Universiteit Antwerpen Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen Academiejaar 2007-2008
LEERONDERZOEK “DE STEM VAN DE STRAAT” EEN PEILING NAAR DE KENMERKEN EN MOTIVATIES VAN NIEUWKOMERS EN DIE HARDS OP BETOGINGEN IN BELGIË
Thomas Abelshausen
Maarten Van Beek
Marian Cardoen
Stijn Van Damme
Liesbeth Casier
Matthias Van Den Eynde
Jules De Winter
Eline Van Havenbergh
Lucie Jans
Sara Van Waelderen
Joyce Loridan
Margot Vanbeneden
Begeleiding: Jeroen Van Laer en Joris Verhulst
De Stem Van De Straat Inhoudsopgave Inleiding
3
Probleemstelling
8
Hoofdstuk 1: Historisch Kader
9
1.1.
Collective Behavior - zij bekeken vooral de ‘wie’
1.2.
Resource Mobilisation Theory en Political Process Model –
10
zij bekeken vooral de ‘hoe’
11
New Social Movement Theory – zij bekeken vooral de ‘waarom’
12
1.3.
Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader en Hypothesevorming 2.1.
Betogingdeelname: Wie, Hoe en Waarom?
2.1.1.
Wie?
14 14 14
2.1.1.1.
Biografische en Situationele Beschikbaarheid
14
2.1.1.2.
Structurele Beschikbaarheid
15
2.1.1.3.
Politieke Gedrag en Attitudes
15
2.1.2.
Hoe?
16
2.1.2.1.
Consensusmobilisatie en Actiemobilisatie
17
2.1.2.2.
Mobilisatie buiten Netwerken
19
2.1.2.3.
Media als Mobilisatiefactoren
20
2.1.3.
Waarom?
21
2.1.3.1.
De Instrumentele Redenen
22
2.1.3.2.
Collectieve identiteit
23
2.1.3.3.
Ideologie
25
2.1.3.4.
Emoties
26
2.2.
Volgehouden Participatie en Disengagement
27
2.3.
Die Hard en weer terug: Disengagement
29
Hoofdstuk 3: Methode
30
Hoofdstuk 4: Analyse
39
Algemene Conclusie en Aanbevelingen
82
Bibliografie
86
Bijlagen
92
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
2
Inleiding Steeds meer mensen trekken de straat op om hun politieke stem te laten weerklinken. De geïnstitutionaliseerde route van politiek gedrag wordt verlaten, het individu kiest voor de weg van de straat. Vanaf de achttiende eeuw heeft de sociale beweging steeds meer legitimiteit verworven als een politiek drukkingmiddel. Een rede te meer dus, om dit verschijnsel onder de loep te nemen. In het eerste hoofdstuk beschrijven we het historische ontwikkelingsproces van de studie naar sociale bewegingen. We geven hierin een chronologisch overzicht van de invloedrijkste studies die over het thema verschenen zijn. We hebben hier aandacht voor de verschillen en overeenkomsten tussen de verschillende benaderingen. We plaatsen de verschillende invalshoeken ook binnen de sociologische stromingen en verwijzen naar de historische achtergrond die de geest van de onderzoekers mee vormde. Hierdoor hebben we een brede basis van waaruit we het onderwerp kunnen benaderen. Nu we geleerd hebben door de historische bril te kijken stellen we in de eerste paragraaf van het tweede hoofdstuk de drie grote vraagstukken vast van sociale bewegingen. Als eerste onderzoeken we wie er op straat komt. De biografische, situationele en structurele beschikbaarheid worden hier besproken. In het tweede luik onderzoeken we hoe het individu gemobiliseerd kan worden tot deelname aan een sociale beweging. Hier gaan we dieper in op de processen consensusmobilisatie (hoe organisaties hun standpunten verspreiden) en actiemobilisatie (hoe het individu overtuigd wordt om tot handelen over te gaan). We bespreken hierbij ook de rol van de media als mobiliserende (f)actor. Tot slot stellen we ons de vraag waarom mensen überhaupt tijd en energie besteden aan dit sociale fenomeen. In de literatuur zijn hier vier verklaringen voor te vinden. Afhankelijk van de auteur die men leest worden instrumentele reden, ideologie, collectieve identiteit of emotie als belangrijkste verklaringsmechanismen voor deelname geformuleerd. Deze vier samen zouden de motor vormen van de sociale beweging, met het individuele handelen als brandstof.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
3
Deze drie onderzoeksvragen namen in de verschillende stromingen een centrale plaats in, maar ze werden nooit op het zelfde moment gesteld. Het feit dat wij deze drie vragen integreren in één onderzoek, levert alvast een sterke meerwaarde op. Nadat we een bevredigend antwoord hebben geformuleerd op die wie-, hoe- en waaromvraag, gaan we in de tweede paragraaf nog een stap verder. We vragen ons af wie blijft participeren, hoe het komt dat net deze mensen telkens opnieuw gemobiliseerd worden en waarom zij gemotiveerd blijven. Het vraagstuk van sustained participation (volgehouden activisme) en disengagement is er één dat slechts zeer recent geformuleerd werd, dus de theorie hierover is zich nog volop aan het ontwikkelen. We hopen dat we met ons leeronderzoek kunnen bijdragen tot enkele inzichten. Bij de probleemstelling en in de tweede paragraaf van het tweede hoofdstuk, bij de hypothesevorming, komen we hier nog uitgebreid op terug. Er is één aspect dat onderzoekers lange tijd over het hoofd hebben gezien, namelijk de context waarin de sociale beweging groeit en bloeit. Het politieke klimaat is niet altijd even gunstig en ook de maatschappelijke gronden zijn niet altijd even vruchtbaar. De methode die wij hanteerden, namelijk enquêtes afnemen op betogingen, maakt het mogelijk om zowel de context als het individu op dezelfde moment te vatten (de weersomstandigheden buiten beschouwing gelaten). We hadden een groot databestand ter beschikking waarin we gingen zoeken naar verbanden en waar we de theorie aan konden toetsen, maar we hielpen ook actief mee aan het verzamelen van data. In het derde hoofdstuk bespreken we deze methodologie. In het vierde hoofdstuk presenteren we de analyse van de data. Het centrale uitgangspunt is dat elke betoging plaatsvindt in een unieke context. Bij de probleemstelling zullen we zien dat sommige van deze ‘unieke’ contexten toch opmerkelijk veel gelijkenissen vertonen. We gebruiken hier dan ook een typologie waarin we drie vormen van sociale bewegingen onderscheiden: Oude Sociale Bewegingen (OSB), Nieuwe Sociale Bewegingen (NSB) en Nieuwe Emotionele Bewegingen (NEB). Dit onderscheid vormt de basis van de analyse. Een belangrijke vaststelling is dat de betoging voor de Vlaamse onafhankelijkheid niet onder te brengen is in deze typologie. In het eerste deel van de analyse wordt deze betoging wel besproken en gepresenteerd in de tabellen. Door een
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
4
gebrek aan data kunnen we echter deze betoging niet opnemen in de analyse van volgehouden activisme. In de eerste paragraaf van hoofdstuk vier geven we een korte beschrijving van de betogingen waarvan we data verzameld hebben, zodat we met de context in het achterhoofd kunnen overgaan naar de analyse. Ook hier houden we ons aan de ‘wie’–, ‘hoe’–, ‘waarom’-structuur die we in de theorie ontwikkelden. Bij de vraag wie er op straat komt, onderzoeken we de verschillen in geslacht en gemiddelde leeftijd, hoogst behaalde diploma en beroepssituatie en de politieke attitudes van de betogers. Hoe mensen gemobiliseerd worden, bekijken we in het tweede deel. Hier onderzoeken we de invloed van lidmaatschap van organisaties en besteden we aandacht aan het protestgezelschap. Ook het infokanaal waarlangs het individu gemobiliseerd werd komt hier ter sprake. De keuze hiervoor wordt gemotiveerd door een sterk vermoeden dat het formele of informele karakter van het mobilisatiekanaal sterk gerelateerd is aan onze centrale onderzoekshypothese. Bij de vraag waarom mensen op straat komen richten we onze aandacht vooral op de emoties van de individuele betoger en op het tot stand komen van een collectieve identiteit. In de tweede paragraaf werken we de centrale hypothese uit. We veronderstellen dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen betogers. Sommige mensen komen voor de eerste keer op straat, voor doorgewinterde die hards is betogen routine geworden. Wij vragen ons af wat de voornaamste oorzaken van afhaken en volhouden zijn. Ook in dit onderdeel behouden we de wie-, hoe-, waaromstructuur. We onderzoeken wat aan de basis van volgehouden activisme ligt. Is het de persoonlijke levenssituatie? Is het de manier waarop men wordt gemobiliseerd? Is er een duidelijke instrumentele, ideologische, emotionele verklaring of is de sociale beweging gefundeerd op een collectieve identiteit? Deze paragraaf besluiten we met een multivariate analyse, waarbij we voor de verschillende variabelen de significantie kunnen bepalen.
