vakblad voor handhavers
THEMANUMMER POLITIE
2
Dier & Milieu 2013/2 1
Vakblad voor handhavers op het gebied van dierenbescherming, natuurbehoud en milieubeheer. Uitgave van Vereniging Politie Dieren- en Milieubescherming. Opgericht 12 juli 1919. ISSN: 0928-6627. Verschijnt 6 maal per jaar. Hoofd-/Eindredactie: K. Kasemir Omloop 103, 7391 PL Twello. e-mail:
[email protected] Redactiecommissie: D. Nijhof, Winterswijk, K. Kasemir, Twello, K. Procee, Wierden, N. Evertsen, Leiden, W. Kroon, Deventer Redactionele medewerkers: H. Klunder, M. Pol, G. Terpstra, P. Brandhorst en J.H. Madern Opmaak, layout en druk Concerndrukkerij Almelo Advertenties Adviesburo Cadex, Tuin 12 4307 CH Oosterland Tel. 0111-643307 Dier en Milieu wordt gedrukt op elementair chloorvrij papier. De in dit blad gepubliceerde artikelen en meningen weerspiegelen niet altijd het beleid of de doelstelling van de Vereniging PDM. Hoewel de redactie streeft naar volledig juiste berichtgeving, kan de juistheid niet altijd gegarandeerd worden. Aan publicaties in PDM kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.
Kanttekeningen Het weer blijft een boeiend onderwerp: wanneer ik dit schrijf is het het eerste weekend van het officiële voorjaar en het is zo koud dat heel Nederland steen en been klaagt. Wanneer u dit leest is het waarschijnlijk al hoog en breed echt lente geworden en is het groen uit de grond en van de bomen gespat. Ik kan daar op dit moment erg naar uitkijken! In dit nummer van Dier en Milieu vindt u enkele artikelen, gerelateerd aan de vorming van de nationale politie en de effecten die die ontwikkeling heeft voor handhaving en toezicht. Als PDM maken we ons grote zorgen over het feit dat handhaving in het buitengebied, op het vlak van natuur, milieu en dierenwelzijn, steeds verder onder druk komt te staan. Diverse processen grijpen daarbij in negatieve zin op elkaar in. Ten eerste: de politie is door de reorganisatie met name intern gericht, en de mensen aan de basis die gemotiveerd hun werk doen, zijn steeds vaker met repressie en opsporing van grotere zaken bezig. Ten tweede: door de bezuinigingen bij gemeenten en andere (semi-) overheidsorganisaties worden er steeds meer BOA-taken wegbezuinigd. Ten derde: de vervolging van de feiten die door BOA's en politie worden aangebracht, hebben een lage prioriteit bij het Openbaar Ministerie. Vandaar onze grote zorgen. Al deze ontwikkelingen samen leiden ertoe dat de bescherming van natuur, dier en milieu sterk naar de achtergrond verdwijnt. Het is een bekend fenomeen dat in een tijd van economische neergang, zaken als preventieve veiligheid en duurzamheid, natuur en milieu minder aandacht krijgen. Doelstelling
De Vereniging Politie Dieren- en Milieubescherming (PDM) stelt zich ten doel de beginselen waarop dieren- en milieubescherming behoren te rusten, meer ingang te doen vinden onder de hierbij betrokken handhavingsambtenaren in Nederland en de leden te activeren het dier en het milieu te beschermen tegen elke gedraging welke in strijd is met de beginselen van een verantwoorde dieren- en milieubescherming, een en ander binnen het kader van de geldende rechtsregels. De vereniging wil haar doel verwezelijken, onafhankelijk van enige politieke stroming en met eerbiediging van ieders levensbeschouwelijke overtuiging. Voorzitter: L.J. Sievers, Bovenstraatweg 86, 8096 PG Oldebroek Secretaris: K. Procee, Sparrenlaan 26, 7642 VC Wierden.
2 Dier & Milieu 2013/2
Over inhoud gesproken: PDM heeft zich als medeondertekenaar, samen met een heel aantal andere natuurbeschermingsorganisaties, geschaard achter het initiatief Mooi Nederland. Dit doen we zonder stellingname over politieke overtuiging, levensbeschouwing of leefstijl, zoals onze verenigingsdoelstelling aangeeft. Als PDM vinden we dit initiatief wel een belangrijke stap in de richting van verdere samenwerking, en vragen we met alle andere organisaties ook nadrukkelijk om meer aandacht voor handhaving, actieve bescherming van natuur en beheer van inheemse soorten. Dat is waar onze vereniging voor staat en dat is waar u ons op kunt aanspreken: al onze kracht inzetten voor toezicht en handhaving ter bescherming van natuur, dier en milieu, en voor de mensen die de cruciale taken op dat vlak nog altijd met passie uitvoeren. Lieke Sievers. E 10,50.
Bestuur
Kopij Kopij voor nummer 2013/3 kunt u voor 25 april 2013 aanleveren bij Koos Kasemir. Voor adres: zie Hoofd- en Eindredactie. Teksten mailen naar:
[email protected]
Vandaar dat wij als bestuur van PDM de samenwerking zoeken met organisaties die dezelfde doelen nastreven als wij. Alleen door samenwerking vanuit de inhoud kunnen we ons sterk maken voor het grotere belang dat we nastreven, en zo deze fase in onze maatschappij door komen. Bundeling van krachten maakt dat we onze argumenten naar voren kunnen blijven brengen. Een van die organisaties waar we contacten mee opbouwen is BeBoa, en binnenkort gaan beide besturen met elkaar aan tafel om de vormen van samenwerking te onderzoeken en concreet te maken.
Administratie Leden/donateurs: Sparrenlaan 26, 7642 VC Wierden. tel. 0546-579501.
[email protected] Contributie: De contributie, verbonden aan het verenigingslidmaatschap, bedraagt E 25,00 per jaar, inclusief dit blad. Het lidmaatschap is persoonlijk en kan slechts worden opgezegd aan het einde van een kalenderjaar, mits schriftelijk, per brief, en met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 4 weken. Geregistreerd seniorenlidmaatschap
Penningmeester: mr. R. Klooster, Hogerlustlaan 35, 1191 CK Ouderkerk aan de Amstel. Postbankrekening 21270 t.n.v. Politie Dieren- en Milieubescherming, te Ouderkerk aan de Amstel (algemeen). Bankrekening 4412079 t.n.v. Politie Dieren- en Milieubescherming, Sparrenlaan 26, 7642 VC Wierden (contributie/ donaties). Vanuit buitenland: IBAN: NL10INGB0004412079 BIC: INGBNL2A. Ereleden: F. J. Laméris, S.H. Mulder, J.Th.L. Papeveld, J. Rinck, N.C. Waterschoot en mr. R. Klooster.
Legaten en schenkingen
De Vereniging Politie Dieren- en Milieubescherming is een instelling van algemeen nut! (ANBI) Schenkingen zijn vrij van schenkingsrecht. Erfelijke verkrijgingen zoals legaten of erfstellingen zijn vrij van successierechten. Voor het oprichten van een stichting waaraan uw naam kan worden verbonden, vallende binnen (het dierenbeschermings- of het milieubeschermingsdeel) van de doelstelling van de vereniging, kunt u terecht bij de secretaris.
Voorlichtingsstand
Aanvragen voor het gebruik van de voorlichtingsstand kunnen worden gericht aan de Administratie Politie Dierenen Milieubescherming, Sparrenlaan 26, 7642 VC Wierden, tel. 0546-579501,
[email protected]
In dit blad
Inhoud nr. 2 - april 2013
De basis voor goed politiewerk begint bij het onderwijs. In dit nummer gaat P. Ritzer in op de ontwikkeling van het milieuonderwijs voor de politie en schrijft L. van Straten over het eindgesprek milieu.
over hun werkzaamheden.
De tijd is rijp
Commissie Herziening Handhavingsstelsel VROM-regelgeving
H. Salomons en C. Lussi zijn beiden al jaren werkzaam als informatiemakelaars milieucriminaliteit binnen de Nederlandse politie. In een vraaggesprek vragen wij aan beiden om de lezer wat meer informatie te geven J. Liezen kijkt in de toekomst. In zijn bijdrage verplaatst hij zijn gedachten naar december 2017. De politie heeft een congres georganiseerd over de toekomst van de aanpak van Milieucriminaliteit. Met de ervaringen uit het verleden kijkt hij naar de toekomst van de Nationale politie.
Kanttekeningen ................................................................ 2 Inhoud ................................................................................................. 3 De ontwikkeling van het milieuonderwijs voor politie 4 Varkensflatveehouder in de fout ................................ 9 De visserijwet 1963 toegelicht. Aflevering 22: Uitvoeringsregeling visserij – deel – 2 .................... 10 Dierenpolitietaken in het vizier ................................ 12 Bestuurlijke strafbeschikking milieu ......................... 16 Wijkagent in het buitengebied ................................... 18
Een dood schaap en de nieuwe Wet dieren ............ 21 Onrust onder de groene BOA’s ...................................... 22 Drank: een probleem dat de gemeente wel aankan 24 Wijziging Visserijwet 1963 en Reglement voor de binnenvisserij 1985 ................................................. 27 Van puzzelstukje informatie naar milieufraudeonderzoek ............................................................. 28 De groene wetgeving (Flora- en faunawet) toegelicht. Aflevering 22: De uitoefening van de jacht-jachtmiddelen – gefokte jachtvogels – deel 1 ......................................................... 32 Jurisprudentie.................................................................... 34 Aanpak ondermijnende milieucriminaliteit eind 2017 op niveau ........................................................ 36
De redactie plaatst in eerste instantie foto’s van leden en daarnaast foto’s waarvoor rechten betaald zijn of die rechtenvrij zijn. Mocht er onverhoopt toch een foto geplaatst zijn waarvoor geen toestemming is verleend dan verzoekt de redactie u contact op de nemen met het secretariaat van onze vereniging. Bij sommige artikelen plaatst de redactie foto’s die een illustratief karakter hebben.
Overname en gedeeltelijke overname van artikelen uit dit blad is toegestaan onder bronvermelding en na toestemming van de redactie.
Speurder ............................................................................. 41 Visserij in dioxine-wateren ......................................... 42 Je mag alleen jagen met een korte hond ............. 43 Bosschaap in Zeewolde ............................................... 44
Voorblad
Internationaal handhaven .......................................... 45
In dit themanummer "politie", aandacht voor de huidige en toekomstige werkwijze van de politie en de politieopleidingen. De politie reorganiseert en dat heeft gevolgen voor de organisatie zelf en de netwerkpartners. Hoe is het straks geregeld met de milieutaken en wie pakt dit op.
Lezers schrijven: Wij moeten samen leven en niet elkaars vijanden worden .............................. 47 Boswachter, ziet u door de bonnen het bos nog? .............................................................................. 48 Steenmarterprobleem, wat kunnen we doen ........... 50 Dier & Milieu 2013/2 3
De ontwikkeling van het milieuonderwijs voor politie
Het ging vooral om de politiemensen in wording kennis over te dragen, over zaken als (wild)stroperij. (foto: Velthuis)
Er ontstond steeds meer bewustwording als het ging over de verontreiniging van onze leefomgeving.
De Nederlandse politie wordt opgeleid om haar maatschappelijke taak op verantwoorde wijze uit te voeren. Naast de toerusting die medewerkers nodig hebben voor de uitvoering van hun taak op het gebied van verkeer, jeugd, zeden en zo verder, wordt op de Politieacademie ook de benodigde kennis op het gebied van milieu aangeleerd. In dit artikel de ontwikkeling van het milieuonderwijs voor politie sinds 1975.
Onderwijs op het gebied van de naleving van deze wetten werd nagenoeg niet gegeven. Het bleek dat de toenmalige politieorganisaties onvoldoende tot geen kennis hadden van het nut en de noodzaak tot handhaving van deze wetten. Ook bestond de gedachte dat handhaving van de betreffende wetten vooral een taak was van de gemeenten, provincies en/of de rijksoverheid.
Bewustwording
Tot 1990 was milieu niet als thema in het politieonderwijs opgenomen, zoals we het nu kennen. Een aantal wetten waren in het onderwijs van toen opgenomen. Zo werd aandacht besteed aan de toenmalige Jachtwet, Vogelwet, Visserijwet en Natuurbeschermingswet (de zogenaamde groene milieuwetten). Het ging vooral om de politiemensen in wording kennis over te dragen, om zaken als (wild)stroperij, illegaal vissen, het bestrijden van illegaal bezit van bepaalde vogelsoorten tegen te gaan en te voorkomen dat zeldzame plantensoorten werden onttrokken uit hun omgeving. Bovengenoemde wetten werden alleen in het onderwijs opgenomen als dit paste binnen het onderwijsprogramma van de toenmalige gemeentelijke politiekorpsen en de Rijkspolitie in relatie tot de werkomgeving. De gemeentelijke politiekorpsen kenden voornamelijk het stedelijk gebied als werkomgeving, de Rijkspolitie kende het landelijke gebied als werkomgeving.
Rond 1975 ontstond er een bewustwording in Nederland als het ging over de verontreiniging van onze leefomgeving, het veroorzaken van overlast door geluid en stank en de ernstige verontreinigingen van ons oppervlaktewater en bodem. Ook het hebben van bedrijven in de leefomgeving bleek niet altijd zonder risico’s. Deze bewustwording leidde er toe dat er wet- en regelgeving werd ontwikkeld die één en ander in goede banen moest leiden. Het resultaat: een wet die regels stelde aan de oprichting van bedrijven en wetten die regels stelden ter beperking van de luchtverontreiniging en geluidshinder, maar ook wetten die bepaalden hoe om te gaan met afvalstoffen of die regels stelden ter bescherming van de kwaliteit van ons oppervlaktewater en onze bodem (de zogenaamde grijze milieuwetten).
Beperkt milieuonderwijs
Inhaalslag
Rond 1985 bleek dat onze leefomgeving behoorlijk nadelig werd beïnvloed door allerlei menselijke activiteiten. Daarbij was het niet ondenkbaar dat geldelijk gewin ten grondslag lag aan het plegen van milieudelicten. Hoewel gemeenten, provincies en de rijksoverheid een belangrijke handhavende taak hadden, moest nu ook de politie de aanpak van milieudelicten in haar takenpakket nemen. Mede gezien haar strafrechtelijke handhavingachtergronden, bleek de politie een belangrijke schakel te zijn bij het bestrijden van milieudelicten en een informatiebron voor de handhavers van gemeenten, provincies en rijksoverheid. Een aantal politiemedewerkers werden fulltime als milieucoördinator aangesteld. Zij coördineerden de aanpak van milieudelicten, ondersteunden collega’s in het veld en waren de schakel tussen de politie en bestuurlijke handhavers. 4 Dier & Milieu 2013/2
Vanaf circa 1990 werd de toenmalige Nederlandse politie opgeleid om in voorkomende gevallen ook handhavend op te treden, daar waar het ging om de grijze milieuwetgeving (de nieuwste milieuwetten). Dat betekende op onderwijsgebied een inhaalslag voor alle zittende politiemedewerkers. In samenwerking met de toen nog zelfstandige politiescholen werden docenten benaderd die affiniteit met milieu hadden, dan wel werden politiemensen uit de praktijk gevraagd om milieuonderwijs te verzorgen. Cursussen met de naam Basis Milieu Cursus of andersoortige benamingen werden verplicht gesteld, allemaal met de intentie om politiemensen op het niveau te krijgen handhavend op te kunnen treden. Medio 1993 werden de zelfstandige politiescholen en selectiecentra samengevoegd tot het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut voor Politie, kortweg LSOP. Het LSOP ontwikkelde diverse vervolgopleidingen op milieugebied op de bestaande basisopleidingen. Deze opleidingen waren bedoeld voor de toenmalige milieucoördinatoren / taakaccenthouders milieu van de diverse korpsen. Het waren vooral theoretische opleidingen. Voor deze opleidingen werden examens afgenomen, maar het niet behalen ervan kende nog geen gevolgen voor de werkuitvoering. In diezelfde periode werden de grijze milieuwetten, naast de groene milieuwetten, in de basis politieopleiding geborgd. Dit onderwijs kende wel gevolgen, want werd (ook na herkansingen) geen voldoende behaald, dan hield dit in dat de opleiding werd beëindigd, kreeg men dus geen politiediploma en kon men niet aan het werk als agent.
Omvorming
Het politieonderwijs onderging in de periode 2000 – 2004 grote veranderingen. Diplomawaardige opleidingen werden op waarde gelijk gesteld aan diplomawaardige opleidingen uit het regulier onderwijs. Zij die politieonderwijs volgden werden studenten, en de kennisoverdracht en -vergaring vond plaats op een andere wijze. De opleiding werd ingericht op het behalen van competenties en
Voor het opleiden van de milieuagent heeft de Politieacademie de leerlijn milieuagent ontwikkeld.
het opdoen van ervaringen, benodigd binnen de context waar de (toekomstige) politieambtenaren werkzaam waren. Dit, samen met politiemedewerkers uit de dagelijkse praktijk. Dit gold ook voor het milieuonderwijs. Daarnaast werd gesproken over initieel onderwijs voor toekomstige politiemedewerkers en over postinitieel onderwijs voor de zittende politiemedewerkers die werden opgeleid voor het vervullen van specialistische functies. Dit onderwijs behelsde de vakgebieden waarvan was vastgesteld dat deze noodzakelijk waren voor de vervulling van functies of taken binnen de politie. Het initieel onderwijs voorzag in twee deelopleidingen die betrekking hadden op de handhaving van milieuregelgeving. Eén opleiding was gericht op bedrijven en de regels die daarop van toepassing zijn, de ander was gericht op de particulier en de daarvoor geldende regels. De eerder genoemde bijscholing op grijze wetgeving werd in het postinitieel omgevormd naar een contextgebonden opleiding, te weten de leergang tot Politiële milieuspecialist. Mede met inbreng van collega’s met een gedegen handhavingspraktijk werd vastgesteld wat in het onderwijs moest worden opgenomen en aangeleerd. Naast de benodigde wetskennis werd in deze leergang de praktische benadering van milieuhandhaving onderwezen. Er werd geleerd hoe men samen met bestuurlijke handhavingpartners naleving van milieuwetten kon effectueren. De leergang bestond uit een algemeen deel waarin de brede milieuwetgeving werd behandeld en kon worden afgesloten met een afstudeerrichting, te weten Milieurechercheonderzoek, Milieutechnisch onderzoek of Handhaving van het milieubeschermingsrecht gericht op soorten en gebieden. In 2004 veranderde het LSOP zijn naam in Politie-academie.
Tijdens de inhaalslag werd ook een basis milieuuitrusting aangeschaft.
Aanpak milieucriminaliteit
Rond 2005 veranderde de benadering van het afdwingen tot het naleven van de milieuwetten. Het strijdig handelen met milieuwetten bleek Dier & Milieu 2013/2 5
De milieuagent is belast met de opsporing van eenvoudige milieucriminaliteit.
criminele vormen aangenomen te hebben, maar ook economische redenen lagen steeds vaker ten grondslag aan dit handelen. De Nederlandse politie moest zich voor de aanpak daarvan anders inrichten. Er kwamen vijfentwintig Regionale milieuteams (één team per politiekorps) en zes Interregionale milieuteams, belast met de aanpak van milieucriminaliteit. De leergang Politiële milieuspecialist werd daartoe bijgesteld. Het algemeen deel werd ingekort en de afstudeerrichting Milieurechercheonderzoek werd in het algemene deel opgenomen. De leergang was nog wel gericht op de handhaving van milieuwetten en in mindere mate op de opsporing van milieucriminaliteit. Het initieel onderwijs van de politie werd in 2012 opnieuw bijgesteld. De vierjarige basisopleiding werd teruggebracht naar drie jaar, wat tot gevolg had dat een aantal onderwerpen binnen het onderwijs zijn ingekort of uit het onderwijsprogramma zijn gehaald. De deelopleiding milieu gericht op personen is daarbij gehandhaafd, de opleiding gericht op bedrijven is een keuzemodule geworden.
Nationale Politie
Het initieel onderwijs van de politie werd in 2012 opnieuw bijgesteld. (foto: politieacademie)
Met de aankondiging van de vorming van de Nationale Politie en de herinrichting van functies daarbinnen is ook gekeken naar de taak van de Nederlandse politie. Zij gaat zich vooral richten op de opsporing en bestrijding van criminaliteit. Dit geldt ook voor de handhaving van milieuwetgeving en de opsporing en bestrijding van milieucriminaliteit. In de basiseenheden wordt een politiemedewerker belast met de handhaving en opsporing van eenvoudige milieudelicten. Dit is de milieuagent. Ten aanzien van de opsporing en bestrijding van de meer complexe milieucriminaliteit is binnen de regionale recherche-eenheden een aparte tak opgenomen die uitsluitend belast is met de opsporing en bestrijding van milieucriminaliteit. Hier zijn de milieurechercheurs werkzaam.
De milieuagent
De milieuagent is belast met de opsporing van eenvoudige milieucriminaliteit, het initiëren van projecten aangaande de handhaving van eenvoudige wetgeving door politiemensen uit die basiseenheden en het onderhouden van een netwerk met medewerkers van gemeenten, Regionale Uitvoeringsdiensten (Rud’s) etc. Daarnaast vormt hij de verbinding tussen de basiseenheden en de recherche eenheden. Anders dan de milieucoördinator richt de milieuagent zich meer op het verzamelen van informatie die de medewerkers van de recherche eenheden nodig hebben voor de aanpak van de milieucriminaliteit. De milieuagent leert ook kijken naar andere, soms effectievere methoden voor de aanpak van de eenvoudige milieudelicten dan alleen de strafrechtelijke aanpak. Voor het opleiden van de milieuagent heeft de Politieacademie in 2012, wederom met politiemedewerkers uit de praktijk, de leerlijn milieuagent ontwikkeld. De milieuagent in opleiding doorloopt in totaal vijf modules, opgebouwd rondom de onderwerpen Omgevingsrecht, Afval, Bodem, Water en Natuurlijke Omgeving. In al deze modules leert de milieuagent om zijn positie en taak in zijn werkomgeving te borgen, wat zijn rol is met betrekking tot informatiegestuurde politie en op welke wijze hij een ondersteunende rol vervult naar zijn leidinggevende en relevante partners.
Modules
- Omgevingsrecht In deze module leert de milieuagent meer over de wet- en regelgeving die nodig is om het wonen en werken in een omgeving leefbaar te 6 Dier & Milieu 2013/2
houden. Onderwerpen die aan de orde komen zijn omgevingsrecht, vergunningen, woningwet en risico’s voor de omgeving. De milieuagent leert hier met name de verbinding te maken en onderhouden tussen zijn basis eenheid en de lokale bevoegde gezagen. - Afval De milieuagent leert in deze module welke soorten afval er zijn en wat de risico’s daarvan zijn voor de leefomgeving. Verder komt aan bod welke partijen betrokken / geïnformeerd moeten worden voor het oplossen van grotere delicten. - Bodem Wat bodembedreigende handelingen kunnen zijn, staat in deze module centraal. Verder wordt geleerd op welke wijze de milieuagent een signalerende functie heeft als het gaat om de wijze waarop actoren handelen bij het verplaatsen en toepassen van grond. - Water In deze module leert de milieuagent waterverontreiniging te herkennen. Ook leert hij met welke snelheid verontreinigingen zich kunnen verplaatsen en hij leert welke handhavingpartners hier een belangrijke rol vervullen met betrekking tot de bestrijding van dit soort verontreinigen. Ook hier wordt de benodigde wet- en regelgeving aangeleerd.
De opleiding dierenwelzijn richt zich op de handhaving van dierenwelzijn en de opsporing van feiten die het welzijn van dieren schaadt. (foto: R. van Wanrooi)
- De natuurlijke omgeving Tot slot leert de milieuagent in deze module zijn collega’s in de basis eenheden te ondersteunen bij de handhaving van de zogenaamde groene wetgeving. Dit, naast het zelfstandig kunnen handhaven van deze wetten.
De milieurechercheur
Voor de milieurechercheurs wordt een nieuwe leerlijn ontwikkeld die aansluit bij hun praktijk. Hiervoor wordt samengewerkt met collega’s uit de praktijk die ervaring met milieurechercheonderzoeken hebben. Deze leerlijn bevat de algemene recherchemodules Rechercheren in meer omvattende zaken (TGO) (de zogenaamde Rimoz), Dossiervorming en Financieel rechercheren. Vervolgens wordt in een module Basis milieucriminaliteit een verdiepingsslag gemaakt op de Rimoz, wat noodzakelijk is om naast de basisbeginselen van een rechercheonderzoek De milieuagent leert in deze module welke soorten afval er zijn en wat de risico’s daarvan zijn voor de leefomgeving.
Dier & Milieu 2013/2 7
zicht te krijgen op milieuspecifieke elementen in een milieurechercheonderzoek. De milieurechercheur zal veelal in teamverband uitvoering geven aan delen van grootschalige opsporingsonderzoeken. Maar ook kleinschalige onderzoeken met een regionaal karakter zullen door de milieurechercheur worden uitgevoerd. Vervolgens kan voor specifieke wetskennis aanvullend onderwijs uit zogenaamde applicaties worden afgenomen. Naast de milieurechercheur zijn binnen de recherche eenheden meerdere medewerkers belast met het leveren van een bijdrage binnen milieurechercheonderzoek. Van de recherche assistent, de generalist en de senior, tot uiteindelijk de recherchekundige.
