectief middelengebruik bij jongeren met alcohol- en/of cannabisgebruik The predictive value of approach bias for treatment outcome and prospective substance use in adolescent problem users of alcohol and cannabis Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Renske Spijkerman, Evelien van der Schee, Patty van Benthem
Samenwerking
Universiteit Utrecht
Subsidiegever
Universiteit van Amsterdam
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Renske Spijkerman
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Volgens een recente studie blijkt de mate waarin
In 2012 heeft de UvA daarom in samenwerking
regelmatige blowers een toenaderingsbias ten
met PARC een studie verricht naar toenaderings-
aanzien van cannabis vertonen, voorspellend te
bias bij 58 patiënten (14-23 jaar) met alcohol- en
zijn voor de intensiteit van hun cannabisgebruik
of cannabisproblemen van Brijder Jeugd. Voor dit
6 maanden later. Een hogere bias is gerelateerd
onderzoek werd aan alle deelnemers gevraagd
aan een escalatie in cannabisgebruik. Daarnaast
twee online vragenlijsten in te vullen met een
zijn er aanwijzingen dat een zelfde soort bias ten
tussentijd van 6 maanden. Daarnaast werd enkele
aanzien van alcohol ook een rol speelt bij proble-
weken na de beginmeting de aandachts- en
matisch alcoholgebruik.
toenaderingsbias ten aanzien van cannabis en alcohol bij de deelnemende jongeren gemeten.
110
Tot op heden is er nog geen onderzoek gedaan
Dit gebeurde via computertaken met plaatjes. Met
naar toenaderingsbias bij verslaafde jongeren in
de resultaten van het onderzoek wordt vervolgens
een klinische populatie. Kennis over voorspellers
nagegaan of een verhoogde toenaderingsbias ten
van terugval en middelengebruik bij deze popu-
aanzien van alcohol en/ of cannabis voorspellend
latie kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling
is voor terugval en frequentie van alcohol en can-
van nieuwe, effectieve interventies.
nabisgebruik bij 6 maanden follow-up.
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Bruikbaarheid SDQ voor vroegdetectie van psychische problematiek bij kinderen van verslaafde ouders Usability of the SDQ for early detection of psychological problems in children of addicted parents Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Marina Geschiere, Ellen Rosenberg, Renske Spijkerman, Vincent Hendriks, Marieke Broekman
Subsidiegever
NWO
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Marina Geschiere
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Kinderen van (een) verslaafde ouder(s) heb-
voor het meten van psychosociale problemen
ben een verhoogd risico om ook een verslaving
bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van
of andere psychische stoornis te ontwikkelen.
4-16 jaar. In deze exploratieve studie wordt de
Binnen de Parnassia Groep zijn verschillende
bruikbaarheid van de SDQ voor vroegsignalering
initiatieven ontwikkeld voor vroegdetectie en
van psychosociale problemen bij kinderen van
vroegsignalering van psychosociale problemen
verslaafde ouders nader onderzocht.
bij kinderen van ouders met verslaving of andere psychische problemen. Onderdeel daarvan is een
Bij 100 patiënten van Brijder met minimaal één
procedure voor screening en vroegsignalering
kind in de leeftijd van 4-16 jaar wordt tijdens
bij Brijder onder alle volwassen patiënten met
het gesprek met een PVO-medewerker de SDQ
kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar. Deze ouders
afgenomen. Daarnaast vult de PVO-medewerker
krijgen standaard een gesprek met een mede-
een korte vragenlijst in over zijn/haar indruk
werker van PVO (Programma Verslaafde Ouders)
van het kind en de opvoedsituatie en zijn/haar
aangeboden, waarin de opvoedsituatie en het
voorlopig advies. De uitslag van de SDQ wordt
functioneren van het kind worden besproken. In
na het gesprek binnen het behandelteam onder
dit gesprek worden mogelijke problemen en/of
begeleiding van een kinder- en jeugdpsychiater
de behoefte aan opvoedkundige hulp geïnven-
geïnterpreteerd, waarna een definitief advies
tariseerd en, indien nodig en gewenst, wordt
wordt geformuleerd. Met de verzamelde gegevens
passende ondersteuning aangeboden.
wordt een beschrijving gegeven van de psychosociale problemen bij kinderen van verslaafde
Voor het systematisch en betrouwbaar in kaart
ouders die in behandeling zijn bij Brijder. Daar-
brengen van de psychische gezondheid van het
naast wordt op grond van de gegevens bepaald
kind en het bepalen of doorverwijzing naar zorg
of toepassing van de SDQ meerwaarde heeft en
nodig is, is de Strengths and Difficulties Questi-
bruikbare aanvullende informatie oplevert voor
onnaire (SDQ) mogelijk een geschikt instrument.
het uiteindelijke advies aan de ouders en/of hun
De SDQ is een veelgebruikte, korte vragenlijst
kind(eren).
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
111
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Autisme spectrum stoornissen bij dubbele problematiek: een prevalentie onderzoek binnen een dubbele diagnose kliniek Zorgbedrijf
Palier
Onderzoeksteam PG
Annette Bonebakker, Saskia van Nieuwkerk, Peter Blanken
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Saskia van Nieuwkerk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Om te onderzoeken hoe vaak autisme spectrum
Van de 100 gescreende patiënten werden 6 ASS-
stoornissen (ASS) voorkomen binnen de dubbele
suspecte patiënten uitgebreider onderzocht; bij
diagnose afdeling van Palier in Den Haag, werden
deze 6 werd ASS gediagnosticeerd. Deze voorlo-
gedurende anderhalf jaar 100 klinische patiënten,
pige resultaten doen een hogere prevalentie van
met zowel middelenafhankelijkheid als ernstige
ASS onder dubbele diagnose patiënten vermoeden
comorbide psychiatrie, gescreend op ASS aan de
dan uit recent literatuuronderzoek naar voren
hand van een gestandaardiseerd onderzoek. Van
komt. Dit kan van belang zijn voor het afstem-
de 212 klinisch opgenomen patiënten kwamen
men van toekomstig zorgaanbod op de kwetsbare
er 178 in aanmerking voor deelname aan het
groep patiënten met ‘complexe’ ASS.
onderzoek. Bij een sterk vermoeden van ASS (op basis van de Autism Spectrum Quotient (AQ) én de Adults Screening Questionnaire (ASDASQ)) werd een uitgebreid diagnostisch onderzoek verricht, bestaande uit o.a. een ontwikkelingsanamnese en diverse neuropsychologische testen.
112
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Ontwikkeling van een protocol voor ADHD en problematisch middelengebruik bij jongeren Development of a protocol for ADHD and substance use in adolescents Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Vincent Hendriks, Renske Spijkerman, Evelien van der Schee, Mariken Müller, Sandra Kooij
Samenwerking
NISPA, ICASA, Tactus, Novadic-Kentron
Subsidiegever
Resultaten Scoren
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Vincent Hendriks
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Geschat wordt dat ongeveer 1 op de 11 jongeren in
de leeftijd van 12 t/m 18 jaar. Het protocol moet
de algemene bevolking de diagnose ADHD heeft.
uitvoerbaar zijn in zowel de jeugdverslavingszorg
Onder jongeren die in de verslavingszorg behan-
als de jeugdpsychiatrie/jeugdzorg.
deld worden, heeft bijna een kwart ADHD. Zowel binnen de jeugd-GGz als de jeugdverslavings-
Het nieuwe protocol wordt ontwikkeld op basis
zorg wordt de hoge prevalentie en het complexe
van een literatuurstudie en de meningen en
karakter van deze gecombineerde problematiek
ervaringen van experts. Vervolgens wordt het
onderkend. Er is echter nog onvoldoende sprake
conceptprotocol in een pilotstudie getoetst op
van geïntegreerde behandeling en samenwerking
bruikbaarheid, uitvoerbaarheid en toepasbaar-
tussen betrokken instanties. Bestaande richtlijnen
heid in acht instellingen: vier in de jeugdver-
voor ADHD behoeven aanvulling voor jongeren
slavingszorg en vier in de jeugd-GGZ. Zowel
met problematisch middelengebruik.
behandelaren die met het nieuwe protocol gewerkt hebben als jongeren die volgens het pro-
Op initiatief van het kenniscentrum Resultaten
tocol behandeld zijn, worden geïnterviewd over
Scoren hebben Brijder-PARC, het NISPA en het
hun ervaringen met de behandeling en wat er
Trimbos-instituut de handen ineen geslagen om
naar hun idee aan zou kunnen worden verbeterd.
een gecombineerd protocol te ontwikkelen voor
Op basis van de resultaten uit de pilotstudie en
screening, diagnostiek en behandeling van ADHD
inbreng van professionals en experts wordt het
en problematisch middelengebruik bij adoles-
protocol aangepast en vervolgens vastgesteld.
centen. De primaire doelgroep betreft jongeren met ADHD en problematisch middelengebruik, in
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
113
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
RCT naar multidimensionele gezinstherapie en cognitieve gedragstherapie en de rol van criminaliteit bij jongeren met een cannabisstoornis MDFT and delinquency: an effect study
Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Vincent Hendriks, Peter Blanken, Evelien van der Schee
Samenwerking
Curium-Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de Vrije Universiteit (VU)
Promovendus
Thimo van der Pol
(Co-)promotor
Robert Vermeiren, Theo Doreleijers, Vincent Hendriks, Lieke van Domburgh
Subsidiegever
Arkin
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Vincent Hendriks
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In 2011 t/m 2013 zijn de resultaten van de geran-
Doel van de flankerende studie is het evalueren
domiseerde INCANT-studie van Brijder-PARC naar
van de effectiviteit van MDFT en CGT, in termen
de effectiviteit van multidimensionele gezinsthe-
van het delictgedrag, bij jongeren met een stoor-
rapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT)
nis in het gebruik van cannabis.
bij jongeren met cannabismisbruik of cannabisafhankelijkheid gepubliceerd. Het onderhavige
Van de jongeren die deel namen aan de gerando-
onderzoek betreft een flankerende studie naar
miseerde studie naar MDFT en CGT (n=109) worden
de aard en omvang van het delictgedrag bij de
gegevens uit de politieregistratie (HKS) en justi-
onderzoeksdeelnemers, en de lange termijn
tiële gegevens (JDS) (geanonimiseerd) gekoppeld
uitkomsten op het gebied van criminaliteit.
aan de in het gerandomiseerde onderzoek ver-
De flankerende studie wordt uitgevoerd in een
zamelde gegevens. Op basis van deze gekoppelde
samenwerkingsverband tussen Brijder-PARC en
gegevensset worden de lange termijn (4 jaar)
Curium-LUMC.
uitkomsten van de behandeling op het gebied van (geregistreerde) criminaliteit geanalyseerd.
114
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
RCT naar de kosteneffectiviteit van multidimensionele gezinstherapie en cognitieve gedragstherapie bij jongeren met een cannabisstoornis RCT on the cost-effectiveness of multidimensional family therapy and cognitive behavioural therapy in adolescents with a cannabis use disorder Zorgbedrijf
Brijder
Onderzoeksteam PG
Vincent Hendriks, Evelien van der Schee
Samenwerking
Institute of Medical Technology Assessment (iMTA) van Erasmus Universiteit Rotterdam
Promovendus
Maartje Goorden, Saskia Schawo, beiden Erasmus Universiteit Rotterdam
(Co-)promotor
Prof.dr. C.M. van der Feltz-Cornelis, prof.dr. K. Uyl, dr. L Hakkaart-van Roijen
Subsidiegever
ZonMw Programma Zorg voor Jeugd
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Vincent Hendriks
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In 2011 t/m 2013 zijn de resultaten van de geran-
Bij de jongeren die deelnamen aan de gerando-
domiseerde INCANT-studie van Brijder-PARC naar
miseerde studie naar MDFT en CGT (n=109) zijn
de effectiviteit van multidimensionele gezinsthe-
onder andere de Trimbos/iMTA questionnaire for
rapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT)
Costs associated with Psychiatric illness (TiC-P),
bij jongeren met cannabismisbruik of cannabis-
de EuroQol (EQ-5D) en Self Reported Delinquency
afhankelijkheid gepubliceerd. Het onderhavige
(SRD) vragenlijst afgenomen. Op basis van de TiC-P
onderzoek betreft een flankerende studie naar de
worden de kosten van de ontvangen zorg (MDFT
kosteneffectiviteit van MDFT en CGT.
of CGT; overige zorg) in kaart gebracht. Op grond van de EQ-5D worden de utiliteiten bepaald. Met
Doel van deze flankerende studie is (1) het
behulp van de SRD worden de kosten verbonden
evalueren van de kosteneffectiviteit van MDFT en
aan schade aan burgers en bedrijven ten gevolge
CGT bij jongeren met een stoornis in het gebruik
van de gepleegde delicten vastgesteld, en de
van cannabis, in termen van Quality Adjusted Life
kosten verbonden aan de inzet van politie en
Years (QALYs), en (2) een instrument te ontwikke-
justitie.
len dat de bredere effecten van interventies in de jeugdzorg kan uitdrukken in één uitkomstmaat. Hierbij wordt er naar gestreefd de voordelen van een sector-specifiek instrument te combineren met die van een waarderingsinstrument conform de EQ-5D.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
115
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Een flankerende studie naar het effect van multidimensionele gezinstherapie en cognitieve gedragstherapie op de geregistreerde criminaliteit A side-study into the effects of multidimensional family therapy and cognitive behavioral therapy on registered criminality Zorgbedrijf
Brijder
Samenwerking
CURIUM-LUMC
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Vincent Hendriks
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
116
In dit flankerende onderzoek worden de gegevens
Toetsingscommissie Instellingen Geestelijke
uit de gerandomiseerde studie naar de effec-
Gezondheidszorg (METiGG) en het Ministerie van
tiviteit van multidimensionele gezinstherapie
Veiligheid en Justitie. In het onderzoek, dat
(MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) bij
uitgevoerd wordt in samenwerking met CURIUM-
jongeren met een stoornis in het gebruik van
LUMC, wordt de (geregistreerde) criminele carriere
cannabis anoniem gekoppeld aan gegevens van
van de onderzoeksdeelnemers in kaart gebracht
de deelnemers betreffende hun geregistreerde
tot een zo recent mogelijke datum. Primaire focus
criminaliteit (d.w.z. het aantal aanhoudingen met
van het onderzoek is vast te stellen of het effect
proces-verbaal) in de politiedossiers (Herken-
van behandeling op het geregistreerde delict
ningsdienstsysteem; HKS). Voor deze koppeling is
gedrag van de deelnemers verschilt tussen MDFT
toestemming verkregen van de Medisch-ethische
en CGT.
Neurocognitieve stoornissen
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
117
Neurocognitieve stoornissen
Onderzoek naar aard en ernst van symptomen van delier bij oudere thuiswonende patiënten: een case-control studie Clinical profile of delirium in elderly patients living at home: a case-control study Zorgbedrijf
Parnassia, Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
Anne Stroomer, Barbara Jonker, Rob Kok, Dika Luijendijk
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Anne Stroomer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Achtergrond:
Methode:
Delier is een neuro-psychiatrische stoornis, die
Case-control study onder patiënten van 70 jaar
bij kwetsbare ouderen vaak voorkomt. Het is een
en ouder, die verwezen zijn naar een ambu-
plotselinge stoornis van aandacht en cognitie,
lante afdeling voor ouderenpsychiatrie wegens
met ernstige gevolgen voor de patiënt op korte
cognitieve stoornissen. Tussen januari en juli
en lange termijn. Delier wordt veroorzaakt door
2010 werd bij 44 van de 275 verwezen patienten
lichamelijke ziekten of intoxicatie met medicij-
delier gediagnosticeerd met of zonder pre-exis-
nen. Delier is te behandelen door oorzakelijke
tente cognitieve achteruitgang. 44 patiënten uit
factoren tijdig weg te nemen. Vroege detectie is
dezelfde populatie met dementie zonder delier
dan ook van groot belang.
werden geselecteerd als controles. Data werden verzameld uit de 88 dossiers. Aard en ernst van
Recent onderzoek geeft aan dat delier bij ouderen
delier symptomen werden gescoord met de Deli-
thuis vaker voorkomt dan lang is gedacht. Symp-
rium Rating Scale-98-Revised (DRS-98R).
tomen van delier bij thuiswonende ouderen zijn misschien anders en misschien nog moeilijker te herkennen dan bij opgenomen patiënten, maar onderzoek hierover ontbreekt. Doel: Het doel van dit onderzoek is het klinisch beeld van delier bij een groep thuiswonende oudere patiënten in kaart te brengen. Het beoogde resultaat is dat delieren bij ouderen thuis sneller herkend en behandeld worden, en dat hierdoor de prognose gunstiger wordt.
118
Neurocognitieve stoornissen
Onderzoek naar het gebruik van de QbTest computertaak als objectief meetinstrument om medicatie-effecten te monitoren bij volwassenen met ADHD Using the QbTest for medical treatment evaluation in adults with ADHD Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Denise Bijlenga, Sandra Kooij
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Denise Bijlenga
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Uit eerder onderzoek is gebleken dat veel patiën-
Ze hebben twee tests gedaan: één keer voor de
ten met ADHD het moeilijk vinden om in te schat-
start met medicatie, en één keer met de eerste
ten of de medicatie die zij voorgeschreven krijgen
medicatiedosis. In het geval van een ophoging
wel (goed genoeg) werkt. Voor hen zou het prettig
van de medicatie, deden de patiënten een derde
zijn als er een objectieve test zou zijn, waarmee
test. In totaal hebben 155 patiënten deelgeno-
kan worden vastgesteld of de medicatie leidt
men aan het onderzoek. We zullen nagaan welke
tot een vermindering van de ADHD klachten. De
medicatie-effecten samenhangen met welke ver-
QbTest is een 20-minuten durende computertaak
beteringen op de QbTest bij mensen met ADHD en
die de kernsymptomen van ADHD meet: impulsi-
of de dosering van de medicatie samenhangt met
viteit, concentratie, reactietijd variatie, volgehou-
de resultaten op de QbTest. Daarnaast evalueren
den aandacht, en hyperactiviteit met behulp van
we of de test bijdraagt aan verbetering van de
een bewegingssensor op het hoofd.
bestaande behandelprocedure.
Aan het onderzoek hebben patiënten deelgenomen die bij het programma ADHD bij volwassenen van PsyQ in zorg kwamen.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
119
Neurocognitieve stoornissen
Out of Memory: aanleren en evalueren van ondersteunende technologie voor ouderen met een mild cognitive impairment/beginnende dementie Out of Memory: learning and evaluation of assistive technology for elderly with mild cognitive impairment or early Alzheimer’s disease Zorgbedrijf
Dijk en Duin, Parnassia
Samenwerking
VU-VUmc
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Ellie Wekking
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van het onderzoek is na te gaan bij welke
maanden wordt 2 wekelijks gecheckt of deelne-
cliënten met Mild Cognitive Impairment (MCI) of
mers afspraken/activiteiten in OoM plaatsen. In de
beginnende dementie Out of Memory (OoM) kan
controle conditie gaat de onderzoeker gedurende
worden aangeleerd en wat de gebruiksvrien-
de 1e zes weken 1 keer per week op bezoek bij de
delijkheid, bruikbaarheid en effecten op het
deelnemer waarbij vrijblijvend gesproken wordt
dagelijks functioneren zijn. Hypothesen: 1. OoM
over de omgang met geheugenproblemen, in de
kan bij een deel van de cliënten succesvol aan-
follow-up periode wordt de controle deelnemer
geleerd worden. 2. Het gebruik van OoM leidt tot
hierover maandelijks gebeld. Zes maanden na de
een handhaving of toename in zelfwaardering,
start vindt de nameting plaats.
autonomie, (sociale) activiteiten, en kwaliteit van leven. 3. De mantelzorger voelt zich ontlast door
Tijdens de baseline en nameting worden de
het gebruik van OoM.
volgende instrumenten afgenomen: Mini Mental State Examination (MMSE), EveryDayCognition
Zelfstandig wonende, alleenstaande ouderen
(E-Cog, Farias et al., 2006), Vragenlijst Zelf-
worden gerekruteerd vanuit de aanmeldingen
waardering (Diesfeldt, 2007), Vragenlijst Ervaren
naar het DOC-team Zaanstreek Waterland. Dege-
autonomie (Meiland & Droës, 2006), Vragenlijst
nen met een cognitieve stoornis of een begin-
Kwaliteit van leven (Quality of Life- Alzheimers
nende dementie die een computer hebben, en
Disease, Logsdon et al., 1999), Verkorte gevoel van
waar een mantelzorger aanwezig is, kunnen in
competentielijst (Vernooij-Dassen et al., 1999),
het onderzoek instromen. Exclusie criteria zijn:
Kwalitatieve beoordeling van gebruiksvriendelijk-
een MMSE-score > 24, beperkingen in visus,
heid en bruikbaarheid van het instrument OoM
gehoor en praxis die interfereren met een ade-
(Lund, 2001).
quaat gebruik van OoM. Tijdens de aanleerfase van OoM wordt de voort-
120
Deelnemers worden via een randomisatietabel
gang geëvalueerd door middel van de Compliance
aan OoM of de controle conditie toegewezen. Na
questionnaire, en wordt geinventariseerd welke
een trainingsfase van 6-8 weken volgt de periode
mensen OoM niet aan kunnen leren en met welke
van zelfstandig gebruik van OoM. Gedurende 6
achtergrondkenmerken dit samenhangt.
Neurocognitieve stoornissen
Validatie en implementatie van de cross-culturele dementietest (CCD-test) bij allochtone ouderen in Den Haag Validation and implementation of a cross-cultural dementia screening in elderly minority groups in The Hague Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Adrie van Haastrecht, Sietske Scheers, Aart Zoeteweij, Rob Kok
Samenwerking
AMC, Universiteit van Amsterdam, Slotervaartziekenhuis Amsterdam
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Met behulp van de cross-culturele dementietest (CCD-test) werd in de periode 2011-2012 een grootschalige groep ouderen van Surinaamse, Marokkaanse en Turkse afkomst onderzocht. Deze studie beoogt de CCD-test als screeningsinstrument verder te valideren, te normeren en vervolgens te implementeren bij Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ouderen in Den Haag.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
121
Persoonlijkheidsstoornissen
122
Persoonlijkheidsstoornissen
Effectiviteit van schematherapie voor patiënten met een angststoornis en cluster-C persoonlijkheidsproblematiek: een open studie Effectiveness of group schema therapy for patients with an anxiety disorder and Cluster-C personality disorders: an open trial Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Colin van der Heiden, Kim Melchior, Ella de Stigter, Erik Stolk
Samenwerking
Universiteit Maastricht
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Colin van der Heiden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In een recente, grootschalige multicenter rando-
(GST) aangeboden in 30 sessies aan patiënten
mized clinical trial (RCT) bleek dat Schematherapie
met borderline persoonlijkheidsstoornissen
(ST) een (kosten-)effectieve behandeling voor
een zeer sterk effect van GST ten opzichte van de
patiënten met een Cluster C Persoonlijkheids-
gebruikelijke behandeling aangetoond (Farrell et
stoornis (CL-C PS) is in vergelijking met een
al, 2009). Dit suggereert dat een specifiek gebruik
gespecialiseerde vorm van Cliënt-centered thera-
van de groep de werking van ST kan ‘katalyseren’,
pie en met de gebruikelijke behandeling (Bamelis
waardoor GST mogelijk tot snellere verbetering
et al., 2012ab). De kosten die gepaard gaan met
leidt dan individuele ST. PsyQ Rotterdam
de in dit onderzoek geteste 50 sessies individuele
heeft een GST model ontwikkeld voor CL-C PS
psychotherapie waren aanleiding om groeps
patiënten, gebaseerd op de eerdere genoemde
modellen voor ST te ontwikkelen met minder (30)
effectief bevonden (G)ST modellen, en biedt
sessies. gegeven door 2 therapeuten aan groepen
deze aan als reguliere behandeling. Doel van dit
van ongeveer 8 patiënten. De hierdoor te berei-
onderzoek, een open trial, is om de effecten van
ken besparing van behandeltijd is aanzienlijk:
een 30-sessie GST protocol voor CL-C PS patiënten
van 50 uur per patiënt naar 18 uur per patiënt.
voor het eerst te documenteren.
Bovendien heeft een onderzoek naar groeps-ST
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
123
Persoonlijkheidsstoornissen
Een effectstudie naar ambulante groepstherapie vanuit Mentalization Based Treatment (MBT) uitgevoerd bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Sandra Visser, Djoeke Huijtker, Petra Frets, Colin van der Heiden
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Djoeke Huijtker
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
We herkennen een groep patiënten die bovenal
expliciete besef dat deze mentale toestanden
kampt met affectdisregulatie en zich bewust is
representaties zijn van de werkelijkheid die
van het feit dat zij:
tot stand zijn gekomen vanuit één van de vele
1. niet in staat zijn hun emoties bewust te ervaren
perspectieven die mogelijk zijn (Alan, Fonagy &
(gevoelens niet herkennen, vlak en leeg voelen,
Bateman, 2008).
dan wel bij heftige emoties impulsief handelen om gevoelens te stoppen); 2. destructieve manieren hebben ontwikkeld om
Ambulante behandeling vanuit Mentalization Based Treatment is echter nog niet ‘evidence
emoties te dempen (hieronder wordt ver-
based’. Focus van behandeling is het verbeteren
staan: vormen van zelfdestructief gedrag zoals
van het vermogen om te mentaliseren, dat wil
automutilatie, maar ook middelenmisbruik,
zeggen het innerlijk representeren van gedrag in
risicovolle sex en dergelijke);
termen van mentale toestanden, om tot verbe-
3. in relaties met anderen vastlopen onder invloed van hun (wisselende) emoties (zich
tering van emotieregulatie en relatievorming te komen.
isoleren uit contact om gevoelens te vermijden, dan wel snel in conflict raken en veel voorko-
Onderzoeksvraag: Biedt de ambulante MBT groep
mende relatiebreuken).
een effectieve behandeling voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis (cluster B en C)?
124
Behandeling volgens Mentalization Based Tre-
Methode: voor- en nameting van de patiënten in
atment (Bateman en Fonagy) is gericht op het
de MBT-groepen met de Korte Klachtenlijst (KKL)
versterken van het mentaliserend vermogen
(Huijbrechts, Appelo, Korrelboom, van der Heiden
van patiënten. Mentaliseren betekent aandacht
& Bos, 2009) en de Severity Indices of Personality
schenken aan mentale toestanden bij zichzelf
Problems (SIPP-118) (Verheul et al., 2008)
en anderen, gekoppeld aan het impliciete of
Analyses: paired t-test.
Persoonlijkheidsstoornissen
Zorggebruik, zorgconsumptie en inherente kosten bij persoonlijkheidsstoornissen Use of mental health services in personality disorders Zorgbedrijf
PsyQ
Samenwerking
LUMC
Promovendus
Ellen Willemsen
(Co-)promotor
Prof.dr. A.M. van Hemert
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Ellen Willemsen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Persoonlijkheidsstoornissen komen veel voor
Onderzoeksvragen:
in de GGZ, maar waarschijnlijk blijft het stellen
1) Wat is de zorgincidentie van persoonlijkheids-
van de diagnose persoonlijkheidsstoornis ook vaak (ten onrechte) achterwege. Er is nog weinig bekend over de invloed van persoonlijkheids-
stoornissen in de Haagse catchment area? 2) Wat is de invloed van persoonlijkheidsstoornissen op zorggebruik in de GGZ?
stoornissen op zorggebruik. Er zijn aanwijzingen
3) Zijn er voorspellers te identificeren voor duur
dat de aanwezigheid van een persoonlijkheids-
en intensiteit van het gebruik van de geeste-
stoornis bijdraagt aan hogere zorgconsumptie
lijke gezondheidszorg?
en langduriger zorggebruik. Dit leidt ertoe dat de zorgkosten voor patiënten met persoonlijk-
Met behulp van het Psychiatrisch Casusregister
heidsstoornissen hoog zijn in vergelijking met de
Den Haag zal getracht worden op deze vragen een
kosten voor patiënten zonder persoonlijkheids-
antwoord te krijgen.
stoornis.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
125
Persoonlijkheidsstoornissen
Onderzoek naar het effect van groepscohesie en therapeutische alliantie bij behandeling van persoonlijkheidsstoornissen Cohesion, alliance and outcome in a group therapy for patients with personality disorders Zorgbedrijf
PsyQ, Parnassia Academie PG
Onderzoeksteam PG
Hans Snijders, Mathijs Deen en Erik Hoencamp
Subsidiegever
Onderzoeksfonds PsyQ
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Hans Snijders
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het onderzoek betreft een setting van deeltijdbehandeling waarin bij 107 patiënten met een persoonlijkheidsstoornis is onderzocht of de groepscohesie en therapeutische alliantie bijdragen tot een betere uitkomst van de behandeling. In de literatuur blijkt dit onderzoek bij patiënten met persoonlijkheidsproblematiek schaars te zijn onderzocht met tegenstrijdge bevindingen.
126
Persoonlijkheidsstoornissen
Auditieve verbale hallucinaties (AVH) bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis Auditory verbal hallucinations in patients with personality disorders
Zorgbedrijf
PsyQ
Samenwerking
UMC Utrecht, Erasmus MC Rotterdam
Subsidiegever
Stichting tot Steun VCVGZ
Startjaar
2007
Naam contactpersoon
Karin Slotema
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Met enige regelmaat geven patiënten met een
Om antwoord te geven op deze vragen met als
persoonlijkheidsstoornis aan dat zij last hebben
doel een betere behandeling te kunnen geven,
van het horen van stemmen (auditieve verbale
is een onderzoek gaande binnen het programma
hallucinaties, AVH). In de literatuur is nog weinig
Persoonlijkheidsproblematiek. Met behulp van
beschreven over de aard, inhoud en impact van
vragenlijsten worden de aard, inhoud en eventu-
AVH bij deze populatie. Het is niet duidelijk welke
ele hinder van AVH en het cognitieve functioneren
hersengebieden betrokken zijn bij AVH bij deze
bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis in
aandoening en al helemaal niet wat de (eventu-
kaart gebracht. Ook wordt bloed afgenomen om
eel erfelijke) oorzaak is van deze AVH. Ook is niet
te kijken naar een eventuele erfelijke aanleg. Een
bekend in welke mate deze AVH overeenkomen
subgroep van de deelnemers krijgt een hersen-
of verschillen met AVH bij andere psychiatrische
scan (functionele MRI scan) en/of een hersen-
diagnoses, waaronder schizofrenie.
filmpje (EEG) om te onderzoeken welke gebieden actief zijn tijdens het ervaren van AVH.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
127
Persoonlijkheidsstoornissen
De rol van zelfwaardering en empathie bij de narcistische persoonlijkheidsstoornis Narcissistic Personality Disorder: the role of self-esteem and empathy
Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Marlies Marissen, Mathijs Deen
Samenwerking
Erasmus Universiteit Rotterdam
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Marlies Marissen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
128
Er is nog maar weinig bekend over de narcistische
controlegroep, waarbij verschillende vragenlijs-
persoonlijkheidsstoornis (NPS). Eén van de the-
ten en computertaken zijn afgenomen. Er wordt
orieën is dat mensen met een NPS een verstoord
onderzocht of personen met een NPS verschillen
zelfbeeld hebben en emotionele informatie op
van een psychiatrische en een psychisch gezonde
een andere manier verwerken. Dit is onderzocht
controlegroep op het niveau van expliciete en
bij patiënten met een NPS, patiënten met een
impliciete zelfwaardering en empathische ver-
Cluster C persoonlijkheidsstoornis en een gezonde
mogens.