Drie Vormen van Sociale Bewegingen In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen drie vormen van sociale bewegingen: Oude Sociale Bewegingen, Nieuwe Sociale Bewegingen en Nieuwe Emotionele Bewegingen (Walgrave en Verhulst, 2005: 309). Deze drie categorieën zijn gebaseerd op het verschil in thematiek en de structureel verschillende manier van Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
5
mobiliseren. Kunnen we voor elke vorm van sociale beweging het profiel van de gemiddelde betoger schetsen? Klandermans merkt op dat verschillende vormen van sociale bewegingen een ander niveau van participatie met zich meebrengen (Klandermans, 1993: 384). Ook hier is een (kleinschalig) comparatief onderzoek nuttig, zodat we kunnen achterhalen welke mechanismen universeel geldig zijn. Zijn er factoren die bij de ene categorie van sociale beweging harder doorwegen dan bij de andere? Bij de Oude Sociale Bewegingen staat het herverdelingsvraagstuk centraal. Het verbeteren van de materiële levenssituatie is een steeds wederkerend thema. Dit herverdelingsvraagstuk is gefundeerd op klassieke links-rechts tegenstellingen. Een goede organisatie, een strakke structuur en een sterk uitgebouwde achterban zijn de typische kenmerken van de oude sociale beweging. Is het hierdoor gemakkelijker voor hen om opnieuw mensen te mobiliseren? In de jaren zestig ontstaat de Nieuwe Sociale Beweging. Er rolt een golf van protestacties doorheen de moderne westerse maatschappij. Het opvallendste kenmerk is het verschijnen van nieuwe thema’s en het ontstaan van een nieuw type betoger en betoging. Jonge hooggeschoolde ideologen, die op materieel vlak niets te kort komen, vestigen de aandacht op derde wereldproblematiek, antiracisme, vrouwenrechten en milieu. Ze zorgen ervoor dat deze thema’s aandacht krijgen op het publieke forum. Er is sprake van postmaterialistische eisen, want het herverdelingsvraagstuk is niet meer aan de orde. De organisatie van deze nieuwe sociale bewegingen is minder strak gestructureerd. Slechts zeer recent is er sprake van de Nieuwe Emotionele Bewegingen. Walgrave en Verhulst hebben na comparatief onderzoek in België, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten aan deze nieuwe vorm van sociale beweging vier universele kenmerken toegeschreven. Ten eerste zijn de NEB gebaseerd op het activisme van slachtoffers. De identificatie met het slachtoffer is zeer groot, en angst en medelijden zijn de drijvende emoties achter de deelname. De losse en informele organisatievorm is een tweede kenmerk. Toch slagen deze bewegingen erin om enorm veel mensen te mobiliseren. Dit is enkel mogelijk door de steun van massamedia, die het derde kenmerk is. Als laatste wijzen Walgrave en Verhulst erop dat in alle bestudeerde situaties de sociale beweging
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
6
publiek gesteund werd door de (politieke) elite van het land (Walgrave en Verhulst, 2006: 294).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
7
Probleemstelling Individu en de Context We onderzoeken sociale bewegingen omdat we willen weten wat de verschillende variabelen zijn die invloed hebben op betogingdeelname. Uit de verschillende historische stromingen zijn drie grote vraagstukken komen bovendrijven. Wie komt er op straat? Hoe gebeurt dit? Waarom komen mensen op straat? Wij bestuderen deze drie vraagstukken in één onderzoek omdat we ervan overtuigd zijn dat de verschillende aspecten niet onafhankelijk van elkaar zijn. Deze drie onderzoeksvragen afzonderlijk bestuderen zou tot een vertekend beeld leiden. We willen in eerste instantie vaststellen welke variabelen het meest significant zijn voor participatie aan sociale bewegingen. We gaan echter nog een stap verder. Wie blijft participeren en hoe komt dit? Ook hier proberen we een sluitende verklaring voor te formuleren. Op sommige aspecten zullen we dieper ingaan. Zo onderzoeken we bijvoorbeeld wat de invloed is van het mobilisatiekanaal op sustained participation en disengagement. We gaan ook na hoe het individu gebonden is aan de organisatie. Wat is het belang van netwerken? Een volgend belangrijk aspect van het onderzoek is de invloed van de context en het issue. In welke context groeien sociale bewegingen en bij welke issues krijgen ze het grootst aantal mensen gemobiliseerd? In het tweede luik van de analyse richten we onze aandacht volledig op volgehouden participatie. We vragen ons af wat de gevolgen zijn van volgehouden participatie. We kunnen volgehouden participatie echter niet verklaren zonder ook de keerzijde hiervan te bestuderen. Daarom zullen we ook dieper ingaan op de oorzaken en gevolgen van afhaken. We hopen hierdoor een beter inzicht te krijgen in de levenscyclus van sociale bewegingen. Hoe blijven deze verder leven? Hoe komt het dat de ene sociale beweging honderdduizenden mensen op de been kan brengen terwijl anderen niemand gemobiliseerd krijgen? Wanneer we hier zicht op krijgen, kunnen we processen van mobilisatie veel efficiënter maken en bijdragen aan de verklaring voor de drijvende kracht achter sociale verandering. Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
8
Hoofdstuk 1: Historisch Kader Er zijn verschillende manieren om sociale bewegingen te benaderen, verschillende invalshoeken als het ware, die geworteld zijn in verschillende theoretische paradigma’s. Het komt erop neer dat ze met een andere bril naar het fenomeen kijken. De lens die ze hanteren werd in vele gevallen geslepen door de maatschappelijke context waarin de onderzoekers zich bevonden, dus ook hier in dit (beknopt) historisch overzicht hebben we daar aandacht voor. Om een onderscheid te maken tussen de verschillende stromingen gebruiken we onderzoeken of publicaties die representatief worden geacht voor een bepaald gedachtegoed. Het gaat dus om onderzoekers die de volgende generaties beïnvloed en gevormd hebben. We werken chronologisch en hopen op die manier een duidelijke schets van de ontwikkelingen binnen het onderzoeksdomein tot stand te brengen. We zullen ook een onderscheid maken tussen de pragmatische Amerikaanse benadering en de Europese stroming die gegroeid is uit een meer filosofische voedingsbodem (Eyerman en Jamison, 1991: 15). We kunnen op drie verschillende niveaus aan onderzoek en theorievorming doen, namelijk op het micro- , macro- en mesoniveau. Wanneer we het individu centraal stellen, bevinden we ons op het microniveau. Het uitgangspunt van deze manier van werken is dat van het ontologisch individualisme. Hier zullen we zoeken naar de motieven. Bij het onderzoek naar sociale bewegingen was deze aanpak in het prille begin uiterst populair. Blumer, Killian en Turner hebben, door de vraag ‘wie’, dit niveau het meest uitgebreid onderzocht. Een tweede niveau van studie is het mesoniveau. Dit wordt ook wel eens de ‘Middlerange’ theorie genoemd, omdat het de gulden binnenweg is tussen de micro- en macrobenadering. De ‘Resource Mobilisation’ theorie is hier in ons onderzoeksdomein het voorbeeld bij uitstek van. Onderzoekers die deze stroming aanhangen zetten zich af van de studie van motieven, maar ook af tegen de allesomvattende maar abstracte macrotheorie van Parsons. Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
9
Parsons bestudeert sociale bewegingen op het macroniveau. In zijn systeemdenken hoopt hij de algemene wetten van de sociale realiteit bloot te leggen.
1.1. Collective Behavior - zij bekeken vooral de ‘wie’ Eén van de eerste theorieën over collectief gedrag wordt toegeschreven aan Gustave Le Bon (Abercrombie e.a., 1984: 45). Deze socioloog en sociaal psycholoog bracht in 1895 het werk ‘Psychologie des Foules’ uit. Hiermee werd de eerste steen van het onderzoek naar collectieve actie en het gedrag van menigtes gelegd. Het werk is in essentie een zoektocht naar de collectieve ziel van een menigte. Le Bon maakt hierin ook een duidelijk onderscheid tussen een groep mensen die zich louter op dezelfde plaats bevinden en een menigte (Matthews, 1958: 109). “Dans certaines circonstances données, et seulement dans ces circonstances, une agglomération d'hommes possède des caractères nouveaux fort différents de ceux de chaque individu qui la compose. La personnalité consciente s'évanouit, les sentiments et les idées de toutes les unités sont orientés dans une même direction. Il se forme une âme collective, transitoire sans doute, mais présentant des caractères très nets” (Le Bon, 1895: 16). Le Bon gaat op zoek naar het conscience collective. De maatschappelijke context waarin dit gebeurde, het onstabiele politieke klimaat van het 19e eeuwse Frankrijk, speelt hierbij een niet te onderschatten rol. De invloed van dit klimaat vinden we bijvoorbeeld ook terug in de romans van Emile Zola, die een jaar voor Le Bon het wereldlicht zag. In zijn romans vinden we gedetailleerde beschrijvingen van volkswoede en mensenmassa’s terug. Deprivatie is de oorzaak van de collectieve actie waarvan Zola een levendig en realiteitsgetrouw beeld schetste, Le Bon analyseerde de psychologische kenmerken die hen dreven. Dit deden ze afzonderlijk van elkaar, want er zijn geen aanwijzingen dat zij contacten met elkaar onderhielden (Matthews, 1958: 113). Nadat Le Bon de eerste stappen in het domein van collectief gedrag had gezet, was de weg vrij voor een nieuwe generatie theoretici die verder konden bouwen op zijn werk. Uit de inzichten die Le Bon aanreikte groeiden twee verschillende stromingen. De benadering van het symbolisch interactionisme, waarvan Herbert Blumer mee aan de wieg stond en het structureel functionalisme van Parsons kunnen we samenvoegen onder eenzelfde noemer, namelijk ‘Theories of Collective Behavior’ (Eyerman en Jamison, Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
10
1991: 13). Hoewel beiden hun theorie laten steunen op die van Le Bon, bestaan er ook aanzienlijke contrasten. Herbert Blumer publiceerde in 1934 een invloedrijke studie over de vorming van collectief gedrag. Als symbolisch inter-actionist bestudeerde hij vooral het microaspect van de samenleving. In ‘Outline of Collective Behavior’ zette Blumer de verstehende traditie van Weber verder en ging op zoek naar betekenisverbanden. De nadruk ligt in het onderzoek van Blumer dan ook op het ontstaan van normen, processen van zelfregulatie en interne hervorming en spontane processen van sociaal leren en creativiteit (Eyerman en Jamison, 1991: 11). Het individu interpreteert de werkelijkheid door middel van kaders die door de informele netwerken worden aangereikt. De belangrijkste onderzoeksvraag is wie de deelnemers van sociale bewegingen zijn, en wat hen motiveert. Turner en Killian volgen deze denkpiste. Een volgende invalshoek voor het bestuderen van sociale bewegingen vinden we in het structureel functionalisme van Talcott Parsons. In ‘Sociological Aspects of Fascist Movements’ gaat Parsons op zoek naar een rationele verklaring voor de schijnbaar irrationele gebeurtenissen die in Europa plaatsvonden. “Thus fascism resulted from the tensions inherent in modernization, in the uneven effects of industrialization, democratization, and cultural change on various social groups” (Eyerman en Jamison, 1991: 12). De bevolking werd verdeeld in een groep die progressieve waarden bepleitte, waartegenover een andere groep stond die traditionele of conservatieve waarden en gedragspatronen verdedigde. Hier is de belangrijkste onderzoeksvraag: welke historische en structurele betekenis sociale bewegingen hebben. Onder andere Smelser verdedigde dit standpunt.
1.2. Resource Mobilisation Theory en Political Process Model – zij bekeken vooral de ‘hoe’ In de jaren zestig ontstond een nieuwe uitdaging voor onderzoekers die het fenomeen sociale bewegingen bestudeerden. De studentenprotesten, die later het etiket ‘nieuwe sociale beweging’ zouden opgeplakt krijgen, konden immers niet verklaard worden vanuit de ‘Collective Behavior Theory’ (Eyerman en Jamison, 1991: 23). De kritiek op Blumer luidde dat de analyse van de sociaalpsychologische kenmerken van het individu nergens Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
11
toe leidde. De grand-theory van het structureel functionalisme werd als te abstract bestempeld. Een nieuwe generatie Amerikaans sociologen onderzocht niet langer wie er op straat kwam, of welke historische processen zich voltrokken, maar legde de nadruk van het onderzoek midden op de balans van het spectrum micromacro. Deze ‘Middle-range’ benadering ging ervan uit dat er inderdaad bepaalde grievances bestonden in de samenleving. Het komt er echter op neer die aan te boren en om te zetten in actie. De vraag van het ‘wie’ en het ‘waarom’ werd dus verlaten en het ‘hoe’ van sociale bewegingen werd de actuele onderzoeksvraag. Welke sociale bewegingen hebben succes en waarom is dit zo? Men onderzoekt dit in termen van mobiliserende organisaties en mechanismen van rekrutering. Hoe worden resources of bronnen als autoriteit, sociale status en persoonlijk initiatief zo efficiënt mogelijk omgezet naar actie? Deze stroming focust op de instrumentaliteit van sociale bewegingen. Het doel is duidelijk omschreven. Olson heeft hier een waardevolle bijdrage geleverd met ‘The Logic of Collective Action’, waarin hij onder andere het probleem van free riders of vrijbuiters aankaart en rationeel verklaart. De kosten- batenanalyse die het individu maakt komt in het tweede hoofdstuk nog aan bod. Ook Tilly heeft met ‘From Mobilization to Revolution’ zijn steentje bijgedragen in het verbreden van deze denkpiste.
