Vakwerk vmbo-groen Onderhoud gebouwen
Onderhoud gebouwen Agrarische techniek specifiek kerndeel 3
Andre van Leijen Manon Limmen
eerste druk, 2002
Artikelcode: 10296
© 2002 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
4
VOORWOORD
Voorwoord
In de meeste katernen vind je opdrachten waar je een werkblad moet gebruiken. Er staat bij de opdracht dan duidelijk aangegeven welk werkblad je moet gebruiken. De werkbladen zijn de laatste pagina’s van dit katern.
Als het goed is, heb je al les gehad uit katernen van Vakwerk vmbo-groen. Dit katern is het vervolg op die katernen. In dit katern vind je verrijkingsstof van de vakrichting Agrarische techniek. In dit katern vind je dezelfde opbouw als in andere katernen van Vakwerk vmbo-groen, namelijk: – het katern bestaat uit vijf hoofdstukken – hoofdstuk 1 tot en met 4 bestaan uit vijf paragrafen – de laatste paragraaf is de afsluiting van een hoofdstuk en bevat een samenvatting en/of een opdracht. – het laatste hoofdstuk is een oriëntatie op de sector. In een groot onderzoek ga je de mogelijkheden en onmogelijkheden van een beroep naar keuze na. Je kunt deze opdracht ten dele uitvoeren op een eventuele stage-plaats.
Er komt bij elk katern een ‘antwoordenboek’. Je hoort van je docent hoe je daarmee werkt. Wij hopen dat je met veel plezier zult werken met het katern ‘Onderhouden gebouwen’ Andre van Leijen Manon Limmen Jo Janssen Luuk Joosten Marion van Kempen Marco de Lange Jessica Schoemaker Jacintha Westerink
Ook in dit katern komen twee soorten opdrachten voor. De opdrachten waar een voor staat, is een opdracht waar je voor in beweging moet komen, een zogenaamde ‘van de plaats’ opdracht. Je moet dan iets opzoeken, een practicum uitvoeren, de schooltuin in enzovoort. Daarnaast zijn er opdrachten waarbij je teksten moet lezen en vragen moet beantwoorden. Daarvoor kun je op je plaats blijven zitten. Deze opdrachten zijn aangegeven met een +.
R
5
VOORWOORD
6
INHOUD
5 Eindopdracht: een werktuig of installatie onder de loep! 65
Inhoud
Trefwoordenlijst 111 Voorwoord 5 1
Breken en bouwen 9 1.1 Veilig werken 9 1.2 Breken en bouwen 12 1.3 Een wand plaatsen 15 1.4 Plafonds vernieuwen 19 1.5 Afsluiting 20
2
Ramen en deuren 22 2.1 Nieuw glas 23 2.2 Hang- en sluitwerk 26 2.3 Schilderwerk voorbereiden 29 2.4 Witten en lakken 32 2.5 Afsluiting 35
3
Buitenwerk 37 3.1 Afvoer van hemelwater 38 3.2 Ondergrond voor bestrating bewerken 40 3.3 Bestraten 46 3.4 Een helling uitzetten 48 3.5 Afsluiting 51
4
Extra’s buiten 52 4.1 De juiste houtkeuze voor een bankje 52 4.2 Een bank maken voor buiten 56 4.3 Een hek maken 58 4.4 Buiten verven 62 4.5 Afsluiting 64
7
INHOUD
8
BREKEN EN BOUWEN
1 Breken en bouwen
1.1 Veilig werken
R
1 De aannemer Elke aannemer maakt reclame voor zichzelf, maar kun je aan de reclame zien hoe goed een aannemer is? Stel dat je een aannemer nodig hebt, waar let je dan op?
Oriëntatie Anouk bekijkt de advertenties in de Gouden Gids. Ze zoekt een bedrijf dat een oude schuur kan opknappen. Een aannemer heet zo’n bedrijf. De schuur ligt op een terrein aan het Brasemermeer. Twee weken geleden heeft Anouk het terrein gekocht. Ze wil er namelijk een zeilschool beginnen. Maar welke aannemer moet ze nu nemen? Bij sommige aannemers vallen de tegels al na een paar jaar uit de muur. Andere aannemers werken snel, netjes en goed. Jammer genoeg weet je meestal niet van tevoren of een aannemer goed is of slecht.
Benodigdheden – Gouden Gids Werkwijze 1 Bekijk samen met een klasgenoot in de Gouden Gids de advertenties voor aannemers. 2 Zoek een aantal aannemers bij jullie in de buurt. 3 Stel dat jij een aannemer nodig hebt. Welke zou je dan kiezen? 4 Noteer de naam, het adres en het telefoonnummer van deze aannemer. 5 Is er ook een aannemer bij, die je zeker niet zou kiezen? 6 Noteer van deze aannemer dezelfde gegevens.
Leerdoelen Na bestudering van dit hoofdstuk kun je: – veilig werken; – een werktekening lezen; – een aantal houtverbindingen maken; – nauwkeurig afmeten en zagen; – een aantal onderhoudswerkzaamheden noemen en uitvoeren.
Beantwoord de volgende vraag Waarom kies je voor die ene aannemer en niet voor die anderen? Een veilige aannemer Eigenlijk zou je eens bij een aannemer moeten kijken. Dan kun je nagaan of hij goed is. Een belangrijk punt is of de aannemer veilig werkt. In Nederland gebeuren er per jaar in het bedrijfsleven zo’n 40.000 ongelukken. Dat kunnen allerlei soorten ongelukken zijn: trappen in een plank met spijkers, 9
VEILIG WERKEN
uitglijden over een gladde vloer, van een ladder vallen, met je vingers vast komen te zitten, ijzerdeeltjes in je oog, een emmer met verf die van een steiger op je hoofd valt, een hele steiger die op je hoofd valt en nog meer van dat moois. Fig. 1.1
Beantwoord de volgende vraag Voldoet het technieklokaal aan de veiligheidsvoorschriften? Licht je antwoord toe. Beoordelen van veiligheid Als je de veiligheid van een werkplek wilt beoordelen, moet je letten op verschillende dingen. – Welke persoonlijke beschermingsmiddelen zijn er? – Zijn er veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van machines? – Zijn de brandveiligheidsvoorschriften bekend? – Welke maatregelen zijn er voor de hygiëne? – Hoe ga je om met gevaarlijke stoffen? – Hoe zit het met de werkomgeving?
Door loszittende delen kunnen ongelukken gebeuren.
Persoonlijke beschermingsmiddelen In de bouw ben je vaak verplicht een helm te dragen. helm Ook veiligheidsschoenen met verstevigde neuzen zijn veiligheidsschoenen verplicht. Er kunnen namelijk zware voorwerpen vallen en je kunt zelf in een scherp voorwerp stappen. Heb je te maken met gladde vloeren, dan moeten de schoenen een antislipzool hebben. Door zo’n zool glijd je niet gauw uit. Bij sommige werkzaamheden kunnen er scherpe deeltjes of bijtende stoffen in je ogen komen. Je moet dan een veiligheidsbril dragen. In een stoffige omgeving moet veiligheidsbril je een mondkapje gebruiken. Dat moet ook als je werkt met giftige stoffen. In zulke gevallen zijn vaak ook handschoenen verplicht. Werk je met hete materialen, gebruik dan speciale handschoenen. Zulke handschoenen voorkomen dat je je verbrandt.
R
2 Veiligheid op je eigen werkplek Veiligheid begint met een veilige werkplek: ligt er geen rotzooi over de vloer, is er genoeg loopruimte tussen de machines, zijn de veiligheidsvoorschriften bij de machines bekend, enzovoort. Werkwijze 1 Ga na of er veiligheidsvoorschriften zijn voor het technieklokaal. 2 Loop rond door het technieklokaal. Vind jij het lokaal veilig? Gebruik daarbij werkblad 1.
10
VEILIG WERKEN
Fig. 1.2
uitbreekt, moet je precies weten wat je moet doen. Waar zijn de vluchtwegen en welke voorschriften zijn er?
Op een receptie is veiligheidskleding niet verplicht.
Hygiëne Tijdens het werk kom je in contact met allerlei stoffen. Het is dus logisch dat je je handen wast, voordat je gaat eten. En een vieze overall trek je natuurlijk even uit. Gevaarlijke stoffen Er zijn brandbare, explosieve en giftige stoffen. Dit staat op het etiket aangegeven. Lees het etiket en neem de juiste veiligheidsmaatregelen. Ga ook na hoe je de stoffen na gebruik moet verwerken. Bijvoorbeeld: verfresten horen bij het klein chemisch afval. Het moet apart worden ingezameld. Fig. 1.3 Enkele etiketten die je kunt tegenkomen.
Machineveiligheid Cirkelzagen zagen makkelijk door hout. Maar ze gaan ook makkelijk door vlees en bot. Er gelden dan ook speciale veiligheidsvoorschriften. Ook andere machines en instrumenten kunnen gevaarlijk zijn. Je moet dus goed weten hoe je ze moet gebruiken. Lees daarom altijd eerst de veiligheidsvoorschriften. Je kunt het natuurlijk ook aan je docent vragen.
Werkomgeving Een te koude of te warme omgeving is niet prettig. Een ruimte met veel stof of veel verfdampen is ongezond. Zorg dan voor voldoende verse lucht. Een ruimte, waarin voortdurend lawaai is, is ook een ongezonde omgeving. Zorg voor passende maatregelen. Scherm machines af en draag oorbeschermers.
Brandveiligheid In de buurt van brandbaar materiaal mag je natuurlijk niet roken. Brand voorkomen is nu eenmaal het beste. Maar als er dan toch brand 11
verfdampen
BREKEN EN BOUWEN
De Arbowet Je hebt er niets aan om ijzervijzel in je oog te krijgen. Of om met een gebroken been thuis op de bank te liggen, omdat je uitgegleden bent over een plas met olie op de vloer. En je werkgever heeft dan ook niets aan jou. Zulk soort ongelukjes hoeven niet te gebeuren, als je je maar aan de veiligheidsvoorschriften houdt. Een werkgever is verplicht ervoor te zorgen dat jij veilig je werk kunt doen. Jij, als werknemer, bent verplicht je aan deze voorschriften te houden. Zo moet een werkgever ervoor zorgen, dat er middelen zijn om zware voorwerpen te tillen. Maar dan moet jij natuurlijk wel die hulpmiddelen gebruiken. Al dit soort dingen zijn vastgelegd in een wet: de Arbowet (Arbeidsomstandighedenwet).
Daarnaast kun je er zelf voor zorgen dat er geen voorwerpen op de vloer liggen, waarover je kunt struikelen of waar je in kunt stappen.
R
3 Op bezoek bij een aannemer Bij opdracht 1 heb je een aannemer uitgezocht. In deze opdracht ga je na welke veiligheidsmaatregelen deze aannemer neemt. Werkwijze 1 Neem contact op met de aannemer die je hebt uitgezocht. Vraag hem of je mag komen kijken op het werk. Doe dit samen met een andere leerling. Mag het niet, zoek dan een andere aannemer uit. Je kunt deze opdracht eventueel ook telefonisch uitvoeren. 2 Ga na hoe het met de veiligheid is gesteld. Denk daarbij aan de volgende punten: • persoonlijke beschermingsmiddelen; • machineveiligheid; • brandveiligheid; • hygiëne; • gevaarlijke stoffen; • werkomgeving.
R
4 Ziek zijn kost geld Een zieke werknemer kost de werkgever geld. Ga na hoeveel het de werkgever kost, als jij vier weken thuis zit met een gebroken been. Ga uit van een bruto loon van 15 euro per uur en een 40-urige werkweek.
1.2 Breken en bouwen Opdracht Maak van je bevindingen een kort verslag (een A4). Daarin beschrijf je welke maatregelen de aannemer heeft genomen op de genoemde punten. Geef ook aan wat de aannemer niet doet en wat hij volgens jou wel had moeten doen. Aan het eind van je verslag trek je een conclusie: is deze aannemer op het gebied van veiligheid in jouw ogen een goede aannemer?
5 + De aanzichten van je tafel Je kunt de tafel waaraan je zit op verschillende manieren bekijken. Je hebt een bovenaanzicht, een vooraanzicht en een zijaanzicht. In een bovenaanzicht zie je de bovenkant van de tafel: het tafelblad.
12
BREKEN EN BOUWEN
Verschillende projecties Van een tafel kun je verschillende aanzichten tekenen. Het bovenaanzicht, vooraanzicht en zijaanzicht noem je rechte projecties. Figuur 1.4 stelt de schuur voor die Anouk heeft gekocht. Je ziet dat er nog meer aanzichten mogelijk zijn. Er is bijvoorbeeld ook nog een achteraanzicht.
In een vooraanzicht zie je de voorkant van de tafel. Je ziet de rand van het tafelblad met daaronder twee poten. Je kunt nu zelf wel bedenken hoe het zijaanzicht eruit ziet. Benodigdheden – ruitjespapier – duimstok – potlood – liniaal – rekenmachine
Fig. 1.4
rechte projecties
Perspectieftekening en rechte projectie met verschillende aanzichten van dezelfde schuur.
Werkwijze 1 Meet met de duimstok de lengte, de breedte en de hoogte van de tafel. 2 Teken op het ruitjespapier het bovenaanzicht van de tafel. Teken de lengte en breedte in de juiste verhouding. Neem voor elke centimeter van de tafel een hokje. 3 Teken onder de vorige tekening een vooraanzicht van de tekening. Zorg dat de verhoudingen kloppen met je vorige tekening. 4 Teken naast het vooraanzicht een zijaanzicht. Zorg dat de afmetingen kloppen met de twee voorgaande tekeningen. 5 Zet bij de drie tekeningen de maten (lengte, breedte en hoogte).
BOVENAANZICHT
Beantwoord de volgende vragen a Hoe groot is het oppervlak van het tafelblad in cm2? b Hoe groot is dat in m2? c In werkelijkheid zijn de afmetingen van de tafel groter dan op je tekening. Hoeveel maal groter?
LINKERZIJAANZICHT
VOORAANZICHT
ONDERAANZICHT
13
RECHTERZIJAANZICHT
BREKEN EN BOUWEN
Fig. 1.5
De perspectieftekening van figuur 1.4 noem je een scheve projectie scheve projectie. In een scheve projectie kun je diepte zien. Dat is niet het geval met een rechte projectie. Daar is alles plat. Bij een rechte projectie kun je wel makkelijker de maten aangeven dan bij een scheve projectie.
Zo komen de banken er in de kleedkamers uit te zien.
Verbouwen Anouk besluit de schuur vanbinnen volledig te verbouwen. Eerst wordt alles uitgebroken. Daarna wordt de ruimte opnieuw ingedeeld. Een deel wil ze gebruiken als opslagplaats voor de verschillende materialen van de zeilschool. Een ander deel wil ze gebruiken als kleedkamer. Er komt een kleedkamer voor mannen en een voor vrouwen. In de kleedkamers komen banken.
6 + Banken in de kleedkamers Bekijk figuur 1.5 en beantwoord de volgende vragen. a In de tekeningen van figuur 1.5 staan de afmetingen in millimeters. Bepaal op basis van de getallen in de tekening de breedte en de totale lengte van de bank. 14
EEN WAND PLAATSEN
b c d e f g
h i
c
Wat stelt de stippellijn in het bovenaanzicht en in het zijaanzicht voor? Hoe hoog staat de bank boven de grond? Uit hoeveel planken bestaat de bank? Geef de lengte, breedte en dikte van een plank. Bepaal aan de hand van de schaal de dikte van de betontegels. Bepaal aan de hand van de schaal de lengte van de schroeven, waarmee de zitting aan de staanders is bevestigd. Beschrijf hoe de zitting aan de staanders is bevestigd. De tekening met de bevestiging van de zitting is een doorsnede in zijaanzicht. Je ziet ook de bevestiging in vooraanzicht. Geef met een stippellijn in het vooraanzicht aan waar de doorsnede in zijaanzicht is genomen. Gebruik hiervoor werkblad 2.
d e f
g
Geef in de tekening aan waar deuren moeten komen te zitten en naar welke kant ze opengaan. Zet in je tekening waar de verschillende ruimtes komen. Zet onderaan je tekening wat de tekening voorstelt en wat de schaal is. Anouk wil de banken langs de wanden plaatsen. Bij de wand met de deur komt geen bank. Hoeveel banken kan zij maximaal in elke kleedkamer plaatsen? Ga uit van de afmetingen van de bank uit figuur 1.5. Teken de banken langs de wanden van elke kleedkamer. Houd ook hier rekening met de afmetingen.
