V E R Z E K E R I N G S F R AU D E VO O R KO M E N Een zaak van algemeen belang
3
VERZEKERINGSFRAUDE VOORKOMEN ◆
INHOUDSTAFEL ◆ 7 11
Voorwoord Bij wijze van inleiding: fraude is van alle tijden...
15
I Wat is verzekeringsfraude? een functionele omschrijving – Fraude bij de onderschrijving – Fraude bij de schade-aangifte – Brandstichting en autozwendel: soms verzekeringsfraude, altijd criminaliteit • Brandstichting • Autozwendel – Geen „verzekeringsfraude”, maar wél strafbaar • Witwassen van crimineel geld en belastingontduiking • Zwartrijden en ontstentenis van andere verplichte verzekeringen – Misverstanden vermijden • Bewijslast van de claim: evenwicht tussen redelijkheid en formalisme • Misbruiken van derden • Gedogen van bepaalde lichte schadegevallen • Vrij gebruik van de schadevergoeding in gemeen recht
27
II Overzicht per branche – Leven • Criminele fraude • Omzeilen van de acceptatievoorwaarden • Specifieke regels inzake genetische gegevens • Specifieke regels inzake zelfmoord – Lichamelijke ongevallen – Burgerlijke aansprakelijkheid (B.A.)-Algemeen – Burgerlijke aansprakelijkheid (B.A.)-Auto – Zaakschadeverzekeringen – Transport – Varia
4
38
III Wie pleegt er fraude? – Georganiseerde bendes – In het nauw gedreven ondernemers – Particulieren – Fraude binnen de sector • Aanbrengen van fictieve zaken • Onregelmatigheden met herverzekeringen
45
IV Strafrechtelijke en verzekeringsrechtelijke sancties – Strafrechtelijke sancties • Oplichting • Valsheid in geschrifte en valse getuigenis • Opzettelijke brandstichting – Gevolgen op verzekeringsgebied • Wet op de landverzekeringsovereenkomst: nietigheid en opzeggingsrecht • Opname in het Datassur-bestand: gevolgen bij het aangaan van verzekeringen en bij het melden van schade – Sancties ten aanzien van verzekeringstussenpersonen
50
V Wat doen de verzekeraars om fraude te voorkomen? – Preventie bij het ontwerpen van de verzekeringscontracten • Franchise of vrijstellingen • Bonus/Malus en no-claim formules • Verplichting om klacht in te dienen • Sociale controle • Verplichting tot inlevering van het beschadigde goed • Vergoeding in natura eerder dan in speciën • Verrijking van de verzekerde bij schade vermijden – Preventie in de acceptatiefase – Preventie bij schaderegeling • Eigen onderzoek • Extern onderzoek • Expertise • Relaties met tipgevers • Sensibilisering van het commercieel net
5
– Eerste sectoriële maatregelen in de jaren 80 • Specifieke acties inzake brandstichting: Arson • Instellen van een Fraudecommissie – Prioritair actieplan vanaf 1993 • Studie en analyse als basis voor een coherent beleid • Datassur • Gerechtelijke procedure • Communicatie – Toekomstperspectieven 70
77
85
VI Lessen uit het buitenland – Frankrijk • Enquêtes • Gegevensuitwisseling • Alertheid • Research – Nederland • Bestand • Intersectoriële fraudebestrijding • Gedragscodes – Verenigd Koninkrijk • Bestanden • Public relations • Crime & Fraud Prevention Bureau VII Waarom fraude voorkomen? – Wat kost de fraude? – Belangen van de samenleving • Behoud van maatschappelijke normen • Beter inzicht in criminaliteit – Belangen van de verzekerden • Fraude maakt verzekeringen duur • Fraude breekt het aanbod af • Franchises komen soms hard aan – Belangen van de verzekeraars en van de tussenpersonen • Cost cutting • Goede trouw ondersteunen • Reputatie tussenpersoon • Europees front vormen tegen fraude Bijlagen
7
◆
VOORWOORD ◆
Niemand kan precies zeggen hoeveel belastingplichtigen de fiscus zand in de ogen proberen te strooien, hoeveel eigenaars van een dieselwagen hun tank met stookolie vullen of hoeveel zwartrijders er elke dag op de trein of de bus zitten. Fraude is per definitie niet tastbaar en is dan ook niet in statistieken te vatten. Dat geldt evengoed voor verzekeringsfraude: onmogelijk de frequentie of de omvang ervan te becijferen. Op basis van door het Europees Comité voor het Verzekeringswezen (CEA) verzamelde gegevens zou deze vorm van fraude op de meeste Europese markten 5 tot 10% van het totaal aan uitgekeerde vergoedingen in de schadeverzekering uitmaken. Voor België zou dat betekenen dat de fraude van 10 tot 20 miljard frank bedraagt. Met andere woorden, elk verzekerd gezin zou voor zijn verzekeringspremies tussen 2.500 en 5.000 F teveel uitgeven, een bedrag dat fraudeurs zonder scrupules in hun zak steken. De verzekeraars hebben vroeger wel eens het verwijt gekregen dat het hun, wat fraude betreft, niet echt menens was. Hoe vaak gaven zij niet toe aan de commerciële druk om hun bedrijf geen negatieve reclame te bezorgen? Hoe vaak zagen zij er niet van af een klacht in te dienen omdat zij twijfelden of er wel vervolging zou worden ingesteld? Die laksheid behoort echter tot het verleden. De druk van de concurrentie, de inspanningen die van personeel en intermediair gevraagd worden, de oproep van politie en rijkswacht om samen zwendel en financiële delicten aan te pakken: allemaal argumenten die hen een nieuwe koers hebben doen varen. In enkele jaren tijd zijn zo nieuwe initiatieven als paddestoelen uit de grond geschoten. De maatschappijen hebben zwaar geïnvesteerd in opleidingen die hun bedienden alert moeten maken, niet alleen bij de afwikkeling van bepaalde schaden, maar ook en vooral wanneer nagegaan moet worden of klanten die een verzekering willen sluiten, geen informatie achterhouden die de verzekeraar tot een ander inzicht zou brengen. De computers van de maatschappijen zijn inmiddels opgeladen met „knipper-
8
lichten” die verdachte omstandigheden aan het licht kunnen brengen. De maatschappijen weten nu ook met wie zij in voorkomend geval bij de politie contact kunnen opnemen en omgekeerd. Tot daar niets nieuws onder de zon, behalve dan dat de verzekeraars fraude intensiever en methodischer bestrijden. De preventie van verzekeringsfraude heeft echter een heel nieuwe dimensie gekregen met een beleidsplan dat meer dan vroeger steunt op samenwerking tussen verzekeraars. EEN NIEUW PLAN
Het eerste deel van dat plan is louter preventief: voortaan zullen de maatschappijen op hun documenten en meer bepaald op de door de verzekerden in te vullen formulieren een duidelijke waarschuwing aanbrengen die er geen enkele twijfel over laat bestaan dat wie het spel oneerlijk wil spelen, daar de gevolgen van zal dragen. Die gevolgen zijn veel zwaarder dan de doorsneeburger zou kunnen vermoeden: verzekeringsfraude veronderstelt immers een valse verklaring of beoogt een onrechtmatige betaling. Het Strafwetboek noemt dat valsheid in geschrifte, poging tot oplichting en oplichting. Niet bepaald wat iemand graag op zijn strafblad ziet staan. Bij vaststaande fraude zullen de verzekeraars een klacht indienen en de informatie opslaan in het Datassur-bestand dat iedere aangesloten maatschappij mag raadplegen. Dat bestand beantwoordt volkomen aan de bepalingen van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer inzake recht van inzage, recht van verbetering en, zo nodig, van schrapping van gegevens. Wanneer een oneerlijke verzekerde achteraf bij een andere maatschappij een polis tracht te sluiten, kan deze dankzij dat bestand de juistheid van de antwoorden op de vragen in het verzekeringsvoorstel nagaan en zal zij zich bij de contractsluiting waakzamer opstellen. De verzekeraars kunnen zo ook met grotere nauwkeurigheid een ongevalsaangifte controleren waarop de naam van de verzekerde voorkomt. Nog altijd in 1997 besloot de BVVO het publiek over al die maatregelen in te lichten en daarbij de nodige toelichting te geven. Dat gebeurde op de persconferentie die zij in juni aan de
9
verzekeringsfraude gewijd heeft en die gepaard ging met een actie tot bewustmaking en voorlichting van de verzekeringstussenpersonen. In beide gevallen was het geenszins de bedoeling van de BVVO om een heksenjacht aan te kondigen, maar wel om het publiek duidelijk te maken dat verzekeringsfraude de overgrote meerderheid van de verzekerden erg veel geld kost en dat die er dus alle belang bij hebben dat de moeite die de sector zich getroost om die plaag terug te dringen, resultaten oplevert. De informatie, beschouwingen en commentaren die in het kader van die sensibiliserings- en informatiecampagne werden uitgewisseld, verdienden ons inziens een duurzamer karakter, waarbij ze terzelfder tijd zouden worden gegroepeerd, gedetailleerd en versterkt. Net zoals andere onderwerpen waarvan het belang verder reikt dan het loutere verzekeringsbedrijf, hebben wij dan ook besloten hieraan een Verzekeringscahier te wijden. Zoals de vorige nummers uit die reeks zal de BVVO ook dit Cahier bezorgen aan honderden opinion leaders en anderen die als schakels voor de informatie naar het publiek optreden. Wij hopen dat zij daarmee beter zullen inzien wat er op het spel staat. Wij denken echter ook aan de gerechtelijke en politie-autoriteiten, aan wie de verzekeraars in hun strijd tegen deze plaag en in het succes dat die actie hen al heeft opgeleverd, heel veel te danken hebben. Zij weten beter dan wie ook dat preventie en repressie van verzekeringsfraude noodzakelijk zijn om een einde te maken aan die plaag, die anders een activiteit die in deze tijd van levensbelang is voor de veiligheid van de burger en de ondernemingen, ernstig in het gedrang kan brengen.
Michel Baecker, gedelegeerd bestuurder.
11
◆
BIJ WIJZE VAN INLEIDING: FRAUDE IS VAN ALLE TIJDEN... ◆
Verzekeringsfraude is haast even oud als de verzekering zelf. Reeds in de Middeleeuwen worden maatregelen genomen op preventief en repressief vlak: – om de franchise verplicht te stellen zodat de verzekeringnemer net als de verzekeraar belang heeft bij het behoud van de zaak (Genua, decreet „de assecuris non faciendis” van 1380, dat de verzekeringnemer verplicht twee derde van het risico te behouden, rond 1420 teruggebracht tot de helft), of – om het cumul van verzekeringen op één goed te verbieden (Ordonnantiën van Barcelona, 1435; in 1458 voegen de stadsoverheden er de verplichting voor de verzekeringnemer aan toe om uitdrukkelijk te verklaren of hij elders verzekeringen heeft afgesloten en desgevallend alle inlichtingen over deze andere verzekeringen op te geven; bovendien bestrijdt dezelfde ordonnantie het gebruik van stromannen die de identiteit van de eigenlijke verzekeringnemer verbergen). In onze streken stelt men in 1570 bij de berging van een schip dat in de golf van Biskaje was vergaan, vast dat de lading uit keien bestaat daar waar de verzekering was afgesloten voor een partij laken. De overheid laat zowel de kapitein als de makelaar ophangen. Ook de Regels van Amsterdam (1598), die de rechtsbronnen uit Brugge en Antwerpen aan de vooravond van de Hollandse Gouden eeuw overnemen, bevelen lijfstraffen en de doodstraf aan, om als voorbeeld te dienen voor scheepsmeesters, verzekerden en loodsen. De zestiende eeuw is ook de periode waarin een aantal elementaire regels van het verzekeringsrecht worden vastgelegd. Zo wordt vrij vroeg bepaald dat een verzekering pas geldig is als er sprake is van een verzekerbaar belang; als de verzekeringnemer nog geen weet kon hebben van een verlies; dat de verzekerde bij dreigend gevaar alles moet doen om het verlies van het voorwerp van de verzekering te voorkomen, ook al dienen die
12
inspanningen achteraf bekeken tot niets. Ook deze regels hebben – onder meer – de bedoeling om fraude tegen te gaan. Na de grote brand van Londen (1666) ontwikkelt de brandverzekering zich zowel in Groot-Brittannië als op het Europese continent. Napoleon is zich echter bewust van het frauderisico in deze branche en reageert afwijzend op het verzoek om de brandverzekering aan te moedigen: „Vous voulez donc faire brûler toute la France”, zou de keizer hebben geantwoord. ... onuitputtelijke bron van inspiratie voor fictie. Verzekeringsfraude door de eeuwen heen blijkt een lange aaneenschakeling te zijn van variaties op een gekend thema. De truukjes passen zich aan de evolutie van de techniek aan, maar blijken ten gronde vaak op dezelfde recepten te berusten. Inspiratie genoeg voor tal van scenarioschrijvers in de film, de TV, of de stripverhalen. Robbedoes maakt in „Quick Super” (1955) kennis met een verzekeringsdetective die de mysterieuze verdwijning van splinternieuwe auto’s moet onderzoeken; verzekeringsoplichting komt regelmatig terug in de speurdersreeksen van meesters van de Frans-Belgische stripschool als Charlier, Duchateau, Greg, Jijé of Tillieux, in de Steven Sterk-reeks van Peyo en dichter bij ons in de reeks Franka van Henk Kuijpers. Verhalen van gestolen diamanten, brandstichting in fabrieksgebouwen, geënsceneerde overlijdens en weggebrachte vrachtschepen: de verzekeringskennis van de scenaristen is soms verbluffend. De jongste spionageroman van meester-verteller John Le Carré, The Tailor of Panama (De Kleermaker van Panama), gaat over een kleermaker die in het centraalamerikaanse land de indruk geeft het plaatselijke bijhuis te beheren van een gereputeerd huis van Savile Row, het hart van de Londense traditionele herenkledij-wijk. In feite is de betrokkene uit Londen moeten vluchten nadat hij opgepakt was voor frauduleuze brandstichting. Fraude is echter ook een werkelijkheid. Het verschijnsel treft wel niet alle verzekeringsbranches even hard, maar alle grote takken krijgen ermee te maken. In de tak Leven gaat het meestal om het achterhouden van de informatie die de verzekeraar
13
nodig heeft om de gezondheid van de kandidaat-verzekerde correct in te schatten. Bij lichamelijke ongevallen worden de omstandigheden van de schade zo voorgesteld, dat zij uitzicht bieden op een vergoeding waar anders geen sprake van was, en in de zaakschadeverzekering (brand, diefstal, enz.) komt zowel opzettelijke schade als gefingeerde schade voor. Hoofdstuk II van dit Cahier legt zonder eventuele ambities in die zin aan te wakkeren uit waar, hoe en in welke fase van de verzekeringsovereenkomst fraude begaan wordt. De juiste omvang van verzekeringsfraude is niet vast te stellen, maar voorzichtige ramingen halen het jaarlijkse bedrag van 10 tot 20 miljard F voor de Belgische markt: ieder verzekerd gezin dokt tussen 2.500 en 5.000 frank per jaar voor onrechtmatige claims, wat meer is dan de jaarpremie van een familiale verzekering, of meer dan dubbel zoveel als de tol van alle stormen en natuurrampen samen. De BVVO is ervan overtuigd dat de grote meerderheid van de verzekerden het spel eerlijk speelt. Toch is fraude niet louter marginaal en wil de BVVO – net als de andere nationale verenigingen die gehoor geven aan de oproep van het CEA, het Europees Comité voor het Verzekeringswezen – absoluut vermijden dat de olievlek zich uitbreidt. Allerlei fraudeurs, van criminelen tot zelfstandige ondernemers die een slecht seizoen willen goedmaken en gelegenheidssjoemelaars, maken misbruik van het beginsel van de uitvoering te goeder trouw van de verzekeringsovereenkomst. De verzekering geldt immers als een contract dat steunt op wederzijds vertrouwen. De verzekeraar moet de verplichtingen die uit het contract voortvloeien nakomen, zolang er geen bedrieglijk opzet is vanwege de verzekerde of rechthebbende. Hoofdstuk III probeert inzicht te geven in de zeer verschillende categorieën van mensen die alleen of met medeplichtigen, eenmalig of als vorm van georganiseerde criminaliteit, fraude plegen. Verzekeringsfraude verloopt nogal anoniem, en zowel pakkans als mogelijke sancties zijn bij de meeste fraudeurs kennelijk verkeerd ingeschat. Toch riskeert zelfs een kleine fraudeur vermeldingen op zijn strafblad die men liever vermijdt: oplichting, valsheid in geschrifte, enz., plus moeilijkheden om in de toekomst
14
nog verzekeringen aan te gaan. Deze sancties komen aan bod in hoofdstuk IV. De verzekeraars hebben de jongste jaren niet stilgezeten om fraude zoveel mogelijk te voorkomen en uit te sluiten. Sinds kort hanteren zij bovendien bestanden waarmee het voor een fraudeur moeilijker wordt zijn sporen uit te wissen en elders nog eens een slag te slaan en is de samenwerking tussen verzekeraars en politiediensten intensiever geworden. Hoofdstukken V en VI overlopen de middelen die hier te lande, maar ook in de buurlanden, door de verzekeraars worden ingezet, en de samenwerking die zij bij de overheid vinden. Waarom menen de verzekeraars fraude zo vastberaden te moeten aanpakken? Het gaat om iets anders dan winstcijfers. De sector wil de kost van fraude niet zomaar onder vorm van prijsverhogingen aan de consument aanrekenen. De keuzemogelijkheden en zelfs de verzekerbaarheid van risico’s waar het grote publiek nood aan heeft dreigen in het gedrang te komen als niets wordt ondernomen: het is nu al moeilijk om een omniumverzekering af te sluiten bij een maatschappij die nog niet vertrouwd is met de klant, en het onderschrijven van deze waarborg voor een korte periode zoals een vakantie in het buitenland is zo goed als onmogelijk geworden (Hoofdstuk VII). Bovendien zijn de maatschappijen het aan hun cliënteel en medewerkers verschuldigd om de prijs/kwaliteitverhouding van hun diensten niet te laten ondermijnen door de ogen te sluiten voor een vorm van illegaal gedrag, dat overigens weerspiegeld wordt in andere aspecten van het maatschappelijk verkeer. Dit Cahier wordt op die manier afgesloten met een beredeneerde verantwoording van de reactie van de verzekeraars, die hopelijk de nodige steun kan vinden bij een zo breed mogelijk publiek.