1.3. New Social Movement Theory – zij bekeken vooral de ‘waarom’ Op Europese bodem ontstond er ook een reactie tegen de ‘Collective Behavior Theory’. Touraine, Offe, Habermas en Melucci waren de voorvechters van deze nieuwe visie (Della Porta en Diani, 1999: 12). Volgens Alain Touraine is de sociale beweging een vorm van collectieve actie waarbij er een conflict heerst rond de organisatie van de samenleving en de centrale culturele oriëntatie van de samenleving. Dat laatste noemt hij historicity (Beilharz, 1992). Het zelftransformerende karakter van de samenleving staat centraal in zijn onderzoek. Die mogelijkheid tot transformeren kan niet gemonopoliseerd worden door één bepaalde
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
12
sociale groep. De sociale werkelijkheid wordt opgevat als de arena waar verschillende sociale groepen strijden om de pen waarmee geschiedenis wordt geschreven. Sociale bewegingen worden omschreven als een vorm van collectieve actie gevormd door de ervaringen en de sociale status van het individu. Hieruit kunnen we concluderen dat de enige juiste manier van onderzoek het afnemen van individuele enquêtes is. Touraine stelt dat de sociale beweging betrokken is in een conflict van productie en toepassing van historicity: het object van studie werd daarom de sociale relatie. Een sociale beweging kan enkel worden begrepen in termen van strijd met andere sociale actoren. Uit het gedachtegoed van Touraine ontstond een nieuwe kijk op sociale bewegingen: “Social movements are not a marginal rejection of order, they are the central forces fighting one against the other to control the production of society by itself and the action of classes for the shaping of historicity” (Touraine in Della Porta en Diani, 1999: 12).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
13
Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader en Hypothesevorming 2.1. Betogingdeelname: Wie, Hoe en Waarom? 2.1.1. Wie? Er zijn enkele barrières die genomen moeten worden voor men zich engageert in een sociale beweging. De verschillen in biografische beschikbaarheid en politieke attitudes van de deelnemers resulteren dan ook in een verschillend politiek gedrag. Welke mogelijke drempels moeten overwonnen worden voor men tijd en energie aan een sociale beweging besteedt? Welke persoonlijke drempels bemoeilijken participatie? Welke incentives zorgen voor een blijvende verbondenheid en motivatie? Welke vormen van sociale beweging hebben een vaste aanhang van die hards en welke vormen moeten het stellen met first timers?
2.1.1.1. Biografische en Situationele Beschikbaarheid Downton en Wehr (1998: 536) stellen dat beschikbaarheid een cruciale factor is bij het mobiliseren van participanten voor vredesbewegingen. We gaan ervan uit dat de bevindingen en conclusies die ze vonden voor deze vredesbewegingen veralgemeend mogen worden naar andere vormen van sociale beweging. Er zijn twee vormen van beschikbaarheid waaraan voldoen moet worden voordat men actief deelneemt. De attitudinal availability stelt dat de attitudes en overtuigingen van potentiële participanten overeen moeten stemmen met de doelstellingen van de beweging. Downton en Wehr wijzen hier op het belang van socialiserende netwerken waarin de participant is opgegroeid. Hier gaan we bij de onderzoeksvraag naar het hoe, de eigenlijke mobilisatie, dieper op in. Een tweede vorm van beschikbaarheid waaraan voldaan moet worden, is de situationele beschikbaarheid of situational availability (Downton en Wehr, 1998: 538). Wanneer aan de eerste voorwaarde voldaan is en de overtuigingen overeenstemmen met de doelstellingen, worden we geconfronteerd met deze tweede drempel. Participanten moeten hun leven zo organiseren, dat ze tijd kunnen vrijmaken om energie in het nastreven van de doelstellingen te steken. Downton en Wehr stellen dat: “people who are working full-time, married with children, in debt, or in poor health would normally be less free to
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
14
undertake peace action, even if they were ethically predisposed to do so” (Downton en Wehr, 1998: 538). Niet enkel de persoonlijke overtuiging, maar ook de levenssituatie is dus een belangrijke factor. Hier belanden we bij de volgende onderzoeksvraag van het ‘wie’aspect. Welke situationele factoren beïnvloeden de deelname van de activist? Wat is de invloed van variabelen als geslacht, leeftijd, opleiding, beroep, kinderen of zelfs godsdienst op de actieve deelname in sociale bewegingen? Hypothese 1: Bij situational availability draait het zuiver om praktische beschikbaarheid. Wanneer men een job en kinderen heeft is het moeilijker om tijd vrij te maken voor de sociale beweging. Onder de volhouders en die hards zitten meer mensen zonder gezin en zonder voltijdse job dan onder de first timers.
2.1.1.2. Structurele Beschikbaarheid Onder structurele beschikbaarheid verstaan we de inter-persoonlijke relaties die mobilisatie vergemakkelijken (Schussman e.a., 2005). Het individu zal sneller deelnemen aan een protestactie wanneer hij hiervoor wordt uitgenodigd door vrienden, kennissen of collega’s. Ook het lidmaatschap van bepaalde organisaties en verenigingen kan een sterke stimulans zijn om op straat te trekken. Deze vorm van micromobilisatie komt aan bod in de paragraaf over mobilisatie, waar we de rol van formele en informele netwerken zullen behandelen.
2.1.1.3. Politieke Gedrag en Attitudes Onder politiek gedrag verstaan we alle mogelijke vormen van actie waarbij het individu invloed probeert uit te oefenen op de geïnstitutionaliseerde politieke machine. Dit kan zijn door het starten of ondertekenen van een petitie, het voeren van een campagne, staken, deelnemen aan een sit- in, het bezetten van gebouwen of door middel van meer geweldadige actievormen. Ook het deelnemen aan betogingen en protestmarsen is een vorm van politiek gedrag. Hoe interageren die verschillende vormen van politiek gedrag met elkaar? Gustave Le Bon was ervan overtuigd dat collectieve actie het resultaat was van de opeenstapeling van frustraties en wees vooral op de gevaren van collectieve actie. Betogen was in zijn visie Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
15
een laatste irrationele uitlaatklep waarlangs het individu zijn grievances kon uiten. Maar is dit wel zo? Is het deelnemen aan een betoging een vorm van dierlijk afreageren en verzet tegen de politieke cultuur? Norris en collega’s verwerpen deze stelling. Activisten hebben over het algemeen heel wat vertrouwen in het politieke systeem. Ze gebruiken betogingen en protest, net zo goed als andere vormen van politiek gedrag, om invloed uit te oefenen op dit systeem, eerder dan het systeem omver te werpen (Norris, Walgrave en Van Aelst, 2003: 3). Deze stelling, dat activisme een middel is om invloed uit te oefenen op de politieke situatie, wordt ondersteund door de ‘Strategic Resource Theory’ (Norris, Walgrave en Van Aelst, 2003: 19).
2.1.2. Hoe? In het opzicht van langdurige participatie aan protestacties is het ook belangrijk te weten hoe mensen tot participatie worden aangezet. Een tweede luik van collectieve actie is zodoende mobilisatie. Hoe worden mensen gemobiliseerd? Welke dimensies zijn er aan mobilisatie verbonden? Wat zijn de verschillende vormen van mobilisatie? Sommige auteurs beschouwen mobilisatie als dé sleutel in het onderzoek naar collectieve actie (Rosenstone en Hansen, 1993: 7). In wat volgt wordt duidelijk dat het inderdaad een niet te onderschatten rol uitoefent in het proces van collectieve actie. Voor de plaatsing van mobilisatie wordt de ‘Vraag- en Aanbodtheorie’ van Klandermans (Klandermans, 2004) vaak als vertrekpunt genomen in wetenschappelijk onderzoek naar sociale bewegingen (zie: Walgrave en Manssens 2000, e.a.). Walgrave en Klandermans werken de vraag- en aanbodtheorie uit in drie delen: vraag, aanbod en mobilisatie (Walgrave en Klandermans, 2007). Als eerste staat de vraag voor de bereidheid van mensen om op straat te komen. Participatie wordt ondermeer gestuurd door een gevoel van ontevredenheid en door het geloof in de verbeterbaarheid van de huidige situatie. Het tweede aspect is het aanbod. Dit staat voor de mogelijkheden die door sociale bewegingen worden aangeboden om deel te nemen aan collectieve actie, of om zich aan te sluiten bij organisaties die opkomen voor ideologisch gelijkaardige standpunten. Mobilisatie ten slotte, is voor hen het sluitstuk van het overgaan tot collectieve actie. Walgrave en Klandermans stellen dat:“mobilisatie het proces is dat de beweging doet draaien en dat
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
16
de aanwezige vraag naar protest onder de bevolking in een land verbindt met het aanbod of voorstel aanwezig op de protestmarkt in dat land” (Walgrave en Klandermans, 2007: 1). Aangezien aan mobilisatie een grote rol wordt toegeschreven is een uitdieping van dit aspect noodzakelijk. Ook op dit terrein heeft Klandermans (1984; 2005) veel werk verricht. We vinden een gelijkaardige visie terug in het werk van Passy (2001).
2.1.2.1.
Consensusmobilisatie en Actiemobilisatie
Mobilisatie moet zijn uitwerking vinden in de vorm van sociale bewegingen, organisaties en netwerken. Door hen moeten twee vormen van mobilisatie uitgevoerd worden willen ze
een
collectieve
actie
doen
ontstaan.