1.3 Een wand plaatsen
7 + Een nieuwe indeling De lengte van de schuur is 12 meter; de breedte is 6 meter. Tweederde van het oppervlak wil Anouk gebruiken voor opslag van materialen. In het resterende deel komen twee kleedkamers. De kleedkamer voor de mannen is even groot als die voor de vrouwen. Voer de volgende opdrachten uit. a Teken het grondoppervlak in de juiste verhoudingen. Een meter komt overeen met twee centimeter op je papier. b Geef in deze tekening de indeling van de ruimte aan, zoals Anouk die wil hebben. De wanden die hiervoor geplaatst zijn, zijn 9 centimeter dik. Deze dikte is op je tekening verwaarloosbaar klein. Je mag daarvoor een enkele lijn trekken.
8 + De verbindingen van je tafel Een tafel kun je van verschillende kanten bekijken: bovenaanzicht, vooraanzicht en zijaanzicht. Nu ga je kijken hoe de verschillende onderdelen van de tafel aan elkaar bevestigd zijn. Werkwijze 1 Bekijk hoe de poten aan de tafel bevestigd zijn. 2 Geef een beschrijving en maak daarbij een tekening. Beantwoord de volgende vragen a Welke bevestigingsmaterialen zijn gebruikt (spijkers, schroeven, lijm enzovoort)? b Welke materialen zijn aan elkaar bevestigd (hout, metaal)? 15
EEN WAND PLAATSEN
c
d
Houtverbindingen zijn dikwijls zo gemaakt, dat ze precies in elkaar passen. Is dat bij jouw tafel ook het geval? Welke gereedschappen zijn volgens jou nodig geweest om de bevestiging te maken?
Het is van belang dat je precies de maten weet van de wand. Meestal leid je die af uit de tekening. Je krijgt de maten van de docent. Zorg dat je de maten steeds precies aftekent. Laat je werk controleren door je docent. Verder moet je erop letten dat de wand loodrecht komt te staan, dat het regelwerk vlak is en dat de hoeken haaks zijn. Hiervoor heb je de volgende materialen nodig: een schietlood, een waterpas, een winkelhaak, een rolmaat en natuurlijk een potlood.
En nu echt In de schuur, die Anouk gekocht heeft, moeten wanden worden geplaatst. Voordat je een wand regelwerk plaatst, moet je een regelwerk maken. Een regelwerk bestaat uit allemaal latten die aan elkaar zitten. In figuur 1.6 zie je hoe zoiets eruit ziet. Tegen dit grondhout regelwerk van zogenaamd grondhout bevestig je de wand. Deze wand kan van allerlei soorten materiaal zijn: spaanplaat, schrootjes enzovoort.
R
Gereedschap 9 Voor het maken van het regelwerk heb je verschillende gereedschappen nodig. Gebruik voor deze opdracht werkblad 3.
Fig. 1.6 Het regelwerk voor een houten muur.
R
10 Materialen Voor het maken van het regelwerk heb je ook enkele materialen nodig. Gebruik voor deze opdracht werkblad 4. Verbindingen Bij het maken van een regelwerk moet je houtverbindingen maken. Er zijn verschillende houtverbindingen houtverbindingen. In figuur 1.7 zie je een verbinding met een hoekijzer. hoekijzer
16
EEN WAND PLAATSEN
R
11 Verbindingen maken Voordat je het echte regelwerk gaat maken, ga je oefenen in het maken van verbindingen. Spreek met je docent af welke verbinding(en) je gaat oefenen. Het is de bedoeling dat je een lijst maakt, zoals van een schilderij.
Fig. 1.7 Een houtverbinding met een hoekijzer.
Benodigdheden – Zoek uit welke materialen en gereedschappen je voor deze opdracht nodig hebt, zoals enkele balkjes. Werkwijze Voor het maken van een halfhoutverbinding: 1 Teken de weg te zagen delen af met potlood en geef het deel aan dat verwijderd moet worden. 2 Zaag de balk in volgens de aangegeven lijnen. Gebruik hiervoor de verstekbak en de kapzaag. 3 Steek het hout uit met een beitel. Opmerking: Zorg dat de twee delen precies in elkaar passen. Je kunt beter te weinig wegnemen dan te veel. Is het te nauw dan kun je de overtollige delen altijd nog weg beitelen.
In figuur 1.8 zie je enkele andere houtverbindingen. Fig. 1.8
a Halfhoutverbinding en ingelaten balk, b Pen-gatverbinding.
17
EEN WAND PLAATSEN
Fig. 1.9 Zo maak je een halfhoutverbinding.
Fig. 1.10 Zo maak je een pengatverbinding.
Beantwoord de volgende vraag Wat vond je makkelijk en wat moeilijk aan het maken van een verbinding?
R
Het regelwerk maken 12 Met je docent spreek je af welke afmetingen het regelwerk moet hebben en welke verbindingen je gebruikt. Hieronder volgt een beschrijving hoe je meestal een regelwerk maakt, maar het kan zijn dat je het op jouw school anders moet doen.
Voor het maken van een pen-gatverbinding: 1 Teken de weg te zagen delen af met potlood en geef het deel aan dat verwijderd moet worden. 2 Zaag de pen langs de aangegeven delen uit. 3 Steek het gat van beide zijden uit met een beitel. 4 Maak de verbinding zo nodig passend met de beitel. 5 Plaats met lijm bestreken wiggen, zodat de verbinding stevig is. Wiggen zijn schuin toelopende stukken hout.
Benodigdheden Zoek uit welke gereedschappen en welke materialen je voor deze opdracht nodig hebt. Je hebt houten balken voor het regelwerk nodig. Werkwijze 1 Zet op de vloer de maten uit van de muur, die je gaat plaatsen.
18
PLAFONDS VERNIEUWEN
2 3 4 5 6 7 8 9
Teken op de zijmuur de plaats van de muur. Doe dit door een rechte, haakse lijn. Bevestig op de vloer de eerste balk van het raamwerk. Bevestig op de muur een balk van het raamwerk. Teken de plaats van de muur tegen het plafond af. Bevestig tegen het plafond de bovenste balk van de muur. Plaats de balk tegen de andere muur. Plaats de tussenliggende verticale balken. Plaats de tussenliggende horizontale balken.
Beantwoord de volgende vraag Bekijk je werk goed? Wat zou je de volgende keer beter kunnen doen?
1.4 Plafonds vernieuwen 14 + Het plafond bekijken Plafonds worden gemaakt van allerlei materialen. In deze opdracht ga je na welke materialen er zoal zijn. a Ga na van welk materiaal het plafond is gemaakt van het lokaal waar je zit. b Van welk materiaal is het plafond bij jullie thuis gemaakt? c Vraag aan vier andere leerlingen van welk materiaal het plafond bij hen thuis is gemaakt.
Beantwoord de volgende vraag Bekijk je werk goed? Wat zou je de volgende keer beter kunnen doen?
R
Het muurtje afmaken 13 Nadat het regelwerk geplaatst is, moet het muurtje natuurlijk afgemaakt worden.
Gipsplaten Anouk wil dat het plafond in de schuur vervangen wordt. Ze kiest voor gipsplaten. In de opslagruimte komen namelijk allerlei materialen van de zeilschepen te liggen en die kunnen nog wel eens vochtig zijn. Gipsplaten kunnen goed tegen vocht. Bovendien zijn ze niet brandbaar en makkelijk te bewerken. Ze zijn in verschillende afmetingen verkrijgbaar en ook in verschillende diktes. Een gipsplaat heeft twee verschillende kanten. De grijze kant is geschikt als afstrijklaag voor pleisterwerk en de ivoorkleurige kant kun je schilderen of behangen.
Benodigdheden Overleg met je docent met welk materiaal je het muurtje gaat afmaken en waarmee je dit materiaal bevestigt. Werkwijze 1 Breng het aan te brengen materiaal op maat. 2 Bevestig het materiaal op het regelwerk. Opmerking: In het echt moet je het materiaal aan beide kanten van het regelwerk aanbrengen. In dit geval laat je een kant onbedekt.
19
AFSLUITING
R
Gipsplaten op maat brengen 15 Voor deze opdracht heb je een regelwerk nodig. Deze ga je aan één kant bedekken met gipsplaten.
Werkwijze 1 Breng de mortel in brede lagen op de gipsplaten aan en druk de platen tegen het regelwerk. Spijker, schroef of niet de platen vast. Zorg dat de spijkers of schroeven op een centimeter uit de rand komen en plaats op elke 10 centimeter een spijker of een schroef. 2 Zorg dat tussen de platen een ruimte zit van ongeveer 3 millimeter. 3 Vul de spleten op met vulmiddel. 4 Werk het geheel af met plamuur.
Benodigdheden – meetlint – aftekenmateriaal – stanleymes – gipsplaten Werkwijze 1 Teken de platen op de gewenste grootte af. 2 Snijd de platen in langs de lijnen en breek ze af. 3 Schuur de ruwe kanten eventueel bij.
Beantwoord de volgende vraag Wat vond je makkelijk aan het aanbrengen van gipsplaten en wat moeilijk?
Beantwoord volgende vraag Wat zou je de volgende keer handiger kunnen doen? 16
Nieten Tegenwoordig worden plafondplaten meestal vastgezet met nietpistolen. Deze schieten de nieten in de plafondplaten.
R
Gipsplaten aanbrengen op het regelwerk Voor gipsplaten van 9,5 millimeter dik moet de afstand tussen de latten van het regelwerk 30 centimeter zijn. Hoe dikker de platen, hoe groter de afstand.
1.5 Afsluiting
Benodigdheden – lijm (gipshoudende lijmmortel) en gegalvaniseerde of aluminium spijkers of schroeven – plamuurmessen – hamer – krimpvrij vulmiddel – plamuur
Samenvatting In dit hoofdstuk heb je geleerd hoe je een muurtje en een plafond moet aanbrengen. Voor het aanbrengen van een muurtje en een plafond moet je verbindingen maken. Er zijn verschillende soorten verbindingen, de een is wat moelijker dan de andere. Er zijn verschillende gereedschappen en materialen voor nodig. Je hebt geleerd wanneer en hoe je die moet gebruiken. Het is in ieder geval van belang dat 20
nietpistolen
AFSLUITING
je ze op een veilige manier gebruikt. Veilig wil zeggen: veilig voor jezelf, veilig voor je omgeving en veilig voor het milieu. Je baas moet ervoor zorgen dat jij veilig kunt werken en jij moet ervoor zorgen dat je je aan de veiligheidsvoorschriften houdt.
R
Voor niets gaat de zon op 17 Voor het maken van het muurtje en het plafond heb je verschillende gereedschappen en materialen gebruikt. Het verschil tussen gereedschappen en materialen is dat je gereedschappen gebruikt en materialen verbruikt. Gereedschappen kun je dus steeds weer opnieuw gebruiken. Materialen niet. Die moet je dus steeds opnieuw aanschaffen. In deze opdracht ga je na hoeveel je muurtje en je plafond aan materiaal gekost heeft. Om erachter te komen hoeveel de verschillende materialen kosten, kun je bijvoorbeeld naar de Gamma gaan. Gebruik voor deze opdracht werkblad 5.
R
18 De prijs van de verbouwing Je kunt achteraf berekenen hoeveel geld je kwijt bent aan materiaal. Een aannemer doet dit echter vooraf. Hij moet namelijk een offerte maken. In de offerte zitten ook de arbeidskosten. In een offerte geeft de aannemer aan hoeveel de klus zal gaan kosten. De klant kan dan bijvoorbeeld zeggen dat hij het te duur vindt en daarom naar een andere aannemer gaan. Een aannemer moet namelijk niet alleen goed zijn, maar ook niet al te duur. In deze opdracht ga je berekenen hoeveel Anouk aan materiaal kwijt zou zijn voor het plaatsen van de wandjes en het plafond. Gebruik bij deze opdracht werkblad 6.
21
RAMEN EN DEUREN
2 Ramen en deuren
Fig. 2.1
Oriëntatie "Waar ben ik aan begonnen,” vraagt Anouk zich af. "Op het eerste gezicht leek het een aardige schuur. Maar bij nader aanzien is er van alles mis mee. Een van de deuren sluit niet goed. Daardoor kan hij niet op slot. En dat moet natuurlijk wel met al die spullen van de zeilschool erin. Het houtwerk is op sommige plaatsen verrot. Bij een paar ramen is het glas kapot. Daar moet een nieuwe ruit ingezet worden. Een klein raampje is helemaal weg. Waarschijnlijk was dat een raampje dat open kon, zoals bij het toilet. Het houtwerk is zo verrot dat de scharnieren eruit zijn gevallen. En alles moet natuurlijk geschilderd worden.” Anouk had al berekend hoeveel de verbouwing binnen zou gaan kosten aan materiaal. Dat viel al knap tegen. En nu komt dit er ook nog allemaal bij. Ze vraagt zich af of ze alles zelf dan maar moet doen. Ze vindt zich best wel handig, maar niet handig genoeg. Kende ze maar iemand, die dat allemaal even voor haar kon doen...
Kende ze maar iemand...
Leerdoelen Na bestudering van dit hoofdstuk kun je: – glas op maat snijden en inzetten; – hang- en sluitwerk onderhouden en vervangen; – hout schilderen.
22
NIEUW GLAS
R
2 Meten In deze opdracht heb je een lijst nodig. Je gebruikt deze lijst om er een ruit in te zetten. Om de grootte van je ruit te kunnen bepalen, moet je de binnenmaten van je lijst bepalen. Meet de binnenmaten van je lijst op met een duimstok.
2.1 Nieuw glas
R
1 De glaszaak Er zijn allerlei soorten glas: dik, dun, mat, draadglas, ontspiegeld. Noem maar op. Moet je een ruit vervangen, dan moet je van tevoren weten welk soort glas je gaat gebruiken. De glaszaak kan je hier van alles over vertellen. In deze opdracht gaat het om een wc-raampje dat je moet vervangen. Voer deze opdracht met zijn tweeën uit. a Zoek in de Gouden Gids een glaszaak op in jouw omgeving en bel deze op. b Vertel dat je een wc-raampje wil gaan vervangen en vraag welk soort glas je daar het beste voor kunt nemen. c Vraag ook hoeveel dit soort glas per m2 kost.
Fig. 2.2 Zo meet je de binnenmaten van de lijst op.
A
C C
Veilig werken Glas is altijd scherper dan je denkt. Je kunt jezelf er makkelijk mee verwonden. Gebruik daarom altijd handschoenen als je glassplinters verwijdert. Moet je een stuk glas vervoeren, houd dan een krant of een lap tussen de ruit en je hand en houd de ruit niet te krampachtig vast. Een groot stuk glas vervoer je met zijn tweeën. Zet glas altijd veilig weg, zodat niemand er tegenaan kan stoten. Zet je het glas tegen een muur, leg er dan een krant of een lap onder. Zet er ook iets voor, zodat het niet kan wegglijden. Ruim glassplinters onmiddellijk op en verzamel de stukjes in een stevige krant.
B
Op maat bestellen Ga je glas op maat bestellen, dan moet je niet alleen de dikte en het soort glas opgeven, maar ook de afmetingen. Er zijn twee manieren. 1 Je geeft de precieze binnenmaat op. Het glas komt dan te strak in het kozijn te zitten. De glashandel haalt er dan in de lengte en in de breedte 5 millimeter vanaf. Dan blijft er rondom ruim 2 millimeter over tussen de glasrand en de sponning.
23
NIEUW GLAS
2
Je geeft de precieze glasmaat op. Dat is dan de binnenmaat min 5 millimeter. Je begrijpt dat je dat even duidelijk tegen de glashandelaar moet zeggen, anders haalt hij er ook nog eens 5 millimeter vanaf en dan heb je te veel ruimte over.
4
5 6
R
Zelf snijden 3 Je kunt natuurlijk ook zelf het glas snijden. Zorg dan dat je de juiste veiligheidsmaatregelen neemt.
7 8
Benodigdheden – dik stuk karton – duimstok – lat – viltstift – glassnijder
Haal de glassnijder in één beweging naar je toe, terwijl je behoorlijk drukt. Je hoort daarbij een regelmatig knarsend geluid. Bij de randen moet je iets zachter drukken, anders krijg je splinters. Schuif het glas nu zo, dat de snijlijn een klein stukje over de rand van de werkbank ligt. Tik zachtjes met het latje tegen de onderkant van de snijlijn, tot je de breuk helemaal in het glas ziet doorlopen. Druk aan beide zijden op het glas, zodat het afbreekt. Kleine stukjes glas kun je ‘afknabbelen’ met de bek van de glassnijder.
Beantwoord de volgende vragen a Heb je veilig gewerkt? b Wat zou de volgende keer nog veiliger kunnen? Een ruit vervangen Voordat je een nieuwe ruit plaatst, moet je de restanten van de vorige ruit verwijderen. Daarbij verwijder je niet alleen de oude ruit, maar ook alle stopverf, kit, spijkers enzovoort.