Naast de bestaande en in ontwikkeling zijnde opleidingen komt het voor dat op specifieke gebieden een acute opleidingsvraag ontstaat. (foto: politieacademie)
Ook het organiseren van zogenaamde themadagen of seminars behoren tot de mogelijkheden om de politiemedewerkers van de juiste kennis te voorzien. 8 Dier & Milieu 2013/2
De recherchekundige
Per regionale recherche eenheid wordt een recherchekundige aangesteld met milieu als specialisatie. Daarvoor is in de periode eind 2011 / begin 2012 een opleiding ontwikkeld die door de Politieacademie wordt aangeboden. De recherchekundige leert hoe ernstige milieucriminaliteit opgespoord kan worden. Speciale aandacht wordt besteed aan de interregionale en -nationale samenwerking. Naast de relevante wetgeving bepalen technologische en wetenschappelijke innovaties hoe de recherchekundige kijkt naar een opsporingsonderzoek. Met het leren van ‘Out of de box denken’ leert de recherchekundige om de tegengestelde belangen bij de aanpak van milieucriminaliteit op elkaar af te stemmen.
Dierenwelzijn
Hoewel de meningen verdeeld zijn of dierenwelzijn tot milieuwetgeving behoort of niet en zonder hierover een oordeel te vellen, wil ik hier ook de Dierenpolitie noemen. De opleiding die hiervoor is ontwikkeld richt zich op
de handhaving van dierenwelzijn en de opsporing van feiten die het welzijn van dieren schaadt. Het onderwijs gaat in op het juridische kader en de toe te passen bevoegdheden. Omdat bij dieren ziekten kunnen voorkomen die schadelijk kunnen zijn voor de mens, maakt het veilig werken in dit werkveld onderdeel uit van de opleiding. Verder wordt behandeld hoe de beste resultaten van optreden kunnen worden behaald, al dan niet in samenwerking met partners.
Tot slot
Zoals al eerder verwoordt, wordt bij de ontwikkeling van het milieuonderwijs nadrukkelijk de inbreng van de collega’s uit de praktijk gevraagd. Maar ook de inbreng van de medewerkers van, het Lectoraat milieu, het onderdeel Onderwijs Kennis en onderzoek en het Landelijk Milieuexpertisecentrum maakt een substantieel onderdeel uit van de ontwikkeling van het milieuonderwijs. Naast de bestaande en in ontwikkeling zijnde opleidingen komt het voor dat op specifieke gebieden een acute opleidingsvraag ontstaat. In goed overleg kan dan een (kortdurende) training worden ontwikkeld. Maar ook het organiseren van zogenaamde themadagen of seminars behoren tot de mogelijkheden om de politiemedewerkers van de juiste kennis te voorzien. Mede hierdoor lukt het de Politieacademie steeds beter om actueel onderwijs/kennis aan te bieden, aansluitend op de dagelijkse politiepraktijk. Verder bestaat de mogelijkheid om relevante informatie weg te halen van het Politiekennisnet. Het onderwerp milieucriminaliteit stopt niet bij de medewerkers binnen de Basiseenheden en de tactische opsporing. Medewerkers van bijvoorbeeld de meldkamer zijn partners bij de aanpak van milieucriminaliteit en leidinggevenden zijn de aangewezenen binnen de politieorganisatie die er voor moeten zorgen dat de aanpak van milieucriminaliteit binnen en politietaak geborgd wordt. Ook in hun onderwijs wordt het thema milieucriminaliteit opgenomen. Kijk voor het actuele opleidingsaanbod bij de Politieacademie op milieugebied eens op www.politieacademie.nl/milieu. Tekst: Peter Ritzer, Politieacademie
Varkensflatveehouder in de fout Het is alweer jaren geleden dat er in de gemeente Noordoostpolder drie zogenaamde varkensflats in bedrijf werden genomen. Deze varkenshouderijen, opgericht naar modelbedrijven in Duitsland en in Noord-Brabant, herbergen elk rond de 10.000 varkens. Al langer staan deze grote bedrijven, vanuit het dierenwelzijn en overlast, in brede belangstelling bij het bevoegd gezag en de milieubeweging.
Voor het bevoegd gezag (vergunningverlening) is, om op een zo objectief mogelijk wijze inzicht te krijgen over te verwachten stankhinder, rondom deze vorm van veehouderij, een landelijke Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 ontwikkeld. Deze richtlijn bevat een beoordelingssystematiek die ondermeer bestaat uit een omrekeningstabel naar mestvarkenseenheden (mve). Verder bevat de richtlijn een tabel met vaste afstanden en een afstandsgrafiek. Er is een indeling van de omgeving opgenomen van een inrichting naar vier categorieën van stankgevoelige objecten en een methode voor berekening van de cumulatieve effecten van stankhinder door intensieve veehouderijen. Vanwege jurisprudentie kan deze richtlijn inmiddels niet meer in zijn geheel bij alle veehouderijen worden toegepast omdat er toch een vorm van couleur locale nodig blijkt te zijn. De stankoverlast wordt bestreden met een biowasinstallatie. Bij de installatie en instelling wordt rekening gehouden met de hoeveelheid mve’s van een bedrijf. Daarin is ook verwerkt dat een volwassen varken meer mest en dus meer stank produceert dan een klein biggetje.
Groen-label stal
Voor zo’n varkensflat werd in 2000 een milieuvergunning afgegeven voor het houden van 9768 varkens in een zogenaamde type Groen-label stal. Bij de Groen-label stallen wordt de ammoniakuitstoot tot wel 95% beperkt en deze stallen zijn dus beter voor het milieu. Deze megastallen zijn opgedeeld in afdelingen en een afdeling in hokken. In een hok zitten meestal tussen de 8 en 16 varkens. Het is belangrijk dat alle varkens even hard groeien. De biggen worden zo veel mogelijk van één vermeerderingsbedrijf betrokken. Een afdeling wordt in één keer met biggen bevolkt en deze gaan ook in één keer naar de slachterij. Dit gebeurt om de gezondheid van de varkens te waarborgen. Het woord flat is toegevoegd omdat het bedrijf uit twee verdiepingen bestaat. In 2004 kwamen meerdere klachten over de geur
van ammoniak, dan wel mest vanuit de gemeente Lemmer. Vooral wanneer de wind uit zuidelijke richting kwam, vanuit de Noordoostpolder dus, stond op een gegeven moment de teller bij het bevoegd gezag op 180 klachten. Bij een reguliere controle door het bevoegd gezag in oktober 2004, was op tellijsten in het bedrijf reeds geconstateerd dat er 1315 varkens te veel in het bedrijf aanwezig waren. In de vergunningsaanvraag werd een onderscheid gemaakt in de aantallen mestvarkens , mestbiggen en zeugen. Op dat moment waren er alleen vleesvarkens.
Te veel varkens, het verkregen voordeel moest worden ingeleverd.
Hercontrole
Uiteindelijk werd in het kader van het toenmalige flankerend beleid twee maanden later een gezamenlijke hercontrole uitgevoerd bij dit bedrijf. Bij deze hercontrole kregen wij de opdracht zelf het aantal varkens te tellen. Wij hadden nog gehoopt dat Justitie genoegen zou nemen met de tellijsten van het bedrijf, maar dat ging niet op. Dat hield in dat alle collega’s de doucheprocedure moesten volgen en in beschikbaar gestelde bedrijfskleding in het bedrijf dus aan het tellen sloegen. Ook bij deze telling werden teveel varkens aangetroffen. Het vermoeden was dat er structureel teveel varkens in het bedrijf waren, met als gevolg een grotere uitstoot van (ammoniak)geuren die niet door de biowasinstallatie verwerkt kon worden. Na overleg met de officier van justitie werd door de politie de toenmalige Algemene Inspectiedienst te de Meern verzocht een administratief onderzoek te verrichten om het wederrechtelijk verkregen voordeel te berekenen. Dat bleek over 2004 ruim € 29.000,- te zijn. Uiteindelijk werd ook bestuursrechtelijk opgetreden om het aantal varkens te reduceren.
Wat is de te verwachten stankhinder.
In 2005 werd het bedrijf door de Rechtbank Lelystad veroordeeld tot een boete van € 25.000,- -, waarvan de helft voorwaardelijk. Ook moest het verkregen voordeel worden ingeleverd. Verdachten bekenden tot hun handelen te zijn gekomen om de financiële investeringen sneller bij de bank te kunnen aflossen. Tekst: P. Brandhorst Dier & Milieu 2013/2 9
De Visserijwet 1963 toegelicht Deel 22: Uitvoeringsregeling visserij – deel 2 – aangewezen vissoorten, schaal- en schelpdieren, verbodenmiddelen en verboden handelingen met aal en wolhandkrab.
In de Uitvoeringsregeling visserij vinden we regels voor de zee- , kust- en binnenvisserij.
De vorige keer In het vorige nummer van ons vakblad (Dier & Milieu 2012/5) hebben we een begin gemaakt met de bespreking van de Uitvoeringsregeling visserij. We zagen kort het doel van de wetgever: samenvoeging en vereenvoudiging van diverse regelingen op het gebied van de visserij. In de Uitvoeringsregeling visserij vinden we regels voor de zee- , kust- en binnenvisserij. De regeling bevat: begripsbepalingen, de regels uit ‘oude’ aanwijzingen, verbodsbepalingen, vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen. Verder noemt de Uitvoeringsregeling visserij ook de verschillende regelingen die ingetrokken zijn. Naast de tekst van de negenenzeventig artikelen kent de regeling negentien bijlagen. Deze aflevering In deze aflevering staan we stil bij aangewezen vissoorten, schaal- en schelpdieren, verboden middelen en het verbod op de vangst e.d. van aal en wolhandkrab.
Begripsbepalingen
De staatssecretaris heeft wateren aangewezen die gesloten zijn voor de palingvisserij en de visserij op de wolhandkrab.
We zullen de begripsbepalingen, die genoemd worden in hoofdstuk 1 Uitvoeringsregeling visserij, niet afzonderlijk bespreken, maar toelichten (voor zover nodig) bij de bespreking van de afzonderlijke onderwerpen. Aangewezen vissoorten, schaal- en schelpdieren In artikel 2 Uitvoeringsregeling visserij vinden we de aanwijzing van vissoorten, schaal- en schelpdieren. Dat is dus de uitwerking van artikel 1 lid 2 onder
a en b Visserijwet 1963. De soorten zelf worden genoemd in bijlage 1 Uitvoeringsregeling visserij. We bespraken dit in Dier & Milieu 2009/5. Verboden middelen Artikel 4 Uitvoeringsregeling visserij noemt de verboden middelen, kokkelbonen, tjoekvisje, ongebluste kalk, dynamiet en andere vergiftigende, bedwelmende en ontplofbare stoffen. Dit artikel verwijst naar artikel 2c lid 1 Visserijwet 1963. Daar wordt het gebruik van deze middelen verboden. We stonden bij deze verboden middelen stil in Dier & Milieu 2010/5. Aanwijzing van aal en wolhandkrab in verband met dioxine Artikel 5a Uitvoeringsregeling visserij wijst, op grond van artikel 54c lid 3 onder a Visserijwet 1963, de aal en wolhandkrab aan. In artikel 54c lid 1 Visserijwet 1963 lezen we: Onze Minister kan maatregelen treffen met betrekking tot vis die via voedering, drenking, inademing of een andere vorm van blootstelling een schadelijke stof heeft opgenomen, of waarvan wordt vermoed dat hij deze heeft opgenomen, of die het gevaar loopt de stof op te nemen, en daarmee een ernstig gevaar voor mens, dier en milieu kan opleveren. En op grond van dit artikel heeft de staatssecretaris (Staatscourant 5691, 2011) aangewezen wateren gesloten voor de palingvisserij en de visserij op de wolhandkrab en het gebruik van met name genoemde vistuigen, vanwege te hoge dioxinegehaltes die in het water zijn aangetroffen. Consumptie van paling en wolhandkrab, die afkomstig zijn van met dioxine vervuilde wateren, kunnen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Strafbaarstelling handelingen met aal en wolhandkrab Opzettelijke overtreding van zo’n artikel 54c-maatregel van de minister (of staatssecretaris), in de uitoefening van een bedrijf, is als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 1 sub 1 Wet op de economische delicten. Er staat o.a. een gevangenisstraf op van max. zes jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie (€ 76000,00). Dat betekent dat het gebruik van dwangmiddelen, zoals aanhouding buiten heterdaad en inverzekeringstelling, mogelijk is. Maar ook kunnen BOB-middelen, zoals observatie, het plaatsen van een baken en telefoontap worden ingezet bij de
10 Dier & Milieu 2013/2
opsporing van deze delicten. Wanneer de overtreding van zo’n artikel 54c-maatregel wordt gepleegd ‘anders dan in de uitoefening van een bedrijf’, is het als overtreding strafbaar gesteld in artikel 1 sub 4 Wet op de economische delicten. Er staat een hechtenis op van max. zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie (€ 19000,00). Verbodsbepalingen met aal en wolhandkrab Nu letten we op drie artikelen waarin de verboden handelingen met aal en wolhandkrab zijn opgenomen: Artikel 23a Uitvoeringsregeling visserij 1. Aal gevangen met een hengel of peur in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren wordt onmiddellijk levend in hetzelfde water teruggezet. 2. Het is verboden aal voorhanden te hebben bij de uitoefening van de visserij, bedoeld in het eerste lid. Artikel 23b Uitvoeringsregeling visserij 1. Het is verboden te vissen met een vistuig dat in hoofdzaak wordt gebruikt of is bestemd voor de vangst van aal of wolhandkrab in de gebieden, genoemd in bijlage 15. 2. Het is verboden aal en wolhandkrab voorhanden te hebben in of in de onmiddellijke nabijheid van de gebieden, genoemd in bijlage 15. Artikel 28b Uitvoeringsregeling visserij 1. Het is verboden te vissen in de wateren, genoemd in bijlage 16, met de volgende vistuigen: aaldogger, aalfuik, aalhoekwant, aalkistje, aalzegen, ankerkuil, electrovisapparaat, peur visfuik en de kreeftenkorf 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het gehele gebied binnen de winterdijken van de wateren, genoemd in bijlage 16, en voor alle havens, plassen, killen, gaten, putten, strangen, kreken, kanalen, beken en rivierarmen die in directe open verbinding staan met de wateren, genoemd in bijlage 16, tot aan de eerste waterkering gerekend vanaf die wateren. 3. Het is verboden aal en wolhandkrab voorhanden of in voorraad te hebben op of in de onmiddellijke nabijheid van de wateren, genoemd in bijlage 16.
Het is verboden aal en wolhandkrab voorhanden of in voorraad te hebben op of in onmiddellijke nabijheid van genoemde wateren.
aal en wolhandkrab die op grond van artikel 54c Visserijwet 1963 zijn aangewezen. De verboden handelingen staan genoemd in artikel 23a, 23b en 28b Uitvoeringsregeling visserij. Het gebruik van met name genoemde vistuigen en het voorhanden hebben van aal en wolhandkrab is verboden op of in de nabijheid van met name genoemde wateren. Wanneer de verboden handelingen met aal en wolhandkrab opzettelijk gepleegd worden in de uitoefening van een bedrijf zijn ze als misdrijf (voorlopige hechtenis) strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1 Wet op de economische delicten. Anders dan in de uitoefening van een bedrijf, levert dit mogelijk een overtreding op van artikel 1 sub 4 Wet op de economische delicten. J.H. (Henri) Madern Politie Hollands Midden (Eenheid Den Haag) Tel.071-5459545 / 06-55823185 E-mail:
[email protected] Te volgen op: http://www.politieplus.nl
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt ook voor havens.
Resumé We kunnen het besprokene in deze aflevering als volgt samenvatten: De opsomming van de aangewezen vissen, schaalen schelpdieren vinden we in artikel 2 en bijlage 1 Uitvoeringsregeling visserij. Zie voor bespreking Dier & Milieu 2009/5. De verboden middelen, die bedoeld worden in artikel 2c Visserijwet 1963, staan genoemd in artikel 4 Uitvoeringsregeling visserij. Zie voor bespreking Dier & Milieu 2010/5. Artikel 5a Uitvoeringsregeling visserij noemt de Dier & Milieu 2013/2 11
Dierenpolitietaken in het vizier Minister Opstelten heeft de Tweede Kamer een rapport aangeboden over aard en omvang van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing en de stand van zaken met betrekking tot de handhaving. De dierenpolitie speelt daarin een grote rol. Het rapport zit boordevol interessante cijfers – en conclusies.
Bijlage bij Kamerstukken II, 2012-2013, 28 286, nr. 619. Het onderzoek is in opdracht van V&J/ WODC uitgevoerd door Ilse van Leiden, Manon Hardeman, Bo Bremmers, Tom van Ham en Anton van Wijk van Bureau Beke.
Onder het kabinet-Rutte I is voor een hardere aanpak van dierenmishandeling gekozen. Sinds 2011 zijn er ongeveer 180 agenten aan het werk gegaan als dierenagent. De motie Berndsen-Kuiken heeft de fulltime functie veranderd in een taakaccent, zodat het overige politiewerk niet in de knel komt. Ook in het huidige regeerakkoord staat dat de reguliere politie verwaarlozing en mishandeling van dieren hard aanpakt. Zware straffen en verboden om dieren te houden moeten dit beleid ondersteunen. De paragraaf ‘dierenwelzijn’ staat in het regeerakkoord trouwens in Hoofdstuk XII, Ruimte en mobiliteit – een aanwijzing, dat er wel behoefte bestaat aan een scherpere kijk op de materie. Die moet het onderzoeksrapport ‘Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland’ kunnen bieden.
Ziet u een dier in nood? Bel 144 en red een dier! Of het nu gaat om een ongeluk, dierenmishandeling of -verwaarlozing, vanaf nu kunt u zeven dagen per week, 24 uur per dag melding maken van een dier in nood. Belt u 144, dan wordt direct de juiste hulpverlener ingeschakeld. Kijk voor meer informatie op www.144redeendier.nl
HET LOT VAN EEN DIER
Daar maak je je toch sterk voor?
In de eerste negen maanden van zijn bestaan heeft het meldpunt 144 bijna 40.000 meldingen inzake dierenwelzijn opgeleverd.
200.01.023 WT adv A6.indd 1
Het onderzoeksrapport Dierenwelzijn in het vizier.
12 Dier & Milieu 2013/2
Meldingen en registratie
De kernvraag is in hoeverre de nieuwe maatregelen op termijn tot resultaat leiden; het onderzoek is (tussen april en september 2012) uitgevoerd als nulmeting. Het geeft cijfers over meldingen, politieregistraties, afdoening door het OM en door de rechter. In de eerste negen maanden van zijn bestaan heeft het meldpunt 144 bijna 40.000 meldingen inzake dierenwelzijn opgeleverd. Dat is aanmerkelijk meer dan voorheen. De meldingen worden overgedragen aan verschillende instanties. De dierenpolitie neemt circa een vijfde (19%) voor haar rekening. De politiecijfers laten over de eerste helft van 2012 een toename zien van het aantal registraties inzake dieren: ruim 28.000 zaken, tegen 46.000 in het hele jaar
13-01-12 17:24
daarvoor. Van de meldingen die dierenagenten opvolgen gaat het in 49% van de gevallen om een vermoeden van verwaarlozing en in 7% (volgens de melder dus) om mishandeling. De overige meldingen betreffen gevaarlijke, gewonde of gedode dieren. Als de dierenagenten ter plaatse gaan, constateren zij in 44% van de gevallen dat er niets (meer) aan de hand is. Best gevulde categorieën Het politieregistratiesysteem kent geen aparte classificatie voor dierenverwaarlozing en dierenmishandeling en daarom kunnen over de aard van de zaken geen precieze uitspraken worden gedaan. Het systeem (Basisvoorziening Handhaving, BVH) bevat twaalf categorieën die van toepassing kunnen zijn; deze zijn niet zonder meer te vertalen naar de overtredingen waartegen de dierenpolitie moet optreden. De drie best gevulde categorieën zijn ‘(overige) meldingen betreffende een dier’, ‘gezondheid en welzijn van dieren’ en ‘loslopend dier’.
Dierenpolitie in de praktijk
Alle dierenagenten hebben, los van hun functie als dierenagent, veel affiniteit met dieren. Het rapport besteedt ook aandacht aan werving en ervaring, kennis en opleiding (alle dierenagenten hebben de opleiding ‘Opsporing en handhaving in het kader van dierenwelzijn’ aan de Politieacademie gevolgd) en de inhoud van het werk, van melding tot en met afhandeling. In de helft van de gevallen blijkt er geen opvolging van de melding nodig te zijn. Het geven van advies en het doen van een aanzegging van een (na)controle blijken de meest voorkomende vormen van afhandeling te zijn. Uiteindelijk is bijna een vijfde van de bestudeerde zaken volgens de dierenagenten te kwalificeren als verwaarlozing en 2% als mishandeling. De agenten plaatsen daarbij de kanttekening dat dierenmishandeling lastig aantoonbaar is. Verwaarlozing is beter zichtbaar. Dat is een constatering die we in literatuur en jurisprudentie regelmatig tegenkomen.
Samenwerking
De dierenpolitie kan, als nieuwe speler in dit veld, haar taak alleen goed verrichten in samenwerking met de (deels private) partijen die zich al langer bezighouden met handhaving van en toezicht op dierenwelzijn en de hulpverlening aan dieren. Daartoe zijn twee convenanten afgesloten. De afspraken komen er op neer dat de dierenpolitie fungeert als eerstelijns organisatie bij noodhulp aan dieren en meldingen van overtredingen van het verbod op mishandeling en verwaarlozing van gezelschapsdieren. De dierenpolitie kan hierbij gebruikmaken van strafrechtelijke bevoegdheden. De meer bestuursrechtelijk ingestelde LID en de NVWA vormen de tweede lijn, waar de dierenpolitie een beroep op kan doen voor huisdieren en in kleine aantallen gehouden hobbydieren (LID) en landbouwhuisdieren (NVWA).
Vervolging
Het aantal zaken met betrekking tot dieren dat door het Openbaar Ministerie wordt afgedaan verschilt per jaar. Tussen 2007 en 2009 waren het er per jaar ruim 2000, in 2010 ruim 1500 en in 2011 ruim 3000.
Er zijn inmiddels bij het OM vaste contactpersonen voor dierenzaken aangewezen. Het OM hanteert ook een indeling naar de aan de dierenpolitie toegewezen artikelen. Meest voorkomende wijze van afdoening, als er geen andere feiten spelen, is de politietransactie: 4308 keer op een totaal van 11.006 zaken (gemiddeld bedrag 232 euro). Bij gemengde zaken is het dagvaarding (533 keer op een totaal van 719). Onder de noemer ‘dierenmishandeling’ treffen we respectievelijk 612 en 178 zaken, onder verwaarlozing 1005 respectievelijk 189. Absolute ‘winnaar’ bij zuivere zaken is trouwens vissen zonder vergunning (5425 keer). Voor de dierenagenten zelf lijkt de Visserijwet, net als de Flora- en faunawet, minder te spelen. Het OM heeft een ‘Afwegingskader Dierhandhaving’ opgesteld. Een van de belangrijkste uitgangspunten is, dat een bestuursrechtelijke aanpak de voorkeur heeft boven een strafrechtelijke aanpak. Dat klopt met de recentelijk gewijzigde verhouding van uitspraken (al wordt natuurlijk lang niet alles gepubliceerd). Uit Bijlage 9 blijkt in elk geval dat het OM in slechts 18,7 % van de gevallen overgaat tot dagvaarding. De meest opgelegde sanctie is de boete, met bijna 80 procent. Boetes kunnen ook wel als ‘zware straf’ ervaren worden (het gemiddelde bedrag is 379 euro, waarbij de gemiddelde boetebedragen de laatste jaren toenemen), maar de minder dan een halve procent onvoorwaardelijke vrijheidsstraf (gemiddeld 44 dagen) steekt er toch wel heel schril tegen af.
Absolute winnaar, vissen zonder vergunning.
Verwaarlozing is beter zichtbaar. (foto: archief)
Het kan altijd beter
De ketenpartners menen dat de dierenpolitie meerwaarde heeft. Met de introductie van het meldpunt 144 en de dierenpolitie is het dierenwelzijn meer in Dier & Milieu 2013/2 13
Minister Opstelten wil de stevige aanpak van dierenmishandeling onverminderd voortzetten. (foto: R. van Wanrooij)
Inrichtingsplan Nationale Politie, december 2012, versie 3.0, p. 50; zie ook Kamerstukken II, 20122013, 28 286, nr. 619 (aanbiedingsbrief rapport).
het vizier gekomen bij de politie en is de aanpak van verwaarlozing en mishandeling van dieren versterkt. Met het oog op de toekomst verdient een aantal aspecten volgens de onderzoekers echter bijzondere aandacht: invulling van capaciteit en takenpakket, positionering van het meldpunt 144, capaciteit van partnerorganisaties, kwaliteit van mensen en processen, regie en netwerken en registratie. De convenantpartners beschouwen het gebrek aan regie in de keten als knelpunt. “Eerder was er ook geen regie, maar nu er gewerkt wordt met concrete afspraken over welke partij in welke situatie moet optreden, wordt deze regie gemist.” Minister Opstelten wil de stevige aanpak van dierenmishandeling onverminderd voortzetten. De burger kan een beroep blijven doen op het meldpunt 144, red een dier. De politietaak op het gebied van de aanpak van verwaarlozing en mishandeling van dieren is structureel opgenomen in de Nationale Politieorganisatie. De Robuuste Basis Teams (RBT’s) krijgen taakaccenthouders voor de aanpak van dierenmishandeling. Daarbij is er ruimte voor regionaal maatwerk. In het inrichtingsplan Nationale Politie is opgenomen dat het om minimaal 180 politiemedewerkers gaat. Een lid van de korpsleiding is belast met de portefeuille dierenpolitie en daarmee eindverantwoordelijk voor de resultaten op dat gebied.