Klandermans
onderscheidde
‘consensusmobilisatie’ en ‘actiemobilisatie’ (Klandermans, 1984: 586-587). a)
Consensusmobilisatie
Consensusmobilisatie staat voor de verspreiding van de standpunten van de organisatie. Wil een sociale beweging er toe komen dat mensen zich bij hen aansluiten en een gelijke visie ontwikkelen of bezitten, dan is het noodzakelijk dat ze hun standpunten overbrengen naar het publiek, dus naar de bevolking. Zodoende dat de organisatie hen kan overtuigen van hun doel en een ‘consensus’ bereikt. Walgrave en Manssens verwijzen in hun onderzoek naar de Frame Alignment Approach. Daarin stellen Snow e.a. dat “indien er een overeenkomst is tussen dat wat een sociale beweging openbaar naar voor brengt in hun discours en de meningen van het te mobiliseren publiek, mobilisatie een grote kans op succes heeft” (Snow, Rochford, Worden en Benford in Walgrave en Manssens, 2000: 3). De Frame Alignment Approach betekent meerbepaald dat bewegingen: 1. meerdere frames die in dezelfde ideologische lijn liggen, maar structureel niet met elkaar verbonden zijn, met elkaar kunnen linken (‘frame bridging’) 2. een interpretatief frame dat een specifiek probleem betreft kan verhelderen en versterken (‘frame amplification’) 3. de grenzen van hun oorspronkelijke frame kunnen uitbreiden (‘frame extensions’)
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
17
4. hun oorspronkelijke frame helemaal of gedeeltelijk kunnen vervangen door een nieuw frame met nieuwe waarden en ideeën (‘frame transformation’) (Snow, Rochford, Worden en Benford, 1986). Passy koppelt in haar onderzoek naar individuele participatie een overeenkomstige functie aan netwerken. Ze omschrijft de functie van netwerken als socialiserend. De netwerken wekken een bewustzijn op bij de individuen omtrent een bepaalde problematiek. Via deze netwerken en de gezamenlijke normen en waarden gaat men een collectieve identiteit vormen die door interactie nog versterkt wordt (Passy, 2001: 178). De inbedding in een formeel (organisatie) of infomeel (inter-persoonlijk) netwerk dat dicht bij een (politiek) issue staat, kan dus de bewustwording prikkelen en zo de overgang naar participatie bevorderen. Naast een socialiserende functie, schrijft Passy ook een structurele functie toe aan netwerken. Netwerken vormen de structurele verbinding tussen de personen en een sociale beweging. Passy stelt dat personen die aandacht vertonen voor een issue op deze manier via hun netwerk aangespoord kunnen worden om zich aan te sluiten bij een beweging (Passy, 2001: 180). Bij deze functie ligt de nadruk op de relatie tussen de toekomstige participant en de ervaren participant die voor de rekrutering zorgt. Passy veronderstelt dat, wanneer er een sterke relatie is tussen deze twee personen, de toekomstige participant sneller geneigd zal zijn om zich ook aan te sluiten (Passy, 2001: 181). b)
Actiemobilisatie
Actiemobilisatie is het omvormen van de mensen, die zich hebben aangesloten bij de standpunten van de organisatie, tot activisten. Algemene bereidheid om tot collectieve actie over te gaan, de ‘consensus’, moet omgezet worden in specifieke bereidheid. Dit staat voor het op straat willen komen voor een specifiek iets in de maatschappij. Deze bereidheid moet ten slotte in effectieve participatie aan een collectieve actie worden omgezet, het protesteren (Oegema en Klandermans, 1994: 705). Walgrave en Klandermans omschrijven sociale bewegingen in dit opzicht als ‘professionele mobilisatie machines’. Ze zijn volgens hen in staat mensen over de drempel te helpen tussen de Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
18
bereidheid tot participatie en effectieve participatie (Walgrave en Klandermans, 2007: 3). De laatste drempel die genomen moet worden alvorens te participeren blijkt de uitkomst van de kosten- batenanalyse te zijn stellen Walgrave en Manssens (2000). De kosten zijn: het type protest, de plaats en de datum van de actie (Klandermans in Walgrave en Manssens, 2000: 4). De waarde die aan de actie gegeven wordt, de mogelijke resultaten en de kans dat de vooropgestelde doelen gehaald worden vallen onder de baten (Walgrave en Manssens, 2000: 4). De uitkomst van de afweging van deze twee, die de participant zal maken, bepaalt mee de kans op participatie.
2.1.2.2. Mobilisatie buiten Netwerken Uit de theorieën van Klandermans en Passy blijkt dat sociale bewegingen en netwerken in grote mate voor mobilisatie kunnen zorgen. Het is waarschijnlijk dat ze nog een grotere rol uitoefenen in functie van sustained participation, wat uit onze analyse zal blijken. Door activisten gebonden te houden aan een netwerk of organisatie zullen zij sneller geneigd zijn opnieuw op straat te komen. Wij stellen dan ook: Hypothese 2: Hoe hechter de netwerken, hoe groter de kans op blijvende participatie en sterke verbondenheid aan de beweging. Mensen gemobiliseerd door een dergelijk hecht netwerk, komen op straat omwille van een sterk gevoel van collectieve identiteit. Het is echter ook mogelijk buiten netwerken mensen te mobiliseren voor collectieve actie. In dit deel komen andere mogelijkheden van mobilisatie aan bod. We besteden hier aandacht aan de media als mobiliserende factoren. Wij stellen dat de media verantwoordelijk zijn voor de mobilisatie van mensen bij een specifieke soort protestmarsen, namelijk de ‘Witte Marsen’. Walgrave en Manssens hebben dezelfde stelling opgebouwd in hun onderzoek naar de mobilisatiefactoren, meerbepaalt de media, voor de Witte Mars van 1996. Alvorens dit verder uit te werken is het belangrijk te kijken naar de voornaamste aspecten van mobilisatie buiten netwerken. Wat is cruciaal voor de verspreiding van informatie? En hoe worden de juiste mensen bereikt? Walgrave en Klandermans schuiven twee verschillende dimensies van mobilisatie naar voor: sterke tegenover zwakke banden en open tegenover gesloten mobilisatie. Volgens
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
19
hen zijn “zwakke banden cruciaal voor de verspreiding van informatie tussen verschillende kleine groepen of clans” (Walgrave en Klandermans, 2007: 3). De auteurs benadrukken dat zonder de zwakke banden er geen informatiestroom zou zijn tussen verschillende bewegingen of groepen. Sterke banden zijn niet noodzakelijk voor de verspreiding van informatie. Deze zijn effectiever in het activeren en het mobiliseren van mensen (Marwell en Oliver, 1993). Voorbeelden van kanalen om individuen te mobiliseren zijn dan media, e-mail, vriendschap, enz. (Klandermans en Oegema in Walgrave en Klandermans, 2007: 3). Om te achterhalen hoe de juiste mensen kunnen bereikt worden als je specifieke types wil mobiliseren nemen Walgrave en Klandermans een idee uit een onderzoek van Snow e.a. als vertrekpunt. Dit stelt dat sommige communicatiekanalen de volledige bevolking kan bereiken terwijl andere specifieke communicatiekanalen bepaalde segmenten van de populatie zullen bereiken. Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen private en publieke kanalen (Snow, Zurcher en Ekland-Olson in Walgrave en Klandermans, 2007: 4). Walgrave en Klandermans bouwen hierop voort en ontwikkelen een nieuwe dimensie van mobilisatie: open en gesloten mobilisatie. Het verschil tussen beide is wie er bereikt wordt met de communicatie. Open mobilisatiekanalen zullen eender welk type persoon of bevolkingssegment bereiken terwijl gesloten mobilisatiekanalen enkel die mensen met bepaalde karakteristieken zullen aanspreken (Walgrave en Klandermans 2007: 4). Ze halen als voorbeeld van gesloten communicatie een organisatie aan die enkel zijn eigen leden zal contacteren. Massamedia kunnen voor hen dan weer in staan voor het beste voorbeeld van open communicatie.
2.1.2.3. Media als Mobilisatiefactoren Dit is een aansluitingspunt voor onze stelling dat media de belangrijkste mobilisatiefactor is bij witte marsen. We lichten hier het onderzoek toe van Walgrave en Manssens (2000) die de rol van de verschillende media onderzochten voor de Witte Mars in 1996. Ze analyseerden gedurende ruim 3 maanden het discours van de vijf belangrijkste Belgische dagbladen. Aan de hand van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse kwamen ze tot de volgende conclusies. De massamedia zorgden er inderdaad voor dat de Witte Mars een mobilisatiesucces werd. De bevolking werd via de media bestookt met informatie omtrent de mars en het Dutroux- proces. Zodoende dat ze instonden voor zowel Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
20
consensus- als actiemobilisatie voor de Witte Mars. Volgens de auteurs hebben sociale bewegingen, organisaties en protestgroepen geen controle over hoe ze door de media gecoverd worden. In dit geval echter “namen de media het discours over van de ouders en de straat” (Walgrave en Manssens, 2000: 30). Walgrave en Manssens concludeerden dat het de media hun doel was de mars tot een succes te brengen. Media zijn zodoende in staat mensen te mobiliseren. Ze zijn volgens ons echter niet de beste mobilisatiefactor in functie van volgehouden participatie. Hypothese 3: Activisten gemobiliseerd door de media (open mobilisatie – geen hecht netwerk) zijn first timers en komen een jaar later niet meer op straat.
2.1.3. Waarom? Om de motivaties tot deelname aan protestmarsen te begrijpen, vertrekken we vanuit het model van Klandermans (2005). Klandermans tracht met behulp van de traditionele vraag- en aanbodcurve een algemene omkadering te bieden voor de factoren die spelen op het onderzoeksdomein van de collectieve actie. De vraagcurve is de bereidheid van mensen om op straat te komen met als doel een situatie waarover ontevredenheid bestaat te veranderen terwijl de aanbodcurve de mogelijkheden voorstelt die de organisatoren van collectieve actie te bieden hebben. De aanbodzijde zal in dit werkstuk niet afzonderlijk worden besproken. Beide curven worden verbonden door mobilisatie. Van dit economische model nemen we alleen de vraagzijde over. Deze vraagzijde van collectieve actie toont drie fundamentele redenen waarom mensen de straat op komen. Klandermans (2005) onderscheidt volgende redenen als motivatie voor collectieve actie: 1. Instrumentaliteit: Mensen willen een verandering in hun politieke en sociale leefomstandigheden. 2. Identiteit: Mensen willen als leden van de groep waarmee ze zich identificeren, optreden. 3. Ideologie: Mensen willen zin aan hun wereld geven en eigen standpunten bekend maken. Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
21
Het is evident dat er niet altijd een duidelijke lijn getrokken kan worden tussen deze verschillende aspecten. De verschillende factoren zijn niet steeds samen toe te passen. Zo onderzocht De Weerd (1999) de verschillende factoren waarom landbouwers deelnamen aan protestacties in Nederland, en stelde vast dat deze drie factoren er elk onafhankelijk van elkaar toe bijdroegen. Dit betekent niet dat ze noodzakelijkerwijs afzonderlijk van elkaar bestudeerd moeten worden. Integendeel, de verschillende aspecten zullen elkaar vaak beïnvloeden. Volgens Aminzade en McAdam (2001) is er nog een vierde reden die hieraan moet worden toegevoegd. Emoties spelen een niet te onderschatten rol bij het motiveren tot collectieve actie. Dit aspect zal doorheen dit werkstuk verscheidene keren aan bod komen en later afzonderlijk worden besproken.
2.1.3.1. De Instrumentele Redenen Instrumentele redenen om tot collectieve actie over te gaan, zijn de doelen die mensen voor ogen hebben en willen bereiken door de straat op te trekken. Er heerst ontevredenheid met betrekking tot een bepaald issue en tegelijkertijd heerst er het gevoel dat men de situatie kan veranderen. Het gevoel dat er iets aan de huidige situatie kan verbeterd worden is cruciaal. Dit zullen we ook verder nog aanhalen wanneer we de rol van emoties in sociale bewegingen bekijken. Vanuit een puur rationele benadering belanden we dan echter al snel bij het klassieke dilemma van de collectieve actie (probleem van de free riders) dat naar voor werd gebracht door Olson (1971), onderzoeker uit de jaren zestig. Hij meent dat actoren niet zullen deelnemen tenzij ze door selective incentives worden aangemoedigd. Belangrijk is om het mensbeeld van Olson (1971) voor ogen te houden. De mens is een rationeel handelend individu die bij het nemen van een beslissing kosten en baten afweegt en daaruit die keuze maakt die hem de meeste winst oplevert. Dit creëert het probleem van de free riders. Wanneer men weet dat voldoende mensen aan een protestmars deelnemen, haakt men af. Achteraf zal men er hoe dan ook de vruchten van plukken. Op deze manier verklaart Olson (1971) dat er niet veel mensen op straat zullen
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
22
komen wanneer de inzet publieke goederen zijn. Het zijn hier de selective incentives die dan de mensen ertoe bewegen toch op straat te komen. Selective incentives zijn die stimulansen die deelnemers aan collectieve actie “belonen” en zij die de straat niet opgaan “straffen”. Oliver (1980) reikt enkele sprekende voorbeelden van zulke incentives aan in haar werk. Arbeiders die oproepen tot staking, proberen medewerking van hun collega’s te verzekeren door bedreigingen indien medewerking geweigerd wordt. In de jaren zestig werden anti- oorlogsbetogers vaak beloond met concerten van folkzangers tijdens de betogingen (Oliver, 1980). Selective incentives zijn echter geen garantie op participatie van mensen aan collectieve actie. De kans op resultaat van het protest geëist is volgens ons nog steeds de meest determinerende factor. Hypothese 4: Wanneer mensen het gevoel hebben dat de actie niets uithaalt, haakt men af. De groepsgrootte is een belangrijke parameter die in rekening moet worden gebracht. Hoe groter de groep, hoe minder het individu het gevoel heeft dan zijn bijdrage het verschil zal maken en dus hoe hoger de nood aan de selective incentives om mensen op de been te brengen (Olson, 1971). Naast materiële selective incentives (geld, andere beloningen of dwang) zijn er ook niet materiële selective incentives die een sterke rol spelen. Daarover handelen de volgende delen van de paper.
