Beleid diagnostiek dyslexie Beleidsdocument ten aanzien van dyslexieonderzoek binnen de samenwerkingsverbanden Katwijk/Rijnsburg/Valkenburg en de Duin- & Bollenstreek. Het beleid geldt tot de opheffing van beide verbanden.
2012/2014 Samenwerkingsverbanden voor Primair Onderwijs Katwijk/Rijnsburg/Valkenburg & Duin- & Bollenstreek
1.
Definiëring "Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau." De onderkennende diagnose heeft plaats op grond van objectief waarneembare kenmerken. De SDN noemt twee criteria. Daaraan moet voldaan zijn om te kunnen spreken van dyslexie. 1. het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt significant onder hetgeen van het individu, gegeven diens leeftijd en omstandigheden, gevraagd wordt (criterium van de achterstand) 2. het probleem in het aanleren en toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan, ook wanneer voorzien wordt in adequate remediërende instructie en oefening (criterium van de didactische resistentie) (Stichting Dyslexie Nederland, 2008)
Dyslexie is een leerstoornis die staat omschreven in de DSM-IV. De diagnose dyslexie dient te worden vastgesteld door een daartoe bevoegde psycholoog of orthopedagoog. De mate waarin de leerling problemen ondervindt (de manifestatie) is afhankelijk van de ernst van de problematiek en verschilt per leerling. Daarmee verschilt ook de individuele ondersteuningsbehoefte. Naast ernstige dyslexie komen ook lichtere vormen voor. Bovendien kan er sprake zijn van andere complicerende factoren. 2.
Uitgangspunten voor beleid
Het beleid ten aanzien van dyslexie binnen de samenwerkingsverbanden Katwijk/Rijnsburg/Valkenburg en de Duin- en Bollenstreek (hierna te noemen als ‘de samenwerkingsverbanden’) vindt zijn fundament in drie belangrijke uitgangspunten die hieronder zijn omschreven. Deze uitgangspunten zijn tot stand gekomen in nauw overleg met het samenwerkingsverband voor VO binnen de Duin- en Bollenstreek en na advies te hebben ingewonnen bij de twee begeleidingsdiensten (Centraal Nederland en OnderwijsAdvies) bij wie veel van de diagnostische onderzoeken in de regio worden uitgevoerd en bij wie van oudsher sprake is van een lange begeleidingsrelatie. Hoewel de onderwijsbegeleidingsdiensten een adviserende en uitvoerende taak hebben, zijn zij nadrukkelijk geen partij in de ontwikkeling van het beleid. Uitgangspunt 1: Dyslexie in de basiszorg De samenwerkingsverbanden gaan uit van de overtuiging dat dyslexiezorg behoort tot de basiszorg van de scholen. De zorg voor dyslectische leerlingen, de ondersteuning, signalering en diagnostiek vallen binnen niveau 1 t/m 3 van de niveaus van zorg zoals die worden gehanteerd binnen de samenwerkingsverbanden. Scholen dienen passend onderwijs te kunnen bieden aan leerlingen met lees-/spellingproblemen en/of dyslexie. Voor een omschrijving van de niveaus van zorg wordt verwezen naar de websites van de samenwerkingsverbanden. Uitgangspunt 2: Vroegtijdige signalering en diagnostiek De samenwerkingsverbanden hanteren het standpunt dat leerlingen, indien mogelijk, gesignaleerd en gediagnosticeerd worden binnen het basisonderwijs. Dit is voor zowel de leerling, de ouders als de school het meest wenselijk om het handelen adequaat te kunnen afstemmen en passend onderwijs te kunnen bieden. Preventief handelen kan veel problemen voorkomen. En hoewel dyslexie niet ‘voorkomen kan worden’, kan de manifestatie van de problemen binnen het onderwijs wel worden beperkt. De uiteindelijke problematiek en de daarbij behorende mate van zorg wordt enerzijds bepaald door de ernst van de stoornis en anderzijds door hoe met de leerling en diens stoornis wordt omgegaan. Dit legitimeert de aandacht voor vroegtijdige onderkenning en diagnose van dyslexie. Concreter: het samenwerkingsverband vindt het nodig dat leerlingen, indien mogelijk, binnen het BAO worden gesignaleerd en gediagnosticeerd.
