V4-top geeft Midden-Europa nieuw elan László Marácz Recentelijk vonden er parlementsverkiezingen plaats in drie van de vier Visegrad-landen (V4), het Midden-Europese overlegverband van Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Polen. In het vierde lid van de Visegrad-landen vonden presidentsverkiezingen plaats na de tragische dood van president Lech Kaczynski, die omkwam bij het vliegtuigongeval in de omgeving van Smolensk op 10 april van dit jaar. Hij was op weg naar de herdenking van het Bloedbad van Katyn waar in 1940 vele Poolse officieren werden vermoord door de NKVD, de geheime dienst van de Sovjet-Unie. De uitkomst van de verkiezingen in de V4-landen is dat er nu in alle vier van de V4 een centrumrechtse regering aan de macht is gekomen. Deze ideologische eensgezindheid in de Midden-Europese regio maakt het mogelijk dat er een breed platform voor intensievere samenwerking kan ontstaan. Een nauwere samenwerking wordt ook afgedwongen door externe factoren, de nieuwe uitdagingen op het geopolitieke speelveld waar MiddenEuropa een antwoord op moet geven: de terugtrekkende beweging van de regering-Obama uit Midden-Europa, met repercussies voor de veiligheidsstructuren; de energieafhankelijkheid van Rusland, die Rusland een goede uitgangspositie geeft om zijn invloed in Midden-Europa uit te breiden en ten slotte de financieel-economische crisis die de zwakke plekken in het economische systeem van de V4 heeft blootgelegd.1 Op 20 juli kwamen de V4-leiders in Boedapest bijeen op hun halfjaarlijkse top in MiddenEuropa. De conclusie is dat de Visegrad-samenwerking na bijna twintig jaar een sluimerend bestaan te hebben geleid de komende jaren méér wil zijn dan een Midden-Europese praatclub voor staatshoofden, die in de provincie ver weg van de hoofdsteden waar de dagelijkse politiek gemaakt wordt, af en toe bijeenkomen. Verkiezingen in Midden-Europa De afgelopen maanden vonden er in al de Visegrad-landen verkiezingen plaats die een centrumrechtse regering als uitkomst hebben gekregen, die centrumlinkse regeringen aflosten. Deze centrumlinkse regeringen werden verantwoordelijk gesteld voor de financieel-economische crisis en de alom aanwezige corruptie en vriendjespolitiek in Midden-Europa, die voor een verstikkend klimaat zorgen. Centrumrechtse regeringen hebben van het electoraat het vertrouwen gekregen om orde op zaken stellen. Hongarije In Hongarije vonden er in april parlementsverkiezingen plaats. Deze verkiezingen werden zeer overtuigend gewonnen door de lijstverbinding van de conservatief-liberale Jonge Democraten-Hongaarse Burgerpartij, FIDESZ-MPP, en de christendemocratische KDNP. Deze lijstverbinding werd aangevoerd door Viktor Orban, die al eens tussen 19982002 premier van Hongarije is geweest. De parlementsverkiezingen leidden tot een ware politieke aardverschuiving aan de Donau. In de Hongaarse moderne geschiedenis is het nog nooit voorgekomen dat een politieke partij meer dan tweederde van de
stemmen, te weten 263 van de 386 zetels in het parlement (68 procent), bij parlementsverkiezingen heeft gewonnen. De grote verliezer van de Hongaarse verkiezingen was de socialistische MSZP, de opvolgerpartij van de oud-communisten die nog maar 59 zetels (vijftien procent) overhield van haar meerheid en net voor de nationalistische Jobbik ‘De Bettere/Rechtsere’ (twaalf procent) de tweede partij werd. Het Hongaars electoraat heeft de socialisten een gevoelige afstraffing gegeven voor acht jaar wanbeleid, dat gekenmerkt werd door corruptie- en smeergeldschandalen, maar bovenal door het arrogante en incompetente optreden van de socialistische premier Ferenc Gyurcsany. Hij gaf toe de verkiezingen in 2006 met vervalste macro-economische gegevens te hebben gewonnen. Daarmee leidde hij tevens op ‘Griekse’ wijze de Europese Unie om de tuin. Het pleit voor de volwassenheid