15
◆
I. WAT IS VERZEKERINGSFRAUDE? EEN FUNCTIONELE OMSCHRIJVING ◆
Verzekeringsfraude slaat op onrechtmatig gebruik van een verzekeringspolis, waarbij sprake is van bedrieglijk opzet. Meestal is er sprake van fraude in omstandigheden waarbij het opzettelijk misleiden van de verzekeraar het verkrijgen van een uitkering krachtens de polis beoogt zonder dat er een recht op de geclaimde uitkering bestaat, maar in de definitie die de Belgische verzekeraars aan fraude geven, is er ook sprake van fraude wanneer de dader door bijvoorbeeld valse verklaringen verzekeringen wil afsluiten die hem anders geweigerd of tegen een hogere premie aangeboden zouden worden. Uitgaande van deze definitie kan fraude verschillende vormen aannemen: FRAUDE BIJ DE ONDERSCHRIJVING
Fraude bij de onderschrijving kan – voor zover sprake is van bedrieglijk opzet, wel te verstaan – de vorm aannemen van: – een onjuiste opgave van de waarde van het verzekerde goed; Er bestaan verschillende manieren om een goed te verzekeren voor een bedrag dat boven zijn werkelijke waarde ligt. Er wordt gebruik gemaakt van valse of vervalste facturen en eenzijdige expertises, de verzekerde dringt aan om de te verzekeren bedragen zelf vast te stellen (zonder bezoek van de verzekeraar of zonder gebruik te maken van de waardebepalingsschema’s die de verzekeraar aanbiedt) in de hoop later meer te kunnen claimen. Sommigen kennen in dit verband te veel gezag toe aan foto’s of video’s van hun inboedel en er bestaan spijtig genoeg firma’s die dit soort reportages aanprijzen als haast onweerlegbaar bewijsmateriaal. Laat het een vuistregel zijn dat de verzekeraar er rekening mee zal houden zolang het met de waarschijnlijkheid strookt, maar argwaan zal koesteren als de opgave niet strookt met de levensstijl van de verzekerde. Een foto die boven alle verdenking staat (de Chinese vaas op de achtergrond van een prent van een familiefeestje) zal daarom soms
16
geloofwaardiger zijn dan het té perfecte werk van een professionele reportage. – het verzekeren van een niet bestaand goed; – verzwijging of vervalsing van gegevens; De neiging om het schadeverleden wat bij te kleuren is bijvoorbeeld in de autoverzekering zeer groot. Het kost kennelijk ook moeite om desgevraagd intrekkingen van het rijbewijs op te biechten, terwijl dergelijke factoren bepalend zijn voor een correcte inschatting van het risico. – verzwijging van het bestaan van andere verzekeringen die hetzelfde belang of goed dekken; – onjuiste beschrijving van het risico met het oog op het bekomen van een verzekering (daar waar de verzekeraar het risico zou weigeren indien het correct was beschreven) of op het sluiten van de verzekering tegen een lagere premie; – het aangaan van een verzekering voor een reeds gebeurd schadegeval. De hierboven vermelde verzwijgingen of valse verklaringen kunnen zich even goed voordoen bij de vernieuwing van of bij wijzigingen aan het contract. FRAUDE BIJ DE SCHADE-AANGIFTE
Fraude bij de schade-aangifte kan – weerom voor zover sprake is van bedrieglijk opzet – de vorm aannemen van: – een onjuiste beschrijving van het schadegeval, (met inbegrip van het verzwijgen van omstandigheden); – het overdrijven van de schade-omvang; Een vorm hiervan betreft de fraude waarbij de verzekerde voor arbeidsongeschikt wil doorgaan bij de verzekeringsmaatschappij, maar bij nader onderzoek blijkt een bijverdienste te hebben aan allerhande klusjes die niet kunnen stroken met de manier waarop de arbeidsongeschiktheid is beschreven. In de bagageverzekering komt het vaker voor
17
dat het zelfs met de beste wil onmogelijk is om alle verloren reisgoed binnen het volume van de vermiste of gestolen koffer te laden. – herhaald aangeven van dezelfde schade, bij één of meerdere verzekeringsmaatschappijen. Schoolvoorbeeld van deze techniek is een ongeval dat halverwege de jaren tachtig op een natte weg in de buurt van het Brusselse Zuidstation is voorgevallen. Een bestelwagen wordt aangereden door een auto en wordt „total loss” verklaard. In de bestelwagen bevindt zich een aanzienlijke partij laboratoriummateriaal. Ogenschijnlijk een banaal verkeersongeval, waarbij de aansprakelijkheid van de aanrijder duidelijk is. Kort na de feiten krijgt de maatschappij de claim van de eigenaar van de bestelwagen binnen. Zo blijkt dat de bestelwagen 375.000 F waard moest zijn en het laboratoriummateriaal liefst twee miljoen F. De verzekeraar beslist de zaak toch maar te onderzoeken en ontdekt achtereenvolgens: • dat de bestelwagen eigendom is van de directeur van een laboratorium, die kampt met zware financiële problemen; • dat de bestelwagen aan haar vierde ongeval in vergelijkbare omstandigheden toe is; achteraf blijkt dat beroep was gedaan op de diensten van een Franse stuntman; • dat hetzelfde laboratoriummateriaal bij de drie vorige aanrijdingen al beschadigd was, voor een bedrag van eerst 500.000 F, dan 950.000 F en de derde maal 1.200.000 F. Op grond van deze bevindingen ging de verzekeraar over tot het indienen van een klacht en werd de betrokkene door de rechtbank zwaar gestraft. – gefingeerde schade; – opzettelijk veroorzaakte schade; In het begin van de jaren ’80 liet een Belgische stuntman, die voor het overige vaak voor film en TV werkte, zich verleiden tot het ensceneren van auto-ongevallen. Het ging meestal om dure auto’s waarvan de eigenaar geldproblemen
18
had of om een of andere reden minder tevreden was (mechanische storingen, ondermaatse prestaties, voorbijgestreefd model...). In de vroege uurtjes werden de auto’s op verlaten industrieterreinen vakkundig in de prak gereden. Op een dag kreeg de stuntman er genoeg van en weigerde hij nog zijn medewerking te verlenen aan deze georganiseerde ongevallen: binnen de kortste keren werd hij door een tipgever aangegeven en veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf in eerste aanleg, herleid tot 18 maanden in beroep, ofschoon hijzelf geen valse aangifte had ingediend en hij zelf veel minder aan de fraude overhield dan zijn opdrachtgevers. – de vervalsing van documenten. BRANDSTICHTING EN AUTOZWENDEL: SOMS VERZEKERINGSFRAUDE, ALTIJD CRIMINALITEIT
Er kan enige verwarring ontstaan in verband met twee verschijnselen waarbij verzekeringsfraude één van de mogelijke motiveringen is, met name brandstichting en autozwendel. Brandstichting Ontdekken dat een brand aangestoken is betekent niet meteen dat de dader tevens verzekeringsfraude op het oog had. Van pyromanie tot afpersing, van sociaal conflict tot onvoorzichtigheid van kinderen of het uitwissen van sporen van inbraak: tal van fenomenen kunnen aanleiding zijn tot het in brand steken van bepaalde goederen. Slechts wanneer de brandstichting het werk was van de verzekerde zelf of in opdracht van de verzekerde gebeurde, en de verzekerde misbruik van zijn verzekering beoogde, zal er sprake zijn van verzekeringsfraude. Een Engelse schatting (Post Magazine, 25 september 1997) raamt verzekeringsfraude als drijfveer achter 10% van alle gevallen van brandstichting. Vanuit statistisch oogpunt is het te betreuren dat zo weinig aandacht besteed wordt aan het achterhalen van en inzicht verkrijgen in de oorzaak van brandgevallen. Toegegeven, de taak van de brandweer bestaat er eerst in levens te redden, de buren te beschermen, de brand meester te zijn en goederen uit de greep
19
van de vlammen te houden, maar het blijft getuigen van weinig aandacht voor brandpreventie wanneer de korpsoversten niet extra gemotiveerd worden om de omvang van de schade en de ware oorzaak correct te vermelden in de verslagen. Aan verzekeringszijde leeft immers de overtuiging dat nogal wat brandgevallen gemakshalve in de categorie „onbekende oorzaak” worden geklasseerd en dat binnen de andere categorieën ruimte zou moeten bestaan om aan te wijzen dat er vermoedens van brandstichting bestaan, ook al blijft een broze twijfel mogelijk. Het is overigens zo dat aangestoken branden een hogere gemiddelde schadelast opleveren dan andere brandgevallen. De jongste jaren heeft de techniek een geweldige vooruitgang geboekt: zo is het nu mogelijk om net na de brand een staal van de lucht op de plaats van de brandhaard te nemen en via laboratoriumanalyse in deze lucht molecules te vinden van de materialen die bij de brandstichting gebruikt zijn en waarvan de sporen op de grond zelf verdwenen zijn. Natuurlijk is er bij brandstichting meteen een link gelegd naar de strafrechtelijke sfeer, wat het opstarten van een procedure vergt, en natuurlijk lijkt het er voor wie de ophelderingsgraad als performantiemeter hanteert op, dat de speurders er in veel gevallen niet in slagen de dader te vatten. Maar dit zou in geen geval mogen leiden tot het niet willen inzien van het probleem.
Autozwendel Hetzelfde geldt bij autozwendel: het voortverkopen van gestolen voertuigen, het sjoemelen aan chassisnummers om ze onherkenbaar te maken en alle andere trafieken die in dat verband bestaan hebben niet noodzakelijk te maken met verzekeringsfraude als dusdanig. Het feit dat deze handel vaak met andere criminele activiteiten verband houdt, betekent echter wel dat bendes die in deze branche actief zijn, vaak naast brute diefstal ook niet vies zijn van fraude. Specifieke maatregelen worden getroffen om de zwendel tegen te gaan: – opsporing van verdachte transacties met wrakken;
20
– toezicht op opkopers; Door middel van de zogenaamde „wrakkenkrant” kunnen de verzekeraars volgen wie een bod uitbrengt op een wrak en voor welke prijs. Vroeger was het wel zo dat de verzekeraar na een ongeval zoveel mogelijk probeerde te recupereren voor een auto die „total loss” was verklaard. Uiteraard zijn er voldoende bona fide opkopers wie het om wisselstukken te doen is of die de auto uitvoeren naar een land waar de lonen lager zijn en een herstel van de auto technisch én economisch verantwoord is. Maar abnormaal hoge bedragen voor wrakken met een lage kilometerstand kunnen wijzen op netwerken waar een gelijkaardig voertuig op bestelling gestolen wordt en na zogenaamde herstellingen weer in het verkeer wordt gebracht als zijnde een herstelde ongevalsauto. Inmiddels beseft de sector dat die handel uiteraard niet in hun eigen belang of dat van hun klanten is: vandaar dat met de „wrakkenkrant” geregistreerd wordt wie een abnormaal bod uitbrengt op een zo goed als onherstelbare auto. – financiering door de verzekeraars van detectiemateriaal voor speurders; Eind 1996 werden zo enkele tientallen kits ter beschikking van de meest gemotiveerde en actieve korpsen gesteld, waarmee rijkswachteenheden kunnen nagaan of een auto is „omgekat”: een materiaal dat een investering van 2.400.000 BEF vertegenwoordigt. Op die manier kunnen de rijkswachters snel achterhalen of chassisnummers niet vervangen of vervalst zijn, of er nieuwe identificatieplaatjes op de auto gelast zijn, enzovoort. De eenheden beschikken ook over handige naslagwerkjes waarin de technische kenmerken van de meeste modellen die in België in het verkeer gebracht zijn vermeld staan. Op die manier kunnen zij besluiten tot een diepgaander onderzoek wanneer zij geconfronteerd worden met iets dat niet klopt aan het uiterlijk, de uitrusting, of de kenmerken die wijzen op een versie die bestemd is voor een welbepaald land. Bij controles zou de politie op haar computerschermen ook informatie van de Directie voor Inschrijving van Voertuigen (DIV) omtrent de oorspronkelijke kleur van de auto moeten kunnen vinden, luidt een nader voorstel van
21
de technische werkgroep die binnen de BVVO deze aangelegenheden volgt. – invoering van het tweeledig inschrijvingsformulier; De grijze kaart wordt in twee luiken ingedeeld: één als boorddocument, het andere moet thuis bewaard worden. Op die manier wordt het voor de dief zo goed als onmogelijk om zonder medeplichtigheid van de rechtmatige bezitter van de auto beide papieren in handen te krijgen en zo de auto met papieren te verkopen. – systematische keuring van zwaar toegetakelde ongevalswagens, die niet meer in aanmerking komen voor een klassieke herstelling. Er wordt voorgesteld dat zoveel mogelijk zwaar beschadigde auto’s een expertise zouden ondergaan. Als een auto uit technische en veiligheidsoverwegingen niet meer te redden valt, zou de DIV de identificatienummers definitief schrappen en de auto ook nooit meer in het verkeer mogen komen. Komt de auto wel voor herstelling in aanmerking, dan zou hij door de autokeuring gecontroleerd worden.
GEEN „VERZEKERINGSFRAUDE”, MAAR WÉL STRAFBAAR
Witwassen van crimineel geld en belastingontduiking Voorts is witwassen van geld langs een verzekeringsproduct om fraude, maar geen misbruik van de verzekering als dusdanig. De bestrijding van het witwassen hoort in een eigen wetgeving thuis: de verzekeraars hanteren overigens zoals de wet het hen oplegt aparte opsporingstechnieken om verdachte geldstromen en transacties aan te melden. Deze vorm van witteboordcriminaliteit treft de verzekering overigens minder dan andere delen van de financiële sector. Ook het aanwenden van verzekeringen tot belastingsontduiking an sich is een vorm van fraude in de gangbare betekenis van het woord, ofschoon de verzekeringsovereenkomst zelf geen geweld wordt aangedaan en dergelijke constructies dus niet als „verzekeringsfraude” gedefinieerd worden. Eens te meer dient de sector hier uiterst waakzaam te zijn, aangezien de goede naam van
22
het verzekeringswezen er onder zou lijden, wanneer de verzekeraars zich zouden lenen tot het bedriegen van de fiscus. Zwartrijden en ontstentenis van andere verplichte verzekeringen Tenslotte is het niet afsluiten van een wettelijk verplichte verzekering geen verzekeringsfraude. Voor de voorkoming van dit verschijnsel mag verwezen worden naar de nadere samenwerking met de DIV voor wat de onverzekerde motorrijtuigen betreft, en naar de werking van de Sociale Inspectie wat de arbeidsongevallenverzekering betreft. De straffen op het nietverzekerd zijn, en meer nog de terugvordering bij eventueel ongeval, zijn overigens zeer streng. Inzake motorrijtuigen bepaalt de wet van 21 november 1989 dat elk motorrijtuig dat op de openbare weg gebruikt wordt verzekerd moet zijn. Dit geldt voor ieder motorrijtuig dat door de kracht van zijn motor wordt aangedreven (snorfiets, auto, bus, taxi of vrachtwagen...). Artikel 20 en volgende van deze wet geven een opsomming van de straffen die op onverzekerd rijden staan: het gaat om een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden, een boete van 100 tot 1.000 F (buiten opcentiemen), de intrekking van het recht tot sturen en de inbeslagname van het voertuig. Ondanks het feit dat een bewijs van verzekering gevraagd wordt bij de uitreiking van de nummerplaat, blijkt dat nogal wat bromfietsers en automobilisten onverzekerd rondrijden. Hun aantal is evenmin bekend als dat van de fraudeurs. Op grond van gerichte controles en vaststellingen na ongeval bestaat toch een statistiek van het aantal onverzekerde bestuurders dat door politie of rijkswacht wordt geïdentificeerd. Maar dit cijfer kan afhangen van het aantal en de aard van de controles. Daarom houden de verzekeraars het liefst bij ramingen die uitgaan van het aantal ongevallen dat door onverzekerde bestuurders veroorzaakt wordt: 5.000 dossiers op jaarbasis, met liefst 560 miljoen F schade tot gevolg. Dit brengt de verzekeringssector tot de stelling dat er een paar tienduizend onverzekerde bestuurders zouden zijn. Hun aantal is onder meer toegenomen door het gemak waarmee zij, sinds de verkorting van de looptijd van de polissen, het contract, dat nodig was om de inschrijving te bekomen, opzeggen en spoorloos verdwijnen.
23
Relatief gezien komt onverzekerd rijden vaker voor bij zelfstandigen uit de horeca en de autobranche, dan in andere sectoren, bij werklozen of gepensioneerden, zo blijkt uit analyse van de dossiers die het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (GMWF) te verwerken krijgt. Het aantal gevallen van recidive ligt vrij merkwaardig op 14%, hetgeen meteen leidt tot de vraag of de sancties wel streng genoeg zijn om iedere verleiding in de kiem te smoren. Nadat enige tijd sprake was van de invoering van een verzekeringsvignet naar Frans model, dat echter onvoldoende kostenbesparend blijkt en nieuwe problemen oproept, wordt nu uitgekeken naar een systematische vergelijking van bestanden van maatschappijen en de computers van de DIV, het vroegere „Cantersteen”. Wie houder is van een nummerplaat maar geen verzekering blijkt te hebben, zal op die manier trefzeker opgespoord worden. Inzake arbeidsongevallen geldt de verplichting vanaf de eerste dag van tewerkstelling. Er geldt geen uitzondering tijdens de proefperiode, noch voor activiteiten die niet belangrijk genoeg zijn om RSZ-plichtig te zijn, en een retroactieve verzekering is evenmin toegelaten. Zo bracht Het Laatste Nieuws in zijn editie van 8 april 1997 het verhaal van de exploitant van de Gentse snackbar ’t Stokbroodje, die omwille van één dag vertraging bij het afsluiten van een arbeidsongevallenverzekering voor een jobstudente geconfronteerd werd met de lichtste sanctie die de administratie kon toepassen: de ambtshalve aansluiting bij het Fonds voor Arbeidsongevallen. Die éne dag werd onmiddellijk uitgebreid tot één maand ambtshalve aansluiting, en vermits de wet de minimumbijdrage vastlegt op drie kalendermaanden kostte die minieme verstrooidheid de broodjeszaak het bedrag van 6.116 F. Op jaarbasis worden er zo’n 3.000 ambtshalve aansluitingen geboekt (in 1995: 2.973), helaas meestal in omstandigheden die ernstiger zijn dan dit, en bovendien regelmatig ten nadele van meer dan één werknemer. Jaarlijks vordert het Fonds meer dan 50 miljoen F terug als aansluitingskosten (in 1995: 83,8 miljoen F). Bovendien gebeurt het wel eens dat de vergeetachtige werkgever niet als dusdanig opgespoord wordt bij de controles waartoe de sociale instellingen overgaan, en dat pas na een ongeval
24
aan het licht komt dat er een arbeidsongevallenverzekering had moeten bestaan. In dergelijk geval neemt het Fonds voor Arbeidsongevallen de rol van vergoedingsinstelling op zich. Gelukkig gaat het slechts om een paar tientallen gevallen per jaar. In dergelijk geval zullen naast de ambtshalve aansluiting, ook nog een boete en een terugvordering van de uitgekeerde vergoedingen ten laste van de onwetende of malafide werkgever gelegd worden. Dit geldt al voor een gezin dat een beroep doet op een babysit zonder eraan te denken dat er hem of haar thuis of op de weg terug iets zou kunnen overkomen. In de andere verzekeringsbranches bestaan geen instanties die de vergoeding aan de slachtoffers waarborgen wanneer er geen verzekering is afgesloten. Toch zijn de voorziene sancties meestal zwaar genoeg. Zo kan een openbare gelegenheid waarvoor geen verplichte verzekering tegen brand of ontploffing ten voordele van haar bezoekers is afgesloten, een sluiting van één jaar oplopen. MISVERSTANDEN VERMIJDEN
Voor alle duidelijkheid: onredelijke claims, aangiften die berusten op een verkeerde inschatting van de aansprakelijkheden of eisen die niet berusten op sluitende bewijzen worden door de maatschappijen afgewezen, maar zijn, voor zover geen sprake is van bedrieglijk opzet, niet gelijk te stellen met fraude. Bewijslast van de claim: evenwicht tussen redelijkheid en formalisme Zelfs wie bij een medische controle een beetje aan „overacting” doet, om er zeker van te zijn dat de arts de klachten van het slachtoffer voldoende au sérieux neemt, of uit psychologische conditionering als gevolg op een trauma, kan daarom nog niet als een oplichter of bedrieger bestempeld worden. De arts zal de nodige zin voor nuancering aan de dag moeten leggen en het onderscheid moeten weten te maken tussen een goedaardig accentueren van de symptomen enerzijds en de bewuste en gewilde poging om hem in zijn conclusies te misleiden anderzijds. In dit verband moet even ingegaan worden op het principe dat de verzekerde het bewijs hoort te leveren van het schadegeval. Hoever reikt deze verplichting?