Persoonlijkheidsstoornissen
Attitude van hulpverleners bij zelfbeschadigend gedrag Caregiver attitudes towards deliberate self-harm Zorgbedrijf
Palier
Onderzoeksteam PG
Nienke Kool, Berno van Meijel
Samenwerking
Hogeschool Inholland, Landelijke Stichting Zelfbeschadiging
Promovendus
Nienke Kool
(Co-)promotor
Prof.dr. Ad Kerkhof, VU Amsterdam, dr. Berno van Meijel, lector Hogeschool Inholland; dr. Bauke Koekkoek, lector Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN)
Subsidiegever
Project Met Mij Alles Goed
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Nienke Kool
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Hulpverleners hebben een negatieve attitude ten
Het totale onderzoek bestaat uit vier deelstudies:
opzichte van patiënten die zichzelf beschadigen,
Literatuuronderzoek naar de perspectieven van
doordat het hen ontbreekt aan inzicht in de bele-
patiënten en hulpverleners ten opzichte van zelf-
ving van deze patiënten. Daarbij is het ontbreken
beschadigend gedrag, kwalitatief onderzoek naar
van effectieve methodische interventies in de
het patiëntenperspectief ten aanzien van herstel
omgang met deze patiënten een complicerende
van ernstige zelfverwonding, programma-evaluatie
factor. Ook kan een negatieve attitude ten opzichte
van de behandeling van ontwrichte behandelsi-
van deze patiënten in uitzonderlijke gevallen
tuaties in de psychiatrie, en onderzoek naar de
leiden tot ontwrichting in de hulpverlenersrelatie
resultaten van het project Met Mij Alles Goed. Dit
waardoor er geen goede zorg meer verleend kan
is een project van de Landelijke Stichting Zelfbe-
worden aan vaak ernstig zieke mensen.
schadiging in samenwerking met het lectoraat GGZ-verpleegkunde van Hogeschool Inholland en
Dit leidt tot de volgende vraagstellingen: Wat zijn
het Nationaal Museum Het Dolhuys. Daarin worden
de perspectieven van patiënten en hulpverleners
400 hulpverleners getraind in het Interventiepak-
ten opzichte van zelfbeschadigend gedrag en hoe
ket Zelfverwonding, dat eerder binnen het lectoraat
verhouden deze zich tot elkaar? Hoe ziet het proces
is ontwikkeld. De training wordt gegeven binnen
van het stoppen van zelfbeschadigend gedrag eruit
tien GGZ-instellingen die tezamen met de cursus
en wat draagt daaraan bij? Als een behandelrelatie
een kunstmanifestatie krijgen aangeboden met als
stagneert, welke behandeling is dan mogelijk en
onderwerp Zelfverwonding.
wat zijn de resultaten van deze behandeling? Leidt een specifiek trainingsprogramma voor het omgaan met zelfbeschadigend gedrag, gebruik makend van de expertise van ervaringsdeskundigen, tot attitudeverandering bij hulpverleners?
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
129
Voedings- en eetstoornissen
130
Voedings- en eetstoornissen
Doorlopend epidemiologisch onderzoek naar eetstoornissen in de eerste lijn Study on the epidemiology of eating disorders in primary care Zorgbedrijf
Parnassia Academie
Onderzoeksteam PG
Wijbrand Hoek, Daphne van Hoeken, Frédérique Smink
Samenwerking
NIVEL
Startjaar
1985
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De eetstoornissen Anorexia Nervosa (AN) en Buli-
bevolking. In 1991-1992 en in 2001-2002 hebben
mia Nervosa (BN) zijn ernstige, vaak chronische,
follow-ups plaatsgevonden over patiënten met
psychiatrische aandoeningen. Het merendeel (ca.
een eetstoornis die in 1985-1989, respectievelijk
95%) van de patiënten is vrouw. Er is buiten de
1995-1999 gemeld waren. De registraties hebben
GGZ nog weinig onderzoek gedaan naar men-
al belangrijke informatie en publicaties opgele-
sen met deze diagnoses, omdat eetstoornissen
verd over: - Het vóórkomen van eetstoornissen
relatief weinig voorkomen. Het NIVEL (Nederlands
in de eerste lijn - Het aantal patiënten nieuw in
instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg)
zorg, en veranderingen hierin over de tijd vanaf
werkt op verzoek van prof.Wijbrand Hoek sinds
1985 tot heden - De verdeling van AN en BN naar
1985 mee aan de registratie van eetstoornissen in
urbanisatiegraad van de woonplaats - Het beloop
de eerste lijn via de Continue Morbiditeitsregis-
van eetstoornissen De dataverzameling is doorlo-
tratie (CMR) Peilstations. De huisartsenpraktijken
pend. Vanaf 2014 wordt ook de DSM-5 Vreetbui-
die deel uitmaken van de CMR Peilstations verte-
enstoornis (BED) geregistreerd
genwoordigen ongeveer 1% van de Nederlandse
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
131
Voedings- en eetstoornissen
Eetstoornissen in een bevolkingscohort van adolescenten Epidemiology of eating disorders in a community cohort of adolescents Zorgbedrijf
Parnassia Academie, PsyQ
Onderzoeksteam PG
Frédérique Smink, Daphne van Hoeken, Wijbrand Hoek
Samenwerking
UMCG (TRAILS project)
Promovendus
Frédérique Smink
(Co-)promotor
Prof.dr. H.W. Hoek, prof.dr. A.J. Oldehinkel; dr. D. van Hoeken
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Frédérique Smink
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Eetstoornissen, zoals anorexia en boulimia ner-
De deelnemers (n=2230) waren gemiddeld 11 jaar
vosa, zijn ernstige psychiatrische aandoeningen
bij aanvang van de studie. Op 19-jarige leeftijd
met een hoog sterftecijfer, die meestal ontstaan
werd op basis van eerder verzamelde data (o.a.
tijdens de adolescentie. Er is nog relatief weinig
BMI en gegevens uit de Composite International
bekend over de etiologie en voorspellers van
Diagnostic Interview) een hoog-risicogroep voor
eetstoornissen. Het doel van de studie is om de
eetstoornissen geselecteerd. Adolescenten met
prevalentie van DSM-5 eetstoornissen in een
een hoog risico werden aanvullend telefonisch
bevolkingscohort van adolescenten vast te stellen
geïnterviewd door eetstoornisexperts om de
en voorspellers voor de verschillende eetstoornis-
gerapporteerde symptomen te valideren en te
sen te vinden.
classificeren volgens DSM-5 en DSM-IV criteria. In de volgende fase zullen de adolescenten met een
Dit onderzoek maakt deel uit van TRAILS, een
eetstoornis vergeleken worden met adolescenten
langlopende cohortstudie onder Nederlandse
met obesitas en een controlegroep op diverse
jongeren, die de determinanten van geestelijk
premorbide kenmerken.
welzijn en sociaal functioneren onderzoekt.
132
Voedings- en eetstoornissen
Versterkt cognitieve gedragstherapie het effect van bariatrische chirurgie bij morbide obesitas? Een gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek What is the added value of psychological treatment prior to gastric bypass surgery? Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Linda Paul, Sofie Rongen, Daphne van Hoeken, Colin van der Heiden, Wijbrand Hoek
Samenwerking
Sint Franciscus Gasthuis, Maasstad Ziekenhuis
Promovendus
Linda Paul
(Co-)promotor
Prof.dr. Wijbrand Hoek, dr. Colin van der Heiden
Subsidiegever
Onderzoeksfonds PsyQ
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Linda Paul
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Dit onderzoek richt zich op de toegevoegde
gerelateerd aan eten en fysieke activiteit. Voor
waarde van cognitieve gedragstherapie vooraf aan
en na behandeling én 1,3 en 5 jaar na chirurgie
bariatrische chirurgie. 128 patiënten die op de
worden het gewicht het eetgedrag eetstoornis-
wachtlijst voor bariatrische chirurgie staan worden
sen, depressie, algemene psychologische en
op toevalsbasis toegewezen aan een controle of
somatische gezondheid gemeten. We verwachten
een behandelconditie. Patiënten in de behandel-
dat de preoperatieve psychologische behandeling
conditie ontvangen 10 sessies cognitieve gedrags-
het vasthouden aan de verandering in leefstijl
therapie die er op is gericht om veranderingen in
ondersteunt en dat dit tot beter volhouden van
leefstijl en wijziging van disfunctionele gedachten
het gewichtsverlies op de langere termijn.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
133
Voedings- en eetstoornissen
Multicenter RCT naar de kosteneffectiviteit van CBT-E A multicentered randomised controlled trial on the (cost-)effectiveness of enhanced cognitive behaviour therapy (CBT-E) Zorgbedrijf
PsyQ
Onderzoeksteam PG
Martie de Jong, Iris van der Meer, Gabi van der Heijden, Peter Schreuder
Samenwerking
Altrecht Eetstoornissen Rintveld, Novarum, PsyQ Groningen, Erasmus Universiteit Rotterdam, University of Oxford
Promovendus
Martie de Jong
(Co-)promotor
Prof.dr. H.W. Hoek (UMCG), prof.dr. Ph. Spinhoven (Universiteit Leiden), dr. K. Korrelboom, PsyQ
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Martie de Jong
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Fairburn heeft onlangs de handleiding ‘Cognitieve
Cooper, Sharfan, 2003). Deze transdiagnostische
gedragstherapie en eetstoornissen’ (2008) gepu-
blik inspireerde Fairburn tot het ontwikkelen
bliceerd. Hierin beschrijft hij een transdiagnosti-
van een transdiagnostische behandeling, Ver-
sche blik op, en behandeling van, eetstoornissen.
rijkte (“enhanced”) cognitieve gedragstherapie
Volgens Fairburn zijn de onderlinge overeen-
(CBT-E). CBT-E is een behandeling voor eetstoor-
komsten tussen eetstoornissen groter dan de
nis psychopathologie in brede zin, en niet zozeer
verschillen, met name de kernpspychopathologie
voor afzonderlijke eetstoornis-diagnoses. CBT-E
(overwaardering van lichaamsvorm en gewicht)
is onlangs in een RCT onderzocht en lijkt effectief
en de uitdrukking in vergelijkbare houding en
(Fairburn et al., 2009). Wij onderzoeken of we
gedrag. Aangezien de klinische kenmerken van
deze bevindingen ook in Nederland kunnen
Bulimia Nervosa en Eetstoonissen-NAO verge-
bevestigen, en wij zijn met name geïnteresseerd
lijkbaar zijn, wordt verondersteld dat behan-
in de kosteneffectiviteit van deze behandeling
delingen die effect hebben op Bulimia Nervosa
van CBT-E versus ‘care as usual’.
ook werken voor Eetstoornissen-NAO (Fairburn,
134
Voedings- en eetstoornissen
Evaluatiestudie: boulimia de baas Zorgbedrijf
PsyQ
Samenwerking
Novarum, Amsterdam
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Peter Daansen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Boulimia de baas is een begeleid zelfhulppro-
wordt onderzocht of internet een medium is
gramma voor boulimia via internet. Het pro-
om patiënten te bereiken die niet eerder zijn
gramma is ontwikkeld in Zwitserland en wordt
behandeld, of dat het een behandelvorm is voor
intussen in een zestal Europese landen gebruikt.
patiënten die veelvuldig zonder blijvend effect
Het programma hanteert cognitief-gedragsthera-
zijn behandeld.
peutische principes. Een eerste drop-out analyse is inmiddels bijna Sinds juni 2006 kunnen patiënten zich zelfstan-
afgerond. Daaruit blijkt dat ongeveer 60% van
dig aanmelden via een website. Geïncludeerd
de patiënten de behandeling niet afronden.
worden patiënten vanaf 16 jaar die voldoen aan
Gedeeltelijk hebben zij de doelstellingen bereikt,
de diagnose boulimia nervosa c.q subklinische
gedeeltelijk vinden zij de stappen via internet te
boulimia nervosa. Geëxcludeerd worden patiën-
moeilijk en hebben zij toch meer behoefte aan
ten met automutilatie, veelvuldig purgeren (meer
face-to-face behandeling. De drop-out cijfers zijn
dan 4 keer per week), suïcidaliteit en alcohol-/
vergelijkbaar met de resultaten van de Zweedse
drugmisbruik.
partners, maar beduidend hoger dan in andere landen. Waarschijnlijke reden hiervoor is dat de
Onderzocht wordt de effectiviteit van het pro-
patiënten bij onze studie gemiddeld zwaardere
gramma binnen een cohortstudie. Een gematchte
problematiek hebben dan in andere landen.
groep dient als controle. Naast de effectiviteit
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
135
Voedings- en eetstoornissen
Voorspellers en gevolgen van problematisch eetgedrag bij kinderen: een prospectief cohortonderzoek The development, risk factors and adverse health outcomes associated with picky eating trajectories in the general population Zorgbedrijf
Parnassia Academie PG
Onderzoeksteam PG
Sebastian Cardona Cano, Daphne van Hoeken, Wijbrand Hoek
Samenwerking
Generation R en de Erasmus Universiteit Rotterdam
Promovendus
Sebastian Cardona Cano
(Co-)promotor
Prof. dr. H. Tiemeier, prof. dr. H.W. Hoek; dr. D. van Hoeken
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Sebastian Cardona Cano
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Kinderen die bepaalde soorten voeding weigeren,
Ondanks de hoge prevalentie en de zorgen van
worden gezien als ‘picky eaters’. Dit geldt voor
veel ouders is er weinig bekend over
een aanzienlijk aantal jonge kinderen(~30%).
de kenmerken en het beloop van picky eating.
Picky eating wordt vaak door ouders als proble-
Het doel van dit onderzoek is om te bepalen:
matisch ervaren en is daarom vaak een reden
a) wat de incidentie en prevalentie van picky
tot zorg. Het leidt tot conflicten tussen ouders,
eating is in de kindertijd (1-6jr);
gespannen ouder-kindrelaties en tot regelmatige
b) wat het beloop van picky eating is;
bezoeken aan de huisarts. Wanneer ouders naar
c) welke kind-, familie- en sociodemografische
hun huisarts en/of consultatiebureau gaan met dit probleem, worden zij meestal gerustgesteld met de woorden: “Kinderen laten zichzelf niet verhongeren”. Meestal klopt het ook dat voe-
risicofactoren geassocieerd zijn met een persisterend beloop van picky eating; d) of een bepaald beloop van picky eating geassocieerd is met het ontwikkelen van
dingsproblemen vanzelf overgaan. Echter, uit de
gedragsproblemen en/of psychiatrische aandoe-
klinische praktijk blijkt dat sommige kinderen
ningen.
met een problematisch eetgedrag onvoldoende
136
in gewicht aankomen. Daarnaast zijn er aanwij-
Het onderzoek is gekoppeld aan de Generation
zingen dat picky eating invloed kan hebben op
R studie. Dit is een uniek longitudinaal onder-
de cognitieve, sociale en psychische ontwikkeling
zoeksproject van een groot geboortecohort
van het kind. Sommige picky eaters ontwikkelen
(n=9778) waarbij met het ontwikkelen van de
chronische voedingsproblemen en/of gedragspro-
leeftijd op geregelde momenten een breed scala
blemen en een onbekend aantal kinderen
aan metingen wordt verricht. Het project beslaat
ontwikkelt een eetstoornis.
tot nu toe de periode van prenataal tot 9 jaar.
Behandel- en zorgevaluatie
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
137
Behandel- en zorgevaluatie
Voorspellers van drop-out van patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen bij een hersteltraining Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
Niels Mulder en Bert-Jan Roosenschoon
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Amati de Jong
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Ondanks het grote aanbod van effectieve farma-
van Drieschner (2005) blijkt dat Treatment Enga-
cologische en psychosociale behandelingen voor
gement (TE) het beste voorspeld wordt door MET
patiënten met ernstige psychiatrische aandoenin-
en de subschaal Perceived Suitability of Treatment
gen (EPA) blijft behandeltrouw laag en vormt dit
(PS). De subschaal Outcome Expectancy (OE) is de
een groot probleem voor herstel. Het identificeren
beste voorspeller voor MET en voorspelt ook TE.
van voorspellers van drop-out is een belangrijke taak omdat onvolledige behandelingen ineffectief
Methode: Design: Multipele logistische regressie
zijn.
analyse. Data van baseline meting waarbij dropout variabelen binnen de experimentele conditie
Doel: Dit onderzoek richt zich op uitval van EPA
van IMR en CAU worden vergeleken.
patiënten bij een psychosociale interventie, een gebied waarop minder onderzoek is gedaan.
Meetinstrumenten: Primaire uitkomstmaat: drop-
Drop-out van EPA patiënten bij psychosociale
out (minder dan 70% deelname aan de groep).
interventies wordt gerelateerd aan jonge leeftijd,
Predictieve variabele: behandelmotivatie gemeten
mannelijk geslacht, lange duur van ziekte en
middels Perceived Suitability of Treatment en
behandeling, gebrek aan motivatie en ziekte
Outcome Expectancy. Sociodemografische kenmer-
inzicht, werkloosheid, alleenstaande woonsitu-
ken: geslacht, leeftijd, woon- en werksituatie,
atie, gebrekkig sociaal netwerk en gevoel van
sociale steun, tijdsbesteding en middelengebruik.
stigmatisering. Een groot deel van deze factoren is
Variabelen verbonden aan ziekte en diagnose:
onveranderbaar.
duur en ernst van de ziekte, duur van de behandeling, ziekte inzicht, stigmatisering, terugval en
Echter, motivatie is een aspect waar we wel
mate van herstel. Predictieve variabele: Kwalita-
invloed op hebben en dit blijkt van groot belang
tief semigestructureerd interview bij steekproef
voor de behandelingen. Het Integral Model of
van uitvallers naar reden van uitval en effect van
Treatment Motivation (IM) is ontwikkeld door Drie-
groep op uitval.
schner et al. (2004) en onderscheidt zes lineaire
138
predictoren die behandelmotivatie voorspellen
Patiëntbelang: Informatie over de predictoren
(MET). De motivatie leidt tot treatment engage-
van uitval is essentieel voor het ontwikkelen van
ment (TE), het meetbare gedrag van deelname
interventies om het aantal patiënten dat een
dan wel drop-out van behandeling. Uit onderzoek
behandeling afmaakt te vergroten.
Behandel- en zorgevaluatie
Effecten van het crisisplan op het aantal crisiscontacten, (gedwongen) opnames en de opnameduur Effectiveness of crisis plans on the number of (compulsory) admissions Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Samenwerking
Erasmus MC, Delta Psychiatrisch Centrum, (voormalig) Basisberaad, Riagg Rijnmond
Promovendus
Asia Ruchlewska
(Co-)promotor
Prof. dr. C.L. (Niels) Mulder (Erasmus MC), prof. dr. M. (Mark) van der Gaag (VU), dr. A. Kamperman
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2006
Naam contactpersoon
Asia Ruchlewska
Emailadres
Via Anneke van Leeuwen:
[email protected]
Samenvatting
Crisissen en (gedwongen) opnames hebben een
steld samen met een onafhankelijke crisiskaart-
grote impact op de patiënt en nemen de laatste
consulent en de crisiskaart opgesteld samen met
jaren in aantal toe. Er bestaat een tekort aan
de behandelaar, zonder een consulent.
werkzame interventies om crisissen en (gedwongen) opnames te voorkomen. Ook zijn er twijfels
De achtergrond van deze vergelijking is dat het
over de effectiviteit van de crisishulpverlening.
mogelijk effectiever is om de crisiskaart op te
De effectiviteit van de crisishulpverlening kan
stellen samen met een onafhankelijke consulent
mogelijk worden verbeterd door het opstellen
dan met de behandelaar: met behulp van een
van een crisiskaart en daarbij inschakelen van
onafhankelijke partij is de patiënt mogelijk vrijer
een onafhankelijke consulent. De crisiskaart is
om te bespreken wat hij/zij wel of niet wil tijdens
een combinatie van een crisisplan en samenvat-
een crisis. Een nadeel is dat het tijd kost en een
ting ervan op een soort bankpasje. De crisiskaart
extra schakel betekent bij het opstellen van een
is bedoeld om signalen van een dreigende crisis
crisisplan. Dit kan drempelverhogend werken voor
tijdig te herkennen, en vervolgens te kun-
het opstellen van een crisiskaart.
nen handelen volgens de afspraken die in het crisisplan zijn vastgelegd. Uit eerder onderzoek
Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de
zijn er aanwijzingen dat met de crisiskaart crisis-
vraag of het inschakelen van een crisiskaartcon-
sen en (gedwongen) opnames kunnen worden
sulent de vraaggerichtheid en het aantal crisissen
voorkomen. Het is de vraag op welke manier een
en (gedwongen) opnames positief beïnvloedt.
crisiskaart het beste kan worden opgesteld.
Het onderzoek vindt plaats onder patiënten met psychotische of bipolaire stoornissen die één of
In het voorliggende onderzoek worden twee
meer crisiscontacten of opnames in de afgelopen
mogelijkheden vergeleken: de crisiskaart opge-
twee jaar hebben gehad.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
139
Behandel- en zorgevaluatie
Naar meer sociale participatie met IRB voor mensen met ernstige psychiatrische problematiek: een onderzoek naar kosteneffectiviteit Social participation with Boston Psychiatric Rehabilitation for patients with severe mental illness: a cost effectiveness study Zorgbedrijf
Dijk en Duin
Onderzoeksteam PG
Barbara Schaefer, Jaap van Weeghel
Samenwerking
Altrecht, UMCG en Promens Care.
Promovendus
Sarita Sanches (Altrecht)
(Co-)promotor
Prof.dr. J. (Jaap) van Weeghel, dr. W. (Wilma) Swildens (Altrecht), dr. J.T. (Jooske) van Busschbach (UMCG)
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Barbara Schaefer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De Individuele Rehabilitatiebenadering (IRB) is
Het onderzoek is een multicenter RCT waarin de
ontwikkeld om mensen met ernstige psychia-
kosten van IRB worden vergeleken met de kosten
trische aandoeningen te ondersteunen bij het
van gebruikelijke zorg voor patiënten die een
realiseren van toekomstwensen op het gebied van
wens hebben op het gebied van sociale partici-
wonen, werken, leren en sociale contacten. Door
patie. In totaal zullen in het onderzoek 225 pati-
middel van een stapsgewijze methodiek worden
ënten worden geïncludeerd. Dijk en Duin zal met
mensen geholpen om na te gaan wat ze op (één
twee teams aan dit onderzoek gaan meewerken.
van) deze gebieden willen bereiken en hoe ze
In totaal zullen er binnen Dijk en Duin (over een
deze rehabilitatiedoelen kunnen verwezenlijken
periode van 3 jaar) 75 patiënten worden gese-
en behouden.
lecteerd die een wens hebben op het gebied van betaald of onbetaald werk, een studie of (full-
De IRB is in Nederland één van de belangrijkste
time) zorg voor het gezin. De helft van deze groep
rehabilitatiebenaderingen. De effectiviteit van de
zal begeleid worden door iemand die getraind is
benadering is zowel landelijk als internationaal
in de IRB-methode (in totaal zijn er 4 hulpver-
onderzocht. De resultaten van deze onderzoeken
leners die binnen deze conditie werken) en de
laten zien dat de IRB patiënten helpt om hun
andere helft zal de gebruikelijke zorg ontvangen
sociale participatie te verbeteren. Er is echter nog
(ook hier gaat het om 4 hulpverleners). Gedu-
geen onderzoek naar de kosteneffectiviteit van
rende de studie worden onder andere gegevens
IRB gedaan, terwijl het vooral in de huidige tijd
verzameld met betrekking tot de kosten en de
van belang is om meer inzicht te krijgen in de
mate van sociale participatie.
(economische) kosten en baten van onze zorgverlening.
140
Behandel- en zorgevaluatie
Trial Illness Management and Recovery (IMR) in Bavo Europoort: welke effecten heeft IMR aangeboden in groepsverband op het herstel van de deelnemers? Trial Illness Management and Recovery (IMR) in Bavo Europoort. Randomized Clinical Trial on IMR in group settings Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Parnassia Academie
Onderzoeksteam PG
Bert-Jan Roosenschoon, Niels Mulder, Jaap van Weeghel, T.N. Bronsema, I. Mockute, T. Bartels
Samenwerking
Erasmus MC, ESPRi, Yulius
Promovendus
Bert-Jan Roosenschoon
(Co-)promotor
Prof.dr. C.L. Mulder, Erasmus Universiteit, prof.dr. J. van Weeghel, Tilburg University
Subsidiegever
Janssen Pharmaceutica NV
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Bert-Jan Roosenschoon
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het onderzoek gaat om het aantonen van de
Onder herstel valt: o.a. empowerment, ervaren
effectiviteit van IMR op het herstel van de
zelf-stigma, het stellen en realiseren van beteke-
deelnemers: mensen met ernstige chronische
nisvolle doelen.
psychiatrische aandoeningen. De studie betreft
Ad (2) Effecten op ziektemanagement en herstel
een gerandomiseerd onderzoek waarbij patiën-
zouden kunnen leiden tot effecten op sympto-
ten worden toegewezen aan een experimentele
men, functioneren, kwaliteit van leven.
conditie en een controlegroep:
Ad (3) De vraag is of verbetering van de toestand
Groep 1. IMR programma + ‘care as usual’ (CAU)
van de deelnemers leidt tot verminderd zorgge-
Groep 2. ‘care as usual’ (CAU)
bruik, met name minder opnames, en daarmee tot minder kosten.
Onderzoeksvragen zijn: Wat zijn de effecten van ‘IMR + CAU’ in vergelij-
Het betreft een ‘mixed model’ design met drie
king met ‘CAU only’ op:
meetmomenten:
1. Ziektemanagement en herstel;
1. vooraf (bij de intake voor IMR);
2. Symptomen, functioneren, kwaliteit van leven;
2. na afloop van de training (dit tijdstip kan
3. Kosteneffectiviteit.
variëren afhankelijk van de doorlooptijd van de groep);
Ad (1) Onder ziektemanagement valt o.a. kennis over eigen problematiek, sociale en copingvaar-
3. b ij de follow-up meting een jaar na de eindmeting.
digheden, mate van subjectief ervaren regie over het eigen leven.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
141
Behandel- en zorgevaluatie
Studie naar Ondersteuning voor Ouders met Psychische Problemen Study into support for parents with mental health problems Zorgbedrijf
Zorgservice, PsyQ
Samenwerking
Radboud Universiteit Nijmegen en Maastricht University
Promovendus
Henny Wansink
(Co-)promotor
Prof.dr. C.M.H. Hosman, Radboud Universiteit Nijmegen; prof.dr. J.M.A.M. Janssens, Radboud Universiteit Nijmegen
Subsidiegever
ZonMw en Fonds NutsOhra
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Henny Wansink
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
SOOPP staat voor Studie naar Ondersteuning voor
een meer vrijblijvend aanbod, bestaande uit een
Ouders met Psychische Problemen. Context en
folder, de mogelijkheid voor adviesgesprekken en
PsyQ bieden patiënten ondersteuning aan bij de
deelname aan preventieve activiteiten. De opvoe-
opvoeding om eventuele problemen vroegtijdig te
dingssituatie, de sociaal-emotionele ontwikkeling
voorkomen. Het doel hiervan is om een gezonde
van de kinderen en gebruik van (preventieve)
ontwikkeling bij kinderen te bevorderen.
voorzieningen worden vergeleken.
In dit onderzoek worden de effecten van basis-
Meer informatie: http://www.soopp.nl
zorgcoördinatie onderzocht en vergeleken met
142
Behandel- en zorgevaluatie
Verbeteren van het somatisch handelen Improving somatic care in mental health care Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Samenwerking
Hogeschool Rotterdam
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Kimberly Merts
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Bij patiëntenbesprekingen bleek dat bij licha-
algoritme of beslisboom die werkt op basis van
melijke klachten geuit door patiënten vaak
de controles van de bloeddruk, pols, temperatuur,
geen controles van de vitale functies uitgevoerd
ademhaling en bewustzijn. Hier worden scores
werden. Daarbij werden regelmatig discussies
aan verbonden en die scores geven aan welke
gevoerd of een arts nu wel of niet gebeld had
actie er ondernomen moet worden; dit sluit aan
moeten worden bij bepaalde controles. Een pro-
bij controles die kunnen worden uitgevoerd in BE.
tocol of beleid is binnen Bavo Europoort (BE) niet
Onderzoeksvraag: In welke mate verbetert het
aanwezig. Controles worden door de begeleiders
somatisch handelen van de begeleiding op
uitgevoerd als de begeleiders dit nodig vinden
opnameafdelingen van BE door de implementatie
of wanneer de behandelaar hier om vraagt. Doel
van de MEWS in vergelijking met de resultaten
van het onderzoek is het verbeteren van het
van de pretest? De MEWS werd aan de hand van
somatisch handelen van de begeleiders van de
het model “Implementatie van verandering”
afdeling.
van Grol en Wensing geïmplementeerd. Twee maanden na de implementatie werden weer
Er is gebruik gemaakt van een ‘mixed method’
semigestructureerde interviews aan de hand van
ontwerp. Het kwantitatieve onderzoek is een
casussen afgenomen bij de begeleiders. Dos-
pre-experimenteel ontwerp met een pretest-
sieronderzoek werd uitgevoerd en een focusgroep
posttest zonder controlegroep. Semigestructu-
werd georganiseerd voor de arts-assistenten met
reerde interviews aan de hand van casussen
als onderwerp “Communicatie bij somatische
werden afgenomen bij iets meer dan de helft van
problematiek”.
de begeleiders. Dit zijn begeleiders met en zonder verzorgende opleiding. Daarnaast werd ook dos-
De controles volgens de MEWS worden door de
sieronderzoek gedaan en is een groepsgesprek
begeleiders na implementatie in 75% van de
gevoerd met arts-assistenten.
gevallen uitgevoerd. Het handelen volgens de MEWS gebeurt in ongeveer 75% van de gevallen.