van het Hongaarse electoraat dat het niet is gezwicht voor de goedkope verleiding van Jobbik, dat met antiSemitische en anti-Roma retoriek de schuld van de crisis bij de Hongaarse Joden en zigeuners wilde neerleggen. Het Hongaarse electoraat heeft goed gezien dat FIDESZMPP het enige Europese alternatief is in de Hongaarse politiek. Het grote voordeel van de enorme verkiezingswinst van FIDESZ-MPP is dat Hongarije een stabiele regering krijgt die snel met het herstelprogramma kan beginnen, waarbij indien nodig de Hongaarse grondwet gewijzigd kan worden. Hiervoor is een tweederde parlementaire meerderheid vereist, die Orban cum suis alleen al heeft. Inmiddels heeft het Hongaarse parlement ook een nieuwe president gekozen, die in Hongarije vooral ceremoniële taken heeft. Het parlement gaf het mandaat aan een vertrouweling van Orban, de populaire Pal Schmidt. Schmidt was vicevoorzitter van het Europees Parlement, twee keer Olympisch schermkampioen en is als sportdiplomaat actief in de Olympische beweging. De boodschap is duidelijk: Hongaren moeten weer winnaars worden. Polen Met de verkiezing van de nieuwe liberale president Bronislaw Komorowski heeft de Poolse regeringspartij Burgerplatform (PO) van premier Donald Tusk de sleutelposities van de Poolse politiek in handen. Komorowski boekte een nipte overwinning op de tweelingbroer van de omgekomen president Lech Kaczinsky, Jaroslaw. Jaroslaw Kaczinsky is de aanvoerder van de grootste rechtse oppositiepartij, Recht en Rechtvaardigheid (PiS), die samen met de kleinere coalitiepartij de Poolse Volkspartij een comfortabele meerderheid van 262 van de 400 zetels in de Sejm bezit. In Polen is de president belangrijker dan zijn tegenhangers in de andere V4-landen, omdat in het Poolse systeem de president zijn veto kan uitspreken over beslissingen op het terrein van de buitenlandse politiek en defensie. Er zijn duidelijke overeenkomsten tussen de Poolse en de Hongaarse politieke verhoudingen: in beide landen heeft de grootste centrumrechtse regeringspartij de sleutelposities in handen en is er een kleine socialistische oppositie in het parlement overgebleven. Deze oppositie zal de komende jaren waarschijnlijk geen noemenswaardige rol meer spelen. De situatie is enigszins anders in Tsjechië en Slowakije, waar de linkse partijen weliswaar de verkiezingen
wonnen, maar niet in staat bleken een coalitieregering tot stand te brengen. De centrumrechtse oppositiepartijen lukte dat wel. Tsjechië De Tsjechische verkiezingen gaven in mei een verrassende uitslag te zien: de twee grootste partijen, die elkaar de laatste jaren in evenwicht hielden, verloren beide fors ten opzichte van de vorige verkiezingen in 2006. Dit zijn de centrumlinkse SociaalDemocratische Partij (CSSD) en de centrumrechtse Tsjechische Burgerpartij (ODS) van zittend president Vaclav Klaus. De socialisten onder leiding van Jiri Paroubek haalden nog maar 56 zetels van het 200 zetels tellende Praagse parlement. Enkel het gestaalde kader van de Communistische Partij, die 26 zetels verwierf, was bereid om een linkse regering te steunen. Dit was te weinig voor een parlementaire meerderheid. Over rechts kon er in Tsjechië sneller geformeerd worden. De ODS, dit keer geleid door Petr Necas, een vertrouweling van president Klaus, kon met twee partijen die nog niet eerder in het Tsjechische parlement hebben gezeten een centrumrechtse coalitie vormen. De eerste nieuwe partij is Traditie Verantwoordelijkheid Welvaart 09 (TOP 09) van de veteraan Karl Schwarzenberg. Publieke Zaken (VV), aangevoerd door een bekende rechts-populistische televisiepresentator, Radek John, is de tweede nieuweling in het Tsjechische parlement. De regering-Necas heeft een comfortabele meerderheid van 118 zetels, waarvan ODS er 53, TOP 09 41 en VV 24 zetels voor hun rekening nemen. Een gevaar voor de stabiliteit