Binnen de samenwerkingsverbanden PO en VO in de regio Duin- en Bollenstreek is de afspraak gemaakt dat leerlingen met een vermoeden van dyslexie vóór de overgang naar het VO onderzocht en – indien van toepassing – gediagnosticeerd moeten zijn. Dit is mogelijk door gebruikmaking van de expertise op PO-scholen. De dyslexiescreening in de brugklassen komt daarmee te vervallen, waarmee tijdverlies en frustratie voor de leerling wordt voorkomen en een adequate begeleiding in het VO bij binnenkomst kan worden opgestart. Uitgangspunt 3: Diagnostiek voor alle leerlingen als dat nodig is Binnen het Protocol Dyslexie Diagnose en Behandeling (PDDB) wordt er gesproken over ernstige, enkelvoudige dyslexie. Hiervan is sprake wanneer bij een leerling de criteria van achterstand en didactische resistentie kunnen worden aangetoond middels dossieropbouw. Van ernstige dyslexie is sprake wanneer een leerling op drie achtereenvolgende meetmomenten een E-score behaalt voor lezen of een E-score voor spelling + D-score voor lezen. Enkelvoudig wil zeggen dat er geen sprake is van complicerende factoren zoals een taalstoornis of gedragsproblematiek. In de praktijk blijkt echter dat comorbiditeit meer regel dan uitzondering is. Het is mogelijk met comorbiditeit dyslexie te diagnosticeren, ook binnen de vergoedingsregeling. Dit dient te worden ingeschat door de diagnosticus. Naast ernstige, enkelvoudige dyslexie, zijn er ook leerlingen die wel kenmerken van dyslexie vertonen, maar op wie de termen van de vergoedde zorg, te weten ernstig en/of enkelvoudig niet van toepassing zijn. Deze leerlingen kunnen dus wel degelijk dyslexie hebben. Hierbij kan worden gedacht aan leerlingen: • Bij wie wel achterstand is, maar bij wie deze niet ernstig genoeg is. De Stichting Dyslexie Nederland houdt ook bij deze leerlingen vast aan het criterium van Escores, maar bij wie dat wisselend is. Leerlingen met een C-score worden, in navolging van de SDN, dus niet als dyslectisch gekenmerkt maar als leerlingen met (ernstige) leesproblemen. • Bij wie de didactische resistentie (hardnekkigheid) onvoldoende kan worden aangetoond. • Die kunnen compenseren op basis van intelligentie. • Bij wie sprake is van bijkomende problemen, waardoor een diagnose moelijker aantoonbaar is (comorbiditeit). De afbakening van deze groep leerlingen is in de praktijk niet eenvoudig te omschrijven en dient dan ook per individu te worden bekeken. De problematiek varieert van lichte tot zware ondersteuningsproblemen en kent een variëteit aan complicerende factoren. In figuur 1 worden de vier varianten van dyslectici weergegeven. De kleuren komen overeen met de kleuren aan de linkerkant van het stroomschema.
Ernstig ernstig
ernstig,
enkelvoudig
niet enkelvoudig (comorbiditeit)
Enkelvoudig
Niet enkelvoudig niet ernstig
niet ernstig,
enkelvoudig
niet enkelvoudig (comorbiditeit)
Figuur 1 Manifestatie van dyslexie
Niet ernstig
Het samenwerkingsverband heeft als uitgangspunt dat niet alleen leerlingen met ernstige, enkelvoudige dyslexie recht hebben op diagnostiek, ondersteuning en begeleiding, maar ook leerlingen bij die niet onder voorwaarden van de vergoedde regeling vallen. De onderzoeker bepaalt of de problematiek ‘ernstig genoeg’ is om tot een dyslexieverklaring te komen. In dat geval wordt de diagnose in principe wel vergoed. De verdere begeleiding is de verantwoordelijkheid van de school. 3.