Daarnaast worden er zoals gezegd nogal wat suggesties gedaan voor verbetering. Uit de interviews blijkt ook nog, dat de opleiding volgens de dierenagenten onvoldoende basis biedt om de werkzaamheden uit te voeren. Ze leren gelukkig al doende, maar praktijkdagen en kennis van de omgang met specifieke dieren, zoals paarden, honden en katten, worden node gemist. Daar ligt een mooie taak voor de regisseur – is of wordt dat nu het lid van de korpsleiding dat door minister Opstelten is belast met de portefeuille dierenpolitie?
Meerwaarde en meer welzijn
Na de wat overhaaste start en de weerstand in de Tweede Kamer, krijgt de dierenpolitie met dit rapport waardering voor de meerwaarde die ze biedt.
Na de wat overhaaste start en de weerstand in de Tweede Kamer, krijgt de dierenpolitie met dit rapport waardering voor de meerwaarde die ze biedt. Het rapport bevat bovendien een schat aan gegevens en cijfers, compleet met inzicht in de bronnen. Een regelmatig (jaarlijks?) vervolg op deze nulmeting, waarin categorieën en artikelen van de verschillende betrokken instanties beter op elkaar zijn afgestemd, zou zeer waardevol zijn. Relatie met andere vormen van geweld Als onderdeel van het onderzoek is een uitgebreide literatuurstudie verricht naar de samenhang tussen delicten op het gebied van dierenwelzijn en andere (gewelds) delicten. Daaruit komt naar voren dat er wel een verband bestaat, maar dat betekent niet dat dierenmishandeling leidt tot andere vormen van geweld of omgekeerd. In haar reactie op het (in D&M 2013/1 besproken) onderzoek ‘Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland´, noemt staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken een aantal reeds bestaande initiatieven om
14 Dier & Milieu 2013/2
deze problematiek het hoofd te bieden, zoals meldcodes en de aandacht die aan het onderwerp wordt besteed in het politieonderwijs. Indien sprake is van een vermoeden van dierenmishandeling of een situatie van verwaarlozing zijn er naar het oordeel van de staatssecretaris voldoende mogelijkheden om de dieren op te vangen. In opvang van vrouwen, kinderen en huisdieren op één adres is nog niet voorzien. De staatssecretaris van VWS zal daar met de Federatie Opvang verder over nadenken(Kamerstukken II, 2012-2013, 28 345 (Aanpak huiselijk geweld), nr. 125).
Kennis van de omgang met specifieke dieren, wordt node gemist.
Al met al is het rapport een mooie aanvulling op de D&M special. Tot slot moet ik nog iets kwijt over de titel ‘Dierenwelzijn in het vizier’. Vanwege de ongepaste associatie met geweerlopen, maar vooral vanwege de term ‘dierenwelzijn’. Met het aantasten van het dierenwelzijn doelen de onderzoekers op het toebrengen van pijn of letsel aan dieren, het onthouden van zorg aan dieren en andere strafbare gedragingen die met dieren te maken hebben. In artikel 36 lid 1 Gwwd zien we ‘welzijn’ opduiken als een moderne toevoeging aan het reeds lang bestaande verbod op dierenmishandeling. De term is afkomstig uit die tak van wetenschap die zich bezighoudt met de leefomstandigheden van dieren in de vee-industrie. Je kunt welzijn (en ‘onwelzijn’) meten en voorspellen. Met mishandeling en verwaarlozing heeft dat officieel niets te maken. Die termen zijn in de Richtlijn voor strafvordering dierenmishandeling en dierenverwaarlozing 5.38 van het OM gereserveerd voor het zonder aanleiding mishandelen/verwaarlozen door particulieren. Delicten die expliciet worden onderscheiden van het (structureel) niet nakomen van de dierenwelzijnsregels door bedrijven. In het hoofdstuk ‘Dierenwelzijn in de literatuur’ komt volgens mij dus geen enkel boek over dierenwelzijn voor. Als ik lees “De handhaving van de regelgeving op het gebied van dierenwelzijn heeft sinds 2011 extra aandacht gekregen” vraag ik me af hoe ze daar nou bij komen, de NVWA heeft het al druk genoeg met de volksgezondheid! Maar de dierenagenten denken er duidelijk anders over. Zij zijn gericht op een verbetering van het dierenwelzijn en dat is heel interessant. Het gaat kennelijk niet alleen om een verandering in terminologie. De geïnterviewde dierenagenten, met al hun strafrechtelijke bevoegdheden, zien de inzet van het strafrecht niet als beste keuze, omdat daar
de situatie van het dier niet direct mee verbetert. De intensivering van de aanpak van dierenwelzijnszaken resulteert niet zozeer in vergroting van het aantal (dadergerichte) strafrechtelijke afdoeningen, maar in een toename van het volume van bestuursrechtelijke zaken. Dat past niet zo goed bij emotioneel geladen ideeën over harde aanpak en zware straffen, maar als dieren (althans bepaalde dieren) er baat bij hebben, kunnen we er moeilijk tegen zijn. Tekst: Noor Evertsen
nr. 4 2012 .indd 1
vakblad vo
Al met al is het rapport een mooie aanvulling op de D&M special.
or handha
vers
Dier & Milieu
2012/4 1
18-7-2012
15:04:17
Dier & Milieu 2013/2 15
Bestuurlijke strafbeschikking milieu Sinds 1 mei 2012 is er weer een nieuw instrument bijgekomen om een overtreding af te handelen: de bestuurlijke strafbeschikking milieu. Wat is nu eigenlijk een bestuurlijke strafbeschikking milieu (BSBmilieu) en hoe werkt het in de praktijk?
De basis
Een opsporingsambtenaar kan alleen gebruik maken van de BSB-milieu als deze in dienst van of werkzaam is voor het bevoegde gezag.
Een strafbeschikking is een boete die wordt opgelegd zonder tussenkomst van de rechter. Uiteraard kan dat niet zomaar. De basis voor de bestuurlijke strafbeschikking is vastgelegd in artikel 257ba Wetboek van Strafvordering. Daarin staat dat door middel van een algemene maatregel van bestuur (AMvB) een lichaam of persoon, met een publieke taak belast, de mogelijkheid kan krijgen een strafbeschikking uit te vaardigen. Hiermee is het opleggen van de transactiebevoegdheid (de bevoegdheid om een boete op te leggen) niet langer voorbehouden aan het Openbaar Ministerie. Deze worden in art 4.2 van het Besluit OM- afdoening (Stb. 2007, 255) genoemd en worden aangeduid met “bevoegd gezag”. Ondanks dat de boete wordt opgelegd door een bestuursorgaan, valt deze transactiebevoegdheid niet onder het bestuursrecht, maar onder strafvordering. Hierdoor blijft het proces-verbaal, opgemaakt door een bevoegd opsporingsambtenaar, dan ook de grondslag voor de bestuurlijke strafbeschikking.
Het bevoegde gezag
• De directeuren van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD); • College van Gedeputeerde Staten van de provincie, zolang er nog geen RUD is. Een opsporingsambtenaar kan alleen gebruik maken van de BSB-milieu als deze in dienst van of werkzaam is voor het bevoegde gezag. Ook al bent u niet in dienst van het bevoegde gezag, dan bestaat er toch een mogelijkheid om dit instrument te gebruiken. Het is dan noodzakelijk dat uw werkgever een convenant afsluit met het bevoegde gezag. Nadat dit convenant is getekend en gezien is door de toezichthouder van het Openbaar Ministerie en de direct toezichthouder van de Nationale politie, kunt u aan de slag met de BSB-milieu. Het Openbaar Ministerie blijft wel meekijken met het bevoegde gezag om te zien op welke wijze de bestuurlijke beschikking wordt toegepast.
Welke feiten
Voor de BSB-milieu overtredingen is een speciale feitenlijst samengesteld. Zo zijn veel voorkomende overtredingen, die relatief eenvoudig van aard zijn, in de lijst opgenomen. Denk daarbij aan overtredingen op grond van het Vuurwerkbesluit, Flora- en faunawet, Wet milieubeheer, Natuurbeschermingswet, Waterwet en andere aan milieu gerelateerde wetgeving. U kunt een BSB-milieufeit alleen uitschrijven als u bevoegd bent voor de betreffende
C 1
Het is dus mogelijk om als bevoegd gezag een Voor de BSB-milieu overtredingen is een speciale boete op te leggen zonder tussenkomst van het feitenlijst samengesteld. Openbaar Ministerie. Maar wie is nu aangewezen als bevoegd gezag? In het eerder genoemde Besluit OM-afdoening worden de Afdeling C. Milieu verschillende bestuursorCategorie-indeling B: ganen genoemd die de 1 - Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft; bevoegdheid hebben een 2 - Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen; bestuurlijke strafbeschik3 - Bromfietsers en snorfietsers; 4 - Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor; king op te leggen. Voor de 5 - Voetgangers; bestuurlijke strafbeschik6 - Overige weggebruikers; 7 - Gezagvoerders/schippers; kingen milieu (BSB-milieu) 8 - Een ieder. zijn de volgende organen (bevoegd gezag) aangeNB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één op die wezen: categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen • De inspecteur-generaal Noot 1. Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini procesvan de Inspectie voor Leefverbaal. De NAW gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden omgevingen Transport; gehouden. 2. Voordat voor een van de onder een plaatselijke verordering (Pl.V) vallend feit proces-verbaal wordt opgemaakt, moet men zich ervan • De inspecteur-generaal overtuigen dat het feit strafbaar is gesteld in de ter plaatse geldende verordening. van de Nederlandse Voedsel- en WarenWM autoriteit ; Feitenboekje 2012.indb 1
16 Dier & Milieu 2013/2
05-12-11 16:48
wetgeving. Bent u werkzaam in domein II dan is dit het geval. Een BSB-milieufeit wordt aangegeven met een specifieke feitcode die begint met de letter BM, gevolgd door een driecijferig nummer en eventueel een a/b/c/ aanduiding voor specifieke onderdelen.
Natuurlijk persoon of rechtspersoon
Bij het gebruik van feitnummers zijn altijd diverse categorieën mogelijk. Vierwielige motorvoertuigen worden aangeduid met een 1 en “een ieder” met een 8. Zo is er voor elke specifieke overtreder een categorie bepaald. Voor de BSB-milieu is een andere indeling gemaakt. De overtreding kan alleen begaan worden door een natuurlijk persoon en/of een rechtspersoon. Dus bij het uitschrijven van de combibon moet goed gekeken worden of er sprake is van een overtreding als natuurlijk persoon of als rechtspersoon. De sanctiebedragen zijn fors hoger dan u gewend bent als u een combibon uitschrijft. Dit varieert van €500,- tot € 10.000,- al naar gelang de overtreding en of er sprake is van een natuurlijk persoon of rechtspersoon. NB! De opsporingsambtenaar legt niet de boete op, dit wordt door het bevoegde gezag gedaan. Bij het opmaken van de combibon is het dan ook niet noodzakelijk om een sanctiebedrag in te vullen.
Wanneer wel en wanneer niet
“Aan de slag” zult u denken, maar mag de BSB-milieu nu altijd gebruikt worden? Nee. Zoals altijd zijn er weer uitzonderingen en dat is een aardige rij. De BSB-milieu mag niet toegepast worden wanneer: • Er sprake is van een overtreding door een persoon jonger dan 18 jaar; • De overtreding begaan is door een openbaar lichaam (gemeente, provincie enz.); • Er sprake is van inbeslagname waarbij de verdachte weigert afstand te doen; • Er bij de opsporing internationale rechtshulp nodig is; • Er sprake is van meerdere economische milieufeiten en het boetebedrag hoger wordt dan € 10.000,- voor rechtspersonen en € 2.000,- voor natuurlijke personen; • Er sprake is van meerdere niet economische milieufeiten en het boetebedrag hoger wordt dan € 10.000,- voor rechtspersonen en € 2.000,- voor natuurlijke personen; • De verdachte met het plegen van de overtreding meer dan € 5000,- heeft verdiend (wederrechtelijk verkregen voordeel); • Het feit aanzienlijke schade aan dieren en planten of de dood of ernstig letsel van personen tot gevolg heeft.
Om het nog iets moeilijker te maken zijn er ook nog de zogenaamde “contra-indicaties”. Deze zijn weer opgesplitst in dwingende en facultatieve contraindicaties en facultatieve indicaties (Aanwijzing Om afdoening 2012A025). Ook dit zijn voorwaarden of er wel of geen gebruik mag worden gemaakt van de BSB-milieu. Het bevoegde gezag zal, op basis van de (contra)indicaties, de combibon beoordelen en mogelijk extra informatie willen hebben om te kijken of het feit valt binnen de uitzonderingen van de contra-indicaties. In alle uitzonderingsgevallen is er natuurlijk nog steeds sprake van een overtreding, maar u zult dan in die gevallen in overleg met het parket een procesverbaal moeten opmaken. Voordat u besluit dat het te ingewikkeld is door de vele regels en uitzonderingen, kan in de praktijk een eenvoudige basisregel gehanteerd worden om de BSB-milieu te gebruiken: Gebruik de BSB-milieu bij een overtreding van eenvoudige aard, die eenvoudig te bewijzen is. Op plaatsen waar de BSB-milieu nu gebruikt wordt blijkt gelukkig dat dit in de praktijk meestal het geval is.
Veel voorkomende overtredingen, die relatief eenvoudig van aard zijn, zijn in de lijst opgenomen. (foto: archief)
De praktijk
Hoe werkt dit nu allemaal in de praktijk? Om gebruik te kunnen maken van de BSB-milieu moet u dus werkzaam zijn voor het bevoegde gezag, of uw werkgever heeft een convenant met het bevoegd gezag afgesloten. Bij het constateren van een strafbaar feit dat in de feitenlijst BSB-milieu staat vermeld wordt de zogenaamde combibon uitgeschreven. Dit is het vastgestelde formulier dat ook gebruikt wordt voor Mulderfeiten, of p-feiten en beter bekend is als mini-PV met het daarbij behorende “geeltje”. Het enige verschil is dat er specifieke feitnummers gebruikt worden en dat het transactiebedrag niet ingevuld wordt. Na het uitschrijven van de combibon wordt deze gestuurd naar het bevoegde gezag. Dit beoordeelt of er terecht een BSB-milieu opgemaakt is en legt uiteindelijk de boete op. Na akkoord wordt de bon door het CJIB verwerkt. De eerste provincie is inmiddels gestart met het actief gebruiken van de BSB-milieu. Niet alleen door de eigen opsporingsambtenaren, maar ook door externe boa’s die een convenant afgesloten hebben. Zeker voor de externe boa’s is het van belang goed contact te houden met het bevoegde gezag en uitgeschreven combibonnen snel ter beoordeling voor te leggen. Om die reden maakt onder andere de Provincie Overijssel gebruik van het BoaRegistratieSysteem©, waar alle BSB-milieufeiten op een rijtje staan. Wie volgt?
Bij het constateren van een strafbaar feit dat in de feitenlijst BSB-milieu staat vermeld wordt de zogenaamde combibon uitgeschreven.
Tekst: Aart van der Sluijs
[email protected] Dier & Milieu 2013/2 17
Wijkagent in het buitengebied Willem Saris is wijkagent in het buitengebied van Winterswijk en specialist in vuurwapens en milieubeschermingsrecht.
Zijn werkgebied is 131 km2 groot. In dat immens gebied (zie kader) opereert hij alleen als wijkagent en probeert op alle facetten actief te zijn. Werken in een dergelijk buitengebied, dat ook nog als Nationaal Landschap bestempeld is, vergt echter een gezonde dosis liefde voor natuur en milieu. Een prachtig wandelgebied, kleinschalig, niet verkaveld boerenlandschap, landgoederen en bossen met schitterende meanderende beekjes, dat is het werkgebied van Willem Saris. Dier&Milieu zocht Saris op en reed met hem mee door zijn werkgebied.
De gemeente Winterswijk ligt in het oosten van de Gelderse Achterhoek en grenst aan drie kanten aan Duitsland. De gemeente heeft een groot aantal buitengebieden. Daarin liggen negen buurtschappen die allemaal tot de gemeente Winterswijk behoren. Met de klok mee onderscheiden we achtereenvolgens: Meddo (1.448 inw.), Huppel (414 inw.), Henxel (268 inw.), Ratum (354 inw.), Brinkheurne (272 inw.), Kotten (798 inw.), Woold (861 inw.), Miste (675 inw.) en Corle (281 inw.) . Meddo kent als enige van de buurtschappen een dorpskern met diverse voorzieningen. We hebben hier te maken met een moderne wijkagent. Het contact met Saris kwam al enige tijd geleden tot stand via Twitter. Saris houdt zijn netwerk onder andere goed op de hoogte via Twitter. Meer dan 7000 tweets, 791 volgend en meer dan 1700 volgers zijn indrukwekkende cijfers. Willen Saris, wijkagent in het buitengebied van Winterswijk.
Het afval ligt op een vermoedelijk niet vergunde locatie. 18 Dier & Milieu 2013/2
Pionieren
Zo’n drieënhalf jaar geleden werd Saris wijkagent. Een uitdagende klus want Saris werd de eerste wijkagent in het buitengebied. Er was niets, geen ervaring, geen beleid en protocollen maar ook totaal geen netwerk. De eerste weken is Saris dus ook voornamelijk bezig geweest met het opbouwen van het netwerk. Echt pionierswerk waarbij hij op strategische punten aanbelde bij bewoners om zo contact te leggen en informatie uit te wisselen. De bevolking in het grensgebied is gewend om de mond dicht te houden. Informatie moet je hier echt halen en dus moet je investeren in de bevolking aldus Saris. Een wijkagent moet zijn gebied kennen, de buurtschappen, de bevolking, bedrijven, de activiteiten die op het lokale woonwagenkamp plaatsvinden en de handhavingpartners; je moet investeren in je wijk. In de Achterhoek moet je informatie halen.
Samenwerken
Het werkgebied van Saris heeft drie grote grensovergangen (Kotten, Vreden en Bocholt) en talrijke kleine “groene” grensovergangen. Dit zijn de grensovergangen die geliefd zijn bij de smokkelaars
en tegenwoordig nog steeds veel gebruikt worden door personen die verdovende middelen in Nederland kopen. Samenwerken is voor een wijkagent een belangrijke taak en juist die samenwerking met de Duitse collega’s kan volgens Saris wel wat intensiever. Saris krijgt wel informatie uit de dagelijkse Duitse briefing.
Opslag groen
We starten onze ronde met het volgen van een melding. Collega’s Theo Nieuwenhuis, milieuspecialist van het voormalige Regionale Milieuteam Noord- en Oost Gelderland en Dirk Schokker, milieuagent in opleiding rijden naar een agrarisch terrein waar grote hoeveelheden groen materiaal wordt opgeslagen. Terplaatse zien we dat het percolaat alle kanten uitloopt en zorgt voor de nodige bodemvervuiling. Het afval ligt op een vermoedelijk niet vergunde locatie. De onjuiste opslag van met name mest is volgens Saris een veel voorkomend probleem in zijn gebied. Collega Schokker neemt de zaak over en wij vervolgen onze weg. Ik krijg al snel de indruk dat Saris zijn werkgebied nooit in één dienst kan doorkruisen. Naast de (preventieve) veldwerkzaamheden en het onderhouden van contacten besteedt hij ook de nodige aandacht aan mail, administratieve werkzaamheden en de social media. Twitter is een mooi medium om met de bevolking in contact te komen.
Verdwijnen van kennis
Het is niet georganiseerd zegt Saris ineens maar het is wel toevallig dat de BOA van een particulier landgoed ineens achter ons rijdt. Saris heeft 110 particuliere landgoederen in zijn werkgebied. In het hele gebied zijn nog maar twee BOA’s (Buitengewoon opsporingsambtenaar) actief. Een BOA is in dienst van Natuurmonumenten en de andere bij een particulier. We stoppen even en spreken met Tonny Lammers, de BOA die ineens achter ons reed. Er worden een paar zaken doorgenomen en al snel zijn we bij het onderwerp waar PDM ook steeds meer mee te maken krijgt. Steeds meer BOA’s verdwijnen en daarmee verdwijnt ook steeds meer kennis. Lammers geeft ook aan dat de spoeling erg dun wordt
en hij echt niet van plan is om 24 uur per dag inzetbaar te zijn. De druk wordt dan te groot. Daarnaast is de opleiding en het behouden van de bevoegdheid een dure en chaotische aangelegenheid.
Steeds meer BOA’s verdwijnen en daarmee verdwijnt ook steeds meer kennis.
Het is schandalig dat er dierenpolitie is.
Veldwerk
Saris is zelf jager maar plaatst zo zijn kanttekeningen bij de huidige jagerswereld, de WBE’s (wild beheer eenheid) en jachtopleidingen. In het gebied van Saris wordt ook gestroopt maar je ziet ook veel sporen van onkundige jagers en baldadigheid. Het is ook vreemd dat je na het behalen van je jachtakte/ proeve van bekwaamheid niet verplicht bent om her- en bijscholingscursussen te volgen. Je kunt er je hele leven mee door. Wij passeren een verkeersbord dat beschoten is met hagel. Het stoort Saris dat er geen goed toezicht meer is.
Saris vindt het schandalig dat er in Nederland voedselbanken zijn en dat we Dierenpolitie in Nederland hebben. Die laatste opmerking vergt wel enige uitleg. Saris geeft aan dat hij dit zo zegt omdat het een signaal is voor een tekort aan handhaving. Het is beschamend dat wij het werk van de dierenpolitie niet in de reguliere handhavingstaak kunnen doen. Het is dus schandalig dat het zover heeft moeten komen dat wij daar een apart instituut als de dierenpolitie voor nodig hebben. De huidige politieopleiding schiet op dit gebied gewoon tekort. Laat het werk van de Dierenpolitie vast deel uitmaken van de opleiding en toets het af.
Baldadigheid, verveling of frustratie: een met hagel beschoten verkeersbord.
Ook de schaapherder is voor Saris een belangrijk contactpersoon.
Schaapherder
We rijden inmiddels over een van de vele onverharde paden in het gebied. Links van ons Nederland, rechts Duitsland. Saris neemt de das en de mestwetgeving hier als voorbeeld. Als de das links van de weg blijft is deze zwaar beschermd, steekt de das de weg over dan is hij in Duitsland “onbeschermd” en mag gewoon worden geschoten.
Met de mestwetgeving een soort gelijk verhaal, in Nederland Dier & Milieu 2013/2 19
moet alles emissiearm en in Duitsland mag men gewoon uitrijden zonder direct onder te werken. Dit zijn wel zaken die heel moeilijk uit te leggen zijn.
We stoppen nog even bij de schaapherder die ons meteen uitnodigt om bij de lammeren te kijken. Het zijn drukke tijden voor de schaapherder. Een groot aantal schapen heeft al gelammerd maar er zijn nog heel veel die nog af moeten lammeren. Ook de schaapherder is iemand die veel ziet en hoort in het veld, ook dit is voor Saris dus een persoon waar regelmatig informatie mee wordt gedeeld.
Oehoe
Camera’s in de steengroeve gericht op het nest van de oehoe.
Tijdens onze rit nemen we ook nog even een kijkje bij de Oehoe. Sinds een aantal dagen zit de imposante roofvogel weer op het nest en worden er al twee eieren bebroed. Mede door de aanwezigheid van het oehoe echtpaar en het feit dat deze vogels acteurs zijn voor de camera’s van vogelbescherming en Staatsbosbeheer neemt de druk op het gebied ook toe. Iedereen wil dit live zien en denkt vooral meer te kunnen zien dan op de camera’s. Samen met de boswachter van Staatsbosbeheer probeert Saris hier ook regelmatig aandacht aan te besteden.
Woonwagenbewoners
Grote hoeveelheden recyclebaar materiaal op het woonwagenkamp.
20 Dier & Milieu 2013/2
Op het woonwagenkamp is het een drukte van belang. Overal liggen grote stapels ijzer, oude (was) machines, velgen, koper, (auto-)onderdelen en oude vrachtauto’s en bussen. Ook hier kent Saris de mensen. We zien op het kamp een paar mensen staan die gasflessen vullen met water. Dit is voor Saris weer een
mogelijkheid om even contact te
maken. Het is de bedoeling dat de gasflessen doormidden gezaagd worden en het laatste dat je dan wil is een restant gas in de fles. De werkzaamheden worden onderbroken, wij worden uitgenodigd voor een kop koffie. Wat volgt is een geanimeerd gesprek waarbij over en weer informatie wordt gedeeld. Inmiddels is het bijna donker en dus tijd om het bureau op te zoeken.
Nationale politie
Wat voor invloed de reorganisatie van de politie heeft op de werkzaamheden van Saris is nog niet duidelijk. De BOA’s verdwijnen en door de werkwijze van de laatste jaren van de politie en de reorganisatie zal de veldkennis verdwijnen. Er is nog geen oplossing gevonden hoe je de kennis door kunt geven.
Saris heeft dit jaar vier projecten, volière controles, visserij, motorcrossers en EVOA. Samen met de andere wijkagenten (die de adressen aan moeten leveren) en de collega’s van het cluster milieu en de twee nog overgebleven boa’s, probeert hij optimaal uitvoering te geven aan de grijze en groene milieutaak.