25
Redelijkheid moet hier de leidraad zijn. De instantie die de claim moet beoordelen, met andere woorden de schade-afdeling van de maatschappij of in voorkomend geval een ombudsdienst of rechtbank, kan geen absoluut bewijs eisen wanneer de omstandigheden van die aard zijn, dat je niet van de verzekerde kunt eisen dat hij dag en nacht in zijn doen en laten vergezeld is van een gerechtsdeurwaarder. Bij lichte twijfel (het is waarschijnlijk dat het schadegeval zich heeft voorgedaan zoals het werd aangegeven, maar het had hypothetisch anders kunnen zijn...) moet het contract dan ook uitgevoerd worden volgens de beginselen van de wederzijdse goede trouw. Wanneer daarentegen ernstige twijfel bestaat, of in alle redelijkheid rekening moet worden gehouden met een ander verloop van de feiten (het is mogelijk dat het schadegeval zich heeft voorgedaan zoals het werd aangegeven, maar het had evengoed anders kunnen zijn...), is het geoorloofd de claim af te wijzen. Dat vergt soms heel veel diplomatie: een slachtoffer komt met zijn versie van de feiten, maar kan geen getuige vinden of bewijs voorleggen om de oorzaak van de schade vast te stellen. Hij spreekt van schade aan zijn auto door een aanrijding met een dier, maar vergat het geval met bekwame spoed aan te geven bij de politie of rijkswacht, er zijn geen sporen te vinden van het betrokken dier, uit de schade kan niet afgeleid worden dat er een dergelijk treffen heeft plaatsgevonden. Het enige wat je kan doen, is hem aan te raden de volgende keer een ruimere verzekering te sluiten. In dergelijke gevallen is het mogelijk „even goede vrienden” te blijven... In andere dossiers is de poging tot misbruik van vertrouwen doorzichtig en is het vertrouwen onherstelbaar geschonden. De enige uitweg is het weigeren van vergoeding en het opzeggen van de relaties met de klant. Tal van uitspraken, in binnen- en buitenland, gaan in die richting. Zo wijst de Geschillencommissie Reizen de claim af van een reiziger die een dubieus medisch attest voorlegt om de annulatie van een reis te staven. In een extreem geval wees een Zwitserse rechter de claim af van een persoon die net na zijn ontslag de diefstal van een Porsche 944 Turbo had aangegeven: de betrokkene kon niet voldoende bewijzen hoe hij in het bezit van de auto was gekomen (volgens zijn beweringen geruild tegen een perceel grond in Bosnië) en waarom de auto zich op de plaats van de diefstal bevond (hij was naar de stad gereden om werk
26
te zoeken, maar kon geen bewijs leveren van enige afspraak in die zin). Misbruiken van derden Hetzelfde geldt voor verzekerden die geconfronteerd worden met herstellers of ziekenhuizen die zoveel mogelijk munt willen slaan uit het schadegeval waarvoor ze worden aangesproken. Zo blijken klinieken in een aantal populaire vakantielanden de patiënten langer dan nodig op te nemen, aan de duurste verzorging te onderwerpen, voor zover het duidelijk is dat een verre verzekeraar die toch geen controle kan uitoefenen de nota wel regelt. Dergelijk misbruik kan pas aan de patiënt verweten worden als hij medewerking verleent aan dit handeltje en zelf van de regeling profiteert. Er zijn strandbestemmingen in het Verre Oosten waar je overdag onder wuivende palmbomen kan gaan liggen en ’s nachts weer in het „ziekenhuis” opgenomen worden, wat een aardige besparing op de verblijfkosten uitmaakt. Gedogen van bepaalde lichte schadegevallen Het niet aangeven van een verkeersongeval dat in der minne wordt geregeld tussen de betrokken partijen wordt in de praktijk door een aantal maatschappijen gedoogd, hoewel strikt juridisch gezien de verzekerde bij het aangaan van een verzekering bij een andere maatschappij dergelijk geval zou moeten vermelden. Deze houding kan steunen op commerciële argumenten, die bijdragen tot de fidelisering van de betrokken klant. Vrij gebruik van de schadevergoeding in gemeen recht Tevens blijft de verzekerde bij tussenkomst van een aansprakelijkheidsverzekering vrij in de besteding van de uitkering die hem toekomt: wie door toedoen van een ander weggebruiker bij een licht verkeersongeval een deuk in zijn auto krijgt, en de auto niet laat herstellen, maar de vergoeding gewoon op zak steekt, pleegt hoegenaamd geen fraude. Wie daarentegen de vergoeding op zak steekt en bij een volgende aanrijding de reeds bestaande schade in de schoenen van de „aansprakelijke” wil schuiven om ze een tweede keer vergoed te krijgen pleegt uiteraard fraude.
27
◆
II. OVERZICHT PER BRANCHE ◆
Het evalueren van de omvang van de fraude moet enigszins genuanceerd worden naargelang de verzekeringsbranche. LEVEN
Om voor de hand liggende redenen is de levensverzekering relatief minder het doelwit van fraude. Toch gebeurt het dat fraudeurs belangrijke verzekeringen op het hoofd van één persoon aangaan met het oog op een uitkering als de persoon komt te overlijden. Criminele fraude In criminele gevallen hebben wij te maken met het (laten) ombrengen van de verzekerde, zoals blijkt uit een reeks assisenzaken – vaak als onderdeel van echtelijke verwikkelingen – of het verdwijnen van de verzekerde zelf die elders onder een andere identiteit een nieuw leven begint. De Belgische rechtbanken krijgen met enige regelmaat te maken met dergelijke gevallen. Zo bracht de pers verslag uit over de manier waarop de vrouw van een ingenieur uit de streek van Gent met haar vriend – toevallig of niet actief als verzekeringstussenpersoon – het overlijden van haar echtgenoot, dat haar door een waarzegster was voorspeld, had willen vervroegen door kruiden door zijn eten te roeren. De ongelukkige man kreeg wel te kampen met een pijnlijke spijsvertering, maar overleefde het voorval. De vrouw, de verzekeringstussenpersoon en de waarzegster die het gif had bezorgd vonden elkaar op de beklaagdenbank terug. Een ander ophefmakend geval betreft een ex-rijkswachter die zijn eigen dood op de Filippijnen had geregisseerd. Daarvoor had de plaatselijke onderwereld hem een lijk bezorgd dat, onherkenbaar, in zijn uitgebrande jeep was teruggevonden. De vriendin van de zogenaamd overledene poogde in België het verzekerde kapitaal te innen terwijl de man in Nederland ondergedoken was. Een Nederlander die zijn verloofde in de Alpen een ravijn in had geduwd om daarop een kapitaal van 45 miljoen frank te clai-
28
men – maar achteraf stelde, dat een duw van de vierde verdieping even doeltreffend zou zijn geweest – werd eind 1997 door een Nederlandse rechtbank met 20 jaar opsluiting gestraft. In het Verenigd Koninkrijk worden in dergelijke omstandigheden vaak levenslange gevangenisstraffen uitgesproken. Dit was o.a. het geval van een dame die haar eigen moeder – die zij in een interview nog als formidabel had geprezen – met een keukenmes vermoordde met het oog op de levensverzekering en wat geld uit de verkoop van een huis. Men gedenkt er ook de negentien personen die rond 1870 door een vrouw uit West Auckland werden vergiftigd met het oog op de uitkering van de levensverzekering. Deze feiten zijn – gelukkig – eenmalig. In het voorjaar van 1997 is de Belgische gerechtelijke wereld echter geconfronteerd met twee zaken die het vermoeden hebben doen rijzen dat er een georganiseerde groep verleiders en verleidsters aan het werk was, die uit waren op een huwelijk met een slachtoffer dat op hun aanraden de nodige forse levensverzekeringen zou afsluiten en kort na het huwelijk afgemaakt zou worden door de bende. Twee „honeymoon killers” die inmiddels ondergedoken waren in Miami, Florida, werden in verband gebracht met deze feiten, en eind 1997 ingerekend door de Amerikaanse politiediensten. Omzeilen van de acceptatievoorwaarden Vaker komen de verzekeraars fraude tegen onder de vorm van – het aangaan van meerdere levensverzekeringen bij verschillende maatschappijen, om zo het medisch onderzoek te omzeilen dat slechts bij grotere verzekerde bedragen geëist wordt; – valse verklaringen met het oog op het afsluiten van een verzekering tegen standaardvoorwaarden daar waar de verzekeringnemer weet heeft van het bestaan van ernstige gezondheidsproblemen. Zelfs de subsector van de uitvaartverzekeringen ondervindt veel hinder van verzwijgingen en vervalsingen. Specifieke regels inzake genetische gegevens Twee punten verdienen een speciale aandacht:
29
– de aangifte van gegevens van genetische aard; – de geldigheid van de verzekering in geval van zelfmoord. In verband met informatie van genetische aard heeft de Belgische wetgever tijdens de bespreking van het wetsvoorstel dat zou leiden tot de wet van 1992 op de landverzekeringsovereenkomst een uitzondering willen maken op het beginsel dat de verzekeringnemer en de verzekeraar over dezelfde informatie moeten kunnen beschikken, wil men van evenwichtige voorwaarden spreken. Genetische informatie is immers uiterst belastend. In de eerste plaats omdat er van langsom meer mogelijkheden zijn om genetische kenmerken op te sporen die wijzen naar een risico om vroeg of laat een bepaald ziektebeeld te vertonen. Dat niet in alle gevallen de verhoogde kans ook tot een daadwerkelijke ziekte leidt maakt het gebruik van de informatie nog delicater: iemand zou bij verhoogde kans om op latere leeftijd een ziekte te krijgen een bijpremie moeten betalen of moeilijk verzekerbaar zijn, terwijl niet eens zeker is of hij ooit met deze aandoening te maken krijgt. Bovendien is het ook zo dat een verzekeraar de conclusies uit genetisch onderzoek bij een individu zou kunnen uitbreiden naar zijn naaste bloedverwanten zonder dat deze laatsten ingestemd hebben met het melden van deze informatie. Vandaar het algemeen verbod op het meedelen van genetische informatie en de extra bepaling aan het adres van de door de verzekerde gekozen geneesheren om geen gebruik te maken van voorspellend genetisch onderzoek bij de medische selectie, die voor het overige wel mag plaatsvinden. Het achterhouden van bezwarende genetische informatie, wat in andere landen als bedrog wordt geïnterpreteerd, is in België dus een wettelijk recht of een plicht voor de geneesheer. Er moet naast deze principiële aspecten ook opgemerkt worden dat genetisch keuren wetenschappelijk bekeken op vrij uiteenlopende gevallen slaat: sommige aandoeningen zijn gemakkelijk vast te stellen. Andere eisen tests die theoretisch kunnen, maar uit economisch oogpunt niet verantwoord zijn in verhouding tot de belangen die bij het aangaan van een modale polis op het spel staan. Nog andere aandoeningen hangen niet van één gen,
30
maar van een combinatie van factoren af, waarvan sommige wel en andere weer niet van genetische aard kunnen zijn.
Specifieke regels inzake zelfmoord Bij het publiek rijst vaak de vraag of ook zelfmoord kort na het aangaan van een levensverzekering als fraude wordt beschouwd. Ook hier biedt de wet op de Landverzekeringsovereenkomst antwoord. Jarenlang bestond er discussie rond de vraag of een levensverzekeraar gehouden was tot de betaling van de afgesproken uitkering bij zelfmoord. Geleidelijk werd er een onderscheid gemaakt tussen moedwillige zelfmoord en „onbewuste zelfmoord”. Anderzijds waren de verzekeraars ook tot de conclusie gekomen dat een zelfmoord jaren na het afsluiten van de polis helemaal niet geïnterpreteerd mocht worden als een koele berekening: wie écht met zelfmoordplannen rondloopt, laat er geen maanden of jaren over gaan. De wet over de verzekeringsovereenkomst bepaalt dan ook dat zelfmoord vanaf de eerste verjaardag van de inwerkingtreding van de polis verzekerd is. Bij zelfmoord binnen het jaar, te rekenen vanaf die inwerkingtreding, is de verzekeraar niet tot de dekking van dit overlijden gehouden, maar de bewijslast dat het wel degelijk om zelfmoord gaat rust op hem. Mogelijke twijfel speelt dus in het voordeel van de begunstigde of de erfgenamen van de overledene. Is er geen twijfel mogelijk en gaat het wel degelijk om zelfmoord, dan regelt de wet hetgeen de verzekeraar verschuldigd is aan de begunstigde. Let echter op: wat hier over zelfmoord gezegd is geldt alleen voor levensverzekeringen. Bij verzekeringen tegen ongevallen gelden andere regels en kan het wel zijn, dat zelfmoord geïnterpreteerd wordt als fraude. Wat de ziekteverzekeringen betreft, komt men mutatis mutandis dezelfde scenario’s tegen als in de levensverzekering.
31
LICHAMELIJKE ONGEVALLEN
In de verzekering tegen lichamelijke ongevallen is het zelden zo dat sprake is van opzettelijke verwondingen, maar in referaten van buitenlandse fraudespecialisten komt zelfverminking voor, in het bijzonder wanneer de betrokkene zich eerst voor hoge bedragen verzekerd heeft bij meerdere maatschappijen die dan voor hetzelfde schadegeval aangesproken worden. Wel gebeurt het vaker dat wanneer de schade voorgevallen is in omstandigheden die niet onder een verzekering vallen, effectief bestaande letsels aangegeven worden als schade die wel aanleiding geeft tot vergoeding. Op die manier wordt misbruik gemaakt van de arbeidsongevallenverzekering, die met name geconfronteerd is met vrijetijdsongevallen die aangemeld worden als arbeids- of arbeidswegongevallen, meer bepaald weekendongevallen die op maandagmorgen zouden zijn gebeurd, en typisch zijn voor sportof knutselactiviteiten. Een andere vorm van fraude in deze sector, ditmaal uitgaande van de werkgever, betreft het aangeven van een kleiner aantal werknemers of voor lagere lonen dan in werkelijkheid of nog het aangeven van gevaarlijk werk onder een omschrijving die het ware risico verzwijgt. Buiten de arbeidsongevallenverzekering komen nog gevallen voor van overlijdens die niet als een ongeval beschouwd kunnen worden en die aangegeven worden op een manier die de verzekeraar moet misleiden. Hetzelfde geldt voor zelfmoord, die vaak uitgesloten is in het kader van dergelijke polissen. Om in de eerste plaats misverstanden en in de tweede plaats fraude te vermijden, kan het aangewezen zijn om de gevallen die al te vaak aanleiding geven tot onbegrip bij het publiek toch in de dekking op te nemen, mits daar natuurlijk de vereiste premie tegenover staat. Wij denken hoofdzakelijk aan gevallen van hartstilstand, die door een zeer breed publiek als „accidenteel” beschouwd worden terwijl de verzekeraars vanuit technisch standpunt een heel andere kijk hebben op dergelijke feiten.
32
BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID (B.A.) – ALGEMEEN
Lichamelijke letsels die niet op een andere manier vergoed kunnen worden, worden ten onrechte aangegeven door een welwillende persoon die een passende aansprakelijkheidsverzekering heeft (een „familiale” verzekering volstaat) en zich als „aansprakelijke” opgeeft. Deze vorm van fraude veronderstelt dus kwaad opzet van minstens twee personen, het zogenaamde ”slachtoffer” en de zogenaamde „aansprakelijke”. Een persoon die door onvoorzichtigheid van de trap was gevallen en meer uit zijn ongeval wilde halen dan de tussenkomst van het ziekenfonds, bedacht daarom een verklaring als zou hij in heel andere omstandigheden gevallen zijn door het agressief gedrag van de honden van een kennis, die hiertoe een beroep zou kunnen doen op zijn aansprakelijkheidsverzekering. Het voorbeeld is uit de alledaagse praktijk gegrepen. Dezelfde constructie wordt uiteraard ook gebruikt voor materiële schade. Klassiek voorbeeld is dat van krassen in een auto die aan een (verzekerde) fietser worden toegeschreven, daar waar zij aan de bestuurder zelf of gebeurlijk aan een vluchtmisdrijf te wijten zijn en blijkt dat de eigenaar geen omniumwaarborg geniet. In de meeste gevallen zullen de betrokkenen doen alsof zij elkaar helemaal niet kenden, terwijl dit achteraf weerlegd kan worden. In andere gevallen wordt voorgehouden dat de aansprakelijke „op bezoek” was bij het slachtoffer. Nader onderzoek kan uitwijzen dat de aansprakelijke bekend staat als zwartwerker. Dit is met name vaak het geval wanneer de bezoeker helemaal niet hoort tot het sociale milieu van het slachtoffer. In dergelijke gevallen probeert men langs de „familiale” verzekering schade te dekken die helemaal niet tot het privé-leven van een particulier hoort, maar wel schade bij de opdrachtgever tijdens een klusje vergoed te krijgen.
33
BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID (B.A.) – AUTO
In de verplichte autoverzekering wordt de fraudeneiging getemperd door het bonus-malussysteem: het melden van een schadegeval waarvoor men aansprakelijk is, leidt immers tot een financiële sanctie onder de vorm van een hogere premie. Misbruiken worden niettemin vastgesteld, soms met tractoren die aan deze regeling ontsnappen, maar ook bij het gebruik van huurauto’s of bedrijfsvoertuigen waar deze sanctie minder geldt. In beide sectoren hebben de vlootbeheerders inmiddels, onder druk van hun verzekeraars, hun beleid aangepast. Ook het RDRsysteem, waarmee de eigen verzekeraar van de schadelijder tot expertise overgaat, voorkomt fraude. Toch worden de verzekeraars geconfronteerd met vervalste aangiften, bijvoorbeeld wanneer een brave vriend of familielid zichzelf als bestuurder aangeeft om een strafrechtelijke veroordeling en een financiële terugvordering van een dronken chauffeur te vermijden. Wanneer een dure auto aanzienlijke schade heeft opgelopen bij een aanrijding tegen een boom of paal, kan het aantrekkelijk lijken het ongeval toe te schrijven aan een medeplichtige: het gewin is veel hoger dan de mogelijke malus. De Franse verzekeraars halen het geval aan van een zogezegde botsing tussen een Renault Clio en een Ferrari Testarossa, waarbij de Clio op enkele schrammen na ongedeerd was gebleven, terwijl de Ferrari 392.000 FRF schade had geleden. In deze branche bestaat ook de mogelijkheid dat georganiseerde bendes op gevaarlijke kruispunten of rotondes wachten op de argeloze automobilist waarmee zij een aanrijding veroorzaken, waarvoor deze laatste op puur verkeerstechnische gronden aansprakelijk wordt gesteld. Het gaat dus om uitgelokte ongevallen, en in die zin ook om verzekeringsfraude in hoofde van de bende die in elk dossier de rol van „slachtoffer” speelt. De invoering van verschillende tarieven naargelang leeftijd en woonplaats geeft de jongste maanden vaker aanleiding tot valse verklaringen zowel bij het aangaan van de verzekering als bij de schadeclaims.
34
In een poging om een middenweg te vinden hebben heel wat verzekeraars daarom bijzondere vrijstellingen ingevoerd wanneer blijkt dat de bestuurder iemand anders is dan de gebruikelijke bestuurder. Zo kan een moeder van een jaar of veertig nog altijd een bijzonder lage premie betalen, die overeenstemt met de doorgaans voorzichtige rijstijl van dames van die leeftijd, en haar kinderen toch af en toe de toestemming geven om met haar auto te rijden. Alleen wanneer de kinderen verantwoordelijk zijn treft deze vrijstelling hen.
ZAAKSCHADEVERZEKERINGEN
Bij zaakschade is de kans tot fraude wellicht het grootst. Sommige vormen van schade kunnen het gevolg zijn van een opzettelijke handeling van de verzekerde, zoals bij brandstichting of waterschade. Andere vormen van schade, zoals stormschade, vloeien uiteraard niet uit opzet voort, maar de verleiding kan dan wel bestaan om de schade wat aan te dikken. Bij bagageverzekering en kunst- en kostbaarhedenverzekeringen, waar diefstal en soms zelfs verlies gedekt worden (all-risk verzekeringen), zal er onder verzekeraars sprake zijn van een „moreel risico”. Hiermee bedoelen zij dat deze waarborgen slechts aan bekende en betrouwbare klanten worden toegestaan, omdat de verzekeraar bij eventuele schade in hoge mate aangewezen is op de goede trouw van de verzekerde. Ook de tussenpersoon verbindt zijn reputatie ten aanzien van de maatschappij aan de goede afloop van de verzekeringen. De bagageverzekering blijkt een bijzonder gevoelige sector te zijn, waar de fraude volgens professionals vooral bij jonge vakantiegangers welig tiert: zo vinden sommigen het bij terugkeer uit vakantie zeer gelegen om bagagediefstal te veinzen. Eén van de reisgenoten neemt op de luchthaven de bagage van de band en gaat er mee weg, terwijl de andere blijft wachten op de koffers die maar niet verschijnen, de verdwijning aangeeft en het schadegeval bij zijn maatschappij kan indienen met het attest dat op die manier bekomen werd.