Werkwijze 1 Leg het glas op het stuk karton op de werkbank of op een tafel. 2 Geef de maten op het glas aan (denk aan de 5 millimeter). 3 Leg langs deze lijnen de lat zo neer, dat het wieltje van de glassnijder precies op de lijn rust. De glassnijder moet in een hoek van negentig graden ten opzichte van de liniaal staan en je moet hem in een lichte hoek naar je toehouden.
24
NIEUW GLAS
Fig. 2.3
R
4 Zelf een ruit plaatsen Vroeger werden ruiten vastgezet met stopverf. Tegenwoordig worden ruiten vastgezet met glaslatten.
Zo vervang je een ruit.
Benodigdheden – glaslatten – kitpistool met butyleenkit – spijkers of schroeven – hamertje of schroevendraaier Werkwijze 1 Maak de rand van de ruit en glaslatten vetvrij (anders hecht de kit niet). 2 Spuit de kit in de sponning. 3 Druk de ruit zacht in de laag kit. 4 Breng nog een laag kit aan: op het glas en tegen de sponning. 5 Duw de glaslatten in de kit. 6 Spijker of schroef de glaslatten vast. De spijkers of schroeven komen op minimaal 30 centimeter van elkaar. De eerste moet zeven centimeter uit de hoek worden geplaatst. De horizontale glaslatten moeten helemaal in de sponning doorlopen en ze moeten aansluiten op de verticale latten. De onderste lat moet een schuine hoek hebben van 15 graden. Op die manier blijft het water niet staan. welpasta
Beantwoord de volgende vraag Zou je voortaan zelf een ruit vervangen of zou je het toch laten doen? Leg uit waarom.
kozijn
glaspen
25
HANG- EN SLUITWERK
dubbelwerkend bommerscharnier gebruik je als de deur naar beide kanten moet kunnen opendraaien. Ook het materiaal kan verschillen. Scharnieren kunnen van staal zijn, van roestvrijstaal, van messing of van aluminium. Roestvrijstaal en messing worden vooral gebruikt bij buitendeuren. Het plaatsen van een deur of een raam in een kozijn noem je afhangen. De deur moet precies passen en afhangen soepel open- en dichtgaan.
2.2 Hang- en sluitwerk
R
5 Soorten hang- en sluitwerk Een deur heeft in ieder geval scharnieren en een kruk of een knop. Vaak zit er ook een slot op. Voor ramen en kastdeuren zijn er allerhande middelen om beweging of vergrendeling mogelijk te maken. Dit is allemaal te koop bij de doe-het-zelfwinkel. a Kijk eens rond in het lokaal en noteer wat er aan hang- en sluitwerk aanwezig is. b Ga na bij een doe-het-zelfwinkel hoe daar het hang- en sluitwerk is ingedeeld. Je kunt voor deze opdracht eventueel ook brochures gebruiken. c Maak nu dezelfde indeling voor het hang- en sluitwerk dat je genoteerd hebt.
Fig. 2.4 Verschillende soorten scharnieren: 1 scharnier met losse pen, 2 opdraaischarnier, 3 dubbelwerkend bommerscharnier.
Wat is hang- en sluitwerk? Onder hang- en sluitwerk verstaan we alles waarmee deuren en ramen kunnen draaien of kunnen worden afgesloten. Scharnieren dus, maar ook deurdrangers, grendels, sloten en raamuitzetters. Je hebt ze in allerlei soorten en maten. Zo zijn er diverse soorten scharnieren. Er zijn scharnieren met losse pennen, opdraaischarnieren, dubbelwerkende bommerscharnieren, pianoscharnieren, tweelingscharnieren en keukenkastscharnieren. Hengen zijn grote scharnieren. Deze scharnieren kunnen een groot gewicht dragen, bijvoorbeeld de deur van een schuur. Elk soort scharnier heeft zo zijn eigen toepassing. De meeste deuren hebben scharnieren met losse pennen. Daardoor kun je gemakkelijk de deur uit het kozijn lichten. Een
R
Soorten scharnieren 6 Er zijn verschillende soorten scharnieren. Welk soort scharnier je nodig hebt, hangt af van het gebruik. a Ga na welke soorten scharnieren er zijn. Dit kun je doen door op school rond te kijken, maar ook thuis of in de doe-het-zelfwinkel. b Maak een tabel en noteer daarin de namen van de scharnieren, waar je ze hebt gezien (bijvoorbeeld keukenkastje) en waarom ze juist daar gebruikt worden.
26
HANG- EN SLUITWERK
R
Scharnieren plaatsen 7 Voor deze opdracht heb je een raampje en een regelwerk nodig. Het raampje ga je met scharnieren bevestigen aan het regelwerk.
Fig. 2.5 Met een raamuitzetter kun je een raam op de gewenste stand openzetten.
Benodigdheden Zoek het gereedschap en het materiaal bij elkaar, dat je voor deze opdracht nodig hebt. Overleg eventueel met je docent. je hebt in ieder geval nodig: – twee scharnieren – een raampje – regelwerk Werkwijze 1 Bevestig de scharnieren aan het raam. Kijk desnoods van tevoren bij een bestaand raam waar dergelijke scharnieren bevestigd zijn. 2 Bepaal waar de scharnieren op het kozijn (in dit geval een verticale balk van het regelwerk) bevestigd moeten worden. 3 Bevestig het raam aan de balk. Let op: Bij opdracht 8 moet je aan de onderkant een raamuitzetter plaatsen. Zorg dus dat de onderkant van het raam samenvalt met een horizontale balk van het regelwerk.
R
Een raamuitzetter plaatsen 8 Met een raamuitzetter kun je het raam op verschillende standen openzetten. Je hebt ze in verschillende maten.
Beantwoord de volgende vraag Bekijk je werk goed. Wat zou je de volgende keer beter kunnen doen?
Benodigdheden Zoek het gereedschap en het materiaal bij elkaar, dat je voor deze opdracht nodig hebt. Overleg eventueel met je docent. Je hebt in ieder geval nodig: – een raamuitzetter – een raampje dat vastzit aan een regelwerk
27
HANG- EN SLUITWERK
Werkwijze 1 Bevestig de raamuitzetter op het kozijn op enige afstand van de kant waar de scharnieren zitten. Deze afstand hangt af van de grootte van de raamuitzetter en deze hangt weer af van de grootte van het raam. 2 Doe het raam dicht. 3 Geef de plaatsen op het raam aan waar de schroeven moeten komen. Het laatste gat van het plaatje met de pen moet het dichtst bij de scharnieren komen te zitten. 4 Bevestig de uitzetter aan het raam.
Veiligheidssloten en insteeksloten Dieven komen niet alleen via het raam binnen. Als het even kan, komen ze liever gewoon door de deur. Het is dus belangrijk om een goed slot op de deur te hebben. Op de deur van je huis zit waarschijnlijk een veiligheidsslot. Dit zijn ingewikkelde cilindersloten, die goed beschermen tegen inbraak. Voor binnendeuren en schuurdeuren heb je insteeksloten. Deze zijn een stuk eenvoudiger. Een insteekslot aanbrengen Het is niet zo makkelijk om op je school een insteekslot in een deur aan te brengen. Hier staat een beschrijving hoe je dat doet. Misschien dat je het toch nog eens kunt oefenen. Dat doe je zo. 1 Bepaal waar het slot moet komen. 2 Zet de slotkast tegen de deur, zodat de slotplaat samenvalt met de rand van de deur en geef de omtrek aan met een potlood. 3 Bepaal waar het sleutelgat moet komen en prik daar gaten met een priem. 4 Geef de hoogte en de dikte van het slot aan op de zijkant van de deur. 5 Boor vlak onder elkaar een aantal gaten in de zijkant van de deur op de plek waar het slot in de deur wordt aangebracht. Deze gaten moeten net zo diep zijn als het slot. 6 Beitel deze gaten uit volgens het formaat van het slot. 7 Boor het gat voor het sleutelgat uit. 8 Plaats het slot. 9 Bepaal waar de slotschoten in het deurkozijn moeten komen en beitel deze uit. 10 Zet de slotplaat vast met schroeven.
Beantwoord de volgende vraag Bekijk je werk goed. Wat zou je de volgende keer beter kunnen doen?
R
Vergrendelen 9 Een openslaand raampje moet je kunnen vergrendelen, zodat er geen dieven naar binnen kunnen. In deze opdracht ga je zelf bepalen hoe je dat gaat doen. a Informeer bij een doe-het-zelfzaak welke manieren er zijn om een raam te vergrendelen. b Kies een van de mogelijkheden uit. Laat je eventueel voorlichten door de verkoper. c Breng de vergrendeling aan zoals is voorgeschreven.
28
veiligheidsslot insteeksloten
SCHILDERWERK VOORBEREIDEN
Er is een groot verschil tussen de behandeling van oud en van nieuw schilderwerk. Bij oud schilderwerk hoef je alleen te gronden, als er kleine barstjes inzitten. Is dat niet het geval dan kun je zo over de oude verflagen heen schilderen. Die oude verflagen moet je wel eerst behandelen, zodat ze mooi glad worden. Dat betekent dat je goed moet schuren en plamuren.
Onderhoud en reparatie Scharnieren en sloten moet je onderhouden. Controleer regelmatig of alles nog soepel beweegt en of er geen schroeven zijn losgeraakt. Scharnieren kun je insmeren met een beetje vaseline. Loszittende schroeven kun je beter vervangen met schroeven die iets dikker zijn. Sloten die niet soepel lopen kun je grafietpoeder smeren met grafietpoeder of molybdeendisulfidepoeder.
De oude verflaag verwijderen Soms is de staat van het schilderwerk zo slecht, dat je maar beter alle verflagen kunt verwijderen. Er zijn verschillende manieren waarop je een oude verflaag kunt verwijderen. Afbranden is nogal gevaarlijk. Eigenlijk wordt dit alleen buitenshuis gedaan. Je kunt een oude verflaag ook afbijten. Dat gebeurt met een chemisch middel. Strijk met een oude kwast het oppervlak in en laat het bijtmiddel ongeveer een kwartier intrekken. Krab daarna de verf af met een verfkrabber. Neem de restanten af met een spons met warm water. Afbijtmiddel is een agressief goedje. Zorg dus voor voldoende ventilatie en gebruik rubber handschoenen. Behandel de verfrestanten als klein chemisch afval. Pas op met vuur, want sommige afbijtmiddelen zijn erg brandbaar. Ten slotte kun je de oude verflaag ook nog behandelen met hete lucht. Het voordeel hiervan is dat er geen giftige dampen vrijkomen en dat er geen gifstoffen in het milieu komen.
2.3 Schilderwerk voorbereiden
R
10 De staat van het schilderwerk Schilderwerk moet je onderhouden. Na verloop van tijd komen er barsten in en gaat het bladderen. Deze opdracht kun je op school doen en thuis. Ga na wat de staat van het schilderwerk is. Het gaat alleen om de binnenkant van het gebouw. Let op deuren, ramen, kozijnen enzovoort. Oud schilderwerk Ook Anouk loopt in de schuur het schilderwerk te controleren. En de schuur kan best een kwassie gebruiken. Het grootste gedeelte is oud schilderwerk. Dat wil zeggen dat het al geschilderd is, maar dat het opnieuw gedaan moet worden. De wanden die ze geplaatst heeft en het plafond zijn nieuw schilderwerk en dat geldt ook voor het raampje, dat ze gemaakt heeft.
29
afbranden afbijten
hete lucht
SCHILDERWERK VOORBEREIDEN
Fig. 2.6
11
R
Nogmaals de staat van het schilderwerk In deze opdracht ga je op zoek naar oud schilderwerk dat verwijderd moet worden. a Op welke manier zou jij deze oude verflagen verwijderen? b Leg uit waarom je voor deze manier kiest.
Afbranden van verf kan ook.
Schuren en plamuren Het maakt niet uit of je eerst de oude verflagen moet verwijderen of niet, je moet altijd schuren en plamuren. En daarna nog eens schuren. Schuren, schuren, schuren, totdat je er groen en geel van ziet. Het oppervlak moet er helemaal dof uit komen te zien. Gebruik eerst grof en daarna fijn schuurpapier. schuurpapier Kom je gaten of scheuren tegen, dan moet je die eerst vullen met vulmiddel. En daarna weer glad vulmiddel schuren natuurlijk. Ben je klaar met schuren, dan moet je het oppervlak afnemen met een natte spons. Nu kun je gaan plamuren. Gebruik twee plamuurmessen. Met de een plamuur je, en op de plamuurmessen ander ligt het plamuur dat je gebruikt. Werk het plamuur geregeld om op beide plamuurmessen. Dan blijft het plamuur lekker soepel. Het is van belang een glad oppervlak te krijgen. Daarvoor moet je elke streek licht aanzetten en ook weer licht eindigen. Probeer aanzetribbels te voorkomen. Laat de plamuur uitharden. Daarna moet je weer - je raadt het al - schuren. Eerst met fijn schuurpapier en daarna met waterproofschuurpapier. Ten slotte moet je het oppervlak afnemen met water en een niet-pluizende doek.
30
SCHILDERWERK VOORBEREIDEN
Fig. 2.7
materialen, zoals board en spaanplaat, moet je meer lagen aanbrengen. Board en spaanplaat zuigen namelijk de verf op. Heel handig is kwastplamuur. Dit is een mengsel van plamuur en grondverf. Je brengt het aan met een kwast of een verfroller. Je hoeft dan niet meer apart te plamuren.
De schilder heeft heel wat gereedschap nodig.
R
13 De schilder aan het werk Voor deze opdracht heb je materiaal nodig dat je kunt schilderen. Dit materiaal ga je eerst voorbereiden voor het schilderwerk. Hierbij nemen we aan dat het om nieuw schilderwerk gaat.
12
Benodigdheden – diverse soorten schuurpapier – spons – oude lap – schuurblok of schuurmachine – diverse soorten plamuurmessen – plamuur – ronde kwast – grondverf – grondverfverdunner – verschillende beschilderbare materialen
R
Krabbers, schuurpapier en plamuurmessen Je bent nu verschillende gereedschappen en materialen tegengekomen. Maak daarom nu de opdracht op werkblad 7. Nieuw schilderwerk Bij nieuw schilderwerk hoef je natuurlijk niet eerst de oude verflagen te verwijderen. Maar je moet wel gronden schuren en plamuren. En gronden. Nieuw hout schuur je eerst met middelfijn en daarna met fijn schuurpapier. Daarna ga je dun plamuren en nog eens schuren, voordat je de eerste grondverflaag aanbrengt. Voor het gronden gebruik grondverf je stevige, ronde kwasten. Gebruik witte grondverf, als je later in een lichte kleur aflakt en grijze, als je in een donkere kleur aflakt. De eerste laag grondverf verdun je. Na het aanbrengen moet je licht schuren. Daarna breng je de tweede laag grondverf aan, maar nu onverdund. En ook nu weer schuren. Bij sommige
Werkwijze 1 Schuur het oppervlak. 2 Neem het oppervlak nat af. 3 Plamuur het oppervlak. 4 Schuur het oppervlak nogmaals. 5 Neem het oppervlak nat af. 6 Breng de eerste, verdunde, grondverflaag aan. 7 Schuur het oppervlak. 8 Neem het oppervlak nat af. 31
kwastplamuur
WITTEN EN LAKKEN
9
Breng de tweede, onverdunde, grondverflaag aan. Let op: De manier van bewerken hangt af van het te schilderen materiaal. Overleg zo nodig van tevoren met je docent.
Beschrijf ook waarvoor je de verschillende kwasten gebruikt. 3 Scan op de juiste plaatsen plaatjes van de verschillende kwasten in. 4 Zorg voor een logische indeling van je verslag. Opmerking: als er geen scanner is, kun je natuurlijk ook knippen en plakken.
Beantwoord de volgende vragen a Had je de juiste gereedschappen bij de hand? Waarom wel of waarom niet? b Had je de juiste werkkleding aan? Waarom wel of waarom niet?
Opdracht Lever je verslag in bij je docent. Fig. 2.8 Verschillende kwasten voor verschillende doeleinden.