Uit de literatuur kwam naar voren dat algo-
Uit de focusgroep is niet duidelijk naar voren
ritmes of beslisbomen kunnen bijdragen aan
gekomen dat de communicatie is verbeterd. Het
het verbeteren van de patiëntveiligheid en de
somatisch handelen is met 43,2% verbeterd ten
verpleegkundigen kunnen zich zekerder voelen.
opzichte van de pretest.
De Modified Early Warning System (MEWS) is een
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
143
Behandel- en zorgevaluatie
Blended e-health, een KOPzorg voor therapietrouw. Een onderzoek binnen Indigo naar het effect en de factoren van therapietrouw bij de blended KOP-module Blended e-health, effect and adherence Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice
Onderzoeksteam PG
Mariska van der Burch, Mirjam van Orden
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Mariska van der Burch
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Gebleken is dat e-health effectief is in de behan-
Het effect van de KOP-module wordt onderzocht
deling van psychische klachten, maar
aan de hand van de ROM gegevens
dat een ruime meerderheid van de patiënten
voortkomend uit de OQ-45. Door middel van een
deze vorm van behandeling niet voltooit.
open interview met de patiënten wordt onder-
Binnen Indigo is er onvoldoende zicht op de
zocht wat de redenen kunnen zijn om de module
redenen waarom patiënten de aangeboden
al dan niet te voltooien. Aan de hand van de
e-health behandeling wel of niet voltooien.
uitkomsten worden aanbevelingen gedaan om de
Het onderzoek is gebaseerd op de blended KOP-
zorg van Indigo via e-health te verbeteren.
module. KOP staat voor: Klacht, Omstandigheden en Persoonlijke stijl. Aan de hand van deze drie speerpunten wordt de patiënt zelf aan het werk gezet met zijn klachten en de mogelijke oplossing. Het onderzoek bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief deel en richt zich op twee deelvragen: -H et effect van de blended KOP-module van Indigo op het functioneren van de patiënt. -D e redenen van patiënten om de blended KOPmodule van Indigo wel of niet te voltooien.
144
Behandel- en zorgevaluatie
Doorlopend onderzoek naar gebruiksvriendelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van online zorg in het e-health warenhuis van de Parnassia Groep
Zorgbedrijf
Parnassia Academie, Service Centrum
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Mirjam van Orden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het streven naar kosteneffectieve behandelmethoden is een belangrijk onderdeel van de strategie van de Parnassia Groep. Online zorg is een belangrijk element in deze strategie. Alle online interventies van de (zorgbedrijven van) de Parnassia Groep zijn opgenomen in het e-health warenhuis (EHW).Continue wetenschappelijke evaluatie is een essentieel onderdeel in de ontwikkeling en kwaliteitsborging van online zorg. Door middel van doorlopende programma-evaluatie en/of onderzoekstrials worden gebruiksvriendelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van diverse online interventies geëvalueerd.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
145
Behandel- en zorgevaluatie
Doorlopend onderzoek Evidence Based Werken Parnassia Groep Zorgbedrijf
Parnassia Academie
Onderzoeksteam PG
Annemiek Polman, Bert-Jan Roosenschoon, Mirjam van Orden, Carina Koole
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Mirjam van Orden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het project ‘evidence based werken’ is ontstaan
Met behulp van een vragenlijst (Quickscan) en
uit de aanname dat werken volgens (multidisci-
gesprekken met het team en het management
plinaire) richtlijnen voor zorgprogramma’s binnen
wordt er geïnventariseerd hoe er op een afdeling
de GGZ van toenemend belang is. Richtlijnen
gewerkt wordt en wat belemmerende en bevor-
worden gebaseerd op resultaten uit wetenschap-
derende factoren zijn in het werken aan de hand
pelijk onderzoek met als doel het bieden van
van richtlijnen. Door multidisciplinair vast te
optimale zorg. Evidence based werken houdt in
stellen waar de knelpunten liggen die het werken
dat er behandelingen worden aangeboden waar-
met richtlijnen belemmeren, kan gezamenlijk
van op grond van wetenschappelijk onderzoek
naar mogelijke oplossingen gezocht worden. De
het hoogst haalbare effect mag worden verwacht.
effectiviteit van de aangeboden behandelingen
Onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep
kan worden geëvalueerd op basis van gegevens
Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ
uit de Routine Outcome Monitoring. Door infor-
zijn de afgelopen jaren multidisciplinaire richtlij-
matie uit richtlijnen, inbreng van behandelteams
nen ontwikkeld voor verschillende zorgprogram-
en gegevens over (kosten)effectiviteit van de aan-
ma’s. Echter, implementatie van deze richtlijnen
geboden behandelingen te combineren, beoogt
is niet altijd eenvoudig.
het project de kwaliteit van behandeling en zorg voor de patiënt te optimaliseren.
Het project evidence based werken beoogt: 1. te inventariseren hoe er op afdelingen wordt gewerkt, 2. aanbevelingen te geven om evidence based werken te bevorderen 3. implementatie van deze aanbevelingen te evalueren, en 4. d e (kosten)effectiviteit van de aangeboden interventies te evalueren.
146
Inmiddels zijn 46 onderzoeken uitgevoerd op verschillende afdelingen van de zorgbedrijven PsyQ, Parnassia, Brijder en Palier. Daarnaast zijn er vanuit verschillende zorgbedrijven aanvragen voor toepassing van het onderzoek.
Behandel- en zorgevaluatie
De (kosten)effectiviteit van kortdurend behandelen van psychische klachten in de huisartsenpraktijk versus reguliere gespecialiseerde GGZ-behandeling (Cost-)effectiveness of collaborative mental health care compared to regular treatment within specialised mental health care Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice, Parnassia Academie
Onderzoeksteam PG
Mirjam van Orden, Erik Hoencamp, Judith Haffmans
Samenwerking
Universiteit Leiden
Promovendus
Mirjam van Orden
(Co-)promotor
Prof.dr. Erik Hoencamp, Universiteit Leiden; prof.dr. Philip Spinhoven, Universiteit Leiden, dr. Judith Haffmans, PsyQ/Universiteit Leiden
Subsidiegever
Fonds NutsOhra
Startjaar
2003
Naam contactpersoon
Mirjam van Orden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In 69% van de huisartsenpraktijken in de regio
lijns GGZ (reguliere zorg). Om te beoordelen welke
Haaglanden is een medewerker vanuit de Parnas-
zorg het meest effectief en efficiënt is, is gekeken
sia Groep (sociaal psychiatrisch verpleegkundigen
naar de mate van verandering van klachten, de
en psychologen, ondersteund door psychiaters)
kwaliteit van leven van patiënten, de tevreden-
werkzaam. Ter plekke worden diagnostiek en
heid bij huisartsen en patiënten, het zorggebruik
kortdurende behandelingen van maximaal 5
en de daaraan gerelateerde kosten.
gesprekken aangeboden aan mensen die psychische klachten hebben en in aanmerking komen
Uit het onderzoek blijkt dat zowel bij de pati-
voor gespecialiseerde zorg. Per patiënt blijkt
ënten die doorgaan naar de tweedelijnszorg
gemiddeld 3,4 gesprek in de huisartsenpraktijk
als de patiënten die door de GGZ-specialist in
afdoende te zijn om hetzij de klachten het hoofd
de huisartsenpraktijk worden behandeld, de
te bieden, hetzij te kunnen doorverwijzen naar
klachtenreductie, de verbetering van kwaliteit van
andere specialistische zorgprogramma’s in de
leven en de tevredenheid even groot is. Maar de
regio. Dat laatste gebeurt bij een kwart van de
wachttijd voor de behandeling en de duur van de
patiënten.
behandeling voor de huisartsenpraktijk groep is significant korter, en het aantal GGZ-contacten en
In het onderzoek is een vergelijking gemaakt
gerelateerde kosten zijn significant lager dan in
tussen patiënten die door een GGZ-hulpverlener
de reguliere zorggroep. Ook de huisartsen, waar-
in de praktijk van de huisarts zijn behandeld en
van de patiënten in hun praktijk behandeld zijn,
patiënten die volgens de gebruikelijke weg door
blijken meer tevreden over de aangeboden zorg.
de huisarts zijn verwezen naar eerste- of tweede-
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
147
Behandel- en zorgevaluatie
Toegang tot internet door ambulante ketenzorgpatiënten Zorgbedrijf
Parnassia Academie PG, Bavo Europoort, Dijk en Duin, Parnassia
Onderzoeksteam PG
Mirjam van Orden, Carina Koole
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Mirjam van Orden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
148
Doel: Inventariseren in hoeverre ambulante
pelijk belang: gefundeerde informatie over erva-
patiënten van de drie ketenzorgbedrijven (K3:
ren knelpunten van patiënten in het gebruik van
Parnassia, Bavo Europoort, Dijk en Duin) toegang
internet c.q. e-health teneinde passende maatre-
tot internet hebben, welke problemen zij hierin
gelen te kunnen nemen om e-health gebruik van
ervaren en wat hun attitude is ten aanzien van
deze doelgroep te bevorderen. Patiëntbelang:
het gebruik van e-health. Methode: Aselect
Internet en online zorg nemen een steeds grotere
gestratificeerde steekproeftrekking van 30% van
plaats in de maatschappij in. Het bevorderen van
de ambulante patiëntenpopulatie (excl. bemoei-
internetgebruik en e-health kan helpen maat-
zorg-patiënten). Inventarisatie door middel van
schappelijke uitsluiting van de doelgroep op dat
eenmalige mailing naar steekproef. Wetenschap-
gebied te voorkomen.
Behandel- en zorgevaluatie
Onderzoek naar ontwrichte behandelsituaties: aard van de ontwrichting, de behandeling en de effecten Evaluation of an Intensive Treatment Program for Disrupted Patient-Staff Relationships in Psychiatry Zorgbedrijf
Palier
Onderzoeksteam PG
Nienke Kool-Goudswaart, Arlette van Amerongen
Startjaar
2008
Naam contactpersoon
Nienke Kool
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Bij de behandeling van psychiatrische patiënten
Het Centrum Intensieve Behandeling (CIB) is opge-
ontstaat in een aantal gevallen ontwrichting in de
richt om hulp te bieden aan GGZ-professionals en
behandelrelatie. Een dergelijke ontwrichting kan
patiënten die in een ontwrichte behandelsituatie
ontstaan in situaties waarin een patiënt regel-
terecht zijn gekomen.
matig grensoverschrijdend gedrag vertoont, zoals in geval van ernstige zelfverwonding of (dreigen
Het doel van het onderzoek is om inzicht te
met) fysieke agressie.
krijgen in de aard van de ontwrichting, de doelen die gesteld worden in de behandeling en de
Ontwrichting komt niet alleen voort uit gedrag
effecten van de feitelijk ingezette behandeling
van de patiënt, maar ontstaat in de interactie
binnen het CIB. Er heeft dossieronderzoek plaats
met de omgeving: de wijze van reageren op het
gevonden over de periode 2005 - 2008 binnen
gedrag van de patiënt bepaalt of het probleem-
de gesloten afdeling van het CIB (N=109); deze
gedrag toe- of afneemt. De ‘schuld’ voor de
gegevens zijn geanalyseerd. Vervolgens heeft er
ontwrichte situatie wordt echter vaak eenzijdig
kwalitatief onderzoek plaats gevonden naar de
bij de patiënt neergelegd, die vervolgens wordt
ervaringen van patiënten die aan het eind van
getypeerd als een ‘moeilijke patiënt’. Er zijn in
hun behandeling zijn en zijn hulpverleners bin-
de literatuur geen ‘evidence based’ methoden
nen het CIB geïnterviewd over de wijze waarop zij
gevonden voor het effectief omgaan met ont-
invulling geven aan de behandeling.
wrichte behandelsituaties.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
149
Behandel- en zorgevaluatie
KEHR SUICIDE Een nieuw instrument voor een kwalitatieve evaluatie van het handelen rond suïcide KEHR SUICIDE A new tool for qualitative evaluation for action around suicide Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice
Onderzoeksteam PG
Remco de Winter, Wilma Neumann
Samenwerking
VU Amsterdam
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Remco de Winter
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De multidisciplinaire richtlijn voor diagnostiek
Gebruik van het instrument stimuleert de dialoog
en behandeling van suïcidaal gedrag (MDBSG)
over de omgang met suïcidaal gedrag en zet aan
beveelt aan om de zorg die is verleend aan een
tot het formuleren van gewenste veranderingen
patiënt die zich tijdens of (kort) na de behande-
in die zorg op individueel, team- en instellings-
ling in de GGZ heeft gesuïcideerd in multidisci-
niveau.
plinair verband te evalueren. Deze aanbeveling
150
is gebaseerd op onderzoek dat aantoont dat dit
Wetenschappelijk belang: Naast het systematisch
kan leiden tot een afname van suïcide en past in
in kaart brengen van het daadwerkelijke han-
het patiëntveiligheidsprogramma “Veilige zorg,
delen rond suïcide worden data verzameld voor
ieders zorg”. KEHR SUICIDE is een data-gestuurde
langlopend onderzoek ‘on the spot’, waarmee
methode gebaseerd op de MDBSG en is ontwik-
instellingen kwalitatieve en kwantitatieve infor-
keld om systematisch zicht te krijgen op de wijze
matie verzamelen over zorg voor patiënten met
van handelen rond de suïcide van een patiënt.
suïcidaal gedrag.
Het doel is GGZ-medewerkers vertrouwd te maken
Patiëntbelang: Door vermeerdering van kennis en
met de werkwijze die in de richtlijn wordt aan-
leren na suïcide is er uiteindelijk meer preventie
bevolen. Een medewerker vult na suïcide de KEHR
van suïcide. Daarnaast leren hulpverleners beter
vragenlijst - digitaal - in.
omgaan met nabestaanden bij suïcide.
Behandel- en zorgevaluatie
Professionals binnen de spoedeisende psychiatrie en de beoordeling van suïcidaal gedrag Professionals in emergency psychiatry and assessment of suicidal behavior Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice
Onderzoeksteam PG
Remco de Winter, Marina van Dassen, Bert van Hemert
Samenwerking
VU Amsterdam
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Remco de Winter
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De spoedeisende psychiatrie speelt een belang-
Methoden:
rijke rol bij de beoordeling van suïcidale pati-
Tussen juni 2009 en januari 2013 werden alle
ënten. Indien een hulpverlener een persoon als
beoordelingen door de Haagse crisisdienst op een
ernstig suïcidaal beschouwt, vindt er meestal
aantal kenmerken geregistreerd in een database.
beoordeling door een psychiatrische crisisdienst
Onder andere werden symptomatologie, suïci-
plaats. Er is weinig bekend van deze populatie
daal gedrag, methode van tentamen suïcide en
en het handelen rondom suïcidaal gedrag. Verder
besluitvorming geregistreerd in een database.
is onbekend hoe de multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag
Resultaten:
in deze praktijk wordt gebruikt.
Er zijn meer dan 16.383 evaluaties geanalyseerd. Er werd voor dubbelingen en andere afhande-
Doelstellingen:
ling dan face-to-face beoordeling gecorrigeerd.
Onderzoek naar kenmerken van suïcidaal gedrag
Suïcidaal gedrag kwam bij 25,7% van de beoor-
bij patiënten die worden beoordeeld door de
delingen voor. Er wordt verder onderzoek verricht
spoedeisende psychiatrie. Beschrijving van
naar klinische en demografische gegevens.
suïcidaal gedrag en de klinische en demografi-
Patiëntbelang: inventarisatie van suïcidaal gedrag
sche kenmerken van deze populatie. Onderzoek
en handelen door de crisisdienst waardoor er
naar voorspellers van vrijwillige en onvrijwillige
meer inzicht komt en de kwaliteit verbeterd kan
opname. Vergelijking met de richtlijn.
worden.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
151
Behandel- en zorgevaluatie
Suïcides tussen 1999-2013 in de Haagse GGZ Suicides between 1999-2013 in The Hague mental health Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice
Onderzoeksteam PG
Yvonne Leezer, Jolien Bueno de Mesquita, Remco de Winter
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Remco de Winter
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Bij eerder onderzoek naar deze populatie bleek
in de periode van 1 januari 1999 tot 1 januari
dat de geslachtratio verschilt van die in de
2013. De geïncludeerde suïciderapporten werden
algemene suïcidepopulatie. Doel van het huidig
conform eisen van de Inspectie voor de Gezond-
onderzoek is om voor beide sekses een profiel
heidszorg opgemaakt, geregistreerd en gearchi-
gebaseerd op klinische gegevens en sociodemo-
veerd.
grafische kenmerken te beschrijven. Wetenschappelijk belang:
152
Methode:
Inzicht krijgen in de suïcide populatie in behan-
Retrospectief dossieronderzoek naar 314 suïci-
deling bij de Parnassia Groep. Onderzoek naar
derapporten van patiënten in zorg bij de Parnas-
voorspellers waardoor de preventie van suïcide in
sia Groep regio Den Haag. Het betreft suïcides
de GGZ versterkt kan worden.
Behandel- en zorgevaluatie
Risicofactoren voor suïcide binnen en buiten de GGZ in de regio Haaglanden Risk factors for suicide in mental health care and general population in Haaglanden Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice, Parnassia
Onderzoeksteam PG
Jacomien Krijger, Remco de Winter, Bert van Hemert
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Remco de Winter
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel: Het opsporen van risicofactoren voor suïcide.
Patiëntbelang:
Hiervoor onderzoeken we dossiers van patiënten
Door het toenemende inzicht in suïcidaliteit bij
die zich hebben gesuïcideerd, met een focus op
psychiatrische patiënten en betere identifica-
patiënten binnen en buiten de GGZ in de Haagse
tie van hoog-risicopopulaties zullen suïcidale
regio. We onderzoeken verschillen binnen deze
patiënten mogelijk beter/ eerder herkend worden
groepen en de relatie tussen etniciteit en suïcide.
en goede behandeling ontvangen. Beoordeling van de suïcidale patiënt door middel van het
Methoden:
document ‘onderzoek bij suïcidaliteit’ zal naar
Voor het onderzoek zal voor de suïcides binnen
verwachting zorgen voor een (meer) volledig
Parnassia gebruik gemaakt worden van de brieven
suïcidaliteitsonderzoek en meer eenduidigheid
geschreven aan de Inspectie voor Volksgezond-
van beoordelingen onder collega’s. Hierdoor zal
heid (gedocumenteerd bij de geneesheer-direc-
het risico op suïcidaliteit beter kunnen worden
teur). Voor de suïcides in Den Haag en Nederland
ingeschat en zal een bijpassend behandelbeleid
zal het Centraal Bureau voor de Statistiek worden
kunnen worden opgezet.
geraadpleegd. Wetenschappelijk belang: Dit onderzoek geeft meer inzicht in de verhoudingen van het suïciderisico tussen verschillende populaties (algemene populatie, ggz ambulant, ggz klinisch). Van hieruit zijn hoog-risicogroepen te identificeren met mogelijk specifiek gerelateerde risicofactoren.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
153
Behandel- en zorgevaluatie
Het Outcome Feedback Systeem (OFS): kenmerken van patiënten van Palier Zorgbedrijf
Palier, Brijder
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Renske Rigter
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel: Het verschaffen van doorlopende informatie aan interne en externe betrokken partijen over de aard en omvang van de patiëntenpopulatie en de ontvangen zorg binnen Palier. Methode: Het OFS maakt gebruik van informatie die verzameld wordt in de patiëntregistratiesystemen en de Routine Outcome Monitoring (ROM) van Palier. De geanalyseerde doelgroep-, proces- en resultaatgegevens worden in een 4-maandelijkse rapportage teruggekoppeld naar betrokken partijen binnen Palier.
154
Behandel- en zorgevaluatie
Gestructureerde korte termijn risicotaxatie als ondersteuning bij separatie reductie op BOPZ units Structured short term risk assessment to support the reduction of seclusion in acute psychiatric wards Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Promovendus
Roland van de Sande
(Co-)promotor
Prof.dr. H.Nijman, Radboud Universiteit Nijmegen, prof.dr. C.L. Mulder, Erasmus MC; prof.dr. C. van der Staak, Radboud Universiteit Nijmegen; dr. E.O. Noorthoorn, GGNet
Subsidiegever
Ministerie van VWS
Startjaar
2007
Naam contactpersoon
Roland van de Sande
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Op BOPZ units is het tijdig taxeren van contro-
Resultaten:
leverlies bij patiënten nodig om separaties af te
na een baseline periode van 10 weken en de aan-
wenden. Dit kan objectiever worden vormgege-
sluitende experimentele periode van 30 weken
ven door het dagelijks gebruik van korte termijn
bleek dat de duur van de separaties en het aantal
risicotaxatieschalen.
agressie-incidenten op de experimentele units significant waren afgenomen, terwijl op de con-
De studie richt zich op het separatiereducerende
trole units geen significante dalingen zichtbaar
rendement van gestructureerde korte termijn risi-
waren. Het absolute aantal gesepareerde pati-
cotaxatie en op het determineren van risicovolle
ënten is niet significant afgenomen tijdens deze
symptoom profielen waarbij de kans op separatie
cluster gerandomiseerde trial. In het verlengde
is verhoogd. Het betreft hier een samenge-
hiervan werden diverse retrospectieve risico-
stelde set van observatieschalen die dagelijks en
analyses uitgevoerd betreffende waargenomen
wekelijks worden gebruikt als onderdeel van de
symptoomprofielen en gevaarstypen bij patiënten
gangbare rapportage van verpleegkundigen.
op de participerende BOPZ units. Deze analyses
Het effect van dit risicotaxatie model (Crisis
vormen een bijdrage aan de ontwikkeling van
Monitor) werd getoetst in een cluster gerando-
kennis hoe het risico op separatie kan worden
miseerde trial. Hierbij werden de verschillen in
voorspeld en hoe door systematische taxatie
agressie-incidenten en separatietijd tussen de
preventieve en dwangreducerende interventies
controle en experimentele units vergeleken. In
kunnen worden ingezet.
deze studie werden alle 660 patiënten op de vier acute opname units van ketenzorgbedrijf Bavo Europoort geïncludeerd in het onderzoek.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
155
Behandel- en zorgevaluatie
Kwaliteit van leven op Breehorn Quality of life at Breehorn Zorgbedrijf
Dijk en Duin
Onderzoeksteam PG
Mike Hasty, Silvain Vierstraete, Daniël Wilhelm, Yolanda Nijssen, Jaap van Weeghel
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Yolanda Nijssen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Dijk en Duin wil voor haar patiënten met een
Om te kunnen evalueren of deze doelstellingen
hoge zorgzwaarte, die begin dit jaar nog ver-
vanuit het perspectief van patiënten en hulp-
bleven in grootschalige voorzieningen van de
verleners in de loop van de tijd gehaald wor-
sector vervolgbehandeling en wonen, vormen van
den, heeft het sectormanagement gekozen voor
genormaliseerd wonen realiseren. Geen pavil-
metingen met de HoNOS (Health of the Nation
joenbouw, geen gebouw met opdeling in units,
Outcome Scales) en de QOL+ (Kwaliteit van Leven
maar een normaal woongebouw, met de naam
en tevredenheid met zorg). De HoNOS is een maat
Breehorn.
voor het (psycho)sociaal functioneren van patiënten vanuit het perspectief van de hulpverlener.
Trefwoorden in de zorg voor de bewoners van
De QOL+ meet de kwaliteit van leven en tevreden-
Breehorn zijn: begeleiding, medische zorg en
heid met zorg vanuit patiëntperspectief.
structuur op individuele maat met gebruikmaking
156
van herstel- en rehabilitatiemethodieken, dagbe-
De metingen zijn gedaan voorafgaand aan de
steding, sociale contacten en veiligheid. Met dit
verhuizing naar Breehorn in juni 2013 en zullen
vraaggestuurde woonzorgarrangement en zorg-
in het voorjaar van 2014 opnieuw plaatsvinden.
programma stelt de sector vervolgbehandeling
Patiënten worden bij het invullen van de lijst,
en wonen zich ten doel de kwaliteit van leven
indien gewenst, bijgestaan door een ervarings-
van deze langdurig zorgafhankelijke patiënten te
deskundige. Naar aanleiding van de metingen
bevorderen.
zullen verbeteracties worden ingezet.
Behandel- en zorgevaluatie
Pilot functionele remissietool Pilot functional remission tool Zorgbedrijf
Dijk en Duin, Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
Yolanda Nijssen, Ischa Zwikker, Jaap van Weeghel
Samenwerking
De Nationale Remissiewerkgroep en diverse GGZ-instellingen
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Yolanda Nijssen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Tot voor kort richtte de behandeling van psycho-
ven van specifieke symptomen die bij het ziekte-
sen zich op stabilisatie van symptomen en het
beeld horen. Functionele remissie richt zich erop
voorkomen van terugval. Dit is een belangrijke
dat iemand weer in staat is in sociaal opzicht te
doelstelling, maar inmiddels zijn alle betrok-
functioneren op gebieden als werk, wonen en
kenen het erover eens dat de zorg voor men-
sociale contacten.
sen met een psychose ook gericht moet zijn op (herstel van) maatschappelijke participatie. Werk,
In 2012 heeft de Nationale Remissiewerkgroep een
relaties, inkomen en geschikte huisvesting zijn
schaal ontwikkeld voor het meten van functio-
daarbij belangrijke levensdoelen. Daarom moet
nele remissie. Door middel van een pilotstudie
de behandeling ook met andere maatstaven
bij 8 grote GGZ-instellingen worden de psycho-
geëvalueerd worden.
metrische kwaliteiten van deze FR-tool getoetst. In 2012 heeft een eerste meting plaatsgevonden
We spreken van remissie van symptomen als
bij ruim 800 patiënten en in 2013 is bij dezelfde
iemand misschien in beperkte mate nog rest-
patiënten een tweede meting met de FR-tool
symptomen heeft, maar die symptomen niet op
gedaan. Einddoel is opname van de schaal in het
een hinderlijke wijze het dagelijkse functioneren
ROM-instrumentarium.
belemmeren. We spreken van remissie als deze toestand gedurende de afgelopen zes maanden
Bij Dijk en Duin wordt de bruikbaarheid van de
aanwezig is geweest. Onder remissie valt zowel
FR-tool tevens onderzocht voor indicatiestelling
symptomatische als functionele remissie. Bij
voor de basis GGZ vanuit de FACT-teams.
symptomatische remissie gaat het om het uitblij-
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
157
Behandel- en zorgevaluatie
Herstelondersteunende zorg op gesloten opnameafdelingen Recovery oriented care on closed admission wards Zorgbedrijf
Dijk en Duin, Parnassia, Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
Yolanda Nijssen, Alan Ralston, Jaap van Weeghel
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Yolanda Nijssen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In de afgelopen 10 jaar hebben de begrippen
behandelaren en andere deskundigen van diverse
‘herstel’ en ‘herstelondersteunende zorg’ hun
instellingen zijn kwaliteitsuitspraken over het
intrede gedaan in de GGZ, vooral in de zorg voor
thema verzameld. Deze uitspraken zijn vervol-
mensen met langdurige psychiatrische problema-
gens door de betrokkenen individueel geordend
tiek. ‘Herstellen’ verwijst naar de inspanningen
(naar inhoud en prioriteit) en verwerkt tot een
die patiënten zelf moeten doen om de vaak
gezamenlijke omschrijving van de aspecten van
ingrijpende gevolgen van een ernstige psychische
herstelondersteunende zorg op de gesloten opna-
aandoening te boven te komen en om hun leven
meafdeling. Kern van deze omschrijving is de
weer een positieve wending te geven. Goede
individuele behandeling van de patiënt waarbij
behandeling en rehabilitatie blijken het herstel-
zoveel mogelijk van de eigen (eerdere) ervaringen
proces van patiënten effectief te kunnen onder-
van de patiënt en diens persoonlijke wensen en
steunen. In de ambulante hulpverlening krijgen
mogelijkheden gebruik wordt gemaakt. Daarnaast
de principes en werkwijzen van herstelondersteu-
wordt de samenwerking en afstemming met de
ning steeds meer vorm, maar het is onduidelijk in
ambulante behandelaar en met naastbetrok-
hoeverre dit ook z’n beslag krijgt in de dagelijkse
kenen benadrukt. De omschrijving zal gebruikt
praktijk van de gesloten opnameafdelingen.
worden om een instrument, de KWAZOP, dat ruim 10 jaar geleden ontwikkeld is om met patiënten
158
In het afgelopen jaar is met een subsidie uit het
de opname op een gesloten opnameafdeling
stimuleringsfonds van de Parnassia Groep aan de
te evalueren, te herzien. De gesloten opname-
hand van de methodiek van concept mapping
afdeling zal met het nieuwe instrument kunnen
het concept ‘herstelondersteunende zorg op de
nagaan in hoeverre de patiënten de zorg als
gesloten opnameafdeling’ in kaart gebracht. In
herstelondersteunend ervaren en wat mogelijke
brainstormbijeenkomsten met patiënten, familie,
verbeterpunten zijn.