Hoe dat in de nieuwe organisatie gaat is dus nog de vraag en ook de afname van het aantal BOA’s en de daarmee verdwijnende kennis stemt hem zorgelijk.
Saris is een natuurmens; imker, jager en visser en houdt ontzettend veel van de natuur. Na een middag op pad met hem is duidelijk dat liefde en passie voor zijn werk volop aanwezig is en dat zijn werk toch ook een beetje zijn hobby is. Tekst en foto’s: K. Kasemir
Een dood schaap en de nieuwe Wet Dieren In de middaguren van dinsdag 5 februari jl. verscheen aan het bureau van de politie in Loosdrecht een passant die meldde dat aan de Nieuw Loosdrechtsedijk een dood schaap op een hoek van een erf/trottoir lag. Het schaap was niet afgedekt en lag direct aan de openbare weg, dus duidelijk zichtbaar voor het publiek en het stonk verschrikkelijk.
Het dier was niet afgedekt
De collega’s die ter plaatse gingen, waren weliswaar bekend met het feit dat dit niet was toegestaan, maar alle ins en outs van de wetgeving hieromtrent wisten ze niet. Daarom zochten ze contact met het Regionaal Milieu Team (RMT) Midden Nederland waar ze vaker met dit bijltje gehakt hadden. De eigenaar van het schaap werd gezocht en gevonden en vervolgens geverbaliseerd. Hij verklaarde wel een zeil te hebben gebruikt, maar dat dat weggewaaid zou zijn. In de omgeving werd echter geen zeil gevonden.
artikel 1 onder ten 1e van de WED. Deze koppeling werkt goed, dus deze items kunnen nog via strafrecht worden opgepakt Over de nieuwe Wet dieren gesproken, de bekende artikelen 36 en 37 van de GWWD zijn momenteel nog gewoon in werking en kunnen door de politie nog geverbaliseerd worden. Het gaat hier om het opzettelijk, of zonder redelijk doel, aan een dier pijn of letsel veroorzaken of aan een dier de nodige verzorging onthouden. De verwachting is dat na de zomer de Regeling en het Besluit houders van dieren in werking gaan ter vervanging van de GWWD. In die wetgeving is echter geen toezichthoudende taak voor de politie meer weggelegd. Er kan dan wel worden opgetreden in het kader van de opsporing. Opsporing start bij aanwijzingen van een strafbaar feit. In artikel 8.14 van de Wet dieren wordt vermeld dat met de opsporing van de bij artikel 8.11 strafbaar gestelde feiten, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast zijn de bij besluit van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren staan veel strafbare feiten. Nog even terug naar het dode schaap. Uit de informatie van RMT Midden Nederland werd duidelijk dat tegenwoordig voor het verbaliseren voor een niet afgedekt kadaver de ondersteuning van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit vereist is. De politie is in de Wet dieren dus geen toezichthouder, maar ze hebben voor diverse onderwerpen wel opsporingsbevoegdheid. Tekst en foto’s: P. Brandhorst
Een passant meldde dat er een dood schaap op een hoek van een erf/trottoir lag.
In de afgelopen jaren kon de politie dit feit verbaliseren op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Echter door het gedeeltelijk vervallen van die wetgeving en het invoeren van de nieuwe Wet dieren, is een hiaat ontstaan in de koppeling tussen de Wet dieren en artikel 1 onder ten 3e van de Wet op de Economische Delicten (WED). Dit wordt nog aangepast, maar dat zal pas aan het einde van 2013 gerealiseerd zijn. Dit geeft op dit moment alleen problemen bij specifieke regelgeving omtrent kadavers (dierlijke bijproducten). Veel onderwerpen die nu al wel in werking zijn (diergeneesmiddelen, diervoeder en sommige dierlijke bijproducten), zijn gekoppeld aan Dier & Milieu 2013/2 21
Onrust onder de groene BOA’s Alle bestaande MilieuBOA’s, dus ook de groene BOA’s, moesten de zogenaamde Bijspijkercursus volgen. (foto: A. Groot Roessink)
Het zal velen van u niet zijn ontgaan dat er de laatste jaren veel onrust is ontstaan onder de zogenaamde groene BOA’s (Flora- en faunabeheerders). Deze groep buitengewone opsporingsambtenaren is naar aanleiding van het Visiedocument “MilieuBOA’s beter benut” (onthoud deze naam), van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM), deel gaan uitmaken van het Domein II, oftewel, het Domein Milieu, welzijn en infrastructuur. Hierdoor werden de groene BOA’s op één hoop geveegd met alle MilieuBOA’s.
Het gevolg daarvan was dat alle bestaande MilieuBOA’s, dus ook de groene BOA’s, de zogenaamde Bijspijkercursus moesten volgen. De nieuwkomers onder de MilieuBOA’s moesten daarnaast ook de verplichte Vervolgopleiding doorlopen. Aan de groene BOA werden in eerste instantie dezelfde opleidingseisen gesteld als aan de reguliere MilieuBOA, zoals bijvoorbeeld BOA’s werkzaam op een afdeling Milieu van een gemeente of provincie. Enkele groene BOA’s trokken nog net op tijd aan de Visiedocument bel bij het Landelijk Functioneel Parket, de toezicht”MilieuBOA’s beter benut” houder op de Domein II BOA’s en mede initiatiefnemer van het visiedocument “MilieuBOA’s beter benut”. Zo kon op het nippertje de Bijspijkeropleiding voor de groene BOA’s qua niveau en studieduur meer op deze doelgroep worden afgestemd. Ook de prijs van de Bijspijkeropleiding werd met name voor de werkgever iets aantrekkelijker. Het geven van de Bijspijkercursus werd toebedeeld 7JTJFEPDV NFOU aan de NVWA, een NJMJFVCPB T dienst waarvan ver%FCPBWP PSEFNJMJFV wacht mag worden IBOEIBWJOH CFUFSCFO VU dat zij van de vier opleidingsinstituten het dichtst bij de groene BOA staat. 22 Dier & Milieu 2013/2
Na de Bijspijkercursus, of voor de nieuw komende BOA’s, de Vervolgopleiding, volgt de Permanente Her- en Bijscholing (PHB). Ook deze bijscholing voor de groene BOA wordt gegeven door de NVWA. Van deze opleiding wordt in 2013 de tweede module, Module B, gegeven. De meningen van de groene BOA’s over deze verplichte her- en bijscholing zijn uiteenlopend. Tegen de kwaliteitsslag die de overheid vanuit het Visiedocument “MilieuBOA’s beter benut” denkt te maken, hebben de groene BOA’s over het algemeen geen bezwaar. Men wil best meer kennis en vaardigheden verwerven. De wijze waarop de her- en bijscholing plaatsvindt en de lesstof die ze voorgeschoteld krijgen, veroorzaken echter veel kritiek. De groene BOA, die er meestal ver van de bewoonde wereld alleen voor staat, heeft behoefte aan kennis van de materie en op de praktijk afgestemde kennis van zijn bevoegdheden. Deze BOA heeft niets aan kennis van de bevoegdheden van een Rechtercommissaris of een Officier van Justitie. In de praktijk komt hij hier niet of nauwelijks mee in aanraking. Het geeft alleen maar ballast aan de opleiding, en helaas geldt dat voor nog meer zaken die in de opleiding aan de orde komen. Deze groene BOA zit veel meer te wachten op gereedschap en bagage waarmee hij in het veld uit de voeten kan en waarvan de kennis hem zelfvertrouwen geeft. De inhoud van de opleiding en de kosten daarvan hebben veel groene BOA’s doen besluiten de handdoek in de ring te gooien. Ze kwamen n.l. bovenop een aantal andere zaken die de laatste jaren op de groene BOA’s afkwamen. Zoals bijvoorbeeld het uiteindelijk na veel geharrewar toch niet meer verlenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Wapens en Munitie en de Opiumwet. Of het steeds kritischer omgaan met het verlenen van geweldsmiddelen en het rechtstreek moeten aanleveren van
de combibon bij het CJIB. Allemaal druppels die voor veel BOA’s en/of hun werkgever de emmer deden overlopen. Tussen de aanmeldingen voor de Bijspijkercursus en de eerste module van de Permanente her- en bijscholing, zit een negatief verschil van 29%. Ook als we rekening houden met een foutmarge, blijven we zitten met een kwart van het aantal groene BOA’s dat inmiddels is afgehaakt. Veel, niet ten onrechte somber gestemde groene BOA’s, zijn van mening dat er sprake is van een koude sanering. Als dat inderdaad de bedoeling was, is een kwart op jaarbasis een goed resultaat.
Het zou beter zijn naast, of in plaats van deze werkgevers, een afvaardiging van de groene BOA’s uit diverse geledingen inspraak te geven in de opleidingen. Er zijn gelukkig nog genoeg mondige BOA’s die kunnen aangeven aan welke praktijkkennis behoefte is. Het gaat dan niet alleen om leden van de Kon. Ned. Ver. voor Natuurtoezicht, de NVvN, maar ook om BOA’s die geen lid van deze vereniging zijn.
Er heerst niet alleen zorg bij de belangenorganisaties van de groene BOA’s. Ook de vereniging PDM heeft al in februari 2011 in een brief aan het toenmalige Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie en van Veiligheid en Justitie haar zorg uitgesproken. De antwoorden op deze brieven hielden in feite in dat we ons nergens zorgen over hoefden te maken. Daarna is het helaas met de groene BOA alleen nog maar verder bergafwaarts gegaan. Bij het overleg met betrekking tot de inhoud van de her- en bijscholing vindt afstemming plaats met BOAwerkgevers. Veel van deze werkgevers weten echter niet of nauwelijks iets van de problemen waar de bij hen in dienst zijnde BOA tegen aan loopt. Evenmin aan welke kennis en vaardigheden deze BOA in zijn of haar dagelijkse werk echt behoefte heeft. Gaat de pet binnenkort ook aan de kapstok?
De vereniging PDM is geen belangenvereniging maar heeft wel belangen.
De vereniging PDM is geen belangenvereniging maar heeft wel belangen. Eén daarvan is goed en adequaat toezicht in het buitengebied, wat de handhaving van de natuurwetgeving ten goede komt. Wij zijn er niet gerust op dat het tij nog keert. Het is geen vijf voor twaalf meer maar inmiddels kwart over twaalf en we zijn er nog niet. De recente geschiedenis heeft ons geleerd dat reorganisaties bij de politie, zoals die nu ook aan de gang is, nooit hebben bijgedragen aan een verbetering van het toezicht in het buitengebied. Dit keer zal het vrees ik niet anders gaan. In onze beleving staat dit alles haaks op wat men met het Visiedocument” MilieuBOA’s beter benut” tracht te bereiken. De hoop van de groene BOA’s is nog gevestigd op de beroepsvereniging voor Buitengewoon opsporingsambtenaren, de BEBOA. Misschien kan deze vereniging samen met de NVvN in de landelijke politiek nog iets van de grond krijgen voor het behoud van onze groene BOA’s in het buitengebied. Een alternatief voor dit adequate toezicht is er niet. BOA’s beter benut, oké, maar welke BOA’s? Laten we in ieder geval zorgen dat we er één bewaren voor het van Rappardreservaat van Paul van Vliet. Helaas is dit laatste cynisch bedoeld. Tekst: G. Hobbelink Dier & Milieu 2013/2 23
Drank: een probleem dat de gemeente wel aankan Jongeren onder de zestien jaar zijn strafbaar als ze alcoholhoudende drank voorhanden hebben.
Docent Feije Dillema van Bureau Horeca Bijzondere Wetten. (foto: Dillema)
Met ingang van 1 januari 2013 is de Drank- en Horecawet (DHW) gewijzigd. Nieuw is dat jongeren onder de zestien jaar strafbaar zijn als ze alcoholhoudende drank voorhanden hebben. Nieuw is ook dat toezicht en handhaving voor het grootste deel aan de gemeente zijn opgedragen. Voor veel BOA’s betekent dat deelname aan een boeiende maar pittige cursus. D&M sprak met docent Feije Dillema van Bureau Horeca Bijzondere Wetten (BHBW) en één van zijn cursisten, PDM-lid Dirk Verkade .
Feije Dillema werkte van 1998 tot 2008 als Drankwetinspecteur en opleider Drank en Horeca bij de VWA (nu NVWA, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit). Ook de Tabakswet en de Warenwet behoorden er tot zijn werkterrein. Na de cafébrand in Volendam werd o.a. de controle op drankgebruik door jongeren geïntensiveerd en raakte Dillema betrokken bij het opzetten van leeftijdscontroles. In 2007 werd hij projectbegeleider van een pilot met controle door de gemeente. De pilot in ‘zijn’ gemeente Leeuwarden liep zo goed, dat hij besloot om een eigen adviesbureau te beginnen. BHBW is Nederlands’ bekendste adviesbureau in DHW-zaken. Ook de landelijke media en Kamerleden doen regelmatig een beroep op BHBW.
Waarom was de DHW aan herziening toe?
1 Bij overtreding van het dit jaar ingevoerde (p-)feit E 211 (alcoholhoudende drank aanwezig hebben waar dit niet is toegestaan, niet van toepassing in o.a. slijterij/supermarkt waar alcoholhoudende drank bedrijfsmatig voor (gebruik) elders (dan ter plaatse) wordt verstrekt) kunnen jongeren onder de 16 een boete van € 45 krijgen. 24 Dier & Milieu 2013/2
De wet rust op drie pijlers: • matiging van het alcoholgebruik onder jongeren, • voorkomen van verstoring van openbare orde en veiligheid, • terugdringen van de administratieve lasten voor de horeca. Drankgebruik bij jongeren is een toenemend probleem. Overmatige consumptie van alcohol belemmert het volgroeien van de hersenen, legt Dillema uit. De gevolgen bepalen de rest van je leven. Er ontstaan problemen op werk of school en wie zijn opleiding niet afmaakt heeft minder kansen op de arbeidsmarkt. De overheid beschouwt dit als een probleem voor de volksgezondheid en daarbij moet je ook denken aan kostbare maatschappelijke effecten als verzuim en de bezetting van bedden op de IC in het weekend. Bescherming van de openbare
orde is al van oudsher een doel van drankwetgeving. Met behulp van een aantal verboden zou de DHW deze bedreigingen voor volksgezondheid en openbare orde beheersbaar moeten maken. Aan jongeren onder de 16 mag geen alcoholhoudende drank verstrekt (geschonken of verkocht) worden; aan jongeren onder de 18 jaar geen sterke drank. Dit is verboden op grond van art. 20 DHW, lid 1 en lid 2. Strafbaarstelling is geregeld in art. 44a, Bestuurlijke boete (op te leggen door de burgemeester). Daarnaast is het op grond van art. 45 DHW, lid 1, voor jongeren onder de 16 jaar verboden om “op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt”. Overtreding wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.1 Als een peuter in een supermarkt een vrolijk gekleurd likeurtje in het winkelwagentje zet, is hij niet strafbaar, zegt Dillema geruststellend.
Hoe zijn toezicht en handhaving geregeld?
Voor het toezicht op de naleving is decentralisatie, de overdracht van taken aan de gemeenten, de grootste verandering. De burgemeester is het bevoegd gezag voor het toezicht op en de uitvoe-
ring van de DHW. De gemeente handhaaft zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. De burgemeester wijst toezichthouders aan (art. 41 lid 1 onder b; Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet, Stcrt. 2013, 1042) en die moeten aan drie voorwaarden voldoen. Je moet gemeenteambtenaar zijn, je moet BOA zijn en je moet binnen een jaar na aanstelling met goed gevolg het examen toezichthouder Drank- en Horecawet hebben afgelegd. Je kunt tijdens de opleiding al wel aan het werk.
Wat biedt de cursus?
De lesstof voor de cursus is pittig – dat kan Dillema volmondig beamen. Het examen bestaat uit een deel theorie en een deel praktijk. Voor dat laatste moet de cursist een boeterapport opstellen. Je mag het examen één keer overdoen, binnen drie maanden. Als je het dan weer niet haalt, zal de burgemeester de aanwijzing moeten intrekken. Veel van de cursisten zijn mannen – zou dat toeval zijn? Dillema geeft een plausibele verklaring. Vrouwen voelen zich waarschijnlijk niet zo thuis bij deze wet. Je werkt in de avonden en de weekenden, vaak tot diep in de nacht en op plekken waar de gezellige opwinding makkelijk kan omslaan in weerstand of zelfs geweld tegen de handhaver. Tijdens de cursus leer je daar wel mee omgaan.
De gemeente handhaaft zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk.
Meer informatie over de mede door Dillema verzorgde opleiding Gemeentelijke toezichthouder Drank- en Horecawet is te vinden op www.bhbw.nl en www.academiebw.nl. Theoriedocent Frank Joosten is auteur van het boek Handhaving van de nieuwe Dranken Horecawet. Behalve op www.bhbw.nl is meer informatie te vinden via het Expertisecentrum handhaving DHW van de NVWA, http://www. handhavingdhw.nl/ en via http://www. rijksoverheid.nl/onderwerpen/alcohol.
Lokaal of bovenlokaal?
Waarom moet je BOA zijn?
De behoefte aan BOA’s komt voort uit de gedeeltelijk strafrechtelijke aanpak. Als je wilt optreden bij overtreding van artikel 45, of bij de overtredingen die via de WED kunnen worden aangepakt, moet je als handhaver over bepaalde bevoegdheden beschikken. Zowel BOA’s in domein I (Openbare Ruimte) als in domein II (Milieu, Welzijn en Infrastructuur), zijn bevoegd. De DHW valt rechtstreeks onder domein I, in domein II volgt de bevoegdheid indirect uit de WED. Dat BOA’s geen geweld mogen gebruiken kan in de context van de DHW soms heel onhandig zijn. Desnoods kan de hulp van de politie worden ingeroepen.
Er lijken zich tegengestelde ontwikkelingen voor te doen in de handhaving. Aan de ene kant zie je delegatie aan de gemeente, aan de andere kant moeten gemeenten samenwerken. Denk aan de RUD’s of Omgevingsdiensten. Samenwerking tussen gemeenten op het gebied van de DHW, bij evenementen en dergelijke, is zeker een optie. Dillema en Verkade zien echter liefst zo min mogelijk afstand tussen toezichthouders en hun ‘klanten’. “Bekendheid werkt preventief”, zegt Dillema. Door herindeling van gemeenten en vorming van RUD’s raakt lokale kennis van buurten en bedrijven verloren en dat is geen vooruitgang. De gemeente kan het DHW-toezicht zowel onderbrengen in de eenheid ‘openbare ruimte’ als in de eenheid ‘fysieke leefomgeving’. Integratie met allerlei andere controles is denkbaar; er zijn raakvlakken met de Wet op de kansspelen en met de APV, maar ook met milieurecht (integrale inrichtingscontroles in de horeca). Dit is een keuze van het bestuur en Dillema heeft geen bepaalde voorkeur. Belangrijker voor de praktische uitvoering vindt hij de plaatselijke problematiek. Favoriete oorden om je in de vakantie te bezatten, zoals Terschelling of
Aan jongeren onder de 18 jaar mag geen sterke drank geschonken of verkocht worden.
Dier & Milieu 2013/2 25
Toezichthouders moeten per gemeente een jeugdkaart maken. Hierop staan alle horecagelegenheden.
26 juni organiseert het Ministerie van VWS een Inspiratiedag lokaal alcoholbeleid jongeren.
Renesse, hebben weinig baat bij eenzelfde aanpak als bijvoorbeeld in Maastricht. Het aantal inzetbare BOA’s speelt ook een rol: Rotterdam heeft er 800, de kleine gemeente waar Verkade werkt heeft er twee. Dillema ziet specialisatie als voordeel van regionale pools, maar uitgangspunt blijft: zet DHW-toezicht niet op afstand.
Generalist of specialist?
Dit zijn wel keuzes die de toekomst van de BOA raken. Blijf je generalist of ontwikkel je je tot specialist? Verkade ziet een relatie met de druk die de (verplichte) permanente her- en bijscholing op de BOA legt. Deze DHW-cursus komt daar nog eens bovenop. Voor sommige cursisten betekent het, dat ze onderdelen ‘dubbel’ krijgen, zoals agressietraining. Veel groene BOA’s hielden het na de eerste ervaringen met her- en bijscholing voor gezien,
Congres
Alcoholbeleid 3.0 Inspiratiedag lokaal alcoholbeleid jongeren: gezond én veilig 26 juni 2013 De Rijtuigenloods, Amersfoort
Foto: Inge van Mill
Naamloos-3 1
26 Dier & Milieu 2013/2
mede omdat ze teveel theorie moesten leren die voor de dagelijkse praktijk niet relevant is. Specialisatie kan uitkomst bieden, maar niet iedere gemeente kan zich dat permitteren. Ook dit probleem verdient een voortvarende aanpak!
29-01-13 13:00
Van 16 naar 18 jaar: hoe zal dat gaan?
Het wetsvoorstel om de leeftijdsgrens in de DHW te verhogen van 16 naar 18 jaar (Kamerstukken 33 341) is op 5 maart door de Tweede Kamer aangenomen. Datum van inwerkingtreding wordt naar verwachting 1 januari 2014. Wie nu net 16 is geworden en eindelijk dat pilsje mocht drinken, zal weinig begrip kunnen opbrengen voor het uitstel. Dillema vreest dat er meer geweld op straat zal voorkomen en niet alleen door die frustratie. De groep die er ‘bijkomt’ telt 400.000 jongeren, die fysiek en mentaal heel mondig zijn. De toepassing van geweld door BOA’s moet misschien ook maar eens serieus worden overwogen...
Helpt de nieuwe aanpak?
Al met al is Dillema optimistisch. Hij heeft onderzoek gedaan met ‘mystery kids’ (het zogenaamde Jong Proef onderzoek), waarbij jongeren van rond de 16 proberen alcohol te kopen. In gemeenten die aan de pilots hebben meegedaan kreeg 67,5 procent van de jongeren onder de 16 geen drank mee; in andere gemeenten was dat slechts 8 procent. Die cijfers geven dus het respectieve nalevingpercentage weer. Dit onderzoek wordt nu bij veel gemeenten ingezet om een risicoanalyse te maken. Gemeenten waar het goed gaat kunnen hun capaciteit gericht inzetten op risicobedrijven. Ze kunnen beleid maken. BHBW heeft daar een methode voor ontwikkeld. Om te beginnen moeten toezichthouders per gemeente een jeugdkaart maken. Hierop staan alle horecagelegenheden, alle disco’s en alle supermarkten, maar ook alle hangplekken, hokken en zuipketen. Dillema moet door naar een volgend interview. Misschien kunnen we nog eens doorpraten over dat beleid. De gemeente zal het hoe dan ook moeten aanpassen aan de nieuwe leeftijdsgrens. Want zoals Dillema het formuleert: “De jeugd moet toch ergens heen…..”. Tekst: Noor Evertsen, met dank aan Feije Dillema en Dirk Verkade
Wijziging Visserijwet 1963 en Reglement voor de binnenvisserij 1985 In Dier & Milieu 2013/1 stond ik kort stil bij ‘mogelijke’ fouten in de gewijzigde wetgeving. Ik kom daar nu nog even op terug.
Gewijzigde tekst artikel 21 Visserijwet 1963
De huidige tekst van artikel 21 lid 1 Visserijwet 1963 is inderdaad niet correct omdat daar verwezen wordt naar artikel 1 lid 1 onder d Visserijwet 1963. In dat betreffende deel van artikel 1 gaat het over bedrijfslichamen en niet over binnenvisserij (het vissen in overige wateren van Nederland). De wetgever heeft natuurlijk bedoeld om in artikel 21 te wijzen op artikel 1 lid 4 onder d Visserijwet 1963: binnenvisserij: het vissen in de overige wateren van Nederland. Ik las ergens een bericht dat het FP Zwolle om deze reden voorlopig geen pv’s voor artikel 21 Visserijwet 1963 wil zien. Dat is natuurlijk overdreven omdat iedereen begrijpt dat hier sprake is van een ‘verschrijving’ en het geen fundamentele wijziging in de wet betreft. De Hoge Raad heeft in die lijn jaren geleden een arrest gewezen ten aanzien van de tekst van artikel 13 Flora- en faunawet. En die ‘verschrijving’ ging nog wat verder dan bij artikel 21 Visserijwet 1963. De wetgever zal dit binnenkort wel repareren.