2.4 Witten en lakken
R
14 Kwasten in soorten en maten Het belangrijkste gereedschap van de schilder is natuurlijk de kwast. Voor het gronden kun je wel een goedkope kwast gebruiken, maar voor het aflakken heb je een goede kwast nodig. In deze opdracht ga je na welke soorten kwasten er zijn. Daarbij let je op de vorm, de grootte en het materiaal. Maak van je bevindingen een verslag. Benodigdheden – pc – scanner – schaar – brochures Kwasten en rollers Er zijn ronde en platte kwasten. Ronde kwasten gebruik je om te gronden en om af te lakken. De grootte van de kwast hangt af van de grootte van het oppervlak dat je moet schilderen en de
Werkwijze 1 Zoek in brochures naar verschillende soorten kwasten. 2 Beschrijf in een verslag de verschillende soorten kwasten. Let op vorm, grootte en materiaal. 32
WITTEN EN LAKKEN
R
15 Soorten verf herkennen De schilder heeft de keuze uit een groot aantal verfsoorten. Zijn keuze hangt af van het gebruik. In het lokaal zijn verschillende verfsoorten aanwezig. Lees de beschrijving op de verpakking en vul de tabel van werkblad 8 in.
nauwkeurigheid waarmee je moet werken. Goede kwasten zijn gemaakt van varkenshaar. Je hebt ze in twee kleuren: wit en zwart. De zwarte kwasten zijn wat soepeler. In plaats van varkenshaar kun je ook nylon nemen, maar die kwasten zijn minder goed. Paardenhaar wordt gebruikt voor het witten van een muur. Voor grote oppervlakken kun je het beste een roller gebruiken. De mohairrollers zijn beter dan de schuim-kunststofrollers, maar ook een stuk duurder.
Fig. 2.9 Zo verf je grote oppervlakken.
Allerlei soorten verf Er zijn vele soorten kwasten en er zijn ook vele soorten verf. Bij je keuze moet je je altijd afvragen waar het voor is. Ga je een plafond witten, dan heb je een andere verf nodig dan voor een kozijn van een lakverf raam. In het laatste geval gebruik je een lakverf. Vroeger waren deze verfsoorten dikwijls op oliebasis. Tegenwoordig zijn ze allemaal synthetisch. Veel waterverdunbaar synthetische verfsoorten zijn waterverdunbaar. Dat betekent dat je ze kunt verdunnen met water. Het voordeel daarvan is dat je verfspatten met water kunt verwijderen. Waterverdunbaar wil niet zeggen dat het vocht doorlaat. Een waterverdunbare lakverf sluit het geschilderde oppervlak af voor vocht. Bij de keuze van je lakverf heb je natuurlijk ook te maken met de kleur. Op ieder verfblik staat een kleurencode kleurencode. Het is van belang de kleurencode en de fabrikant te noteren. Je krijgt dan geen kleurverschillen als je hetzelfde oppervlak later nog eens moet schilderen.
R
16 Eindelijk schilderen Voor deze opdracht ga je hout schilderen, dat in de grondverf staat. Benodigdheden – twee verschillende kleuren verf – diverse kwasten – (eventueel) afplakband – natte, pluisvrije doek – hout dat in de grondverf staat
33
WITTEN EN LAKKEN
Werkwijze 1 Breng de verf in een dunne laag aan. Werk van boven naar beneden. Voorkom druipers. 2 Laat de verflaag drogen. 3 Schuur het oppervlak licht en neem het af met een natte, pluisvrije doek. 4 Breng de tweede verflaag aan. Opmerking: een deel van het hout moet je in een andere kleur verven.
–
Veegvaste muurverf. Deze muurverf laat wel water door. Hij is gemaakt op basis van kalk en is oplosbaar in water.
Je kunt niet zomaar een plafond van witkalk overschilderen met latex-muurverf, want dat hecht niet. Controleer dus van tevoren welk materiaal op het plafond zit. Dit kan je doen door een schilfertje los te trekken en in het water te leggen. Is het witkalk, dan lost het op.
Beantwoord de volgende vraag Bekijk je werk goed. Is de tweede verflaag egaal? Zo nee, hoe komt dat dan?
Fig. 2.10 Door een stukje van het plafond te trekken kun je nagaan van welk materiaal het is.
Een oud plafond schilderen Een oud plafond heeft nogal eens scheuren en barsten. Je moet deze eerst repareren voordat je het plafond gaat schilderen. Bestaande scheuren moet je uitkrabben met een smal plamuurmes. Daarna moet je de scheur bevochtigen en opvullen met een vulmiddel en ten slotte licht schuren. Voordat je gaat schilderen moet je het plafond reinigen. Gebruik hiervoor een emmer warm water, waaraan je twee kopjes ammoniak toevoegt. Reinig het plafond met een harde borstel. Neem ten slotte het plafond af met schoon warm water. witten Voor het witten van een plafond gebruik je een muurverf muurverf. Maar je kunt niet zomaar elke muurverf nemen. Er zijn verschillende soorten muurverf. – Synthetische muurverf. Deze laat geen water door. Hierop kan dus makkelijk condens ontstaan en dat is niet de bedoeling. – Latex muurverf. Deze muurverf laat geen water door. Je kunt hem dus beter niet in de badkamer of de keuken gebruiken.
R
Een nieuwe muur schilderen 17 In deze opdracht ga je een gipsplaat beschilderen. Benodigdheden – een roller met toebehoren – latex-muurverf – gipsplaat 34
AFSLUITING
Werkwijze 1 Breng niet te veel verf op de roller, anders krijg je druipers. 2 Strijk de verf gelijkmatig van boven naar beneden uit en daarna van links naar rechts.
2.5 Afsluiting Samenvatting Aan de schuur van Anouk moet heel wat gedaan worden. Uiteindelijk heeft ze het allemaal zelf gedaan. In dit hoofdstuk heb je geleerd hoe je een ruit moet vervangen. Daarvoor moet je weten hoe je de maten neemt, hoe je glas snijdt en hoe je dat in de sponning zet. Je hebt ook geleerd welke veiligheidsmaatregelen je hierbij moet nemen. Verder heb je geleerd wat hang- en sluitwerk is: scharnieren, raamuitzetters, sloten en grendels. Er zijn verschillende soorten scharnieren, ieder met zijn eigen toepassing. Zo zijn er ook verschillende soorten sloten. Je hebt geleerd hoe je scharnieren en een raamuitzetter moet plaatsen. Vervolgens heb je geleerd welke voorbereidingen je moet treffen voordat je gaat schilderen. Er is een verschil tussen oud schilderwerk en nieuw schilderwerk. Bij nieuw schilderwerk moet je gronden. Bij oud schilderwerk moet je soms de oude verflagen verwijderen. Er zijn drie manieren: branden, afbijten en behandelen met hete lucht. Of het nu oud of nieuw schilderwerk is, je moet altijd schuren en plamuren. Ten slotte ga je schilderen. Je hebt geleerd welke kwasten er zijn en wanneer je ze gebruikt. Ook heb je geleerd welke verfsoorten er zijn. Na het schilderen moet je alles netjes opruimen. Dat betekent in ieder geval dat je je kwasten en rollers op de juiste wijze reinigt en wegzet.
Beantwoord de volgende vraag Wat zou je de volgende keer handiger aan kunnen pakken?
R
Kwasten en rollers reinigen en onderhouden Na gebruik moet je alles netjes opruimen. Kwasten en rollers moet je zo behandelen dat je ze later opnieuw kunt gebruiken.
18
Werkwijze kwasten 1 Spoel de kwast uit. Gebruik daarbij het verdunningsmiddel, dat bij de gebruikte verfsoort hoort. 2 Spoel de kwasten met water en laat ze drogen. 3 Laat de kwast vrij hangen. Zet hem in ieder geval niet op de haren. Werkwijze rollers 1 Verwijder de roller van de houder. 2 Spoel de roller uit. Gebruik daarbij het verdunningsmiddel, dat bij de gebruikte verfsoort hoort. 3 Knijp de roller goed uit. 4 Zodra er geen verf meer uitkomt, hang je de roller vrij op om te drogen. Beantwoord de volgende vraag Werk je liever met een kwast of met een roller? Leg uit waarom? 35
AFSLUITING
19 + Wat weet je ervan? Met de volgende vragen kun je nagaan wat je nog allemaal weet van dit hoofdstuk. a Welke veiligheidsmaatregelen neem je als je met glas werkt? Noem er drie. b Er zijn twee manieren om het formaat van het ruit op te geven. Welke twee manieren zijn dat? c In de schanieren van een deur zit een pen. Waarvoor is dat handig? d Er zijn drie verschillende manieren om oude verflagen te verwijderen. Wanneer gebruik je welke manier? e Je hebt plamuurmessen in allerlei formaten. Wanneer gebruik je een klein formaat en wanneer een groot formaat? f Er zijn verschillende soorten kwasten. Wat voor een soort kwasten gebruik je bij het gronden en welke voor het aflakken? g Hout schilder je met een ander soort verf dan een plafond of een stenen muur. Wat is het verschil? h Je kunt een plafond schilderen met veegvaste muurverf of met latex-muurverf. Wanneer gebruik je welke muurverf?
R
20 Afval verwijderen In dit hoofdstuk heb je heel wat werk verzet. Aan het regelwerk heb je een raampje bevestigd met een raamuitzetter. Ten slotte heb je het geheel geschilderd. Al met al is het een heel werkstuk geworden. Nu het eenmaal klaar is, is het helaas niet meer te gebruiken en is het afval geworden. Werkwijze 1 Maak een lijstje van alle verschillende materialen die in je werkstuk zitten. 2 Voeg aan de lijst resten van materialen toe die je gebruikt hebt om je werkstuk te maken. Denk bijvoorbeeld aan verfresten, plamuur, verdunners enzovoort. 3 Deze materialen moeten gescheiden worden, voordat ze bij het afval komen. Ga na wat bij elkaar kan en wat apart. Ga dit eventueel na bij de gemeentereiniging. Zet je bevindingen achter de materialen, die je bij 1 genoemd hebt. Opdracht Breng de materialen van je werkstuk naar de gemeentereiniging. Voer deze opdracht uit in overleg met je docent.
36
BUITENWERK
3 Buitenwerk
Fig. 3.1
Genoeg werk dus!
Oriëntatie Het binnenwerk is gedaan. Tevreden kijkt Anouk om zich heen. Samen met wat vrienden heeft ze in de schuur een paar wandjes gezet, het plafond vernieuwd, ruitjes ingezet en de boel geverfd. Nu de buitenkant nog. Ook daar moet nog heel wat worden gedaan, voordat ze de zeilschool kan beginnen. De regenpijpen zijn kapot. Een van de regenpijpen is zelfs naar beneden gevallen. En de bestrating moeten worden vernieuwd, want er moeten trailers overheen kunnen rijden. De trailers rijden de boten naar de waterkant. Daar gaan de boten via een schuine helling het water in. Zo’n schuine helling heet een slipway. Die slipway moet trouwens ook nog aangelegd worden. Er is dus nog genoeg werk! Leerdoelen Na bestudering van dit hoofdstuk kun je: – regenpijpen aanleggen; – een vlak waterpas of hellend uitzetten; – een erfverharding herstellen.
37
AFVOER VAN HEMELWATER
gebruiken het hemelwater voor de was, om de auto te wassen en om de tuin te sproeien. Hemelwater dat op die manier wordt gebruikt, noem je grijs water. Het is dus geen drinkwater. De regering wil in de toekomst de regenpijpen loskoppelen van het riool. Daardoor komt het water gewoon in de grond. Het voordeel is dat de bodem dan niet zo gauw verdroogt.
3.1 Afvoer van hemelwater
R
1 Kijken naar de afvoer Langs de meeste huizen zie je regenpijpen lopen. In deze opdracht ga je zo’n regenpijp eens wat beter bekijken. Deze opdracht kun je thuis of in de buurt van de school uitvoeren.
grijs water
Fig. 3.2 In dit plaatje zijn drinkwater en hemelwater allebei aangesloten op het riool.
Benodigdheden – pen en papier Werkwijze 1 Ga op zoek naar een regenpijp. 2 Tel het aantal onderdelen waaruit de regenpijp bestaat. 3 Maak een eenvoudige schets van de regenpijp en geef daarop de verschillende onderdelen aan. Beantwoord de volgende vragen a Hoe zijn de verschillende onderdelen aan elkaar vastgemaakt? b Hoe is de regenpijp aan de muur vastgemaakt? Hemelwater In Nederland valt zo’n 750 millimeter neerslag per jaar. Dat betekent dat er een laagje van 75 centimeter op het aardoppervlak komt te staan. Onder neerslag verstaan we regen, hagel en sneeuw. Regen, hagel en sneeuw samen noem je hemelwater. Een deel van dat hemelwater komt op de daken terecht. Van daaruit gaat het water naar de goot. Van de goot komt het in de regenpijp. Van daaruit gaat het de riolering in. Sommige mensen 38
AFVOER VAN HEMELWATER
2 + Grijs water en drinkwater In de meeste huizen is de regenpijp aangesloten op het riool. Voor deze opdracht heb je werkblad 9 nodig.
Fig. 3.3
Regenpijpen of hemelwaterpijpen? Pijpen die het hemelwater afvoeren, noem je regenpijpen. Misschien dat we ze beter hemelwaterpijpen kunnen noemen. Vroeger werden ze onder andere gemaakt van lood en gietijzer. Tegenwoordig worden ze allemaal gemaakt van kunststof. Er worden hiervoor verschillende soorten kunststof gebruikt: PVC (polyvinylchloride), PE (polyetheen) en PP (polypropeen). Tussen deze materialen bestaan nogal wat verschillen. PVC bevat chloor. Sommige mensen vinden dat een bezwaar voor het milieu. Verder zet het uit, als je het verwarmt. Dat is ook zo, als er warm water doorstroomt. Onderdelen van PVC-pijpen zijn makkelijk aan elkaar vast te maken. We zullen het in deze paragraaf alleen over PVCpijpen hebben.
Verschillende hulpstukken
3 + Onderdelen herkennen Een regenpijp is opgebouwd uit verschillende onderdelen. In deze opdracht leer je de verschillende onderdelen kennen. a Je krijgt van je docent een aantal verschillende onderdelen van PVC-materiaal. Benoem de verschillende onderdelen. b Ga na welke van deze onderdelen in een bestaande regenpijp zitten. PVC-materiaal bewerken PVC-materiaal kun je makkelijk bewerken. Op de buizen kun je de gewenste afmetingen aftekenen. Daarna kun je de buizen met een ijzerzaagje doorzagen. Er zijn twee manieren waarop je de onderdelen aan elkaar kunt bevestigen: de lijmverbinding en de manchetverbinding. 39
ONDERGROND VOOR BESTRATING BEWERKEN
lijmverbinding Bij de lijmverbinding gebruik je een speciale lijm. In deze lijm zit PVC en een oplosmiddel voor PVC. De delen waar lijm komt te zitten, maak je eerst schoon. Daarna smeer ze je in met lijm en schuif je de onderdelen in elkaar. manchetverbinding Bij de manchetverbinding moet je eerst de uiteinden van de buis insmeren met vet. Daarna breng je een mof of een ander hulpstuk met manchet aan.
Werkwijze 1 Bepaal welke PVC-stukken je nodig hebt. 2 Zaag het PVC-materiaal op de gewenste lengte af. 3 Zet de stukken in elkaar. 4 Bevestig de stukken aan de wand met de beugels. Opdracht Bespreek samen met je klasgenoten en docent of de regenpijp goed in elkaar zit.
Bevestigen van regenpijpen Bij regenpijpen lijm je de verbindingen niet vast, spie maar steek je het ene uiteinde (de spie) in het andere mof uiteinde (de mof). Steek daarbij eerst de spie in de mof en trek de buis daarna ongeveer twee centimeter terug. Door de temperatuurverschillen gaat de buis namelijk uitzetten of krimpen. Als de buis uitzet, moet hij daarvoor wel de ruimte hebben. Zet de buis daarna vast aan de muur met geleidebeugels. In het midden zet je hem vast met een vaste beugel. Deze beugel moet je niet te vast om de pijp aanbrengen. Dit is ook weer vanwege het uitzetten.
3.2 Ondergrond voor bestrating bewerken
R
5 Schuin of horizontaal? Wegen liggen horizontaal. Net als een terras of een plaatsje in de tuin. Maar is dat wel zo? In deze opdracht ga je dat controleren. Benodigdheden – waterpas – lange lat om de waterpas op te zetten
R
4 Zelf een regenpijp aanleggen Je docent vertelt hoe de regenpijp er uit moet komen te zien en waar hij aan vastgemaakt moet worden.
Werkwijze Bepaal met de waterpas en de lat of de stoep horizontaal loopt. Doe hetzelfde bij een terras of plaatsje.
Benodigdheden – verschillende PVC-stukken – een aantal beugels – een ijzerzaagje – schroevendraaier – boor – pluggen – schroeven
Beantwoord de volgende vraag Waarom liggen wegen juist wel of juist niet horizontaal?