Behandel- en zorgevaluatie
Victoria: Maatschappelijke participatie en het managen van risico’s op victimisatie bij mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) Victoria: Social participation and managing risk of victimisation in people with severe mental illness (SMI) Zorgbedrijf
Dijk en Duin
Onderzoeksteam PG
Yolanda Nijssen, Roland van de Sande, Jaap van Weeghel
Samenwerking
Tilburg University, Stichting Rehabilitatie ’92 en GGz Eindhoven
Promovendus
Wordt in de loop van de ontwikkelfase (2 jaar) aangetrokken
(Co-)promotor
Prof.dr. J. (Jaap) van Weeghel, prof.dr. I.M.B. (Inge) Bongers, dr. D.P.K. (Diana) Roeg, dr. Y. (Yolanda) Nijssen
Subsidiegever
NWO Geweld tegen psychiatrische patiënten
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Yolanda Nijssen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Psychiatrische patiënten zijn in Nederland vaker
positieve gevolgen kan hebben. In de interventies
slachtoffer dan dader van geweld, en ook vaker
zal de nadruk gelegd worden op de sterke kanten
slachtoffer dan andere Nederlanders, zo bleek uit
van patiënten, waarbij risicotaxatie en risicoma-
het NWO-programma Geweld tegen psychiatrische
nagement in dienst staan van het realiseren van
patiënten, waar ook patiënten en behandela-
wensen op het gebied van wonen, werken, leren
ren van Dijk en Duin aan hebben meegewerkt
of sociale contacten.
(Kamperman et al., 2012). Slachtofferschap, ook wel victimisatie genoemd, is dikwijls slechts één
Bij de ontwikkeling van deze interventies werken
van de vele risico’s die onze patiënten lopen. Ook
we samen met het onderzoeksinstituut Tranzo van
andere risico’s komen vaker voor zoals afwijzing,
de Universiteit van Tilburg, Stichting Rehabilitatie
mislukking, maatschappelijke teloorgang en stig-
’92 en GGz Eindhoven. Daarbij zijn in- en externe
matisering met mogelijk (gevaarlijke) consequen-
deskundigen uit binnen- en buitenland, behan-
ties (Van Weeghel, 2010). Het Victoriaproject is
delaren en ervaringsdeskundigen van Dijk en Duin
er op gericht om interventies te ontwikkelen die
en GGz Eindhoven, patiënten en familie betrok-
helpen om deze risico’s bespreekbaar te maken
ken. Na de ontwikkelfase, die alles bij elkaar twee
en patiënten te motiveren en te ondersteunen
jaar zal duren, volgt een gecontroleerd onderzoek
bij het nemen van verantwoorde risico’s, waarbij
naar de effectiviteit van de interventies. Vier
aangesloten wordt bij de methodiek van de Indi-
FACT-teams van zowel Dijk en Duin als GGz Eind-
viduele Rehabilitatie Benadering. Uitgangspunt
hoven worden bij dit onderzoek betrokken.
is dat risico’s nemen bij het leven hoort en ook
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
159
Interculturele psychiatrie
160
Interculturele psychiatrie
Depressie en angst bij migranten in Nederland. Bevolkingsonderzoek naar diagnose en risicofactoren Depression and anxiety in migrants in the Netherlands. Population studies on diagnosis and risk factors Zorgbedrijf
i-psy
Promovendus
Agnes Schrier, psychiater
(Co-)promotor
Prof.dr. A.T.F.. Beekman (GGZ inGeest/VU), prof.dr. J.J.M. Dekker (Arkin/VU), prof.dr. A.P. Verhoeff (GGD Amsterdam/UvA), dr. M.A.S. de Wit (GGD Amsterdam)
Startjaar
2005
Naam contactpersoon
Agnes Schrier
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel
crossculturele vergelijking van het symptoompro-
Het doel van dit promotieonderzoek was een
fiel van depressie; comorbiditeit van depressie en
crossculturele vergelijking van angst en depres-
angst; samenhang van persoonlijkheidsdimensies
sie bij Turks-Nederlandse en Marokkaans-
en depressie en angst; samenhang van etnische
Nederlandse Amsterdammers t.o.v. autochtone
dichtheid in de wijk (een indicator voor sociale
Amsterdammers.
steun binnen de etnische groep) en depressie en angst; de samenhang van depressie en religieuze
Methoden:
coping.
De GGD Amsterdam en de GGZ-instellingen in Amsterdam hebben in een random steekproef van
Conclusie:
de bevolking data verzameld met onder meer de
Deze bevinding ondersteunt de aanbeveling voor
CIDI, SCL-90-R, NEO-FFI, cardiovasculaire risico-
toepassing van gestructureerde diagnostiek en
factoren en religieuze coping.
behandeling volgens de richtlijnen - ook bij nietwesterse patiënten.
Resultaten: De resultaten tonen dat etniciteit géén belangrijke rol speelt in het klinisch beeld en de risicofactoren voor angst en depressie. Dit bleek bij
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
161
Interculturele psychiatrie
Uitingen van stress bij Afghaanse patiënten in Nederland Idioms of Distress among Afghan patients in the Netherlands Zorgbedrijf
i-psy
Onderzoeksteam PG
Arezoe Delewar, Samrad Ghane
Promovendus
Arezoe Delawar
(Co-)promotor
Ria Reis, Joop de Jong en Samrad Ghane
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Arezoe Delawar
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De huidige richtlijnen, diagnostische criteria en
concerns”. Afghaanse immigranten kunnen door
behandelmethoden binnen de psychotherapie
middel van cultureel getinte symbolen, gedrag
zijn ontwikkeld vanuit een westers cultureel
of taal hun lijden uitdrukken. Afghanen vor-
denkkader. Het ontwikkelen van effectieve psy-
men de tweede grootste vluchtelingengroep in
chologische interventies voor een bepaalde groep
Nederland (Dagevos & Dourleijn, 2011) en lopen
vereist inzicht in de manieren waarop mensen
een verhoogd risico op het ontwikkelen van
hun klachten uiten. Dit project is onderdeel
psychopathologie. Onderzoek naar behandeling
van een groter project dat betrekking heeft op
van Afghaanse vluchtelingen is schaars en betreft
drie belangrijke kwesties bij de behandeling
voornamelijk de populatie in de eerste lijn.
van Afghaanse immigranten, namelijk Idioms of
Indien de IOD’s verkeerd worden geïnterpreteerd
Distress (IOD’s), de relatie tussen deze IOD’s en
door de hulpverleners, kan dat leiden tot onno-
DSM-5 diagnoses, en het ontwikkelen van een
dige diagnostische procedures, verkeerde diag-
cultureel aangepaste psychotherapeutische aan-
noses, een ongunstige werkrelatie of ongepaste
pak. Het eerste deelonderzoek is een kwalitatief
behandeling. Het identificeren van IOD’s onder
onderzoek en richt zich op het identificeren van
Afghaanse patiënten zal derhalve een bijdrage
IOD’s bij Afghaanse immigranten.
leveren aan een effectieve en efficiënte zorg voor deze kwetsbare doelgroep. Wij zijn geïnteresseerd
Lewis-Fernández definieert IOD’s in DSM-5 (APA,
in de klachtenpresentatie van eerste-generatie
2013, p. 758) als “ways of expressing distress that
Afghaanse patiënten die aangemeld zijn bij
may not involve specific symptoms or syndro-
i-psy. Er zullen twintig deelnemers geïnterviewd
mes, but that provide collective, shared ways of
worden.
experiencing and talking about personal or social
162
Interculturele psychiatrie
Uitingen van stress bij Turkse immigranten in Nederland Idioms of Distress among Turkish immigrants in the Netherland Zorgbedrijf
i-psy
Promovendus
Gökce Gökcen
(Co-)promotor
Prof.dr. R. (Ria) Reis; co-promotoren dr. Joop de Jong en dr. Samrad Ghane
Subsidiegever
Universiteit Leiden
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Gökce Gokcen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Niet-westerse bevolkingsgroepen vormen een
lende culturen op verschillende manieren wordt
belangrijk aandel van de algemene bevolking in
geuit (Marsella, et al, 1985). Bijvoorbeeld, dysforie
Nederland. Het kan lastig zijn een passende DSM-
heeft verschillende betekenissen en ook verschil-
IV diagnose te stellen bij niet-westerse groepen
lende uitingsvormen in verschillende maatschap-
vanwege onbekendheid van behandelaren met
pijen (Kleinman & Good, 1985). Deze verschillen
specifieke uitdrukken van stress bij patiënten
veroorzaken problemen als een diagnose is
met een niet-westerse achtergrond. Het niet
gesteld. De verschillen in uitingsvormen van
stellen van een diagnose heeft tot gevolg dat er
depressie tussen culturen vormen een uitdaging
geen zorg wordt verstrekt (Borra (2011). Onjuiste
voor het stellen van een cross-culturele diag-
diagnoses leiden tot inefficiëntie en verkeerde
nose volgens Westerse classificatiesystemen zoals
behandeling. De diagnostische criteria in de DSM-
DSM en ICD. De nadruk van dit onderzoek ligt op
en ICD-classificatiesystemen zijn ontwikkeld aan
het onderzoeken van uitingen van stress en het
de hand van Onderzoek onder voornamelijk Wes-
begrijpen van de relatie tussen stressuitingen en
terse patientengroepen (Thakker & Ward, 1998).
DSM-5 classificaties.De steekproef bestaat uit 20
Cross-cultureel Onderzoek laat echter zien dat
Turkse patiënten tussen de 25 en 65 jaar die hulp
depressie zoals in de DSM beschreven in verschil-
hebben gezocht bij i-psy.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
163
Interculturele psychiatrie
Hallucinaties toegedicht aan djinns The attribution of hallucinations and other psychotic symptoms to jinn Zorgbedrijf
Parnassia, i-psy
Onderzoeksteam PG
Anastasia Lim, Birgitta Vrins, Sander Hoogveldt, Jan Dirk Blom
Samenwerking
GROUP
Promovendus
Anastasia Lim
(Co-)promotor
prof. dr. H.W. (Wijbrand) Hoek, RuG/UMCG, dr. J.D. (Jan Dirk) Blom, Parnassia/RuG
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Jan Dirk Blom
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Wetenschappelijk belang:
- Analyse van de fenomenologische karakteris-
- Inzicht verkrijgen in de neurobiologische corre-
tieken van hallucinaties die worden toegedicht aan djinns - Analyse van de copingstrategieën van islamiti-
laten van samengestelde hallucinaties bij deze specifieke populatie - Toetsing van de effectiviteit van behandelingen
sche patiënten met dergelijke hallucinaties - Analyse van de neurobiologische correlaten van samengestelde hallucinaties -O nderzoeken van de effectiviteit van behandelingen Methoden: - Inventariseren van de fenomenologische karakteristieken (vragenlijsten) - Inventarisatie van de copingstrategieën - fMRI-scan (op indicatie) - Evaluatie effectiviteit van behandelingen
164
Patiëntbelang - Ontwikkelen van een effectieve behandeling van hallucinaties bij islamitische patiënten die deze toeschrijven aan een djinn
Interculturele psychiatrie
Liever Bewegen Dan Moe: pilotstudie naar bereik en randvoorwaarden van een depressiepreventie RCT bij allochtone vrouwen met een lage SES Boost your mood: pilot study to determine reach and preconditions for a depression prevention RCT for ethnic low SES women Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice
Onderzoeksteam PG
Peter Overzier, Jeltje Kramer
Subsidiegever
ZonMw
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Peter Overzier
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Liever Bewegen Dan Moe (LBDM) is een interventie
Voordat een grootschalig onderzoek naar de
voor depressiepreventie bij allochtone vrouwen
effecten van deze interventie kan worden uitge-
met een lage sociaal-economische status (SES),
voerd, wordt onderzocht of voldoende deel-
aangezien zij een verhoogd risico lopen op het
nemers willen deelnemen en of de gebruikte
ontwikkelen van een depressie. In de interven-
vragenlijsten bruikbare informatie opleveren.
tie worden leefstijladviezen gecombineerd met bewegen.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
165
Interculturele psychiatrie
Internationale field trial voor het Cultural Formulation Interview International Field Trial Cultural Formulation Interview Zorgbedrijf
Parnassia Academie, PsyQ
Onderzoeksteam PG
Rob van Dijk (Parnassia Academie), Carla Dekker (PsyQ)
Samenwerking
Centrum ‘45 en GGZ Drenthe (De Evenaar)
Subsidiegever
DSM-5 Task Force
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Rob van Dijk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Onderzoek naar de acceptatie, toepasbaar-
Met behulp van (semi)gestructureerde vra-
heid en klinische bruikbaarheid van het Cultural
genlijsten zijn vooraf en achteraf patiënten
Formulation Interview als beoogd onderdeel van
en hulpverleners geïnterviewd. Daarnaast zijn
DSM-5. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht
audio-opnamen gemaakt. De onderzoeksdata
van de DSM-5 Cross-Cultural Issues Sub-Group
zijn lokaal en centraal (New York) geanalyseerd.
van de DSM-5 Task Force. Nederland is een van de zeven deelnemende landen, met participatie
Het CFI is een patiëntgerichte vragenlijst die
van de Parnassia Groep (PsyQ Depressie Ambulant
hulpverleners ondersteunt bij het bespreken van
Haaglanden), Centrum ‘45 en GGZ Drenthe (De
de cultuur en de context van de patiënten, en
Evenaar).
die ruimte creëert voor het eigen perspectief en verhaal van de patiënt.
In zeven landen is onder vergelijkbare condities de testversie van het Cultural Formulation Interview in de klinische praktijk toegepast.
166
Interculturele psychiatrie
Transcultureel onderzoek in Nederland 2000-2011 Main directions in transcultural psychiatric research in the Netherlands in the last decade Zorgbedrijf
Parnassia Academie
Samenwerking
GGZ Drenthe
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Rob van Dijk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De Nederlandse bevolking is in etnisch en reli-
intra- en interetnische verschillen in voorspellers
gieus opzicht diverser geworden, en de houding
en prevalentie blijken te zijn, b) de maatschap-
naar migranten is duidelijk negatiever. Tege-
pelijke positie van vluchtelingen en asielzoekers,
lijkertijd is de interesse voor de transculturele
en het effect ervan op de geestelijke gezondheid,
psychiatrie gestaag toegenomen. In dit artikel
waarbij een bijzonder hoog risico onder asiel-
beschrijven we de belangrijkste resultaten van
zoekers zichtbaar wordt, en c) de patronen in het
het transcultureel psychiatrisch onderzoek in
hulpzoekgedrag en gebruik van de geestelijke
Nederland in het afgelopen decennium, en
gezondheidszorg, waarbij een gedifferentieerd
bespreken we hoe deze verband houden met
beeld voor de verschillende migrantengroepen
sociale en politieke ontwikkelingen in Nederland.
naar voren komt.
Alle relevante proefschriften (N=27) uit de periode 2000-2011 zijn geselecteerd. Het doornemen van
Antropologisch onderzoek levert aanvul-
Nederlandse vaktijdschriften op het terrein van de
lende inzichten voor de genoemde thema’s.
transculturele psychiatrie en de medische antro-
De algemene conclusie is dat het transcultureel
pologie, en een PubMed search leverden aanvul-
psychiatrisch onderzoek in Nederland sinds de
lende publicaties op. De forensische psychiatrie
eeuwwisseling een enorme ontwikkeling heeft
en de verslavingszorg zijn niet in dit overzicht
doorgemaakt. De resultaten ervan zijn internati-
meegenomen.
onaal van belang, en nodigen uit om de relatie tussen migratie en geestelijke gezondheid te
Drie hoofdonderwerpen komen naar voren; a) de
herdefiniëren, en de onderliggende mechanis-
prevalentie van psychiatrische stoornissen en hun
men in multi-etnische samenlevingen opnieuw
relatie met migratie-factoren, zoals ‘social defeat’
te bezien.
en ‘ethnic density’*, waarbij er aanzienlijke
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
167
Interculturele psychiatrie
Culturele validatie van de 4k’s Cultural validation of the 4k’s Zorgbedrijf
i-psy
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Een efficiënte en valide ROM kan bijdragen aan de
Dit instrument is echter niet gevalideerd voor
hulpverlening door: (a) het inzichtelijk maken van
gebruik bij de etnisch en linguïstisch diverse
de voortgang van de behandeling voor patiënt en
patiëntenpopulatie van i-psy. Om deze reden zal
therapeut, (b) het evalueren van de effectiviteit
het instrument in eerste instantie voor gebruik bij
van verschillende behandelprogramma’s, en (c)
de grootste herkomstgroepen worden aangepast.
het genereren van gegevens die kunnen worden
In het huidige valideringsonderzoek wordt de
gebruikt in communicatie met verwijzers en zorg-
betrouwbaarheid en construct validiteit van deze
verzekeraars. Binnen i-psy vindt ROM plaats met
aangepaste versies nagegaan.
behulp van de 4k’s (Klachten, Kwaliteit van leven, Kosten en Klanttevredenheid).
168
Interculturele psychiatrie
Voorspellers van behandelverloop en -uitkomst in interculturele psychotherapie Predictors of psychotherapy process and outcome among ethnic minorities Zorgbedrijf
i-psy
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Er bestaan zeer weinig empirische gegevens over behandelverloop en -uitkomst bij allochtone patiënten. Er is met name weinig bekend over patiënt-, therapeut- en therapie-factoren die het verloop en de uitkomst van interculturele psychotherapie kunnen beïnvloeden. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van ROM-gegevens om meer zicht te krijgen op deze factoren.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
169
Interculturele psychiatrie
Migratie, psychose en immuunactivatie Migration, psychosis and immune activation Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Jacqueline Counotte, Sanne Bruijniks, Wim Veling, Mark van der Gaag
Samenwerking
Erasmus MC
Promovendus
Jacqueline Counotte
(Co-)promotor
Prof.dr. H.W. Hoek en prof.dr. M. van der Gaag, dr. W. Veling (UMCG)
Subsidiegever
Erasmus MC
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Jacqueline Counotte
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Patiënt controle onderzoek. Activatie van
worden mRNA in monocyten en intracellulaire
monocyten en T-cellen wordt vergeleken tus-
cytokines in T-cellen gemeten. Met vragenlijsten
sen allochtonen met schizofrenie die voor hun
worden migratiegeschiedenis, andere levensge-
5e levensjaar migreerden, allochtonen zonder
beurtenissen en (vroege) psychosociale stress in
schizofrenie die in hun vroege leven migreerden,
kaart gebracht. De gemiddelde hoeveelheid mRNA
Nederlandse patiënten en Nederlanders zonder
en cytokines wordt tussen de groepen vergeleken,
schizofrenie. Bij alle proefpersonen wordt 50 ml
gecorrigeerd voor medicatiegebruik en andere
bloed afgenomen voor analyse. Met behulp van
ervaren stress.
respectievelijk kwantitatieve PCR en FACS analyse
170
Interculturele psychiatrie
Identificatie en behandeling van vroege symptomen van ernstige psychische stoornissen bij allochtone en autochtone jongeren Identification and treatment of early symptoms of severe mental illnesses in native and non-native Dutch youth Zorgbedrijf
Parnassia, Context
Onderzoeksteam PG
Saliha el Bouhaddani, Manisha Lalji, Floris Munneke, Barbara Schaefer, Wim Veling
Samenwerking
VUmc, Bascule, Trimbos-instituut
Promovendus
Saliha el Bouhaddani
(Co-)promotor
Prof.dr. Theo Doreleijers, VUmc, mr.dr. Lieke van Domburgh, VUmc; dr. Wim Veling, UMCG
Subsidiegever
ZonMw, Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Barbara Schaefer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond
gericht is op het verminderen van vroege sympto-
dat 75% van de ernstige en chronisch verlopende
men van psychische stoornissen.
psychiatrische stoornissen ontstaat vóór het 25e levensjaar. In de adolescentie zijn vaak vroege
1000 Autochtone en 1000 allochtone jongeren
symptomen van deze stoornissen te zien. Als er
met een risico op een psychiatrische stoornis
op die leeftijd al behandeling plaatsvindt, kan
worden op scholen gescreend op een breed scala
bij een deel van de jongeren worden voorkómen
aan psychische symptomen. Zij worden tweemaal
dat de vroege symptomen uitgroeien tot ernstiger
onderzocht met een tussenpoos van (tenminste)
stoornissen. Dit geldt des te sterker voor niet-
12 maanden. Jongeren die persisterende of toe-
westerse allochtone jongeren die onvoldoende
nemende klachten vertonen, worden geselecteerd
bereikt worden door de jeugd-GGZ in Neder-
voor een interventie gebaseerd op elementen van
land. Door een laagdrempelige cultuursensitieve
een empowerment programma ter preventie van
psychosociale behandeling aan te bieden, zou de
marginalisatie van allochtone jongeren (POWER)
ontwikkeling van psychiatrische stoornissen bij
en Cognitieve Bias Modificatie (CBM). CBM is een
zowel autochtone als allochtone jongeren in een
psychologische interventie die vertekende dis-
vroeg stadium voorkomen kunnen worden.
functionele gedachtenpatronen direct beïnvloedt door het gebruik van computertaken. De twee
Het eerste doel van dit project is om vroege
primaire uitkomstmaten zijn ernst van psychiatri-
symptomen van ernstige psychische stoornis-
sche klachten en mate van sociaal functioneren.
sen te identificeren bij adolescenten, die (nog)
Daarnaast zal gekeken worden naar mate van
geen hulp zoeken bij de GGZ. Daarnaast wordt
attention bias, mate van zelfvertrouwen en mate
een interventie samengesteld en onderzocht die
van locus van control.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
171
Terugdringen dwang en drang
172
Terugdringen dwang en drang
Separeerervaringen in een healing environment Experiences of seclusion in a healing environment Zorgbedrijf
Palier, Parnassia Academie
Onderzoeksteam PG
Cokky van der Venne, Niels Mulder, Berno van Meijel
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Cokky van der Venne
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Achtergrond: Landelijk worden veel interventies
Methoden:
ontwikkeld om separaties te voorkomen. Gezien
Alle patiënten die gesepareerd zijn geweest bin-
de veelal negatieve ervaringen van patiënten
nen één van beide condities krijgen eenmaal
in separeerruimten en hieraan gerelateerde
de ‘View of Seclusion’ vragenlijst met negen
negatieve gevolgen is er bij zorgbedrijf Palier op
stellingen voorgelegd. Aanvullend worden negen
de afdeling FPA een separeerruimte ingericht op
open vragen gesteld om meer zicht te krijgen op
basis van de principes van ‘healing environment’.
separeerervaringen van patiënten en wordt de
In deze ruimte is het meubilair aangepast qua
verblijfsduur in de separeer tussen beide condi-
stijl, kleur en comfort en kunnen patiënten zelf
ties vergeleken.
invloed uitoefenen op hun omgeving. Resultaten: Doel:
De kwantitatieve gegevens zullen zicht bieden op
Separeerervaringen in de nieuwe separeerruimte
mogelijke verschillen op groepsniveau in sepa-
(experimentele conditie) worden met ervarin-
reerervaringen tussen de twee separatiecondities.
gen in regulier vormgegeven separeerruimten
Met de kwalitatieve gegevens wordt beoogd de
(controleconditie) vergeleken. De hypothese is dat
kwantitatieve gegevens te expliciteren en moge-
gevoelens zoals angst, verdriet en boosheid in
lijk concrete verbetersuggesties van patiënten te
de experimentele conditie minder zijn dan in de
achterhalen.
controleconditie, maar dat ook de verblijfsduur in de experimentele conditie korter zal zijn.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
173
Terugdringen dwang en drang
Vroegtijdig aanbieden van medicatie aan IBS patiënten door de acute dienst en het effect op agressie en dwang bij psychiatrische opname Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Indigo Zorgservice
Samenwerking
Bouman GGz, Delta PC, Erasmus MC, RIAGG Rijnmond
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Jolanda Stobbe
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het doel van dit gerandomiseerde onderzoek
opgenomen. De medicatie wordt aangeboden
is om te onderzoeken of het aanbieden van
door de arts/psychiater van de acute dienst, voor-
medicatie, door de acute dienst aan psychiatri-
afgaand aan het transport door de ambulance
sche patiënten die met een in bewaring stelling
naar de gesloten opnameafdeling. De primaire
(IBS) worden opgenomen, voorafgaand aan het
uitkomstmaat is de mate van agitatie en agres-
transport naar het psychiatrisch ziekenhuis, het
sie. Secundaire uitkomstmaten zijn het aantal
optreden van agressie op de psychiatrische opna-
agressie-incidenten op de afdeling, het aantal
meafdeling kan voorkomen en de behandeling
keren dat noodmedicatie moet worden toege-
sneller kan worden gestart.
past, het aantal en de duur van de separaties, de opnameduur en het aantal inbewaringstellingen
In de regio Rotterdam-Rijnmond worden op
die voortijdig worden opgeheven. Aan de artsen/
jaarbasis ongeveer 800 patiënten met een IBS
psychiaters van de opnameafdelingen worden
vanuit de acute dienst opgenomen. In een aantal
tevens enkele gestructureerde vragen gesteld over
gevallen treden op de opnameafdeling agres-
hun ervaringen met de patiënten die medicatie
sie-incidenten op, waarvan ongeveer de helft
aangeboden hebben gekregen, de voorgeschreven
resulteert in separatie (Vruwink et al. submit-
medicatie en hoe snel de behandeling van de
ted). Medicatie toedienen voorafgaand aan het
patiënt van start is gegaan. Door vroegtijdig te
transport zou ervoor kunnen zorgen dat patiënten
starten met de behandeling (door voorafgaand
minder geagiteerd zijn wanneer zij op de afdeling
aan de gedwongen opname medicatie te geven),
komen, en dat agressie-incidenten minder vaak
kan de opname mogelijk soepeler verlopen.
voorkomen zodat er minder vaak noodmedicatie
Indien blijkt dat de agressie op de afdeling
toegediend hoeft te worden of gesepareerd hoeft
afneemt door de interventie, middelen en maat-
te worden. Ook kan het toedienen van medicatie
regelen zoals noodmedicatie en separatie kunnen
voor transport mogelijk zorgen voor een snellere
worden voorkomen en de behandeling snel-
behandelovereenkomst met de patiënt.
ler kan worden gestart, kan deze praktijk breed worden ingevoerd in de werkwijze van de acute
De interventie bestaat uit het aanbieden van medicatie aan patiënten die met een IBS worden
174
diensten.
Terugdringen dwang en drang
Voorspellers van separatie door tekstanalyse van de verslaglegging in het elektronisch patiëntendossier (EPD) Predictors of seclusion through analysis of the written reports in the electronic health record (EHR) Zorgbedrijf
Parnassia
Onderzoeksteam PG
Erik Hoencamp, Mirjam Hazewinkel, Remco de Winter
Samenwerking
Intersystems
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Mirjam Hazewinkel
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Op veel manieren wordt onderzocht hoe het
Methode:
gebruik van separatie kan worden verminderd.
Drie bronnen van dataverzameling zijn gebruikt:
De komst van het elektronisch patiëntendossier
1. verslagen van patiënten die tussen oktober 2010
(EPD) heeft een rijkdom aan digitale data met zich meegebracht en biedt daarmee een unieke kans
en april 2011 op een gesloten acute psychiatrische opnameafdeling (KCAP) verbleven.
voor efficiënt, grootschalig klinisch onderzoek
2. idem tussen oktober 2010 en augustus 2011
(Perlis et al., 2012).
3. verslagen van de gesloten acute opnameafdeling en een tweede gesloten psychiatrische
In dit onderzoek is gezocht in de tekst, zoals vast-
kliniek, van augustus 2008 tot juli 2012.
gelegd in medische en verpleegkundige dossiers. De vraag binnen dit onderzoek is of bepaalde
Analyse:
woorden of woordgroepen in het EPD een voor-
Met behulp van de door Intersystems ontwikkelde
spellende waarde kunnen hebben voor separatie
‘iKnow smart indexing’ technologie werden deze
van patiënten ten opzichte van patiënten die niet
verslagen geanalyseerd op bepaalde structuren in
worden gesepareerd.
de tekst die gesepareerde patiënten onderscheiden van patiënten die niet werden gesepareerd.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
175
Terugdringen dwang en drang
Patïënt en medewerker perspectief dwangmiddelen en alternatieven Patient and staff perspectives on restraint and alternatives Zorgbedrijf
Parnassia, Palier, Bavo Europoort, Dijk en Duin
Onderzoeksteam PG
Mirjam Hazewinkel; Erik Hoencamp; Remco de Winter; Arlette van Amerongen; Edwin Hellendoorn; Narda Miedema
Samenwerking
Partners van het Leonardo da Vinci partnership-programma 2010: 14 instellingen in 7 Europese landen.
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Mirjam Hazewinkel
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Binnen gesloten psychiatrische afdelingen wordt
werkers die eerder kiezen voor hand-in-hand
nog regelmatig gebruik gemaakt van separatie.
begeleiding en noodmedicatie.
Het blijft, vanuit politiek en humaan oogpunt, belangrijk om dit gebruik verder terug te dringen.
Het doel van de studie is om de zorg binnen
Een gesloten kliniek voor acute psychiatrie in Den
de PICU zo goed mogelijk op patiënten af te
Haag heeft per 1 september 2013 een ‘psychiatri-
stemmen: onderzoeken of ook binnen andere
sche intensive care unit’ (PICU) geopend met als
afdelingen van de Parnassia Groep een voorkeur
doel het bieden van kortdurende, intensieve zorg
bestaat voor noodmedicatie boven separatie en of
zonder separeer. Hier is het noodzakelijk zoveel
de meningen van patiënten en medewerkers ook
mogelijk alternatieven toe te passen.
op grote schaal een tegenstelling laten zien. Op 16 gesloten afdeling van de Parnassia Groep
Eerder onderzoek laat zien dat patiënten een
werden in totaal 210 interviews bij patiënten
voorkeur hebben voor noodmedicatie boven
afgenomen en werden 161 digitale vragenlijs-
separatie. Ook bleek uit de pilot van huidig
ten door medewerkers ingevuld. Er is gebruik
onderzoek dat patiënten een voorkeur hebben
gemaakt van een Europees ontworpen vragenlijst
voor moderne alternatieven (zoals detectiesyste-
(PatPRA en StaffPRA).
men), in tegenstelling tot voorkeur van mede-
176
Overig onderzoek
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
177
Overig onderzoek
Kwalitatief exploratief onderzoek naar filosofische overtuigingen van psychiaters met betrekking tot het concept van geestesstoornis, wetenschap, oorzakelijkheid en professionele ethiek Models of the mind: the philosophies of psychiatry Zorgbedrijf
Dijk en Duin
Samenwerking
VU Amsterdam
Promovendus
Alan Ralston
(Co-)promotor
Prof.dr. Gerrit Glas, Vrije Universiteit Amsterdam
Startjaar
2009
Naam contactpersoon
Alan Ralston
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Kwalitatief exploratief onderzoek naar filosofische
intakeverslagen. Door middel van taalanalyse
overtuigingen van psychiaters op met betrekking
door twee onafhankelijke onderzoekers wor-
tot het concept van geestesstoornis, wetenschap,
den filosofische overtuigingen van de psychiater
oorzakelijkheid en professionele ethiek. Er is
gelokaliseerd. Voorts wordt de Maudsley Attitudes
beperkt empirisch en sociologisch/ethnogra-
Questionnaire afgenomen. Als laatste wordt op
fisch onderzoek gedaan naar denkmodellen van
basis van de resultaten van de eerste stappen een
artsen en psychiaters. Dergelijke modellen volgen
semigestructureerd interview met de psychia-
doorgaans een op modellen gebaseerde aanpak.
ter gehouden. De transcriptie van het interview
De validering van dergelijke modellen is echter
wordt weer onderworpen aan taalanalyse door de
weinig uitgewerkt.
onderzoekers, met als uiteindelijk resultaat een overzicht van filosofische overtuigingen van de
178
In deze studie wordt taalanalyse als uitgangs-
subject. 30 psychiaters, afkomstig uit de klinische,
punt genomen, gebaseerd op transcripties van
academische en vrijgevestigde settings, worden in
intakegesprekken en analyse van de gerelateerde
het onderzoek geïncludeerd.