35
Anderen – of zijn het dezelfden? – brengen hun vakantie in eenvoudige tweesterrenhotelletjes door, maar claimen wel voor 300.000 F aan gestolen bagage... Autodiefstal is de jongste jaren ook regelmatig in verband gebracht met verzekeringsfraude. Een auto in het kanaal kieperen, op bestelling laten stelen, of ingaan op een bod van een dief, is spijtig genoeg maar al te gemakkelijk. Vandaar de scherpere eisen die de verzekeraars zijn gaan stellen en het strengere acceptatiebeleid (een vraag, die op vrijdagnamiddag binnenkomt met het verzoek tot onmiddellijk ingaande dekking zal verdacht genoeg zijn). Vandaar ook dat de verzekeraars voorstanders zijn van alle maatregelen die het verhandelen van zogenaamd verdwenen voertuigen moeilijker maken of die een meer waakzaam toezicht moeten waarborgen. Een bekende vorm van fraude bestaat er in om schade ingevolge een botsing waarbij geen getuigen zijn, aan „dieven” toe te schrijven. Zo kan een verzekerde die niet verzekerd is voor materiële schade, maar wel voor schade bij diefstal, proberen om toch een uitkering te bekomen voor een botsing tegen een boom of paal waaraan hij zelf schuld heeft. Bedrijfsschade na brand is eveneens een gevoelige branche waar ongewone aanvragen tot dekking vanwege ondernemingen met een wankele balansstructuur aandachtig onderzocht worden. TRANSPORT
Transportverzekeringen zijn altijd uitermate fraudegevoelig geweest. Bij het werkwoord „wegbrengen” vermeldt Van Dale het „op zee opzettelijk doen zinken (van een schip) om de verzekeringssom machtig te worden”. Van in de prille beginjaren van de verzekering werden waardeloze schuiten opzettelijk tot zinken gebracht of werden cargo’s onder een nieuwe identiteit opnieuw in de vaart gebracht in een verre uithoek van de wereld. Ook met de ladingen wordt vaak gesjoemeld en herverzekeraars hebben in hun archief nog de documenten in verband met het verlies van een lading kruidnagels, die bij nader inzien meer bedroeg dan de jaarlijkse wereldoogst van het product...
36
Enkele ophefmakende zaken, waarbij soms sprake is van doden, hebben de aandacht gevestigd op het voortbestaan van deze praktijken. Zo verging begin 1980 de supertanker „Salem” onderweg van Koeweit naar Italië voor de kust van Mauretanië. Achteraf bleek dat de lading olie in Zuid-Afrika (toen onderworpen aan een embargo) gelost was en vervangen door zeewater. In dezelfde periode veroorzaakte het vergaan van de „Lucona” ter hoogte van de Malediven een hevig politiek schandaal in Oostenrijk toen bleek dat een spilfiguur in het opzetten van de duistere bedrijven die gemoeid waren in de laatste reis van het schip beste vriendjes was met hooggeplaatste politici in Wenen en er sprake was van bescherming. Jaren na de feiten werd een Duitser wegens medeplichtigheid bij moord – zes opvarenden waren bij die scheepsramp weggebleven – en verzekeringsfraude tot 14 jaar cel veroordeeld. In dergelijke verhalen komt het meer voor dat het schip op die plek zinkt waar de zee het diepst is en de kans gering dat duikers er ooit kunnen gaan speuren naar het eigenlijke hoe en waarom van de schipbreuk. Andere gevallen betreffen schepen die niet echt tot zinken worden gebracht, maar onder een nieuwe naam opnieuw in de vaart worden gebracht. Dergelijke feiten vinden uiteraard gemakkelijkst plaats in landen die het minder nauw nemen met de inschrijvingen in hun scheepsregisters. Speciale internationale instanties houden zich met deze vormen van fraude bezig, zoals het IMB (International Maritime Bureau) dat zich specifiek toelegt op het blootleggen van dat soort netwerken. VARIA
Annulatieverzekeringen worden geconfronteerd met valse doktersbriefjes wanneer de reden tot het opzeggen van de reis in feite te maken heeft met spanningen in het land van bestemming, slechte weersvoorspellingen of gewoon persoonlijke omstandigheden die doen afzien van de reis. Toen er in 1993 sprake was van geweld in Turkije kregen de annulatieverzekeraars een vloed van annulaties binnen, uiteraard
37
vergezeld van een medisch attest. Controle wees echter uit dat sommige mensen die te ziek waren om naar Turkije te vertrekken, dan maar naar het Verre Oosten waren gegaan. In dergelijke omstandigheden kunnen de verzekeraars weinig meer doen dan de aandacht van de Orde van Geneesheren vestigen op de misbruiken waar bepaalde dokters zich uit verkeerd begrepen inschikkelijkheid toe lenen. In een extreem geval werd een Belgische reisverzekeraar geconfronteerd met de aangifte van het overlijden van een Belg die in India was geboren maar in ons land leefde, hier een reisverzekering plus een paar levensverzekeringen had afgesloten en op reis was vertrokken naar zijn land van herkomst. Kort daarop ontving de maatschappij bericht dat de man verongelukt en inmiddels gecremeerd was, met de vraag om het kapitaal bij overlijden, ter hoogte van enkele miljoenen, uit te keren. De maatschappij stuurde gezien de aanwijzingen waar zij over beschikte een detective om de man in zijn land op te sporen. Uit het onderzoek bleek dat er gerechtelijk onderzoek tegen de betrokkene liep wegens oplichting en afpersing in andere zaken, en dat zijn vrouw klacht had ingediend wegens bigamie. De man werd later, gezond en wel, in de Verenigde Staten teruggevonden waar hij als taxichauffeur aan de kost komt. Tegen zijn vrouw, begunstigde van de polissen, die aanzienlijke schulden had bij de bank, werd een procedure voor de Correctionele rechtbank ingesteld. Zij werd veroordeeld wegens valsheid in geschrifte; hoewel de zaak volgens de laatst beschikbare informatie in hoger beroep behandeld zou worden.
38
◆
III. WIE PLEEGT FRAUDE ? ◆
Voor de verzekeraars is het duidelijk dat slechts een minderheid fraude pleegt. Fraude is toch niet louter marginaal. De sector wil niet twijfelen aan de goede trouw van de meeste verzekerden, maar de verleiding – of de onbezonnenheid – die leidt tot het plegen van fraude kan soms zeer groot zijn... De verzekeringsmaatschappijen willen hoe dan ook het gedrag aan de kaak stellen van wie misbruik wil maken van de verzekering ten koste van de grotere groep eerlijke verzekerden, en vermijden dat verzekeringsfraude geleidelijk „sociaal aanvaardbaar” wordt, een gevaar dat ook dreigt voor zwartwerk, het niet aangeven van buitenlandse inkomsten en andere onderwerpen die onder vrienden en in familieverband zonder de minste schroom het onderwerp van gesprekken zijn geworden. Verzekeringsfraude stinkt en is gevaarlijk: zo moet ook het publiek het beseffen. GEORGANISEERDE BENDES
Sommige vormen van verzekeringsfraude zijn het resultaat van de handelingen van georganiseerde criminele organisaties, die met nauwgezet speurwerk opgespoord kunnen worden. Zij bedrijven verzekeringsfraude op een systematische wijze of naast andere vormen van crimineel gedrag. Voorbeeld hiervan is het optreden van een bende die in België (maar ook in Polen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Luxemburg, Frankrijk en Nederland) verzekerden ronselde om zich op te geven als aansprakelijke voor een ongeval met een in Duitsland ingeschreven zware auto: de bende werd aangeduid onder de naam Saarland Circuit 1993. Meestal waren de fictieve ongevallen kop-staart botsingen, waarbij het Duitse voertuig langs achteren was aangereden. Nooit waren er getuigen noch gekwetsten of überhaupt politie bij, telkens kon de auto van het zogenaamde slachtoffer op eigen kracht naar Duitsland terug. De schade bedroeg gemiddeld zo’n 400.000 F. De vrij zorgvuldig opgestelde schadedossiers die bij de maatschappijen binnen-
39
kwamen, verwezen wel net iets te vaak naar dezelfde experts en advocaten en hanteerden steeds weer dezelfde schadefoto’s, waarbij alleen de nummerplaat van de auto veranderde. De chassisnummers bleven vaak wel dezelfde. Het maffia-achtig syndicaat werd volgens toenmalige persberichten geleid door Iraniërs, Irakezen, Libiërs en Joegoslaven. Hoewel klacht werd ingediend tegen handlangers en de bende van het toneel is verdwenen, blijken de kopstukken onvindbaar. Het Landeskriminalamt van Saarbrücken en de Gerechtelijke politie van Antwerpen voerden wel onderzoek, maar hun Rotterdamse collega’s lieten desgevraagd aan de pers weten dat hun korps, volop in reorganisatie in de bewuste periode, geen prioriteit toekende aan fraudezaken. Achteraf bekeken lag de sterkte van de bende in het internationale aspect van de fraude, waardoor de verzekeringsmaatschappijen uit het land waar het ongeval was aangegeven de aanrijding niet volgens de klassieke patronen konden regelen, waarbij meer mogelijkheden tot expertise en controle bestaan. Ook in de landen met gegevensbestanden komen buitenlanders niet voor, althans niet bij een eerste poging. Het geval „Saarland Circuit 1993” pleit dan ook voor een snelle uitwisseling van informatie van zodra internationale fraude ergens vastgesteld wordt en intensieve samenwerking tussen markten, die elkaar wederzijds alle hulp moeten toezeggen. IN HET NAUW GEDREVEN ONDERNEMERS
Ook ondernemers plegen wel eens verzekeringsfraude: zaken die op het randje van een faillissement bengelen kunnen op het laatste nippertje van de ondergang gered worden dank zij een toevallige schade. Een goede honderd jaar geleden bleek in de Duitse streek Pommeren zelfs een verband te bestaan tussen de prijs van aardappelen en brand. Was de prijs laag, dan gingen er veel aardappelschuren in vlammen op. Bij een hoge prijs daalde het aantal branden scherp. In België bestaat het voornemen om universitair onderzoek te wijden aan de bedrijfseconomische prestaties van bedrijven voor en na brand- en ontploffingsgevallen. Misschien mogen uit dit nog te voeren onderzoek indicaties verwacht worden over gevoelige tijdstippen, waar de verzekeraar extra op moet letten.
40
Duur ingekochte maar door modetrends waardeloos geworden spullen kunnen via fraude te gelde worden gemaakt, investeringen in een bedrijf dat een vergunning dreigt te verliezen gaan op die manier toch niet verloren, een horecabedrijf dat bergaf gaat, brandt wel eens op een verdacht uur. Dit soort fraude is in zekere mate conjunctuurgebonden en slaat vaker toe wanneer er minder vraag is op de markt. Het valt overigens op dat er geen verdachte schadegevallen meer zijn wanneer het bedrijf onder het beheer van een curator staat. Fraude wordt als een laatste poging ondernomen om het tij te keren. Ook hier is het juist interpreteren van de omstandigheden van groot belang: een bedrijf dat al langere tijd met financieringsproblemen worstelde, zal ook weinig hebben geïnvesteerd in beveiliging, zodat niet alle branden in minder succesvolle ondernemingen op fraude berusten. PARTICULIEREN
Onder de particulieren is een kleine minderheid het gangbare normbesef kwijtgeraakt; bij dit deel van het publiek wordt eerlijkheid als naïef beschouwd of geeft het plunderen van de samenleving of althans van de gemeenschap van de verzekerden een kick. Het is toch maar het geld van de anderen of van anonieme bedrijven die het wel breed genoeg zullen hebben. Anderen vinden het betalen van hun verzekeringspremie op zich reeds een vorm van onrecht die binnen de kortste keren moet worden goedgemaakt. Nog anderen hebben een negatieve ervaring met een verzekeraar meegemaakt, bijvoorbeeld omdat zij wél schade hebben geleden, maar geen bewijs noch getuigenis konden voorleggen waaruit hun recht op uitkering zou blijken, en de afwijzing die zij daarom ooit hebben ondergaan willen goedmaken. Vandaar trouwens de vuistregel aan het adres van de verzekeraars zelf, dat je polissen die ruimte bieden aan dergelijke geschillen best vermijdt. Toch blijkt dat fraude niet alleen bestaat uit Ferrari’s die in verdachte omstandigheden verdwijnen. Een recent steekproefonderzoek in de sector wijst uit dat attent toezien op verdachte gevallen leidt tot de ontdekking van diverse valse aangiften voor een gemiddeld bedrag van 50.000 tot 250.000 F naargelang de aanpak en de klantenkring van de maatschappij. Een
41
plotse en onverwachte drang om het toch maar even te wagen blijkt soms bij mensen te bestaan van wie je het nooit zou vermoeden... Het is in dit verband belangrijk om op te merken dat de studies die in Zwitserland (Universiteit Freiburg) en Duitsland (Focusmagazine) gevoerd zijn naar wie verzekeringsfraude pleegt uitwijzen dat verzekeringsfraude vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen en relatief meer bij mensen met een hogere opleiding of een hoog salaris dan in de laagste klassen van de bevolking. Een peiling waarover het Franse blad Défis in 1992 berichtte, laat weten dat 44% van de bedrijfsleiders van Franse KMO’s er niet voor terugschrikt om de kostenstaat na een schadegeval te verhogen: 41% geeft lichte overschattingen toe, 3% geeft aanzienlijke verhogingen toe. Nog eens 3% van de ondervraagden bleef liever zwijgen. Empirisch vallen ook in België gevallen op van mensen die als „verwend kind”, of als sportof showfiguur ooit aan „easy money” gewend zijn geraakt, middels verzekeringsfraude hun levensstandaard proberen in stand te houden of gewoon hun verveling proberen te verdrijven. Bovendien is de graad van recidive in verzekeringsfraude bijzonder hoog: wie het een keer met succes geprobeerd heeft, kan niet aan de verleiding weerstaan om het nog eens, en vaak voor een hoger bedrag, te proberen. Begin 1998 verschijnt voor de rechtbank te Toulouse de voormalige verzekeringsagent Jean-Paul G. Op zijn palmares prijken een geveinsd ski-ongeval, de verdachte brand in zijn eerste huisje – die hem de middelen verschafte om een villa te kopen –, en het electrocuteren van zijn tweede vrouw met het oog op de daaraan verbonden verzekeringsuitkering, hetgeen hij aan de speurders bekend heeft. Zijn eerste vrouw blijkt in de vroege jaren ’80 te zijn overleden na een electrocutie toen haar föhn in haar bad was gevallen. Aan zijn carrière als verzekeringstussenpersoon was al een poosje een einde gekomen, wegens klachten van klanten omtrent gesjoemel met hun verzekeringen. Verzekeringen waren dan ook niet de grote passie van Jean-Paul G. die de rijkswachters toevertrouwde dat hij vooral interesse had voor electriciteit en geld. Dit alles wijst er op, dat het besef soms ver te zoeken is dat het „arrangeren” van de omstandigheden of de schadelast om iets
42
„terug te verdienen” aan de verzekering of om het effect van de franchise te compenseren, gelijk staat met fraude, of om het in strafrechtelijke termen uit te drukken tot oplichting of poging tot oplichting. Naast de „grote vissen” uit de georganiseerde misdaad en de dure schadegevallen in de KMO-branche vormen particulieren hierdoor een niet te onderschatten deel van het probleem.
Opletten met „vriendendiensten”! Daarom waarschuwen de verzekeraars met aandrang de verzekerden die bij wijze van „vriendendienst” of tegen betaling verzocht worden om een schadegeval „op hun verzekering te nemen”, een valse verklaring af te leggen, zich te elfder ure als getuige aan te melden, of die ingaan op het voorstel om het bestek op te trekken om de franchise te compenseren. Geen van die truukjes is het waard er een schandelijk strafblad voor te riskeren. Overigens vindt niet iedere vakman het altijd prettig om bestekken en facturen op te maken voor bedragen die hoger uitvallen dan wat hem werkelijk betaald wordt: de verzekerde omzeilt daarmee het effect van de franchise, maar de hersteller zal belast worden op een aangegeven omzet die hoger ligt dan de werkelijkheid. Vandaar dat de loodgieter of glazenmaker veel minder te vinden is voor gesjoemel dan menig kandidaat-fraudeur vermoedt.
FRAUDE BINNEN DE SECTOR
Verzekeringsfraude betreft haast per definitie toestanden waarbij de verzekerde of andere belanghebbenden misbruik willen maken van een verzekeringsmaatschappij. Maar het kan ook andersom. Verzekeringen zijn nu eenmaal een sector waar veel geld omgaat én vertonen het unieke kenmerk dat een verzeke-
43
ringsmaatschappij premies int vooraleer zij tot eventuele wederdienst moet overgaan: voor economisten is hier sprake van een „omkering van de productiecyclus”, maar voor malafide ondernemers ligt hier een kans tot gemakkelijk geldgewin. In Noord-Amerika komt het vrij frequent voor dat de toeziende overheid moet ingrijpen tegenover zogenaamde verzekeringsmaatschappijen die in wezen grootschalige oplichtingen zijn en alleen premies binnenrijven voordat ze met de noorderzon verdwijnen. In Europa daarentegen zijn dergelijke toestanden hoogst uitzonderlijk. Het toezicht op de toelatingsvoorwaarden en de wijzigingen in de controle over een verzekeringsbedrijf houdt in dat het haast onmogelijk is om een dergelijke fraude op te zetten. Dank zij het stelsel van wederzijdse erkenning van vestigingsvoorwaarden binnen de Europese Economische Ruimte (net wat ruimer dan de Europese Unie) beschikt de markt over een even hoge graad van veiligheid wanneer het bedrijven betreft die conform de regels verzekeringen vanuit het buitenland aanbieden. Aanbreng van fictieve zaken Zowel binnen de maatschappijen als in het commercieel netwerk en in de expertisewereld gebeurt het af en toe dat iemand zichzelf wil verrijken ten koste van zijn werkgever of dat een tussenpersoon verstrikt geraakt in financiële verliezen die hij probeert goed te maken door de aanbreng van fictieve zaken. Beide vormen van misbruik zijn een zaak van audit en controle binnen de bedrijven. Deze vormen van fraude blijven dikwijls voor de buitenwereld onbekend, zeker wanneer het misbruik in een prille fase opgespoord en stilgelegd wordt. Had het echter een ruimere omvang genomen, dan zullen de bedrogen maatschappijen de zaak wel voor de rechter brengen. Onregelmatigheden met herverzekeringen Fraude komt ook in de herverzekeringsbranche voor, waar het toezicht achterop gebleven is. Het gaat dan om oplichting en niet om het oneigenlijk gebruik van verzekeringscontracten. Bedrijven die zich exclusief op herverzekering toeleggen ondergaan in België geen toezicht, met het gevolg dat enkele dubieu-
44
ze bedrijven zich in ons land zijn komen vestigen. Volledigheidshalve merken wij op, dat „rechtstreekse” verzekeringsmaatschappijen zowel als maatschappijen die naast klassieke verzekeringen, ook herverzekeringen onder hun activiteiten hebben, wel onder het toezicht staan van de controle-overheid. Het faillissement van een trio maatschappijen met als spil het Japans klinkende Dai Ichi Kyoto Re heeft er op gewezen, dat er hier gevaar bestond. Hoewel herverzekeraars verondersteld worden alleen met verzekeraars te werken en deze laatsten als professionnals uit de branche geacht worden te weten met wie ze in zee gaan, blijkt dat dergelijke bedrijven zich ook wel aan rechtstreekse zaken, met name in maritieme aangelegenheden, in de horeca of de handel in edelstenen, willen wagen. De makelaars die hier hun medewerking aan verlenen lopen hoge risico’s zowel inzake hun beroepsaansprakelijkheid als inzake het behoud van hun registratie. De Belgische verzekeringssector heeft al meermaals aangedrongen op een wettelijke regeling van dit probleem en vraagt dat herverzekeraars die zich in België willen vestigen aan een minimale controle onderworpen zouden zijn, waarmee alvast de identiteit van de aandeelhouders en de bedrijfsleiding en de werkelijkheid van hun financiële capaciteit vastgesteld kan worden. Ook parlementaire vragen dringen er op aan, dat de reputatie van België op de financiële markten niet langer door dergelijke gapende lacunes in de wetgeving ondergraven wordt. Een ander dossier, dat van Equisure, heeft gewezen op de mogelijkheid dat een herverzekeringsmaatschappij – weerom met zetel in België – aan beleggers voorgesteld wordt als een schitterende speculatieve opportuniteit. De enige troost in een zaak van vermeende koersmanipulatie is dat in dit scenario niet zozeer verzekeringnemers die veiligheid zoeken, maar eerder speculanten die weten dat zij risico’s nemen (al weten zij niet in welke mate het opgezet spel is) worden beetgenomen.