Nu, dat hebben we via de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit voorgelegd aan het ministerie en het antwoord was duidelijk. Uit de Kamerstukken II, 31574, nr.3 blijkt dat de woorden: ‘voor zover wordt gevist met de hengel of de peur’ alleen betrekking hebben op artikel 21 Visserijwet 1963. Dus de strafbaarstelling in artikel 1a sub 3 Wet op de economische delicten, o.a. ten aanzien van artikel 16 Visserijwet 1963, is niet beperkt tot visserij met hengel of peur. Met dank aan Otto Terol en Michel Ros van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit. Tekst: J.H. (Henri) Madern Dienst Regionale Recherche, Eenheid Den Haag Tel.071-5459545 / 06-55823185 Dier & Milieu 2012/6 vakblad voo
r handha
THEMAN
vers
UMMER
Dier & Milieu 2013/1
Strafbaarstelling artikel 16 Visserijwet 1963
Met de strafbaarstelling van o.a. artikel 16 Visserijwet 1963 ligt het anders dan bij de verschrijving van artikel 21 Visserijwet 1963. Ik heb daar in Dier & Milieu 2012/6 ook een opmerking over geschreven. Het ging namelijk om het volgende. In artikel 1a sub 3 van de Wet op de economische delicten lezen we o.a.: (…) de Visserijwet 1963, de artikelen (…) 9, 16 en 21, voor zover wordt gevist met de hengel of de peur (…). Wij dachten toen dat de passage ‘voor zover wordt gevist met de hengel of de peur’ betrekking had op artikel 9, 16 en 21 Visserijwet 1963. Dat zou betekenen dat andere strafbepalingen o.a. uit het Reglement voor de binnenvisserij 1985 (strafbaar gesteld via artikel 16 Visserijwet 1963), denk bijvoorbeeld aan maaswijdte van fuiken, niet strafbaar zou zijn ingevolge artikel 1a sub 3 Wet op de economische delicten. Overtredingen met beroepsvistuigen (geen hengel of peur) die via artikel 16 Visserijwet 1963 strafbaar zijn gesteld in artikel 1a sub 3 Wet op de economische delicten zouden daar dan niet onder vallen en er zou dus geen strafbaarstelling zijn.
vakblad voo
r handha
vers
Dier & Mili
eu 2012/6
1
1 Dier & Mili
eu 2013/1
1
Dier & Milieu 2013/2 27
Van puzzelstukje informatie naar milieufraudeonderzoek “Ombudsman milieucriminaliteit”
Hoe pak je een onderzoek aan naar een bedrijf dat zich bezig houdt met asbest sanering zonder certificering.
De informatiepositie milieucriminaliteit blijkt al jaren een knelpunt. Vele rapporten zijn er al over geschreven. Hoe werkt de vergaring van informatie over milieucriminaliteit nu in de praktijk? De informatiemakelaars milieucriminaliteit zien zichzelf vaak als een soort ombudsman milieucriminaliteit. Zonder kennis over milieucriminaliteit stuit je als leek op dit gebied vaak op gesloten deuren. Hoe pak je bijvoorbeeld een onderzoek aan naar een bedrijf dat zich bezig houdt met asbestsanering zonder certificering, wie heeft de juiste informatie. Omdat de informatiemakelaars milieucriminaliteit vaak al jaren in dit vakgebied werkzaam zijn, hebben zij zowel een helikopterview op de materie, als op het netwerk dat bij dit deelonderwerp hoort. Want milieucriminaliteit is “een breed terrein”; van afvalfraude naar bijvoorbeeld CITES, of vuurwerk, of bodemcriminaliteit, of co-vergisters. We houden een vraaggesprek over hoe dit in de praktijk werkt met Henk Salomons en Carlo Lussi, beiden al jaren werkzaam als informatiemakelaars milieucriminaliteit binnen de Nederlandse politie.
poten in de klei gestaan” op het gebied van toezicht, handhaving en opsporing milieu. De afgelopen zes jaar is Henk werkzaam in een combinatiefunctie als informatiecoördinator (milieu) RIK Infodesk politieregio Kennemerland en als informatiemakelaar milieucriminaliteit bij het interregionaal milieuteam (IMT) van de Bovenregionale Recherche Noordwest (voorheen midden) Nederland.
Wat is jullie huidige werkgebied als informatiemakelaars milieucriminaliteit?
Henk is vooral in werkzaam in de voormalige geografische eenheid Noordwest en midden Nederland, globaal de provincie Noord-Holland. Carlo werkt voor de landelijke eenheid en is werkzaam in Zoetermeer bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie.
Wat is jullie achtergrond?
Carlo werkt al jaren in de informatiemilieucriminaliteit. Vroeger werkte hij al bij de Landelijke milieugroep en het kernteam milieucriminaliteit. Hij heeft ook ervaring in internationale milieucriminaliteitonderzoeken en heeft dagelijks contact met de bijzondere opsporingsdiensten over informatiemilieucriminaliteit op landelijk niveau. Henk is vroeger de milieuman geweest van het havengebied van IJmuiden. Hij kent “milieu” dus vanuit taakaccent politie in zowel blauw opsporingsonderzoeken en projecten milieu, alsmede vanuit het afhandelen van incidenten/meldingen in opsporingsonderzoeken milieucriminaliteit. Later deed hij ook rechercheonderzoeken milieucriminaliteit in heel Noord-Holland. Hij heeft zelf “met de 28 Dier & Milieu 2013/2
Een breed terrein: van afvalfraude naar bijvoorbeeld CITES.
Wat is de rol van de informatiemakelaars milieucriminaliteit?
Die rol is eigenlijk heel erg breed. Van het binnenhalen van informatie, naar het makelen van informatie. Het verifiëren en veredelen van informatie en het scannen op nieuwe trends en ontwikkelingen op het gebied van milieucriminaliteit. Informatie makelen heeft te maken met het netwerk kennen, daarin de weg weten en ook iets met “ vraag- en aanbod”. Eigenlijk zien wij onszelf als een soort ambassadeurs, omdat we werkzaam zijn binnen heel verschillende netwerken en de bestuurlijke handhaving. Hierbij is vaak bestuurlijk- en politiek inzicht en diplomatie nodig. Het is belangrijk niet eenmalig een infootje binnen te halen, maar ook een vertrouwensrelatie op te bouwen. Wat doe je wel en niet
met de verkregen informatie. In het verleden kwam de politie vaak alleen halen en had men veelal geen respect voor de bestuurlijke complexiteit. In informatiewerk is het hebben van een vertrouwensband essentieel. Het gaat echt om wederzijds respect en het kennen van eigen en andermans prioriteiten, werkwijzen, competenties en (juridische) mogelijkheden.
Staat de politie dan slecht bekend in dit netwerk?
Volgens ons niet in het zogenaamde “informatiesegment”, maar wel vaak in de uitvoering en aansturing. Binnen politieorganisaties hoor je soms opmerkingen als: “daar gaan wij over” , of, “wij zijn politiek onafhankelijk”. Dat is jammer, omdat dit vaak onterecht en kortzichtig is en die houding veroorzaakt ook onbegrip bij de bestuurlijke partners.
Hoe gaat het nu binnen de Nationale Politie?
Er zijn veel veranderingen aan de gang. Net als overigens bij veel andere organisaties, vinden er reorganisaties en kerntaakdiscussies plaats. Wij als informatiemensen moeten wennen aan bijvoorbeeld de nieuwe strategie om niet alle onderwerpen te willen aanpakken en te monitoren. We werken nu veel meer themagericht. Voorheen speelden natuurlijk de zogenaamde LOM prioriteiten (Landelijk Overleg Milieuhandhaving) een belangrijke rol. Op dit moment werken we binnen de opsporing vooral met zogenaamde intelligence agenda’s. Dat betekent dus dat we aan de “voorkant” van opsporing meer informatiegestuurd gaan werken. Een belangrijke rol hierin speelt het nationaal veiligheidsbeeld, dat eigenlijk een soort risicoanalyse van de samenleving geeft. Op het terrein van milieucriminaliteit speelt het onderwerp “ondermijning” een grote
rol. Jaarlijks wordt zowel een nationale intelligence agenda als een regionale intelligence agenda benoemd. Je zou per geografisch gebied een soort criminaliteitsbeeld-analyse (CBA) kunnen maken, waarin de risico’s op het gebied van milieucriminaliteit zichtbaar worden gemaakt. Ter illustratie: de kop van Noord-Holland heeft een andere scope op milieucriminaliteit dan bijvoorbeeld Zuid-Limburg, de haven van Rotterdam of Twente. Dezelfde elementen zullen naar voren komen, alleen qua aanpak kan er een “coleur locale” plaatsvinden.
Wat zijn nu voor jullie belangrijke milieucriminaliteitonderwerpen?
Een NIA-thema: EVOA met focus op e-waste.
In ieder geval zijn dat de bekende zogenoemde NIAthema’s: EVOA (Europese Verordening Overbrenging van Afvalstoffen), met focus op e-waste, facilitators rond de toelevering aan covergisting, bodemcriminaliteit, gewasbeschermingsmiddelen, dierenwelzijn en CITES. Naar onze mening zeker onderwerpen die de lezers van Politie, Dieren en Milieu (PDM) zullen aanspreken.
Wat zijn zorgpunten op het gebied van milieucriminaliteit en hoe ga je daar als informatiemakelaar mee om?
Dat zijn toch wel de vrije jongens, of in het jargon, de free riders genoemd. Dat betekent dat in het domein milieu binnen het reguliere bedrijfsleven vergunningaanvragen en toezicht en handhaving plaatsvindt. De free riders handelen bijvoorbeeld in “restproducten” en blijven zodoende buiten het begrip “afval”. Ze blijven zo ook buiten het toezichten handhavingsbeeld en zijn dus vaak “onzichtbaar” voor de overheid. Dit geldt voor webwinkels, handelaren in CITES dieren of producten, handelaren in Er zijn bij de politie veel veranderingen aan de gang.
Dier & Milieu 2013/2 29
Ons zorgpunt voor de komende jaren: “hoe pakt het straks uit in de praktijk”.
afval, maar ook voor bijvoorbeeld de zogenoemde facilitators, zoals adviesbureaus. Je kunt denken aan vervalste certificaten of sowieso aan alle schriftelijke bewijsmiddelen, zoals onder andere onderzoeksrapporten bij monsterneming en analyse. Ook zien wij dat de voorheen kleinere bedrijven, nu veel meer onzichtbaar worden door het hebben van holdings en netwerken van rechtspersonen en het switchen daartussen.
Zijn er nu minder signalen over milieucriminaliteit?
Ja, helaas merken wij de effecten van een meer terugtredende overheid. Er is kortom minder effectieve handhaving en toezicht, denk aan het reorganisatieproces rond de vorming van de zogenoemde omgevingsdiensten. Dit levert voor ons minder aanbod van signalen over milieucriminaliteit op. Ook hebben de reorganisaties/kerntaakdiscussies bij alle toezicht-, handhaving- en opsporingsinstanties invloed op ons dagelijks werk. Er bestaat een continu spanningsveld tussen de geschetste organisatieplaatjes en de werkelijkheid. Op papier had elke RIK Infodesk een taakaccenthouder milieu. In werkelijkheid was dit echter een fractie van het totaal. Op papier kenden de CIE’s allemaal ook taakaccent milieu, in werkelijkheid nagenoeg geen. Ons zorgpunt voor de komende jaren: “hoe pakt het straks uit in de praktijk”. Ook gewasbeschermingsmiddelen hebben specifieke aandacht.
Is “informatiemakelaar milieucriminaliteit” een specialisme? Informatie verzamelen op het gebied van milieucri-
minaliteit doe je niet zo maar. Het vergt vaak een jarenlang opgebouwde materiekennis, ervaring en kennis van het netwerk, om effectief te kunnen zijn. Het idee om dit als taakaccent er een beetje bij te doen is in de praktijk niet werkbaar gebleken. Dus vereist het een capaciteit- en kwaliteitsinvestering, die helaas dan weer ten koste zal gaan van andere schaarse capaciteit. Het maken van een preweegdocument (beslisdocument onderzoek) milieucriminaliteit, is in vergelijking tot andere preweegdocumenten “topsport”, want er komt veel bij kijken. De informatie moet bestaan uit feiten. Veel informatie bevindt zich buiten de politiesystemen en informatie moet naast getoetst, ook geverifieerd en geïnterpreteerd worden. Wat is wel en wat is niet relevant, kortom je maakt niet zomaar even zo’n preweegdocument. Voorheen zaten wij als informatiemakelaars milieucriminaliteit ook bij zogenoemde weeg- en stuurploegen in de rol van adviseur. Zo konden we een toelichting of nuancering geven bij ingediende preweegdocumenten. Nu dit wegvalt wordt de kwaliteit en inhoud van een preweegdocument milieucriminaliteit nog belangrijker. Ook hier zien we een druk ontstaan. Hoe borgen we de continuïteit/kwaliteit van het genereren van hoogwaardige preweegdocumenten milieucriminaliteit.
Zien jullie veranderingen in jullie eigen aanbod van informatie?
Wij merken dat het aanbod van signalen verandert. Kwamen die voorheen vooral vanuit het bestuurssegment, tegenwoordig komen ze meer vanuit het bedrijfsleven, branche- en belangenverenigingen, maar ook vanuit particulieren (denk aan internetfora en reacties op artikelen). Het onderwerp milieucriminaliteit komt wel steeds vaker aan bod in actualiteitenprogramma’s. Mogelijk dat de samenleving zich steeds meer bewust wordt van risico’s voor de leefomgeving. Denk bijvoorbeeld aan de voedselveiligheid en de impact van gevaarlijke stoffen op de gezondheid. 30 Dier & Milieu 2013/2
Milieucriminaliteit is “haalcriminaliteit”, hoezo?
In de praktijk blijkt er nagenoeg geen aangifte van milieucriminaliteit. Vaak zijn er geen concreet benoembare slachtoffers van milieucriminaliteit. Toezicht/handhaving/ opsporing milieucriminaliteit heeft altijd, zo blijkt, een wisselende prioriteit en een moeizame borging. Soms horen we nog steeds: “ik zie het niet, dus het is er niet”, en krijgen we veel verhalen, maar geen feiten.
Levert milieucriminaliteit nog steeds geld op?
Jazeker!! (unaniem). We zien bij de bedrijven steeds grotere winsten ontstaan. Bij een asbestfraude wordt een pand bijvoorbeeld compleet gesloopt zonder dat eerst het asbest is verwijderd. Wel worden de arbeidskosten en de specifieke kosten voor de verwijdering van asbest doorberekend, met een dubieuze rol van samenwerkende rechtspersonen en facilitators. Dat betekent dus soms driedubbele winst. De slogan “er is geen afval”, zegt natuurlijk ook veel. Overal valt geld van te maken, hoe creatief kun je het verzinnen.
waarbij neushoornhoorns worden gestolen en Ierse en Engelse travellers die hun diensten aanbieden bij boeren. Ook via Meld Misdaad Anoniem (MMA) ontvangen wij veel meldingen. Alleen al op het onderwerp vuurwerk krijgen we elk jaar ruim 300 meldingen. Dit zijn mooie puzzelstukjes voor verdere aanpak. Binnen de politie hebben we collega's die rechercheren op open bronnen, zoals het zogenoemde Open Source Intelligence Team. Het is heel belangrijk om bijvoorbeeld internet te monitoren op informatie. Maar alleen met informatie, uit welke bron dan ook, ben je er niet. Het kunnen duiden en interpreteren van informatie, maar ook het verifiëren, veredelen en opwerken van informatie tot een onderzoek, blijkt een bijzondere vaardigheid. De traditionele werkwijze met informatie vergaren vanuit de basis, in combinatie met de nieuwe bronnen/mogelijkheden, is een leuke uitdaging. En je merkt het (beide lachend), wij zijn nog lang niet uitgekeken op het taakveld informatie milieucriminaliteit!
Wat kunnen de lezers van PDM voor jullie betekenen?
In de praktijk blijkt er nagenoeg geen aangifte van milieucriminaliteit
Hoe kijken jullie aan tegen de nieuwe ontwikkelingen?
Wij zijn ouwe rotten in het vak en maken gebruik van de traditionele netwerken. Wij willen persoonlijk met collega's in contact komen, omdat juist deze “warme” contacten in de praktijk het meeste opleveren. Binnen de politieorganisatie zien we innovatieve ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn de koppelingen van systemen en de mogelijkheid voor informatiemensen om via bijvoorbeeld “Blueview” in politiegegevens te kunnen zoeken. Wij hebben over bepaalde onderwerpen abonnementen lopen in dit systeem en hierop krijg je elke dag wel treffers. Bijvoorbeeld: diefstallen van gewasbeschermingmiddelen, diefstallen papegaaien en andere bijzondere dieren, vergiftigingen van roofvogels en ladingdiefstallen van kunstmest. Maar ook inbraken
Alleen al op het onderwerp vuurwerk krijgen we elk jaar ruim 300 meldingen.
Als informatiemakelaars milieucriminaliteit zijn wij soms afhankelijk van kleine puzzelstukjes informatie over milieucriminaliteit. Vooral de “wat apart” of “vreemd zeg” -signalen zijn voor ons een bron van verder informatieonderzoek. Ook nieuwe trends en zeg maar fraudemethodieken, zijn voor ons belangrijke nieuwe signalen. Bijvoorbeeld nieuwe manieren van illegaal vissen, illegale wildvang of vergiftigingen, maar ook de complexere afvalinzameling, de tankauto’s zonder opschriften en signalen over stankoverlast van bedrijven. Kortom, heb je iets bijzonders, neem gewoon contact met ons op of met één van onze andere collegae informatiemakelaars. Tekst: H. Salomons, C. Lussi en D. Nijhof
Nieuwe trends zijn voor ons belangrijke nieuwe signalen.
Dier & Milieu 2013/2 31
De groene wetgeving (Flora- en faunawet) toegelicht Aflevering 22: De uitoefening van de jacht – jachtmiddelen – gefokte jachtvogels (deel 1)
Slechtvalk. (foto: H. Peeters)
Dier en Milieu 2012/5 Vorige keer stonden we stil bij het jagen met de hond. De hond is een geoorloofd jachtmiddel. De jachthouder mag zonder jachtakte jagen met de hond. Dit geldt ook voor het gebruik van de hond door de grondgebruiker. De 40ha-eis geldt niet voor jagen of beheer en schadebestrijding met alleen de hond. De aardhond mag door of namens de grondgebruiker tussen 1 september en 1 maart worden gebruikt bij het opsporen, vangen en doden van vossen. Een lange hond (arrest HR 1955) is geen geoorloofd jachtmiddel en het gebruik daarvan kan een overtreding van artikel 53 lid 1 onder b Flora- en faunawet opleveren. Ook voor beheer en schadebestrijding mogen lange honden niet worden gebruikt, zie artikel 5 lid 1 onder b Besluit beheer en schadebestrijding dieren. De wandelaar die toelaat dat zijn hond wild (of een ander beschermd dier) opspoort, achtervolgt en/of vangt, overtreedt artikel 16 lid 3 Flora- en faunawet.
Deze aflevering
Deze keer willen we een begin maken met de bespreking van gefokte jachtvogels als jachtmiddel. De wetgever heeft in artikel 50 lid 1 onder c Floraen faunawet twee van de in Nederland broedende roofvogelsoorten genoemd: slechtvalken (Falco peregrinus) en haviken (Accipiter gentilis). De latijnse namen staan er in het artikel bij. De jacht met roofvogels is al honderden jaren oud. Wie heeft immers tijdens de geschiedenislessen op school niet gehoord van de valkenjacht van Floris V (13e eeuw) en Jacoba van Beieren (15e eeuw)? Over het jagen of beheer en schadebestrijding met deze vogels (de valkerij) en het houden van deze gefokte (Cites-)vogels is nogal wat te schrijven. We willen eerst de vogels zelf bespreken. Wat voor vogels zijn slechtvalken en haviken[1]?
Slechtvalk
De slechtvalk is het voorbeeld van een roofvogel die wereldwijd door pesticidengebruik in zijn bestaan werd bedreigd. Sommige deelpopulaties (Europa) balanceerden op de rand van verdwijning. In Nederland werden in 2010 ongeveer 100 broedgevallen van slechtvalken bekend. Bijna altijd op hoge gebouwen in speciale kasten of op nestplateaus. Een slechtvalk kan nogal eens worden waargenomen op een hoogspanningsmast. De slechtvalk is een grote en krachtige valk (3950cm) met lange en puntige vleugels (spanwijdte 85-115cm). Hij is aanzienlijk groter dan de bekende (biddende) torenvalk en de iets minder bekende boomvalk. Het mannetje slechtvalk weegt ongeveer 750 gram en het vrouwtje 1100 gram. De slechtvalk is bij uitstek een vogeljager en hij slaat zijn prooien bijna altijd in de lucht. Vanaf een hoge uitkijkpost valt hij aan op langstrekkende vogels. Soms achtervolgt hij ze, maar meestal wordt de prooi geslagen in een stootduik. De slechtvalk bereikt daarbij soms hoge snelheden. Hij heeft een voorkeur voor jacht in open terrein.
Havik
De havik was tot de komst van de zeearend de krachtigste roofvogel van ons land. Sinds enige jaren broedt de zeearend in de Oostvaardersplassen 32 Dier & Milieu 2013/2
en recent ook in Lauwersmeer, Randmeren en Biesbosch. De zeearend is echter voornamelijk een viseter en wat dat betreft als roofvogels om mee te jagen niet geschikt. De havik werd voor de komst van de Vogelwet 1936 enorm vervolgd, maar heeft ook geleden onder het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De havik is een standvogel. Dat betekent dat de vogel het gehele jaar in de omgeving van de nestplaats is aan te treffen. In Nederland broeden momenteel tussen 1500-1800 paartjes. De vogel is qua grootte vergelijkbaar met de slechtvalk (grootte 48-61cm – spanwijdte 98-117cm). Het mannetje weegt 690 gram en het vrouwtje gemiddeld 1206 gram. De havik heeft afgeronde vleugels en een lange staart. Dat maakt de vogel uitermate geschikt voor het jagen in bosgebied. Hij jakkert daar tussen bomen en struiken door en probeert vanuit de dekking zijn prooi te verrassen. De havik is qua vogel identiek aan de sperwer. Een havikman is kleiner dan de havikvrouw en kan worden aangezien voor een sperwervrouw. De havik heeft echter een wat langzamere en krachtiger vleugelslag dan de sperwer. De staart van de havik is iets langer dan bij de sperwer en afgerond. Bij de sperwer is de staart aan het einde recht afgesneden. Ook kan het gedrag van kraaien verraden of we met een sperwer of een havik te maken hebben. Kraaien pesten graag andere vogels, maar zullen een havik alleen in groepsverband achterna zitten. Bij sperwers durven kraaien wel in hun eentje een aanval te wagen.
Jachttechnieken en prooien
De jachttechniek van de slechtvalk en van de havik zijn spectaculair om te zien. Beide vogels zijn in staat om met grote snelheid en kracht aan te vallen. Haviken grijpen hun prooi met de poten en proberen al knedend vitale delen te raken met de nagels. De poten zijn buitengewoon krachtig en de tenen zijn voorzien van sterke, lange nagels. De nagel aan de achterteen is bij mannetjes 34 mm en bij vrouwtjes 43 mm. Eenmaal gepakt door de scherpe en krachtige klauwen, zijn prooidieren meestal kansloos. Vanzelfsprekend gaat het ook wel eens mis en weet een prooi te ontsnappen. Tijdens een onderzoek in Drenthe tussen 1982 en 1992 werd bij haviken de prooikeuze vastgesteld: Er werden 72 verschillende vogelsoorten en 7 zoogdiersoorten gevonden. Dat maakt de havik natuurlijk tot een toppredator die meer vijanden dan vrienden heeft. De prooilijst verschilt van koolmees tot rietgans, maar ook andere roofvogels en uilen werden als plukresten aangetroffen in het haviksnest. Dat haviken ook postduiven pakken staat niet ter discussie en wat dit onder duivenhouders teweegbrengt laat zich raden.
Havik. (foto H. Peeters)
Ook de slechtvalk is geen vriend van duivenhouders. Het is bekend dat slechtvalken vaak duiven slaan. Maar ook sperwer of torenvalk, weidevogels, meeuwen en zangvogels staan op zijn menu. De vrouwtjes zijn bij roofvogels groter dan mannetjes en ze slaan dan ook vaak grotere prooien. Het onderscheid in de jachttechniek van slechtvalken (vroeger ook wel genoemd ‘hoge vlucht’ voor de adel) en haviken (vroeger ook wel genoemde ‘lage’ vlucht, bedoelend voor de gewone man) noemden we al. De slechtvalk jaagt bij voorkeur vanaf grote hoogte in de vrije ruimte terwijl de havik een voorkeur heeft voor de aanval bij verrassing vanuit de dekking in bosgebied. We willen in de volgende afleveringen in Dier en Milieu de wettelijke bepalingen met betrekking tot het houden van gefokte roofvogels voor de jacht (en beheer en schadebestrijding) en het valkeniersbedrijf bespreken. J.H. (Henri) Madern Politie Hollands Midden (Eenheid Den Haag) Tel.071-5459545 / 06-55823185 E-mail:
[email protected] Te volgen op: http://www.politieplus..nl Bronnen: [1] Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels, Rob G. Bijlsma, Schuyt & Co Uitgevers en Importeurs bv, vierde en verbeterde druk 1996. Handleiding veldonderzoek roofvogels, Rob G. Bijlsman, Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, tweede, gecorrigeerde druk 1998. Roofvogels van Noordwest Europa, Dick Forsman, GMB Uitgeverij Haarlem 1993. Website van de Werkgroep Roofvogels Nederland: www.werkgroeproofvogels.nl
Het is bekend dat slechtvalken vaak duiven slaan.
Zeearend, nu de krachtigste roofvogel van ons land. (foto: H. Peeters)
Dier & Milieu 2013/2 33
JURISPRUDENTIE
JURISPRUDENTIE
Eind vorig jaar wierp de politierechter in Almelo een interessant probleem op: de rol van opzet bij het bewijzen van overtreding van artikel 36 Gezondheidsen welzijn wet voor dieren (Gwwd). De Hoge Raad kreeg te maken met een diensthond. Verder gaat het deze keer nu eens niet alleen over honden en paarden.
Bloedpony’s
Het bloed van zwangere paarden en pony’s wordt tegen een vergoeding afgetapt voor de fabricage van medicijnen.