Overig onderzoek
Onderzoek bij flexwerkers naar optimalisering en timing van interventies met betrekking tot arbeidsverzuim door psychische klachten Health benefits of work: Optimization and timing of interventions for temporary employees who have been absent for causes of mental health Zorgbedrijf
Parnassia Academie, Indigo Zorgservice, PsyQ, Brijder, i-psy, Parnassia
Samenwerking
Erasmus MC, TNO, Ergatis, Acture
Promovendus
Ard van Oosten
(Co-)promotor
Prof. dr. ir. Lex Burdorf, Erasmus MC; prof. dr. Roland Blonk, TNO, Universiteit Utrecht.
Subsidiegever
Ergatis
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Ard van Oosten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In samenwerking met Ergatis, Medisch Expertise Centrum op het gebied van Arbeid en Gezondheid en Acture, private uitvoerder van de Ziektewet, wordt gezocht naar effectieve manieren om ‘arbeid als medicijn’ te benutten bij herstel. In het onderzoek wordt aandacht besteed aan de aard en het beloop van arbeidsongeschiktheid, de bevorderende en belemmerende factoren bij herstel en re-integratie, de benodigde interventies, de juiste timing en de kosten en baten van deze interventies.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
179
Overig onderzoek
Zorgwekkende zorgmijders Patients with severe mental illness who avoid care are a cause for concern Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Onderzoeksteam PG
Niels Mulder, Carlo van Leeuwen
Startjaar
2011
Naam contactpersoon
Carlo van Leeuwen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Uit onderzoek blijkt dat patiënten met ernstige
hoogde kans op psychose, niet in behandeling
psychiatrische aandoeningen (EPA), die zich ont-
kwamen. Ongeveer de helft van deze groep werd
trekken aan behandeling, geassocieerd worden
gediagnosticeerd met een psychische stoornis,
met meer klinische en sociaal-economische
23% had, of ontwikkelde later, een psychose.
problemen, zoals meer psychiatrische proble-
In het huidige onderzoek worden drie groepen
men, een minder gunstige behandeluitkomst,
patiënten met elkaar vergeleken. Groep 1 bestaat
meer opnames, een verhoogd risico op suïcide en
uit patiënten die worden ingeschreven bij een
episodes van geweld. Het is daarom van belang
assertive community treatment (ACT) team, maar
om in kaart te brengen welke factoren gepaard
die binnen twee jaar weer worden uitgeschreven,
gaan met drop-out. Eerder onderzoek is vooral
omdat er geen behandelrelatie mee kon worden
gericht geweest op de groep patiënten waar in
opgebouwd. Groep 2 bestaat uit patiënten die
eerste instantie wel een behandelrelatie mee was
twee jaar ACT-behandeling hebben ontvangen,
opgebouwd, maar die zich later onttrokken aan
maar niet tot actieve behandeling van hun psy-
behandeling. Bij deze patiënten waren een recent
chiatrische stoornis komen. En groep 3 bestaat uit
verleden van dakloosheid en eerdere inschrij-
patiënten die twee jaar ACT-behandeling hebben
vingen bij “gebruikelijke” zorgprogramma’s
ontvangen en wel tot actieve behandeling van
geassocieerd met kortere behandelrelaties. Uit
hun psychiatrische stoornis komen. Huidig onder-
een onderzoek van Green, McGuirde, Ashworth
zoek tracht, op een aantal factoren, de overeen-
en Valmaggia (2010) blijkt dat 21% van de mensen
komsten en verschillen tussen deze drie groepen
die verwezen werden naar een behandelpro-
in kaart te brengen.
gramma, bedoeld voor mensen met een ver-
180
Overig onderzoek
Depressie en angst behandelen met een werkgeheugentraining Tackling depression and anxiety using a working memory training Zorgbedrijf
PsyQ
Samenwerking
Erasmus Universiteit Rotterdam
Promovendus
Sabine Wanmaker (EUR)
(Co-)promotor
Prof.dr. E. (Elke) Geraerts, Erasmus Universiteit Rotterdam
Startjaar
2012
Naam contactpersoon
Colin van der Heiden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Personen met een depressieve stoornis lij-
2012 en een significante afname in wekelijkse
den aanzienlijk door negatieve gedachten en
alcoholinname bij excessieve drinkers (Houben,
herinneringen. Mensen met een angststoornis
Nederkoorn, Wiers en Jansen, 2011). De training in
focussen op bedreigende stimuli en lijden door
het huidige onderzoek bestaat uit twee taken die
hun beperkte vermogen om hun aandacht te
zich aanpassen aan de werkgeheugencapaciteit
reguleren. Het huidige voorstel heeft tot doel de
van de patiënt. Deze wordt zes dagen per week
cognitieve fundering van begin, instandhouding
gedurende een maand uitgevoerd op een compu-
en terugval van depressie en angst te onderzoe-
ter thuis. Voor en na de training zullen vragenlijs-
ken. Het project zal zich richten op het vermogen
ten worden afgenomen om psychopathologie en
van het werkgeheugen, met als doel een werkge-
te meten, en zullen werkgeheugentaken worden
heugeninterventie te testen, zowel op de korte als
uitgevoerd om de overdracht van de training naar
de langere termijn, in patiënten met depressieve
andere werkgeheugentaken te meten. Er worden
(n=120) en angstklachten (n-120).
twee condities vergeleken: cognitieve therapie met / zonder werkgeheugentraining bij de start
Recent onderzoek heeft aangetoond dat een
van de therapie. We verwachten dat dit project
werkgeheugentraining tot verbetering leidt in
nieuwe behandelingen genereert, gericht op
de uitvoerende processen (Klingberg, Forssberg,
cognitieve beperkingen gerelateerd aan depres-
& Westerberg, 2002), een significante afname in
sie en angst, waardoor een brug wordt geslagen
de ernst van ADHD symptomen (Klingberg et al,
tussen basale cognitieve wetenschap en klinisch
2005), verbetering in sociale vaardigheden in
psychologische behandelingen voor angst en
patiënten met schizofrenie (Subramaniam et al.,
depressie.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
181
Overig onderzoek
(In)congruente interpretatie van contingente levenservaringen in de GGZ. Biografisch onderzoek naar contingentiebeleving, persoonlijke levensdoelen en ‘ultimate concerns’ bij mensen met een langdurende psychiatrische stoornis Zorgbedrijf
Indigo Zorgservice, Parnassia, Brijder
Onderzoeksteam PG
Erik Hoencamp, Corry van Straten
Samenwerking
Radboud Universiteit Nijmegen
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Corry van Straten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Via de levenslijn met hoogte- en dieptepunten
zijn. Psychiatrische patiënten geven op dezelfde
wordt gekeken hoe patiënten met langdurende
manier betekenis als niet-psychiatrische patien-
psychiatrische woonbegeleiding of met versla-
ten.
vingsproblematiek betekenis geven aan diepingrijpende levenservaringen, en meer specifiek
De resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen
welke betekenissen. De betekenisgeving kan
aan meer inzicht op het gebied van betekenisver-
geschieden op het basisniveau, het existentiële
lening en nieuwe theorievorming. Tevens kunnen
niveau en/of het religieuze niveau.
de nieuwe inzichten bijdragen aan professionelere begeleiding, zorg en behandeling door gees-
Hoe is de congruentie van de betekenisgeving?
182
telijk verzorgers en professionele zorgverleners.
Congruente betekenisgeving draagt bij aan wel-
Dit onderzoek is een onderdeel van een groots
bevinden. Incongruente betekenisgeving draagt
opgezet onderzoek van de Radboud Universiteit
bij aan slachtofferrol, somberheid en ongelukkig
Nijmegen.
Overig onderzoek
Doorlopend onderzoek met behulp van het Psychiatrisch Casus Register Den Haag Zorgbedrijf
Parnassia Academie, Zorgservice, Servicecentrum
Onderzoeksteam PG
Simon Hogerzeil, Daphne van Hoeken, Mathijs Deen, Wijbrand Hoek, Karel de Zoete
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In een samenwerking tussen de Parnassia Academie, Zorgservice BV en Bedrijfsinformatie & Kwaliteit (Servicecentrum) wordt het casusregister van de Parnassia Groep voor de regio Haaglanden ontwikkeld en onderhouden. Doelstelling is om de gegevens van de zorg-registratie van de Parnassia Groep systematisch, betrouwbaar en veilig toegankelijk te maken voor wetenschappelijk onderzoek. De aldus verkregen informatie geeft inzicht in kenmerken en zorggebruik van patiënten en in zorgprocessen van de instelling en geeft handvaten voor betere zorg.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
183
Overig onderzoek
Internationale Multicenter ADHD Genetica studie (IMAGE) Interne karakteristieken van jonge mensen met een hoge cognitieve intelligentie Internal characteristics of young people with high level cognitive ability Zorgbedrijf
1nP
Promovendus
Mia Frumau (1nP)
(Co-)promotor
Prof.dr. Jan J.L. Derksen, Radboud Universiteit Nijmegen, dr. Willy A.M. Peters, Raad voor de Kinderbescherming
Startjaar
2006
Naam contactpersoon
Mia Frumau
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Cognitieve hoogbegaafdheid komt niet noodzake-
verschillende aspecten van niet-academische
lijk overeen met geluk of veel succes en pro-
intelligenties en persoonlijkheid van de jonge,
ductiviteit in het leven. Volgens Robinson, Reis,
cognitief zeer intelligente adolescent. We zullen
Neihart & Moon (2002) beïnvloedt een intellec-
ons richten op de emotionele intelligentie, omdat
tueel hoog vermogen het psychisch welbevinden
dit goed past in de algemene bevindingen dat
van mensen. Blijkbaar is het een uitdaging voor
emotionele intelligentie belangrijker is dan cog-
kinderen met een hoog potentieel zich succesvol
nitieve intelligentie voor zelfactualisatie.
te ontwikkelen: cognitief, sociaal en emotio-
We besteden ook aandacht aan de creativiteit,
neel. De psychologische gevolgen voor het kind
praktische intelligentie, motivatie, persoon-
met hoog potentieel kunnen positief of negatief
lijkheidsfactoren, ego-ontwikkeling, cognitieve
zijn. Neihart et al. (2002) veronderstellen dat
coping, sterktes, moeilijkheden en stressvolle
deze gevolgen afhangen van drie factoren die
gebeurtenissen van deze jongeren. Hun levens-
synergetisch op elkaar inwerken: het type hoog-
succes is gemeten in de sociale, emotionele en
begaafdheid/hoog potentieel, de mate waarin
cognitieve domeinen.
het onderwijs aansluit bij de behoeftes van de leerling en persoonlijke eigenschappen. Freeman
De jonge adolescenten met een zeer hoge cog-
(2001) vond dat specifieke problemen geassoci-
nitieve intelligentie en hoog potentieel in deze
eerd met hoogbegaafdheid grotendeels afkomstig
studie zullen worden vergeleken met gemiddeld
waren van de anderen, ofwel de omgeving.
en bovengemiddeld intelligente adolescenten.
In dit onderzoeksproject bestuderen we de
184
Overig onderzoek
Evaluatie van het effect van bedrijfsdagen georganiseerd door de Idahoeve te Tiengemeten: een praktijkonderzoek Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Parnassia Academie
Onderzoeksteam PG
Bert-Jan Roosenschoon, Anne Gouweloos, Carina Koole
Startjaar
2010
Naam contactpersoon
Rob van der Laan
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van het project is het bevorderen van een positief zelfbeeld bij cliënten, zodat ze zich beter sociaal kunnen bewegen en sneller uit kunnen stromen. Een afgeleide doelstelling is dat medewerkers van bedrijven een realistischer beeld krijgen van de mogelijkheden van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
185
Overig onderzoek
Een pilotstudie naar de praktische toepasbaarheid en effectiviteit van een m-health applicatie ter verbetering van emotieregulatie bij jongeren met een externaliserende stoornis A pilot study on the practicality and effectiveness of a m-health application in improving emotion regulation in adolescents with externalizing disorders Zorgbedrijf
Lucertis
Samenwerking
Yulius
Subsidiegever
Stimuleringsfonds PG
Startjaar
2013
Naam contactpersoon
Theo van Rijnsoever
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Problemen in de emotieregulatie vormen een
in sommige gevallen zelfbeschadigend gedrag.
basaal probleem bij adolescenten met een
Om deze overweldigende emoties, met daarbij
externaliserende stoornis, te weten ADHD, ODD
het ontbreken van de regulatie hiervan, beter te
of CD. Bij deze adolescenten is vaak sprake van
kunnen verwerken, is Beat-it ontwikkeld.
een chronische kwetsbaarheid: zij reageren snel
Nieuwe vormen van m-health interventies kun-
en heftig emotioneel op prikkels en hun arousal
nen bijdragen aan de verbreding en verbetering
keert maar langzaam terug naar het basisni-
van geestelijke gezondheidszorg voor jongeren.
veau. Hierdoor ervaren adolescenten het gevoel
Deze pilotstudie betreft een random open pre-
te worden overweldigd door emoties en weten
post treatment design met een wachtlijstconditie.
zij niet om te gaan met de intensiteit hiervan.
Alle adolescenten die geïncludeerd worden, ont-
Voor veel adolescenten zijn dit ontwrichtende
vangen de interventie, dan wel direct, dan wel na
ervaringen, gepaard gaande met stemmingswis-
afloop van de wachtlijstperiode van 8 weken.
selingen, zelfcontroleproblemen, impulsiviteit en
186
Ondanks de grote hoeveelheid vermelde onderzoeken, is het mogelijk dat er onderzoeken in dit overzicht ontbreken die hier wel hadden horen te staan. De onderzoekers die hun vermelding missen, wordt aangeraden contact op te nemen met de afdeling Wetenschappelijk Onderzoek van de Parnassia Academie via
[email protected]. Ontbrekende publicaties kunnen worden doorgegeven aan de Bibliotheek via
[email protected].
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
187
188
Publicatieoverzicht
Wetenschappelijke publicaties medewerkers Parnassia Groep periode 2012-2013
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
189
Publicatieoverzicht
A • A’Campo, L. E. I., E. M. Wekking, N. G. A. Spliethoff, T. Stijnen and R. A. C. Roos (2012). “Treatment effect modifiers for the patient education programme for Parkinson’s disease.” International journal of clinical practice 66(1): 77-84. • Altink, M. E., N. N. J. Rommelse, D. I. E. Slaats-Willemse, A. A. Vasquez, B. Franke, C. J. M. Buschgens, E. A. Fliers, S. V. Faraone, J. A. Sergeant, J. Oosterlaan and J. K. Buitelaar (2012). “The dopamine receptor D4 7-repeat allele influences neurocognitive functioning, but this effect is moderated by age and ADHD status: An exploratory study.” World Journal of Biological Psychiatry 13(4): 293-305. • Apil, S. R. A., E. Hoencamp, P. M. Judith Haffmans and P. Spinhoven (2012). “A stepped care relapse prevention program for depression in older people: A randomized controlled trial.” International Journal of Geriatric Psychiatry 27(6): 583-591. • Arias-Vasquez, A., M. E. Altink, N. N. J. Rommelse, D. I. E. Slaats-Willemse, C. J. M. Buschgens, E. A. Fliers, S. V. Faraone, J. A. Sergeant, J. Oosterlaan, B. Franke and J. K. Buitelaar (2011). “CDH13 is associated with working memory performance in attention deficit/hyperactivity disorder.” Genes, Brain and Behavior 10(8): 844-851. • Audier, C., C. L. Mulder, A. Staring, B. E. Van Der Hoorn, L. Hakkaart-vanRoijen and P. Blanken (2011). “Money for medication: A randomized controlled study on the effectiveness of financial incentives to improve medication adherence in patients with a psychotic disorder and co-morbid substance abuse.” Schizophrenia Bulletin 37: 294-295.
B • Badloe, J. S., R. F. P. De Winter, D. Ramlal and A. S. Van Amerongen (2013). “Manic-psychotic symptoms as clinical manifestation of hyperparathyroidism. [Dutch] Manisch-psychotische verschijnselen in het kader van hyperparathyreoidie met aspecifiek beloop.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(8): 635-639. • Balazs, C. and J. D. Blom (2012). “Depression with comorbid addiction: Classification into subtypes as an approach for practice. [Dutch] Depressie met comorbide verslaving: Indeling in subtypen als handvat voor de praktijk.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(5): 487-488. • Bastiaens, T., L. Claes, D. Smits, D. De Wachter, M. Van der Gaag and M. De Hert (2013). “The cognitive biases questionnaire for psychosis (CBQ-P) and the Davos assessment of cognitive biases (DACOBS): Validation in a flemish sample of psychotic patients and healthy controls.” Schizophrenia research 147(2-3): 310-314. • Berends, T., B. Van Meijel and A. Van Elburg (2012). “The Anorexia Relapse Prevention Guidelines in Practice: A Case Report.” Perspectives in Psychiatric Care 48(3): 149-155. • Bijlenga, D., K. B. Van der Heijden, M. Breuk, E. J. W. Van Someren, M. E. H. Lie, A. M. Boonstra, H. J. T. Swaab and J. J. S. Kooij (2013). “Associations between sleep characteristics, seasonal depressive symptoms, lifestyle, and ADHD symptoms in adults.” Journal of Attention Disorders 17(3): 261-275. • Blanken, P. (2011). Heroin-assisted treatment : from efficacy to effectiveness and long-term outcome, Rotterdam : Optima, Grafische Communicatie. • Blanken, P., V. M. Hendriks, M. W. J. Koeter, J. M. Van Ree and W. Van den Brink (2012). “Craving and illicit heroin use among patients in heroin-assisted treatment.” Drug & Alcohol Dependence 120(1-3): 74-80. 190
• Blom, J., I. Poulina and T. Van Gellecum (2013). “Psychiatry and brua. [Dutch] Psychiatrie en brua.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(8): 609-618. • Blom, J. and I. Sommer (2011). “Auditory hallucinations. Nomenclature and classification. [Dutch] Akoestische hallucinaties; nomenclatuur en classificatie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(1): 15-25. • Blom, J. D. (2012). “The syndrome of Capgras and the primacy of neurobiology. [Dutch] Het syndroom van Capgras en het primaat van de neurobiologie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(12): 1019-1020. • Blom, J. D. (2013). Auditory hallucinations. The Human Auditory System: Handbook of Clinical Neurology, Third Series. Fundamental Organization and Clinical Disorders. G. G. Celesia, G. S. Hickok, M. Aminoff, F. Boller and D. Swaab. Dordrecht, Elsevier Science. • Blom, J. D. (2013). “Caribbean healing traditions.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55: 1015. • Blom, J. D. (2013). “Clinical zoanthropy. [Dutch] Klinische zoantropie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(5): 359-368. • Blom, J. D. (2013). Hallucinations and other sensory deceptions in psychiatric disorders. The neuroscience of hallucinations. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 43-57. • Blom, J. D. (2013). “Suicide: A medico-historical exploration. [Dutch] Suïcide; een medisch-historische verkenning.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(7): 483-492. • Blom, J. D. and C. B. M. Hoffer (2012). Djinns. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 235-247. • Blom, J. D. and J. J. S. Kooij (2012). “ADD psychosis: treatment with antipsychotics and methylphenidate? [Dutch] De ADD-psychose: behandeling met antipsychotica en methylfenidaat?” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(1): 89-93. • Blom, J. D., J. Looijestijn, R. Goekoop, K. M. J. Diederen, A.-M. Rijkaart, C. W. Slotema and I. E. C. Sommer (2011). “Treatment of Alice in Wonderland syndrome and verbal auditory hallucinations using repetitive transcranial magnetic stimulation: a case report with fMRI findings.” Psychopathology 44(5): 337-344. • Blom, J. D. and I. E. C. Sommer (2012). “Hallucinations.” Network Model of Hallucinations: 33-54. • Blom, J. D. and I. E. C. Sommer (2012). Hallucinations of bodily sensation. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 157-169. • Blom, J. D. and I. E. C. Sommer (2012). Hallucinations: Research and practice. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: xvii, 424. • Blom, J. D. and I. E. C. Sommer (2012). Hallucinations: Research and practice. New York: Springer. • Blom, J. D. and I. E. C. Sommer (2013). “Hallucinations. [Dutch] Hallucinaties.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55: 509. • Bogers, J. P. A. M., D. Cohen, P. F. J. Schulte, D. V. Dijk and B. Bakker (2012). “Clozapine-induced leukopenia: Arguments for rechallenge.” Irish Journal of Medical Science 181(1): 155-156. • Bohnen, E. M. A., R. F. P. de Winter and E. Hoenkamp (2011). “Diagnostics with the MINI-plus in acute psychiatry. [Dutch] Diagnostiek met MINI-plus in de acute psychiatrie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(4): 239-244. • Boon, A., S. De Boer and E. Ravestijn (2012). “De Child outcome rating scale (C-ORS) en de Child session rating scale (C-SRS).” Tijdschrift voor Psychotherapie 38(2): 73-87. • Boon, A. E., M. Bogaerts, Y. Van der Berg and S. De Gijsel (2012). “’Minder Boos!’ een preventief groepsprogramma voor kinderen met gedragsproblemen - Een evaluatieonderzoek.” Tijdschrift voor orthopedagogiek 51(3): 116-128. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
191
Publicatieoverzicht
• Bos, M., N. Kool-Goudzwaard, C. J. Gamel, B. Koekkoek and B. Van Meijel (2012). “The treatment of ‘difficult’ patients in a secure unit of a specialized psychiatric hospital: The patient’s perspective.” Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing 19(6): 528-535. • Boschloo, L., W. A. Nolen, A. T. Spijker, E. Hoencamp, R. Kupka, B. W. J. H. Penninx and R. A. Schoevers (2013). “The Mood Disorder Questionnaire (MDQ) for detecting (hypo)manic episodes: its validity and impact of recall bias.” Journal of Affective Disorders 151(1): 203-208. • Bouwkamp, C. G., M. E. de Kruiff, T. M. Van Troost, D. Snippe, M. J. Blom, R. F. De Winter and P. Haffmans (2013). “Interpersonal and social rhythm group therapy for patients with bipolar disorder.” International Journal of Group Psychotherapy 63(1): 97-115. • Brinkman, W. P., W. Veling, E. Dorrestijn, G. Sandino, V. Vakili and M. Van der Gaag (2011). “Virtual Reality to study responses to social environmental stressors in individuals with and without psychosis.” Annual Review of CyberTherapy and Telemedicine 9(1): 67-71. • Bron, T. I., D. Bijlenga, M. V. Kasander, A. T. Spuijbroek, A. T. F. Beekman and J. J. S. Kooij (2013). “Long-term relationship between methylphenidate and tobacco consumption and nicotine craving in adults with ADHD in a prospective cohort study.” European Neuropsychopharmacology 23(6): 542-554. • Bron, T. I., E. H. M. Van Rijen, A. M. Van Abeelen and M. P. L. Van den Berg (2012). “Development of regulation disorders into specific psychopathology.” Infant Mental Health Journal 33(2): 212-221. • Bueno de Mesquita, J. and F. J. E. Balk (2013). “Olanzapine, hypothermie en winterse vrieskou.” Psyfar 2: 27-31. • Bueno de Mesquita, J. B., R. De Winter, B. Verwey and M. De Groot (2013). “De Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag.” Epidemiologisch bulletin 48(1-2): 43-51. • Buitelaar, J. K., J. J. S. Kooij, J. A. Ramos-Quiroga, J. Dejonckheere, M. Casas, J. C. Van Oene, B. Schauble and G. E. Trott (2011). “Predictors of treatment outcome in adults with ADHD treated with OROS methylphenidate.” Progress in Neuro-Psychopharmacology and Biological Psychiatry 35(2): 554-560. • Buizer-Voskamp, J. E., J. W. Muntjewerff and G. C. Members (2011). “Genome-Wide Analysis Shows Increased Frequency of Copy Number Variation Deletions in Dutch Schizophrenia Patient.” Biological Psychiatry 70(7): 65-62.
C • Cardona Cano, S., M. Merkestein, K. P. Skibicka, S. L. Dickson and R. A. H. Adan (2012). “Role of ghrelin in the pathophysiology of eating disorders: Implications for pharmacotherapy.” CNS Drugs 26(4): 281-296. • Carpentier, P. J., A. Arias Vasquez, M. Hoogman, M. Onnink, C. C. Kan, J. J. S. Kooij, R. Makkinje, S. Iskandar, L. A. Kiemeney, C. A. J. de Jong, B. Franke and J. K. Buitelaar (2013). “Shared and unique genetic contributions to attention deficit/hyperactivity disorder and substance use disorders: A pilot study of six candidate genes.” European Neuropsychopharmacology 23(6): 448-457. • Carrera, O., R. A. H. Adan, E. Gutierrez, U. N. Danner, H. W. Hoek, A. A. Van Elburg and M. J. H. Kas (2012). “Hyperactivity in anorexia nervosa: Warming up not just burning-off calories.” PLoS ONE 7(7): e41851. • Castelein, S., H. Knegtering, B. Van Meijel and M. Van Der Gaag (2013). “Dutch guideline on Schizophrenia 2012: Basic care within the areas of psychosocial interventions and nursing care. [Dutch] 192
Richtlijn Schizofrenie 2012: Basiszorg op het gebied van psychosociale interventies en verpleegkundige zorg.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(9): 707-714. • Clignet, F., B. Van Meijel, A. Van Straten and P. Cuijpers (2012). “The systematic activation method as a nursing intervention in depressed elderly: a protocol for a multi - centre cluster randomized trial.” BMC Psychiatry 12: 144. • Cohen, D., J. P. A. M. Bogers, D. Van Dijk, B. Bakker and P. F. J. Schulte (2012). “Beyond white blood cell monitoring: Screening in the initial phase of clozapine therapy.” Journal of Clinical Psychiatry 73(10): 1307-1312. • Cohen, G., R. M. C. Klaassen, J. Rietdijk, S. Dragt and M. Van Der Gaag (2012). “Patients with an increased risk of developing a first psychotic episode: Two cases. [Dutch] Twee patiënten met verhoogd risico op een eerste psychose.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(5): 471-474.