45
◆
IV. STRAFRECHTELIJKE EN VERZEKERINGSRECHTELIJKE SANCTIES ◆ STRAFRECHTELIJKE SANCTIES
Verzekeringsfraude komt niet als dusdanig in de Strafwet voor. De fraudeur kan zich echter niet verschuilen achter het principe dat er geen misdrijven zijn dan deze die in de wet voorkomen (nullum crimen sine lege), aangezien een groot aantal bepalingen uit het Strafwetboek vervolgingen wegens verzekeringsfraude kan staven. Wij overlopen hieronder alleen de voornaamste. Belangrijk om weten is dat de Strafwet ook specifieke bepalingen omvat die slaan op de strafbare poging en de strafbare deelneming. De strafbare poging bestaat volgens art. 51 van het Strafwetboek in een begin van uitvoering van een misdaad of wanbedrijf, die uiteindelijk alleen door omstandigheden buiten de wil van de dader om niet tot het beoogde resultaat, de voltrekking van misdaad of wanbedrijf, hebben geleid. De straf op de poging is deze die onmiddellijk lager is dan die gesteld op de misdaad zelf. De strafbare deelneming bestaat in uitlokking en aanzetting, of in hulpverlening en medewerking zodat de misdaad of het wanbedrijf anders niet kon worden gepleegd. De deelnemer hoeft volgens de rechtspraak van het Hof van cassatie niet eens te weten in wiens nadeel het wanbedrijf of de misdaad wordt gepleegd. Wij onderlijnen ook dat naast de klassieke gevangenisstraf en boete, de strafwet ook voorziet in een ontzetting van rechten die onder meer kan leiden tot de ontzetting uit het openbaar ambt voor een periode van vijf tot tien jaar. Tevens kunnen de zaken die gediend hebben tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf, en de opbrengst die er uit voortvloeit, verbeurd worden verklaard.
46
Oplichting Voornaamste daarbij is de oplichting, die behandeld wordt in art. 496. Oplichting slaat op de aanwending van bedrieglijke middelen (arglistigheden, kuiperijen en enscenering) om zich andermans goed toe te eigenen. Er is reeds sprake van strafbare deelneming in hoofde van een mededader wanneer deze laatste niet zelf persoonlijk voordeel uit de fraude haalt, maar wanneer zijn valse verklaringen aan de politie en valse aangifte aan de verzekeringsmaatschappij een derde helpen om zich bedrieglijk bedragen te doen overhandigen. Op oplichting staat een straf van 1 maand tot 5 jaar, een boete van 26 tot 3.000 F (x 200 bijgevolg 5.200 tot 600.000 F) en ontzetting uit rechten. Art. 470 e.v. stellen afpersing strafbaar. In tegenstelling tot oplichting veronderstelt afpersing geweld (dwang) of bedreiging (intimidatie). Afpersing zal dan ook minder vaak voorkomen inzake verzekeringsfraude, maar is niet ondenkbaar. Afpersing wordt bestraft met opsluiting (5 tot 10 jaar cel). Poging tot oplichting wordt bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar, een boete van 26 tot 2.000 F (x 200, bijgevolg 5.200 tot 400.000 F), en ontzetting uit rechten. Valsheid in geschrifte en valse getuigenis Art. 193 tot 214 van het Strafwetboek behandelen de valsheid in geschrifte: het gaat om een vervalsing van de waarheid in een door de wet beschermd geschrift met bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden. Het moet gaan om geschriften met een juridische draagwijdte die van die aard zijn dat de partij aan wie ze worden voorgelegd kunnen gerechtigd zijn er geloof aan te hechten (aantasting van de openbare trouw). De straf beloopt van vijf tot tien jaar opsluiting. Art. 197 bestraft de gebruiker van het vervalste of valse stuk alsof hij de dader van de valsheid was, voor zover de gebruiker te kwader trouw handelde en het oogmerk had om nadeel te berokkenen.
47
Art. 215 tot 226 voorzien in straffen op valse getuigenis en meineed, die variëren naargelang van de vraag of de valse verklaringen in een burgerlijke dan wel in een strafrechtelijke zaak zijn afgelegd, en, in dit laatste geval, naargelang het gaat om criminele, correctionele of politiezaken. De strafwet voorziet, behalve de gevangenisstraffen, ook een geldboete voor wie schuldig is aan valse getuigenis en hiervoor een beloning of zelfs maar een belofte heeft aanvaard. Zo ook stelt de strafwet degene die een getuige aanzet tot een valse getuigenis („de verleider”) strafbaar met dezelfde straffen. Opzettelijke brandstichting Art. 510 tot 520 van het Strafwetboek regelt de gevolgen van brandstichting. De bepalingen slaan zowel op onroerende eigendommen als op bepaalde roerende goederen en maken een onderscheid naargelang de omstandigheden. Zo zal opzettelijke brandstichting des te zwaarder bestraft worden – en oplopen tot levenslange dwangarbeid – naarmate de brandstichting bij nacht gebeurde en de dader behoorde te vermoeden dat er personen aanwezig waren in het in brand gestoken gebouw. Brandstichting door de eigenaar zelf of voor diens rekening is strafbaar bij bedrieglijk of kwaad opzet van de dader. Op poging tot brandstichting staat een gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en een geldboete van 26 tot 200 F (x 200, dus 5.200 tot 40.000 F), plus eventueel ontzetting van rechten conform art. 33 van het Strafwetboek. De tabel in bijlage wijst op de strafmaat die in de verschillende gevallen van brandstichting geldt. GEVOLGEN OP VERZEKERINGSGEBIED
Verzekeringsfraude leidt niet alleen tot strafrechtelijke sancties. Nog vooraleer er sprake is van het indienen van een klacht zal de verzekeraar de sancties toepassen die de wet op de Landverzekeringovereenkomst (wet van 25 juni 1992) voorschrijft en het fraudegeval in het Datassur-bestand opnemen. Met andere woorden: ook wanneer er geen klacht wordt ingediend, zullen onderstaande reacties van toepassing zijn.
48
Wet op de landverzekeringsovereenkomst: nietigheid en opzeggingsrecht De bepalingen van de wet van ’92 maken een duidelijk onderscheid tussen fraude en gewone vergissingen vanwege verzekerden die te goeder trouw handelen: bij onopzettelijke tekortkomingen geldt een milde sanctie, in tegenstelling tot de vroegere wet die minder gevoel voor nuances aan de dag legde. De nieuwe wet blijft echter streng in geval van fraude. Haar bepalingen terzake slaan, in navolging van het rechtsbeginsel „fraus omnia corrumpit”, op het bedrog vanwege de verzekeringnemer zowel bij het beschrijven van het te verzekeren risico als bij het melden van schade. Artikel 6 van de wet verklaart de polissen nietig wanneer er opzettelijke verzwijging of vervalsing is geweest van gegevens die de verzekeraar nodig heeft om het risico correct in te schatten. De verzekeraar mag de reeds betaalde premies in dit geval behouden. Artikel 8 van de wet stelt dat de verzekeraar niet tot uitkering gehouden is ten aanzien van degene die een schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt. Artikel 21 van de wet voorziet hetzelfde wanneer de verzekerde met bedrieglijk opzet zijn verplichtingen inzake de tijdige melding van het schadegeval en voorkoming van de verergering van de schade niet is nagekomen. In vrijwel alle gevallen zal de verzekeraar bovendien gebruik maken van de mogelijkheid tot opzegging na schadegeval (behandeld in artikel 31), niet alleen wanneer hij met zekerheid fraude vaststelt, maar ook bij ernstige vermoedens die de vertrouwensrelatie met de verzekerde ondermijnen. Opname in het Datassur-bestand: gevolgen bij het aangaan van verzekeringen en bij het melden van schade De sancties in verband met de toepassing van het contract zijn niet de enige gevolgen op verzekeringsgebied. Fraudeurs – maar ook andere personen met wie de verzekeringsrelatie om gewich-
49
tige redenen wordt beëindigd – komen immers voor tien jaar in het Datassur-bestand terecht voor zover de betrokken maatschappij, zoals de meeste verzekeraars, toegetreden is tot dit samenwerkingsverband. Dit houdt in dat de verzekeraar bij wie hij achteraf polissen zou willen afsluiten het middel heeft om na te gaan of de antwoorden op het verzekeringsvoorstel wel de waarheid weergeven, en om de nodige waakzaamheid aan de dag te leggen in zijn acceptatiebeleid. De kandidaat-verzekeringnemer zal in voorkomend geval nadere uitleg moeten verstrekken over de omstandigheden van het geval dat hem een vermelding in dit bestand heeft opgeleverd. De opname in het Datassur-bestand laat de andere verzekeraars ook toe om bij aangifte van schade door dezelfde persoon met de nodige alertheid te reageren. SANCTIES TEN AANZIEN VAN VERZEKERINGSTUSSENPERSONEN
De wet op de verzekeringsdistributie (wet-Cauwenberghs) van 1995 legt de voorwaarden vast tot inschrijving van makelaars en andere tussenpersonen in het register van de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV). Artikel 10, 3° van de wet stelt dat de betrokken verzekeringstussenpersoon, om in het register te worden ingeschreven, een voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid moet garanderen. De bedoeling van de wetgever was dat „al wie bij de verzekeringsbemiddeling betrokken was, voldoende achtbaar moest zijn op beroepsgebied ongeacht of hij als zelfstandige of als werknemer deze beroepsactiviteit uitoefende”. In de rechtsleer wordt het standpunt gevolgd van de Commissie voor Verzekeringen, dat bepaalde misdrijven die een belemmering scheppen voor de vertrouwensrelatie tussen de verzekerde en de verzekeringstussenpersoon ook een uitsluitingsgrond moeten vormen. Dit is o.m. het geval bij valsheid in geschrifte, oplichting, misbruik van vertrouwen. Artikel 15 § 1, 1° van de Wet bepaalt de strafmaat op een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en een geldboete van 200 tot 2.000 frank (steeds vermenigvuldigd met 200 opcentiemen).
50
◆
V. WAT DOEN DE VERZEKERAARS OM FRAUDE TE VOORKOMEN? ◆
Bij het voorkomen van verzekeringsfraude worden zowel „klassieke” als nieuwe middelen ingezet. De klassieke middelen zijn traditioneel meer van individuele aard; de nieuwe berusten in grotere mate op medewerking onder maatschappijen op landelijk en internationaal niveau. Alvorens deze verweermiddelen te bespreken moet de aandacht naar de meest elementaire vorm van preventie van fraude gaan: het beginsel dat verzekering berust op het uiterste vertrouwen (de „uberrima fides” waar de Engelsen zo graag naar verwijzen) dat wederzijds tussen de partijen moet gelden. Het woordje wederzijds is zeer belangrijk. De oudste levensverzekering die bewaard gebleven is, werd in op 18 juni 1583 voor een looptijd van twaalf maanden afgesloten door zestien underwriters op het hoofd van ene William Gibbons of Gybbons. Het document besluit met de woorden „moge God de voornoemde William Gibbons zegenen met gezondheid en een lang leven”. William Gibbons kwam één week voor de verjaardag van de inwerkingtreding van de polis te overlijden. De verzekeraars weigerden echter tot betaling over te gaan en voerden aan dat er gerekend moest worden met twaalf maanden van 28 dagen volgens de maankalender en niet de langere maanden van de burgerlijke kalender. Het Hof weigerde dit standpunt te volgen en legde de regel vast dat dubbelzinnigheden in een contract tegen degene die het heeft opgesteld geïnterpreteerd moeten worden, een beginsel dat vandaag nog geldt en in geval van twijfel in het voordeel van de consument speelt. Wat wij met dit historisch voorbeeld willen illustreren is dat wanneer verzekeraars schadevergoedingen aanbieden die ver beneden de werkelijk verschuldigde bedragen liggen terwijl zij dit goed beseffen, zij een verkeerd beeld schetsen van de producten die zij aan de man brengen, en zij het publiek in evenredige mate aanzetten om zonder wroeging hetzelfde te doen: omstandigheden van de schade naar hun hand zetten, aangifte
51
opwaarderen, enzovoort. Er dreigt zich een vicieuze cirkel te ontwikkelen als de maatschappij er niet voor zorgt dat er een schaderegelingsdeontologie in het bedrijf gedefinieerd wordt, deze filosofie ook in de praktijk toegepast wordt, controlemechanismen dit effectief volgen, of mogelijkheden tot toetsing bestaan via een klantendienst, de tussenpersoon of een ombudsdienst om bij het vermoeden dat een consument onfair behandeld is, toe te zien dat hij hoe dan ook krijgt waar hij recht op heeft. Hetzelfde geldt bij de aanvaarding van risico’s: meer dan één makelaar heeft de overtuiging dat wanneer hij iedere verzekerde zou aanzetten om de risico’s met de grootste openheid aan de verzekeraar aan te geven, de verzekeraars niet zouden weten wat met deze informatie te doen en een onredelijk aantal aanvragen zouden weigeren omdat er bijvoorbeeld te lezen staat dat een automobilist regelmatig een electrocardiogram ondergaat. Streeft de sector inderdaad een volledige en oprechte beschrijving van het risico na, dan moet hij ook kunnen waarborgen dat hij er zelf op een volwassen manier mee kan omgaan. PREVENTIE BIJ HET ONTWERPEN VAN DE VERZEKERINGSCONTRACTEN
Of een verzekeringscontract al dan niet fraudegevoelig is, hangt af van de manier waarop het ontworpen is. Spijtig voor de consument is het wanneer een product dat wel degelijk aan een behoefte beantwoordt, van de markt gehaald moet worden wegens te veel misbruik. Tot voor enkele jaren kon men een tijdelijke omniumverzekering voor de vakantie afsluiten. Wellicht zullen sommige bestuurders die voor het eerst op Engelse wegen reden, het nut van deze verzekering hebben ondervonden. Inmiddels is dit product zo goed als doodgefraudeerd. Wij overlopen hieronder enkele technieken om verzekeringsproducten zo fraudebestendig mogelijk te maken. Het is wellicht niet verstandig polissen te ontwerpen die de verzekerde uitnodigen tot oneerlijk gedrag, zelfs zonder dat het tot bewuste fraude komt. Tal van patiënten en dokters hebben geleerd dat een kleine interventie in de huisprak-
52
tijk van de arts de patiënt meer kost dan wanneer dezelfde tussenkomst in de kliniek plaatsvindt en de patiënt in deze omstandigheden kan terugvallen op een polis die pas tussenkomt als er sprake is van opname in een ziekenhuis. De patiënt is er goedkoper van af, voor de dokter maakt het niet zo’n verschil uit, het ziekenhuis optimaliseert zijn eigen cash flow: alleen de sociale zekerheid en de verzekeraar ondergaan de gevolgen van een gedrag, dat velen niet eens als misbruik zullen ervaren.
Franchises of vrijstellingen Iedere verzekeraar weet dat de kans op schade bij contracten zonder franchise – sommigen verkiezen de uitdrukking „vrijstelling” of nog „eigen risico” – of met een lage franchise onevenredig hoger ligt dan wanneer de verzekerde zelf voor een belangrijk bedrag betrokken is bij mogelijke schade. De ervaring in de zogenaamde „familiale” verzekering wijst er op, dat het opgeven van vergoeding voor bagatelschade niet alleen het aantal aan te leggen dossiers sterk beïnvloedt, maar bovendien ook nog kostenbesparend werkt doordat er relatief minder steekproefcontroles moeten plaatsvinden. Bovendien bespaart de maatschappij zich op die manier de ergernis van de eerlijke verzekerde die in een dergelijke controle een halve verdenking zou zien. Waar vroeger tal van broodroosters en diaprojectoren op kosten van de verzekering vervangen werden – wie kwam immers nakijken of het goed inderdaad door de onvoorzichtigheid van een bezoeker gevallen, dan wel gewoon versleten of verouderd was – is dit soort schade-aangifte niet langer een last voor de gemeenschap van de verzekerden. Toch is het zo dat het invoeren van een franchise averechtse gevolgen kan hebben, wanneer de verzekerde bij een schadegeval niet kan verkroppen dat een deel van de herstellingskosten hem ten laste blijven. Sinds de invoering van een verplichte en
53
niet-afkoopbare franchise in de brandverzekering (eenvoudige risico’s) hebben heel wat loodgieters, glazenmakers, en dakwerkers het verzoek gekregen om hun offerte zo op te stellen, dat de klant er het effect van zijn franchise mee annuleert. Dit soort misbruik is wel mogelijk wanneer de franchise beperkt blijft tot een laag bedrag, wat in casu wel het geval is: een bedrag van 7.000 F toevoegen aan een gemiddelde schadelast van 65.000 F voor de waarborg „brand” valt niet altijd op: daarom hebben de verzekeraars er misschien belang bij de toepassing van hogere franchises aan te moedigen, wat voor de verzekerde meteen een aardige premiebesparing oplevert. Ook de tussenpersoon, die soms bezwaren heeft tegen de inkomensderving die het gevolg is van een lichtere premie, zou moeten overwegen of een beleid waarbij franchises aangemoedigd worden op de langere termijn geen investering in de relatie met de klant en in het verlichten van zijn eigen schaderegelingstaken uitmaakt. Bonus/malus en no claim-formules Naast de franchise kan ook het oplopen van een malus of het verliezen van een no claim-korting een gezond effect sorteren. Zoals bekend is het bonus/malusstelsel tot hiertoe verplicht inzake bepaalde categorieën van voertuigen in de branche BA-Auto. Vergelijkbare stelsels worden ook in de omnium of materiële schade-verzekering voor voertuigen gehanteerd, hoewel de verzekeringsmaatschappijen in deze branche een ruime vrijheid genieten. Minder bekend is dat no claim-kortingen ook in andere branches die aan het brede publiek worden aangeboden, met name in de brandverzekering, mogelijk zijn en met succes worden toegepast. Het is daarentegen moeilijker om dergelijke technieken toe te passen in branches waar de schadefrequentie zeer laag ligt, zoals in de verzekering BA – Privé-leven of „familiale” aansprakelijkheidsverzekering. Verplichting om klacht in te dienen In een groot aantal polissen wordt de verzekerde verplicht om bij diefstal of verlies een proces-verbaal te laten opstellen door politie of rijkswacht. Dergelijke verplichting heeft uiteraard een drempelfunctie en verhoogt ook het risico wanneer een derge-
54
lijke verklaring vals blijkt. Toch ervaren politiediensten in vakantiegebieden dat toeristen er niet voor terugschrikken om hen lastig te vallen met valse aangiftes bedoeld om het vakantiebudget weer in evenwicht te brengen; bijgevolg weigeren ze vaak om zonder nadere controle het gevraagde getuigschrift af te leveren. Sociale controle Maatschappijen kunnen ook hulp vinden in sociale controle. Bij de verzekering van duurdere fietsen tegen diefstal is er sprake van een „moreel risico” als de verzekering met een onbekende particulier wordt gesloten, maar is de kans kleiner dat misbruik gepleegd wordt wanneer de schade-aangifte langs een wielertoeristenclub moet verlopen. Hetzelfde geldt voor maatschappijen die een kleine markt hebben behouden, waar het samenhorigheidsgevoel sterk is: een aantal kleinere maatschappijen, zowel onderlinge als „klassieke” maatschappijen, geniet zo een van de voordelen van een zekere kleinschaligheid. Een anoniem bedrijf om de tuin leiden is gemakkelijker dan bij wijze van spreken je buurman misleiden, en de verstoting uit een maatschappij die eigen is aan je vakgebied kan zeer ongelegen zijn, zeker wanneer er weinig andere maatschappijen ten aanzien van de betrokken categorie werkzaam zijn. Verplichting tot inlevering van het beschadigde goed De contracten kunnen ook uitdrukkelijk eisen dat de schadelijder het beschadigde goed aan de verzekeraar bezorgt. Voor de invoering van de franchise in de „familiale” verzekering zamelde een maatschappij brillen en huishoudapparaten in liever dan blindweg alles terug te betalen wat geclaimd werd. In dezelfde geest kan de verzekeraar in de polis eisen dat de autosleutels hem in geval van diefstal overhandigd moeten worden. Het invoeren van een inschrijvingsbewijs in twee luiken moet op dit punt ook tot minder fraude inzake autodiefstal leiden. Vergoeding in natura eerder dan in speciën Het hanteren van prestaties in natura eerder dan in contanten sluit misbruik eveneens uit. Een nieuwe fiets – maar geen geld – in geval van diefstal is een formule die de vrijheid van de consument een beetje beperkt, maar voordelen oplevert wat de
55