40
ONDERGROND VOOR BESTRATING BEWERKEN
Afschot Hardrenners en wandelaars weten dat ze niet steeds aan dezelfde kant van de weg moeten lopen. De weg loopt namelijk schuin af en dan zouden de hardrenners en wandelaars hun spieren aan één kant te veel belasten. Maar waarom loopt de weg eigenlijk schuin af? Dat is zo, omdat dan het water weg kan lopen. Bij een terras of een plaats in de tuin is het net zo. Dat schuin aflopen noem je afschot. Het valt niet mee om een bestrating aan te leggen. Dat is werk voor de vakman. Je kunt natuurlijk wel even over zijn schouder meekijken.
De ondergrond van een pad Het aanleggen van een pad doe je in twee stappen. Eerst breng je de ondergrond aan. Vervolgens leg je de tegels. De ondergrond leg je ook weer in een aantal stappen aan. Deze stappen zijn: – het pad uitzetten; – de grond uitgraven; – het gat met zand vullen; – de zandlaag verdichten; – de zandlaag vlakmaken; – het pad afgrenzen. Het pad uitzetten Meestal zet je het pad uit aan de hand van een tekening. In dit geval gaan we uit van een recht pad. De breedte van het pad is afhankelijk van hoeveel personen naast elkaar moeten kunnen lopen. Een eenpersoonspad heeft een breedte van 0,9 meter. Tweepersoonspaden zijn 1,2 tot 1,5 meter breed.
R
De staat van de straat 6 Iedereen is wel eens (bijna) over een losliggende straatsteen gestruikeld. Straten moeten onderhouden worden. In deze opdracht ga je kijken in welke staat de straat is. Je kunt natuurlijk ook een terras bekijken of een plaatsje. Werkwijze Inspecteer de straat. Let goed op losliggende tegels. Er mag geen beweging in de stenen zitten. Kijk ook of de stenen wel goed tegen elkaar aan liggen. Opdracht Zet je bevindingen in een rapportje. Geef daarin aan wat je hebt onderzocht en waar het was. Vermeld ook de datum en schrijf op wat er eventueel mis was.
41
ONDERGROND VOOR BESTRATING BEWERKEN
Fig. 3.4
A
Zo zet je een pad uit.
juiste afstand
B
A
B
–
–
– –
1
C
2
A
B
1
–
2
A
– – –
B
werkgebied, zodat je er geen last van hebt tijdens je werkzaamheden. Verbind piket A en B met een dun touw en zet het touw in de grond vast met twee pennen (1 en 2). Plaats pen 1 nu zo in de grond, dat bij piket A een rechte hoek ontstaat. Gebruik hiervoor een driehoek. Plaats naast 1 een piket (C) in de grond. Zorg dat C net buiten het werkgebied staat. Plaats pen 2 zo in de grond, dat bij B een rechte hoek ontstaat. Plaats naast pen 2 piket D net buiten het werkgebied. Verbind piket C en D met een dun touw. Verwijder de beide pennen. Zorg dat het touw vlak over de grond loopt.
De grond uitgraven Langs het gespannen touw graaf je de grond af. De diepte is afhankelijk van de zwaarte van de stenen en het gebruik van het pad. Voor een terras is dat ongeveer 15 centimeter en voor een inrit 40 centimeter. Hoe meer het pad belast wordt, hoe dieper je moet afgraven. Bij een autosnelweg is dat zelfs een meter.
C
D
1
2
C
1
2
D
Het gat met zand vullen Het gat in de grond ga je nu vullen met zand. Meestal is dat scherp zand (bouwzand). De hoeveelheid zand bereken je door de oppervlakte van het gat te vermenigvuldigen met de diepte. Deze hoeveelheid moet je vermeerderen met tien procent. Dit doe je omdat de grond altijd na verloop van tijd inzakt. Je noemt dat inklinken. Het met zand gevulde gat noem je het cunet.
Bij het uitzetten ga je als volgt te werk. – Plaats twee paaltjes (A en B) op de gewenste afstand in de grond. Deze paaltjes noem je piketten piketten. De juiste afstand is de breedte van het pad. De beide piketten komen aan een uiteinde van het pad te staan. Plaats ze net buiten je 42
scherp zand
inklinken cunet
ONDERGROND VOOR BESTRATING BEWERKEN
7 + De hoeveelheid zand berekenen Stel dat je het oppervlak en de diepte van het uitgegraven gat weet. Dan kun je berekenen hoeveel zand je nodig hebt. a Stel dat de lengte van het gat 10 meter is en de breedte 2 meter. De diepte is 15 centimeter. Hoe groot is dan het volume van het uitgegraven gat? b Hoeveel zand heb je dan nodig? c Een kubieke meter zand weegt 1,5 ton. Hoeveel ton weegt 3,3 m3 zand?
–
– –
Zet de klinkers een voor een rechtop onder de lijn en tik ze iets aan, zodat ze vast staan. Er mag geen zand tussen de stenen komen. Anders gaan de stenen namelijk schuin staan en komen er kieren tussen. Houd steeds in de gaten dat de bovenkant van de stenen waterpas staat. Als de hele rij klaar is, vul je het zand weer aan en verdicht je het.
Fig. 3.5
Zo zet je een kopse rollaag.
bovenaanzicht De zandlaag verdichten In de zandlaag kunnen luchtkamers zitten. Als je erop loopt, zakt het op die plaatsen in. Wil je een mooie regelmatige zandlaag te krijgen dan moet je hem verdichten. Dit doe je door over de laag heen te lopen en hem aan te stampen. Je kunt er ook water over sproeien. Verder zijn er speciale trilmachines, waarmee je de zandlaag kunt verdichten.
zijaanzicht
De zandlaag vlakmaken Voordat je de stenen neerlegt, moet je de zandlaag mooi vlakmaken. Anders gaan de stenen wippen, als je er op staat. Dat vlakmaken doe je met een lat. Dit heet een reilat. Je kunt er ook een waterpas voor gebruiken. Het vlakmaken noem je afreien. Het gaat als volgt. – Breng in de zandlaag één of meer latten aan. Zorg dat ze even hoog liggen. Controleer dit met een waterpas. – Leg een andere lat dwars over de lat(ten) en schuif deze langzaam vooruit. Druk het zand goed aan. – Haal de lat(ten) in het zand weg.
Het pad afgrenzen Als je het pad hebt afgegrensd, leg je een rand langs het uitgegraven gat. Deze rand voorkomt dat de bestrating ‘wegloopt’. Dat wil zeggen dat de stenen na verloop van tijd gaan verschuiven. Zo’n rand kantopsluiting noem je een kantopsluiting. Zo’n kantopsluiting kan bestaan uit opsluitbanden of een koprollaag. opsluitbanden Opsluitbanden zijn randen van beton. Een koprollaag koprollaag bestaat uit klinkers. Een koprollaag breng je als volgt aan. – Span een draad op 5 centimeter hoogte boven de grond. – Graaf het zand onder de lijn uit tot een diepte van 20 centimeter. 43
reilat afreien
ONDERGROND VOOR BESTRATING BEWERKEN
–
Vul de gleuven, waar de latten in zaten, op met zand. Als je de waterpas gebruikt, kun je ervoor zorgen dat de zandlaag horizontaal ligt. Je kunt ook een kleine helling aanbrengen. Dat is nodig om het water weg te laten lopen. Bij een smal pad breng je een hoogteverschil aan van ongeveer één centimeter.
8
R
Zelf de ondergrond voor een pad aanleggen Het aanleggen van de ondergrond van een pad gaat in een aantal stappen. In deze opdracht voer je deze stappen uit. Benodigdheden – vier piketten – pennen – hamer – rolmaat of meetlint – dun touw – driehoek – schop – kruiwagen – bouwzand – reilat – waterpas – een of meer houten latten – betonklinkers van waalformaat – rubber hamer
Fig. 3.6 Door af te reien maak je het zandbed vlak.
44
ONDERGROND VOOR BESTRATING BEWERKEN
Fig. 3.7 Zo leg je de ondergrond voor een bestrating aan: 1 uitzetten, 2 de cunet aanbrengen, 3 verdichten, 4 de kantopsluiting plaatsen.
1
5
2
6
Werkwijze 1 Zet het pad uit met de piketpalen, de pennen, de driehoek en het dunne touw. 2 Graaf het pad tot de gewenste diepte uit. 3 Vul het uitgegraven gat op met zand. Bedenk dat je tien procent meer nodig hebt dan het volume van het uitgegraven gat. 4 Verdicht de zandlaag door er overheen te lopen en de grond aan te stampen. 5 Breng een draad aan langs de rand van het zandbed vijf centimeter boven de grond. 6 Graaf de grond onder de lijn twintig centimeter diep uit en plaats daar de betonklinkers rechtop in. 7 Tik de betonklinkers met de rubber hamer aan en zorg dat de hele rij stenen waterpas staat. 8 Vul het zand weer aan en verdicht het. 9 Breng één of meer latten in de zandlaag aan en rei de zandlaag af met de reilat of de waterpas. Zorg daarbij dat de zandlaag een beetje schuin afloopt. 10 Verwijder de latten en vul de achtergebleven gleuven op met zand.
3
Beantwoord de volgende vraag Bekijk je werk goed. Wat zou je de volgende keer beter kunnen doen? 4
45
BESTRATEN
Fig. 3.8 Zo kun je variëren met verschillende soorten stenen.
3.3 Bestraten 9 + Stenen op naam brengen Er zijn verschillende soorten stenen in de handel die je kunt gebruiken voor een straat. Bij deze opdracht heb je werkblad 10 nodig. a Je krijgt van je docent een aantal stenen op je tafel. De stenen hebben een nummer. b Op werkblad 10 vind je een tabel met een aantal namen van verschillende stenen. Bij elke naam staat ook een beschrijving. c Vul het nummer in bij de juiste naam. Verschillende soorten stenen Grofweg kun je stenen indelen in drie groepen: bakstenen bakstenen, betonstenen en natuurstenen. Bakstenen worden gemaakt van klei of leem. Ze zijn er in verschillende kleuren. Zit er veel ijzer in, dan zijn ze rood. Stenen met veel kalk zijn geel. De stenen kunnen hard of zacht zijn. Harde stenen zijn bij een hogere temperatuur gebakken. Straatstenen bijvoorbeeld zijn harde stenen. Ze zijn ongevoelig voor weersinvloeden en ze breken en slijten nauwelijks. betonstenen Betonstenen zijn gemaakt van een mengsel van zand, cement, grind en water. Aan deze stenen worden stoffen toegevoegd. Daardoor worden ze hard en stroef en ze krijgen een speciale kleur. Betonstenen hebben een aantal voordelen. Er is veel keuze en ze hebben precies dezelfde afmetingen. natuurstenen Natuurstenen zijn stenen die je zo uit de natuur kunt halen. Zandsteen bijvoorbeeld en graniet en leisteen.
10 + Hoeveel stenen? Je moet er rekening mee houden, dat er altijd wel een paar stenen breken. Koop daarom vijf procent meer dan je nodig hebt. a Stel dat je een pad maakt van 15 meter lang en 1,2 meter breed. Hoe groot is dan het oppervlak dat je moet bedekken? b Je moet altijd 5 procent meer rekenen. Hoe groot wordt het oppervlak dan? c Hoeveel trottoirtegels heb je dan nodig?
46
BESTRATEN
Beschermingsmaatregelen Stratenmaker is een zwaar beroep. Je moet zware tegels tillen, je zit lang op je knieën en de ruwe tegels schuren je handen. Daarom moet je een aantal maatregelen nemen om jezelf te beschermen. – Draag altijd handschoenen van leer of kunststof. Ze beschermen je handen en vangen de trillingen op. – Draag kniebeschermers van leer, kunststof of rubber. Ze beschermen je knieën en ze houden vocht en kou tegen. – Draag een lang T-shirt. Daardoor krijg je geen koude rug. – Draag veiligheidsschoenen. Ze beschermen je voeten tegen vallende stenen. – Draag oorbeschermers. Een trilplaat maakt veel lawaai en dat gaat ten koste van je oren. – Gebruik een kruiwagen. Zo spaar je je rug. En als je toch grote tegels moet tillen, doe dit dan met een rechte rug.
Fig. 3.9 Er zijn verschillende manieren om straatstenen te leggen.
De stenen leggen Na het aanbrengen van de onderlaag leg je de tegels neer. Dat gaat als volgt. – Bekijk van tevoren waar je het beste kunt beginnen. Bedenk waar de halve tegels komen. – Span een leidraad precies zo hoog als het pad. Langs deze leidraad leg je de eerste rij stenen. – Tik de stenen met twee klappen van een rubber hamer vast. – Op bepaalde plaatsen tegen de kantopsluiting blijven plaatsen over, omdat je er geen hele stenen kunt plaatsen. Breng de stenen op het gewenste formaat. Je kunt dit doen met een steen- of tegelknipper. – Tril de bestrating af met een trilplaat. trilplaat – Strooi brekerzand over de stenen en veeg dit brekerzand met een bezem in de voegen.
Verschillende manieren van leggen Je kunt de stenen op verschillende manieren leggen. De meest voorkomende manieren zijn: het halfsteensverband, het keperverband en het halfsteensverband elleboogverband. Het halfsteensverband vind je vooral op rechte stukken van de rijweg. Op wegdelen waar vaak zware machines rijden en keren keperverband heb je het keperverband. Dit heet ook wel het schuine visgraatverband. Op parkeerplaatsen en elleboogverband opritten gebruik je het elleboogverband. Een andere benaming is het rechte visgraatverband.
47
EEN HELLING UITZETTEN
R
Een straatje leggen 11 In deze opdracht ga je zelf een stuk van een straat leggen. Overleg met je docent in welk verband je de straatstenen legt. Voor deze opdracht heb je een vlakgemaakt zandbed nodig met kantopsluitingen.
3.4 Een helling uitzetten 12 + Waarom hellingen? Een helling en een trap hebben één ding gemeen: je kunt er mee van laag naar hoog en omgekeerd. Maar wanneer gebruik je een helling en wanneer een trap? a Ga in je omgeving na waar er hellingen zijn. b Geef aan waarom juist daar gekozen is voor een helling en niet voor een trap.
Benodigdheden – handschoenen, kniebeschermers, veiligheidsschoenen, gehoorbeschermers – leidraad en pennen – rubber hamer of vuistje – (eventueel) trilplaat – bezem – brekerszand – steen- of tegelknipper – stenen
Trap of helling Vaak is het hoogteverschil zo klein, dat het weinig zin heeft een trap aan te leggen. Denk bijvoorbeeld aan een glooiend pad. Wordt het pad steiler, dan kun je beter een trap maken. De helling van een pad helling is de verhouding tussen het hoogteverval en de lengte van het pad. Het hoogteverval is het verschil hoogteverval in hoogte tussen het hoogste en laagste punt van het pad. Bijvoorbeeld: het pad is 20 meter lang en het hoogteverval is een 0,5 meter. Dan is de helling 0,5 : 20. Ofwel: 1 : 40. Vanaf een verhouding van 1 : 10 of kleiner (1 : 9 enzovoort) wordt de helling zo groot dat je beter een trap kunt maken. Voor rolstoelgebruikers mag de helling niet groter zijn dan 1 : 12 voor een pad tot vijf meter lang en niet groter dan 1 : 15 voor een pad tot tien meter lang.
Werkwijze 1 Span een of meer leidraden. 2 Leg de stenen langs de leidraad. 3 Tik de stenen vast met de rubber hamer. 4 Tril de bestrating (eventueel) af met de trilplaat. 5 Strooi brekerzand over de stenen en veeg dit met een bezem in de voegen. Opdracht Bespreek je werk met je docent en klasgenoten.
De helling bepalen Als je de helling van een pad wilt bepalen, moet je eerst weten hoe lang het pad is. Daarna bepaal je het hoogteverval. Dat doe je als volgt. – Maak een dun touw vast aan de hoge kant van het pad, vlak boven de grond. 48
EEN HELLING UITZETTEN
– –
–
–
Trek het touw strak. Zorg met een waterpas dat het touw horizontaal loopt. Meet de lengte van het touw van het begin van het pad tot het eind van het pad. Dit is de lengte van het pad. Meet aan de lage kant van het pad de afstand van het touw tot aan de grond. Dit is het hoogteverval. De helling is de verhouding tussen het hoogteverval en de lengte van het pad. Oftewel hoogteverval : lengte van het pad.
Beantwoord de volgende vraag Als je de helling van een trap wilt bepalen, kun je ook een deel van de trap nemen. Dat kun je echter niet met een glooiend pad. Waarom niet? De helling van een zeilschool In de watersport heeft het woord helling een speciale betekenis. Het is de plaats waar je schepen te water kunt laten. Het gaat om kleine open zeilboten, kleine motorboten, vissersbootjes en speedboten. De boten staan op een trailer, die vastgezet is aan een oog. Door de trailer te vieren aan een katrol komt de boot steeds dieper in het water te liggen. Deze hellingen zijn meestal gemaakt van beton.