2.1.3.2. Collectieve identiteit De instrumentele redenen zijn volgens Olson (1971) niet altijd de overtuigende factor om tot collectieve actie over te gaan. Vaak komen mensen toch nog op straat, hoewel uit de kosten- batenanalyse blijkt dat de kosten hoger zullen liggen dan de opbrengst van het optreden. Daarbovenop zullen de doelen die men met de actie wil bereiken, dikwijls pas op lange termijn bereikt kunnen worden. Klandermans (2005) besluit dat het proces van identiteit zowel een direct als indirect effect op de deelname aan protesten heeft. Indirect wanneer de collectieve identiteit het Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
23
instrumentele denken beïnvloed, en mensen moreel verplicht zijn deel te nemen. Dit doet het sociale dilemma dat collectieve actie oproept (zie eerder) dus verdwijnen. Een direct effect treedt op wanneer de activisten niet denken aan de gevolgen, maar enkel deelnemen door het identificatiegevoel met de anderen. Dit laatste effect, de collectieve identiteit, is wat we kunnen beschouwen als een nietmateriële selective incentive. Simon (1998) tracht een definitie te geven voor het begrip identiteit. Persoonlijke identiteit is de som van alle rollen die een persoon vervult in de maatschappij. Maar voor elke verschillende rol die een mens bekleedt, bestaat een groep mensen die dezelfde rol vervullen. Dit zorgt voor het ontstaan van collectieve identiteiten, de plaatsen die men deelt met anderen. De collectieve identiteit die we hier beschrijven is de identiteit van een groep met gedeelde waarden, belangen en verwachtingen. Het zijn mensen die, hoewel ze elkaar vaak niet persoonlijk kennen, toch een zekere vorm van solidariteit aannemen tegenover elkaar. De oorzaak tot deze solidariteit wordt door Summers-Effler (2002) in grote mate toegeschreven aan de rol van emoties, meer bepaald wanneer een deviante emotie ervaren wordt. Deviante emoties zijn gevoelens die niet passen binnen de normen van emoties in een bepaalde situatie. Wanneer deze emoties worden ervaren in een context van solidariteit en de sociale dynamiek ontdekt van de onderdrukte positie waarin men zich lijkt te bevinden, wordt het ontwikkelen van een collectieve identiteit mogelijk gemaakt. Deze identiteit wordt dan gedeeld door mensen die deze bepaalde deviante emoties ervaren. Meestal blijven deze identiteiten onbenut, aangezien een mens doorgaans zijn persoonlijke identiteit vervult, en zijn collectieve identiteit meer links laat liggen. Bij collectieve actie blijkt nu die collectieve identiteit heel sterk naar voor te komen. Het is het bewustzijn van een collectieve identiteit van een groep dat mensen uit die groep ertoe kan aanzetten om op straat te komen. Touraine (1981) stelt dat pas wanneer Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
24
een groep zichzelf definieert, de andere sociale actor rondom zich en de relaties die hen linken, men tot actie zal overgaan. Daarbij moet wel worden gezegd dat een identiteit geen vaststaand en voorafgaand (aan collectieve actie) feit is. De collectieve identiteit komt ook juist tot uiting door de actie, en wordt hierdoor nog eens extra benadrukt en verder ontwikkeld (Della Porta en Diani, 1999). Naast Summers-Effler (2002) leggen ook Della Porta en Diani (1999) de nadruk op enkele mechanismen die bijdragen aan het ontwikkelen van een groepsidentiteit en bijgevolg aan een motivatie tot actie. Zo is er het definiëren van de eigen groep, het creëren van een wij-gevoel. Dit gaat samen met een specifiek solidariteitsgevoel tegenover de mensen van de groep waartoe men behoort. Tegelijkertijd met dat definiëren van de wij- groep, identificeert men ook degene die hier tegenover staan (‘zij’) en de relatie tussen ‘wij’ en ‘zij’ wordt op die manier sterk beklemtoond. Over het algemeen blijkt de regel te gelden: Hoe sterker de identificatie met een groep, hoe waarschijnlijker de deelname aan collectieve actie (Klandermans, 2005).
2.1.3.3. Ideologie Na de instrumentele redenen en de collectieve identiteit willen we kort nog even verwijzen naar een derde factor die Klandermans (2005) aanhaalt als beweegreden voor collectieve actie. Hij stelt dat ook ideologie een reden kan zijn voor mensen om over te gaan tot collectieve actie. Ideologie kunnen we begrijpen als het geheel van opinies, attitudes en waarden – een manier van denken over mens en maatschappij (Adorno e.a., 1950: 2). Er zijn dus mensen die zuiver voor hun overtuiging de straat op gaan. Bij protestacties waarbij wordt geijverd voor een betere milieuzorg zijn er activisten die omwille van hun ‘groene’ overtuiging gaan betogen. Mensen willen vanuit die overtuiging waardigheid in hun levensomstandigheden creëren via de strijd die ze voeren. In deze omstandigheden is het interessant om te kijken naar welke emoties hier een rol spelen. Wanneer de overtuiging van een groep mensen niet, of naar hun mening onvoldoende, gerespecteerd wordt, kan het gevoel van onrechtvaardigheid zeer sterk worden. Als deze situatie dan op korte termijn niet verandert, is het mogelijk dat er bij
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
25
deze groep woede optreedt, wat volgens Aminzade en McAdam (2001) een voldoende drijfveer is voor collectieve actie. Ook William Gamson (1992) heeft onderzoek verricht naar deze gevoelens van onrechtvaardigheid en woede. De negatieve gevoelens die men ervaart, worden steevast geassocieerd met de onderdrukte positie waarin men zich bevindt. Dit is de emotionele drijfkracht achter het onrechtvaardigheidgevoel.
2.1.3.4. Emoties Emoties zijn zonet al enkele keren aangehaald om aan te tonen dat zij toch ook, in combinatie met andere factoren, een niet te onderschatten rol spelen. De gevoelens van onrechtvaardigheid en woede zijn al uitvoerig besproken. Er is echter nog een derde belangrijke emotie die we even willen aanstippen. Bepaalde vormen van bedreigingen tegenover de belangen van een groep kunnen niet alleen tot woede maar ook tot angst leiden. De combinatie van die bedreiging met angst kan een motiverende factor zijn voor collectieve actie (Aminzade en McAdam, 2001). Een plotselinge tussenkomst in een routine of een bedreiging van deze tussenkomst, kan al voldoende zijn om angst en bijgevolg protestacties uit te lokken. Een bedrijf dat nog maar overweegt om maatregelen met betrekking tot het personeelsbeleid te nemen, kan soms al voldoende aanzet geven tot protest(staking) omdat het personeel zich bedreigd voelt en angst heeft zijn/haar werk te verliezen. Hypothese 5: Betogen is een emotionele aangelegenheid. Er komen heel wat gevoelens bij kijken. Wat is de invloed van emoties op participatie? Aminzade en McAdam (2001) stellen dat men zonder het element van hoop niet op straat zal komen. Wij vermoeden dan ook dat deze emotie in sterke mate aanwezig is bij de volhouders. Naast gevoelens van onrechtvaardigheid, angst of woede is het belangrijk dat er wel degelijk de mogelijkheid is om de situatie te veranderen. Aminzade en McAdam (2001) stellen dat woede die voortvloeit uit een onrechtvaardigheidgevoel niet voldoende is om individuen te overtuigen over te gaan tot collectieve actie. Er moet ergens een element van hoop aanwezig zijn. Zonder enige hoop op verbetering van de situatie, zullen
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
26
mensen hun kostbare energie niet verspillen om te protesteren. Men moet zich dus afvragen via welke wegen hoop gegenereerd kan worden. Dit kan op verschillende manieren en het overzicht hieronder is verre van volledig (Aminzade en McAdam, 2001). Een eerste mogelijkheid waardoor hoop opgewekt kan worden is een verandering in een bepaalde culturele traditie. Het is goed mogelijk dat een dergelijke verandering potentieel creëert voor het ontstaan van protestbewegingen. Een kleine wijziging in cultuur kan immers het signaal geven dat hervormingen mogelijk zijn. Ook het politieke beleid kan sterke gevoelens van hoop voor mogelijke aanpassingen van de onrechtvaardige situatie met zich meebrengen. Dit kunnen we illustreren met het beleid dat Gorbatsjov in de jaren tachtig in de voormalige Sovjet-Unie voerde. Hij trachtte op een bescheiden manier hervormingen door te voeren, waardoor het gevoel werd gecreëerd dat verdere aanpassingen ook mogelijk zouden zijn. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de implosie van de Sovjet-Unie. Een derde mogelijkheid die hoop kan genereren werd geformuleerd door William Sewel. Hij stelt dat er bepaalde gebeurtenissen zijn die door hun kracht en onverwachte voorkomen, het plotselinge ontstaan van revoluties en sociale bewegingen kunnen aanwakkeren (Sewel in Aminzade en McAdam, 2001: 32-34).