moraliteit betreft (en ze krijgt ook de steun van de winkelier!). Herstelling in natura van glasschade in de autobranche is een hulp in een sector, waar vroeger veel sprake was van vervanging van standaardruiten door betere producten of financiering van onderhoud aan de auto door valse aangifte. Ook bij kleinere schade aan gebouwen kan het een stuk schelen als de verzekeraar eerder een erkend vakman uitstuurt dan wanneer hij een moeilijk te controleren bestek honoreert. In het Verenigd Koninkrijk is op een paar jaren tijd een hele markt tot stand gekomen voor de vervanging van huishoudapparatuur en audio/videotoestellen. In zijn editie van 17 juli 1997 raamt het vakblad Post Magazine deze sector op 40 miljoen pond sterling, omgerekend liefst 2,6 miljard F. Eens te meer ging het er de Britse verzekeraars om fraude minder interessant te maken door te vermijden dat er geld op tafel komt, en te voorkomen dat afspraakjes worden gemaakt met de plaatselijke electrohandel om de factuur wat op te drijven. Bovendien konden de verzekeraars met een dergelijk systeem besparen op de prijzen in de kleinhandel door rechtstreeks en op jaarbasis voor behoorlijke hoeveelheden in de groothandel te kopen, en kan het aan huis bezorgen van het vervangingstoestel het imago van de verzekeraar bevorderen. Maar niet alle consumenten laten zich even graag in deze passieve rol dringen en de mogelijkheid bestaat om wat hen betreft te werken met aankoopbonnen die gelden in voldoende vertakte ketens waar de verzekeraar een akkoord mee afsluit. Een bedrijf uit Swansea, Wheelies Direct, biedt dezelfde aanpak aan inzake fietsen: bij de schade-aangifte maakt het onmiddellijk uit of het model vervangen kan worden door hetzelfde type of een model dat dezelfde kenmerken vertoont en zorgt het voor levering van de nieuwe fietsen binnen een termijn die vaak niet meer dan 48 uur vanaf schademelding bedraagt. Hetzelfde geldt voor de „salvage” of beredding na brand. Een snel en alert optreden van de verzekeraar werkt kostenbesparend niet alleen omdat zeer vroeg ingegrepen wordt om enige verergering van de schade te voorkomen en de verzekerde zo snel mogelijk weer voort te helpen, maar ook omdat een optreden van bij het gebeuren van de brand zelf uitsluitsel kan bieden in verband met de omstandigheden en oorzaken van het schadegeval. Beheer vanuit een bureau, op grond van latere
56
expertenverslagen maakt het verdraaien van de aard van de schade gemakkelijker. Verrijking van de verzekerde bij schade vermijden Op dezelfde manier kan een polis die voorziet in een vergoeding die meer bedraagt dan de verkoopwaarde van een goed, leiden tot een valse schade-aangifte aangezien die meer opbrengt dan het goed eigenlijk waard is. De wet van 25 juni 1992 beperkt inzake brandverzekering (eenvoudige risico’s: woonhuizen, winkels, kleine horeca enz...) wel de mate waarin de verzekeraars het recht hebben om in hun polissen te voorzien in een lagere uitkering als de verzekerde het gebouw niet wederopbouwt, herstelt of vervangt. Zij beperkt dit verschil tot maximum 20%. De verzekeraars hebben er bij de eerste publicatie van deze regel (in 1988) op gewezen, dat zij de fraudepreventie enigszins tegenwerkt, maar de overheid wou kennelijk een evenwicht bereiken tussen sanctie en mogelijk onrecht tegenover iemand die te goeder trouw maar om redenen die hem eigen zijn de uitkering op een andere manier wil besteden. Inzake speciale risico’s (hoofdzakelijk industriële vestigingen) blijft de mogelijkheid wel bestaan om een groter verschil te hanteren, maar kleine handelszaken, afgedankte gebouwen die voor een peulschil gekocht worden door louche huisjesmelkers en andere gevoelige risico’s die technisch als eenvoudige risico’s beschouwd worden, genieten dank zij de wet een voorrecht dat niet altijd terecht is. Wat de eigen woning betreft zijn er minder problemen en kunnen de verzekeraars de regel zonder extra voorbehoud aanvaarden. In sommige andere Europese landen beperken de verzekeraars de vergoeding tot de verkoopwaarde, wanneer niet tot heropbouw wordt overgegaan. PREVENTIE IN DE ACCEPTATIEFASE
In dit verband is het voor de verzekeraar aangewezen om voldoende waakzaam te zijn bij het onderschrijven van risico’s zodat hij niet achteraf gekweld is met vermoedens, tijdrovende
57
onderzoeken en een gedrag dat zijn commerciële reputatie uiteindelijk ondergraaft. Vandaar dat de maatschappijen selectief moeten zijn bij het verwerken van verzekeringsvoorstellen en dat zij vragen moeten stellen die hen het nodige inzicht geven in de aard van de zaken die zij aanvaarden. Wanneer in een formulier een gevoelige vraag onbeantwoord is gebleven, moet de maatschappij het geduld opbrengen om uitsluitsel te krijgen vooraleer de dekking ingaat. Deze zorg kan zeer elementair zijn: – bij het verlenen van een omniumverzekering voor een auto die niet nieuw meer is, is het handig om foto’s of een expertiseverslag te eisen; – ondanks aandringen van de verzekeringnemer is het niet verstandig om op vrijdagavond een onmiddellijk ingaande verzekering te verlenen voor een gevoelig risico; – het is aangewezen om de identiteit na te gaan van de persoon die zich op een medische controle aanmeldt. Er zijn misbruiken met zowel gezonde plaatsvervangers die zich als kandidaat-verzekerde aanmelden als zieke of gewonde plaatsvervangers als het op een uitkering aankomt. PREVENTIE BIJ SCHADEREGELING
De interne of externe onderzoeksdiensten hanteren „knipperlichten” die hen aanzetten tot nader speurwerk. Wanneer na een autodiefstal de verdwenen auto teruggevonden wordt op een vergeten plekje ergens in het buitenland, op een afstand die groter is dan de afstand die de auto met een volle tank had kunnen afleggen en dat niets er op wijst dat het reservoirslot is geforceerd, ligt het voor de hand dat een en ander aanleiding kan geven tot vragen en nazicht van het aangemelde scenario. Eigen onderzoek De meeste maatschappijen beschikken over eigen onderzoeksdiensten die instaan voor allerhande toedrachtsonderzoeken, en binnen het bestek van deze opdracht onder meer in verdachte zaken dieper gaan graven. Zij staan in voor de noodzakelijke dosis scepsis die de maatschappij in huis moet hebben zonder
58
in paranoia te vervallen. Langs de andere kant moet het ook duidelijk zijn dat niet elk toedrachtsonderzoek mogelijke fraude op het oog heeft. Deze medewerkers moeten in voorkomend geval beantwoorden aan de voorwaarden die de wetgeving op privé-detectives (Wet van 19 juli 1991) voorschrijft. Dit houdt in dat „gewone” schaderegelaars informatie mogen inwinnen bij de personen die bij de toepassing van het verzekeringscontract betrokken zijn, maar niet bij derden. Wanneer een medewerker van een verzekeringsmaatschappij daarentegen bijvoorbeeld aan buurtonderzoek wil doen, zal hij daartoe gemachtigd moeten zijn, hetgeen een aantal verplichtingen met zich meebrengt qua registratie, opleiding en manier van werken. Inmiddels bestaan er opleidingen die specifiek gericht zijn op het onderzoekswerk dat eigen is aan verzekeringen en meer bepaald verzekeringsfraude, een toepassingsgebied dat niets te maken heeft met het schaduwen van een aanstaande schoonzoon of een misschien niet echt betrouwbare handelsvertegenwoordiger, om maar te zwijgen over het soort zaken waar de detectives uit de feuilletons zich mee bezig houden. Extern onderzoek De maatschappijen kunnen ook externe specialisten (lees: niet aan de maatschappij gebonden detectivebureaus) inschakelen, bijvoorbeeld voor schadegevallen in het buitenland. Gericht onderzoek leidt, in functie van de gehanteerde criteria, tot een proportie van 20 tot 60% gevallen van bewezen fraude. Iedere dag worden er in de grotere maatschappijen meerdere enquêtes ingesteld, die op jaarbasis goed zijn voor 1,5 miljard F besparingen. Expertise In dit verband moet aangestipt worden dat de taak van de expert zich niet tot fraude-onderzoek in de bredere zin van het woord, inclusief buurtonderzoek bijvoorbeeld, mag uitbreiden. Hiervoor is immers een erkenning als privé-detective nodig. Een aantal experten heeft deze stap wel gezet, en hoort zich dan aan de regels die voor dat beroep gelden te houden. Wat hun collega’s betreft die hun werkgebied beperken tot expertise in de strikte
59
zin van het woord, blijft het beginsel gelden dat wanneer een expert bij het nagaan van de feiten waarvoor zijn deskundig advies gevraagd wordt vermoedens van fraude zou koesteren, hij dit soort onderzoek overlaat aan een daartoe gemachtigde persoon. Op die manier blijft ook de taak van de expert ten aanzien van de buitenwereld duidelijk: het gaat er hem uitsluitend om schade vast te stellen, te begroten en de oorzaak van het schadegeval technisch te analyseren. Hetgeen niet belet dat, wanneer een expert benzinesporen aantreft in een dieselauto die uitgebrand is of vaststelt dat alle toebehoren van enige waarde voor het schadegeval waren verwijderd, er een belletje gaat rinkelen en hij er in zijn conclusies melding van maakt. Verzekeringsmaatschappijen zullen er dus zorg voor dragen hun experten attent te maken op het feit dat zij een zeer belangrijke rol vervullen bij het aanleggen van het dossier waar de maatschappij over zal moeten oordelen. De deskundige zal bijgevolg de te onderzoeken feiten met de nodige ernst moeten analyseren en mag in geen geval tevreden zijn met het neerpennen van de versie die hem wordt voorgeschoteld door de partij die de claim indient. Hetgeen hier gezegd is met verwijzing naar de autoverzekering geldt tevens ten aanzien van de adviserende geneesheren, die de nodige tijd moeten nemen om de klachten van het slachtoffer voldoende grondig te onderzoeken, vroegere certificaten vanuit een kritische invalshoek te bekijken of voorbehoud te maken omtrent punten waar zij onvoldoende zekerheid over hebben. Dergelijke expertises zijn immers te belangrijk om ze als administratieve routine af te handelen op het kwartiertje dat ervoor wordt voorbehouden in de agenda. Bij wijze van steekproef kunnen de maatschappijen ook verdachte expertises laten overdoen om mogelijke medeplichtigheid uit te sluiten. Relaties met tipgevers De relaties die verzekeraars met tipgevers onderhouden verdienen in deze context nadere uitleg. Het is namelijk zo dat verze-
60
keraars net als de politie weten dat het uitloven van een beloning aan een tipgever kan leiden tot het achterhalen van de ware toedracht van een verdacht schadegeval, tot het terugvinden van vermiste goederen en tot het identificeren, aanhouden en vervolgen van daders. Misnoegde ex-medeplichtigen, afgedankte liefjes of personen die toevallig cafépraat hoorden en andere getuigen blijken soms zeer nuttige bronnen voor verzekeraars of politie. Anderzijds moeten de verzekeraars ook vermijden om verstrikt te geraken in de spelletjes van malafide helpers: het verhaal is bekend van een groepje dat zeer sterk was in het terugvinden van gestolen auto’s tot bleek dat het geen toeval was als de leden wisten waar ze de gestolen auto’s moesten zoeken: ze hielden zich bezig met het „verplaatsen” van auto’s en op de duur was er geen sprake meer van een „vindersloon” maar van losgeld of afpersing. Daarom leven de verzekeraars in overleg met de politiekorpsen en de magistratuur een aantal basisregels na wanneer het om tipgeldregelingen gaat: – er wordt niet gewerkt met anonieme tipgevers; – de informant mag niet in de misdaad betrokken zijn; – de informant moet bij de politie bekend zijn; in voorkomend geval zal de verzekeraar zijn identiteit aan de politie melden; – de informatie moet leiden tot de effectieve recuperatie van de vermiste goederen; – de beloning moet beneden een bepaald bedrag blijven, zowel in percentage van de waarde van de vermiste goederen als in absolute cijfers; – de beloning moet langs of onder toezicht van de politie uitbetaald worden. De verzekeraars blijven, althans in België, uiterst terughoudend en willen zeker geen aanleiding geven tot het ontstaan van een nieuwe „business”. Zij volgen het voorbeeld van andere landen niet, waar de advertentierubrieken van de zaterdagkranten lange
61
lijsten van vermiste auto’s bevatten, met kentekennummer en beschrijving van de voornaamste kenmerken. Zij kunnen evenmin als hun buitenlandse collega’s begrip opbrengen voor een beslissing zoals die van de Hoge Raad in Nederland, die eind ’96 naar aanleiding van een conflict tussen een premiejager en een verzekeringsmaatschappij stelde dat een vinder hoe dan ook recht heeft op een „redelijke beloning” tenzij er sprake was van fraude of de verzekeraar het vermiste goed reeds zelf op het spoor was. Sensibilisering van het commercieel net Het commercieel beleid van de maatschappij is ook geëvolueerd van kwantiteit naar kwaliteit. Waar verkopers en tussenpersonen vroeger gewoon op de omzet beloond werden, wordt nu meer en meer rekening gehouden met de schadelast, zodat zij minder betrouwbare risico’s afwijzen. EERSTE SECTORIËLE MAATREGELEN IN DE JAREN ’80
Naast deze vrij klassieke maatregelen die hoofdzakelijk op het niveau van elke onderneming afzonderlijk genomen worden, is de jongste jaren meer aandacht besteed aan gezamenlijke inspanningen van de hele verzekeringssector binnen België en over de grenzen heen. Specifieke acties inzake brandstichting: Arson Zo nam de BVVO reeds in de eerste helft van de jaren ’80 het initiatief tot een specifieke opleiding van experten die bij (zwaardere) brandgevallen de juiste toedracht van het schadegeval moeten opsporen. Hierbij werd o.m. uitgegaan van de know-how die in de Verenigde Staten beschikbaar was inzake forensisch onderzoek naar brandoorzaken onder de naam „Arson-programma’s”. Arson for profit of brandstichting met winstbejag was er in de jaren ’70 uitgegroeid tot een zware verliespost voor de verzekeraars als gevolg van de medewerking die zij verleenden aan het behoud van de verzekerbaarheid van achterbuurten die zij
62
in normale omstandigheden niet zouden hebben verzekerd. Vanuit de politieke wereld werden zij onder druk gezet om toch dekking te verlenen om de stadskernen hoop op nieuw leven te geven. Deze dekking gold voor een waarde die boven de waarde op de vastgoedmarkt lag, zodat het FAIR-plan (Fair Access to Insurance Requirements) aanleiding gaf tot een crimineel probleem. Daarom werden nieuwe maatregelen genomen om brandstichting tegen te gaan en werd brandstichting federaal tot „level one” misdrijf geherwaardeerd. Het probleem met brandstichting is dat de brand zelf veel sporen uitwist. In België nam de BVVO in 1986 het initiatief tot de oprichting van Arson Prevention Clubs in zowel het noorden van het land (Flanders Arson) als in het zuiden (Arson Prevention Club sud). Zij hebben als doelstelling het gezamenlijk zoeken naar de beste middelen en methodes om brandoorzaken te herkennen en zodoende bij te dragen tot de brandpreventie. Hiertoe voeren de Arson Clubs acties inzake voorlichting, opleiding en onderzoek via technische en wetenschappelijke werkgroepen. Naast verzekeraars en experten vindt men in Arson nog artsen en advocaten, herverzekeraars en universitaire laboratoria, enz. De overheid is in Arson vertegenwoordigd langs de magistratuur, de gerechtelijke politie, de brandweerkorpsen en de BOB. Voor ondersteuning kan Arson uiteraard terecht bij de Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen Brand en Binnendringing (NVBB) en het krijgt bovendien ook de hulp van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie en, wat Wallonië betreft, het ISSeP of wetenschappelijk instituut van de openbare sector. Zo weet Arson een programma aan te bieden van studies en conferenties. Arson Sud geeft sinds kort het tijdschrift „Plein Feu” uit, dat eveneens de samenwerking van de NVBB geniet. Het belicht onderwerpen als de strijd tegen brandstichting, het gebruik van boekhoudkundig onderzoek om fraude op te sporen en de misdrijven op de kunstmarkt. Instellen van een Fraudecommissie Tegelijkertijd zag binnen de BVVO een fraudecommissie het daglicht.
63
De eerste maatregel die zij nam, bestond in de aanwijzing van een fraudecorrespondent in iedere maatschappij: op die manier wisten de betrokken schaderegelaars met wie zij contact moesten opnemen bij andere maatschappijen waarvan de naam voorkwam in een verdacht dossier. Even belangrijk was haar bijdrage tot de opleiding van de schadebeheerders (publicatie van een handboek over de juridische en meer bepaald strafrechtelijke aspecten van verzekeringsfraude, identificatie van „knipperlichten” die in bepaalde branches tot bijkomend onderzoek moeten aanzetten, suggesties in verband met de opmaak van de aangifteformulieren). Zij organiseerde tevens de uitwisseling van ervaringen waardoor de maatschappijen meer inzicht kregen in de fraude. Autodiefstal kreeg toen al een aparte behandeling waarbij met de internationale vertakkingen van de autozwendel rekening is gehouden: niet alleen werden met de rijkswacht afspraken gemaakt omtrent de aanmelding van het terugvinden van gestolen auto’s, maar ook werden toen al contacten gelegd met de overheid in de aangrenzende landen. Een studie naar computerfraude in de verzekeringsbranche leverde in die periode reeds inzicht in het beleid dat de bedrijven dienden te voeren om hun netwerken tegen ongewenste inbraak te beveiligen. De verzekeraars wisselden toen reeds inlichtingen uit naar aanleiding van schadegevallen die het vermoeden deden rijzen dat dezelfde schade dubbel geclaimd was of dat de betrokkene in andere maatschappijen fraude had gepleegd. Dat soort contacten onder collega’s, rondvragen bij andere maatschappijen en de bestanden die toen werden aangelegd waren van een andere tijd en passen helemaal niet in het „open vizier”-beleid dat de verzekeraars tegenwoordig voeren. PRIORITAIR ACTIEPLAN – VANAF 1993
In 1993 werd het sein op groen gezet voor een sectorieel fraudebeleid dat berust op een globale en systematische aanpak van deze plaag. Eerst de daden, dan de woorden, luidde de overtuiging van de sector die eerst tastbare bewijzen van de wil van de maatschappijen om fraude uit te schakelen in handen wilde hebben, alvorens er openlijk mee naar buiten te treden. Intussen
64
zijn de verzekeraars behoorlijk gevorderd. De hieronder vermelde maatregelen zijn alle reeds in voege getreden. Een stand van zaken van de inspanningen van de jongste jaren. Studie en analyse als basis voor een coherent beleid Vooreerst mobiliseerde de BVVO haar branche-afdelingen opdat er in iedere sector onderzocht zou worden welke vormen van fraude er voorkwamen en hoe deze te voorkomen. Naast deze „verticale” aanpak voerde de Commissie Fraude een „horizontaal”, branche-overschrijdend beleid om: – verder te gaan met de reeds bestaande maatregelen (algemene maar ook op de verschillende branches gerichte opleiding voor commerciële diensten en schadebeheerders, speciale opleiding in boekhoudkundige techniek als opsporingsmiddel, updaten lijsten „knipperlichten”), – de collectieve bestanden te vervangen door een nieuwe en open structuur, en – nader overleg te plegen met de overheid, zowel wat het vermijden van fraude betreft (controle op autopapieren en wrakkenhandel) als inzake opsporing en bestraffing. Vervolgens zorgde de commissie voor een betere wisselwerking onder betrokkenen door: – de contacten onder fraudecorrespondenten in de maatschappijen verder aan te moedigen (meer bepaald wanneer sprake is van ernstige vermoedens in een zaak waarbij meerdere maatschappijen betrokken kunnen zijn), – de recherchediensten te wijzen op de gesprekspartners die hen vanuit de maatschappijen aan relevante informatie kunnen helpen, en – de speurders van de verschillende politiediensten in te wijden in de knepen van de verzekeringstechniek, opdat zij een beter inzicht zouden hebben in de desbetreffende vormen van criminaliteit. De BVVO organiseerde in dit verband enkele druk bijgewoonde studiedagen voor politie, rijkswacht en gerechtelijke politie, in samenwerking met het Vast
65
Secretariaat voor het Preventiebeleid (VSPP), dat ressorteert onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Omgekeerd stelde de Rijkswacht de namen van correspondenten of meldpunten ter beschikking van de verzekeraars, terwijl in iedere maatschappij een of meerdere politiecorrespondent(en) werd(en) aangewezen. Datassur Vanuit de verzekeringssector werd een economisch samenwerkingsverband georganiseerd dat losgekoppeld is van de BVVO en dat instaat voor het beheer van gemeenschappelijke bestanden. Datassur is aangewezen als „houder” van deze bestanden, in overeenstemming met de voorschriften van de wetgeving inzake bescherming van de privacy. Uit kwaliteitsoverwegingen werden tal van gegevens uit een van langsom minder betrouwbaar verleden (de beruchte „zwarte lijsten”, zoals de RRR-meldingen inzake opgezegde, afgewezen of geweigerde risico’s in de branche auto, waarvan het bestaan jarenlang noch strikt geheim, noch helemaal doorzichtig was, wat uiteraard niet meer verantwoord was gezien de evolutie van de maatstaven in dit verband) overboord gegooid en startte het Datassur-bestand per 1 juni 1996 met nieuwe en gecheckte gegevens inzake schadeverzekeringen. De markt heeft aanvaard dat de gegevens uit de oude lijsten (bekend onder afkortingen als RRR of ISI) niet overgenomen worden in Datassur, tenzij de betrokken maatschappij borg staat voor een nieuwe kwaliteitscontrole van de gegevens. Datassur heeft op die manier gebroken met het verleden en slechts na actief ingrijpen van de maatschappij feiten van voor zijn in werking stelling geregistreerd, uit de jaren 1994 tot 1996. Conform de wetgeving geeft iedere opname aanleiding tot kennisgeving hiervan aan de betrokkene, die inzage- en verbeteringsrecht geniet. De gegevens worden tien jaar bijgehouden (in geval van fraude) en daarna vernietigd. De leden van Datassur dienen een gedragscode na te leven die slaat op de doelstellingen van de gegevensuitwisseling, de aard van de ingezamelde informatie en de rechten, verantwoordelijkheden en plichten van de toegetreden ondernemingen.