van deze centrumrechtse coalitie is dat er twee partijen deel van uitmaken, TOP 09 en VV, die tot op heden niet vertegenwoordigd zijn geweest in het parlement. Zoals bekend kunnen nieuwkomers in de politieke arena, die het politieke spel nog niet goed kennen, voor de val van een regering zorgen. Geruststellend is echter dat Karl Schwarzenberg, telg van de Habsburgse dynastie die Midden-Europa eeuwenlang gedomineerd heeft in het kader van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie, waar ook Tsjechië deel van uitmaakte, veel politieke ervaring heeft als adviseur van de voormalig president Vaclav Havel. De charismatische Schwarzenberg, die in de regering-Necas ook de belangrijke post van minister van Buitenlandse Zaken heeft gekregen, is zeker in staat om als bindend element te fungeren. Slowakije Ook in Slowakije is de dominerende linkse regeringspartij (SMER), van de socialistische premier Robert Fico, na de verkiezingsoverwinning in een isolement terechtgekomen. Hoewel SMER met 62 zetels van de 150 zetels in het parlement in Bratislava met afstand de grootste partij is geworden, kon de huidige links-nationalistische coalitie van SMER, de Slowaakse nationalisten (SNS) van Jan Slota en de links-populisten van oud-premier Vladimir Meciar (HZDS) niet meer verder. Slota haalde nog negen zetels, maar Meciar bleef onder de kiesdrempel steken. De meerderheid van deze anti-Europese coalitie viel daardoor weg.
De andere partijen wilden niet met SMER in zee, maar wilden wel met elkaar regeren. De centrumrechtse coalitie beschikt met 79 zetels over een krappe meerderheid in het parlement. Deze coalitie bestaat uit vier partijen: twee christendemocratische partijen, de Slowaakse Christendemocratische Unie (SDKU) met 28 zetels en de Christendemocratische Beweging (KDH) met 15 zetels en twee liberale partijen, Vrijheid en Solidariteit (SaS) met 15 zetels en een Hongaars-Slowaakse multiculturele partij Brug (Most-Híd) met 14 zetels De nieuwe premier Iveta Radicova van de christendemocratische SDKU zal moeten proberen haar coalitie bijeen te houden, wat niet eenvoudig zal zijn. Twee van de vier partijen, SaS en Brug, zijn nieuwkomers in de politieke arena en hebben veel onervaren politici in de gelederen. Bovendien zal Radicova de discriminerende wetgeving jegens de minderheden van Slowakije die door de regering-Fico is doorgezet, ongedaan moeten maken wil ze Brug aan boord kunnen houden.2 Een voorbeeld van deze wetgeving is de taalwet die het gebruik van het Hongaars in Slowakije in wezen uit het officiële en publieke domein verbant naar het privédomein. De Hongaars-Slowaakse multiculturele partij slaagde er overigens in om een belangrijk deel van de stemmen van de traditionele Hongaarse belangenpartij, de Hongaarse Coalitie (MKP), weg te kapen. De MKP vertegenwoordigde de afgelopen twintig jaar in het Slowaakse parlement de Hongaarse belangen, maar haalde nu de kiesdrempel van vijf procent niet. Blijkbaar hadden ook de Hongaars-Slowaakse kiezers, goed voor zo’n tien procent van de stemmen, genoeg van de polariserende politiek tussen Slowaakse en Hongaarse nationalisten. Ze willen nu dat er een begin wordt gemaakt met een vreedzame samenleving voor iedere burger, ongeacht zijn etnische achtergrond, zoals de partij Brug dat voorstaat. Visegrad-samenwerking De Visegrad-samenwerking is op 15 februari 1991 in de Hongaarse plaats Visegrad opgericht door de Midden-Europese hervormers van het eerste uur, de TsjechoSlowaakse president Vaclav Havel, de Poolse president Lech Walesa en de Hongaarse premier Jozsef Antall. Het doel van het Visegrad-overleg was om de toetreding van de Midden-Europese landen tot de EU te stroomlijnen en vooral om te voorkomen dat ze tegen elkaar zouden worden uitgespeeld tijdens de toetredingsonderhandelingen. De V4-landen voelden in het verleden echter