2.2. Volgehouden Participatie en Disengagement Door het onderzoek van Klandermans en Oegema werd meer inzicht verworven in de verbondenheid van een individu met een sociale beweging. Er werden drie types van verbondenheid onderscheiden, namelijk affectieve, voortgezette en normatieve verbondenheid (Klandermans en Oegema, 1994). Affectieve verbondenheid wijst op de mate waarin lidmaatschap bevredigend is voor de participant en de mate waarin men emotioneel gehecht is aan de organisatie. De interactie met de beweging is hier van het grootste belang. Des te meer de leden tevreden zijn over deze interacties, des te sterker de affectieve verbondenheid. Wanneer er een sterke interactie is met de beweging kan met spreken over een hecht netwerk waarin de participant zich bevindt. Hieraan kan men het onderzoek naar sustained commitment van Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
27
Downton en Wehr koppelen. Resultaten van dit onderzoek wezen uit dat netwerken niet alleen een duidelijke functie hebben bij het mobiliseren van activisten (zie vorig hoofdstuk) maar ook bij de blijvende participatie in sociale bewegingen (Downton en Wehr, 1991). Voortgezette verbondenheid wordt bepaald door de reeds gedane investeringen zoals tijd, geld en moeite alsook door de aantrekkelijkheid van alternatieven. Het is logisch dat wanneer men reeds veel heeft geïnvesteerd in de beweging en men zich niet aangesproken voelt door de alternatieven, de voortgezette verbondenheid een belangrijke factor is om te blijven participeren. Normatieve verbondenheid verwijst naar de overeenkomsten tussen de eigen visie en die van de beweging. De ontwikkeling van een eigen visie is een proces op lange termijn. Het is niet gemakkelijk voor een sociale beweging om zulke langetermijnprocessen te beïnvloeden om zo participanten sterker aan zich te binden of om meer potentiële participanten aan te trekken. Hierbij kunnen we verwijzen naar het deel over ideologie, waarin beschreven wordt hoe iemands overtuiging kan leiden tot de aansluiting bij een sociale beweging die dezelfde ideologische lijn verdedigt. Klandermans verwijst hiervoor naar Snow die een model ontwikkelde betreffende dit aspect (Snow e.a., 1986). Dit cognitieve model van Frame Alignment wordt behandeld in de paragraaf over mobilisatie. Een tweede factor die nauw aansluit bij het gevoel van verbondenheid, is die van belangopportuniteiten. Hiermee bedoelen we de kansen die iemand van de organisatie krijgt om de bereidheid tot actievoeren daar ook daadwerkelijk in om te zetten. Iemand die veel kansen krijgt van de organisatie, gaat zich sterker verbonden voelen en de kans op blijvend activisme wordt op deze manier vergroot (Downton en Wehr, 1994). De derde factor zijn rewards die men kan verdienen door activisme. Deze kunnen in verschillende vormen voorkomen. Zo kan erkenning van andere activisten of buitenstaanders al motiverend zijn, net als successen met acties. Het is over deze beloningen dat Klandermans reeds sprak. Ze zullen op zich geen voldoende aanzet zijn om te starten met participatie in een sociale beweging, maar bevorderen wel de verbondenheid (Klandermans, 1994). Het spreekt voor zich dat wanneer men merkt dat Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
28
acties en inspanningen weinig resultaat opleveren, men minder geneigd is om nog verder te participeren.
2.3. Die Hard en weer terug: Disengagement Passy en Giungi zijn één van de weinige onderzoekers die aandacht hebben besteed aan sustained particiapation en disengagement. Zij stellen vooral het belang van levenssferen centraal. Een levenssfeer wordt gedefinieerd als “distinct, though interrelated ‘regions’ in the life of an individual, each one with its own borders, logic and dynamics” (Passy en Giungi, 2000: 121). Wanneer men in verschillende levenssferen in contact komt met activisme, zal de verbondenheid, die Klandersmans en Oegema (1994) beschreven, stevig verankerd worden in het leven van het individu. Wanneer het activisme zich beperkt tot één levenssfeer, zal men veel sneller geneigd zijn af te haken. De waarden die men verdedigt in en door het activisme, moeten ook in andere levensdomeinen levendig gehouden worden, anders sterven ze ook in het domein van het activisme af. Erosie van steun aan een sociale beweging kan volgens Klandermans en Oegema ook het resultaat zijn van het strakker definiëren van de doelstellingen, van de campagnes die het tegenovergestelde propageren en van polarisatie (Klandermans en Oegema, 1994: 720).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
29
Hoofdstuk 3: Methode Het empirische gedeelte van dit onderzoek steunt in de eerste plaats op interview- en surveydata die door de vakgroep ‘Media, Middenveld en Politiek’ werden ingezameld bij betogers op zes betogingen in de periode februari 2006 – mei 2007. Zelf zijn we mee data gaan verzamelen op de laatste betoging, de Vlaamse Mars voor Onafhankelijkheid (mei 2007). Deze betogersdata werden steeds ingezameld volgens eenzelfde methode die hieronder besproken zal worden. Naast deze betogersdata hebben we voor dit onderzoek meegewerkt aan een online opvolgenquête bij een aantal van de respondenten uit het betogerbestand. Bovendien hebben we een aantal mensen die de opvolgenquête hebben beantwoord, uitgekozen en uitgenodigd voor een langer, persoonlijk semi-gestructureerd interview. In wat nu volgt zullen we de drie data-inzamelingen verder bespreken.
3.1. De Betogingsdata1 3.1.1. Selectiemethode Om ervoor te zorgen dat elke betoger een gelijke kans heeft geselecteerd te worden, wordt er bij de inzameling van betogersdata de volgende methode gebruikt. Er zijn twee referentiepersonen die elk een groep van interviewers begeleiden (zie tabel 1). Afhankelijk van het aantal medewerkers en de grootte van de betoging kunnen er extra referentiepersonen en bijbehorende groepen worden ingezet. De eerste groep start vooraan de betoging, de tweede achteraan. De referentiepersonen beslissen telkens welke persoon moet geïnterviewd worden. Zij tellen de rijen van de betoging, en in elke n-de rij duiden ze een persoon aan die moet worden benaderd, afwisselend één in het midden, de linker- en de rechterkant. Het aantal rijen dat wordt opengelaten is afhankelijk van het aantal betogers, en het voorziene aantal interviewers. Op deze manier wordt zoveel mogelijk gegarandeerd dat alle groepen in de betoging, of hun leden nu liever vooraan of 1
Dit stuk is grotendeels gebaseerd op Walgrave, S. and J. Verhulst. (2007). 'Protest Surveying. Testing the
Feasibility and Reliability of an Innovative Methodological Approach to Political Protest', Unpublished manuscript. University of Antwerp. Media, Movements & Politics research group (M!P).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
30
achteraan in de betoging lopen, een gelijke kans hebben om te worden geïnterviewd. Deze methode van selecteren van respondenten heeft ook zijn beperkingen. Niet alle types betogingen kunnen goed worden omvat op deze manier. De nieuw emotionele betogingen maken het vaak moeilijk deze methode te consequent te hanteren omdat de manifestanten niet in blokken of rijen lopen. Tabel 1:
Demonstration Distributors + field work supervisor 1 (*)
Row 1 Row 2 Row 3
* O
* O
* O
Row x
Distributors + field work supervisor 2 (O)
Bron: Walgrave en Verhulst, 2007
3.1.2. Data-inzameling Na het selecteren van een respondent wordt in een aantal betogingen eerst een face-to-face enquête afgenomen, in het Frans of het Nederlands. Hierin worden allereerst klassieke socio- demo’s (geslacht, leeftijd, opleiding, …) verzameld. Ook wordt er gepeild naar het gevoel van verbondenheid of collectieve identiteit bij de manifestant. Tenslotte volgen er een tweetal vragen die specifiek met het issue van de betoging te maken hebben en waarover de manifestant zijn mening kan geven (helemaal oneens - helemaal eens). Er
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
31
wordt ook gevraagd naar de mate van interesse in de politiek. De face-to-face enquête wordt vervolgens uit het boekje gehaald en het boekje wordt, met gefrankeerde enveloppe aan de respondent gegeven met de vraag deze thuis in te vullen en op te sturen. Het boekje bevat vragen met betrekking tot het ‘wie’, ‘waarom’ en ‘hoe’ van betogen en over sustainment. De face-to-face enquête en het boekje hebben een identiek nummer om de non-respons van de opvolgenquête te kunnen meten. Bij de betogingen waarbij aanvankelijk geen interview wordt afgenomen worden deze vragen mee in de postenquête gesteld.
3.1.3. Respons en Representativiteit De response rates van de betogingenquêtes liggen hoog, dit komt doordat de face-to-face interviews zelden worden geweigerd. Gemiddeld worden ook 33% van de opvolgenquêtes teruggestuurd en dit zonder dat er een herinnering wordt gestuurd naar de respondenten. Walgrave en Verhulst (2007) hebben een aantal methodologische tests uitgevoerd naar de representativiteit van de methode, en daaruit blijken twee belangrijke zaken. Allereerst blijkt dat interviewers die zelf hun respondenten mogen kiezen meer vrouwen ondervroegen, met een hogere opleiding en een hoge interesse in politiek. Hieruit blijkt dat een systematische methode hanteren, waarschijnlijk leidt tot een betere steekproef, omdat de interviewers meer geneigd zijn om bepaalde respondenten liever te interviewen dan anderen. Een tweede vaststelling van Walgrave en Verhulst (2007) heeft te maken met de non-respons op de postenquête. Niet iedereen stuurt die postenquête terug. Men moet dus onderzoeken of er een significant verschil is tussen zij die de enquête terugsturen en zij die dat niet doen. Het onderzoek van Walgrave en Verhulst (2007) wijst uit dat de non-respons vertekening minimaal is. Alleen de variabele leeftijd speelt een kleine rol: oudere mensen zijn iets meer geneigd om de enquête terug te sturen dan jongere mensen. In tabel 2 worden de verschillende betogingen waar enquêtes zijn afgenomen weergegeven, telkens met eventueel het aantal afgenomen interview, het aantal uitgedeelde enquêtes, het aantal teruggestuurde enquêtes, en de bijbehorende responsratio. Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
32
Tabel 2: Enkele beschrijvende gegevens van de verschillende Belgische betogingen Betoging
AsielAnti-Irak zoekers 2006 Gemengd Nieuw
ORG. TYPE LOCATIE
Brussel
DATUM
Brussel
25 feb. 19 mrt. 2006 2006 Rechten Tegen de en bezetting respect in Irak illegale immigranten
DOEL
# DEELN. X1000 # MONDINTERVIEWS # INTERVIEWS PER POST UITGEDEELD VOLLEDIG RESPONS (%)
InBev Oud Leuven
Mars voor Stille Mars VW Vorst Joe Nieuw Nieuw Oud emotio. emotio. Brussel Antwerpe Brussel n
28 feb. 23 apr. 26 mei 2006 2006 2006 Tegen de Tegen Antiher-structzinloos racisme + ureringen geweld + ter nabij bierter nagedachtmultigedacht- enis van national enis van slachtInBev Joe offers van racisme 2 80 20
Vlaam- Totse Mars aal Nieuw rechts SintGenesi us-Rode 2 dec. 6 mei 2006 2007 Tegen Onafhet grote afhank aantal elijkontslag- heid en bij van auto- Vlaanconstru- deren cteur 20 1,5 -
10
5
-
-
-
313
-
878
554
1,745
-
-
-
-
-
-
-
-
858 149 17
915 316 35
722 98 14
1018 437 43
1281 585 46
878 270 31
554 234 42
6,226 2,098 33
3.1.3.1.