Beleid t.a.v. diagnostiek
A: Vergoede diagnostiek en behandeling in geval van ernstige, enkelvoudige dyslexie Binnen de zorgverzekering van de ouders wordt ernstige, enkelvoudige dyslexie vergoed. Voor de procedures wordt verwezen naar www.masterplandyslexie.nl en de polis van de zorgverzekeraar van de ouders. De school ondersteunt de ouders in dit proces; zij levert het benodigde dossier aan en omschrijft de onderbouwing van het vermoeden van dyslexie. Dit wordt de ‘poortwachtersfunctie’ van de school genoemd. Op basis daarvan bepaalt de onderzoeker of de problematiek ernstig, enkelvoudig is en of de leerling in aanmerking komt voor diagnose en eventuele verdere externe behandeling. Indien nodig wordt het dossier vooraf voorgelegd tijdens een Consultatieve Leerlingbespreking (CLB) om te zien of het door ‘de slagboom komt’. Van de scholen binnen de samenwerkingsverbanden wordt verwacht dat zij in het schoolspecifieke (dyslexie)beleid omschrijven hoe ouders geïnformeerd worden en hoe ouders en leerling betrokken worden als educatieve partner. B: Diagnostiek van overige leerlingen bij wie een sterk vermoeden van dyslexie bestaat, maar die buiten de vergoede zorg vallen Voor leerlingen die buiten de kaders van de vergoede diagnostiek en/of zorg van de zorgverzekeraar vallen, valt de diagnostiek onder de verantwoordelijkheid van de school. • Wanneer de problematiek onvoldoende ernstig is, maar de leerling wel E-scores behaald (het omschreven criterium van achterstand kan dus (net) niet kan worden aangetoond), kan er wel degelijk sprake zijn van dyslexie maar komt de leerling op dat moment niet in aanmerking voor vergoede diagnostiek. In een aantal gevallen is het mogelijk dat de normscore later wel op drie opeenvolgende momenten wordt aangetoond (in combinatie met het criterium van didactische resistentie). De leerling kan dan alsnog in aanmerking komen voor vergoede diagnostiek. Wanneer dit niet het geval is, hebben de samenwerkingsverbanden de afspraak dat de school zorgt voor een diagnostisch onderzoek om er zeker van te zijn dat de leerling adequate begeleiding krijgt (en diagnostiek is daarvan een onderdeel). • Wanneer er sprake is van complicerende factoren (comorbiditeit) komt de leerling in principe niet in aanmerking voor vergoede diagnostiek. Zoals hierboven al genoemd blijkt in de praktijk comorbiditeit eerder regel dan uitzondering te zijn. Wanneer de complicerende factoren kunnen worden ‘opgeheven’ (bijvoorbeeld door het reguleren van ADHD-problemen door medicatie en/of gedragsregulatie) kan de leerling alsnog in aanmerking komen voor vergoede diagnostiek. Het is aan de diagnosticus dit te beoordelen. Geadviseerd wordt hiervoor de CLB-er te consulteren om te zien of de leerling ‘door de slagboom’ komt. Wanneer de complicerende factoren ernstig zijn en (nog) niet te reguleren, wordt dyslexie onderdeel van een omvangrijker onderzoek. In aansluiting op de uitgangspunten zoals hierboven omschreven neemt de school de verantwoordelijkheid diagnostisch onderzoek te laten uitvoeren zodra dat mogelijk is. Wanneer dit niet mogelijk is via de zorgverzekeraar is dit de verantwoordelijkheid van de school (basiszorg). Deze bepaalt wanneer diagnostisch onderzoek voor de leerling mogelijk/nodig is. Overleg en afstemming met de ouders is hierbij van groot belang, evenals de noodzaak voor diagnostiek voor de verdere begeleiding van de leerling. Van de school wordt verwacht dat zij in het Schoolondersteuningsprofiel (SOP) omschrijft hoe dit geregeld is.