Verdachte is al 15 jaar verzorger en houder van paarden, mede ten behoeve van de medische industrie. Het bloed van zwangere paarden en pony’s wordt tegen een vergoeding afgetapt voor de fabricage van medicijnen. Hij heeft de dieren de nodige verzorging onthouden. Primair is overtreding van artikel 36 Gwwd ten laste gelegd, subsidiair overtreding van artikel 37. De rechtbank acht dat laatste deels bewezen en legt een geheel voorwaardelijke geldboete van 1500 euro op. Van de tenlastelegging blijft weinig over. “Zo blijkt nergens uit het dossier dat er zich in het vervuilde weiland waarvan foto’s in het dossier zijn opgenomen ook paarden hebben bevonden.” De wel voor het bewijs gebruikte middelen, opgeschreven door twee hoofdagenten en een inspecteur van de LID, zijn echter het lezen waard. “Ik zag dat de veulens geheel, tot aan de oren toe, onder de stront zaten.” Hopelijk gaat de medische industrie wat beter op haar toeleveranciers letten. Rechtbank Almelo 28 december 2012, parketnrs. 08/720890-11 en 08/720799-11, LJN-nr. BY7483
HR beoordeelt inzet diensthond
Hoge Raad beoordeelt inzet diensthond.
In de vroege ochtend van 6 augustus 2008 kreeg een surveillancevoertuig van de regiopolitie Kennemerland een melding van een snelkraak bij een benzinestation. De surveillance-eenheid is achter een verdachte personenauto aan gaan rijden, die
JURISPRUDENTIE
uiteindelijk tegen de buitengevel van een appartementencomplex tot stilstand kwam. Vier personen renden weg, drie werden spoedig aangehouden. Inmiddels was verbalisant 1 ter plaatse met zijn diensthond. Deze hond is ingezet om de vierde verdachte op te sporen. Verbalisant 1 heeft niet aangeroepen dat een onderzoek ingesteld zou worden met een diensthond. In een garage werd verdachte in zijn rechterzij en -bovenarm gebeten. Door de confrontatie met de hond kon hij zijn handen niet laten zien. De verbalisant vreesde dat verdachte een wapen verborgen hield en heeft hem drie vuistslagen in het gezicht gegeven. Aanroepen is verplicht op grond van artikel 8 lid 1 van de Politiewet (1993; nu art. 7 lid 1 Politiewet 2012). De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof Amsterdam, dat dit vormverzuim niet tot strafvermindering hoeft te leiden. Verdachte heeft zichzelf door zijn gedrag blootgesteld aan het risico van de inzet van krachtige opsporingsmiddelen. Bij de vuistslagen ligt dat anders. Uit citaten uit het arrest van het Hof Amsterdam blijkt dat het optreden van de hondengeleider aanleiding is geweest voor een gesprek met zijn leidinggevende. “Het hof kan zich voorstellen dat andere disciplinaire maatregelen hadden kunnen worden overwogen; het is aan de korpsleiding en aan het openbaar ministerie om op deze onregelmatigheden in de opsporing te reageren.” Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting of is als strafmotivering althans niet zonder meer begrijpelijk. De HR verwijst de zaak naar het Hof Den Haag. HR 11 december 2012, nr. S 11/01458, LJN-nr. BY4828 NJ 2013-130 mtr. nt. T.M. Schalken
En verder…
… verdient de zaak van Orka Morgan een apart artikel, gelet op het onderwerp – welzijn van een individueel, wild dier – maar zeker ook met het oog op de door verweerder (de Staatssecretaris van EL&I) toegepaste regelgeving. De rechter heeft in elk geval bepaald dat verweerder in de zomer van 2011 een vergunning mocht verlenen voor het vervoer van de orka naar dierentuin Loro Parque op Tenerife. De Orca Coalitie bepleitte terugplaatsing in zee. Volgens de rechter kan echter niet worden vastgesteld dat het welzijn van de orka daarmee beter is gediend. De rechtbank ziet ook geen grond voor het oordeel dat Loro Parque ongeschikt zou zijn. “Uit de Dierentuinrichtlijn blijkt dat verblijf in een dierentuin het welzijn van een dier niet uitsluit” (Rechtbank Amsterdam 13 december 2012, LJN-nr. BY6129), … moet een kennel (tevens erkend fokker) ruim 4000 euro schadevergoeding betalen aan een vrouw die er een Ierse setter met – naar al spoedig bleek een ernstig, erfelijk gebrek had gekocht. Dit bedrag
34 Dier & Milieu 2013/2
JURISPRUDENTIE
JURISPRUDENTIE
is inclusief 1500 euro voor immateriële schade. Eiseres spreekt van smartengeld vanwege het leed dat haar is aangedaan door het onrechtmatig handelen van gedaagden. De hond heeft het niet overleefd. Tegen de achtergrond van het actuele debat over erfelijke aandoeningen bij rashonden, zoals in casu epilepsie, is het bepaald interessant dat de fokker zich aan zijn verantwoordelijkheid probeert te onttrekken met het argument “dat [hen] geen verwijt kan worden gemaakt omdat het hierbij gaat om een erfelijke afwijking” (Rechtbank Breda 12 december 2012 (civiel), LJN-nr. BY7900), … heeft de eerder in kort geding tot ‘stoppen’ gedwongen hondenhandelaar J.E. uit Medemblik (D&M 2007/4) een schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen gekregen. De (dreiging met) executie van het kort geding-vonnis door de Dierenbescherming was onrechtmatig en dat kost de organisatie nu bijna 20.000 euro. Het gebruik van de term ‘malafide hondenhandelaar’ acht het hof niet onrechtmatig (Hof Den Haag 27 november 2012, LJN: BY4189). In de uitspraak in hoger beroep (D&M 2008/3), overwoog het Hof Amsterdam dat de LID één tot twee maal per jaar bij de dierenhandel kwam controleren – zonder ooit enige onregelmatigheid te constateren. Deze tegenstrijdigheid blijft moeilijk te begrijpen, … heeft het CBb een treffende uitspraak gedaan over mensen. In juli 2009 zijn paarden en veulens van appellant in bewaring genomen. De voorzieningenrechter oordeelde eerder dat de toepassing van bestuursdwang in dit geval onrechtmatig was. Nu gaat het om de hoogte van de schadevergoeding. Appellant stelt, ook immateriële schade te hebben geleden. Geestelijk letsel van een betrokkene kan onder omstandigheden worden aangemerkt als een aantasting van zijn persoon, die recht geeft op vergoeding. Hiervoor is het volgens het College echter niet voldoende dat sprake is van een meer of minder sterk psychisch onbehagen en van een zich gekwetst voelen door een onrechtmatig besluit van een bestuursorgaan, “omdat daarvan in de regel sprake zal zijn” (CBb 22 november 2012, LJN-nr. BY5586). Dat geldt waarschijnlijk ook vaak voor rechtmatige besluiten, en … heeft de politierechter in Almelo een houder van hanen vrijgesproken.
Opzet ingelezen in artikel 36 Gwwd
Verdachte zou opzettelijk hanen in een beperkte ruimte hebben gehuisvest, waardoor zij verwondingen opliepen door het zogenaamde treden: het door natuurlijke drift en/of agressie bespringen van elkaar. Het wordt niet duidelijk
JURISPRUDENTIE
wat verdachte met die hanen van plan was. De tenlastelegging is toegespitst op artikel 36 Gwwd; anders dan in de wetstekst staat daarbij ‘opzettelijk’ vermeld. Naar het oordeel van de politierechter ontbreekt bewijs dat verdachte bij het toebrengen van de verwondingen doelbewust heeft gehandeld. Ook is er geen bewijs dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de hanen elkaar zouden verwonden. Verdachte ontkent te hebben geweten dat hanen zich zo gedragen. “Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte zodanige kennis heeft van het houden van kippen dat hem dit wel bekend moet zijn geweest.” Een feit van algemene bekendheid is het ook niet. De politierechter acht kortom niet bewezen dat er sprake is van opzet. Opzet wordt in artikel 36, lid 1 weliswaar niet genoemd als bestanddeel, maar overtreding van het bepaalde in art. 36 lid 1 is een misdrijf en uitgangspunt in rechtspraak en dogmatiek is dat er bij misdrijven sprake moet zijn van opzet. Er is geen reden om aan te nemen dat de wetgever in dit geval een uitzondering op die regel heeft willen maken. De rechter leest hier het bestanddeel opzet in; dit leidt tot integrale vrijspraak. Het OM is niet in beroep gegaan (Rechtbank Almelo 2 november 2012, parketnr. 08/194477-12, LJN-nr. BY4063). Deze uitspraak dateert van 2 november. Op 30 oktober 2012 werd een uitspraak van het CBb gepubliceerd, waarin de Staatssecretaris van EL&I en het College zonder enige aarzeling stellen dat voor overtreding van artikel 36 geen enkele vorm van opzet vereist is (LJN-nr. BY1527, D&M 2012/6). Het begrip ‘opzet’ komt in de Richtlijn voor strafvordering dierenmishandeling en dierenverwaarlozing 5.38 van het OM (Strct. 2011, 17369) niet voor; ‘wilsbesluit’ is daar de krachtigste term. Artikel 36 lid 1 Gwwd is een aangepaste versie van artikel 254 lid 1, onder 1, WvSr (oud), waaruit het bestanddeel ‘opzettelijk’ nu juist is geschrapt. In de parlementaire stukken gaat de discussie over het redelijk doel, de afweging tussen doel en middelen, het disproportioneel toebrengen van letsel. En overtreding van artikel 37 is ook een misdrijf, maar in verband daarmee heeft niemand het ooit over opzet gehad. Welk gewicht komt tegen deze achtergrond toe aan de mening van de Almelose politierechter, die zich – voor zover uit de gepubliceerde uitspraak blijkt - niet in de wetsgeschiedenis heeft verdiept?
Het gebruik van de term ‘malafide hondenhandelaar’ acht het hof niet onrechtmatig. (sfeerfoto/foto: Archief))
Een houder van hanen werd vrijgesproken.
Tekst: Noor Evertsen Dier & Milieu 2013/2 35
Aanpak ondermijnende milieucriminaliteit eind 2017 op niveau! Congres milieucriminaliteit Het is december 2017, het nieuwe jaar 2018 staat voor de deur. De politie heeft een congres georganiseerd over de toekomst van de aanpak van Milieucriminaliteit. Alle ketenpartners in de strijd tegen milieucriminaliteit zijn uitgenodigd. Het thema is: 'De smaak van samenwerking, het nieuwe recept voor de toekomst'. Ondanks het barre weer zit de zaal vol.
December 2017: Onder invloed van de recessie is de veiligheidscultuur bij het bedrijfsleven belabberd.
De afgelopen vier jaar is duidelijk geworden dat milieucriminaliteit een verontrustende invloed heeft op het veiligheidsgevoel van de burger. Onder invloed van de recessie is de veiligheidscultuur bij het bedrijfsleven belabberd. Privatisering en de concurrentiestrijd tussen enerzijds energie en anderzijds voedsel, heeft van de afvalketen een speeltje van de onderwereld gemaakt. Ons drinkwater laat steeds vaker sporen zien van onze doorgeschoten behoefte aan groei. En onze natuur levert kostbare 'handelswaar' voor de smokkelende, frauderende 'handelaren' voor wie biodiversiteit worst zal wezen. Door dit inzicht en met de komst van de Nationale Politie (NP) op 1 januari 2013, is een belangrijke stap gezet op het pad van de integrale bestrijding van milieucriminaliteit. Vandaag is het moment om 'een stok in de grond te zetten' en terug te blikken op de successen van de afgelopen jaren. Waar heeft deze ontwikkeling ons gebracht? Wat hebben we geleerd van de integrale aanpak en wat betekent dit voor de periode die voor ons ligt, de periode na 2017?
De portefeuillehouder milieucriminaliteit van de Nationale Politie opent het congres. De landelijk programmamanager milieucriminaliteit heeft, ondersteund door het Landelijk Milieu Expertise Centrum (LMEC), de inleiding geschreven....... Tot zover de schets van een fictief moment dat zich voor zou kunnen doen na de periode 2013-2017. Een periode die voor de aanpak van milieucriminaliteit binnen de Nationale Politie getypeerd kan worden als 'de inregeljaren'. Het inregelen van de (samen-) werking van de aanpak van milieucriminaliteit door de Nationale Politie. Welke boodschap zal de portefeuillehouder voor de talrijke aanwezigen in de zaal hebben? Zijn de ambities, die hooggespannen waren in 2013, uitgekomen? Het waren die ambities die 'vandaag' de boodschap bepalen! In dit artikel zal ik een poging doen om die boodschap te formuleren. Een boodschap vanuit de bedoelde werking en gebaseerd op de visie die de afgelopen periode heeft geleid tot de inrichting en realisatie van de politiemilieutaak binnen de NP.
Onze natuur levert kostbare 'handelswaar' voor de smokkelende, frauderende 'handelaren' voor wie biodiversiteit worst zal wezen.
Realisatie van de politiemilieutaak binnen de NP Dames en heren, beste collega's, De handhaving van de milieuregels binnen de politie heeft sinds eind tachtiger jaren van de vorige eeuw een grote vlucht genomen. Vanaf het begin is samengewerkt met de handhavingpartners. Ik durf te stellen dat de collega's 'van het milieu' daarmee hun tijd ver vooruit waren. Er volgden in die jaren een aantal ernstige calamiteiten (Kemp/Zegwaard, de TCR/TCA36 Dier & Milieu 2013/2
affaire, de cafébrand in Volendam en de Vuurwerkramp in Enschede). Het gevolg was dat daardoor de gehele handhaving van het ordeningsrecht nog eens stevig tegen het licht werd gehouden. De commissie Mans beviel van het rapport 'De tijd is rijp' en kort daarna werden ook evaluatieresultaten van de commissie De Ridder wereldkundig gemaakt in het rapport met de bekende titel: 'Grip op milieuzaken'. Deze commissie onderzocht de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit door OM en politie. De calamiteiten wachtten echter niet; het asbestschip Otapan passeerde, het gifschip Probo-Koala dumpte haar gevaarlijke lading vanuit Amsterdam via de Ivoriaanse havenstad Abidjan in het achterland en in Moerdijk zorgde de 'ramp' bij Chemie Pack voor veel onrust onder de bevolking. Onvoldoende normbesef bij de leiding van bedrijven, de discutabele veiligheidscultuur en de focus op voortdurend hogere winsten ten koste van veiligheid en milieu, zorgen er voor dat er in sommige sectoren al maffia-achtige situaties ontstaan. Het feit dat afval het nieuwe goud wordt genoemd en de enorme hoeveelheden geld die te verdienen zijn met het wegmoffelen van gevaarlijk afval, zorgen voor een voedingsbodem voor criminaliteit die de conclusie rechtvaardigt: 'Milieucriminaliteit ondermijnt!' Bij de inrichting van de Nationale Politie is goed geluisterd naar de aanbevelingen van beide genoemde commissies en de beloften 1 die de verantwoordelijke ministers aan de onze volksvertegenwoordiging hebben gedaan. Tevens zijn de ervaringen van de afgelopen jaren vertaald naar het inrichtingsplan.
De door het toenmalige ministerie van VROM (nu: Ministerie van Infrastructuur en Milieu -I&M-) aan de politiebegroting toegevoegde budget voor de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit, is door de Nationale Politie aangewend door 412 fte's binnen het proces opsporing en intelligence aan te wijzen. Daarnaast hebben we gezorgd voor voldoende rechercheondersteuning voor de onderzoeken uitgevoerd door de Teams Milieu en is milieu binnen de Robuuste Basisteams door de inzet van landelijk 475 Milieuagenten stevig verankerd in de haarvaten van onze organisatie. Met het inrichten en in werking brengen van centrale integrale sturing op de aanpak van milieucriminaliteit vanuit de Strategische Milieu Kamer (SMK) en de Milieu Kamer (MK), is voldaan aan de noodzaak tot versterking van de samenhang bij die aanpak op (inter-) nationaal en regionaal niveau en tussen OM/politie en het bestuur. Slachtofferloze delicten bestaan niet! We weten inmiddels dat milieudelicten vele slachtoffers kent en dat er economische entiteiten ontstaan die tot ondermijning leiden van de legale economie. Ondanks deze gevolgen kwamen er geen aangiften die ons werk konden richten. Milieucriminaliteit was en is 'haalcriminaliteit'. Onze informatiepositie was niet op orde, met als gevolg: geen zicht op aard, ernst en omvang van milieucriminaliteit. Met de inzet van 47 fte vaste capaciteit op intelligence en een samenhangende sturing vanuit de MK op het informatieproces, zijn we erin geslaagd om de 'Book's of crime' te schrijven over allerlei vormen van milieucriminaliteit.
De tijd is rijp
Commissie Herziening Handhavingsstelsel VROM-regelgeving
De commissie Mans beviel van het rapport 'De tijd is rijp'.
1 24 juni 2009, brief aan tweede kamer: 'Beleidsreactie op evaluatie milieutaak OM en politie'
Afval wordt het nieuwe goud genoemd.
Inmiddels zijn de Teams Milieu binnen de afdelingen Thematische Opsporing kwalitatief goed ingericht. Kennis van het rechercheproces, opsporingstechnieken en tactieken gecombineerd met juridische, milieukundige, financiële en digitale kennis, hebben ons veel opgeleverd. We waren in staat om op basis van intelligence, als optelsom van informatie en kennis, binnen een aantal branches milieucriminaliteit op te sporen en samen met de handhavingpartners effectief te elimineren. Samen hypotheses formuleren en scenario’s uitwerken gericht op de gewenste effecten, heeft ons in relatief korte tijd veel gebracht. Zonder bundeling van kennis, verdiepend inzicht, de integrale benadering en professionele recherche was dit de overheid niet gelukt. Een goede borging van de randvoorwaarden en met de inzet van betrokkenen en professionele medewerkers hebben we dit succes bereikt. Het uitgangspunt dat de milieu-opsporingstaak onderdeel uitmaakt van de algemene politietaak én de focus op de rol van de politie binnen het milieuhandhavingnetwerk, hielp daar enorm bij! Zowel binnen de basisteams (politie blauw), als binnen de informatieDier & Milieu 2013/2 37
2 Waakzaam en dienstbaar aan de waarden van de rechtsstaat, door te beschermen (mensen en goederen), te begrenzen (ongeoorloofd, eventueel gewelddadig gedrag) en te bekrachtigen (ondersteuning van gewenst gedrag). Politiemedewerkers zijn daartoe integer, betrouwbaar, moedig en verbindend.)
organisatie en de opsporing, is dit nu vanzelfsprekend. Elke agent herkent milieuovertredingen, treedt op en legt ze vast. De agent op straat vormt hierdoor een belangrijke schakel in het informatieproces en draagt bij aan het voorkomen van balansverstoringen in de omgeving. In de basisteams is het thema milieu opgenomen in de omgevingscan en daarmee periodiek in de beleidscyclus. De Milieuagent, waarvan er op elke zestig agenten één is in de basisteams, vervult een cruciale rol binnen het basisteam. Hij/zij is de spin in het web. Adviseert zowel de leiding als de collega's. De milieuagent is voor milieu de verbindende factor naar buiten; naar het Team Milieu, naar de geografisch werkzame 'milieu-BOA en naar de handhavers van de Regionale Uitvoerings Diensten (RUD's). De Milieuagenten geven actief uitvoering aan de landelijk uitgerolde activiteitenplannen en dragen bij aan het realiseren van een informatiepositie op de landelijke intelligence thema's (NIA-milieu).
Elke agent herkent milieuovertredingen, treedt op en legt ze vast.
de landelijke eenheid werken elf informatieverwerkers aan de totstandkoming van landelijke informatieproducten. Zo zijn er de preweegdocumenten ten behoeve van sturing en weging door de Milieukamer, tactische analyses op thema's, de jaarlijkse criminaliteitbeeld analyse milieu en het vierjaarlijkse Nationaal Dreigingsbeeld Milieu. Zij worden daarvoor ‘gevoed’ door de Milieuagenten, de Teams Milieu en, in belangrijke mate, door de dertig informatierechercheurs die samen met drie koppels CIE-milieu actief informatie halen. Zij putten hiervoor uit drie soorten bronnen, te weten het interne politienetwerk en uit netwerken opgebouwd bij de bestuurlijke partners, de branches en maatschappelijke organisaties. De sociale media neemt daarbij ook een steeds belangrijkere plaats in. De regie op dit proces ligt bij de Milieukamer en het LMO. De lijnchefs van de informatie-rechercheurs zorgen voor continuïteit en voldoende kwaliteit. Ik stel vast dat de aanpak van milieucriminaliteit een stevige bijdrage levert aan de missie 2 van de Nationale Politie.
Een praktijksituatie
Veel theorie; voorbeelden uit de praktijk spreken vaak meer tot de verbeelding. Ik wil jullie tenslotte graag meenemen naar een sprekend praktijkvoorbeeld dat illustreert hoe de 'nieuwe' inrichting doorwerkt in de werking van de integrale aanpak van milieucriminaliteit.
De agent op straat vormt een belangrijke schakel in het informatieproces.
Het vrijmaken van capaciteit, voldoende aandacht voor de toerusting van de informatierechercheurs (kwaliteit) en een samenhangende visie, heeft uiteindelijk geleid tot een sterk verbeterde informatiepositie. Bij
Uit een tactische analyse bleek dat er bij het saneren van ernstig verontreinigde bodems (een erfenis van onze industriële revolutie), gefraudeerd wordt met grond. Gevolg: ernstig verontreinigde grond wordt verplaatst zonder reiniging, bescherming of registratie. Belandt vervolgens in de natuur, bedreigt het bodemleven, ons grondwater, 'besmettingsgevaar' voor spelende kinderen en het risico bestaat dat het de voedselketen binnendringt. Een milieuagent hoorde uit zijn netwerk dat een braakliggend terrein aan de beurt was om gesaneerd te worden. Een klus van enkele jaren. Omdat deze activiteiten allerlei risico's met zich meebrengen, heeft hij deze werkzaamheden laten opnemen in de omgevingscan. De tactisch analyse gaf naast het inzicht in de risico's, ook inzicht in locaties waar de komende jaren saneringen plaats gaan vinden en niet onbelangrijk, welke factoren op mogelijk crimineel gedrag wijzen. Tevens is er een toplijst gemaakt van bedrijven en personen die een dubieuze reputatie hebben als het om de zorg voor het milieu gaat. De zesendertig informatierechercheurs hebben op basis van de tactische analyse en samen met de BOD-en een netwerkkaart gemaakt en in samenhang en
38 Dier & Milieu 2013/2
onder regie van het LMO een netwerk opgebouwd dat mogelijk informatie oplevert over dubieuze activiteiten. De rechercheurs zijn gefocust op aspecten als illegale werkwijzen, fraude-elementen, verdienmodellen, organisatiestructuren en opzet-elementen.
Middels een integrale transportcontrole wordt geprobeerd om zicht te krijgen op de bestemming van de afgevoerde grond.
De sanering in het bewakingsgebied van de Milieuagent staat op de lijst van de tactische analyse. De sanering is gegund aan een grote aannemer, die in staat is de gehele sanering voor zijn rekening te nemen. Deze aannemer staat op de toplijst! De Milieuagent en de informatierechercheur uit zijn eenheid hebben regelmatig contact en besluiten deze sanering met meer dan normale belangstelling te volgen. Er worden goede afspraken gemaakt en op basis van het saneringsplan en het bestek wordt een benaderwijze afgesproken. Er wordt onderzocht op basis van de offertes, waarom deze aannemer het werk is gegund. De Milieuagent heeft een goede relatie met de toezichthouder van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD), maar heeft niet zoveel kennis van en ervaring met bodemsaneringactiviteiten. Ze besluiten om samen de contacten met de toezichthouder te onderhouden. De Milieuagent brengt zijn teamchef en de collega's in de wijk op de hoogte van de sanering en de mogelijke risico's. In de briefing wordt er wekelijks aandacht aan besteed. 'Plotseling' komt er CIE-informatie dat verontreinigde grond gebruikt gaat worden bij de aanleg van een industrieterrein in een naburige stad en dat die grond mogelijk uit de sanering komt. De toezichthouder, de Milieuagent en de informatierechercheur komen tot
de ontdekking, na bestudering van het projectplan en het bestek van de sanering, dat er niets vermeld staat over de afvoer van de verontreinigde grond. Niets meer dan dat 'de verontreinigde niet reinigbare grond wordt afgevoerd naar een erkende opslaglocatie'. Er wordt contact opgenomen met het Team Milieu. Samen wordt besloten middels een integrale transportcontrole, om zicht te krijgen op de bestemming van de afgevoerde grond. Er wordt al een aantal dagen gegraven en er is ook al grond afgevoerd. De Milieuagent en de toezichthouder zullen nauwgezet in de gaten houden wanneer er transport van grond plaatsvindt. De Milieuagent vraagt zijn collega's tijdens de dagelijks briefing de saneringslocatie op te nemen in de surveillance en legt ze een aantal aandachtspunten voor.
Uit een tactische analyse bleek dat er bij het saneren van ernstig verontreinigde bodems gefraudeerd wordt met grond.