D • Daalman, K., M. P. M. Boks, K. M. J. Diederen, A. D. De Weijer, J. D. Blom, R. S. Kahn and I. E. C. Sommer (2011). “The same or different? A phenomenological comparison of auditory verbal hallucinations in healthy and psychotic individuals.” Journal of Clinical Psychiatry 72(3): 320-325. • Daansen, P., R. Hartings, J. Schilt and J. Spaargaren (2011). “Van aanbod- naar vraagregulering.” Tijdschrift voor psychotherapie, 2011(2): 84-99. • Daansen, P. J. (2012). “From couch to computer. [Dutch] Van couch naar computer.” Tijdschrift voor psychotherapie 38(6): 442-462. • Daansen, P. J. and S. Dalmeijer (2013). “Research and practice in schema therapy : attachment, reparenting and the therapy relationship. 5e ISST-wereld congres. New York, 17-19 mei 2012 “ Tijdschrift voor psychotherapie 39(1): 70-75. • Danner, U. N., N. Sanders, P. A. M. Smeets, F. Van Meer, R. A. H. Adan, H. W. Hoek and A. A. Van Elburg (2012). “Neuropsychological weaknesses in anorexia nervosa: Set-shifting, central coherence, and decision making in currently ill and recovered women.” International Journal of Eating Disorders 45(5): 685-694. • De Boer, M. K., H. Oolders, R. A. Schoevers, D. Wiersma and H. Knegtering (2011). “Efficacy of tadalafil on erectile dysfunction in male patients using antipsychotics: A double-blind placebo controlled cross-over trial.” European Neuropsychopharmacology 21: S487-S488. • De Boer, S. B., A. E. Boon, F. Verheij and M. C. Donker (2013). “Characteristics of adolescent psychiatric inpatients with early-onset and adolescent-onset disruptive behavior.” The International Journal of Forensic Mental Health 12(1): 14-25. • De Boer, S. B. B., F. V. A. Van Oort, M. C. H. Donker, F. Verheij and A. E. Boon (2012). “Childhood characteristics of adolescent inpatients with early-onset and adolescent-onset disruptive behavior.” Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment 34(3): 415-422. • De Bont, P. A. J. M., D. P. G. Van den Berg, B. M. Van der Vleugel, C. De Roos, C. L. Mulder, E. S. Becker, A. De Jongh, M. Van der Gaag and A. Van Minnen (2013). “A multi-site single blind clinical study to compare the effects of prolonged exposure, eye movement desensitization and reprocessing and waiting list on patients with a current diagnosis of psychosis and co morbid post traumatic stress disorder: Study protocol for the randomized controlled trial Treating Trauma in Psychosis.” Trials 14(1): 151.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
193
Publicatieoverzicht
• De Haan, A. M., A. E. Boon, J. T. V. M. De Jong, M. Hoeve and R. R. J. M. Vermeiren (2013). “A metaanalytic review on treatment dropout in child and adolescent outpatient mental health care.” Clinical Psychology Review 33(5): 698-711. • De Haan, A. M., A. E. Boon, R. R. J. M. Vermeiren and J. T. De Jong (2012). “Ethnic differences in utilization of youth mental health care.” Ethnicity and Health 17(1-2): 105-110. • De Haan, L., E. Velthorst, D. H. Nieman, H. E. Becker, M. A. De Lange and M. Van der Gaag (2013). “Prevention of psychotic disorders; is the time ripe for intervention?” Nederlands Tijdschrift Voor Geneeskunde 157(9): A5641. • De Jong, A., C. Van der Heiden and M. Deen (2013). “Behandeling van patiënten met persoonlijkheidsproblematiek : Groep versus individuele behandeling.” Gedragstherapie 46(2): 77-88. • De Jong, J. (2012). “A randomized study of adjunctive risperidone in posttraumatic stress disorder with inadequate response to antidepressants. [Dutch] Een gerandomiseerd onderzoek naar risperidonadditie bij posttraumatische stressstoornis met onvoldoende reactie op antidepressiva.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(8): 760-761. • De Jong, S., M. P. Boks, T. F. Fuller, E. Strengman, E. Janson, C. G. De Kovel, A. P. Ori, N. Vi, F. Mulder, J. D. Blom, B. Glenthoj, C. D. Schubart, W. Cahn, R. S. Kahn, S. Horvath and R. A. Ophoff (Epub 2012). “A gene co-expression network in whole blood of schizophrenia patients is independent of antipsychotic-use and enriched for brain-expressed genes.” PLoS ONE 7(6). • De Jong, S., M. Pijnenborg, A. Alemn, M. Van der Gaag and P. H. Lysaker (2012). “Assessment and treatment of metacognitive impairment in people with psychosis.” Schizophrenia research 136(1): 1-2. • De Jong, S., R. Van Donkersgoed, J. Arends, K. D. Buck, P. H. Lysaker, L. Wunderink, M. Van Der Gaag, A. Aleman and M. Pijnenborg (2013). “MERIT: A multi-center randomized controlled trial to study the effects of a new metacognitive therapy.” Schizophrenia Bulletin 39: S327. • De Jongh, A., R. Ernst, L. Marques and H. Hornsveld (2013). “The impact of eye movements and tones on disturbing memories involving PTSD and other mental disorders.” Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry 44(4): 477-483. • De Reus, R. J. and P. M. Emmelkamp (2012). “Obsessive-compulsive personality disorder: A review of current empirical findings.” Personality and Mental Health 6(1): 1-21. • De Reus, R. J. M., J. F. Van den Berg and P. M. G. Emmelkamp (2013). “Personality diagnostic questionnaire 4+ is not useful as a screener in clinical practice.” Clinical Psychology & Psychotherapy 20(1): 49-54. • De Roos, C. and P. Van Der Gaag (2013). “Trauma treatment in patients with a psychosis.” European Neuropsychopharmacology 23: S155. • De Smidt, C., J. Haffmans and E. Hoencamp (2012). “Antipsychotics switching strategies in real life. A longitudinal study in clinical practice.” European Journal of Psychiatry 26(1): 41-49. • De Winter, R. and J. B. De Mesquita (2013). “Suïcidaal gedrag en suïcide in de psychiatrische praktijk.” Accredidact 1(2): 1-43. • De Winter, R. F. P. and M. De Groot (2012). “Zelfdoding in Nederland.” Deviant 74: 10-11. • De Winter, R. F. P. and A. J. F. M. Kerkhof (2012). “Suizid und Suizidprävention in den Niederlanden.” Suizidprophylaxe 150(3): 90-94. • De Winter, R. F. P., W. J. G. Krijger, M. C. Hazewinkel, N. Miedema and A. S. Van Amerongen (2011). “Fasering bij suïcidaliteit op een gesloten acute opnameafdeling.” Psychopraktijk 3(2): 19-23. 194
• Den Heijer, T., H. Tiemeier, H. J. Luijendijk, F. Van Der Lijn, P. J. Koudstaal, A. Hofman and M. M. B. Breteler (2011). “A study of the bidirectional association between hippocampal volume on magnetic resonance imaging and depression in the elderly.” Biological Psychiatry 70(2): 191-197. • Derksen, J. J. L. (2011). “Praktische vergelijking van uitkomstinstrumenten in de geestelijke gezondheidszorg “ Dth : kwartaalschrift voor directieve therapie en hypnose 31(2): 209-249. • Derksen, J. J. L. and A. Kooy (2011). Persoonlijkheidsstoornissen, Houten : AccreDidact. • Diederen, K. M., K. Daalman, A. D. de Weijer, S. F. Neggers, W. Van Gastel, J. D. Blom, R. S. Kahn and I. E. Sommer (2012). “Auditory hallucinations elicit similar brain activation in psychotic and nonpsychotic individuals.” Schizophrenia Bulletin 38(5): 1074-1082. • Diederen, K. M. J., L. Charbonnier, S. F. W. Neggers, R. van Lutterveld, K. Daalman, C. W. Slotema, R. S. Kahn and I. E. C. Sommer (2013). “Reproducibility of brain activation during auditory verbal hallucinations.” Schizophrenia Research 146(1-3): 320-325. • Diederen, K. M. J., K. Daalman, A. D. De Weijer, S. F. W. Neggers, W. Van Gastel, J. D. Blom, R. S. Kahn and I. E. C. Sommer (2012). “Auditory hallucinations elicit similar brain activation in psychotic and nonpsychotic individuals.” Schizophrenia Bulletin 38(5): 1074-1082. • Dingemans, A. E., Y. R. Van Rood, I. De Groot and E. F. Van Furth (2012). “Body dysmorphic disorder in patients with an eating disorder: Prevalence and characteristics.” International Journal of Eating Disorders 45(4): 562-569. • Dols, A., P. Sienaert, H. Van Gerven, S. Schouws, A. Stevens, R. Kupka and M. L. Stek (2013). “The prevalence and management of side effects of lithium and anticonvulsants as mood stabilizers in bipolar disorder from a clinical perspective: A review.” International Clinical Psychopharmacology 28(6): 287-296. • Dorrepaal, E., K. Thomaes, J. H. Smit, A. Hoogendoorn, D. J. Veltman, A. J. L. M. van Balkom and N. Draijer (2012). “Clinical Phenomenology of Childhood Abuse-Related Complex PTSD in a Population of Female Patients: Patterns of Personality Disturbance.” Journal of Trauma and Dissociation 13(3): 271-290. • Dorrepaal, E., K. Thomaes, J. H. Smit, A. J. L. M. Van Balkom, D. J. Veltman, A. W. Hoogendoorn and N. Draijer (2012). “Stabilizing group treatment for complex posttraumatic stress disorder related to child abuse based on psychoeducation and cognitive behavioural therapy: A multisite randomized controlled trial.” Psychotherapy and Psychosomatics 81(4): 217-225. • Dusseldorp, L. R. L. C., B. K. G. Van Meijel and J. J. L. Derksen (2011). “Emotional intelligence of mental health nurses “ Journal of clinical nursing 20(3): 555-563.
E • Ekkers, W., K. Korrelboom, I. Huijbrechts, N. Smits, P. Cuijpers and M. Van Der Gaag (2011). “Behaviour Research and Therapy: An International Multi-Disciplinary Journal.” Elsevier 49: 588-596. • Ekkers, W., K. Korrelboom, I. Huijbrechts, N. Smits, P. Cuijpers and M. van der Gaag (2011). “Competitive Memory Training for treating depression and rumination in depressed older adults: a randomized controlled trial.” Behaviour Research & Therapy 49(10): 588-596. • Ekkers, W., K. Korrelboom and M. Van Der Gaag (2013). “Less ruminising, less depressive? [Dutch] Minder rumineren, minder depressief? .” Directieve Therapie 33(3): 237-248. • Engels, R. C. M. E., E. A. P. Poelen, R. Spijkerman and T. Ter Bogt (2012). “The Effects of Music Genre on Young People’s Alcohol Consumption: An Experimental Observational Study.” Substance use & misuse 47(2): 180-188. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
195
Publicatieoverzicht
• Enterman, J. H. and J. P. A. M. Bogers (2011). “Elektroconvulsieve therapie (ect) bij schizofrenie als complexe (dwang)behandeling bij therapieresistentie “ Psyfar dec.2011(4): 32-35. • Enterman, J. H. and D. van Dijk (2011). “The curious case of a catatonic patient.” Schizophrenia Bulletin 37(2): 235-237. • Enterman, J. H. and D. van Dijk (2012). “The curious case of a violently ill woman.” Schizophrenia Bulletin 38(1): 5-8.
F • Fliers, E. A., B. Franke and J. K. Buitelaar (2011). “Motor problems in children with ADHD: Underexposed in clinical practice. [Dutch] Motorische problemen bij kinderen met ADHD: Onderbelicht in de klinische praktijk.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 155(50): 2284-2288. • Fliers, E. A., A. A. Vasquez, G. Poelmans, N. Rommelse, M. Altink, C. Buschgens, P. Asherson, T. Banaschewski, R. Ebstein, M. Gill, A. Miranda, F. Mulas, R. D. Oades, H. Roeyers, A. Rothenberger, J. Sergeant, E. Sonuga-Barke, H. C. Steinhausen, S. V. Faraone, J. K. Buitelaar and B. Franke (2012). “Genome-wide association study of motor coordination problems in ADHD identifies genes for brain and muscle function.” World Journal of Biological Psychiatry 13(3): 211-222. • Frumau, M., J. J. L. Derksen and W. Peters (2011). “Hoogbegaafdheid: het label voorbij “ GZ-Psychologie 5: 32-37.
G • Georgieva, I., E. Noorthorn and C. L. Mulder (2013). “Reducing seclusion through involuntary medication.” Psychiatry Research 205: 48-53. • Georgieva, I., R. Vesselinov and C. L. Mulder (2012). “Early detection of risk factors for seclusion and restraint: A prospective study.” Early Intervention in Psychiatry 6(4): 415-422. • Georgieva, I., R. Whittington and C. L. Mulder (2012). “Effects of Coercive interventions.” BMC Psychiatry 30: 12-16. • Gevonden, M. J., J. P. Selten, I. Myin-Germeys, R. De Graaf, M. Ten Have, S. Van Dorsselaer, J. Van Os and W. Veling (2013). “Sexual minority status and psychotic symptoms.” Psychological Medicine 28: 1-13. • Ghane, S. (2011). Illness attributions among ethnic minorities: assessment and clinical relevance, Universiteit van Amsterdam. • Ghane, S., A. M. Kolk and P. M. G. Emmelkamp (2012). “Direct and indirect assessment of explanatory models of illness.” Transcultural Psychiatry 49(1): 3-25. • Gilden, J., A. B. P. Staring, M. V. der Gaag and C. L. Mulder (2011). “Does Treatment Adherence Therapy reduce expense of healthcare use in patients with psychotic disorders? Cost-minimization analysis in a randomized controlled trial.” Schizophrenia Research 133(1-3): 47-53. • Goekoop, J. G., R. F. De Winter, R. Wolterbeek, G. M. Van Kempen and V. M. Wiegant (2011). “Evidence of vasopressinergic-noradrenergic mechanisms in depression with above-normal plasma vasopressin concentration with and without psychotic features.” Journal of Psychopharmacology 25(3): 345-352. • Goekoop, J. G., R. F. P. de Winter, R. Wolterbeek, G. M. J. Van Kempen and V. M. Wiegant (2012). “Increased plasma norepinephrine concentration in psychotic depression.” Therapeutic Advances in Psychopharmacology 2(2): 51-63. 196
• Goekoop, J. G., R. F. P. De Winter, R. Wolterbeek and V. M. Wiegant (2011). “Support for two increased vasopressinergic activities in depression at large and the differential effect of antidepressant treatment.” Journal of Psychopharmacology 25(10): 1304-1312. • Goekoop, R., J. G. Goekoop and H. S. Scholte (2012). “The Network Structure of Human Personality According to the NEO-PI-R: Matching Network Community Structure to Factor Structure.” PLoS ONE 7(12): e51558. • Goekoop, R. and J. Looijestijn (2012). A network model of hallucinations. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 33-54. • Gras, L. M., J. Van Weeghel, C. Slooff, M. Swart, R. Knegtering and S. Castelein (2013). “Stigmatising attitudes of mental health care professionals, forensic psychiatric professionals and general practitioners: A pilot study.” European Psychiatry 28(S1): 1.
H • Hegeman, A. J. M., R. M. Kok, R. C. Van Der Mast and E. J. Giltay (2012). “Phenomenology of depression in older compared with younger adults: Meta-analysis.” British Journal of Psychiatry 200(4): 275-281. • Hegeman, J. M., K. J. Wardenaar, H. C. Comijs, M. W. M. de Waal, R. M. Kok and R. C. van der Mast (2012). “The subscale structure of the Inventory of Depressive Symptomatology Self Report (IDS-SR) in older persons.” Journal of Psychiatric Research 46(10): 1383-1388. • Heiden, C. v. d. (2013). “Metacognitions in generalized anxiety disorder: theoretical and practical perspectives.” Expert Review of Neurotherapeutics 13(2): 135-141. • Hek, K., A. Demirkan, C. L. Mulder, H. Tiemeijer and J. Murabito (2013). “A genome wide association study of depressive symptoms.” Biological Psychiatry 73: 667-678. • Hek, K., N. Direk, R. S. Newson, A. Hofman, W. J. Hoogendijk, C. L. Mulder and H. Tiemeier (2013). “Anxiety disorders and salivary cortisol levels in older adults: a population-based study .” Psychoneuroendocrinology 38: 300-305. • Hek, K., H. Tiemeier, R. S. Newson, H. J. Luijendijk, A. Hofman and C. L. Mulder (2011). “Anxiety disorders and comorbid depression in community dwelling older adults.” International Journal of Methods in Psychiatric Research 20(3): 157-168. • Hendriks, V., E. van der Schee and P. Blanken (2011). “Treatment of adolescents with a cannabis use disorder: main findings of a randomized controlled trial comparing multidimensional family therapy and cognitive behavioral therapy in The Netherlands.” Drug & Alcohol Dependence 119(1-2): 64-71. • Hendriks, V., E. van der Schee and P. Blanken (2012). “Matching adolescents with a cannabis use disorder to multidimensional family therapy or cognitive behavioral therapy: treatment effect moderators in a randomized controlled trial.” Drug & Alcohol Dependence 125(1-2): 119-126. • Hendriks, V. M., E. van der Schee and P. Blanken (2013). “Multidimensional family therapy and cognitive behavioral therapy in adolescents with cannabis use; a randomised trial. [Dutch] Multidimensionele gezinstherapie en cognitieve gedragstherapie bij adolescenten met een stoornis in het gebruik van cannabis; een gerandomiseerd onderzoek.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(10): 747-759. • Hermes, J. S. J. (2013). “Ouderen met een alcoholverslaving, een zorg erbij? “ De verpleegkundig specialist 2: 48-51. • Hinfelaar, M. and E. Ten Brink (2012). Een nieuwe koers: effectieve aansturing van kinderen met ADHD in het (basis- en voortgezet) onderwijs, Amsterdam: Pearson. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
197
Publicatieoverzicht
• Hoek, H. W. (2013). “Classification, epidemiology and treatment of DSM-5 feeding and eating disorders.” Current Opinion in Psychiatry 26(6): 529-531. • Hoek, H. W. (2013). “Does the DSM-5 have added value? [Dutch] Worden we beter van de DSM-5?” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 157: A6602. • Hoevenaar-Blom, M. P., A. M. W. Spijkerman, D. Kromhout, J. F. Van Den Berg and W. M. M. Verschuren (2011). “Short and long sleep duration in relation to 10-year cardiovascular disease incidence: The MORGEN Study.” European Journal of Cardiovascular Prevention and Rehabilitation 1): S93. • Hoevenaar-Blom, M. P., A. M. W. Spijkerman, D. Kromhout, J. F. Van Den Berg and W. M. M. Verschuren (2011). “Sleep duration and sleep quality in relation to 12-year cardiovascular disease incidence: The MORGEN study.” Sleep 34(11): 1487-1492. • Hoffer, C. (2011). “I. VINK, Interculturele belastbaarheidsbepaling.” MGV: maandblad geestelijke volksgezondheid 66(1): 82-84. • Hoffer, C. (2011). “Open de deur.” MGV: maandblad geestelijke volksgezondheid 66(3): 172-175. • Hoyer, J., C. van der Heiden and M. E. Portman (2011). “Psychotherapy for generalized anxiety disorder.” Psychiatric Annals 41(2): 87-94. • Huijbers, M. J., J. Spijker, A. Donders, D. J. F. van Schaik, P. van Oppen, H. G. Ruhe, M. B. Blom, W. A. Nolen, J. Ormel, G. J. van der Wilt, W. Kuyken, P. Spinhoven and A. E. Speckens (2012). “Preventing relapse in recurrent depression using mindfulness-based cognitive therapy, antidepressant medication or the combination: Trial design and protocol of the MOMENT study.” BMC Psychiatry 12: 125.
I • Ising, H. (2012). “Early detection of psychosis for those seeking help with shortened ‘Prodromal Questionnaire’ or ‘Experience List’ (PQ-16). [Dutch] Vroege detectie van psychose bij hulpzoekenden met verkorte ‘Prodromal Questionnaire’ of ‘Ervaringenlijst’ (PQ-16).” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(8): 754. • Ising, H., W. Veling, R. Loewy, M. Rietveld, J. Rietdijk, S. Dragt, R. Klaassen, D. Nieman, L. Wunderink, D. Linszen and M. Van Der Gaag (2012). “Psychosis risk screening in routine mental health care.” Early Intervention in Psychiatry 6: 1. • Ising, H. K., W. Veling, R. L. Loewy, M. W. Rietveld, J. Rietdijk, S. Dragt, R. M. C. Klaassen, D. H. Nieman, L. Wunderink, D. H. Linszen and M. van der Gaag (2012). “The validity of the 16-item version of the Prodromal Questionnaire (PQ-16) to screen for ultra high risk of developing psychosis in the general help-seeking population.” Schizophrenia Bulletin 38(6): 1288-1296. • Isnanda, R. G., W. P. Brinkman, W. Veling, M. Van der Gaag and M. Neerincx (2013). “Priming to induce paranoid thought in a non-clinical population.” Studies in Health Technology and Informatics 191: 95-99.
J • Jansen, B. P., K. F. Damen, T. O. Hoffman and S. L. Vellema (2013). “The Standardized Assessment of Personality-Abbreviated Scale as a screening instrument for personality disorders in substancedependent criminal offenders.” Personality and Mental Health 7(2): 122-132. • Janssen, W. A., R. van de Sande, E. O. Noorthoorn, H. L. I. Nijman, L. Bowers, C. L. Mulder, A. Smit, G. A. M. Widdershoven and T. Steinert (2011). “Methodological issues in monitoring the use of coercive measures.” International Journal of Law and Psychiatry 34(6): 429-438. 198
• Jochems, E. C., C. L. Mulder, A. van Dam and H. J. Duivenvoorden (2011). “A critical analysis of the utility and compatibility of motivation theories in psychiatric treatment.” Current Psychiatry Reviews 7(4): 298-312. • Jochems, E. C., C. L. Mulder, A. Van Dam, H. J. Duivenvoorden, S. C. Scheffer, W. Van der Spek and C. M. Van der Feltz Cornelis (2012). “Motivation and treatment engagement intervention trial (MotivaTe-IT): the effects of motivation feedback to clinicians on treatment engagement in patients with severe mental illness.” BMC Psychiatry 12: 209-215.
K • Keski-Rahkonen, A., A. Raevuori, C. M. Bulik, H. W. Hoek, E. Sihvola, J. Kaprio and A. Rissanen (2013). “Depression and drive for thinness are associated with persistent bulimia nervosa in the community.” European Eating Disorders Review 21(2): 121-129. • Klaassen, R. (2013). Emerging symptoms on the pathway top psychosis, Universiteit van Amsterdam. • Klaassen, R., M. Heins, L. Luteijn, M. van der Gaag and N. van Beveren (2013). “Depressive symptoms are associated with (sub)clinical psychotic symptoms in patients with non-affective psychotic disorder, siblings and healthy controls.” Psychological Medicine 43(4): 747-756. • Klaassen, R. M. C., M. Heins, L. B. Luteijn, M. Van der Gaag and N. J. M. Van Beveren (2013). “Depressive symptoms are associated with (sub)clinical psychotic symptoms in patients with nonaffective psychotic disorder, siblings and healthy controls. “ Psychological medicine 43(4): 747-756. • Klaassen, R. M. C., M. Heins, N. Van Beveren, B. L. Luteijn, M. Van der Gaag, I. Myin-Germeys and L. De Haan (2012). “Depressive symptoms are associated with (sub) clinical psychosis vulnerability in patients with non-affective psychotic disorder, siblings and healthy controls.” Schizophrenia research 136(1): 2-3. • Klaassen, R. M. C., S. Van Amstel and M. Van der Gaag (2013). “Positive symptoms in at-risk mental state: the importance of differentiating within the scope.” Early intervention in psychiatry 7(1): 100-101. • Klaassen, R. M. C., E. Velthorst, D. H. Nieman, L. De Haan, H. E. Becker, P. M. Dingemans, J. R. Van De Fliert, M. Van Der Gaag and D. H. Linszen (2011). “Factor analysis of the scale of prodromal symptoms: Differentiating between negative and depression symptoms.” Psychopathology 44(6): 379-385. • Knegtering, H., H. Oolders, M. A. Ruijsink and A. E. G. M. Van Der Moolen (2011). “Depot antipsychotics in the year 2011. [Dutch] Depotantipsychotica anno 2011.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(2): 95-105. • Kok, R. M., T. J. Heeren and W. A. Nolen (2011). “Continuing treatment of depression in the elderly: a systematic review and meta-analysis of double-blinded randomized controlled trials with antidepressants.” American Journal of Geriatric Psychiatry 19(3): 249-255. • Kok, R. M., W. A. Nolen and T. J. Heeren (2012). “Efficacy of treatment in older depressed patients: a systematic review and meta-analysis of double-blind randomized controlled trials with antidepressants.” Journal of Affective Disorders 141(2-3): 103-115. • Kok, R. N., A. Van Straten, A. T. F. Beekman, J. E. Bosmans, M. De Neef and P. Cuijpers (2012). “Effectiveness and cost-effectiveness of web-based treatment for phobic outpatients on a waiting list for psychotherapy: protocol of a randomised controlled trial.” BMC psychiatry 12(1): 131. • Kooij, J., C. Conners, T. Goto, Y. Tanaka, D. Williams, A. J. Allen, A. N. Heinloth and H. P. Upadhyaya (2013). “Validity of Conners’ Adult Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder Rating Scale-Investigator Rated: Screening Version in patients from within and outside of Europe.” Psychiatry Research 208(1): 94-96. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
199
Publicatieoverzicht
• Kooij, J. J. S. (2011). “ADHD in elderly. First data from a Dutch epidemiological cohort (LASA study).” European Psychiatry 26(S1): 1976. • Kooij, J. J. S. (2011). “Biological rhythms and ADHD.” European Psychiatry 26(S1): 2141. • Kooij, J. J. S. (2013). Adult ADHD: Diagnostic assessment and treatment (3rd ed.). New York, NY, Springer-Verlag Publishing; US. • Kooij, J. J. S. (2013). “Pharmacological treatment of ADHD in adults.” European Psychiatry 28(S1): 1. • Kooij, J. J. S., M. Huss, P. Asherson, R. Akehurst, K. Beusterien, A. French, R. Sasane and P. Hodgkins (2012). “Distinguishing comorbidity and successful management of adult ADHD.” Journal of Attention Disorders 16(5 Suppl): 3S-19S. • Kooij, J. J. S., M. Rosler, A. Philipsen, S. Wachter, J. Dejonckheere, A. van der Kolk, M. van Agthoven and B. Schauble (2013). “Predictors and impact of non-adherence in adults with attention-deficit/ hyperactivity disorder receiving OROS methylphenidate: Results from a randomized, placebo-controlled trial.” BMC Psychiatry 13: 36. • Kooij, J. S. and D. Bijlenga (2013). “The circadian rhythm in adult attention-deficit/hyperactivity disorder: Current state of affairs.” Expert Review of Neurotherapeutics 13(10): 1107-1116. • Kooij, J. S., C. Keith Conners, T. Goto, Y. Tanaka, D. Williams, A. J. Allen, A. N. Heinloth and H. P. Upadhyaya (2013). “Validity of conners’ adult attention-deficit/hyperactivity disorder rating scaleinvestigator rated: Screening version in patients from within and outside of Europe.” Psychiatry Research 208(1): 94-96. • Kooij, J. S., M. Rosler, A. Philipsen, S. Wachter, J. Dejonckheere, A. van der Kolk, M. van Agthoven and B. Schauble (2013). “Predictors and impact of non-adherence in adults with attention-deficit/ hyperactivity disorder receiving OROS methylphenidate: Results from a randomized, placebo-controlled trial.” BMC Psychiatry 13: 36. • Kool, N. (2012). Communicatie en contact maken bij zelfbeschadiging : Vanuit het perspectief van de psychiatrisch verpleegkundige. Zelfverwonding : psychodynamiek en psychotherapie. M. Kinet, M. Hebbrecht, M. Van Gael, I. Van Camp and L. De Rijdt, Maklu: 147-156. • Kool, N., B. Stringer and A. M. Van Hemert (2013). “Diagnostiek van suïcidaal gedrag vanuit verpleegkundig perspectief.” Sociale psychiatrie: vakblad sociaal psychiatrische verpleegkunde 32(104): 7-14. • Korrelboom, K., M. Maarsingh and I. Huijbrechts (2012). “Competitive memory training (COMET) for treating low self-esteem in patients with depressive disorders: a randomized clinical trial.” Depression & Anxiety 29(2): 102-110. • Korrelboom, K., M. Marissen and T. van Assendelft (2011). “Competitive Memory Training (COMET) for low self-esteem in patients with personality disorders: a randomized effectiveness study.” Behavioural and cognitive psychotherapy 39(1): 1-19. • Kortrijk, H., C. L. Mulder, D. Vliet, C. Leeuwen, E. Jochems and A. B. P. Staring (2013). “Changes in motivation for treatment in precontemplating dually diagnosed patients receiving Assertive Community Treatment.” Community Mental Health Journal 49(6): 733-741. • Kortrijk, H. E. (2013). Use of routine outcome monitoring data for evaluating assertive community treatment Erasmus Universiteit Rotterdam. • Kortrijk, H. E. and C. L. Mulder (2011). “What patients leave assertive community treatment and why? [Dutch] Welke patiënten verlaten assertive community treatment en waarom?” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(4): 252-253. • Kortrijk, H. E., C. L. Mulder, M. Drukker, D. Wiersma and H. J. Duivenvoorden (2012). “Duration of 200
assertive community treatment and the interpretation of routine outcome data.” Australian & New Zealand Journal of Psychiatry 46(3): 240-248. • Kortrijk, H. E., C. L. Mulder, M. van der Gaag and D. Wiersma (2012). “Symptomatic and functional remission and its associations with quality of life in patients with psychotic disorder in Assertive Community Treatment teams.” Comprehensive psychiatry 53(8): 1174-1180. • Kostermans, E., R. Spijkerman, R. Engels, H. Bekkering and E. De Bruijn (2013). “To cross or not to cross: Monitoring decisions based on everyday life experience in a simulated traffic task.” Journal of Psychophysiology 27(3): 113-123.
L • Laan, W. J. D. M. and D. Ramlal (2012). “A case study; ethnicity and clozapine, a risky combination? [Dutch] Etniciteit en clozapine: wees bedacht op benigne etnische neutropenie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(9): 829-833. • Laban, C. J. and R. Van Dijk (2013). “Main topics in Transcultural Psychiatric Research in the Netherlands in the last decade.” Transcultural Psychiatry 50(6): 792-816. • Langendonk, M. M., R. Lindeboom, R. Drost and A. E. Boon (2012). “Seksuele gezondheid in de (dag)klinische jeugd-ggz.” Kind en Adolescent 33(4): 271-278. • Laroi, F., I. E. Sommer, J. D. Blom, C. Fernyhough, D. H. Ffytche, K. Hugdahl, L. C. Johns, S. McCarthy-Jones, A. Preti, A. Raballo, C. W. Slotema, M. Stephane and F. Waters (2012). “The characteristic features of auditory verbal hallucinations in clinical and nonclinical groups: State-of-theart overview and future directions.” Schizophrenia Bulletin 38(4): 724-733. • Larsen, H., R. C. M. E. Engels, R. W. Wiers, I. Granic and R. Spijkerman (2012). “Implicit and explicit alcohol cognitions and observed alcohol consumption: three studies in (semi)naturalistic drinking settings.” Addiction 107(8): 1420-1429. • Liemburg, E., S. Castelein, R. Stewart, M. van der Gaag, A. Aleman, H. Knegtering, R. S. Kahn, D. H. Linszen, J. van Os, D. Wiersma, R. Bruggeman, W. Cahn, L. de Haan, L. Krabbendam and I. MyinGermeys (2013). “Two subdomains of negative symptoms in psychotic disorders: Established and confirmed in two large cohorts.” Journal of Psychiatric Research 47(6): 718-725. • Liemburg, E. I., S. Castelein, R. Stewart, M. Van der Gaag, A. Aleman, G. Investigators and H. Knegtering (2012). “Subdomains of negative symptoms in schizophrenia: a two-factor model confirmed by confirmatory factor analysis.” Schizophrenia research 136(1): 3-4. • Lim, S. S. and e. al. (2013). “A comparative risk assessment of burden of disease and injury attributable to 67 risk factors and risk factor clusters in 21 regions, 1990-2010: A systematic analysis for the Global Burden of Disease Study 2010.” The Lancet 380(9859): 2224-2260. • Looiiestijn, L., K. Diederen, R. Goekoop, I. Sommer, R. Kahn and J. D. Blom (2012). “Out of our minds: the auditory where pathway projects hallucinated voices into external auditory space.” Schizophrenia research 136(1): 2-3. • Looijestijn, J., K. M. J. Diederen, R. Goekoop, I. E. C. Sommer, K. Daalman, R. S. Kahn, H. W. Hoek and J. D. Blom (2013). “The auditory dorsal stream plays a crucial role in projecting hallucinated voices into external space.” Schizophrenia research 146(1-3): 314-319. • Luijendijk, H., N. De Bruin and X. Koolman (2013). “Haloperidol in elderly users: Not a cause of death, but caused by impending death?” American Journal of Epidemiology 177: S3. • Luijendijk, H. J., B. H. C. Stricker, R. G. Wieberdink, P. J. Koudstaal, A. Hofman, M. M. Breteler and Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
201
Publicatieoverzicht
H. Tiemeier (2011). “Transient ischemic attack and incident depression.” Stroke 42(7): 1857-1861. • Luijendijk, H. J., J. F. Van Den Berg, A. Hofman, H. Tiemeier and B. H. C. Stricker (2011). “betaBlockers and the risk of incident depression in the elderly.” Journal of Clinical Psychopharmacology 31(1): 45-50. • Luijten, M., D. J. Veltman, R. Hester, M. Smits, I. M. T. Nijs, L. Pepplinkhuizen and I. H. A. Franken (2013). “The role of dopamine in inhibitory control in smokers and non-smokers: A pharmacological fMRI study.” European Neuropsychopharmacology 23(10): 1247-1256. • Luijten, M., D. J. Veltman, R. Hester, M. Smits, L. Pepplinkhuizen and I. H. A. Franken (2012). “Brain activation associated with attentional bias in smokers is modulated by a dopamine antagonist.” Neuropsychopharmacology 37(13): 2772-2779. • Lunsing, R. J., W. F. H. Pardoen and M. Hadders-Algra (2013). “Neurodevelopment after moderate hyperbilirubinemia at term.” Pediatric Research 73(5): 655-660.