C:Diagnostiek van leerlingen in de bovenbouw over wie twijfel blijft bestaan In navolging van de uitgangspunten zoals hierboven omschreven, is het nadrukkelijk de bedoeling dat leerlingen binnen het PO gediagnosticeerd worden wanneer dat mogelijk is. Er zijn echter leerlingen bij wie de problematiek niet helder is en bij wie voortdurend twijfel bestaat of diagnostiek mogelijk is. Het is wenselijk het dossier van deze leerlingen in de bovenbouw nogmaals goed te analyseren om te zien of diagnostiek alsnog mogelijk is om de volgende redenen: • Anders dan in het voortgezet onderwijs, is binnen het primair onderwijs het hebben van een dyslexieverklaring niet noodzakelijk om de benodigde ondersteunende maatregelen te ontvangen. Hieronder worden maatregelen verstaan ter remediëring, acceptatie en compensatie van de problemen. De school omschrijft in het schoolspecifieke (dyslexie)beleid hoe zij deze maatregelen vormgeeft. Binnen de basisschool is alleen een dyslexieverklaring nodig voor aanpassingen bij de Cito-entreetoets. Het is wenselijk om bij leerlingen bij wie twijfel bestaat over de mogelijkheid tot diagnose, in het begin van groep 7 alsnog te kijken of dit kan t.b.v. aanpassingen bij de Citotoets. Het behoort tot de mogelijkheden de Cito eindtoets met behulp van Kurzweil (compenserende tekstnaar-spraak software) af te nemen • Daarnaast kunnen de problemen in de loop van de basisschool duidelijker worden. De achterstand loopt bijvoorbeeld op door een taakverzwaring in de bovenbouw die een beroep doet op de leesvaardigheid van de leerling, waardoor het criterium van achterstand alsnog kan worden aangetoond. In dat geval kan de diagnose alsnog binnen de vergoedingsregeling vallen. • Ten slotte wordt diagnostiek als een belangrijke stap in de overgang van het PO naar het VO gezien. Binnen het VO is een verklaring nodig om in aanmerking te komen voor faciliteiten. Om een goede start te kunnen maken in het VO, is het wenselijk dat leerlingen bij wie dat mogelijk is, voor de overgang naar het VO in het bezit zijn van een verklaring. Op basis van deze drie redenen zijn de samenwerkingsverbanden overeengekomen dat leerlingen bij wie twijfel blijft bestaan, recht hebben op duidelijkheid. Dit is goed voor de leerling, de ouders en bevordert een goede overgang naar het voortgezet onderwijs. Daarom bieden de samenwerkingsverbanden scholen een stimuleringsbijdrage voor een procedure van verkort/aanvullend onderzoek. Deze stimuleringsbijdrage wordt toegekend wanneer gebruikt gemaakt wordt van verkort/aanvullend onderzoek bij Schoolbegeleidingsdienst Centraal Nederland of Onderwijsbegeleidingsdienst Onderwijs Advies en dekt de totale kosten van deze verkorte/aanvullende procedure. Met deze procedure wordt het traject op de basisschool afgerond, wordt indien van toepassing alsnog een diagnose gesteld en gaat de leerling goed voorbereid naar het voortgezet onderwijs (waar binnen onze regio geen screening in de brugklas uitgevoerd wordt op basis van gezamenlijk dyslexiebeleid) met een adequate en recente handelingsgerichte/indicerende diagnose. De school rond hiermee het proces op een correcte wijze af en bereidt de leerlingen goed voor op het voortgezet onderwijs. De samenwerkingsverbanden hechten hier veel waarde aan. Zie voor de procedure en voorwaarden figuur 2.