66
Datassur zelf is een economisch samenwerkingsverband dat open staat voor leden en niet-leden van de BVVO. Het verwerkt informatie over fraudegevallen als onderdeel van een veel bredere opdracht: dit blijkt met name uit het feit dat er verreweg meer gegevens over wanbetaling dan over fraude in voorkomen. Overhaaste conclusies zijn uit den boze: in Datassur opgenomen zijn betekent niet dat de maatschappijen de geseinde persoon telkens van fraude verdenken. Dit blijkt overigens uit de code waarmee de melding van de persoon gepaard gaat. Datassur staat momenteel in voor het beheer van een bestand Niet-leven en een bestand Leven en registreert speciale omstandigheden die door maatschappijen aangemeld worden in dossiers die te maken hebben met fraude, maar ook met opzeggingen bij bezwarende feiten die geen fraude hoeven te zijn: 85% van de opgenomen informatie slaat op opzegging wegens te hoge schadefrequentie of wegens niet-betaling van premies of franchises. Bewezen fraude slaat slechts op 2% van de meldingen. In Niet-leven (RSR of speciale risico’s-bestand) trad de overgrote meerderheid der maatschappijen meteen tot de overeenkomst toe, die per 1 juni 1996 operationeel is geworden; in Leven (VB of verdeelbureau-bestand) vond de start pas in het voorjaar van 1997 plaats. Het is duidelijk dat de maatschappijen er alle belang bij hebben om rekening te houden met deze gegevens om een scherper inzicht te hebben in de zaken die hen worden voorgelegd. Vandaar het onmiddellijk toetreden van de meeste verzekeraars en de „vliegende start” van Datassur. Zo haalt Datassur geleidelijk zijn kruissnelheid en krijgt het de nodige input van de maatschappijen, die het ook dagelijks raadplegen. Inzake fraude zullen de maatschappijen die ontdekken dat er sprake is van ernstige fraude of herhaalde betrokkenheid bij fraudegevallen deze personen systematisch in het bestand opnemen. Gerechtelijke procedure Bij dergelijke misdrijven zullen de maatschappijen voortaan ook systematisch klacht indienen bij het parket en hun dossier ter beschikking stellen van de gerechtelijke instanties, desgevallend
67
met burgerlijke partijstelling. Deze vervolgingen kunnen niet alleen de rechtstreeks belanghebbenden, maar ook medeplichtigen treffen. Bij het overmaken van hun dossiers kunnen de verzekeraars dienstige aanwijzingen geven aan het Parket, dat dus meteen met inzicht in de zaak kan overgaan tot de meest aangewezen onderzoekstaken. Op dit punt eist de wet van 1991 van wie de functie van privédetective uitoefent dat zij de overtredingen die zij vaststelt aan het Parket zou melden. Deze aanpak staat in schril contrast tot de meer traditionele houding van de sector die lange tijd gedacht heeft dat dergelijk „flink” beleid aanleiding kon geven tot negatieve publiciteit. In al te veel gevallen werd er voor gekozen om geen verdere ruchtbaarheid te geven aan de zaak die beperkt bleef tot een weigering van uitkering en een opzegging van de polis. Het zal wellicht een open vraag blijven, of de druk van de commerciële belangen écht zo groot was, dan wel of de aversie voor „incidenten” bij de maatschappijen zelf er de aanleiding toe was. Deze houding zette overigens de medewerking tussen verzekeraars en ordediensten op losse schroeven: hoe overtuig je de parketten en de politie immers van de noodzaak om fraude te bestrijden, wanneer je hen dag na dag het bewijs levert van hoe weinig belang je er zelf aan hecht. Geleidelijk is er kentering in gekomen, en wint de overtuiging veld, dat de maatschappijen die als laks bekend staan meer kans maken om fraudeurs en tussenpersonen die het niet zo nauw nemen aan te trekken. Maatschappijen die in hun communicatie duidelijk laten weten dat het hen menens is, vinden echter steun bij hun publiek, althans wanneer dit strookt met een even voluntaristische aanpak bij de vergoeding van schade waar geen reukje aan is. Bovendien zagen de maatschappijen de hele procedure van klacht indienen en burgerlijke partijstelling als een doodlopende formaliteit, die veel tijd, energie en kosten vergde, met name in de gevallen waar het de maatschappij niet gaat om het recupereren van ten onrechte uitgekeerd geld, maar louter om het aanklagen van maneuvers die tijdig ontdekt zijn, waarbij de maatschappij de claim niet honoreerde. Precies daarom was het moeilijk om tot een consequent beleid te komen, maar intussen
68
zijn de verzekeraars bereid gevonden om zelfs in die gevallen het nodige te ondernemen om de fraudeurs het leven zo zuur mogelijk te maken, in plaats van de zaken min of meer op hun beloop te laten. Communicatie Tenslotte zullen de maatschappijen het publiek attent maken op de inspanningen die inzake fraudepreventie worden gedaan. Enerzijds omdat zij dit verschuldigd zijn aan de grote massa eerlijke verzekerden, maar anderzijds ook om de fraudeurs te laten weten dat het menens is. Ten aanzien van degenen die even de verleiding zouden koesteren om de verzekering te tillen, zullen zij systematisch op de documenten die gebruikt worden bij het aangaan van de verzekering en bij de aanmelding van een schadegeval een waarschuwingstekst opnemen die herinnert aan het feit dat het plegen van fraude tot ernstige gevolgen leidt. Deze tekst kan naargelang van de maatschappij licht variëren, maar zal in uniforme bewoordingen opgenomen worden op de keerzijde van het Europees aanrijdingsformulier. De tekst luidt in dit laatste geval: „Iedere oplichting of poging tot oplichting van de verzekeringsmaatschappij kan strafrechtelijk vervolgd worden op grond van artikel 496 van het Strafwetboek”. Bovendien heeft de Beroepsvereniging van Verzekeringsondernemingen de maatschappijen een pictogram aangeboden dat zij op de documenten ten behoeve van hun cliënteel kunnen overnemen. Het moet enerzijds de sympathie of de steun van de eerlijke verzekerden krijgen, maar anderzijds toch herinneren aan de waakzaamheid van de maatschappijen en, impliciet, aan de strafbaarheid van fraude. Vandaar de begeleidende slogan „Betaal niet onnodig voor anderen, help ons misbruik te voorkomen”.
69
TOEKOMSTPERSPECTIEVEN
De BVVO onderzoekt de mogelijkheid om alle schadegevallen te registreren, zodat een nog vollediger beeld ontstaat van het (recente) verleden van personen die in verzekeringsdossiers betrokken zijn. Het systeem zou dus fijnmaziger zijn en niet langer uitgaan van omstandigheden die een maatschappij zwaarwichtig genoeg vindt om ze aan de markt mee te delen. Zo zouden schadegevallen die er in de ogen van één maatschappij normaal uitzien, maar die regelmatig herhaald worden bij confraters, niet langer aan de opsporing ontsnappen. Gelijkaardige systemen hebben in andere Europese landen niet alleen tot de identificatie van reële fraude geleid, maar ook een aantoonbaar preventieve werking gekend. In eerste instantie wil de BVVO echter het juridische kader van het bestand nader bepalen, de nodige zorg besteden aan het vermijden van ieder mogelijk misbruik van deze gegevens en te gelegener tijd het publiek informeren over de verwezenlijking van deze plannen. De BVVO heeft met name begrip voor de bezorgdheid die in de media is geuit, dat dit bestand uitgroeit tot een „Big Brother”monster dat pechvogels meedogenloos zou afwijzen, of misbruikt zou worden voor commerciële doeleinden als het zo zou zijn dat commercieel ingestelde medewerkers van maatschappijen of makelaars er naar hartelust in zouden kunnen grasduinen en met de op die manier ingezamelde informatie hun prospectie zouden plannen. Daarom luisteren de verzekeraars in een vroeg stadium naar de visie van de deskundigen inzake bescherming van de privacy, worden vaste gebruiks- en toegangsregels afgesproken. Deze regels moeten aan het publiek en langs de media kenbaar worden gemaakt, en de oprichting van een gezaghebbende controleregeling wordt overwogen, met reële bevoegdheden in geval van misbruik van ingewonnen informatie.
70
◆
VI. LESSEN UIT HET BUITENLAND ◆
Vrijwel alle Europese landen beschikken over middelen om de fraude te voorkomen, die aangepast zijn aan de plaatselijke juridische vereisten (inzake privacy, speurwerk, sancties, enz...), aan de ontwikkeling van de verschillende verzekeringsbranches en aan de graad en de aard van de samenwerking tussen de verzekeraars, de overheid en eventueel andere betrokken partijen. Noorwegen geniet, wat Europa betreft, de reputatie van voortrekker op dit gebied. Ondanks het feit dat de ramingen inzake de omvang van de fraude in het Scandinavische land lager uitvielen dan in de andere Europese landen, waren de Noorse verzekeraars vrij vroeg overtuigd van de noodzaak om fraude gezamenlijk aan te pakken. De hoge graad van concentratie op de Noorse verzekeringsmarkt zal hier wellicht ook een rol hebben gespeeld. Naast opleiding en communicatie steunt de Noorse aanpak vooral op een gegevensbestand dat uiteraard voldoet aan de plaatselijke privacywetgeving. De maatschappijen kunnen het bestand raadplegen, maar het geeft enkel antwoord op gerichte vragen: de maatschappijen kunnen er niet naar hartelust in grasduinen. Toch registreert het bestand 800.000 aanvragen per jaar, wat veel is voor een land van 4,4 miljoen inwoners (of iets meer dan een miljoen gezinnen). Wij beperken ons verder tot een kijkje in buurlanden met belangrijke verwezenlijkingen op hun actief. Op te merken valt dat verzekeraars uit andere landen meestal op reciprociteitsbasis bij hun collega’s in het buitenland terecht kunnen bij grensoverschrijdende fraude. FRANKRIJK
Beschikt sinds 1989 over ALFA (Agence pour la Lutte contre la Fraude à l’Assurance), die als wat wij een vzw zouden noemen werkt voor de verzekeringssector. ALFA staat in voor enquêtes, uitwisseling van gegevens en ijvert voor de alertheid van de sector.
71
Enquêtes ALFA is het centraal meldpunt voor verdachte zaken die door de medewerkers van ALFA nader onderzocht worden. ALFA beschikt over vaste medewerkers waaronder ingenieurs, technici en een medisch adviseur en, wat de onderzoeken betreft over zelfstandige agenten met professionele ervaring bij de gerechtelijke politie. ALFA start ongeveer 10 enquêtes per dag op, die in zeven gevallen op tien leiden tot de ontdekking dat er inderdaad fraude is gepleegd. ALFA slaagt er in de verzekeraars besparingen te laten doen die liefst 24 keer hoger liggen dan de kosten van het onderzoek dat zij voert: tegenover 25 miljoen FRF aan kosten stonden in 1996 besparingen voor 600 miljoen FRF. Door toedoen van de betere beveiliging van de voertuigen en van de sensibilisering van het publiek is het aantal enquêtes in de jongste statistiek licht teruggevallen. Gegevensuitwisseling ALFA doet dienst als uitwisselingspunt voor informatie onder verzekeraars: zij beschikt daartoe over een berichtencentrale op het Minitel-netwerk die door ALFA zelf en haar fraudecorrespondenten in de maatschappijen geraadpleegd kan worden. Na de uitwisseling van de berichten verdwijnt de informatie van de schermen. ALFA beheert voorts een bestand van identiteitsgegevens van personen die betrokken zijn bij schade waarbij minstens sprake is van ernstige vermoedens van fraude. Zij onderhoudt het contact met de overheid via een politie-officier die door Binnenlandse Zaken bij haar is gedetacheerd. ALFA heeft een duidelijke identiteit die hoge deontologische eisen stelt en borg staat voor een coherent beleid inzake fraude. Alertheid Op grond van haar ervaring werkt ALFA permanent de lijst van „knipperlichten” ten behoeve van de verzekeringsmaatschappijen bij, die gebundeld worden naargelang van hun thema. ALFA organiseert voorts opleidingen voor verzekeraars, magi-
72
straten (in het kader van hun bijscholingscyclus), gerechtsdeskundigen, ordediensten en brandweerofficieren. Research ALFA onderhoudt het contact met laboratoria om tot betere opsporingtechnieken te komen, bijvoorbeeld in verband met het achterhalen van het gebruik van brandversnellende producten. NEDERLAND
Bestand Nederland lanceerde in 1986 de Stichting Centraal Informatiesysteem (CIS) die gemiddeld 15.000 claims per dag registreerde. De informatie werd ingedeeld in kleine claims, die op vereenvoudigde wijze werden verwerkt, en belangrijker claims, maar de grens tussen beide categorieën werd om voor de hand liggende redenen niet bekend gemaakt. Middels een gestructureerd onderzoek van tal van parameters, waarbij gezocht wordt naar criteria die iets gemeenschappelijks hebben (namen, maar ook bankrekeningnummers...), toetste de CIS-computer de nieuwe informatie aan signalen, die na een eerste onderzoek binnen het CIS aan de maatschappijen werden doorgestuurd voor verdere actie: gemiddeld telde men 80 dergelijke dossiers per dag, of 0,53% van de geregistreerde claims. Net als in Noorwegen bestond er een scheiding tussen het bestand van de individuele verzekeraars en de centrale registratie. CIS wisselde bovendien inlichtingen uit met politie en justitie. Voortaan treedt de afdeling Justitiële zaken van het Verbond van Verzekeraars in Nederland op als eerste aanspreekpunt. Het verzorgt de nodige coördinatie met de bedrijven uit de sector en trekt via het Fraudeen Informatiesysteem Holland (FISH) na hoe het zit met het schadeverleden van de betrokkenen. CIS werd echter niet gehanteerd als inlichtingenbron als het op onderschrijving aankomt. Het bestand kon alleen bij de schaderegeling geraadpleegd worden. Met ingang van 1 januari 1997 gebruiken de Nederlandse verzekeraars een nieuw meldpunt, dat de naam Fraude- en Infor-
73
matiesysteem Holland draagt. FISH is op een bestaande database met schadegegevens over personen, objecten en bedrijven gebouwd. De gegevens omvatten zowel schadegevallen als speciale risico’s. Door middel van FISH kunnen de verzekeraars de dossiers zowel bij acceptatie als bij schaderegeling met het nodige inzicht beheren, wat de verwerking van de dossiers van de bonafide verzekerden ten goede komt. In een eerste fase verzamelt FISH enkel gegevens van de schadeverzekeraars. Het is echter de bedoeling ook informatie omtrent levensverzekeringen op te nemen. Inmiddels zijn al 42 maatschappijen, goed voor 85% van de markt, bij FISH aangesloten. Reciprociteit is het basisbeginsel bij het gebruik van het bestand: maatschappijen kunnen het alleen raadplegen wanneer zij zelf gegevens leveren in de betrokken branche.
Intersectoriële fraudebestrijding De verzekeraars zijn ook betrokken in de oprichting van regionale „expert-teams” die o.a. met de hulp van accountants tevens namaak en bankfraude moeten bestrijden, in een geest van opsporing maar ook van voorzorgsmaatregelen. Zo werd in de schoot van de Economische Controledienst (ECD) een „Assurantie Recherche Team” opgericht en krijgt de regio OostNederland specifieke bevoegdheden inzake de bestrijding van verzekeringsfraude toegewezen.
Gedragscodes Intern hebben de Nederlandse verzekeraars deontologische regels in verband met persoonlijk onderzoek vastgelegd in een gedragscode, die vooral steunt op de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit: de verzekeraars willen op deze wijze waarborgen dat persoonlijk onderzoek alleen plaatsvindt wanneer het redelijkerwijze verantwoord is en dat de ingezamelde gegevens met de nodige zorg en vertrouwelijkheid behandeld worden.
74
VERENIGD KONINKRIJK
Bestanden De Britse verzekeraars hebben al een aantal jaren geleden de eerste bestanden opgericht waarmee schadegevallen aan het licht komen die niets abnormaals vertonen wanneer slechts één verzekeraar met een claim geconfronteerd wordt, maar er heel anders uitzien wanneer de informatie vergeleken wordt met gelijkaardige gevallen die in het bestand te vinden zijn. Bij het lanceren van het autodiefstal- en total lossregister MIAFTR (Motor Insurance Anti-Fraud and Theft Register) in 1987 werd het geval geseind van twee diefstallen van een MG Metro met een identieke nummerplaat. De namen van de verzekerden en hun adressen waren echter helemaal verschillend, tot bleek dat de slachtoffers getrouwd waren en ieder langs zijn kant een claim had ingediend, waarbij de dame in kwestie haar meisjesnaam en het ouderlijk adres had opgegeven... Verder uitspitten van hun verleden wees uit dat het paar niet aan zijn proefstuk toe was. Het bestand maakte het ook mogelijk om een dievenbende, die het gemunt had op Land Rover en Range Rover die op de parkeerterreinen van de spoorwegen stonden, op te rollen: naast het uitschakelen van de bende leverde de actie ook de recuperatie van auto’s ter waarde van 300.000 GBP op, omgerekend ruim 15 miljoen BEF. Tien jaar na zijn oprichting kon MIAFTR een besparing van 25 miljoen GBP, omgerekend ruim een miljard BEF, op zijn palmares boeken. Hoeksteen van het beleid is echter het CUE-informatiebestand (CUE staat voor Claims underwriting exchange) dat schadegevallen registreert en inzicht biedt in het verleden van een verzekerde inzake schade-aangiften. Het bestand omvat gegevens inzake woonhuisverzekering (20 miljoen geregistreerde schadedossiers) en personenwagens (7 miljoen cases) van de verzekerden van 70% van de Britse markt. De publiciteit rond CUE heeft meteen tot een kentering geleid in het aantal fraudepogingen, stellen de Britse verzekeraars. Alleen al het bericht dat CUE ook
75
de gegevens van de drie voorbije jaren zou opladen, een eigen versie van „Back to the Future”, bezorgde nogal wat sjoemelaars onrustige nachten... De gegevens uit CUE kunnen zowel bij onderschrijving als bij schaderegeling gebruikt worden. In 1998 zou de reisverzekering, andere fraudegevoelige branche, mee in de bestanden opgenomen worden. Inmiddels is in juli 1997 een ander bestand voor verdachte omstandigheden geopend, dat niet bedoeld is voor gebruik bij onderschrijving maar wel bij het onderzoeken van claims die duidelijk niet horen tot de dagelijkse routine: er moet sprake zijn van ernstige vermoedens van fraude. Daarin staan naast de klassieke rechtstreeks betrokkenen ook andere betrokken partijen zoals dokters, juristen of autoverhuurbedrijven gesignaleerd. De politie draagt net als anti-fraude instellingen tot dit bestand bij met advies over gevallen van verzekeringsfraude die aan de gang zouden zijn. Gezien deze aanwijzingen voor onmiddellijke toetsing bedoeld zijn, zouden zij slechts drie maanden behouden blijven en genieten de maatschappijen ook geen onbeperkte toegang tot het bestand, maar passeren zij langs een „filter” die er op let dat het bestand niet te pas en te onpas wordt geraadpleegd. Bedrijven die kennelijk het doelwit zijn van fraude, worden uiteraard attent gemaakt op de poging tot oplichting die aan de gang is. Public Relations Het Verenigd Koninkrijk heeft sedert eind 1994 zijn inspanningen in de strijd tegen verzekeringsfraude nog op een hoger peil gebracht. Het bredere publiek leek volgens opiniepeilingen enige onverschilligheid te tonen ten aanzien van verzekeringsfraude en gaf a rato van 20% toe iemand te kennen die zich aan verzekeringsfraude had bezondigd. Daarom werd een ambitieus bewustmakingsprogramma in de actie opgenomen, onder andere via een cartoonwedstrijd die heel wat succes oogstte bij amateurs en professionele tekenaars. Samen met advertenties en uitgebreide aandacht van de media leidde deze aanpak op korte termijn volgens nieuwe opiniepeilingen reeds in de richting van een wijziging in het gedrag van het publiek. De laatst beschikbare ramingen van de fraude wijzen op een daling van de fraude van 1993 tot 1996, maar een toename met ongeveer 6% in 1997. De Britse verzekeraars zijn vastbesloten om met een reeks nieuwe maatregelen de trend opnieuw om te buigen.