M • Machado, P. P. P., S. Goncalves and H. W. Hoek (2013). “DSM-5 reduces the proportion of ednos cases: Evidence from community samples.” International Journal of Eating Disorders 46(1): 60-65. • Manenschijn, L., A. T. Spijker, A. M. Jetten, J. W. Koper, E. L. T. Van Den Akker, E. Hoencamp, J. Haffmans, F. G. Zitman, S. W. J. Lamberts and E. F. C. Van Rossum (Epub 2011). “Evaluation of a new method for measuring long-term cortisol levels in health and bipolar disorder.” Endocrine Reviews 32. • Manenschijn, L., A. T. Spijker, J. W. Koper, A. M. Jetten, E. J. Giltay, J. Haffmans, E. Hoencamp and E. F. C. van Rossum (2012). “Long-term cortisol in bipolar disorder: Associations with age of onset and psychiatric co-morbidity.” Psychoneuroendocrinology 37(12): 1960-1968. • Mangweth-Matzek, B., H. W. Hoek, C. I. Rupp, G. Kemmler, H. G. Pope Jr and J. Kinzl (2013). “The menopausal transition - A possible window of vulnerability for eating pathology.” International Journal of Eating Disorders 46(6): 609-616. • Mannesse, C. K., P. A. F. Jansen, R. J. Van Marum, R. C. Sival, R. M. Kok, P. M. J. Haffmans and T. C. G. Egberts (2013). “Characteristics, prevalence, risk factors, and underlying mechanism of hyponatremia in elderly patients treated with antidepressants: A cross-sectional study.” Maturitas 76: 357-363. • Marissen, M. A. E., N. Arnold and I. H. A. Franken (2012). “Anhedonia in borderline personality disorder and its relation to symptoms of impulsivity.” Psychopathology 45(3): 179-184. • Marissen, M. A. E., M. L. Deen and I. H. A. Franken (2012). “Disturbed emotion recognition in patients with narcissistic personality disorder.” Psychiatry research 198(2): 269-273. • Meerding, W. J., A. Spijker and M. Riessen (2012). “Monitoren van behandelresultaat met de COREOM.” Tijdschrift voor psychotherapie 38(5): 355-368. • Melchior, K. and C. van der Heiden (2011). “Metacognitieve therapie voor gegeneraliseerde angststoornis — De stand van zaken “ Dth : kwartaalschrift voor directieve therapie en hypnose 31(2): 117-131. • Meynen, G. and A. Ralston (2011). “Zeven visies op een psychiatrische stoornis.” Tijdschrift voor psychiatrie 53(12): 895-905. • Michielsen, M., H. C. Comijs, E. J. Semeijn, A. T. F. Beekman, D. J. H. Deeg and J. J. Sandra Kooij (2013). “The comorbidity of anxiety and depressive symptoms in older adults with attention-deficit/hyperactivity disorder: A longitudinal study.” Journal of Affective Disorders 148(2-3): 220-227. • Michielsen, M., E. Semeijn, H. C. Comijs, A. Beekman and S. Kooij (2013). “Authors’ reply.” British Journal of Psychiatry 202(2): 156. 202
• Michielsen, M., E. Semeijn, H. C. Comijs, P. Van De Ven, A. T. F. Beekman, D. J. H. Deeg and J. J. S. Kooij (2012). “Prevalence of attention-deficit hyperactivity disorder in older adults in the Netherlands.” British Journal of Psychiatry 201(4): 298-305. • Molendijk, M. L., J. P. M. Haffmans, B. A. A. Bus, P. Spinhoven, B. W. J. H. Penninx, J. Prickaerts, R. C. O. Voshaar and B. M. Elzinga (2012). “Serum BDNF Concentrations Show Strong Seasonal Variation and Correlations with the Amount of Ambient Sunlight.” PLoS ONE 7(11). • Mulder, C. L. and H. E. Kortrijk (2012). “Effects of treatment duration on the interpretation of ROM data in ACT patients. [Dutch] De invloed van de duur van behandeling op het interpreteren van ROM-metingen bij ACT.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(2): 191-196. • Mulder, C. L., T. Ruud, M. Bahler, H. Kroon and S. Priebe (Epub 2013). “The availability and quality across Europe of outpatient care for difficult-to-engage patients with severe mental illness: a survey among experts.” International Journal of Social Psychiatry
N • Naus, T., A. Burger, A. Malkoc, M. Molendijk and J. Haffmans (2013). “Is there a difference in clinical efficacy of bright light therapy for different types of depression? A pilot study.” Journal of Affective Disorders 151(3): 1135-1137. • Neven, A. (2011). “Antidepressant combination therapy as first choice? [Dutch] Antidepressieve combinatietherapie als eerste keuze?” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(2): 131-132. • Nieman, D. H., A. L. Sutterland, J. Otten, H. E. Becker, M. L. Drent, M. Van Der Gaag, M. Birchwood and L. De Haan (2011). “Treating prolactinoma and psychosis: Medication and cognitive behavioural therapy.” BMJ Case Reports. • Nijssen, Y. and J. Theunissen (2011). “Routine Outcome Monitoring in de GGZ.” MGV: maandblad geestelijke volksgezondheid 66(6): 448-451. • Nuijten, M., P. Blanken, W. Van den Brink and V. Hendriks (2011). “Cocaine Addiction Treatments to improve Control and reduce Harm (CATCH): New Pharmacological Treatment Options for CrackCocaine Dependence in the Netherlands.” BMC Psychiatry 11: 135. • Nuijten, M., P. Blanken, B. Van Der Hoorn, W. Van Den Brink and V. Hendriks (2012). “A randomised controlled trial of outpatient versus inpatient integrated treatment of dual diagnosis patients: A failed but informative study.” Mental Health and Substance Use: Dual Diagnosis 5(2): 132-147. • Nuijten, M. J. C., M. Brignone, F. Marteau, J. A. den Boer and E. Hoencamp (2012). “Cost-Effectiveness of Escitalopram in Major Depressive Disorder in the Dutch Health Care Setting.” Clinical Therapeutics 34(6): 1364-1377.
O • O’Connor, K., M. Freeston, M. E. Delorme, F. Aardema, A. Polman, Y. Careau and S. Grenier (2012). “Covert neutralization in the treatment of OCD with overt compulsions.” Journal of Obsessive-Compulsive and Related Disorders 1(4): 274-282. • Oosterbaan, H., M. Bogaards and B. Roosenschoon (2011). “Cliënten over herstel. Onderzoek in een rehabilitatiecentrum.” MGV: maandblad geestelijke volksgezondheid 66(3): 147-161.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
203
Publicatieoverzicht
P • Phan, O., C. E. Henderson, T. Angelidis, P. Weil, M. van Toorn, R. Rigter, C. Soria and H. Rigter (2011). “European youth care sites serve different populations of adolescents with cannabis use disorder. Baseline and referral data from the INCANT trial.” BMC Psychiatry 11: 110. • Pijnenborg, G. H. M., M. Van der Gaag and A. Aleman (2012). “Reflex (groepstraining ter verbetering van ziekte-inzicht).” Handboek vroege psychose: 136-141. • Pijnenborg, G. H. M., M. Van der Gaag, C. L. H. Bockting, L. Van der Meer and A. Aleman (2011). “REFLEX, a social-cognitive group treatment to improve insight in schizophrenia: Study protocol of a multi-center RCT.” BMC Psychiatry 11: 161. • Pijnenborg, M. G. H. M., L. Van der Meer, A. De Vos, C. L. H. Bockting, M. Van der Gaag and A. Aleman (2013). “REFLEX: A metacognitive group treatment to improve insight in psychosis.” Schizophrenia Bulletin 39: 349. • Polman, A., T. K. Bouman, P. L. van Geert, P. J. de Jong and J. A. den Boer (2011). “Dysfunctional beliefs in the process of change of cognitive treatment in obsessive compulsive checkers.” Clinical Psychology & Psychotherapy 18(3): 256-273. • Polman, A., K. P. O’Connor and M. Huisman (2011). “Dysfunctional belief-based subgroups and inferential confusion in obsessive-compulsive disorder.” Personality and Individual Differences 50(2): 153-158. • Prins, M. C., A. C. Drenth-van Maanen, R. M. Kok and P. A. F. Jansen (2013). “Use of a Structured Medication History to Establish Medication Use at Admission to an Old Age Psychiatric Clinic: A Prospective Observational Study.” CNS drugs 27(11): 963-969. • Prins, P. J., S. Dovis, A. Ponsioen, E. ten Brink and S. van der Oord (2011). “Does computerized working memory training with game elements enhance motivation and training efficacy in children with ADHD?” Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking 14(3): 115-122.
Q • Quee, P. J., L. Van Der Meer, R. Bruggeman, L. De Haan, L. Krabbendam, W. Cahn, N. C. L. Mulder, D. Wiersma and A. Aleman (2011). “Insight in psychosis: Relationship with neurocognition, social cognition and clinical symptoms depends on phase of illness.” Schizophrenia Bulletin 37(1): 29-37. • Quee, P. J., L. Van der Meer, L. Krabbendam, L. De Haan, W. Cahn, D. Wiersma, N. Van Beveren, G. H. Pijnenborg, C. L. Mulder, R. Bruggeman and A. Aleman (Epub 2013). “Insight change in psychosis: relationship with neurocognition, social cognition, clinical symptoms and phase of illness.” Acta Psychiatrica Scandinavica.
R • Ralston, A. (2013). “Medicalisering : filosofische therapie gewenst.” Tijdschrift voor gezondheidszorg en ethiek 23(3): 93-95. • Ralston, A. S. (2013). “The philosophies of psychiatry: empirical perspectives.” Med Health Care Philos 16(3): 399-406. • Rietdijk, J., M. Fokkema, D. Stahl, L. Valmaggia, H. K. Ising, S. Dragt, R. Klaassen, D. Nieman, R. Loewy, P. Cuijpers, P. H. Delespaul, D. H. Linszen and M. Van der Gaag (2013). “The distribution of self-reported psychotic-like experiences in non-psychotic help-seeking mental health patients in the general population; a factor mixture analysis.” Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology 49(3): 349-358. 204
• Rietdijk, J., S. J. Hogerzeil, A. M. van Hemert, P. Cuijpers, D. H. Linszen and M. van der Gaag (2011). “Pathways to psychosis: help-seeking behavior in the prodromal phase.” Schizophrenia research 132(2-3): 213-219. • Rietdijk, J., H. K. Ising, S. Dragt, R. Klaassen, D. Nieman, L. Wunderink, P. Cuijpers, D. Linszen and M. van der Gaag (2013). “Depression and social anxiety in help-seeking patients with an ultra-high risk for developing psychosis.” Psychiatry research 209(3): 309-313. • Rietdijk, J., R. Klaassen, H. Ising, S. Dragt, D. H. Nieman, J. van de Kamp, P. Cuijpers, D. Linszen and M. van der Gaag (2012). “Detection of people at risk of developing a first psychosis: Comparison of two recruitment strategies.” Acta Psychiatrica Scandinavica 126(1): 21-30. • Rigter, H., C. E. Henderson, I. Pelc, P. Tossmann, O. Phan, V. Hendriks, M. Schaub and C. L. Rowe (2013). “Multidimensional family therapy lowers the rate of cannabis dependence in adolescents: A randomised controlled trial in Western European outpatient settings.” Drug and Alcohol Dependence 130(1-3): 85-93. • Roek, M. A., R. Spijkerman, E. A. Poelen, L. Lemmers and R. C. Engels (2011). “The unique contribution of attitudes toward non-alcoholic drinks to the prediction of adolescents’ and young adults’ alcohol consumption. [Dutch] De attitude ten aanzien van niet-alcoholische drank als aanvullende verklaring voor (overmatig) alcoholgebruik van adolescenten en jongvolwassenen.” Psychologie & Gezondheid 39(5): 276-281. • Roosenschoon, B. and N. Mulder (2011). “Evaluation implementation of Illness Management and Recovery (IMR): Results of a pilot study.” Psychiatrische Praxis 38. • Roosenschoon, B. and P. Schell (2013). “Zorg voor jongeren in de grote stad. Evaluatie ACT-Jeugd Rotterdam.” Rehabilitatie 2013(1): 4-16. • Roosenschoon, B. and D. Van Slooten (2013). “Maatschappelijk integreren: Hoe kun je dat van elkaar leren? .” Rehabilitatie 2013(2): 51-56. • Roosenschoon, B., D. Van Slooten and H. Kroon (2011). “TOEN - Einde van ACT.” Rehabilitatie 2011(4): 25-29. • Roza, S., N. Van Beveren and C. Roder (2012). “Use of antipsychotic agent affects tissue loss in the brain. [Dutch] Antipsychoticagebruik beïnvloedt weefselverlies in de hersenen.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(6): 574-575.
S • Sacks, O. W. and J. D. Blom (2012). Musical hallucinations. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 133-142. • Salomon, J. A. and e. al. (2013). “Common values in assessing health outcomes from disease and injury: Disability weights measurement study for the Global Burden of Disease Study 2010.” The Lancet 380(9859): 2129-2143. • Sanchez-Mora, C., M. Ribases, M. Casas, M. Bayes, R. Bosch, N. Fernandez-Castillo, L. Brunso, K. K. Jacobsen, E. T. Landaas, A. J. Lundervold, S. Gross-Lesch, S. Kreiker, C. P. Jacob, K. P. Lesch, J. K. Buitelaar, M. Hoogman, L. A. Kiemeney, J. S. Kooij, E. Mick, P. Asherson, S. V. Faraone, B. Franke, A. Reif, S. Johansson, J. Haavik, J. A. Ramos-Quiroga and B. Cormand (2011). “Exploring DRD4 and its interaction with SLC6A3 as possible risk factors for adult ADHD: A meta-analysis in four European populations.” American Journal of Medical Genetics, Part B: Neuropsychiatric Genetics 156(5): 600-612. • Schoen, R. A., J. A. Kool and J. J. L. Derksen (2011). “Psychometrische eigenschappen van en overlap tussen de OQ-45, BDI en WHOQoL-Bref bij uitkomstonderzoek “ Psychologie & gezondheid 39(4): 214-224. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
205
Publicatieoverzicht
• Schoevaerts, K., R. Bruffaerts, C. L. Mulder and J. Vandenberghe (2013). “Toename van dwangopnames in Nederland en België.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55: 45-55. • Schoorl, M. (2013). “Attentional bias modification is not effective in posttraumatic stress disorder. [Dutch] Modificatie van attentional bias niet effectief bij posttraumatische stress-stoornis.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(5): 384. • Schoorl, M., P. Putman and W. Van Der Does (2013). “Attentional bias modification in posttraumatic stress disorder: A randomized controlled trial.” Psychotherapy and Psychosomatics 82(2): 99-105. • Schoorl, M., P. Putman, S. Van der Werff and A. J. W. Van der Does (2013). “Attentional control, attentional bias and posttraumatic stress disorder.” Journal of Anxiety Disorders. • Schoorl, S. M. D. (2013). Investigating new process-focused treatments for posttraumatic stress disorder: attentional bias modification and mindfulness-based cognitive therapy Universiteit Leiden. • Schrier, A. C. (2013). Depression and anxiety in migrants in the Netherlands : population studies on diagnosis and risk factors Amsterdam : Ipskamp • Schrier, A. C., M. A. de Wit, A. Krol, T. J. Fassaert, A. P. Verhoeff, R. W. Kupka, J. Dekker and A. T. Beekman (2013). “Similar associations between personality dimensions and anxiety or depressive disorders in a population study of Turkish-Dutch, Moroccan-Dutch, and native Dutch subjects.” Journal of Nervous & Mental Disease 201(5): 421-428. • Schrier, A. C., M. A. S. de Wit, V. M. H. Coupé, T. Fassaert, A. P. Verhoeff, R. W. Kupka, J. Dekker and A. T. F. Beekman (2012). “Comorbidity of anxiety and depressive disorders : A comparative population study in Western and non-Western inhabitants in the Netherlands “ The international journal of social psychiatry 58(2): 186-195. • Schrier, A. C., J. K. Ujcic-Voortman, M. A. de Wit, A. P. Verhoeff, R. Kupka, J. Dekker and A. T. Beekman (2012). “Ethnic differences in the association between cardiovascular risk factors and psychological distress in a population study in the Netherlands.” BMC public health 12: 1090. • Segers-Van Rijn, J. M. W. and J. D. Blom (2011). “An artist with neurosyphilis and AIDS. [Dutch] Een kunstenaar met neurolues en aids.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(4): 245-250. • Selten, J., N. Veen, J. Blom, H. Hoek and W. Veling (2012). “Diagnostic issues in Moroccan immigrants to the Netherlands.” Schizophrenia Research 141(2-3): 286-287. • Semeijn, E. J., M. Michielsen, H. C. Comijs, D. J. H. Deeg, A. T. F. Beekman and J. J. S. Kooij (2013). “Criterion validity of an attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) screening list for screening ADHD in older adults aged 60-94 years.” American Journal of Geriatric Psychiatry 21(7): 631-635. • Semeijn, E. J., J. J. Sandra Kooij, H. C. Comijs, M. Michielsen, D. J. H. Deeg and A. T. F. Beekman (2013). “Attention-deficit/hyperactivity disorder, physical health, and lifestyle in older adults.” Journal of the American Geriatrics Society 61(6): 882-887. • Slotema, C. W., A. Aleman, Z. J. Daskalakis and I. E. Sommer (2012). “Meta-analysis of repetitive transcranial magnetic stimulation in the treatment of auditory verbal hallucinations: update and effects after one month.” Schizophrenia Research 142(1-3): 40-45. • Slotema, C. W., J. D. Blom, A. D. de Weijer, K. M. Diederen, R. Goekoop, J. Looijestijn, K. Daalman, A.-M. Rijkaart, R. S. Kahn, H. W. Hoek and I. E. C. Sommer (2011). “Can low-frequency repetitive transcranial magnetic stimulation really relieve medication-resistant auditory verbal hallucinations? Negative results from a large randomized controlled trial.” Biological Psychiatry 69(5): 450-456. • Slotema, C. W., J. D. Blom, A. D. de Weijer, H. W. Hoek and I. E. Sommer (2012). “Priming does not enhance the efficacy of 1 Hertz repetitive transcranial magnetic stimulation for the treatment of audi206
tory verbal hallucinations: results of a randomized controlled study.” Brain Stimulation 5(4): 554-559. • Slotema, C. W., J. D. Blom, R. Van Lutterveld, H. W. Hoek and I. E. C. Sommer (Epub 2013). “Review of the efficacy of transcranial magnetic stimulation for auditory verbal hallucinations.” Biological Psychiatry. • Slotema, C. W., K. Daalman, J. D. Blom, K. M. Diederen, H. W. Hoek and I. E. Sommer (2012). “Auditory verbal hallucinations in patients with borderline personality disorder are similar to those in schizophrenia.” Schizophrenia research 136(1): 3-4. • Slotema, C. W., K. Daalman, J. D. Blom, K. M. Diederen, H. W. Hoek and I. E. C. Sommer (2012). “Auditory verbal hallucinations in patients with borderline personality disorder are similar to those in schizophrenia.” Psychological medicine 42(9): 1873-1878. • Slotema, C. W. and Z. J. Daskalakis (2012). Experimental somatic treatments: Transcranial magnetic stimulation in the treatment of auditory verbal hallucinations-A meta-analysis and review. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 349-360. • Slotema, C. W. and D. G. Kingdon (2012). Auditory verbal hallucinations in patients with borderline personality disorder. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 125-132. • Smink, F. R. E., D. van Hoeken and H. W. Hoek (2012). “Epidemiology of eating disorders: incidence, prevalence and mortality rates.” Current Psychiatry Reports 14(4): 406-414. • Smink, F. R. E., D. Van Hoeken and H. W. Hoek (2013). “Epidemiology, course, and outcome of eating disorders.” Current Opinion in Psychiatry 26(6): 543-548. • Snijders, H. (2011). “De effectiviteit van ambulante groepspsychotherapie in Duitsland.” Tijdschrift voor groepsdynmica & groepspsychotherapie 2011(6): 56-58. • Snijders, H. (2011). “Groepsdynamiek buitenspel in de groep? .” Tijdschrift voor groepsdynamica en groepspsychotherapie 2011(6): 82-85. • Snijders, H. (2011). “Wat werkt in (groeps)psychotherapie? .” Tijdschrift voor groepsdynamica en groepspsycholtherapie 2011(6): 56-62. • Snijders, H. (2012). “Groepstherapeutische factoren: geen 11 maar 4? .” Tijdschrift voor groepsdynamica en groepspsychotherapie 2012(2): 63-67. • Snijders, H. (2012). “Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT-G).” Tijdschrift voor groepsdynamica en groepspsychotherapie 2012(2): 73-75. • Snijders, H. (2012). “Richard M. Billow’s visie op rebellie in de groep.” Tijdschrift voorgroepsdynamica en groepspsychotherapie 2012(7): 77-82. • Sommer, I. E., S. Koops and J. D. Blom (2012). “Comparison of auditory hallucinations across different disorders and syndromes.” Neuropsychiatry 2(1): 57-68. • Sommer, I. E., C. W. Slotema, Z. J. Daskalakis, E. M. Derks, J. D. Blom and M. v. d. Gaag (2012). “The treatment of hallucinations in schizophrenia spectrum disorders.” Schizophrenia Bulletin 38(4): 704-714. • Sommer, I. E. C. and J. D. Blom (2012). Classical somatic treatments: Pharmacotherapy and ECT. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 331-347. • Sommer, I. E. C. and J. D. Blom (2012). General introduction. Hallucinations: Research and practice. New York, NY, Springer Science + Business Media; US: 1-4. • Sommer, I. E. C., C. W. Slotema, Z. J. Daskalakis, E. M. Derks, J. D. Blom and M. Van Der Gaag (2012). “The treatment of hallucinations in schizophrenia spectrum disorders.” Schizophrenia Bulletin 38(4): 704-714. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
207
Publicatieoverzicht
• Spaanjaars, N. L., R. Spijkerman and R. C. M. E. Engels (2011). “Do smooth waters run deep? Alcohol intoxication and the effects of water consumption on driving-related cognitions and behavior.” European Addiction Research 17(1): 21-28. • Spaans, H. P., E. Verwijk, H. Comijs, R. M. Kok, P. Sienaert, F. Bouckaert and K. H. Kho (2013). “Efficacy and Cognitive Side Effects After Brief Pulse and Ultrabrief Pulse Right Unilateral Electroconvulsive Therapy for Major Depression: A Randomized, Double-Blind, Controlled Study.” Journal of Clinical Psychiatry 74(11): 1029-1036. • Spaans, H.-P., K. H Kho, E. Verwijk, R. M. Kok and M. L. Stek (2013). “Efficacy of ultrabrief pulse electroconvulsive therapy for depression: a systematic review.” Journal of Affective Disorders 150(3): 720-726. • Spijker, A. T. (2012). Cortisol exposure, cognition and clinical course of bipolar disorder, Den Bosch: BOXPress. • Spijker, A. T., E. J. Giltay, E. F. C. van Rossum, L. Manenschijn, R. H. DeRijk, J. Haffmans, F. G. Zitman and E. Hoencamp (2011). “Glucocorticoid and mineralocorticoid receptor polymorphisms and clinical characteristics in bipolar disorder patients.” Psychoneuroendocrinology 36(10): 1460-1469. • Spijker, A. T. and E. F. C. van Rossum (2012). “Glucocorticoid sensitivity in mood disorders.” Neuroendocrinology 95(3): 179-186. • Spuij, M., P. Prinzie, J. Zijderlaan, Y. Stikkelbroek, L. Dillen, C. de Roos and P. A. Boelen (2012). “Psychometric properties of the Dutch inventories of prolonged grief for children and adolescents.” Clinical Psychology & Psychotherapy 19(6): 540-551. • Stant, A., S. Castelein, R. Bruggeman, J. van Busschbach, M. van der Gaag, H. Knegtering and D. Wiersma (2011). “Economic aspects of peer support groups for psychosis.” Community Mental Health Journal 47(1): 99-105. • Staring, A. B. P., M. A. B. Ter Huurne and M. Van Der Gaag (2013). “Cognitive Behavioral Therapy for negative symptoms (CBT-n) in psychotic disorders: A pilot study.” Journal of behavior therapy and experimental psychiatry 44(3): 300-306. • Staring, A. B. P., M. Van Der Gaag, H. J. Duivenvoorden, P. J. Weiden and C. L. Mulder (2011). “Why do patients with schizophrenia who have poor insight still take antipsychotics? Memory deficits as moderators between adherence belief and behavior.” Journal of Psychiatric Practice 17(5): 320-329. • Staring, A. B. P., M. Van Der Gaag, G. T. Koopmans, J. P. Selten, J. M. Van Beveren, A. J. M. Loonen and C. L. Mulder (2011). “Individually-tailored intervention promotes treatment adherence in psychotic patients: A randomized controlled trial (RCT). [Dutch] Op maat gesneden interventie bevordert therapietrouw bij psychotische patiënten: Een RCT.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 155(14): 648-654. • Staring, A. B. P., M. Van Der Gaag and C. L. Mulder (2011). “Recovery style predicts remission at one-year follow-up in outpatients with schizophrenia spectrum disorders.” Journal of Nervous and Mental Disease 199(5): 295-300. • Staring, A. B. P., M. Van der Gaag and C. L. Mulder (2013). “Schizophrenia and antipsychotic medication - better adherence, better outcomes? .” Schizophrenia Research 151: 296-297. • Staring, T. and N. Mulder (2012). “Continuity of care and use of antipsychotics; confusing relationships in registry study. [Dutch] Zorgcontinuïteit en gebruik van antipsychotica; verwarrende verbanden in registerstudie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(4): 395-396. • Staufenbiel, S. M., B. W. J. H. Penninx, A. T. Spijker, B. M. Elzinga and E. F. C. van Rossum (2013). “Hair cortisol, stress exposure, and mental health in humans: A systematic review.” Psychoneuro 208
endocrinology 38(8): 1220-1235. • Stobbe, J., A. I. Wierdsma, R. M. Kok, H. Kroon, M. Depla, B.-J. Roosenschoon and C. L. Mulder (2013). “Lack of motivation for treatment associated with greater care needs and psychosocial problems.” Aging & Mental Health 17(8): 1052-1058. • Stouten, L., W. Veling, M. Van der Helm, W. Laan and M. Van der Gaag (2012). “Differential associations between cognition and outcome in early psychosis: a cohort study of early psychosis patients in the Netherlands “ Schizophrenia research 136(1): 2-3. • Stouten, L. H., W. Veling, M. van der Helm, W. Laan and M. van der Gaag (2013). “Cognitive deficits and ethnicity: a cohort study of early psychosis patients in The Netherlands.” Social Psychiatry & Psychiatric Epidemiology 48(1): 37-47. • Stroomer, A. J. M. and H. J. Luijendijk (2011). “Het mobiele delierteam voor tijdige detectie en behandeling van delier bij ouderen verwezen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg.” Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde 36(4): 127-133.