Figuur 1 Procedure verkort/aanvullend onderzoek in groep 7
In het stroomschema wordt de route naar de verschillende vormen van diagnostisch onderzoek weergegeven. Hierin worden de volgende routes onderscheiden: 1. Ernstig & Enkelvoudig (paarse route): Criteria van achterstand en hardnekkigheid kunnen worden aangetoond / geen sprake van comorbiditeit: Leerlingen bij wie het vermoeden van ernstige, enkelvoudige dyslexie onderbouwd kan worden volgens de criteria zoals omschreven in het PDDB (Blomert, 2006)1, worden gediagnosticeerd en indien van toepassing behandeld door externe partners. De kosten worden vergoed door de zorgverzekeraar van de ouders. 2. Wel ernstig, niet enkelvoudig (grijze route): Er is sprake van comorbiditeit, de criteria van achterstand en hardnekkigheid kunnen worden aangetoond: Bij leerlingen bij wie sprake is van complicerende, comorbide factoren is de diagnostiek van dyslexie complexer. Het is niet altijd duidelijk waardoor de lees/en/of spellingproblemen worden veroorzaakt. • Leerlingen waarbij sprake is van comorbiditeit vallen in principe buiten de vergoedingsregeling. In de meeste gevallen dient er een ‘compleet’ onderzoek te worden uitgevoerd waarbij niet alleen de dyslexie in kaart wordt gebracht, maar ook de comorbide factor(en) en de relatie tussen deze twee. De kosten zijn voor rekening van de school en/of de ouders. (via grijze route naar blauwe route) • Het is ook mogelijk eerst de comorbide factor te onderzoeken en deze te reguleren om vervolgens alsnog over te gaan tot diagnostiek. Bijv. er is sprake van ADHD en een vermoeden van dyslexie. De ADHD wordt gediagnosticeerd en behandeld, waardoor de belemmerende factoren om tot lezen/spellen te komen zijn verdwenen. In een dergelijk geval kan de diagnose dyslexie alsnog vergoed worden via de zorgverzekeraar. Zie voor specifieke gevallen de regelgeving en de polisvoorwaarden. Opmerking: het ligt in de verwachting dat het criterium van enkelvoudigheid in de toekomst opnieuw wordt geformuleerd omdat er steeds meer evidentie bestaat dat comorbiditeit eerder regel dan uitzondering is. (via grijze route naar paarse route) 3. (Nog) niet ernstig, wel enkelvoudig (rode route): Criteria van achterstand en hardnekkigheid kunnen (nog) niet worden aangetoond en er is geen sprake van comorbiditeit: Leerlingen bij wie een vermoeden van dyslexie bestaat - maar bij wie geen sprake is van ernstige dyslexie, d.w.z. dat de criteria van achterstand en hardnekkigheid 1
Protocol Dyslexie Diagnose en Behandeling (‘protocol voor de zorg’)
onvoldoende kunnen worden aangetoond – ontvangen binnen de school de benodigde ondersteunende maatregelen. De school bouwt een dossier op. Wanneer op basis van het gegroeide dossier alsnog voldoende onderbouwing voor een vermoeden van dyslexie kan worden aangetoond, wordt overgegaan tot onderzoek. • Valt de leerling alsnog binnen de kaders (ernstig/enkelvoudig) van de vergoedingsregeling (zie 1) dan worden de kosten vergoed door de zorgverzekeraar (via rode route naar paarse route). • Wanneer aan deze criteria volgens de kaders van de vergoedingsregeling niet wordt voldaan (niet ernstig), kan de school alsnog overgaan tot diagnostisch onderzoek. De kosten zijn dan voor rekening van de school en/of de ouders. De school bepaalt wanneer dit onderzoek noodzakelijk is, waarbij uitgegaan wordt van het standpunt dat preventieve diagnostiek en preventief handelen wenselijk is. De handelingsverlegenheid van de school en de ernst van de situatie zijn daarbij leidend. De school omschrijft dit proces in het schoolspecifieke dyslexiebeleid. o Wanneer de leerling in groep 3 t/m 6 zit en er is sprake van handelingsverlegenheid of andere redenen voor diagnostisch onderzoek, wordt regulier onderzoek gedaan (via rode route naar blauwe route). De kosten zijn voor rekening van de school en/of de ouders. o Bij leerlingen bij wie een vermoeden van dyslexie bestaat, maar die tot groep 7 niet zijn onderzocht (omdat het vermoeden onvoldoende kon worden onderbouwd), wordt in groep 7 alsnog een dossieranalyse uitgevoerd. Wanneer op basis van deze analyse het vermoeden van dyslexie blijft, wordt overgegaan tot verkort onderzoek t.b.v. de Cito-entreetoets, de afronding van de basisschool en de overgang naar het voortgezet onderwijs. Het verkorte onderzoek wordt uitgevoerd door OnderwijsAdvies of Centraal Nederland. Het samenwerkingverband biedt de school een stimuleringsbijdrage (via rode route naar oranje route). Deze route is van toepassing tot de opheffing van de samenwerkingsverbanden. 