R
Zelf de helling bepalen 13 Niet alleen van een pad kun je de helling bepalen. Je kunt het ook doen bij een trap.
Fig. 3.10 Via de helling worden de schepen te water gelaten.
Benodigdheden – dun touw – meetlint – waterpas – eventueel pennen om het touw vast te zetten Werkwijze 1 Bevestig het touw aan de hoogste trede. 2 Trek het touw horizontaal. 3 Meet de lengte van het touw van de hoogste trede tot de vloer. Het kan zijn dat deze afstand te groot is en dat je niet meer bij het touw kunt. Neem dan een deel van de trap. Voor de bepaling van de helling maakt dat niets uit. 4 Meet de hoogte van het touw tot aan de vloer. 5 Bepaal de helling.
Iets anders is de slipway. Een slipway loopt niet onder slipway water door. Ze worden gebruikt om kleine zeilschepen af te tuigen en om kleine boten aan wal te brengen, zoals kano’s, roeiboten en rubberboten.
49
EEN HELLING UITZETTEN
Werkwijze 1 Zet de slipway uit met de piketpalen, de pennen, de driehoek en het dunne touw. 2 Graaf het pad tot de gewenste diepte uit. Houd hier al rekening met de helling die je wilt aanbrengen. 3 Zet twee piketpalen aan de lage kant. Breng ze op de gewenste hoogte door ze aan te tikken. Zorg dat beide piketpalen waterpas staan. 4 Zet nu aan de hoge kant twee piketpalen. Zorg dat deze waterpas staan met de piketpalen aan de lage kant. 5 Zet twee langere piketpalen achter de piketpalen aan de hoge kant. 6 Tik deze aan tot de gewenste hoogte. Bepaal deze hoogte door het hoogteverschil te meten met de lage piketpalen. 7 Vul het uitgegraven gat zo op met zand, dat de helling zichtbaar wordt. Bedenk dat je tien procent meer nodig hebt dan het volume van het uitgegraven gat. 8 Verdicht de zandlaag door er overheen te lopen en de grond aan te stampen. 9 Breng één of meer latten in de zandlaag aan en rei de zandlaag af met de reilat of de waterpas. 10 Verwijder de latten en vul de achtergebleven gleuven op met zand.
Fig. 3.11 Een slipway wordt gebruikt voor kleine boten.
14
R
De ondergrond voor een slipway uitzetten Het aanleggen van de ondergrond van een slipway lijkt op het aanleggen van de ondergrond van een pad. Alleen zit er nu een helling in. Benodigdheden – vier piketten – pennen – hamer – rolmaat of meetlint – dun touw – driehoek – schop – kruiwagen – bouwzand – reilat – waterpas – een of meer houten latten – betonklinkers van waalformaat – rubber hamer
Opdracht Bespreek je werk met je docent en klasgenoten.
50
AFSLUITING
15 + Invuloefening Neem de volgende zinnen over in je schrift en vul de ontbrekende woorden in. Wat je niet weet, mag je opzoeken in het hoofdstuk. Regenpijpen worden gemaakt van kunststof. Voorbeelden van kunststof zijn PVC, .......... en .......... . De delen van een regenpijp zitten los aan elkaar. Dit wordt gedaan omdat de pijpen van vorm veranderen door wisselingen in .......... . Onder hemelwater verstaan we regenwater, .......... en ........... . De meeste paden en terrassen lopen een beetje schuin. Daardoor kan .......... . De dikte van de zandlaag onder een bestrating is afhankelijk van .......... . Je moet altijd .......... procent meer zand kopen dan je nodig hebt. Dat is omdat de zandlaag .......... . De zandlaag moet je goed vlak maken. We noemen dat .......... . Een cunet is ......... . Er zijn verschillende soorten kantopsluitingen, namelijk een koprollaag en .......... . Een koprollaag bestaat uit .......... . Voordat je met stenen gaat werken neem je beschermende maatregelen, namelijk: 1 je draagt handschoenen; 2 je draagt .......... ; 3 je draagt .......... ; 4 je draagt oorbeschermers. Er zijn verschillende soorten stenen. Je kunt ze in drie groepen verdelen: de natuurstenen, de .......... en de .......... . Deze stenen kun je op verschillende manieren leggen, namelijk in halfsteensverband, in .......... en in .......... .
3.5 Afsluiting Samenvatting Hemelwater wordt via regenpijpen afgevoerd. Deze regenpijpen zijn tegenwoordig gemaakt van kunststof, zoals PVC. Bij het in elkaar zetten van de delen van een regenpijp, moet je er rekening mee houden dat PVC uitzet. Je steekt de spie daarom los in de mof. De bestrating leg je aan in een aantal stappen. Eerst breng je de ondergrond aan. Daarbij graaf je eerst de grond uit tot de gewenste diepte. De diepte is afhankelijk van de mate van belasting. Op een autosnelweg is de belasting groter dan op een voetpad. Hoe groter de belasting, hoe dieper je moet uitgraven. Vervolgens vul je het gegraven gat op met zand. Hierbij kun je eventueel een helling aanbrengen. Daarna moet je het zandoppervlak vlakmaken. Je noemt dat afreien. Aan de zijkanten van het pad plaats je stenen. Deze stenen voorkomen dat het pad ‘wegloopt’. Voordat je met stenen gaat werken, moet je jezelf goed beschermen. Er zijn verschillende soorten stenen en je kunt ze op verschillende manieren leggen.
51
EXTRA’S BUITEN
4 Extra’s buiten
Leerdoelen Na bestudering van dit hoofdstuk kun je: – een aantal houtsoorten noemen; – aan de hand van een tekening een houten bank maken; – een schoorverbinding maken; – houtwerk bewerken voor buiten.
Oriëntatie Anouk en haar vrienden hebben een paar weken hard gewerkt. Het einde komt in zicht. Er moeten buiten nog wat banken neergezet worden. En om het hele terrein moet een hekwerk komen. Wat voor een hekwerk weet Anouk nog niet. Ten slotte moet alles geschilderd worden. Dat moet met verf die speciaal voor buitenwerk geschikt is. Liefst heeft ze een milieuvriendelijke verf. De tijd dringt, want volgende maand wil ze open. Fig. 4.1
4.1 De juiste houtkeuze voor een bankje 1 + Hout sorteren Er zijn vele soorten hout. In deze opdracht ga je een aantal soorten sorteren. De docent legt een aantal soorten hout op tafel. Deel deze houtsoorten in groepjes. Let daarbij op gewicht, kleur, lijnen enzovoort.
Zo moet de zeilschool van Anouk eruit komen te zien.
Houtproducten Je hebt hout en je hebt houtproducten. Hout is het natuurlijke product. Het komt zogezegd zo van de bomen. Houtproducten zijn eerst bewerkt. Voorbeelden van houtproducten zijn spaanplaat, meubelplaat, hardboard, zachtboard, multiplex en triplex.
52
DE JUISTE HOUTKEUZE VOOR EEN BANKJE
Fig. 4.2
R
2 Op zoek naar houtproducten Thuis en op school kun je verschillende soorten houtproducten vinden. Gebruik voor deze opdracht werkblad 11.
Houtproducten hebben verschillende eigenschappen.
Hout Er zijn veel verschillende soorten hout. Elke boomsoort levert een ander soort hout. Hout kun je indelen in hardhout en zachthout. Hardhout is afkomstig van loofbomen. Dat zijn bomen die gewone bladeren hebben, zoals de eik en de kastanje. Zachthout is afkomstig van naaldbomen, zoals de den en de spar. Eigenlijk is die indeling een beetje vreemd, want het hout van sommige loofboomsoorten is erg zacht, zoals dat van de linde. En andersom zijn er naaldbomensoorten die erg hard hout hebben. Erg veel heb je dus niet aan zo’n indeling. Je kunt beter een indeling naar duurzaamheid maken. Dat wil zeggen hoe goed kan het hout tegen weersinvloeden, zoals vocht en temperatuurverschillen? Op grond hiervan kun je hout indelen in vijf duurzaamheidsklassen. Klasse 1 is het meest duurzaam. Tropisch hardhout is over het algemeen erg duurzaam. In tropisch hardhout zijn haast geen jaarringen te zien. In hout uit de gematigde streken zie je ze wel. Dat komt doordat er in het voorjaar meer groei is dan in de zomer en doordat er in de winter helemaal geen groei is.
53
hardhout
zachthout
tropisch hardhout
DE JUISTE HOUTKEUZE VOOR EEN BANKJE
Fig. 4.3
Verschillende toepassingen De toepassing van een houtsoort hangt af van de eigenschappen die de houtsoort heeft. Essenhout bijvoorbeeld heeft lange houtvezels. Daardoor kan het doorbuigen zonder dat het breekt. Je kunt essenhout daarom goed gebruiken voor gymnastiektoestellen, zoals de leggers van een brug. Deze veren lekker door. In andere houtsoorten lopen de vezels netjes naast elkaar. Daardoor kun je ze goed gebruiken voor de klankkast van een gitaar. Je krijgt er een mooi, helder geluid door. Voor buitenwerk, zoals hekken, bruggen en banken moet het hout duurzaam zijn. Anders rot het zo weg.
De vijf duurzaamheidsklassen van hout.
Fig. 4.4
3 + Vragen Tropisch hardhout blijkt over het algemeen duurzamer te zijn dan hardhout uit de gematigde streken. a Noem twee soorten tropisch hardhout. b Noem ook twee soorten hardhout uit de gematigde streken. c Noem twee soorten zachthout. d Noem een soort hardhout uit de gematigde streken, waarmee je tropisch hardhout kunt vervangen. e Welk gevaar dreigt bij het gebruik van tropisch hardhout?
54
De eigenschappen en kenmerken van een aantal houtsoorten.
DE JUISTE HOUTKEUZE VOOR EEN BANKJE
55
EEN BANK MAKEN VOOR BUITEN
4 + Welke houtsoort moet je kiezen? Voordat je iets gaat maken, moet je weten welke houtsoort je nodig hebt. Je hebt de keuze tussen een groot aantal soorten. a Anouk wil een aantal banken maken voor de kleedkamer van haar zeilschool. Welke houtsoort zou je kiezen? b Anouk wil ook buiten op het terrein van haar zeilschool een aantal banken plaatsen. Van welk materiaal moeten deze banken zijn?
Beantwoord de volgende vraag Zijn er klasgenoten die andere houtsoorten hebben? Zo ja, welke?
4.2 Een bank maken voor buiten 6 + Welk gereedschap? In deze paragraaf ga je een bank maken voor buiten. Je moet zagen, schroeven en timmeren. De bank moet bepaalde afmetingen hebben. Voor deze opdracht heb je een aantal gereedschappen nodig. Schrijf op welke gereedschappen dat zijn.
R
5 Houtsoorten herkennen Voor deze opdracht moet je naar een houtzaak. In zo’n zaak hebben ze meestal wel restanten van verschillende houtsoorten. Werkwijze 1 Ga naar een houtzaak en vraag of je een paar restanten van verschillende soorten hout kunt krijgen. Het hoeven maar kleine stukjes te zijn. 2 Zorg dat je minstens vier naaldhoutsoorten, vier loofhoutsoorten en vier soorten tropisch hardhout krijgt. 3 Schrijf onmiddellijk de naam van de houtsoort op het stukje hout. 4 Als je weer thuis of op school bent, geef je elk stukje hout een nummer. Schrijf dit nummer aan de andere kant van waar de naam staat. 5 Schrijf de nummers op in je schrift en noteer achter elk nummer de houtsoort. 6 Schrijf ook op waaraan jij kunt zien welke houtsoort het is. 7 Probeer nu de verschillende houtsoorten te herkennen zonder naar de naam te kijken.
56
EEN BANK MAKEN VOOR BUITEN
Fig. 4.5
d
Dit is de bank die je moet maken. De tekening is op schaal.
e
Welke lengte moeten de schroeven en spijkers hebben? Waarom moeten de staanders zo hoog zijn?
R
8 De bank in elkaar zetten In deze opdracht ga je een bank maken aan de hand van een werktekening. Benodigdheden – potlood – duimstok – rolmaat – winkelhaak – rechte lat – schroevendraaier – hamer – (decoupeer)zaag – boormachine – waterpas – hout voor de zitting, de staanders en de steunbalken – schroeven – eventueel spijkers Werkwijze 1 Teken het hout af aan de hand van de werktekening. 2 Zaag het hout langs de getrokken lijnen af. 3 Schroef de steunbalken op de juiste hoogte vast aan de staanders. Zorg dat de steunbalken waterpas zijn. 4 Leg de zitplanken op de steunbalken. Controleer of alles waterpas staat. 5 Schroef de planken - om op te zitten - vast aan de steunbalken. Je kunt eventueel ook spijkers gebruiken.
7 + Hoeveel en welk materiaal? De bank die je moet maken heeft bepaalde afmetingen. a Van welke houtsoort(en) ga je je bank maken? b Hoeveel hout heb je nodig? c Wat heb je verder nog aan materiaal nodig?
57
EEN HEK MAKEN
10 + Hoeveel palen? Een rechthoekig terrein met een lengte van 60 en een breedte van 30 meter wordt omgeven door een hek. Het hek komt aan beide korte kanten en aan één lange kant. Aan de lange kant komt de ingang met een breedte van drie meter. En elke drie meter komt een paal. Hoeveel palen zijn er nodig?
Opdracht Bespreek je werk met je docent en klasgenoten.
4.3 Een hek maken 9 + De omtrek van een terrein Stel dat je wil weten hoeveel materiaal je nodig hebt voor een hek om een terrein. Dan moet je eerst weten wat de omtrek is van het terrein. Een rechthoekig terrein heeft een lengte van 60 meter en een breedte van 30 meter. Hoe groot is dan de omtrek?
Welke palen? Palen heb je in allerlei soorten materialen. Meestal wordt hout gebruikt en dan wel hout van de lariks of grove den. Tegenwoordig wordt ook vaak hout gebruikt van de tamme kastanje. Deze houtsoort is een goede vervanger voor tropisch hardhout. Je kunt ook de lengte en de dikte van de palen kiezen. Je hebt ze van kleiner dan 150 tot groter dan 300 centimeter. En de doorsnede (dikte) loopt uiteen van 6,5 tot 16 centimeter. Op de hoeken gebruik je altijd wat dikkere palen. Palen kleiner dan 150 centimeter sla je half in de grond. Zijn ze groter dan 150 centimeter dan sla je ze voor eenderde in de grond. Voordat je de palen de grond in slaat, moet je ze behandelen met creosootolie en wolmanzoutwolmanzout. Dan verrotten ze niet zo snel.
De grenzen van het terrein Bij de schuur die Anouk gekocht heeft, hoort een terrein van 60 bij 30 meter. De ene kant van het rechthoekige terrein grenst aan het water, de andere kant aan de weg. Aan de wegkant zit de ingang. Deze is drie meter breed. Aan de linkerkant staan vakantiehuisjes. Rechts staan schapen. Anouk wil afrastering een hek om het terrein zetten. Een afrastering dus. Maar die zijn er ook in soorten en maten. Voorlopig wil Anouk een eenvoudig draadhek neerzetten. Zo’n hek dat je wel bij weilanden ziet. Ze heeft gehoord dat je dan om de drie meter een paal moet plaatsen. Dat is de normale afstand. Het hek wordt sterker als je meer palen gebruikt.
58
creosootolie
EEN HEK MAKEN
Werkwijze 1 Bepaal waar de eerste paal moet komen. 2 Boor hier een gat en zet de paal erin. Sla hem een stukje in de grond, zodat hij vaststaat. 3 Bepaal waar de laatste paal moet komen en zet ook deze paal in de grond. 4 Span een touw tussen de twee palen. 5 Meet de afstand tussen de twee palen. Deel deze lengte door het aantal palen dat je nog moet slaan plus 1. Dit is de afstand tussen iedere paal. 6 Bepaal waar de tussenliggende palen moeten komen en schep op die plaatsen steeds een stuk grond uit. 7 Boor op de aangegeven plaatsen de grond uit tot een diepte van 40 centimeter. 8 Zet de paal in het gat en sla hem verder de grond in, totdat hij nog 60 centimeter boven grond uitkomt. 9 Breng alle palen op de gewenste diepte en controleer of ze waterpas staan. 10 Vul het gat op met zand, stamp het aan en maak de grond nat.
Fig. 4.6 Aan de palen zit een punt, waardoor ze makkelijk in de grond gaan.
R
Je eerste paal slaan 11 Voor deze opdracht heb je een stuk grond nodig, waar je de palen in kunt slaan. Werk samen met een of twee klasgenoten.
Opdracht Leg uit waarom de samenwerking niet of juist wel goed verliep.