76
Crime & Fraud Prevention Bureau Naast CUE werd in 1995 het Crime & Fraud Prevention Bureau opgericht dat coördinerend werkt, zowel binnen de sector als in het kader van de relaties met de overheid. Zijn interne activiteiten omvatten informatie-uitwisseling, onderling contact, en opleiding binnen de branche. Zo zorgde het onder meer voor de bewustmaking van de verzekeraars omtrent het gebruik van vervalste kredietkaarten – een probleem dat acuut is geworden nu de verzekeraars dergelijke betalingen zijn gaan aanvaarden – of het geknoei met cheques die door de verzekeraars zijn uitgegeven. Het bureau voert actie met de politiediensten, zoals in een operatie met de spoorwegpolitie om valse aangiften van bagagediefstal op de Picadilly-lijn (Heathrow-centrum) in de Londense „Underground” te beteugelen, of met politiekorpsen uit Kent om in „Operatie Iceberg” de grensoverschrijdende autozwendel aan te pakken, wat leidde tot 55 arrestaties en de ontdekking van vals geld en verboden vuurwapens, naast de recuperatie van gestolen auto’s ter waarde van 20 miljoen BEF. Nieuwe acties zijn inmiddels ondernomen inzake verdachte diefstallen van machines en materiaal.
77
◆
VII. WAAROM FRAUDE VOORKOMEN? ◆
WAT KOST DE FRAUDE?
In het voorwoord werd er reeds de nadruk op gelegd: fraude is een verschijnsel dat uiteraard moeilijk statistisch te vatten is. Ook inzake verzekeringen is het niet mogelijk om met wetenschappelijke zekerheid vast te stellen hoeveel fraudegevallen er zijn of welke bedragen ermee gemoeid zijn. De meeste Europese markten hanteren wel schattingen, op grond van vragenlijsten die voldoende gedetailleerd zijn om te vermijden dat de antwoorden louter natte-vingerwerk zouden zijn. Enquêtes van het CEA, het Europees Comité voor het Verzekeringswezen, zorgen voor de coördinatie van deze gegevens. De fraude wordt meestal in verhouding gebracht tot het incasso van de maatschappijen, tot het bedrag van de schade-uitkeringen in het laatste jaar of tot de omvang van de bewezen fraude die in België geschat mag worden op 1,5 miljard F per jaar. Deze cijfers zijn met name relevant in de schadeverzekering, daar de levensverzekeringen slechts in geringe mate en bijna uitsluitend ten aanzien van de overlijdenswaarborg hinder ondervinden van fraude. Met andere woorden: bij spaarproducten of levensverzekeringen met een belangrijk spaargedeelte is de fraude marginaal. Belangrijk om weten is dat België niet alleen bij schade, maar ook bij valse verklaring bij het aangaan van de verzekering van fraude spreekt. In de statistische benadering van de omvang van de fraude evenwel wordt alleen met de ten onrechte geclaimde bedragen rekening gehouden. Met andere woorden: onderstaande gegevens houden géén rekening met het premie-incasso dat de verzekeraars derven wegens het accepteren van zaken tegen voorwaarden die niet zouden gelden wanneer het risico hen correct was beschreven.
78
Rekening houdend met wat voorafging wordt fraude in de meeste landen begroot op 5 à 10% van het bedrag van de uitkeringen in de niet-levensverzekering. Wanneer wij deze cijfers naar de Belgische markt vertalen, zou de fraude bij ons 10 à 20 miljard F bedragen, hetgeen betekent dat ieder eerlijk verzekerd gezin voor een paar duizend frank aan verzekeringspremies (gemiddeld 2.500 à 5.000 F) betaalt, die in de zakken van oplichters belanden. Fraude kost de sector en de samenleving jaarlijks ruim dubbel zoveel als alle stormen en natuurrampen samen.
In Europees verband komt het Europees Comité voor het Verzekeringswezen (CEA) tot de conclusie dat de fraude jaarlijks 8 miljard ECU of omgerekend 328 miljard F bedraagt, zowat het incasso van de Oostenrijkse markt of drie vierden van de Belgische markt. Interessant om te weten is dat de Britse verzekeraars niet alleen de kosten die aan fraude verbonden zijn in beeld proberen te brengen, maar in hun enquêtes ook peilen naar de proportie van de schadedossiers waar sprake is van fraude. Dit aantal varieert van 3 tot 9%. Opvallend is dat relatief weinig schadedossiers in de branches auto en bedrijfsbrand met fraude te maken hebben, terwijl brand in woonhuizen, individuele ongevallenverzekering (inclusief reisverzekeringen) en vooral „creditor insurance” (een vorm van verzekering die instaat voor afbetalingsproblemen wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid) een relatief hoge frequentie kennen. De fraude die aan het licht komt kan men best vergelijken met het deel van een ijsberg dat boven het wateroppervlak uitsteekt. Het intensifiëren van de preventie-inspanningen en met name van de opsporing van fraude kan in een eerste fase leiden tot
79
het ontdekken van méér fraude. De verwachting is dat deze toename van vastgestelde fraude na verloop van tijd weer afneemt door toedoen van het afschrikkingseffect van de publiciteit en de effectiviteit van de preventiemaatregelen. Deze prognose strookt met de ervaring in landen die verder gevorderd zijn in deze aanpak. BELANGEN VAN DE SAMENLEVING
Behoud van maatschappelijke normen Verzekeringsfraude bestaat niet los van andere maatschappelijk laakbare gedragingen. Het terugdringen van deze fraude is dus een bijdrage tot het verweer tegen een vervaging van het normbesef, waar het eigen gewin de voorrang krijgt boven rechtschapenheid en algemeen belang. Het is voor de verzekeraars dus een maatschappelijke opdracht om hier beginselvast op te treden. Berusten in fraude en de kosten verrekenen onder alle verzekerden zou ethisch niet te verantwoorden zijn. Een vermindering van de fraude moet het ook mogelijk maken om de schaarse middelen van politie en gerecht voor andere taken te sparen: in die zin is de inspanning in opsporing en bestraffing die de verzekeraars hen vragen een investering voor de toekomst. Beter inzicht in criminaliteit Uit de ervaring van politiediensten, parketten en magistraten, blijkt dat veel criminele organisaties zich naast andere vormen van criminaliteit ook inlaten met verzekeringsfraude. Het is dus belangrijk, als men hun vertakkingen goed in kaart wil brengen, om ook hun activiteiten op verzekeringsgebied vroeg genoeg te onderkennen en tal van losse eindjes aan elkaar te knopen om zo het criminele milieu en degenen die er hand- en spandiensten aan verlenen trefzekerder aan te pakken. Criminele organisaties zullen van nature hun voorkeur geven aan activiteiten die veel geld kunnen opbrengen in verhouding tot het risico dat zij lopen, uitgedrukt in pakkans en strafmaat. Het is dus belangrijk dat vermeden wordt dat verzekeringsfraude
80
in criminele milieus zou gelden als een hoogst lucratieve bezigheid die noch door de betrokken bedrijven zelf, noch door de opsporingsdiensten noch door het gerecht echt au sérieux genomen wordt. BELANGEN VAN DE VERZEKERDEN
Fraude maakt verzekeringen duur Fraude drijft de prijs van de verzekering op. Niemand betaalt graag voor iets wat in de zakken van sjoemelaars verdwijnt. Bovendien levert het besparen van iedere ten onrechte geclaimde frank (een verlichting van het technische bestanddeel van de premie), uiteindelijk een voordeel van anderhalve frank op in branches waar de verkoopprijs zwaar beïnvloed wordt door belastingen, heffingen en commissieloon, zoals in de fraudegevoelige tak „omnium”. Dank zij de druk van de concurrentie hebben de verzekerden de waarborg dat zij delen in de dividenden van dit beleid. Het niveau van de fraude leidt ook tot vrij hoge kosten van controle. Op dit gebied zal onderzoek op basis van steekproeven wellicht altijd zinvol blijven, maar toch kosten een aantal controlemaatregelen die nu nodig zijn handenvol geld en zijn ook hier op langere termijn, bij een sanering van de markt, besparingen mogelijk die terugvloeien naar de eerlijke premiebetaler. Fraude breekt het aanbod af Fraude leidt tot het schrappen van bepaalde verzekeringsproducten. Dit heeft tot gevolg dat de verzekeraars ertoe geleid worden om bepaalde producten niet langer aan het publiek aan te bieden wanneer het onmogelijk blijkt de fraude een halt toe te roepen. Zo is het moeilijk om als particulier nog een verzekeraar te vinden voor diefstal van fietsen, en is de omnium voor korte tijd, die als relatief goedkope formule ooit populair was bij vakantiegangers die beducht waren voor diefstal of een ongeval op minder vertrouwde wegen, van de markt verdwenen. Wie weet is autodiefstal als dusdanig ook bedreigd geweest in de eerste helft van de jaren ’90 toen er geen einde leek te komen aan de toename van de diefstallen...
81
Dit heeft kwalijke gevolgen. Enerzijds omdat de „gevoelige” producten wanneer ze nog worden aangeboden, voorbehouden zijn voor vaste klanten. Dit beperkt hoe dan ook de keuzevrijheid van de consument. Anderzijds ook omdat het precies de particulier is die de verzekering nodig heeft. Grote bedrijven hebben minder behoefte aan verzekering en kunnen soms zelf vertrouwen op de kansberekening op grond van hun ervaring. Firma’s met een belangrijk wagenpark kunnen het bijvoorbeeld zonder verzekering tegen autodiefstal stellen of slechts een „stop-loss” formule aangaan, wanneer de schade de kasmiddelen overschrijdt. Een particulier daarentegen heeft maar één auto... Fraudepreventie met het oog op het behoud van een gevarieerd aanbod heeft dus ook een sociaal nut. Franchises komen soms hard aan Fraude leidt tot het hanteren van franchises die de consument soms niet wenst. Theoretisch beschouwd valt er veel voor de franchise te zeggen. De pientere verzekerde of tussenpersoon weet dat de premie stukken lichter wordt als de franchise op een redelijk hoog niveau gesteld wordt, de verzekeraar kan er zich mee verzoenen als hij daarmee de kosten van het openen van een dossier en het uitsturen van een expert bespaart. Maar als de schade groot is, of als de verzekerde het minder breed heeft, is het vaak wenselijk dat de verzekering vanaf de eerste frank zou tussenkomen. Het hanteren van strenge normen omwille van fraude verhindert dus dat er op dit punt ingegaan wordt op wensen die op de markt kunnen bestaan. BELANGEN VAN DE VERZEKERAARS EN VAN DE TUSSENPERSONEN
Cost cutting Met het oog op het verbeteren van hun concurrentievermogen, dat de beste waarborg is voor hun voortbestaan, ijveren de verzekeraars sinds een aantal jaren en vooral onder invloed van de opening van de Europese binnengrenzen op verzekeringsgebied voor een beperking van de kosten. Daartoe zijn zware inspanningen gedaan op het gebied van de automatisering, het herstructureren van de manier van werken
82
in de bedrijven, en worden blijvende inspanningen gevraagd van personeel, tussenpersonen en nevenberoepen zoals experts en herstellers, met name in de autobranche. Het is dus volledig verantwoord dat de verzekeraars evenveel zorg besteden aan het drukken van de schadelast, zonder te raken aan hetgeen de eerlijke verzekerde toekomt. De sector weet hoe moeilijk het is om de bedrijfskosten en de distributiekosten met fracties van een percent omlaag te krijgen. In dit opzicht zou het onverantwoord zijn om te weten dat er meerdere percenten van de schadelast eigenlijk niet uitgekeerd hadden moeten zijn, en er niets aan te doen. Goede trouw ondersteunen De verzekeraars hebben ook belang bij het behoud van het beginsel van goede trouw waarop hun hele activiteit steunt. Niemand verzekert zich graag bij een verzekeraar die de indruk geeft de fraudekraan maar te laten stromen, of ronduit naïef te zijn: vroeg of laat leidt dit tot een onverwachte ommekeer in de stijl van het bedrijf, tot premieverhogingen, tot overdreven wantrouwen vanwege de maatschappij die weet dat haar publiek teveel rotte appels telt, tot brutale saneringen om het bestand te zuiveren, of tot het opgeven van activiteiten. Een gang van zaken die ook voor het bedrijf kan leiden tot een blijvend verlies van marktaandeel en uiteraard dieprode cijfers. Reputatie tussenpersoon Verzekeringstussenpersonen kunnen het zich evenmin veroorloven om bij hun cliënteel en na verloop van tijd ook bij de verzekeraars de reputatie van sjoemelaar of „arrangeur” te krijgen. Zij dreigen immers in dergelijk geval moeilijkheden te hebben om aan de een te weigeren wat zij aan een ander hebben gegund, en zetten als ze verwikkeld raken in misbruiken hun broodwinning op het spel. Vandaar dat de makelaarsgerichte maatschappijen, die binnen het Brocom-samenwerkingsverband met makelaars een programma hebben ontwikkeld om de professionele aanpak in deze branche van de verzekeringsdistributie aan te moedigen, van de integriteit van de makelaar één van de vier hoofdpunten van hun actie hebben gemaakt.
83
Vraag dus geen „dienstbetoon” van een verzekeringsprofessional om een zaak te regelen door misbruik te maken van de verzekering. Hij zal u dit moeten weigeren en u dreigt zijn vertrouwen kwijt te spelen, dat nodig is om uw belangen correct te behartigen in andere dossiers.
Europees front vormen tegen fraude De initiatieven die in België worden genomen passen in een Europese aanpak van de verzekeringsfraude, waarin het Europees Comité voor het Verzekeringswezen (CEA) een spilfunctie vervult. Net zoals België hebben de meeste Europese markten inmiddels aangepaste maatregelen genomen die rekening houden met de lokale kenmerken en het juridische kader dat zij in acht moeten nemen. Het CEA beschouwt de goede werking van de Europese verzekeringsmarkt – zonder binnengrenzen – als een van de meest essentiële opdrachten die zijn leden, de Europese verzekeraars, hem hebben toevertrouwd. Het is gewoon ondenkbaar dat fraudeurs over heel Europa meer tot samenwerking geneigd zouden zijn dan verzekeraars. Daarom is het Comité er uiterst attent op dat de fraudeurs geen lengte voorsprong zouden kunnen nemen op de sector en dat er sprake zou kunnen zijn van Europese fraudenetwerken. Alle maatschappijen – niet alleen de Belgische – kunnen in die geest toetreden tot de bestanden die opgericht zijn om de fraude te voorkomen, en internationale akkoorden regelen de samenwerking tussen nationale marktorganisaties bij het wederzijds verlenen van diensten bij het opsporen en recupereren van gestolen auto’s, om het meest gestructureerde voorbeeld aan te halen. Ook op technisch gebied werken de Europese verzekeraars samen, bijvoorbeeld in de schoot van de European Arson Prevention Institute (bestrijding van brandstichting), voorgezeten door de Belg Alain Georges, directeur van de Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen Brand en Binnendringing (NVBB).
85
BIJLAGE ◆
STRAFFEN OP BRANDSTICHTING ◆
geldboete – vermoeden aanwezigen
gevangenis
ontzetting uit rechten
15/20 jaar
id. bij nacht
levenslang mogelijk bij
– onroerend goed (anderen)
10/15 jaar
id. bij nacht – onroerend goed (eigen) id. bij nacht – roerend goed (anderen) id. bij nacht
15/20 jaar 200 – 1.000 F
1/5 jaar
(40.000 – 200.000 F)
5/10 jaar
100 – 1.000 F
1/5 jaar
(20.000 – 200.000 F)
5/10 jaar
26 – 200 F (5.200 – 40.000 F)
6m./3 jaar
50 – 500 F (10.000 – 100.000 F)
1/4 jaar
26 – 200 F (5.200 – 40.000 F)
2m./2 jaar
uitspraak
gevangenis– roerend goed (eigen) id. bij nacht
– poging
straf
86
Er was eens... ... een garagehouder die een waarborg genoot voor schade aan auto’s bij testritten. De man wou de auto ook gebruiken voor een avondje uit. Gevolg: 225.000 F schade bij een ongeval „around midnight”. Geen nood. Ongevalsaangifte vermeldt „15u00” als tijdstip. Kostprijs voor de „kunstgreep”: 80.000 F en twee maanden (met uitstel) en nog eens 30.000 F en twee maanden (met uitstel) voor de zogenaamde getuige, bovenop 10.000 F forfaitair voor de verzekeringsmaatschappij.
... een man die voor 2.600.00 F meubelen had gekocht (zogezegd) en bestolen was voor 50.000 F (zogezegd) door de huurder die als enige de sleutel tot het huis had (zogezegd). Blijkt dat betrokkene met zijn echtgenote en drie kompanen zelf het meubilair naar een loods had versjouwd. De rechter kende de man nog van vroegere feiten: 18 maanden en 20.000 F boete.
... de man die de caravan van een kennis in brand had gestoken, maar met de jerrycan in de buurt was gezien. Eén jaar gevangenisstraf plus 922.500 F vergoeding aan de verzekeraar luidde de veroordeling.
... de man die ongelukkig ten val was gekomen en een vriend had gevonden die bereid was te verklaren dat het slachtoffer door agressief gedrag van zijn honden ten val was gekomen. Het „slachtoffer” kreeg 7 maanden en 30.000 F boete, de kennis 5 maanden en 20.000 F. De maatschappij krijgt 75.000 F voor de enquêtekosten.
... de man die pas na de weigering van tussenkomst van de verzekering tot het inzicht komt dat er getuigen te vinden zijn voor de aanrijding die hij heeft veroorzaakt. Pech. Na onderzoek blijkt dat alle getuigen vrienden of familieleden zijn, op hetzelfde uur opdagen in een buurt waar ze anders niet moeten zijn, terwijl de omwonenden niets gemerkt hebben.
... het „verwend kind” -aldus de rechter- dat de Mercedes waar hij op 26-jarige leeftijd mee rijdt niet waardig was en zijn ongevalsaangifteformulier vervalst had. Uitspraak: zes maanden, plus 20.000 F geldboete.
87
... de ex-rijkswachter die zogezegd in Manilla levend verbrand was in zijn jeep. Gelukkig zijn identiteitspapieren en persoonlijke spullen duidelijk herkenbaar voor vriendin Kelly die kort daarop voor 80 miljoen aan overlijdenskapitalen ging incasseren bij verschillende maatschappijen. De vriend hield zich in Nederland stil en moest achteraf terechtstaan als opdrachtgever van een moord op de man die voor deze enscenering om het leven was gebracht, een Filippijnse kinderverkrachter.
... de vrouw die van een waarzegster kruiden kreeg om het overlijden van haar man te bespoedigen, nadat een makelaar, vaste vriend van de weduwe in spe, voor de nodige levensverzekeringen had gezorgd. De man kreeg serieuze maagen darmstoornissen maar overleefde het mengsel dat door zijn eten was geroerd. Het parket vorderde van de vrouw én de waarzegster drie jaar, voor de makelaar slechts twee. Uitspraak onbekend.
Reproductie is toegestaan mits bronvermelding
D/1998/0377 – 4 – Grafisch concept: TERTIO – Gedrukt in België door Ceuterick – Leuven