4. (Nog) niet ernstig, niet enkelvoudig (gele route): er is sprake van comorbiditeit, de criteria voor achterstand en hardnekkigheid kunnen (nog) niet worden aangetoond: Bij leerlingen bij wie sprake is van comorbiditeit, maar bij wie de lees-/ spellingproblemen nog niet ernstig zijn, wordt geadviseerd eerst te werken volgens de richtlijnen, gericht op het aantonen van de criteria en deze leerlingen en hun ouders passende begeleiding te bieden. • Indien de criteria voor achterstand en hardnekkigheid alsnog kunnen worden aangetoond binnen de kaders van de vergoede zorg, wordt de diagnostiscus geraadpleegd of het kind in aanmerking komt voor diagnostiek binnen de vergoedingsregeling (via gele route, naar grijze route). o Wanneer ondanks comorbiditeit alsnog diagnostiek verricht kan worden, wordt de procedure voor vergoede diagnostiek gevolgd (van gele route, en grijze route naar paarse route). De kosten zijn voor rekening van de zorgverzekeraar o Wanneer de comorbiditeit belemmerend is voor de vergoede diagnostiek, wordt de procedure voor regulier onderzoek gevolgd (van gele route,en grijze route naar blauwe route). De kosten zijn voor rekening van de school en/of de ouders. • Indien de criteria voor achterstand en hardnekkigheid niet kunnen worden aangetoond, wordt het dossier t/m groep 6 verder uitgebouwd. Wanneer later alsnog aanleiding voor diagnostiek is, wordt dit uitgevoerd (van gele route naar blauwe route). • Indien de leerling in groep 7 of 8 zit wordt het dossier nogmaals bekeken om te zien of er diagnostisch onderzoek t.b.v. de cito-toets en de overgang naar het VO nodig is. Er wordt gebruik gemaakt van de verkorte/aanvullende procedure met de stimuleringsbijdrage van het swv. (van gele route naar oranje route).
Bovenstaande wordt uitgewerkt in een stroomschema op de volgende pagina. Toelichting type onderzoeken:
Onderzoek vergoede zorg
Regulier onderzoek
Verkort/aanvullend onderzoek
= Onderzoek volgens de procedure Protocol Dyslexie Diagnose & Behandeling (PDDB) / bekostiging via zorgverzekeraar. Er moet sprake zijn van een vermoeden van ernstige + enkelvoudige dyslexie. = Onderzoek volgens reguliere procedure bij externe dianosticus (bijv. Centraal Nederland, OnderwijsAdvies of andere externe diagnosticus). Er moet sprake zijn van een vermoeden van dyslexie maar onvoldoende ernstig en/of in combinatie met comorbiditeit. = Onderzoek volgens de verkorte/aanvullende procedure t.b.v. Cito eindtoets en de overgang naar het VO. Afronding van het dossier op de basisschool. Stimuleringsbijdrage van het swv.
Stroomschema procedure en bekostiging dyslexieonderzoek en –behandeling voor leerlingen in het PO Is er sprake van ernstige + enkelvoudige dyslexie? Nee • Wel ernstig • Niet enkelvoudig (= met comorbiditeit)
Ja
Raadpleeg diagnosticus! Ja > Diagnostiek vergoede zorg door comorbiditeit uitgesloten?
Nee
Complicerende factoren (comorbiditeit) reguleren.
Ja >
Regulier onderzoek. Kosten: School-Ouders
Nee • Niet ernstig • Enkelvoudig (= geen comorbiditeit)
Ja
Ja
- Handel volgens richtlijnen - Bouw dossier op - Biedt adequate hulp gericht op onderbouwing: Nee • Achterstand • Hardnekkigheid • Niet ernstig Ja > Begeleid leerling en ouders in • Niet enkelvoudig omgaan met lees- spellingsproblemen (= met comorbiditeit) Ja >
Leerling groep 3 t/m 6?
Ja >
Nee
Volg procedure vergoede zorg Kosten: Verzekeraar
Kan de ernst op later tijdstip worden aangetoond? Onderbouwing criteria: • Achterstand • Hardnekkigheid Nee
Dossier onderhouden. Kan de school redenen onderbouwen voor diagnostisch onderzoek?
Ja Geen onderzoek, wel adequate begeleiding
Nee Overdracht naar VO! Nee Leerling groep 7 en 8?
Ja >
Dossier afronden! Diagnostisch onderzoek t.b.v. Citotoets en overgang VO?
Ja
Volg procedure verkort onderzoek. Kosten: School-Ouders Stimuleringsbijdrage van swv voor de school