Betoging voor Mensen Zonder Papieren (Sans Papiers)
Op 25 februari 2006 kwamen enkele 10 000 betogers in Brussel op straat om een humaner uitwijzingsbeleid te eisen voor asielzoekers en de regularisatie van mensen zonder papieren. De manifestanten protesteerden ook tegen de uitlatingen van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael die Sans Papiers en zij die hen steunen wil criminaliseren (De Standaard, 2006a). De betoging was een initiatief van de UDEP (Unie voor Mensen zonder Papieren), een nationale organisatie die ijvert voor een regularisatiewet. Mede-initiatiefnemers waren de CRER (Coordination contre les Rafles, les Expulsions et pour la Régularisation), het CRACPE (Collectif de Résistance aux Centres Pour Etrangers), het VAK (Vluchtelingen Aktie Komitee) en het Collectif de Verviers (Gazet van Antwerpen, 2006a). Heel wat organisaties, delegaties van vakbonden, politieke partijen en lokale opvangcomités stapten mee op tijdens de
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
33
manifestatie. De betoging eindigde zonder incidenten (De Mezel, 2006). Volgens de organisatoren waren er 10000 betogers aanwezig op de manifestatie (UDEP, 2006). De krant Het Volk heeft het over 7000 betogers (Het Volk, 2006a). Eén jaar na de betoging in Brussel is het thema nog altijd actueel. Op 17 juni namen Forum Asiel en Migraties, UDEP (vereniging van mensen zonder papieren), ACV-CSC, ABVV-FGTB het initiatief voor een nieuwe nationale betoging voor de regularisatie van mensen zonder papieren. Ongeveer 5000 mensen kwamen in de straten van Brussel op voor duidelijke criteria voor de regularisatie van mensen zonder papieren.
3.1.3.2.
Nationale Betoging tegen de Oorlog en Bezetting in Irak
Op 19 maart 2006 "vieren" om en bij de 5000 manifestanten in Brussel drie jaar oorlog en bezetting door de 'Coalition of the Willing' in Irak. In België is het Anti Oorlogsplatform
de
initiatiefnemer
van
de
manifestatie.
Deze
is
een
samenwerkingsverband van 75 organisaties. Het gaat om mensen uit de vredes-, derde wereld-, milieu-, jongeren-, vrouwen-, en vakbewegingen. Op de manifestatie in Brussel zijn er daarnaast vertegenwoordigers van de meeste politieke partijen aanwezig (Het Nieuwsblad, 2006a). In vergelijking met de anti- oorlogsbetogingen van de vorige jaren is de opkomst deze keer maar matig. In de krant De Morgen van 20 maart 2006 stelde men dat de matige opkomst volgens sommige organisatoren te wijten was aan een vorm van betogingmoeheid. De vakbonden kregen het verwijt dat ze in tegenstelling tot vorig jaar hun leden niet hebben gemobiliseerd (Schoetens, 2006). Niet enkel in Brussel, maar ook in 40 andere landen en meer dan 170 steden wereldwijd werden er opnieuw antioorlogsmanifestaties gehouden (Het Nieuwsblad, 2006a). In alle landen lag de opkomst veel lager dan in de vorige jaren (Schoetens, 2006). Ook in 2007 was er opnieuw een antioorlogsbetoging tegen de oorlog en bezetting in Irak.
3.1.3.3.
Internationale Vakbondsbetoging tegen de Herstructureringen bij InBev
Op 28 maart 2006 werd een Europese vakbondsmanifestatie gehouden tegen de herstructureringsgolf bij brouwerij InBev. De betoging kwam er nadat de verzoeningsgesprekken tussen de directie en vakbonden omtrent de herstructurering van het bedrijf mislukten. Dit gebeurde omdat Inbev niet kon garanderen dat er na de drie Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
34
geplande afdankinggolven geen vierde meer ging komen. Er was dus geen garantie voor toekomstige werkgelegenheid (De Standaard, 2006b). In totaal zouden van de ongeveer 3.000 banen in België 411 banen worden getroffen (Het Nieuwsblad, 2006b). Wereldwijd zouden 360 mensen hun baan verliezen (Indymedia, 2007). In een poging op te kunnen tegen de schaalvergroting trekken de vakbonden sinds kort de Europese kaart. Ze willen een Europese arbeidsovereenkomst en ondersteunen die eis met een Europese betoging bij de hoofdzetel van Inbev in Leuven (Indymedia, 2007). Onder de manifestanten bevonden zich werknemersdelegaties van InBev-vestigingen in België, Nederland, Frankrijk, Luxemburg en Duitsland (Het Volk, 2006b). De politie spreekt van een opkomst van 1.500 manifestanten. De vakbonden hebben het over 2.500 betogers (Het Volk, 2006b).
3.1.3.4.
Mars voor Joe
Op 23 april 2006 werd in Brussel de Mars voor Joe gehouden (Gazet Van Antwerpen, 2006b). De aanleiding voor deze mars was de moord op Joe Van Holsbeeck, de 17-jarige jongen die op 12 april 2006 in het Centraal Station van Brussel in volle avondspits met vijf messteken werd omgebracht, omdat hij zijn mp3-speler niet wilde afgeven. De mars stond volledig in het teken van ‘zinloos geweld’ en veiligheid voor jongeren. De boodschap van de mars was dubbel. Enerzijds vroeg ze een veiliger openbaar vervoer. Anderzijds was de stille mars een oproep om een sereen debat te voeren tussen autochtone en allochtone gemeenschappen (De Standaard, 2006c). Fouad Ahidar, lid van SPIRIT en zetelend in het Brusselse Parlement, was de eerste die een oproep deed voor de stille mars na de moord. Volgens hem moest de mars een symbool worden voor alle mensen die al zijn gekwetst en lastiggevallen, een mars voor Joe maar ook voor alle andere slachtoffers van zinloos geweld (Het Nieuwsblad, 2006c). De verdere organisatie van de mars lag in handen van de familie van Joe Van Holsbeeck, de vriend die naast hem stond toen hij werd neergestoken en nog enkele vrienden (De Standaard, 2006c). Uiteindelijk kwamen er 80 duizend betogers op straat (Gazet Van Antwerpen, 2006b), waar men aanvankelijk een 20 à 25 duizend betogers verwachtte (De Standaard, 2006c).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
35
3.1.3.5.
Stille Optocht in Antwerpen
De Stille Optocht te Antwerpen is een reactie op de racistische moorden van 11 mei 2006. Op die bewuste meidag vermoorde Hans Van Themsche op straat de kleuter Luna en haar oppas Oulemata en verwondde Songül Koç. Vanuit de stad Antwerpen, de betrokken families en verschillende allochtonen en autochtonen organisaties kwam de roep om een antiracistische mars door Antwerpen. Georges Kamanayo, voorzitter van de Stedelijke Overlegraad Diversiteit van Antwerpen is de echte initiatiefnemer voor de Stille Optocht. Ook organisaties zoals VAKA en VOEM: Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims engageerde zich mee om de Stille Optocht een succes te maken (VAKA-HandinHand, 2007 en VOEM, 2007). Tenslotte heeft ook de Stad Antwerpen zelf opgeroepen tot deelname aan deze betoging: ze zorgde onder meer voor een website met praktische informatie en twee slogans "Het verdriet is van A" en "Stop racisme: diversiteit is realiteit”. De verwachtingen voor de opkomst lagen hoog, zeker na het hoge aantal betogers (om en bij de 80.000) in Brussel voor Joe van Holsbeek. De Morgen meldt: “ Er worden vrijdag om en bij de 50.000 deelnemers verwacht aan de stille optocht in Antwerpen” (De Morgen, 2006). Helaas viel het weer tegen, het was een bewolkte en regenachtige dag waardoor er wellicht veel minder (18.000) sympathisanten kwamen opdagen dan eerst gedacht.
3.1.3.6.
Solidair Voor Werk – Volkswagen Vorst
Op 21 november 2006 vertelt het bestuur van VW dat zeker 3500 van de 5300 banen zullen verdwijnen in Vorst. De vakbonden pikken dit niet en starten met stakingsacties. Het conflict escaleert en op 2 december komen vakbonden in één front op straat op de internationale solidariteitsbetoging met de werknemers van VW Vorst. Ruim 25.000 betogers trokken door de straten van Brussel van het Zuid- naar het Noordstation. Op kop de werknemers van Volkswagen Vorst en toeleveranciers gevolgd door delegaties uit andere assemblagebedrijven die hun collega’s steun betuigden. Met het thema ‘solidair voor werk’ moest het een signaal zijn naar de buitenwereld. Niet alleen om met een actieplan naar voor te komen voor VW Vorst maar ook voor meer werkgelegenheid en sociale rechten in het algemeen.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
36
3.1.3.7.
Vlaamse Mars
Op 6 mei 2007 vond de Mars voor de Vlaamse onafhankelijkheid plaats in SintGenesius-Rode. Het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV) is de organisatie achter de betoging. Ze hopen eindelijk het verschil te maken met deze betoging, en de communautaire strijd die al meer dan 40 jaar bezig is te eindigen in een splitsing van België met een onafhankelijk Vlaanderen. Het scheelde niet veel of de betoging had niet kunnen doorgaan: de burgemeester van Sint-Genesius-Rode (Mevr. Delacroix-Rolin (Cd-H) gaf in eerste instantie geen toestemming voor de betoging). De reden, haalt het KVHV aan: “is niet vrees voor mogelijke problemen met ordehandhaving, doch wel omdat de manifestatie valt binnen de zogenaamde sperperiode voor de federale verkiezingen van 10 juni 2007” (KVHV, 2007). Na een aanvechting via de Raad van State van de beslissing van de burgemeester mocht de betoging toch doorgaan. Sint-Genesius-Rode werd niet toevallig gekozen. Door deze mars voor onafhankelijkheid precies in deze gemeente te laten plaatsvinden, wil het KVHV een duidelijk signaal geven aan de Vlaamse politici: geen centimeter Vlaamse grond kan de inzet vormen van om het even welke onderhandelingen (KVHV, 2007). De opkomst lag om en bij de 1000 mensen, en de betoging is al bij al zonder problemen verlopen (Het Laatste Nieuws, 2007).