niets voor een verdere institutionalisering van de samenwerking. Vandaar dat de topontmoetingen van de V4 vaak op het niveau van de staatshoofden werden afgedaan, ergens ver afgelegen van de dagelijkse hoofdstedelijke politiek in een landelijk gelegen kasteel. De enige noemenswaardige activiteit van de V4 na de toetreding van de Midden-Europese landen tot de EU was de instelling van een Internationaal Visegrad Fonds. Dit fonds beschikt jaarlijks over vijf miljoen euro om uitwisselingen op het terrein van de wetenschap, cultuur en samenleving tussen de vier landen te stimuleren.3 Tegen de achtergrond van de recente installatie van drie nieuwe centrumrechtse regeringen in Midden-Europa werd het halfjaarlijke Visegrad overleg in de Hongaarse hoofdstad Boedapest gehouden. Dit vanwege het feit dat Hongarije het afgelopen jaar
het voorzitterschap heeft bekleed. De V4-top werd ingeleid door het bezoek van Viktor Orban vlak na zijn aantreden als Hongaarse premier in mei aan de Poolse premier, Donald Tusk. Normaal ging de eerste buitenlandse reis van een nieuwe Hongaarse regeringsleider naar een van de West-Europese hoofdsteden Londen, Parijs of Berlijn, maar die tijden lijken voorbij. De Hongaarse premier wilde met zijn bezoek aan Warschau een signaal afgeven dat de verdere verankering van Midden-Europa in het transatlantische bondgenootschap en de versterking van de onderlinge cohesie in Midden-Europa de hoogste prioriteit hebben. De Polen, die door het Westen toch worden gezien als de belangrijkste militaire bondgenoot in Midden-Europa, voelen wel voor het versterken van de banden met Hongarije. De banden tussen de twee landen zijn ook traditioneel voorbeeldig te noemen. Op 20 juli, tijdens de topontmoeting in Boedapest, was er duidelijk meer interesse voor de V4-top dan anders. De betrokken landen hadden al hun politieke zwaargewichten, alle vier de premiers, naar Boedapest gestuurd. Hierdoor kreeg de V4-top, die doorgaans nogal slaapverwekkend is, een uitgesproken dynamisch karakter. Naar de top in Boedapest werd ook uitgekeken vanwege de Hongaarse-Slowaakse spanningen, waarin de behandeling van de Hongaarse minderheid in Slowakije centraal staat. Deze spanningen werkten de afgelopen jaren verlammend op de Visegrad-samewerking.4 De vraag was of de nieuwe Hongaarse en Slowaakse centrumrechtse regeringen, die eind jaren negentig van de vorige eeuw ‘on speaking terms’ waren, een oplossing zouden kunnen vinden om het Hongaars-Slowaaks conflict af te bouwen. Daarmee zou een nieuw elan van de V4 mogelijk zijn. Hongaars-Slowaaks conflict De afgelopen jaren raakten de Hongaarse socialistische regering en de linksnationalistische regering in Bratislava met elkaar in conflict over de behandeling van de Hongaarse minderheid in Slowakije, die 520.000 personen telt. De fractie van de Socialistische Partij in het Europees Parlement was niet bij machte om de twee dochterpartijen, MSZP en SMER, in het gareel te houden.5 Het probleem was dat de Slowaakse regering vanwege interne politieke machtsverhoudingen – de socialisten van SMER hadden een coalitie gesloten met de nationalisten van SNS om te kunnen regeren – vrij baan had gegeven aan SNS-voorman Jan Slota. Slota maakte er een gewoonte van de Hongaarse minderheid met haattaal te belagen. De Hongaarse regering was internationaal niet in staat om de nationalistische druk op de Hongaren in Slowakije te verminderen. Het lukte de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, Knut Vollebaek, om in de herfst van 2009 de hoog opgelopen spanningen tussen Hongarije en Slowakije enigszins te temperen. De spanningen waren opgelopen vanwege de Slowaakse taalwet, maar ondanks zijn bemiddeling kon Vollebaek ook niet voor een echte oplossing zorgen. Vooral de FIDESZ-oppositie, die goede banden onderhoudt met de Slowaakse Hongaren, was teleurgesteld over de Europese onverschilligheid jegens de discriminatie van de Hongaarse minderheid en besloot om nu, eenmaal in de regering, het heft in eigen hand