Benodigdheden – meetlint – sleg (een grote, zware, houten hamer) – grondboor (de diameter moet iets kleiner zijn dan die van de palen) – lijn – schop – plank van meer dan drie meter – waterpas – 4 palen van 120 centimeter lang
59
EEN HEK MAKEN
Schoren De palen staan nu op de juiste plaats en op de juiste diepte. Als je nu een draad tussen de palen zou spannen, dan zouden de eerste en de laatste paal scheef komen te staan. Om dat te voorkomen moet je deze beide palen vastzetten. Je noemt dat schoren. Een schoor komt op tweederde van het bovengrondse deel van de paal te zitten. De schoren zijn net zo lang als het bovengrondse deel van de paal. Aan het eind van de schoren zet je een keerpaaltjekeerpaaltje. Dat voorkomt dat de schoren wegzakken. Fig. 4.7
Benodigdheden – zaag – schoor – keerpaaltje – rubber hamer – spijkers – hamer Fig. 4.8 Zo maak je een inkeep.
De keerpaaltjes voorkomen dat de schoren weglopen.
Werkwijze 1 Zaag de paal op tweederde van het bovengrondse deel een stukje in (maximaal eentiende van de diameter van de paal). 2 Zaag van beneden schuin naar de zaagsnede inkeep toe. Dit noem je de inkeep. 3 Plaats de schoor tegen de inkeep. 4 Plaats het andere eind van de schoor in de grond. 5 Sla het keerpaaltje in de grond tegen het uiteinde van de schoor aan. 6 Zet de schoor met spijkers vast aan de paal.
R
12 Een schoor aanbrengen Om te voorkomen dat de schoor gaat schuiven tegen de paal, moet je een schoorverbinding maken. Je voert deze opdracht uit bij de twee eindpalen die al in de grond staan.
60
EEN HEK MAKEN
Fig. 4.9
R
13 De draad vastzetten Als alle palen staan en de eindpalen geschoord zijn, kun je de draad bevestigen.
Zo komen de schoren te staan: ze moeten naar elkaar toewijzen.
Benodigdheden – gladde draad van ongeveer tien meter – krammen – hamer – draadspanner met oproller – tang Werkwijze 1 Zet de draad met een kram vast op de eerste paal. Zorg dat je 40 centimeter draad overhoudt. 2 Sla het uiteinde van de 40 centimeter om de paal heen. Draai daarna de rest om de draad heen met een tang. 3 Rol de draad uit en bevestig hem met de draadspanner aan de laatste paal. Doe dit op de goede hoogte. 4 Draai de draadspanner totdat de draad strak staat. 5 Sla de draad vast op de andere palen.
Opdracht Bespreek je werk met je docent en klasgenoten. Materiaal om vast te zetten draadspanners De draad zet je vast met krammen en draadspanners. Er zijn twee soorten draadspanners: de draadspanner met oproller en de draadspanner met schroefuiteinden.
Beantwoord de volgende vraag Wat vond je makkelijk en wat moeilijk aan deze opdracht?
Fig. 4.10 Draadspanner met oproller (links) en draadspanner met schroefuiteinden (rechts).
61
BUITEN VERVEN
Fig. 4.11 Paalwormen zijn dol op palen.
4.4 Buiten verven 14 + Buitenhout Er zijn veel voorbeelden van hout in de buitenlucht. Schrijf in één minuut zoveel mogelijk voorbeelden op van hout in de buitenlucht. Waarom verduurzamen? Hout in de buitenlucht vergaat snel. Dat komt in de eerste plaats doordat het in aanraking komt met vocht. Verder spelen temperatuurverschillen en wind een rol. In een zoute omgeving, zoals aan zee, vergaat het hout sneller. Verder spelen schimmels een rol. Denk ook aan de paalworm. Deze is in staat hele palen kapot te vreten. Tropisch hardhout kan over het algemeen goed tegen dit soort omstandigheden. We zeggen: tropisch hardhout is duurzaam duurzaam. Andere houtsoorten moet je eerst verduurzamen voordat je het buiten kunt gebruiken. Daar zijn verschillende middelen voor.
Impregneren of schilderen Impregneren wil zeggen: onder hoge druk chemische vloeistoffen in hout persen. Daardoor blijft het hout langer goed. Het hout wordt geconserveerd. Je kunt hout ook goed beschermen door het te schilderen. Je hebt verschillende kleuren, zoals teak, noten, mahonie en ebbe. Daardoor krijgt het hout een mooi uiterlijk. Geschilderd hout kun je niet zomaar impregneren. Je moet dan eerst de oude verflaag met een schaaf verwijderen. Nieuw hout moet schoon en droog zijn voordat je het kunt schilderen. Van geschilderd hout moet je met een schaaf eerst de oude verflaag verwijderen voordat je het opnieuw schildert. 62
BUITEN VERVEN
R
Plato-hout De nieuwste methode om hout goed te beschermen is door het te koken, te drogen en te bakken. Deze manier is geschikt om van snel groeiend hout een soort hardhout te maken. Deze methode pas je toe bij grenen, vuren, dennen, douglas, populier en beuken. De behandeling levert hout op dat goed bestand is tegen de weersinvloeden in ons land en dat goed te gebruiken is in de groensector.
Een bankje verven 15 Bij het schilderen in de buitenlucht moet je letten op het weer. Staat er bijvoorbeeld veel wind, dan heb je kans dat er allemaal stof en zand op je schilderwerk komt. Benodigdheden – verschillende kwasten – buitenbeits in een zelf gekozen kleur – blanke lak – schuurpapier – fijne staalwol – bankje van onbehandeld hout – spons
Beitsen Ook beits trekt in het hout, maar het is niet echt een conserveringsmiddel. Je hebt blanke beits en doorzichtige beits dekkende beits. Bij doorzichtige beits blijf je het oorspronkelijke hout zien. Bij dekkende beits is dat niet zo. Het lijkt op verf. Voor buitenwerk gebruik je buitenbeits buitenbeits. Ongeschaafd hout moet je eerst opschuren met grof schuurpapier. Daarna breng je de buitenbeits in twee lagen op. Bij gelakt hout moet je eerst de laklaag verwijderen met een afbijtmiddel en daarna schuren in de richting van de nerf. Geïmpregneerd hout moet je heel goed schuren.
Werkwijze 1 Schuur het hout en maak het schoon met een vochtige spons. 2 Breng de beits aan en strijk deze gelijkmatig uit in de richting van de nerven. 3 Laat de beits drogen. Kijk op het blik hoelang de droogtijd is. 4 Breng een tweede laag en eventueel een derde laag aan. 5 Schuur met fijn schuurpapier. 6 Breng een laklaag aan. Strijk de lak in de richting van de nerven uit. 7 Laat de laklaag drogen en schuur de laag met fijne staalwol op. 8 Breng een tweede laag op en schuur met fijn schuurpapier. 9 Breng ten slotte een derde laag op. 10 Ruim na afloop netjes op en doe de verfrestanten bij het klein chemisch afval.
Blanke lak Impregneer en beits laten vocht door. Buitenwerk kun je daarom het beste afwerken met blanke lak of verf. Deze sluiten het hout af voor vocht. Het voordeel van blanke lak is dat je het oorspronkelijke hout blijft zien. Het heeft geen zin houtwerk te lakken als er al een verflaag op zit. Wel kun je eerst een kleurbeits aanbrengen en dan een laag blanke lak.
63
AFSLUITING
R
Beantwoord de volgende vraag Is de verflaag egaal geworden? Zo nee, hoe is dat gekomen?
Interview een timmerman 16 Als timmerman moet je veel van hout weten. Je moet weten welke soorten hout er zijn en hoe je die moet bewerken. Ook mensen die in een houtzaak werken, kunnen je het nodige vertellen over hout. Ga naar een timmerman of iemand in een houtzaak en stel de volgende vragen. – Waar komt het hout vandaan dat hij/zij gebruikt? – Hoe is hij/zij aan de kennis gekomen over hout? – Welke gereedschappen gebruikt hij/zij? – Voor wie werkt hij? – Wat vind hij van zijn vak? Misschien weet jij zelf ook nog een paar vragen die je kunt stellen.
4.5 Afsluiting Samenvatting Je hebt hout en je hebt houtproducten. Hout is natuurlijk en houtproducten hebben een bewerking ondergaan. Hout dat in de buitenlucht komt te staan, moet duurzaam zijn. Hout kun je indelen in vijf duurzaamheidsklassen. Klasse 1 is het meest duurzaam. Tropisch hardhout is erg duurzaam. Hout van sommige boomsoorten uit ons eigen land zijn ook erg duurzaam, zoals het hout van de tamme kastanje. Dit kan eventueel tropisch hardhout vervangen. Je kunt ook ander hout nemen en dat verduurzamen. Je doet dat met impregneer, beits en lak. Als je een hek om een terrein wilt plaatsen moet je weten van welk materiaal de palen moeten zijn, hoelang de palen moeten zijn en hoeveel palen je nodig hebt. Als je de palen op de juiste plaats hebt staan dan moet je de twee eindpalen schoren. De draad span je vervolgens aan met een draadspanner. De draad zelf maak je vast op de palen met krammen.
64
EINDOPDRACHT: EEN WERKTUIG OF INSTALLATIE ONDER DE LOEP!
5 Eindopdracht: een
Fig. 5.1
Wat zal ik kiezen? Er moet wel wat te sleutelen zijn.
werktuig of installatie onder de loep! Je weet intussen veel over onderhoud van gebouwen. Deze eindopdracht gaat ook over onderhoud, maar dan van een installatie of een werktuig. Je gaat in deze opdracht een installatie of werktuig een grote onderhoudsbeurt geven.
R
Op zoek naar een installatie of werktuig Om deze eindopdracht te kunnen maken heb je een (agrarische) installatie of (agrarisch) werktuig nodig. De installatie of het werktuig moet een aantal gebreken hebben en heeft daarom een grote onderhoudsbeurt nodig. a Zoek een installatie of een werktuig uit op een bedrijf of op school. De installatie of het werktuig moet toe zijn aan een grote onderhoudsbeurt. b Leg de keuze van de installatie of het werktuig voor aan je docent. Je docent moet je keuze goedkeuren. c Zorg dat je een handleiding en een onderhoudsboekje erbij krijgt, als die er zijn. 1
2 + Een werkplanning voor jezelf maken Nu is het de bedoeling dat je een planning voor deze eindopdracht maakt. Lees eerst eens de hele eindopdracht door. Bekijk ook de werkbladen die erbij horen. Beantwoord dan de volgende vragen. a Uit hoeveel opdrachten bestaat de eindopdracht? b Wat moet je met opdracht 3 tot en met opdracht 7 uiteindelijk doen? Maak nu de planning als volgt. c Als eerste moet je weten wanneer de eindopdracht af moet zijn. Noteer de datum van de presentatie op werkblad 12. 65
EINDOPDRACHT: EEN WERKTUIG OF INSTALLATIE ONDER DE LOEP!
d e
f
g h
Noteer vervolgens steeds bij elke opdracht wat je moet doen. Plan zo dat je de opdracht eerder af hebt dan de bedoeling is. Dan heb je nog uitloopmogelijkheden als iets misgaat. Als je installatie of werktuig op een bedrijf staat, houd dan ook rekening met dat bedrijf. Stel je planning eventueel bij. Bespreek je planning op werkblad 12 met je docent. Bekijk de planning elke keer als je een opdracht hebt gemaakt. Stel de planning als het nodig is bij. Zorg dat de planning niet te veel uitloopt. Het kan zijn dat je soms iets moet inhalen. Het verslag moet natuurlijk wel op tijd af zijn om de presentatie op tijd te kunnen houden.
d
Nu heb je een lijst van gebreken van de installatie of het werktuig. Vraag ook aan degene die er regelmatig mee werkt welke problemen er zijn. Vul je lijst eventueel aan.
Fig. 5.2
R
3 Wat mankeert er allemaal aan? Voordat je aan het onderhoud begint, moet je eerst weten hoe de installatie of het werktuig werkt en weten wat eraan mankeert. Noteer de tijd dat je met deze opdracht bezig bent, want dit gegeven heb je straks nog nodig. a Zoek uit hoe de installatie of het werktuig werkt. Bestudeer de handleiding en vraag eventueel hulp aan iemand die er regelmatig mee werkt. b Maak nu een checklist. Noteer daarop zoveel mogelijk punten waarop je kunt testen. Gebruik werkblad 13. c Test nu de installatie of het werktuig met je de checklist.
66
Dat is niet best!
EINDOPDRACHT: EEN WERKTUIG OF INSTALLATIE ONDER DE LOEP!
R
Een grote onderhoudsbeurt voorbereiden Misschien zit er bij de installatie of het werktuig een onderhoudsplan. Dan kun je dit plan gebruiken om je eigen plan voor de grote onderhoudsbeurt te maken. Noteer de tijd die je met deze opdracht bezig bent, want dit gegeven heb je straks nog nodig. a Maak een stappenplan. Wat doe je eerst en wat daarna. Kies een logische volgorde. Zorg dat je niet zaken twee keer uit elkaar hoeft te halen. Gebruik werkblad 14. b Noteer bij elke stap welke materialen en gereedschappen je nodig hebt. c Laat je stappenplan zien aan je docent of aan degene die de installatie of het werktuig regelmatig gebruikt. Het stappenplan moet eerst goedgekeurd worden, voordat je het mag uitvoeren. d Om de onderhoudsbeurt te kunnen uitvoeren, moet je eerst kijken of alle spullen er zijn. Loop de benodigdheden van het stappenplan na. Zet een kruisje achter spullen die aanwezig zijn. e Bestel eventueel de materialen in overleg met je docent of degene die de installatie of het werktuig regelmatig gebruikt.
4
Fig. 5.3
5
R
Euh, waar hoorde dit ook al weer?
Een grote onderhoudsbeurt uitvoeren Als het goed is, heb je alle spullen bij elkaar en weet je wat je moet doen. Nu ga je aan de slag. a Trek de juiste beschermende kleding aan. b Zorg voor een goede werkplek met een juiste werkhoogte en voldoende licht. c Leg alle materialen klaar. d Voer de grote beurt volgens het stappenplan uit. Schrijf bij elke stap hoeveel tijd je ermee bezig bent geweest. e Draai eenmaal proef. Controleer het functioneren van de installatie of werktuig met de checklist op werkblad 13. 67
EINDOPDRACHT: EEN WERKTUIG OF INSTALLATIE ONDER DE LOEP!
f g
Als alles in orde is, ruim dan alle materialen op. Laat de werkplek schoon achter. Maak een verslag van de uitvoering van de onderhoudsbeurt. Noteer ook in het verslag wat goed ging en wat je de volgende keer beter zou doen.
Fig. 5.4
R
Hoeveel heeft de onderhoudsbeurt gekost? Je gaat berekenen hoeveel de onderhoudsbeurt kost. a Neem werkblad 15. Schrijf het totaal aantal uren van de voorbereiding op. Dit zijn de uren van voor het maken van de checklist en het stappenplan. En schrijf de uren van de uitvoering van de grote onderhoudsbeurt op. b Bereken de arbeidskosten. c Schrijf de kosten van de benodigde materialen op. d Bereken de materiaalkosten. e Maak nu een factuur op de pc voor de grote onderhoudsbeurt. Noteer op de factuur jouw naam, adres en rekeningnummer. Richt je factuur aan je docent of degene die de installatie of het werktuig regelmatig gebruikt. 6
Ook dat is een advies!
R
8 Alles overzichtelijk op papier Als het goed is heb je nu al heel veel op papier staan. Alle gegevens ga je nu in een verslag verwerken. Het verslag maak je op de computer. Gebruik bij het maken van het verslag werkblad 16. Op dit werkblad staat precies wat je moet doen en in welke volgorde. Kruis steeds aan als je iets gedaan hebt. Zo vergeet je niets.
7 + Wat is je advies aan de gebruiker? Problemen aan installaties of met werktuigen kun je beter voorkomen. a Welke tips zou je kunnen geven aan de gebruiker om problemen te voorkomen? b Hoe zou je ervoor kunnen zorgen dat de grote onderhoudsbeurt de volgende keer minder kost?
Het verslag heeft de volgende hoofdstukken: – Inleiding – Checklist en lijst met gebreken
68
EINDOPDRACHT: EEN WERKTUIG OF INSTALLATIE ONDER DE LOEP!
– – – –
Voorbereiding grote onderhoudsbeurt: stappenplan met materialen Beschrijving van de uitvoering van de grote onderhoudsbeurt Factuur Afsluiting
9 + Hoe is het gegaan? In deze opdracht ga je bekijken hoe het maken van de eindopdracht is verlopen. a Vul werkblad 17 in. b Bespreek met de docent werkblad 17. De docent heeft ook dit werkblad in gevuld over jou. Bespreek de verschillen. c Bepaal samen met de docent je eindbeoordeling van de eindopdracht.