T • Tait, R. J., R. Spijkerman and H. Riper (2013). “Internet and computer based interventions for cannabis use: A meta-analysis.” Drug and alcohol dependence: an international journal on biomedical and psychosocial approaches 133(2): 295-304. • Ten Brink, E. (2011). “Cyberpsychology, Behavior and Social Networking “ Journal of Attention Disorders 14(3): 115-122. • Termorshuizen, F., B. E. A. Van Der Hoorn, P. Blanken, A. M. Van Hemert, H. W. Hoek and V. M. Hendriks (2012). “Continuity of care and risk of hospital readmission among dual diagnosis patients.” Mental Health and Substance Use: Dual Diagnosis 5(1): 20-30. • Teunissen, H. A., C. B. Adelman, M. J. Prinstein, R. Spijkerman, E. A. Poelen, R. C. Engels and R. H. Scholte (2011). “The interaction between pubertal timing and peer popularity for boys and girls: An integration of biological and interpersonal perspectives on adolescent depression.” Journal of Abnormal Child Psychology 39(3): 413-423. • Teunissen, H. A., R. Spijkerman, H. Larsen, K. A. Kremer, E. Kuntsche, F. X. Gibbons, R. H. J. Scholte and R. C. M. E. Engels (2012). “Stereotypic information about drinkers and students’ observed alcohol intake: An experimental study on prototype–behavior relations in males and females in a naturalistic drinking context.” Drug and alcohol dependence 125(3): 301-306. • Teunissen, H. A., R. Spijkerman, M. J. Prinstein, G. L. Cohen, R. C. M. E. Engels and R. H. J. Scholte (2012). “Adolescents’ Conformity to Their Peers’ Pro - Alcohol and Anti - Alcohol Norms: The Power of Popularity.” Alcoholism: clinical and experimental research 36(7): 1257-1268. • Teunissen, H. A., R. Spijkerman, T. M. Schoenmakers, K. D. Vohs and R. C. M. E. Engels (2012). “The Effect of Self-Control on Attentional Bias for Alcohol Cues in Male Heavy Drinkers.” Journal of applied social psychology 42(3): 776-793. • Thomaes, K., E. Dorrepaal, N. Draijer, M. B. de Ruiter, B. M. Elzinga, A. J. van Balkom, J. H. Smit and D. J. Veltman (2012). “Treatment effects on insular and anterior cingulate cortex activation during classic and emotional Stroop interference in child abuse-related complex post-traumatic stress disorder “ Psychological Medicine 42(11): 2337-49.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
209
Publicatieoverzicht
V • Van Alphen, S. P. J., J. J. L. Derksen, J. Sadavoy and E. Rosowsky (2012). “Features and challenges of personality disorders in late life “ Aging & mental health 16(7): 805-811. • Van Amerongen, A. S., E. E. J. H. Verheijden, N. M. Van Gent, N. Moaddine, R. F. P. De Winter and J. D. Blom (2013). “Folie a famille: a Surinamese-Hindustani family with a shared paranoid delusion and severe undernourishment. [Dutch] Folie a famille: een Surinaams-Hindoestaans gezin met een gedeelde paranoïde waan en ernstige ondervoeding.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(2): 123-127. • Van Baars, A. W. B., A. I. Wierdsma, M. W. Hengeveld and C. L. Mulder (2013). “Improved insight affects social outcomes in involuntarily committed psychotic patients: a longitudinal study in the Netherlands.” Comprehensive Psychiatry 54(7): 873-879. • Van Balkom, I. D. C., M. Bresnahan, P. J. Vuijk, J. Hubert, E. Susser and H. W. Hoek (2012). “Paternal Age and Risk of Autism in an Ethnically Diverse, Non-Industrialized Setting: Aruba.” PLoS ONE 7(9): e45090. • Van Balkom, I. D. C., A. Shaw, P. J. Vuijk, M. Franssens, H. W. Hoek and R. C. M. Hennekam (2011). “Development and behaviour in Marshall-Smith syndrome: An exploratory study of cognition, phenotype and autism.” Journal of Intellectual Disability Research 55(10): 973-987. • Van Balkom, I. D. C., P. J. Vuijk, M. Franssens, H. W. Hoek and R. C. M. Hennekam (2012). “Development, cognition, and behaviour in Pitt-Hopkins syndrome.” Developmental Medicine and Child Neurology 54(10): 925-931. • Van Boekel, L. C., E. P. M. Brouwers, J. Van Weeghel and H. F. L. Garretsen (2013). “Stigma among health professionals towards patients with substance use disorders and its consequences for healthcare delivery: Systematic review.” Drug and Alcohol Dependence 131(1-3): 23-35. • Van de Goor, I., R. Spijkerman, R. Van den Eijnden and R. Knibbe (2011). “Drinking patterns and going-out behavior as predictors of illicit substance use: An analysis among Dutch adolescents.” Journal of Child & Adolescent Substance Abuse 20(2): 99-113. • Van de Post, L., C. L. Mulder, A. J. Beekman and J. Dekker (2012). “Social support and risk of compulsory admission.” Psychiatric Services 63: 577-588. • Van de Sande, R., H. L. I. Nijman, E. O. Noorthoorn, A. I. Wierdsma, E. Hellendoorn, C. Van der Staak and C. L. Mulder (2011). “Aggression and seclusion on acute psychiatric wards: effect of shortterm risk assessment.” British Journal of Psychiatry 199(6): 473-478. • Van de Sande, R., E. Noorthorn, A. Wierdsma, E. Hellendoorn, C. Van der Staak, C. L. Mulder and H. Nijman (2013). “Association between short-term structured risk assessment outcomes and seclusion.” International Journal Mental Health Nursing 22: 475-484. • Van den Berg, D. P. G. and M. Van der Gaag (2011). “PTSS-behandeling bij psychosen, gewoon doen!.” Dth : kwartaalschrift voor directieve therapie en hypnose 31(4): 398-410. • Van den Berg, D. P. G. and M. Van der Gaag (2012). “Treating trauma in psychosis with EMDR: a pilot study.” Journal of behavior therapy and experimental psychiatry 43(1): 664-671. • Van den Berg, D. P. G., B. M. Van der Vleugel, A. B. P. Staring, P. A. J. De Bont and A. De Jongh (2013). “EMDR in psychosis: Guidelines for conceptualization and treatment.” Journal of EMDR Practice and Research 7(4): 208-224. • Van den Berg, D. P. G., B. M. Vleugel and A. B. P. Staring (2012). “Trauma, psychose, PTSS en de toepassing van EMDR.” Dth : kwartaalschrift voor directieve therapie en hypnose 31(4): 303-328 • Van den Boogaard, T. M., P. F. M. Verhaak, R. Van Dyck and P. Spinhoven (2011). “The impact of causal attributions on diagnosis and successful referral of depressed patients in primary care.” Social 210
Science & Medicine 73(12): 1733-1740. • Van den Heuvel, T. J., J. J. L. Derksen, P. A. T. M. Eling and C. P. F. Van der Staak (2012). “An investigation of different aspects of overgeneralization in patients with major depressive disorder and borderline personality disorder “ The British journal of clinical psychology 51(4): 376-396. • Van Der Gaag, M. (2012). “Het einde van de huidige psychiatrische diagnostiek nadert.” Directieve Therapie 32(3): 260-261. • Van Der Gaag, M. (2012). “The prevention of a first episode of psychosis.” Early Int Psychiatry 6(1): 11. • Van Der Gaag, M. (2012). “Screening for ultrahigh risk for developing psychosis in different populations.” Early Int Psychiatry 6(1): 1. • Van Der Gaag, M. (2013). “Het voorkómen van een eerste psychose.” Tijdschrift voor Psychiatrie 55(1): 69. • Van der Gaag, M. (2013). “A Neuropsychiatric Model of Biological and Psychological Processes in the Remission of Delusions and Auditory Hallucinations “ Schizophrenia bulletin 32(1): S113. • Van der Gaag, M. and C. De Roos (2013). “E.02.01 Cognitive behaviour therapy in psychosis “ European neuropsychopharmacology 23(2): 1. • Van der Gaag, M., R. S. Kern, R. J. Van den Bosch and R. P. Liberman (2013). “A Controlled Trial of Cognitive Remediation in Schizophrenia “ Schizophrenia bulletin 28(1): 166-167. • Van der Gaag, M., D. Nieman and D. Van den Berg (2013). CBT for those at risk of a first episode psychosis: Evidence-based psychotherapy for people with an ‘at risk mental state’. New York, NY, Routledge/Taylor & Francis Group; US. • Van der Gaag, M., D. Nieman, L. Wunderink, R. Klaassen, J. Rietdijk, S. Dragt, H. Ising and D. Linszen (2012). “The results of a specific CBT intervention in young help-seeking patients with social decline and an ultra-high risk for developing a first episode of psychosis.” Schizophrenia research 136(1): 1-2. • Van Der Gaag, M., D. Nieman, L. Wunderink, R. Klaassen, J. Rietdijk, S. Dragt, H. Ising and D. Linszen (2012). “The results of a specific CBT intervention in young help-seeking patients with social decline and an ultra-high risk for developing a first-episode of psychosis.” Early Intervention in Psychiatry 6: 12. • Van Der Gaag, M., D. H. Nieman, J. Rietdijk, S. Dragt, H. K. Ising, R. M. Klaassen, M. Koeter, P. Cuijpers, L. Wunderink and D. H. Linszen (2013). “The effects of cognitive behavioural therapy for subjects at ultra-high risk for developing psychosis.” Schizophrenia Bulletin 39: S356. • Van Der Gaag, M., D. H. Nieman, J. Rietdijk, S. Dragt, H. K. Ising, R. M. C. Klaassen, M. Koeter, P. Cuijpers, L. Wunderink and D. H. Linszen (2012). “Cognitive behavioral therapy for subjects at ultrahigh risk for developing psychosis: A randomized controlled clinical trial.” Schizophrenia Bulletin 38(6): 1180-1188. • Van der Gaag, M. and J. Rietdijk (2013). “Psychometric properties of the Taiwanese version of the World Health Organization-Five Well-Being index Reply.” Acta Psychiatrica Scandinavica 127(4): 332. • Van Der Gaag, M., J. Rietdijk, H. Ising, S. Dragt, R. Klaassen, D. Nieman, L. Wunderink and D. H. Linszen (2011). “Predictors of persistence of ultrahigh risk symptoms and predictors of transition into psychosis.” European Psychiatry 26: 2086. • Van der Gaag, M., C. Schutz, A. ten Napel, Y. Landa, P. Delespaul, M. Bak, W. Tschacher and M. De Hert (2013). “Development of the Davos Assessment of Cognitive Biases Scale (DACOBS).” Schizophrenia research 144(1-3): 63-71. • Van Der Gaag, M., F. Smit, A. Bechdolf, P. French, D. H. Linszen, A. R. Yung, P. McGorry and P. Cuijpers (2013). “Preventing a first episode of psychosis: Meta-analysis of randomized controlled prevention trials.” Schizophrenia Bulletin 39: S356. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
211
Publicatieoverzicht
• Van Der Gaag, M., F. Smit, A. Bechdolf, P. French, D. H. Linszen, A. R. Yung, P. McGorry and P. Cuijpers (2013). “Preventing a first episode of psychosis: Meta-analysis of randomized controlled prevention trials of 12month and longer-term follow-ups.” Schizophrenia research 149(1-3): 56-62. • Van Der Gaag, M., A. D. Stant, K. J. K. Wolters, E. Buskens and D. Wiersma (2011). “Cognitivebehavioural therapy for persistent and recurrent psychosis in people with schizophrenia-spectrum disorder: Cost-effectiveness analysis.” British Journal of Psychiatry 198(1): 59-65. • Van der Gaag, M. and A. B. P. Staring (2012). Handboek psychose: theorie, diagnostiek en behandeling Amsterdam: Boom. • Van der Gaag, M., B. Van Oosterhout, K. Daalman, I. E. Sommer and K. Korrelboom (2012). “Initial evaluation of the effects of competitive memory training (COMET) on depression in schizophreniaspectrum patients with persistent auditory verbal hallucinations: A randomized controlled trial.” British Journal of Clinical Psychology 51(2): 158-171. • Van der Heiden, C. (2011). On the diagnosis, assessment, and treatment of generalized anxiety disorder Rotterdam : Parnassia Bavo Groep. • Van der Heiden, C. (2012). “Cognitieve gedragstherapie voor de gegeneraliseerde angststoornis : een literatuuroverzicht en een gevalsbeschrijving “ Dth : kwartaalschrift voor directieve therapie en hypnose 32(1): 14-38. • Van der Heiden, C. (2013). “Metacognitions in generalized anxiety disorder: Theoretical and practical perspectives.” Expert Review of Neurotherapeutics 13(2): 135-141. • Van der Heiden, C. and K. Melchior (2012). “Cognitive-behavioral therapy for adjustment disorder: A preliminary study.” the Behavior Therapist 35(3): 57-60. • Van der Heiden, C., K. Melchior and E. De Stigter (2013). “The effectiveness of group metacognitive therapy for generalised anxiety disorder: A pilot study.” Journal of Contemporary Psychotherapy 43(3): 151-157. • Van der Heiden, C., G. Methorst, P. Muris and H. T. Van der Molen (2011). “Generalized anxiety disorder: clinical presentation, diagnostic features, and guidelines for clinical practice.” Journal of Clinical Psychology 67(1): 58-73. • Van der Heiden, C., P. Muris and H. T. Van der Molen (2012). “Randomized controlled trial on the effectiveness of metacognitive therapy and intolerance-of-uncertainty therapy for generalized anxiety disorder.” Behaviour Research & Therapy 50(2): 100-109. • Van der Heiden, C., P. Muris and H. T. Van der Molen (2012). “Treatment of generalized anxiety disorder: Changing metacognitions or targeting intolerance of uncertainty? A randomized controlled trial. [Dutch] Behandeling van de gegeneraliseerde angststoornis: anders leren denken over piekeren of leren verdragen van onzekerheden? Een gerandomiseerde, gecontroleerde studie.” Gedragstherapie 45(1): 101-115. • Van der Heiden, C. and M. J. P. M. Verbraak (2012). Emotionele ontregeling en stress Amsterdam: Boom. • Van der Heijden, P. T., J. I. M. Egger, G. M. P. Rossi and J. J. L. Derksen (2012). “Integrating Psychopathology and Personality Disorders Conceptualized by the MMPI2RF and the MCMIIII : A Structural Validity Study.” Journal of personality assessment 94(4): 345-358. • Van der Heijden, P. T., G. M. P. Rossi, W. M. Van der Veld, J. J. L. Derksen and J. I. M. Egger (2013). “Personality and psychopathology : Higher order relations between the five factor model of personality and the MMPI-2 Restructured Form .” Journal of research in personality 47(5): 572-579. • Van Der Loos, M. L. M., P. Mulder, G. T. H. E, M. B. J. Blom, A. C. Vergouwen, M. S. Van Noorden, M. A. Timmermans, E. Vieta and W. A. Nolen (2011). “Long-term outcome of bipolar depressed patients 212
receiving lamotrigine as add-on to lithium with the possibility of the addition of paroxetine in nonresponders: A randomized, placebo-controlled trial with a novel design.” Bipolar Disorders 13(1): 111-117. • Van der Plas, A., H. Hoek, D. Van Hoeken, E. Valencia and A. Van Hemert (2012). “Perceptions of quality of life and disability in homeless persons with schizophrenia and persons with schizophrenia living in non-institutional housing.” International Journal of Social Psychiatry 58(6): 629-634. • Van der Schee, E., J. D. De Jong and P. P. Groenewegen (2012). “The influence of a local, media covered hospital incident on public trust in health care.” European Journal of Public Health 22(4): 459-464. • Van Der Vleugel, B. M., D. P. G. Van Den Berg and A. B. P. Staring (2012). “Trauma, psychosis, posttraumatic stress disorder and the application of EMDR.” Rivista di Psichiatria 47(SUPPL. 2): 33-38. • Van der Zwaluw, C. S., M. Kleinjan, L. Lemmers, R. Spijkerman and R. C. M. E. Engels (2013). “Longitudinal associations between attitudes towards binge drinking and alcohol-free drinks, and binge drinking behavior in adolescence.” Addictive Behaviors 38(5): 2110-2114. • Van Dijk, D. A. and J. H. Enterman (2012). “Curious cases-The curious case of a man with schizophrenia and excessive aggression.” Schizophrenia Bulletin 38(6): 1128-1129. • Van Duin, D., G. Franx, B. van Wijngaarden, M. van der Gaag, J. van Weeghel, C. J. Slooff and M. Wensing (2013). “Bridging the science-to-service gap in schizophrenia care in the Netherlands: The schizophrenia quality improvement collaborative .” International Journal of Quality and Health Care 25(6): 626-632. • Van Elburg, A. A., J. J. G. Hillebrand, C. Huyser, M. Snoek, M. J. H. Kas, H. W. Hoek and R. A. H. Adan (2012). “Mandometer treatment not superior to treatment as usual for anorexia nervosa.” International Journal of Eating Disorders 45(2): 193-201. • Van Horn, J. E., M. J. Eisenberg, S. Van Kuik and G. M. Van Kinderen (2012). “Psychopathology and recidivism among violent offenders with a dual diagnosis. A comparison with other subgroups of violent offenders. [Dutch] Psychiatrische stoornissen en recidive bij geweldplegers met dubbele diagnose; vergelijking met andere subgroepen geweldplegers.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(6): 497-507. • Van Mensvoort, F. A. P. M., G. Blok and J. D. Blom (2012). “Insulin shock treatment in The Hague from 1937 to the end of the 1950s. [Dutch] De insulineshocktherapie in Den Haag, 1937 tot eind jaren vijftig.” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(10): 869-877. • Van Mierlo, T., F. Bovenberg, Y. Voskes and C. L. Mulder (2013). De High en Intensive Care, Utrecht: De Tijdstroom. • Van Oosterhout, B., L. Krabbendam, G. Smeets and M. van der Gaag (2013). “Metacognitive beliefs, beliefs about voices and affective symptoms in patients with severe hallucinations.” Br J Clin Psychol 52(3): 235-248. • Van Rooij, A. J., M. F. Zinn, T. M. Schoenmakers and D. Van de Mheen (2012). “Treating internet addiction with cognitive-behavioral therapy: A thematic analysis of the experiences of therapists.” International Journal of Mental Health and Addiction 10(1): 69-82. • Van Son, G. E., H. W. Hoek, D. Van Hoeken, F. G. Schellevis and E. F. Van Furth (2012). “Eating disorders in the general practice: A case-control study on the utilization of primary care.” European Eating Disorders Review 20(5): 410-413. • Van Tilborg, I. A. D. A., R. P. C. Kessels, P. Kruijt, A. J. Wester and W. Hulstijn (2011). “Spatial and nonspatial implicit motor learning in Korsakoff’s amnesia: Evidence for selective deficits.” ExperiParnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
213
Publicatieoverzicht
mental Brain Research 214(3): 427-435. • Van Vliet, D., M. E. De Vugt, C. Bakker, Y. A. L. Pijnenburg, M. J. F. J. Vernooij-Dassen, R. T. C. M. Koopmans and F. R. J. Verhey (2013). “Time to diagnosis in young-onset dementia as compared with late-onset dementia.” Psychological medicine 43(2): 423-432. • Van Vugt, M., H. Kroon and P. Delespaul (Epub 2013). “Assertive Community Treatment and associations with substance abuse problems.” Community Mental Health Journal • Van Vugt, M. D., H. Kroon, P. A. E. G. Delespaul, F. G. Dreef, A. Nugter, B. J. Roosenschoon, J. Van Weeghel, J. B. Zoeteman and C. L. Mulder (2011). “Assertive community treatment in the Netherlands: Outcome and model fidelity.” Canadian Journal of Psychiatry 56(3): 154-160. • Van Weeghel, J., S. Van De Lindt, C. Slooff, F. Van De Kar, M. Van Vugt and D. Wiersma (2011). “A regional assessment of the quality of care for people with schizophrenia in the Netherlands.” Psychiatric Services 62(7): 789-792. • Van Zaane, J., B. Van den Berg, S. Draisma, W. A. Nolen and W. Van Den Brink (2012). “Screening for bipolar disorders in patients with alcohol or substance use disorders : Performance of the Mood Disorder Questionnaire. “ Drug and alcohol dependence 124(3 (01 08)): 235-242. • Veithorst, E., D. H. Nieman, W. Veling, R. M. Klaassen, S. Dragt, J. Rietdijk, H. Ising, L. Wunderink and D. H. Linszen (2012). “Ethnicity and baseline symptomatology in patients with an at risk mental state for psychosis.” Schizophrenia research 136(1): 3-4. • Veling, W. (2012). “N. KAYMAZ, Studies of the affective and developmental domains of psychopathology in psychosis.” MGV: maandblad geestelijke volksgezondheid 67(1): 88-90. • Veling, W. (2013). “Ethnic minority position and risk for psychotic disorders.” Current Opinion in Psychiatry 26(2): 166-171. • Veling, W. (2013). Handboek vroege psychose: diagnostiek, behandeling, rehabilitatie en organisatie van zorg, Amsterdam: SWP. • Veling, W. and M. Adriaanse (2013). “Psychotic-Like Experiences and cumulative social disadvantage in a multi-ethnic population-based adolescent sample.” Schizophrenia Bulletin 39: S80-S81. • Veling, W., M. B. J. Blom and H. W. Hoek (2013). “Depressive disorders in ethnic minorities in the doctor’s office. [Dutch] Depressie bij allochtonen in de spreekkamer.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 157(14): A5606. • Veling, W., W. P. Brinkman, E. Dorrestijn and M. Van der Gaag (2012). “Virtual reality in psychosis: experiments with social risk environments.” Schizophrenia research : an international multidisciplinary journal 136(1): 2-3. • Veling, W., W. P. Brinkman, E. Dorrestijn and M. Van der Gaag (Epub 2013). “Virtual experiments linking social environment and psychosis; a pilot study.” Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, . • Veling, W., B. J. Hall and P. Joosse (2013). “The association between posttraumatic stress symptoms and functional impairment during ongoing conflict in the Democratic Republic of Congo.” Journal of Anxiety Disorders 27(2): 225-230. • Veling, W., H. W. Hoek, J.-P. Selten and E. Susser (2011). “Age at migration and future risk of psychotic disorders among immigrants in the Netherlands: a 7-year incidence study.” American Journal of Psychiatry 168(12): 1278-1285. • Veling, W. and E. Susser (2011). “Migration and psychotic disorders.” Expert Review of Neurotherapeutics 11(1): 65-76. 214
• Velthorst, E., D. Nieman, W. Veling, R. Klaassen, S. Dragt, J. Rietdijk, H. Ising, L. Wunderink, D. Linszen, L. de Haan and M. van der Gaag (2012). “Ethnicity and baseline symptomatology in patients with an At Risk Mental State for psychosis.” Psychological Medicine 42(2): 247-256. • Velthorst, E., D. Nieman, W. Veling, R. Klaassen, S. Dragt, J. Rietdijk, H. Ising, L. Wunderink, D. Linszen, L. de Haan and M. van der Gaag (2012). “”Ethnicity and baseline symptomatology in patients with an At Risk Mental State for psychosis”: Corrigendum.” Psychological Medicine 42(2): 257. • Verberk, M. M., J. A. F. Van der Hoek, E. Van Valen, E. M. Wekking, M. S. E. Van Hout, G. Hageman, G. Van der Laan and F. J. H. Van Dijk (2012). “Decision rules for assessment of chronic solvent-induced encephalopathy: Results in 2370 patients.” NeuroToxicology 33(4): 742-752. • Verkuil, B., J. F. Brosschot, K. Korrelboom, R. Reul-Verlaan and J. F. Thayer (2011). “Pretreatment of worry enhances the effects of stress management therapy: A randomized clinical trial.” Psychotherapy and Psychosomatics 80(3): 189-190. • Verwey, B., D. W. R. F. P. and A. M. Van Hemert (2013). “De Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag.” Psyfar 8(1): 20-27. • Verwijk, E., H. C. Comijs, R. M. Kok, H. P. Spaans, M. L. Stek and E. J. A. Scherder (2012). “Neurocognitive effects after brief pulse and ultrabrief pulse unilateral electroconvulsive therapy for major depression: A review.” Journal of Affective Disorders 140(3): 233-243. • Vinkers, D., A. W. B. van Baars and A. I. Wierdsma (2013). “Ethnicity and service engagement among involuntary patients.” Psychiatric Services 64(9): 933-934. • Vinkers, D. J., M. Barendregt, E. De Beurs, H. W. Hoek and T. Rinne (2011). “Ethnic differences between pre-trial suspected offenders. [Dutch] Etnische verschillen tussen pro justitia gerapporteerde verdachten.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(11): 801-811. • Vinkers, D. J., E. De Beurs, M. Barendregt, T. Rinne and H. W. Hoek (2011). “The relationship between mental disorders and different types of crime.” Criminal Behaviour and Mental Health 21(5): 307-320. • Vinkers, D. J., E. De Beurs, M. Barendregt, T. Rinne and H. W. Hoek (2012). “Proportion of crimes attributable to mental disorders in the Netherlands population.” World Psychiatry 11(2): 134. • Vinkers, D. J., H. W. Hoek and T. Rinne (2011). “Psychiatric morbidity in prisoners with intellectual disabilities.” The British Journal of Psychiatry 199(6): 514. • Vinkers, D. J., J. P. Selten, H. W. Hoek and T. Rinne (2013). “Psychotic disorders are more common in ethnic minority than in Dutch native defendants.” Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology 48: 1399-1404. • Vinkers, D. J., M. van de Vorst and H. W. Hoek (2012). “Severe mental illness in prisoners worldwide.” The British Journal of Psychiatry 201(4): 327-328. • Visser, I., A. G. E. M. De Boer, E. M. Wekking, J. Van Vliet, M. S. E. Van Hout, B. Schmand, G. Van Der Laan, A. H. Schene and F. J. H. Van Dijk (2012). “The Coping with Attention and Memory Complaints Questionnaire (CAMQ): Psychometric evaluation of an instrument in suspected chronic solventinduced encephalopathy (CSE).” Neuropsychological Rehabilitation 22(5): 794-808. • Visser, I., E. M. Wekking, A. G. E. M. de Boer, E. A. de Joode, M. S. E. van Hout, S. van Dorsselaer, H. G. Ruhe, J. Huijser, G. van der Laan, F. J. H. van Dijk and A. H. Schene (2011). “Prevalence of psychiatric disorders in patients with chronic solvent induced encephalopathy (CSE).” NeuroToxicology 32(6): 916-922. Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
215
Publicatieoverzicht
• Vruwink, F. J., C. L. Mulder, E. O. Noorthoorn, D. Uitenbroek and H. L. I. Nijman (2012). “The effects of a nationwide program to reduce seclusion in the Netherlands.” BMC Psychiatry 12: 231. • Vruwink, F. J., E. O. Noorthoorn, H. L. I. Nijman, J. E. L. VanDerNagel, J. J. Hox and C. L. Mulder (2012). “Determinants of Seclusion After Aggression in Psychiatric Inpatients.” Archives of Psychiatric Nursing 26(4): 307-315. • Vuijk, R. (2012). “De spv in de hulpverlening aan volwassenen met autismespectrum stoornissen.” Sociale psychiatrie: vakblad sociaal psychiatrische verpleegkunde 31(102): 15-23. • Vuijk, R. (2013). “Psychotherapie bij volwassenen met een lichte verstandelijke beperking.” Tijdschrift voor psychotherapie 39(2): 86-99. • Vuijk, R., P. F. A. de Nijs, S. G. Vitale, M. Simons-Sprong and M. W. Hengeveld (2012). “Personality traits in adults with autism spectrum disorders measured by means of the Temperament and Character Inventory. [Dutch] Persoonlijkheidsaspecten bij volwassenen met autismespectrumstoornissen gemeten met de ‘Temperament and Character Inventory’ (TCI).” Tijdschrift voor Psychiatrie 54(8): 699-707.
W • Wekking, E. M., C. L. H. Bockting, M. W. J. Koeter and A. H. Schene (2012). “Cognitive functioning in euthymic recurrently depressed patients: relationship with future relapses and prior course of disease.” Journal of Affective Disorders 141(2-3): 300-307. • Wijnia, J. W., J. P. Wielders, P. Lips, A. Van de Wiel, C. L. Mulder and K. G. Nieuwenhuis (2013). “Is Vitamin D Deficiency a Confounder in Alcoholic Skeletal Muscle Myopathy? .” Alcohol Clinical Experimental Research 37: 209-215. • Woodward, T. S., K. Jung, G. N. Smith, H. Hwang, A. M. Barr, R. M. Procyshyn, S. W. Flynn, M. Van der Gaag and W. G. Honer (Epub 2013). “Symptom Changes in Five Dimensions of the Positive and Negative Syndrome Scales in Refractory Psychosis.” European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience. • Wunderink, L., P. Delespaul, M. Van Der Gaag, L. De Haan, D. Linszen, N. Mulder, J. Van Os, W. Veling, J. Van Weeghel and D. Wiersma (2012). “Measuring functional remission: A tool for clinical practice and preliminary data on symptomatic and functional remission and recovery.” Early Intervention in Psychiatry 6: 113.
Y • Yildirim, B. O. and J. J. L. Derksen (2012). “A review on the relationship between testosterone and life-course persistent antisocial behavior “ Psychiatry research200(2): 984-1010. • Yildirim, B. O. and J. J. L. Derksen (2012). “A review on the relationship between testosterone and the interpersonal/affective facet of psychopathy “ Psychiatry research197(3): 181-199. • Yildirim, B. O. and J. J. L. Derksen (2013). “Systematic review, structural analysis, and new theoretical perspectives on the role of serotonin and associated genes in the etiology of psychopathy and sociopathy “ Neuroscience & biobehavioral reviews 37(7): 1254-1296. • Yung, A. R., S. W. Woods, S. Ruhrmann, J. Addington, F. Schultze-Lutter, B. A. Cornblatt, G. Amminger, A. Bechdolf, M. Birchwood, S. Borgwardt, T. D. Cannon, L. de Haan, P. French, P. Fusar-Poli, M. Keshavan, J. Klosterkotter, J. S. Kwon, P. D. McGorry, P. McGuire, M. Mizuno, A. P. Morrison, A. Riecher-Rossler, R. K. Salokangas, L. J. Seidman, M. Suzuki, L. Valmaggia, M. van der Gaag, S. J. 216
Wood and T. H. McGlashan (2012). “Whither the attenuated psychosis syndrome?” Schizophrenia Bulletin 38(6): 1130-1134.
Z • Zijlmans, L. J. M., P. J. C. M. Embregts, L. Gerits, A. M. T. Bosman and J. J. L. Derksen (2011). “Training emotional intelligence related to treatment skills of staff working with clients with intellectual disabilities and challenging behaviour “ Journal of intellectual disability research 55(2): 219-231.
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
217
Colofon
Parnassia Groep
Met dank aan
Monsterseweg 93
De onderzoekscoördinatoren van de Parnassia Groep:
2553 RJ Den Haag
Mark van der Gaag (Parnassia Volwassenen), Rob Kok (Parnassia Ouderen), Kees Korrelboom
Redactieraad
(PsyQ Haaglanden), Colin van der Heiden (PsyQ
Wijbrand Hoek, Daphne van Hoeken,
Rijnmond), Vincent Hendriks (Brijder/ Palier),
Rob Koning, Tanja Struik
Mirjam van Orden (Zorgservice), Niels Mulder (Bavo Europoort), Albert Boon (Lucertis),
Samenstelling en coördinatie
Jaap van Weeghel (Dijk en Duin), Sam Ghane (i-psy) en
Daphne van Hoeken, Carina Koole, Hanae el Makkaoui,
Linda Rollenberg (1nP).
Willemke Marinus, Judith Offringa, Nathalie Schinkel, Franka Steenhuis, Renée Vegt
Van bevinding naar verbinding is een uitgave van de Parnassia Academie. Het overzicht van het lopende
Fotografie
onderzoek bij de Parnassia Groep verschijnt eenmaal
Tineke de Lange Fotografie, Rotterdam
per twee jaar.
Arnold Reyneveld (Foto pagina 16) www.parnassia-academie.nl Vormgeving Buro Eigen, grafisch ontwerp, Delfgauw
Contact
[email protected]
Druk Quantes, Rijswijk Mei 2014 ISBN 978-90-77877-14-2
218
Parnassia Groep Lopend onderzoek 2012 - 2013
219
220
© Parnassia Academie www.parnassia-academie.nl
Mei 2014 De Parnassia Academie is onderdeel van de Parnassia Groep