te nemen. De regering-Orban bood alle Hongaren buiten Hongarije van wie de (voor)ouders ooit Hongaars staatsburger zijn geweest een Hongaars paspoort aan.6 Met de dubbele nationaliteit zouden de Hongaarse minderheden door de Hongaarse staat bescherming geboden kunnen worden, indien zij het slachtoffer zouden worden van haattaal en andere discriminerende maatregelen in Slowakije. Ook in andere MiddenEuropese staten, zoals Roemenië, Servië of Kroatië, waar ook grote Hongaarse minderheden wonen, kon deze maatregl bescherming bieden, luidde de redenering in Boedapest.7 De mogelijkheid van een dubbele nationaliteit leidde tot een tegenzet van de regeringFico voordat zij de macht overdroeg aan de nieuwe regering-Radicova. Fico joeg nog snel een nieuwe wet door het parlement tegen de dubbele nationaliteit van burgers op Slowaaks grondgebied. Het argument was dat ‘personen met een dubbele nationaliteit op Slowaaks grondgebied een aanwijsbaar risico zijn voor de nationale veiligheid.’ Met deze nationaliteitenwet treft Slowakije overigens niet alleen Hongaarse Slowaken die mogelijk een Hongaars paspoort wilden aanvragen, maar ook Slowaakse burgers die al een dubbele nationaliteit hebben. Zij zullen krachtens deze wet hun Slowaakse paspoort moeten inleveren. De nieuwe Slowaakse premier Iveta Radicova verklaarde in Boedapest dat hoewel zij de Hongaarse nationaliteitenwet niet steunt en ook de eigen nationaliteitenwet zal herzien, zij wél bereid is om de Hongaars-Slowaakse conflictstof te gaan bespreken. Het Hongaars-Slowaakse vriendschapsverdrag dat de beide landen in 1995 in Parijs hebben gesloten onder voorzitterschap van de toenmalige Franse premier Balladur, vormt hier een kader voor. In de lijn van dat verdrag zullen commissies van Hongaarse en Slowaakse deskundigen nu studie gaan maken van elkaars wetgeving, die dan geëvalueerd wordt op het hoogste politieke niveau. Tot die tijd hebben de beide premiers, Orban en Radicova, afgesproken geen politieke uitspraken meer over het conflict in de pers te doen. Dit betekent dat er weliswaar nog geen oplossing is voor het Hongaars-Slowaakse conflict, maar dat dit conflict wel beheersbaar is geworden en een verdere intensivering van de samenwerking tussen de V4-landen niet meer in de weg zal staan. De Slowaakse premier Radicova benadrukte in de persconferentie na afloop van de top dat ‘niet de onderlinge spanningen nu centraal moeten staan maar de gedeelde belangen.’ Gedeelde belangen Na afloop van de V4-top werd bekend dat de V4 op een aantal strategische dossiers intensiever wil gaan samenwerken. De Tsjechische premier Necas verklaarde dat een van die gedeelde punten van zorg de energieveiligheid betreft. De Midden-Europese landen zijn voor een groot deel afhankelijk van energie uit Rusland, dat ook nog eens voor een groot deel over Oekraïens grondgebied wordt vervoerd. Slowakije is voor 99,2, Tsjechië voor 78,8, Hongarije voor 75,1 en Polen voor 67,7 procent afhankelijk van Russisch gas.8
De V4 wil niet meer afhankelijk zijn van deze situatie, die de afgelopen winters bijna tot koude voeten leidde in Midden-Europa. Het energieprobleem ontstond alleen maar vanwege het feit dat Rusland en Oekraïne het weer niet eens konden worden over de financiële voorwaarden van de gasleveranties. Necas verklaarde dat de energieafhankelijkheid in eerste instantie verkleind kan worden door de onderlinge netwerken op elkaar aan te sluiten en het EU-energieproject, de Nabucco-pijplijn, volop te steunen. De Nabucco-pijplijn moet gas en olie buiten Rusland of Oekraïne om gaan vervoeren, van de Kaspische Zee en via Turkije naar Midden-Europa. Een ander dossier waar de regeringsleiders van de V4 een hoge