69
EINDOPDRACHT: EEN WERKTUIG OF INSTALLATIE ONDER DE LOEP!
70
Veiligheid op je eigen werkplek
9
8
7
6 Is het vloeroppervlak ruw/glad?
5 Is bekend wat je moet doen bij brand?
4 Zijn de veiligheidsvoorschriften van de machines bekend?
3 Is er genoeg loopruimte tussen de machines?
2 Is het netjes in het technieklokaal?
1 Zijn de veiligheidsvoorschriften bij de leerlingen bekend?
Vraag
Antwoord
Ga na in hoeverre het technieklokaal veilig is. Een aantal aandachtspunten is al genoemd.
Dit werkblad hoort bij opdracht 2 van hoofdstuk 1.
Werkblad 1
Onderhoud gebouwen
Onderhoud gebouwen
Banken in de kleedkamer
Bevestiging zitting van bank
Geef met een stippellijn in het vooraanzicht aan op welke hoogte het zijaanzicht genomen is.
Fig. W2.1
Hieronder zie je de bevestiging van de zitting van een bank aan de staanders in vooraanzicht en in zijaanzicht.
Dit werkblad hoort bij opdracht 6 van hoofdstuk 1.
Werkblad 2
Onderhoud gebouwen
Onderhoud gebouwen
Gereedschap
3 hamer
2 boormachine
1 beitel
Soort gereedschap
Waarvoor te gebruiken?
Hoe te gebruiken?
Opmerking: Als bij jullie op school het Gereedschapsplakboek aanwezig is, dan kun je hier ook plaatjes plakken.
In de tabel staan enkele gereedschappen. Zoek ze op in het technieklokaal en geef in de tabel aan waarvoor de verschillende gereedschappen dienen en hoe je ze gebruikt. Vraag je docent om advies. Laat in ieder geval je werk controleren.
Dit werkblad hoort bij opdracht 9 van hoofdstuk 1.
Werkblad 3
Onderhoud gebouwen
6 rolmaat
5 lijmtangen
decoupeerzaag
kapzaag
4 zaag
Soort gereedschap
Onderhoud gebouwen Waarvoor te gebruiken?
Hoe te gebruiken?
10 verstekbak
9 schuurmachine
8 schroevendraaier
7 schietlood
Soort gereedschap
Onderhoud gebouwen Waarvoor te gebruiken?
Hoe te gebruiken?
13 winkelhaak
12 waterpas
11 vijl
Soort gereedschap
Onderhoud gebouwen Waarvoor te gebruiken?
Hoe te gebruiken?
Materialen
6 spijkers
5 schuurpapier
4 schroeven
3 potlood
2 lijm
1 hoekijzers
Materiaal
Welke soorten?
Waarvoor gebruikt?
Hier zie je een lijst van materialen. Zoek ze op in het technieklokaal. Geef in de tabel aan welke soorten er zijn en waarvoor deze worden gebruikt. Vraag je docent om advies. Laat in ieder geval je werk controleren.
Dit werkblad hoort bij opdracht 10 van hoofdstuk 1.
Werkblad 4
Onderhoud gebouwen
Onderhoud gebouwen
Voor niets gaat de zon op
Materialen
Hoeveelheid gebruikt
Prijs per eenheid
Totale prijs
Schrijf alle materialen op, die je nodig hebt gehad bij opdracht 12, 13, 15 en 16. Noteer: – hoeveel je van elk materiaal gebruikt hebt (bijvoorbeeld 2 gipsplaten van 60 × 200 cm, rest wordt gegooid); – hoeveelheid het materiaal per eenheid kost (bijvoorbeeld een gipsplaat van 60 × 200 cm kost 2 euro); – de prijs, die je kwijt bent voor je plafond (2 × 2 = 4 euro). – tel alles op.
Dit werkblad hoort bij opdracht 17 van hoofdstuk 1.
Werkblad 5
Onderhoud gebouwen
Materialen
Hoeveelheid gebruikt
Onderhoud gebouwen
Totaal
Prijs per eenheid
Totale prijs
De prijs van de verbouwing
Materialen
Hoeveel nodig
Prijs per eenheid
Totale prijs
Om te bepalen hoeveel Anouk kwijt is aan materiaal, moet je eerst weten hoeveel je van deze materialen nodig hebt. Ga uit van de gegevens in opdracht 7. De hoogte van de muurtjes is twee en halve meter. Het oppervlak van het plafond is gelijk aan het grondoppervlak. Zodra je weet hoeveel je nodig hebt, kun je verder gaan zoals bij werkblad 5. Ga ervan uit dat je van sommige materialen overhoudt (bijvoorbeeld lijm), maar dan moet je toch het geheel berekenen (de hele pot lijm).
Dit werkblad hoort bij opdracht 18 van hoofdstuk 1.
Werkblad 6
Onderhoud gebouwen
Materialen
Hoeveel nodig
Onderhoud gebouwen
Totaal
Prijs per eenheid
Totale prijs
Krabbers, schuurpapier, plamuur en plamuurmessen
Welke soorten? driehoekige krabber
Gereedschap/materiaal Krabbers
Laat de tabel ten slotte controleren door je docent.
voor weg schrapen verfresten in het algemeen
Waarvoor gebruik je het?
In de tekst worden verschillende soorten gereedschappen en materialen genoemd. Tussen die gereedschappen en tussen die materialen bestaan verschillen. Er zijn verschillende soorten plamuurmessen: plamuurmessen met een hard blad en met een zacht blad. En ook de grootte verschilt. Welke soort je gebruikt, hangt samen met het soort werk. Er zijn ook verschillende soorten krabbers en schuurpapier. Hoe gebruik je ze? Gebruik de tabel. De tabel is al voor een deel ingevuld. De rest moet jij doen. Wat je niet weet, zoek je op in boeken en brochures.
Dit werkblad hoort bij opdracht 12 van hoofdstuk 2.
Werkblad 7
Onderhoud gebouwen
grof (25 - 40 - 60)
Schuurpapier
waterproof
zeer fijn (220 - 320)
middelfijn (80 - 100)
Welke soorten?
Gereedschap/materiaal
Onderhoud gebouwen
glad maken niet al te ruwe oppervlakten en schuren eerste verflaag
verwijderen roest, gebladderde en ruwe oppervlakten
Waarvoor gebruik je het?
plamuren van grote oppervlakten
met verend blad
met smal oppervlak
aanbrengen vulmiddelen, uitvoeren reparaties
met stijf blad
Plamuurmessen
Waarvoor gebruik je het?
Welke soorten?
Gereedschap/materiaal
Onderhoud gebouwen
Onderhoud gebouwen
Soorten verf herkennen
Acrylverf
Verf op alkydbasis
Grondverf Primer Acrylgrondverf Menie
verfsoort
buiten
binnen
hout
metaal
wanden/ plafonds
bijzonderheden
In de tabel staan verschillende soorten verf. Geef in de tabel met een kruisje aan waarvoor je elke verfsoort gebruikt. Vermeld bij elke verfsoort ook enkele bijzonderheden, die op de verpakking vermeld staan.
Dit werkblad hoort bij opdracht 15 van hoofdstuk 2.
Werkblad 8
Onderhoud gebouwen
Synthetische muurverf
Latex muurverf
Veegvaste muurverf
Beits
verfsoort
buiten
binnen
Onderhoud gebouwen hout
metaal
wanden/ plafonds
bijzonderheden
Tweecomponentenverf
verfsoort
buiten
binnen
Onderhoud gebouwen hout
metaal
wanden/ plafonds
bijzonderheden
Onderhoud gebouwen
Hemelwater en drinkwater
Afvoerleidingen
Vragen en opdrachten a Geef in de figuur de wastafel en het toilet aan. b Geef in de figuur met een blauwe pijl de stroomrichting van het drinkwater aan. c Geef in de figuur met een grijze pijl de stroomrichting van het hemelwater aan. d Geef in de figuur met een bruine pijl de stroomrichting van het rioolwater aan. e De regering wil dat in de toekomst de regenpijpen losgekoppeld worden van het riool. Waarom wil de regering dat? f Er zijn mensen die hemelwater gebruiken om de tuin te sproeien, om hun auto te wassen en om de was te doen. Waarom gebruiken deze mensen daar geen drinkwater voor?
Fig. W9.1
In de figuur zie je dat drinkwaterleidingen en regenpijp allebei op de riolering zijn aangesloten.
Dit werkblad hoort bij opdracht 2 van hoofdstuk 3.
Werkblad 9
Onderhoud gebouwen
Onderhoud gebouwen
Straatsteen dik formaat 210 × 68 × 70 mm Cobblestone 100 × 100 × 60 mm
Straatsteen keiformaat normaal 195 × 92 × 85 mm Straatsteen dik formaat 195 × 68 × 85 mm
Trottoirtegel 300 × 300 × 45 mm
Cobblestone 140 × 210 × 60 mm
Straatsteen keiformaat plat 210 × 105 × 70 mm
Straatsteen keiformaat plat 195 × 92 ×70 mm
Betonstenen
Straatsteen waalformaat 200 × 49 × 70 mm
Nummer steen
Straatsteen waalformaat 195 × 48 × 85 mm
Bakstenen
Hieronder zie je namen van verschillende stenen met hun beschrijving. Zet het nummer van de steen bij de juiste naam.
Dit werkblad hoort bij opdracht 9 van hoofdstuk 3.
Werkblad 10 Stenen op naam brengen
Onderhoud gebouwen
Nummer steen
Onderhoud gebouwen
Soort houtproduct
Waar tegengekomen?
Waarom juist daar toegepast?
Bij jouw thuis en op school kun je verschillende houtproducten vinden. Ga op zoek naar deze houtproducten. Let op plafonds, wanden, meubels, vloeren enzovoort. Vul in de tabel in welke houtproducten je bent tegengekomen en waar je bent ze tegengekomen. Leg ook uit waarom de producten juist daar zijn toegepast. Het kan zijn dat je de naam van sommige houtproducten niet kent. Geef dan een omschrijving van dit product.
Dit werkblad hoort bij opdracht 2 van hoofdstuk 4.
Werkblad 11 Op zoek naar houtproducten
Onderhoud gebouwen
Soort houtproduct
Onderhoud gebouwen Waar tegengekomen?
Waarom juist daar toegepast?
Opdracht nummer
Taken
Wanneer je wilt beginnen
Dit werkblad hoort bij opdracht 2 hoofdstuk 5. De eindopdracht moet af zijn op: ....................
Werkblad 12 Planning
Onderhoud gebouwen
Wanneer je het af wilt hebben
Wanneer het af moet zijn
Opmerkingen van de docent
Onderhoud gebouwen
Aandachtspunten
Dit werkblad hoort bij opdracht 3 en opdracht 5 van hoofdstuk 5.
Werkblad 13 Checklist
Onderhoud gebouwen
In orde
Niet in orde
Aandachtspunten
Onderhoud gebouwen In orde
Niet in orde
Stappen
Wat heb je nodig?
Dit werkblad hoort bij opdracht 4 van hoofdstuk 5.
Werkblad 14 Stappenplan
Onderhoud gebouwen
Aanwezig
Onderhoud gebouwen
Totaal arbeidskosten inclusief btw
Btw 19%
Totaal arbeidskosten
Arbeidskosten per uur
Totaal aantal uren
Aantal uren uitvoering
Aantal uren voorbereiding
Arbeidskosten
Dit werkblad hoort bij opdracht 6 van hoofdstuk 5.
Werkblad 15 Totaalkosten
Onderhoud gebouwen
30 euro
Totaal materiaalkosten inclusief btw
Btw 19%
Totaal materiaalkosten
Gebruikte materialen
Materiaalkosten
Onderhoud gebouwen
(Geschatte) kosten in euro
❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
Verslag afwerken Lees het verslag nog een keer door. Verbeter de stukken tekst waarover je nog niet tevreden bent. Laat iemand anders je verslag lezen. Misschien heeft die persoon nuttige tips. Schrijf de bladzijden niet te vol. Laat ruimte open voor plaatjes en tekeningen. Begin elk hoofdstuk op een nieuwe bladzijde. Maak een inhoudsopgave. Nummer alle bladzijden. Print het verslag uit. Plak de plaatjes. Maak een aantrekkelijke kaft en bedenk een titel. Bind het verslag in.
❏ Schrijf de afsluiting in maximaal 1 A4 tekst. ❏ Geef in de afsluiting je advies aan de gebruiker.
Schrijf de afsluiting
❏ Zoek plaatjes bij elk hoofdstuk.
zijn, is dat niet erg. Die maak je later wel in orde.
❏ Schrijven is vaak lastig. Vertel je verhaal hardop en schrijf het dan op. Als de zinnen nog niet goed
resultaten van die opdrachten.
❏ Schrijf bij de opdrachten 3 tot en met 6 steeds een nieuw hoofdstuk. Maak goed gebruik van de
Schrijf de hoofdstukken
❏ Schrijf de inleiding in maximaal 1 A4 tekst. ❏ Vertel ook in het kort waar het verslag over gaat. ❏ Vertel waarom je voor deze installatie of dit werktuig hebt gekozen.
Schrijf de inleiding
Kruis steeds aan als je iets gedaan hebt. Zo vergeet je niets.
Dit werkblad hoort bij opdracht 8 hoofdstuk 5.
Werkblad 16 Een verslag maken
Onderhoud gebouwen
Onderhoud gebouwen
Totaal aantal punten (maximaal 60)
Verzorging verslag
Gebruik van plaatjes en lay-out
Taalgebruik
Uitwerking van de onderwerpen
Verslag
Advies aan de gebruiker
Uitvoering factuur
Uitvoering onderhoudsbeurt
Voorbereiding onderhoudsbeurt
Samenstelling lijst met gebreken
Werkzaamheden
Bijstellen planning
Inschatten tijd
Omschrijving activiteiten
Planning
Geef jezelf punten voor de volgende zaken. 1 punt = niet goed uitgevoerd, 5 punten = is goed uitgevoerd.
Dit werkblad hoort bij opdracht 9 hoofdstuk 5.
Werkblad 17 Hoe is het gegaan?
Onderhoud gebouwen
.................................................................................................................
.................................................................................................................
Wat heb je ervan geleerd?
.................................................................................................................
.................................................................................................................
Wat vond je het leukst?
.................................................................................................................
.................................................................................................................
Wat zou je de volgende keer anders doen?
.................................................................................................................
.................................................................................................................
Noem twee zaken die slecht gingen.
.................................................................................................................
.................................................................................................................
Algemene vragen Noem twee zaken die heel goed liepen.
Onderhoud gebouwen
TREFWOORDENLIJST
G
Trefwoordenlijst
gevaarlijke stoffen 11 gipsplaten 19 grafietpoeder 29 grijs water 38 gronden 31
A
grondhout 16
afbijten 29
grondverf 31
afbranden 29 afhangen 26
H
afrastering 58
halfsteensverband 47
afreien 43
handschoenen 10
Arbowet 12
hang- en sluitwerk 26
B
helling 48
bakstenen 46
helm 10
beitsen 63
hemelwater 38
hardhout 53
bestraten 46
hete lucht 29
betonstenen 46
hoekijzer 16
brekerzand 47
hoogteverval 48
buitenbeits 63
houtverbindingen 16
C
I
creosootolie 58
impregneren 62
cunet 42
inkeep 60
D
insteeksloten 28
inklinken 42 doorzichtige beits 63 draadspanners 61
K
duurzaam 62
kantopsluiting 43 keerpaaltje 60
E
keperverband 47
elleboogverband 47
kleurencode 33
111
TREFWOORDENLIJST
koprollaag 43
S
krammen 61
scherp zand 42
kwasten 32
scheve projectie 14
kwastplamuur 31
schilderwerk 31 schoren 60
L
schuurpapier 30
lakverf 33
slipway 49
latex muurverf 34
spie 40
lawaai 11
synthetische muurverf 34
lijmverbinding 40 T M
trilplaat 47
manchetverbinding 40
tropisch hardhout 53
mof 40 molybdeendisulfidepoeder 29
V
mondkapje 10
veegvaste muurverf 34
muurverf 34
veiligheidsbril 10 veiligheidsschoenen 10
N
veiligheidsslot 28
natuurstenen 46
verbindingen 16
nietpistolen 20
verduurzamen 62 verfdampen 11
O
visgraatverband 47
opsluitbanden 43
vulmiddel 30
P
W
palen 58
waterproofschuurpapier 30
piketten 42
waterverdunbaar 33
plamuurmessen 30
witten 34
plato-hout 63
wolmanzout 58
R
Z
rechte projecties 13
zachthout 53
regelwerk 16 reilat 43 roller 33
112