De informatierechercheur krijgt uit zijn netwerk informatie dat de grond door bemiddeling van een grondmakelaar onder de aandacht van de aannemer die het industrieterrein aanlegt is gebracht. Deze makelaar blijkt kind aan huis te zijn bij de afdeling infrastructuur van de gemeente en is vaker onderwerp van strafrechtelijk onderzoek geweest. Hij is echter nog nooit veroordeeld. Het Team Milieu levert capaciteit en kennis voor de transportcontrole, die samen met de ketenpartners wordt uitgevoerd. De Milieuagent werkt ook mee, evenals de afdeling infra van de eenheid. Er worden strafbare feiten geconstateerd. Er wordt een preweeg op verzoek van de info-OvJ van het LMO gemaakt. De MK wijst het onderzoek toe aan het Team Milieu. Via het regionale stuurorgaan wordt op basis van het zogenaamde speelveldmodel OT-capaciteit en financiële deskundigheid toegevoegd aan het Team Milieu. De informatierechercheur ondersteunt het team met info uit zijn netwerk evenals de CIE. Het team krijgt een multidisciplinaire samenstelling en er wordt Dier & Milieu 2013/2 39
Het Team Milieu levert capaciteit en kennis voor de transportcontrole, die samen met de ketenpartners wordt uitgevoerd.
een strak afgebakend projectplan gemaakt, waarin de financiële component en de mogelijke tenlastelegging helder worden verwoord. Het resultaat is dat er een grote fraude met grond wordt blootgelegd, waarbij een groot aantal bedrijven en de grondmakelaar betrokken zijn. Er is sprake van een criminele organisatie of minstens een crimineel netwerk dat veel geld heeft verdient met de illegale afvoer van grond met alle veiligheidsrisico's van dien.
zoeksdossier is vorige maand ingeleverd. Het financieel onderzoek loopt nog enkel maanden door. Volgens justitie zijn de bewijsmiddelen tegen het criminele netwerk goed onderbouwd in de processtukken. Dat geldt ook voor de onderbouwing van het gevaar dat van deze handelswijze uitgaat voor het milieu en ook in ondermijnende zin voor de samenleving. Tevens is in RIEC verband een uitgebreid bestuurlijk dossier opgemaakt dat voldoende aangrijpingspunten biedt om de controle op de bodemsaneringwereld te verscherpen.
Conclusie
Ik denk dat dit voorbeeld, waarvan ik er nog een aantal kan noemen, aangeeft welke ontwikkeling wij hebben doorgemaakt bij de aanpak van milieucriminaliteit en welke functie de politie en het strafrecht kunnen beteken voor die bestrijding. Tevens is haarscherp vastgesteld, dat alleen een integrale aanpak tot dergelijke resultaten kan leiden. Dankzij het feit dat het Team Milieu niet op een eiland zit binnen de afdeling Thematische opsporing en bij grote opsporingacties haar tijdelijke bijdrage levert, heeft de praktijk het bestaansrecht van een Team Milieu bewezen. Het team heeft een functionele relatie met de handhavingpartners op basis van voorkomende casuïstiek, terwijl de permanente informatielijn wordt onderhouden door de informatierechercheurs met deze partners. De Milieuagent vervult binnen zijn geografische eenheid beide en is voor de lokaal werkende handhavers zowel een informatieanker als een partner bij de aanpak van geringe balansverstoringen. De balans is gevonden! Het onderzoek leverde, naast veel inzicht in de werkwijze van dubieuze ondernemers in de bodemsaneringwereld en hun relatie met de overheid, ook veel (rest-) informatie op over de verwevenheid van boven- en onderwereld. De grondmakelaar makelde niet alleen in ernstig verontreinigde grond. Hij had ook voet aan de grond als intermediair in de wereld van de biovergisting. Tot zover het voorbeeld uit de praktijk. Het onderHet onderzoek leverde ook veel restinformatie op.
40 Dier & Milieu 2013/2
Ik sluit af. Dank voor uw aandacht. Ik wens u een vruchtbaar congres toe, zodat er vandaag gezonde ingrediënten worden toegevoegd aan het recept voor “de maaltijd” die we de komende jaren samen gaan nuttigen. Tekst: Jan Liezen, Milieuadviseur, Landelijk Milieu Expertise Centrum (LMEC)
S P E U R D E R ! Voedselscepsis Ook ik, beste lezer, ontkom niet aan af en toe een bezoek aan de plaatselijke supermarkt. Vandaag werd van mij verwacht dat ik ook eieren mee naar huis zou nemen en dus stond ik op een gegeven moment voor het desbetreffende schap het grote aanbod te overzien. Je kunt kiezen uit diverse soorten, zoals scharreleieren, vrije-uitloopeieren, rondeeleieren en biologische eieren. Wil je enige zekerheid over verantwoord inkopen, dus waar bij de productie rekening is gehouden met dierenwelzijn, dan zul je op z’n minst rondeeleieren moeten kopen, maar biologische eieren verdienen uiteraard de absolute voorkeur. Wel iets duurder en daardoor voor vele klanten een niet voor de hand liggende keuze. Ik zag laatst een programma op tv over de erbarmelijke situatie waarin nog teveel legkippen verkeren. Nou, als er iets helpt om de juiste keuze bij het kopen van eieren te maken dan is het wel het kijken naar die ellende. Maar helaas geldt dat niet voor iedereen, gezien het diverse aanbod. Een legkip heeft een ruimte van circa 550 cm2 (minder dan een A4-tje!!), als het dier die al heeft en de kip ziet nooit het daglicht. Amper strooisel in de stal en een stofbad nemen behoort al helemaal niet tot de mogelijkheden. Besloten is om de ‘eierboeren’ te verplichten de legkippen iets meer ruimte te geven. Uiteraard met een ruime overgangstermijn en volgens kenners is die extra ruimte een druppel op een gloeiende plaat. Om over het ellendige leven van de plofkip en het eendagskuiken nog maar te zwijgen. Een beschrijving van de afschrikwekkende beelden van een documentaire over deze dieren die ik heb mogen
aanschouwen, zal ik jullie besparen. De consument kiest nog steeds voor goedkoop in plaats van goede kwaliteit van leven voor deze dieren. Biologische kip geeft die zekerheid, enige fraudegevallen daargelaten, maar wordt extra gevoeld in de portemonnaie, zeker in deze tijd. Het gerommel met paardenvlees is ook weer zo’n voorbeeld. Vlees dat heel Europa doorreist met diverse tussenstations. De consument kan er geen touw meer aan vast knopen waar z’n stukje vlees vandaan komt. Nog los van het feit dat het wordt verkocht als zijnde ‘goedkoop’ rundvlees en het volledig onbekend is hoe goed of slecht het betreffende paard het heeft gehad in het ‘onbekende’ land van herkomst. Biologisch vlees geeft die zekerheid wel, maar ok het is wel weer een stuk duurder. Een extra belasting heffen op niet/minder vriendelijk geproduceerde eieren en vlees lijkt me derhalve zinvol. Zo brengen we de prijzen van niet-biologisch en biologisch dichter bij elkaar en wordt de ‘goede’ keuze van de consument wat makkelijker gemaakt. Het wordt er natuurlijk allemaal wel duurder van. Juist dat is een bijkomend voordeel, want ons voedsel is sowieso veel te goedkoop met alle nare consequenties van dien. Een waarom zouden we ieder dag vlees moeten eten? Onzin! En ik, als vleeseter, kan het weten! De laatste jaren eet ik steeds minder vlees en de vleesloze dagen zijn vaak culinaire hoogtepunten. Heerlijke pasta’s, geweldige salades en niet te versmaden een dampend bord nasi goreng met een heerlijk gebakken eitje. Maar dan wel een biologisch eitje natuurlijk!….. Speurder
Dier & Milieu 2013/2 41
Visserij in Dioxine-wateren Strafbaarstelling in Wet dieren Is de soort afkomstig uit Dioxine-kustwater.
Sinds de inwerkingtreding van verschillende artikelen van de Wet dieren op 1 januari 2013 (zie Staatsblad 2012 nr. 659), is de strafbaarstelling van visserij in Dioxine-wateren niet langer geregeld in artikel 54c Visserijwet 1963, maar in artikel 5.10 lid 1 Wet dieren, in verband met artikel 1 onder 1e cq 4e Wet op de economische delicten. Artikel 54c Visserijwet 1963 is vervallen en ook verwijderd uit de Wet op de economische delicten. Op de website van de Rijksoverheid staat o.a.: Dioxines en Pcb’s (polychloorbifenylen) zijn zeer giftige stoffen die ontstaan bij verbrandingsprocessen. Mensen kunnen deze stoffen via het milieu en via het voedsel opnemen.
Kust- en binnenwateren / beroep of bedrijf
Met de genomen maatregelen tegen de visserij in ‘Dioxine-wateren’ wil de overheid voorkomen dat vis uit verontreinigde wateren in het voedsel terecht komt. Er is onderscheid gemaakt tussen ‘Dioxinevisserij’ in kust- en binnenwateren en er wordt onderscheid gemaakt tussen visserij in het kader van beroep of bedrijf. Het is strafbaar gesteld in de Wet dieren, Uitvoeringsregeling visserij en de Wet op de economische delicten.
Kustwateren Dioxines en Pcb’s zijn zeer giftige stoffen die ontstaan bij verbrandingsprocessen.
Het vissen op aal of wolhandkrab, of het voorhanden hebben van die soorten, wanneer ze afkomstig zijn uit ‘Dioxine-kustwateren’ (bijlage 15 Uitvoerings-
regeling visserij), is strafbaar gesteld in artikel 23b lid 1 Uitvoeringsregeling visserij, in verband met artikel 5.10 lid Wet dieren. Wanneer dit plaats vindt in het kader van beroep of bedrijf is het strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1e Wet op de economische delicten. Voorlopige hechtenis is toegelaten omdat er sprake is van een misdrijf. Aanhouding buiten heterdaad, inverzekeringstelling en inzet van BOB-middelen, zoals observatieteam, plaatsen van peilbaken of telefoontap is mogelijk. Is er geen sprake van ‘beroep of bedrijf’, dan is het strafbaar gesteld in artikel 1 onder 4e Wet op de economische delicten. Er is dan geen voorlopige hechtenis toegelaten omdat het een overtreding is.
Binnenwateren
Het vissen op aal of wolhandkrab, of het voorhanden hebben van die soorten, wanneer ze afkomstig zijn uit ‘Dioxine-binnenwateren’ (bijlage 16 Uitvoeringsregeling visserij), is strafbaar gesteld in artikel 28b lid 1 en 3 Uitvoeringsregeling visserij, in verband met artikel 5.10 lid Wet dieren. Wanneer dit plaats vindt in het kader van beroep of bedrijf, is het strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1e Wet op de economische delicten. Voorlopige hechtenis is toegelaten omdat er sprake is van een misdrijf. Aanhouding buiten heterdaad, inverzekeringstelling en inzet van BOB-middelen, zoals observatieteam, plaatsen van peilbaken of telefoontap is mogelijk. Is er geen sprake van ‘beroep of bedrijf’, dan is het strafbaar gesteld in artikel 1 onder 4e Wet op de economische delicten. Er is dan geen voorlopige hechtenis toegelaten omdat het een overtreding is. Met dank aan Michel Ros van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit. Tekst: J.H. (Henri) Madern Dienst Regionale Recherche, Eenheid Den Haag Tel. 071-5459545 / 06-55823185
42 Dier & Milieu 2013/2
Je mag alleen jagen met een korte hond Eindgesprek milieu, je kunt er wel een boek over schrijven! “Zou je iets kunnen schrijven over waar examinatoren nu zoal tegenaan lopen bij het afnemen van examens voor de milieumodules van de Politieacademie? “, was de vraag. Sinds 2008 neem ik deze examens af en ik kan over de beweringen van examen-kandidaten bij het ‘eindgesprek milieu’ inmiddels wel een boek schrijven.
Ik begin met het imago dat dit examen onder studenten heeft en de reputatie van de examinatoren. Ongetwijfeld hangt dit samen met het beeld van de politiemilieutaak dat er bij nogal wat politiemensen bestaat. Dat beeld is niet om over naar huis te schrijven en misschien ligt daar wel de oorzaak van de worsteling die studenten met milieuexamens hebben. De volgende punten springen bij het eindgesprek in het oog: • de voorbereiding op het examen, in het bijzonder de kennis van het eigen dossier; • de interpretatie van het “belast zijn met het toezicht op de naleving van……. • Het nemen van maatregelen om de overtreding te beëindigen. De Proeve vereist dat er een aantal bewijzen worden overlegd (het milieudossier), alvorens de kandidaat kan deelnemen aan “het eindgesprek milieu”. Het vergaren van deze bewijzen, een “groene” en een “grijze” bon, kost studenten de nodige inspanning en het hierboven omschreven beeld van de politiemilieutaak zorgt ervoor dat ze vanuit de basisteams weinig tot geen ondersteuning krijgen. Veel studenten zijn zich er niet van bewust dat zij met hun milieudossier het eerste deel van het examen naar hun hand kunnen zetten. Zowel op niveau 2 als op de niveaus 3 en 4 moet er respectievelijk 15 en 25 minuten over dit dossier worden gesproken. Hierbij komen het daarin gepresenteerde juridisch kader, de maatregelen en de door de kandidaat gemaakte keuzes aan bod. Dat heeft de kandidaat zelf uitvoerig kunnen voorbereiden en uitwerken in het motivatieformulier dat bij ieder bewijs aanwezig moet zijn. Helaas komt het geregeld voor dat dit met de “Franse slag” is aangepakt.
Bijvoorbeeld. Een vaak ingeleverd “grijs” bewijs is een bekeuring voor het achteloos weggooien van een leeg blikje Cola. Feit H 022 uit het feitenboekje. Het juridisch kader bij deze bon is dat de plaatselijk Afvalstoffenverordening (Asv) is overtreden i.v.m. artikel 10.23 Wet milieubeheer (Wm), strafbaar gesteld in artikel 1a onder 3º wet economische delicten (Wed). In veel gevallen gaat het hierbij mis. Dat is zichtbaar op het motivatieformulier waarop het juridisch kader van de bekeuring behoort te zijn uitgewerkt. Volstaan wordt met het noemen van het bewuste artikel uit de Asv en daar blijft het bij. Kandidaten zijn verrast als de examinator vragen stelt over afvalstoffen buiten dit weggegooide Cola-blikje. Als er twee grijze bewijzen worden ingeleverd, heb je ruim 12 minuten om over de grijze bon van gedachten te wisselen (niveau 3) en het is, denk ik, reëel om je dan ook voor te bereiden op de regels die gelden voor huishoudelijk afval, bedrijfsafval en gevaarlijk afval. Vroeg of laat komt “de toezichthouder” ter sprake. Veel studenten gaan naar het examen in de veronderstelling dat zij toezichthouder zijn. Niets is minder waar. Toezichthouder zijn ze o.g.v. de Wet Mulder voor bepaalde gedragingen in het verkeer. Punt uit. Een aantal milieuwetten spreekt over “toezichthoudende bevoegdheden” en stelt dat opsporingsambtenaren belast zijn met het toezicht op de naleving van (dan volgt de naam van de betreffende wet.) Studenten raken tijdens het examen met de toezichthouder in de knoop. Naast de opvatting dat ze zelf die rol hebben, bestaat er het misverstand dat de toezichthouder een “BOA” is. Als studenten de moeite nemen de wetten waarin opsporingsambtenaren met toezichthoudende taken worden belast nauwkeurig te lezen, zien zij dat enkele bevoegdheden uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan hen worden toegekend. Maar daarmee ben je nog geen toezichthouder als bedoeld in de Awb! Anders dan bij veel incidenten waar de politie bij betrokken is, doet zich de situatie voor dat er in meer of mindere mate schade is toegebracht. Iemand dumpt bijvoorbeeld puin in een sloot en wordt
Feit H022, straatafval achterlaten in de openbare ruimte
bekeurd. Er zijn nogal wat studenten die menen dat zij van de overtreder o.g.v. artikel 24a Wed de medewerking kunnen vorderen om het puin op te ruimen. Ook hier biedt zorgvuldig lezen soelaas. De medewerking kan gevraagd worden in het kader van opsporing, niet voor opruiming. In de hiervoor geschetste gevallen informeer je het bevoegd gezag, dat vervolgens met bestuursdwang en/of een dwangsom beëindiging en herstel kan afdwingen. Als afsluiting een tip: Gebruik bij de bestudering van de lesstof zoveel mogelijk een ‘hard-copy’ van de wetgeving(i.p.v. iPhones, iPads en laptops) en maak daarin aantekeningen. Zo kun je regelgeving naast elkaar leggen, ontdek je verbanden en maak je daar notities van. Mijn intentie is dat studenten slagen voor de proeve milieu en ik hoop dat dit artikel daaraan bijdraagt.
Tekst: Ing. L.(Bert) van Straten, (Examinator/ docent politieacademie)
Huishoudelijk afval, bedrijfsafval of gevaarlijk Dier & Milieu 2013/2 43
Bosschaap in Zeewolde Als Buitengewoon opsporingsambtenaar (domein 2) van de gemeente Zeewolde, kreeg ik recentelijk, (22 januari 2013), een melding van een inwoner van Zeewolde. Je krijgt wel vaker onverwachte meldingen, maar één over een los lopende schaap in het gemeentelijk bos had ik nog nooit gehad…..
Sporen Het dier had zich een mooi rustig stukje bos toegeëigend.
Het verdoven van een schaap vergt enige nauwkeurigheid.
In januari had het gelukkig gesneeuwd. De sporen van het schaap zag je meteen in de sneeuw. Op het moment dat ik de melding kreeg ben ik meteen naar het Gemeentebos gereden. Het zal maar gebeuren dat zo’n schaap op een doorgaande weg terecht komt, dat kan gevaarlijke situaties opleveren. Ik ontdekte het schaap vrij snel door de sporen die het achterliet in het bos. Het dier had zich een mooi rustig stukje bos toegeëigend. In het bos is het druk met loslopende honden en recreanten, maar het schaap liet zich hierdoor kennelijk niet afschrikken. De melder wist te vertellen dat het schaap al een paar weken in het bos liep. Hij had het dier een paar dagen gevoerd. Later kwam ik er achter dat het schaap er al zeker twee maanden rond liep. De melder wist mij te vertellen dat het om een schaap met Duitse oormerken ging. Door wat voer op één plek te strooien en met veel geduld had hij uiteindelijk een goede foto gemaakt waar het oornummer leesbaar op stond.
Hobbels
Het schaap werd op de schouders uit het dicht begroeide bosperceel naar de auto gedragen.
Even de NVWA bellen om het oornummer door te gegeven. Helaas, de NVWA herkende het nummer niet. Lastig, want zo kom je er niet achter wie hem mist. Waar moet het dier dan naar toe nadat we het hebben gevangen. Ik kwam er achter dat er nog heel wat hobbels te nemen waren. We kwamen tot de conclusie dat het in elk geval om een gehouden, uitgebroken schaap uit Duitsland ging. Inmiddels wisten een aantal instanties al van het schaap af. De dierenambulance en de politie hadden al eerder een melding gekregen van het loslopende schaap en zij hadden zich er al mee bezig gehouden voor ik stappen ondernam. Voor hen hielt het echter al snel op, want ze kregen het dier niet te pakken. Helaas liep de communicatie terug naar de gemeente niet zoals het hoorde, anders had er sneller door ons gereageerd kunnen worden; helaas loopt dat soms zo.
Vangen/verdoven Uiteindelijk kon het dier een paar dagen bij iemand in een houthok geplaatst worden. 44 Dier & Milieu 2013/2
Na het nodige speurwerk stond ik uiteindelijk oog in oog met het schaap. Ik dacht dat ik het dier wel even zou vangen, maar niet dus. In je eentje een schaap
vangen is geen aanrader. Zelfs nadat ik er een collega van Stichting Faunabeheer bij had gehaald, lukte het ons niet het schaap te vangen. Het bos was zo dicht begroeit dat het niet te doen was. Er bleef dus maar één optie over, een dierenarts bellen voor een verdoving. In overleg met het hoofd van de afdeling Veiligheid van de gemeente Zeewolde, besloten we het schaap te verdoven en vervolgens een goed onderdak te regelen. Dit laatste leverde een interessante zoektocht op. Ik begon wat om mij heen te bellen, maar de meeste telefoontjes liepen op niets uit. Ik kreeg meestal te horen: ”veel geluk met je gevonden voorwerp”. Het verdoven van een schaap vergt enige nauwkeurigheid. De vele bodemplanten in het bosperceel maakten het schieten niet eenvoudig, maar na een uur lukte het de dierenarts uiteindelijk toch. Vervolgens zat er niks anders op dan om het schaap op de schouders uit het dicht begroeide bosperceel naar de auto te dragen Soms moet je praktisch handelen, zo ook in dit geval. Ik had geen schapenkar kunnen regelen helaas, dus dan maar lekker warm naast een baal hooi in de dienstauto, waar die al niet goed voor is.
Lolita
Het schaap was en bleef een gevonden voorwerp. Na de verdoving had het toch wat extra zorg, water en stro nodig. Het viel dus niet mee een tijdelijk verblijf te vinden, waar het schaap wat warmte en beschutting kon krijgen. Uiteindelijk kon het dier een paar dagen bij iemand in een houthok geplaatst worden totdat er plek was bij een schaapherder. Met de plaatselijke schaapherder van Zeewolde had ik besproken of zij het schaap, (inmiddels met de naam Lolita), wilde opnemen in de groep. Zij stond hier gelukkig voor open en Lolita is inmiddels naar die kudde verhuist en heeft er een goede plek. Eind goed al goed. Tekst en foto’s: C. Heij Lolita is inmiddels naar die kudde verhuist en heeft er een goede plek.
Internationaal handhaven Vastleggen gegevens inbeslagneming Deze keer wil ik het hebben over de wijze waarop inbeslagnemingen binnen de EU, maar ook daar buiten, worden geregistreerd. Vaak is een inbeslagneming van levende dieren en planten en hun producten en afgeleiden, de eerste en vaak ook de enige aanwijzing dat deze soort(en) illegaal worden verhandeld. Uiteraard vinden ook inbeslagnemingen plaats tijdens onderzoeken waarbij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit ten aanzien van de geldende wetgeving, aanleiding was.
Gegevens van inbeslagneming zijn waardevol om bijvoorbeeld goede analyses te maken van nieuwe trends, illegale handelsroutes en het opstellen van risicoprofielen. Bij het maken van een betrouwbare analyse is de volledigheid, betrouwbaarheid en uniformiteit van gegevens van groot belang. Tijdens mijn eigen onderzoekswerkzaamheden, maar ook die voor TRAFFIC en EU TWIX constateer ik regelmatig dat de wijze waarop gegevens van inbeslagneming worden vastgelegd door de daarvoor verantwoordelijke autoriteiten, onvolledig, onduidelijk en vaak ook niet compleet is. Het gaat hierbij dan niet om de verantwoording door verbalisanten, maar bijvoorbeeld om de instanties die inbeslagnemingen afhandelen en jaarlijks moeten rapporteren aan het CITES secretariaat en het verantwoordelijke Ministerie. Deze gegevens worden ook gebruikt door wetenschappers en opsporingsinstanties voor het maken van analyses. Gezegd moet worden dat het geen eenvoudige opgave is om gegevens van een inbeslagneming volledig en compleet aan te leveren, omdat er diverse instanties bij betrokken zijn. Hoorns Saiga antilope.