prioriteit aan toekennen is de noodzaak van fiscaal-economische hervormingen. De regeringsleiders van de V4 zegden de Hongaarse regering steun toe in het hervormen van de financiële huishouding. Hongarije moest in het weekend voor de V4-top de onderhandelingen met het IMF afbreken over de verlenging van kredieten om de overheidstekorten te dekken. De Hongaarse regering wil echter liever van de EU lenen en de samenwerking met het IMF, die tegen ongunstigere voorwaarden verloopt, opzeggen. Orban kreeg bijval van de Poolse premier Tusk die van mening is dat ‘Orban het vertrouwen moet krijgen en dat er geen behoefte is aan belerende vingerwijzingen uit de financiële instellingen in de richting van politici die orde op zaken proberen te stellen.’ Orban wil met ingrijpende hervormingen komen, om zoals hij zegt te verhinderen dat er tussen Europa en Midden-Europa in plaats van het IJzeren Gordijn er nu een ‘Geldgordijn’ gaat hangen. De Tsjechische premier Necas voegde daaraan toe dat financiële discipline in Midden-Europa nodig is, omdat een financiële crisis in een van de landen gemakkelijk over kan slaan naar de andere landen, zoals de afgelopen tijd steeds met de verzwakking van een van de nationale munten gebleken is. De nieuwe politieke leiders van de Visegrad-landen, Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije, hebben Midden-Europa weer op de kaart gezet. Zij hebben de lijnen uitgezet om samen te werken in de regio om Midden-Europa sterker te maken en om de Europeanisering van de regio verder door te zetten. Dit alles als opmaat voor het jaar 2011, dat men in de regio al gedoopt heeft tot ‘Het jaar van Midden-Europa.’ Eerst zal Hongarije het voorzitterschap van de EU op zich nemen vanaf 1 januari 2011, waarna Polen op 1 juli 2011 het voorzitterschap overneemt. László Marácz is als universitair docent verbonden aan de opleiding Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam.
1. Rusland heeft met het energiewapen zijn geopolitieke greep op Oekraïne verstevigd. Dit is in Midden-Europa niet ongemerkt voorbij gegaan. Zie voor een analyse: László Marácz, ‘Rusland verstevigt zijn greep op Oekraïne,’ Armex, 94e jrg, juni 2010, nummer 3, p. 13. 2. Elders heb ik betoogd dat het respecteren van taalrechten fundamenteel is voor de etnische pacificatie van Midden-Europa. Zie László Marácz, ‘Etnische minderheden in Midden-Europa. Van conflict naar pacificatie,’ Internationale Spectator 62, nr. 7/8, pp. 405-409. Het is dan ook spijtig te constateren dat Slowakije met een discriminerende taalwet jegens zijn nationale en etnische minderheden deze kans onbenut heeft gelaten.
3. Zie voor meer informatie over de Visegrad-samenwerking de officiële website van de V4: www.visegradgroup.eu. 4. Zie voor een analyse hiervan László Marácz, ‘Stabiliteit Midden-Europa in het geding,’ in Armex, 93e jaargang, nr. 5, oktober 2009, p. 15. 5. Zie voor een bespreking van het Hongaars-Slowaakse conflict: Jan Marinus Wiersma, ‘Hongarije en Slowakije op confrontatiekoers,’ Internationale Spectator, jrg 64, nr. 7/8, pp. 378-381. 6. Zie voor een analyse van de dubbele nationaliteit voor Hongaren: Marácz, László, ‘Hongaars paspoort voor etnische Hongaren,’ Armex, 94e jrg, augustus 2010, nummer 4, p. 15. 7. Zie voor een uitvoerige bespreking van de Hongaarse minderhedenproblematiek in Midden-Europa: Zsuzsa Csergo, Talk of the Nation: Language and Conflict in Romania and Slovakia, Cornell University Press, Ithaca, 2007 en Brubaker, Rogers, Margit Feischmidt, Jon Fox, Liana Grancea, Nationalist Politics and Everyday Ethnicity in a Transylvanian Town, Princeton University Press, Princeton, 2007. 8. Zie voor een analyse en cijfers van het Russisch energieaandeel in Midden-Europa:, László Marácz ‘Afhankelijkheid van Russisch gas maakt Europa instabiel,’ Armex, 93e jrg, april 2009, nummer 2, p. 17.