Politie, Inspectiediensten en Douane kennen ieder een “eigen wijze” van administratie en zij moeten de informatie vaak eerst bewerken, zodat er geen persoonsgebonden informatie meer in staat. Je merkt dat er aan de opmaak van het proces-verbaal wel de nodige aandacht wordt besteed, maar weer niet zoveel aan de administratieve afwikkeling van de inbeslagnemingen. Er wordt bijvoorbeeld vaak vergeten te vermelden in welke eenheden (stuks, gewicht, aantal collie enz. ) de in beslag genomen goederen worden vermeldt. Dit geld dan vooral voor delen, producten en afgeleiden van beschermde soorten planten en dieren. Een goed voorbeeld hiervan zien we in de medische producten. Bij de vermelding van inbeslagneming van een product waarin bijvoorbeeld Saiga-antilopehoorn is verwerkt, is vaak niet duidelijk of men nu in het aantal hoorns, het aantal dieren of het aantal verpakkingen rekent. Dat kan aanzienlijke verschillen opleveren. Als je ervan uitgaat dat de vermelding in aantal dode dieren wordt weergegeven, terwijl er in feite het aantal verpakkingen à 100 gram wordt aangegeven, waarin van de betreffende Saiga-antilope slechts drie procent van 100 gram product van de hoorn van dit dier afkomstig is, krijg je een totaal andere uitkomst. Er is dan daadwerkelijk slechts 0,3 gram per verpakking van deze diersoort verwerkt. Als je ervan uit gaat dat een gemiddeld gewicht van de hoorns 300 gr per twee stuks bedraagt, dan kunnen er dus bij deze samenstelling 1000 verpakkingen worden vervaardig uit 1 dier. Er zijn voorbeelden bekend dat er in één jaar meer dan 1000 Saiga-antilopes zijn vermeld in jaarlijkse overzichten van inbeslagneming, terwijl het in werkelijkheid slechts gaat om materiaal, afkomstig van één of twee Saiga-antilopes. Het aantal betrokken dieren wordt in dit geval dus zwaar overschat. Uiteraard zijn er ook gevallen waarbij door de manier van administratie juist een onderschatting het gevolg is, of waar gegevens van één of meer betrokken handhavingdiensten ontbreken, of veel te laat worden aangeleverd. Het is ook van belang om bij een inbeslagneming te vermelden of het betrokken product van een soort legaal zijn verkregen in het land van herkomst. Het komt voor dat producten/delen/afgeleiden in beslag worden genomen omdat bij invoer een CITESimportdocument ontbreekt, maar dat het exportDier & Milieu 2013/2 45
Bestandelen lijstproduct waarin 0.2 % hoorn van de Saiga antilope is verwerkt.
document wel terecht is afgeven. De betrokken soort is dan wel legaal aan de natuur onttrokken of gekweekt. Ook is het goed te weten of met opzet is geknoeid met documenten of dat er valse documenten zijn gebruikt. Deze informatie kan in de toekomst leiden tot betere handhaving. Het lijkt mij dan ook tijd worden binnen de EU en/of door alle betrokken CITES-lidstaten een eenduidige wijze van administratie van in beslag genomen beschermde planten en dieren te voeren. Gegevens zijn dan met elkaar vergelijkbaar, bevatten dezelfde informatie en worden regelmatig aangeleverd zodat eventuele trends en ontwikkelingen tijdig worden opgemerkt. EU TWIX gebruikt sinds enige jaren een dergelijk “format” waarin ondermeer land van herkomst, land van vertrek, locatie inbeslagneming, methode van 46 Dier & Milieu 2013/2
smokkel, nationaliteit van de overtreder, beroep van de overtreder, toerist of handelaar, vaste vermelding van eenheden voor producten, transit land enzovoorts kunnen worden vermeldt. Toch zie je ook hier dat niet alle informatie wordt ingevuld, gewoonweg omdat daar de tijd niet voor wordt genomen, of omdat de betrokken administratieve instantie dergelijke opsporingsinformatie zelf niet aangeleverd krijgt. Graag zou ik met lezers in contact komen die hierover ook ideeën hebben en deze problematiek ook onder de aandacht van het CITES secretariaat of de EU-commissie willen brengen. Tekst en foto’s: Jaap Reijngoud ReijngoudCoNCEPT , EU TWIX Support Officer E-mail:
[email protected]
Lezers schrijven Wij moeten samen leven en niet elkaars vijanden worden. Ik roep dit steeds als mensen weer eens het negatieve van een dier naar boven halen. Zo werd ik op vrijdagavond d.d. 7 december 2012 gebeld door een medewerkster van de Dierenbescherming die wat informatie voor mij had. Ik wil zoveel mogelijk weten waar wilde dieren zijn gevonden en deze registratie in de Flora en Faunadatabase van de zoogdiervereniging zetten, zodat die gegevens niet verloren gaan. Zij vertelde me dat een vrouw uit Heino (gemeente Raalte) had gebeld. Er kwam geschreeuw uit haar achtertuin en toen ze ging kijken wie dit veroorzaakte, zag ze onder haar tuinbank een steenmarter zitten. Aan zijn poot bungelde een klem die achter de tuinbank was blijven haken. Een stuk van zijn onderpoot ontbrak. Het beestje had ontzettend veel pijn. De dierenambulance werd ingeschakeld en de marter werd naar een dierenarts gebracht die het uit zijn lijden verloste. Overlast van steenmarters Ik heb de gemeente Raalte een mail gezonden met de vraag om eens wat meer voorlichting te geven aan burgers over overlast van steenmarters. Onbekend maakt onbemind zeg ik altijd maar. Ik ben vorig jaar door enkele ambtenaren gevraagd wat je moet doen als je last van steenmarters hebt. Ik geef al ruim tien jaar voorlichting namens de Dierenbescherming aan mensen die denken last te hebben van een steenmarter. Ik neem dan een opgezette steen- en boommarter mee als ik op bezoek ga. Ik vertel de mensen over de lasten en de lusten en wat ze zoal kunnen doen om de marter te weren. Na een week of twee kom ik nog even voor na controle. Iedereen kan met de steenmarter samenleven zolang hij het woongenot niet belemmert. Ter voorkoming van schade aan de auto zijn er andere oplossingen die men zelf voor elkaar kan maken (zie pag. 50 in dit blad - redactie!) Zoogdier Werkgroep Overijssel en Vleermuisenwerkgroep Nederland (VLEN) Binnen deze werkgroepen fungeren mensen, zoals ik, als regiovertegenwoordiger. Niet alleen steenmarters, maar ook vleermuizen passeren geregeld de revue. Zo moest ik laatst naar Albergen omdat iemand een zieke hond had en men een vleermuis naast zijn voerbak had gevonden. Volgens de eigenaar van de hond was de vleermuis gewond. De vleermuis ging mee naar huis en daar werden het beestje wat vocht
en een paar vette meelwormen toegediend. De volgende dag was hij al stukken opgeknapt. Ik heb de vleermuis laat in de middag, tegen de schemer, op het zelfde adres teruggebracht. Vlak bij het huis stonden genoeg dikke eiken die begroeid waren met klimop. De vleermuis werd voorzichtig tegen de stam gezet zodat hij zelf naar boven kon klimmen. Na een half uurtje wachten werd hij geroepen door zijn collega’s die rond vlogen en hup daar ging hij. Die mensen waren ontzettend blij dat het zo goed was afgelopen met “hun” vleermuis. Na de koffie werd me een doos chocolade en geld voor het reizen aangeboden. Mooi dat ik hun en het beestje heb kunnen helpen. Ik heb ze gevraagd ook anderen te vertellen over ons (vrijwilligers-) werk. Het is in ieder geval mijn passie en ik vind dat wij met deze dieren moeten samen leven en niet elkaars vijanden moeten worden’’ Jaar van de steenmarter en de vrije handel in dierklemmen Omdat 2013 het jaar van de steenmarter is, lijkt het me goed eens extra aandacht te schenken aan de vrije handel in dierklemmen. We hebben het vaak over dierenleed, maar zolang je die klemmen overal vrij kunt kopen is dierenleed niet te voorkomen. Ik heb Stefan Vreugdenhil van de zoogdiervereniging, dan ook gevraagd eens wat meer aandacht te schenken aan deze materie en samenwerking aan te gaan met organisaties die deze vrije handel graag willen uitbannen. Ga zo door met jullie vakblad dat ik altijd met veel interesse lees. Met vriendelijke groet Hillie Waning Vos, Life & Nature Specialist Onderzoek en Inventarisatie van Flora en Fauna, Stichting Natuurbehoud Noordoost E
[email protected] W www.snno.org Een stuk van zijn onderpoot ontbrak
Dier & Milieu 2013/2 47
“Boswachter, ziet u door de bonnen het bos nog?” BRS-CJIB-TOBIAS-IBT-PHB-NVWA-KNVNPDM-BEBOA-BIBEKO-BUBEKO-COMBIBON-CAUTIEMULDER-BSBM-PSB-BSB-F&FWET-BOADOMEIN2HALT-IBT-NBWET-VANDERSTEEN-RUD-OM-JUSTISRMT-IVTMN2012-WED-SMSTAN-RSP-GEMNET-FPSEPH-ZIPBESTAND-TMMODULE-RTGB-461WVS
Ziet u door de bonnen het bos nog?
Ik dacht, ik ga even met een glimlach voortborduren op het artikel van december 2012 dat ik las in de Jachtopzichter, het vakblad voor natuurtoezichthoudend Nederland, uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Natuurtoezicht (de KNVN). En ik doe dat in het blad “Handhaving Dier & Milieu”, het vakblad voor handhavers van de vereniging PDM. Ik snap er trouwens niks van dat die bladen niet samengaan, maar goed terug naar dat artikel. Aart van der Sluijs, medewerker bij Natuurnetwerk en beheerder van het Boaregistratiesysteem, het BRS, vraagt zich het volgende af: “Boswachter, ziet u door de bonnen het bos nog?” Vervolgens zoomt hij in op de begrippen combibon, verkort (milieu) proces-verbaal, dossier-verbaal, de diverse strafbeschikkingen en de mulderfeiten. Ik spreek hem bijna wekelijks tegenwoordig, want hij is zo'n beetje mijn persoonlijke helpdesk geworden voor al mijn kleine en grote BRS-problemen. Niet dat er zo veel problemen zijn in het BRS, integendeel. Er is een behoorlijke professionaliseringsslag gemaakt, een grote vooruitgang, maar er zijn wel behoorlijk veel kleine dingetjes die nog net niet lekker lopen. Een voorbeeld: Laren (gemeente Lochem) bestaat bijvoorbeeld niet in het Goois. Vinkje aan, vinkje uit, dat soort dingen.
Je moet nog te vaak inloggen om ergens bij te kunnen.
48 Dier & Milieu 2013/2
Mijn collega's en ik zijn een jaar geleden gestopt met bonnen schrijven. We hadden absoluut geen zin om alles dubbel in te voeren, lees CJIB en BRS. Dus hebben we gewacht tot de mogelijkheden waren uitgewerkt om via BRS de bonnen in één vloeiende beweging in de CJIB-module te stoppen. Het heeft ons al met al een jaar gekost om alles zo te organiseren dat we onze bonnen weer kwijt kunnen. Het kost dus aardig wat moeite om opgelegde veranderingen door de overheid werkbaar te maken voor de werkvloer. We staan nu uiteindelijk aan de vooravond dat het moet gaan lukken, al gaat het nog niet echt soepel. Je moet nog te vaak inloggen om ergens bij te kunnen en je moet tegenwoordig al
op zoveel plekken inloggen. Het is er allemaal niet simpeler op geworden zal ik maar zeggen. Een greep uit de ontwikkelingen. De diverse gemeente boa collega's in de regio begrepen er anderhalf jaar geleden niets van dat wij niet gewoon al lang gestart waren met invoer in de CJIB module. Het was toch simpel via GEMNET en dan de BSB, hup aan de slag. Ik moest dan weer uitleggen dat wij geen bestuurlijke instantie waren en dus niet op GEMNET zaten en dat we ook geen BSB konden uitschrijven. Helaas werden we niet uitgenodigd voor de infobijeenkomsten. Alles wat je leest lijkt over bestuurlijke organisaties te gaan, dus je denkt al gauw als je drie keer het woord gemeente gelezen hebt, dat gaat vast niet over ons. Bureau TOBIAS waarschuwde wel op tijd dat ze er per 1 januari 2012 echt mee gingen stoppen. Hoe het verder moest wisten ze helaas ook niet, daarvoor moesten we bij het CJIB zijn. Ik probeerde in februari 2012 nog stiekem wat bonnetjes bij Tobias in te leveren, maar ik kreeg ze onverbiddelijk terug. Van de mannen van BRS begreep ik ondertussen dat ze stinkend hun best aan het doen waren om aansluiting te vinden bij het CJIB om een en ander te kunnen koppelen. Dus daar hebben we met instemming van de werkgever en de collega's maar op gewacht. Het zou al te gortig zijn onze bonnen in twee verschillende systemen in te gaan voeren. Ondertussen begonnen we natuurlijk ook aan onze module A van de PHB. Helaas, erg theoretisch allemaal en niet gericht op onze 461 WvS-feiten waar we als groene Boa's toch het hele jaar zo druk mee zijn. Het lijkt erop dat niemand in dit land wil inzien dat de natuur in Nederland niet beschermd wordt door de Flora- en faunawet en de NB wet, maar dat we aan de voorkant voortdurend bezig zijn om bij te sturen door inzet van de 461 WvS toegangsbepalingen van onze natuurgebieden. Die loslopende hondjes moeten aan de lijn om ervoor te zorgen dat de wilde fauna niet opgejaagd wordt, dus voordat het een F&F verbaal moet gaan worden. Wandelen op wegen en paden tussen zonsopgang en zonsondergang, niet verstoren of verontrusten en overigens? verboden toegang, zorgen ervoor dat de rust in de natuurgebieden gegarandeerd blijft. Dan moet het toch niet zo moeilijk zijn om die 461 WvS verbalen van de groene Boa mee te tellen als het
gaat om de aantallen verbalen en waarschuwingen in het kader van de bescherming van de natuur. Het BRS is straks een uitgelezen bron voor al deze informatie, hint aan het OM en het ministerie van natuur, of hoe dat ministerie tegenwoordig ook mag heten. Dat heb ik de afgelopen jaren even niet bijgehouden als u het niet erg vindt. Van de week nog een politiestudent aan de lijn, Hij was van de RSP. "Nooit van gehoord" zei ik. Bleek het de Regionale Studenten Pool te zijn. We krijgen al jaren studenten over de vloer, die voor hun opleiding een groen en/ of milieu-verbaal willen. Ik nodig ze dan altijd uit een dag mee te gaan. We schrijven dan een paar loslopende honden op, maar die tellen niet als “groen”verbaal. Maar als ik ze laat schrijven in een NB wet gebied, en ik laat ze de connectie maken met de NB wet en geef ze een kopie mee van de NB wet aanwijzing, dan mag het wel een groen verbaal zijn. Dat noemen we het Groenwassen van een commune delict. Tja, zeg nou zelf, hoe vaak loop ik als groene boa nou tegen een F&F of echt NB wet verbaal of een heterdaad wet milieubeheer aan. Die kan ik op jaarbasis op een hand tellen, daar kan ik geen dertig studenten mee bedienen, laat staan voorspellen wanneer de heterdaad zich zal voordoen. En we hebben ook geen kilometers waterkant voor een uitgebreide visserijcontrole, waarvan de bonnen overigens wel als vanzelf groen blijken. Afgelopen jaar was er een voorlichtingsbijeenkomst van ons Boanetwerk met vertegenwoordigers van de verschillende parketten, De gerechtelijke organisatie gaat reorganiseren. Van Arrondissement Amsterdam gaan we over naar Utrecht en daar krijgen we een nieuwe contactpersoon. Toen ik de vraag stelde of de bestaande contactpersonen van het FP ook naar Utrecht gaan, zegt het aanwezige contact van het FP in Den Haag dat deze FP contacten in Amsterdam blijven. Lekker handig, denk ik en ik ben nou de weg al kwijt. De politieorganisatie is ook aan het reorganiseren, De politieregio waar ik toe behoor, Gooi & Vechtstreek, gaat samen met Flevoland en Utrecht in de eenheid “Midden Nederland”. Dus de contacten met “ons RMT”zijn er nog wel, maar geen idee hoe lang nog. Ook per 1 januari 2013 is onze SEPH vertrokken naar de RUD, die dan opeens weer allemaal Omgevingsdienst blijken te gaan heten. Ik werd van de week uitgenodigd om even te komen overleggen over de HH estafette 2013 in Lelystad. Dat is nog eens wat anders dan op je fietsje van Hilversum naar Bussum.
we vanuit het BRS via een Zipbestand de bonnen konden inladen in de TM-Module van het CJIB. En ik dacht nog heel even, over een paar weken is het zover. Ik was alvast maar weer begonnen met bonnen schrijven, om het niet geheel te verleren zal ik maar zeggen. En, ja natuurlijk, ik las in de wandelgangen wel iets over sms Tan en e-erkenning. Maar ik dacht nog onnozel, het CJIB gaat mij straks haarfijn uitleggen wat dat allemaal betekent. Helaas, voor we de e-herkenning geregeld hadden waren we gewoon weer twee maanden verder. Langzaam begon mij de moed in de schoenen te zakken. Alhoewel ik best een optimistisch en oplossingsgericht mens ben. Februari 2013 heeft Aart van der Sluijs mij en mijn collega’s een BRS opfrismiddag gegeven. Zodat we weer even zien hoe het ook alweer werkt en hoe het nu verder gaat. Een aantal weken geleden probeerde ik in te loggen in de TM module, bleek mijn inlog niet meer te gebruiken; te lang niet gebruikt, of beter gezegd, nog helemaal niet gebruikt. Mijn collega die ik tot beheerder heb gebombardeerd werd er na drie keer verkeerd inloggen weer uitgeknikkerd. Ik kan nog geen nieuwe inlog krijgen want hij moet mij eerst toevoegen als medewerker. Maar weer gebeld om nieuw inloggegevens voor ons beiden en daar wordt aan gewerkt. Ik ben ondertussen vaste klant bij beide helpdesken zoals u inmiddels wel begrijpt. De helft van de bonnen die ik al had klaargezet in BRS als ZIP bestand moet ik straks weer ontzippen en weggooien. Die blijken al over de uiterste houdbaarheidsdatum te zijn. Twee van mijn collega's zijn inmiddels alweer naar de module B van de PHB geweest. Lijkt het daar voornamelijk te gaan over het inzetten van de BSBmilieu. Hallo, wij zijn helmaal niet bevoegd! Gaat vast ook weer een jaar duren. Enfin, ik wacht het maar geduldig af. Met milieuvriendelijke en groene groet John Didderen Boswachter, tevens Boa domein 2 Milieu, Welzijn en infrastructuur. Geschreven op persoonlijke titel.
Die loslopende hondjes moeten aan de lijn om ervoor te zorgen dat de wilde fauna niet opgejaagd wordt.
PS.1 IBT nu nog op het IBT centrum bij de politie, in de wandelgangen al vernomen dat we, als externe Boa's de eerste zijn die er waarschijnlijk uitvliegen in de nieuw politie-organisatie. Moet ik dit jaar verdorie ook nog op zoek naar een externe RTGB-cursus, of hangen we onze wapenstok maar aan de wilgen? PS.2 Vanaf deze plek een bedankje aan de mannen en vrouwen van BRS dat ze zo hard voor ons aan het werk zijn. En aan mijn collega's voor het enorme geduld. Ik weet zeker dat hun vingers zo af en toe jeuken om er een op te schrijven. PS.3 Op moment van schrijven al reeds acht verbalen met succes via BRS in de TM module ingevoerd. Joepie, het werkt !!
We hebben ook geen kilometers waterkant voor een uitgebreide visserijcontrole.
Waar was ik gebleven, oh ja die bonnen. Het leek erop dat we eind vorig jaar bijna zover waren dat Dier & Milieu 2013/2 49
Steenmarterprobleem, wat te doen om het te beperken
Steenmarter (foto: H. Waning-Vos)
Tips voor de gemeente 1. Zorg dat er zo min mogelijk zwerfafval kans krijgt zwerfafval te blijven (aantrekken ratten en muizen, voer voor steenmarter); 2. Zorg voor de avond dat de prullenbakken geleegd zijn en vooral in het weekend, (alleen binnen de bebouwde kom, winkelgebied, cafetaria’s etc.); 3. Voor waterpartijen waar eenden, ganzen en vissen in zwemmen, een infobord: “Voer mij niet meer dan wat ik op kan; 4. Zorg dat de oeverbegroeiing van waterpartijen, die binnen de bebouwde kom (woonwijken) liggen, kort wordt gehouden, zodat de rommel er niet tussen blijft hangen, (zakken met brood, visvoer, snackbakjes etc.); 5. Snoeproutes; van school naar huis regelmatig afval verwijderen; 6. Pauzes op school; route naar supermarkt en bakkerij regelmatig controleren.
Tips voor burgers 1. Voer vogels overdag en niet ’s nachts, (aantrekken ratten, muizen, steenmarters); 2. Kattenbrokken in huis en niet buitenshuis neerzetten; 3. Geef vissen niet teveel voer, zorg dat het op wordt gegeten; 4. Plaats geen afvalcontainers tegen muren van het huis, zodat steenmarters niet gemakkelijk toegang krijgen tot het dak; 5. Schuttingen blokkeren met kragen (soort paraplumodel), waar de marter niet overheen kan; 6. Rol gaas in de dakgoot en goed bevestigen, 50 Dier & Milieu 2013/2
zodat de marter niet onder de pannen kan komen. Indien bladrooster, over de dakgoot plaatsen; 7. Van huizen met schuine daken met garages en schuurtjes die platte daken hebben, zijn de schuine kanten vaak van onderen niet goed afgewerkt. Isolatiemateriaal wordt door de marter kapot gemaakt om zo toegang te krijgen tot het dak. Afdichten dus met fijn gaas en/of plank, zodat hij niet aan het isolatiemateriaal kan krabben; 8. Om bomen die vlak bij het huis staan een kraag om de stam bevestigen, zodat de marter niet verder omhoog kan kruipen. Zorg wel dat het wat op hoogte geplaatst wordt zodat hij niet boven de kraag springt; 9. Wel wat rigoureus, maar desnoods de boom verwijderen, als deze steeds gebruikt blijft worden; 10. Volière- en duivenhouders, zorg dat er geen voer op de grond achter blijft voor de nacht. Houd het hok schoon; 11. Vogels en pluimvee ’s avonds in nachthok opsluiten; 12. Haal eieren van kippen, eenden en ganzen voor de nacht weg. De steenmarter consumeert ze graag; 13. Zorg dat afvalcontainers goed afgesloten zijn; 14. Hang vetbollen en pindasnoeren zodanig op dat er geen steenmarter bij kan komen; 15. Haal vetbollen en pindasnoeren na de winter weg. De vogels kunnen dan hun eigen voedsel zoeken en de steenmarter komt niet in verleiding er mee aan de haal te gaan; 16. Heeft u fruitbomen? Ruim zoveel mogelijk valfruit op. 17. Composteren heeft voor- en nadelen. Neem indien mogelijk in woonwijken een compostvat. 18. Voorzie uw kattenluik in de deur van een chip, zodat alleen uw eigen kat toegang krijgt tot het huis. 19. Schuttingen die dicht bij huis, garage staan. Knip van een oude fietsband een reep van 1-2 meter, even breed als de
schutting zelf. Prik hier kleine spijkers in en zet dit vast boven op de schutting. De marter zal hier dan niet meer overheen lopen. 20. Zijn er meerdere mogelijke gaten die de steenmarter toegang tot het huis verlenen, maak dan van oude kranten een losse prop. Stop die in de gaten en houd dit even wat dagen in de gaten. Is de prop regelmatig op dezelfde plek los gemaakt, dan is dit zeker zijn in- en/ of uitgang. Maak vervolgens het gat goed dicht. Houd wel rekening met de zoogtijdperiode van de marter. Soms zoekt het moertje, samen met de pups een ander onderkomen, nadat deze regelmatig aan de proppen papier moet werken om deze los te krijgen, (reden mensengeur of betrapt voelen); 21. Maak nadien de onderste dakpannen los zodat u de restprooien op kunt ruimen, 22. Belangrijk, pak deze problemen samen met de buren aan. Haal vetbollen en pindasnoeren na de winter weg.
Tips voor de auto 1. Er zijn veel middeltjes voor in de auto om de marter te weren. De een heeft er baat bij de andere niet, zie www.steenmarterverjagen.nl; 2. In Duitsland hebben ze goede resultaten met flexibele plastic behuizing. Voor een paar euro’s kun je ze om de rubberen kabels leggen; 3. Indien het mogelijk is, zet de auto in de garage; 4. Ook zijn er goede resultaten met gaas onder de auto. Men zet de auto op het gaas, (marters zouden een hekel hebben om over het gaas te lopen); Tips voor school 1. Maak voor de avond de prullenbakken leeg; 2. Maak voor het weekend de prullenbakken leeg; 3. Zorg dat de containers hermetisch afgesloten zijn, zodat ongedierte geen kans krijgt; 4. Zorg dat er geen afval op het schoolplein achter blijft.
Plaats geen afvalcontainers tegen muren van het huis.
Tekst en meer informatie: Hillie Waning-Vos 0523-682105 Stichting Natuurbehoud Noordoost Overijssel - www.snno.org
Advertentie’s in
POLITIE DIER en MILIEU Magazine over de handhaving van natuur-, milieu- en dierenbeschermingswetgeving en over actualiteiten in de wereld van natuur-, milieu- en dierenbescherming.
Advertenties in DIER
Verschijnt op achtduizend adressen. Telt vele tienduizenden lezers.
en MILIEU
Neem contact op met:
Magazine over de handhaving van natuur-, milieu- en dierenbeschermingswetgeving en over actualiAdviesburo CADEX teiten in de wereld van natuur-, milieu- en dierenbescherming. Tuin 12, 4307 CH OOSTERLAND (Zld) Fax 40 84 Verschijnt op achtduizend adressen. Telt011-64 vele tienduizenden lezers. Website: www.cadex.nl E-mail:
[email protected]
Neem contact op met: Adviesburo CADEX, Tuin 12, 4307 CH OOSTERLAND (Zld.) Website: E-mail:
www.cadex.nl
[email protected]
Komende sluitingsdatum: Komende sluitingsdatum: 25 april 2013 25 april 2009
Dier & Milieu 2013/2 51
www.milieuvizier.nl /
[email protected] telefoon 0413-29 63 67 / fax 0413-29 63 65 Hoog-Beugt 25, 5473 KN Heeswijk-Dinther
Toezichthouders en Opsporingsambtenaren. Milieuvizier is al vanaf 1993 uw partner voor alle vakopleidingen en praktijkcursussen op het gebied van de handhaving. Onze docenten en adviseurs zijn uiteraard deskundigen uit de actieve praktijk.
Opleidingen en Cursussen op gebied van strafrecht en bestuursrecht: • Buitengewoon opsporingsambtenaar (boa-opleiding en vervolgcursussen) • Toezicht (vaardigheden voor toezichthouders) • Flora en fauna (bijvoorbeeld toepassen van gedragscodes, natuurbescherming, beheer en schadebestrijding, jacht, vellen van houtopstanden) • Ruimte (toepassing bestemmingsplannen en landinrichtingen) • Bouwen (asbestsaneringen) • Water (onttrekkingen, verontreinigingen en lozingen) • Monsterneming en Veiligheid (toepassen voorschriften en andere regels) • Milieubeheer (o.a. algemene vorming, geluid, afvalstoffen, bodem, lucht) • Optreden in handhavingssituaties (trainingen tegen verbale en fysieke agressie, ook RTGB-geweldbeheersingstoetsen) • Gemeentelijke leefomgeving (Algemene Plaatselijke Verordening) • Parkeren (gemeentelijk parkeerbeleid) • Speciale trajecten en maatwerk (ook al is dat hier niet genoemd)
Tekstontwikkeling:
• Teksten voor wetboeken, syllabi en lesmateriaal
Advies:
• Adviezen voor overheden bij toepassing van natuur- en milieuwetgeving
52 Dier & Milieu 2013/2