3.1.4. De Opvolgsurvey Mensen werden in de postenquête ook gevraagd of ze later voor verder onderzoek gecontacteerd mochten worden. De mensen die hierop toezegden zijn minstens één jaar later gecontacteerd, met de vraag om deel te nemen aan een opvolgenquête. De vragen van deze enquête zijn opgesteld in het leeronderzoek. Ze zijn gebaseerd op het theoretisch kader, en zijn vooral gericht op de vraag wie er nog actief is één jaar later, en wie niet, en waarom dat zo is. In tabel 3 staat per betoging het aantal mensen dat zich bereid verklaarde om deel te nemen aan verder onderzoek, en de respons op de opvolgenquête.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
37
Tabel 3: Opvolgenquête Betoging
Asielzoekers
Anti-Irak 2006 InBev
# RESPONDENTEN BEREID #INGEVULD RESPONS (%) PERSOONLIJK INTERVIEW
86
174
42
Mars Joe 232
46 53 26
94 54 45
16 38 7
111 59 85
voor Stille Totaal Optocht 260 794 153 59 85
420 53 220
3.1.5. De Interviews De laatste vraag in de opvolgsurveys was weer of we mensen nog eens mochten contacteren om een persoonlijk interview af te nemen. 220 personen hebben hierop toegezegd (tabel 4). Op basis van twee kenmerken werden hieruit nog eens vijftien mensen geselecteerd. Een eerste kenmerk was of de persoon een jaar geleden voor het eerst op straat kwam of juist al veel betogingervaring had (meer dan 10 keer betoogd in zijn/haar leven), en een tweede was of de persoon in het afgelopen jaar opnieuw op straat kwam of niet. Op die manier werden vier (extreme) profielen van betogers geselecteerd. Er werd voor gezorgd dat van elke betoging minstens twee mensen geïnterviewd werden (zie tabel 4). Enkel voor de vakbondsbetoging InBev bleek dit niet mogelijk. De interviews zijn opgezet aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst, die gedeeltelijk verschilde naargelang het profiel van de respondent. De bedoeling van deze interviews is om meer inzicht te krijgen in de meer persoonlijke aspecten van de respondenten, die moeilijker in cijfers zijn te vatten, zoals hun persoonlijke leefomgeving, en hun eigen motivaties om (niet meer) deel te nemen aan betogingen. Tabel 4: Persoonlijk Interview Kenmerk 1
Kenmerk 2
Asielzoekers
First timer
Volhouder
Linda
Die hard
Nietvolhouder Volhouder
Anti-Irak 2006
InBev Mars voor Joe
Elodie Suzie
Nietvolhouder
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
Fred Wim Stavros
Stille Optocht
Klara Myriam
Veronique Pauline Steven Anouk
Kristof
Franky
Koen
38
Hoofdstuk 4: Analyse 4.1. Inleiding In een eerste deel van onze analyse proberen we te achterhalen welke mensen op straat komen, hoe ze dat doen en waarom ze dat doen. We bekijken eerst enkele persoonskenmerken van de betogers na in het ‘wie’-gedeelte. Vervolgens zoeken we uit hoe deze mensen gemobiliseerd worden in het ‘hoe’-gedeelte. Daarna bekijken we de motivatiefactoren die invloed hebben op de betogers in het ‘waarom’-gedeelte. We vergelijken telkens drie types van bewegingen: Oude Sociale Bewegingen (de vakbonden), Nieuwe Sociale Bewegingen (rechten voor mensen zonder papieren, antioorlog) en Nieuwe Emotionele Bewegingen (witte marsen). Verder nemen we ook de Nationalistische Mobilisatie (hier de Vlaamse Mars in Sint-Genesius-Rode) op in onze analyse, omdat we op deze betoging zelf de mensen hebben ondervraagd. Maar zoals in de inleiding al staat, gaan we niet diep in op deze Nationalistische Betoging, omdat ze niet onderverdeeld kan worden in één van de drie grote types betogingen, en omdat ze vaak afwijkende cijfers vertoont. Na een tussentijdse conclusie waar we de nadruk zullen leggen op het verschil tussen betogers met heel veel en heel weinig ervaring, gaan we in een tweede deel na welke factoren van belang zijn voor mensen om opnieuw op straat te komen. We sluiten dit deel af met een omvattende multivariate analyse om na te gaan welke van de besproken factoren (persoonskenmerken, mobilisatie- of motivatiefactoren) het belangrijkste zijn.
4.2. Algemene Beschrijving 4.2.1. Wie? Uit de theorie blijkt dat er bepaalde voorwaarden nodig zijn voordat iemand gaat betogen. Wij gaan na of dat deze voorwaarden overeenkomen met onze data. Mensen moeten in de eerste plaats 'beschikbaar’ zijn. In de theorie heeft men het hier over situational availability: wanneer men een job en kinderen heeft is het moeilijker om tijd vrij te maken voor de sociale beweging (Downton en Wehr, 1998). Daarnaast moeten Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
39
attitudes en overtuigingen van potentiële participanten in zekere mate overeen stemmen met de doelstellingen van de beweging voordat een persoon gaat betogen. Dit wordt attitudinal availibility genoemd. Deze attitudinal availability uit zich ook in ervaring die men heeft uit andere vormen van politiek gedrag. Onder politiek gedrag verstaan we alle mogelijke vormen van actie waarbij het individu invloed probeert uit te oefenen op de geïnstitutionaliseerde politieke machine. Dit kan zijn door het starten of ondertekenen van een petitie, het voeren van een campagne, staken, deelnemen aan een sit-in, het bezetten van gebouwen of door middel van meer gewelddadige actievormen. In de volgende tabellen gaan we na wat de verschillende socio-demografische kenmerken zijn van de betogers in onze dataset en bekijken we ook enkele politieke attitudes en gedragingen. De afkorting OSB staat voor ‘Oude Sociale Beweging’, NSB voor ‘Nieuwe Sociale Beweging’, NEB voor ‘Nieuw Emotionele Beweging’ en Natio voor ‘Nationalistische Beweging’. Tabel 5: Geslacht, Gemiddelde Leeftijd, Hoogst Behaalde Diploma en Beroepssituatie per type Betoging (in %) Type betoging GESLACHT (% MAN) GEMIDDELDE LEEFTIJD GEEN/LAGER TECHNISCH SECUNDAIR ALGEMEEN SECUNDAIR HOGER NIET-UNIVERSITAIR UNIVERSITAIR TOTAAL VOLTIJDS HALFTIJDS WERKLOOS PENSIOEN STUDENT ANDERE TOTAAL N
OSB 67,1 45,2 6,4 32,4 15,6 25,7 19,8 100,0 76,3 7,0 3,9 7,8 2,2 2,8 100,0 358
NSB 57,2 39,8 4,2 9,1 16,4 24,2 46,0 100,0 36,7 15,7 8,6 16,2 21,4 1,4 100,0 420
NEB 44,7 45,4 3,4 13,0 17,7 35,5 30,3 100,0 48,3 13,5 6,0 14,8 10,7 6,6 100,0 849
Natio 73,6 50,0 2,6 14,9 20,5 32,3 29,7 100,0 45,0 6,7 4,3 32,5 8,6 2,9 100,0 187
Totaal 52,1 44,0 4,2 15,9 17,0 30,8 32,2 100,0 51,6 10,7 5,7 17,8 10,7 3,4 100,0 1814
Uit tabel 5 blijkt dat het bij de Oude Sociale Beweging voornamelijk mannen zijn die op straat komen. Dit zou men kunnen verklaren doordat het vakbondsbetogingen zijn van beroepen waar hoofdzakelijk mannen in tewerkgesteld zijn. Bij de Nieuwe Sociale Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
40
Bewegingen zijn er iets meer mannen dan vrouwen aanwezig. De Nieuwe Emotionele Bewegingen zijn dan weer de enige bewegingen waarbij meer vrouwen dan mannen op straat komen. Dit zou men kunnen verklaren doordat het thema’s zijn waarvoor vrouwen meer gevoelig zijn, zoals de moord op Joe, een tiener die vermoord werd voor een MP3speler. Een thema waar waarschijnlijk iedere moeder zich betrokken bij voelt. De Nationalistische Beweging is echter een uitschieter, daar zijn het overwegend mannen die op straat komen. Blijkbaar is het nationalistische gedachtegoed een mannelijke bezigheid. Tevens kunnen we ook stellen dat het voornamelijk iets oudere mensen zijn die gaan betogen. Behalve dan bij de Nieuwe Sociale Bewegingen, daar ligt de leeftijd iets lager. Op dit type betogingen komen thema’s aan bod waar studenten en jongeren in het algemeen gevoelig aan zijn. De Nationalistische Beweging is ook een uitschieter, hier ligt de leeftijd vrij hoog. Dit is eerder onverwacht daar de betoging toch in de eerste plaats georganiseerd werd door een studentenvereniging, het KVHV (Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond). Men zou dus verwachten dat er veel jongeren aanwezig zouden zijn. Het zijn echter voornamelijk ouderen (zie ook het hoge percentage gepensioneerden) die op deze betoging aanwezig waren. Dit is wellicht omdat de Nationalistische Beweging reeds lange in ons land aanwezig is. We zien ook dat de personen uit de Oude Sociale Bewegingen meestal geen hogere studies hebben gevolgd. Dit in tegenstelling tot Nieuwe Sociale Bewegingen en Nieuwe Emotionele Bewegingen, daar hebben de meeste betogers wel hogere studies gedaan. Dit kan liggen aan de postmaterialistische aard van de thema’s. Deze worden vaker opgevolgd door mensen die hogere studies hebben gedaan. Voorts kunnen we nog vermelden dat bij de Nieuwe Sociale Bewegingen een hoog percentage betogers universitaire studies gevolgd hebben. Daar heeft Steven, die als first timer naar de Stille Optocht in Antwerpen trok, zijn eigen verklaring voor: “Ik ben zelf een hoger kaderlid, mijn vader was dat ook. Dus dan ga je ons niet zo rap aan de kant van de vakbond vinden omdat je meer aan de kant van de werkgever staat dan aan de kant van de werknemer.”.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
41
Uit de Oude Sociale Bewegingen treffen we voornamelijk voltijds werkende personen. De participanten in deze bewegingen hebben een hoge attitudinal availibility (komt overeen met de doelstellingen) en situational availability (het gaat hier om hun werk). Bij de Nieuwe Sociale Bewegingen vindt men veel studenten terug. Dit ligt aan de postmaterialistische thema’s van die bewegingen en hun situational availability: zij hebben veel tijd en zijn niet gebonden aan het onderhouden van een gezin. Al blijkt dat niet voor iedereen op te gaan: “En ja, ik vind dat wel een belangrijk thema en ik wil daar wel voor gaan betogen, maar ik wil daar geen lessen voor gaan missen.”, aldus Myriam. Tabel 6: Gemiddelde Links-rechtsplaatsing Type betoging
OSB
NSB
NEB
Natio
Totaal
LINKS-RECHTSPLAATSING
4,0
2,7
3,9
7,8
4,0
N
317
419
891
215
2059
Noot: schaal op 10, met 1 heel links en 10 heel rechts
Uit tabel 6 kan men aflezen dat de Oude Sociale Beweging, Nieuwe Sociale Beweging en Nieuwe Emotionele Beweging eerder links georiënteerd zijn. Met als uitschieter de Nieuwe Sociale Beweging, deze is zeer links. Dit ligt in de lijn van de aard van de betoging. Bij de Oude Sociale Beweging lijkt het niet ondenkbaar dat dit komt doordat het vakbondsbewegingen zijn die van nature links zijn. De overige twee bewegingen kan men verklaren door hun postmaterialistische thema’s. Wim, actief rond Nieuw Sociale thema’s, getuigt: “Het ideologische komt voort uit een links ecologisme.” Het verband tussen de politieke strekking van personen, en het thema waarvoor ze op straat komen wordt nogmaals aangehaald door Wim: “Dat zijn dan mensen van SP.A en GROEN! en van enkele klein linkse groepen.” Een vreemde eend in de bijt is de Nationalistische Beweging. Hier plaatsen de betogers zich opvallend rechts op dezelfde schaal. Niet onlogisch aangezien nationalisme klassiek een rechtse ideologie is.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
42
Tabel 7: Belangstelling voor Politiek (in %) Type betoging GEEN WEINIG WEINIG NOCH VEEL VEEL HEEL VEEL TOTAAL N
OSB 5,2 14,8 26,8 39,5 13,7 100,0 365
NSB 1,8 6,4 24,7 41,9 25,2 100,0 453
NEB 1,8 16,0 35,6 29,3 17,3 100,0 1005
Natio 0 0,9 4,7 42,5 51,9 100,0 233
Totaal 2,2 9,5 23,0 38,3 27,0 100,0 2056
Uit tabel 7 blijkt dat iedereen toch op zijn minst matig geïnteresseerd is in politiek en er voor het overgrote deel zelfs heel geïnteresseerd in is. Een mooie illustratie is het antwoord van Véronique op de vraag of haar participatie aan de Stille Optocht in Antwerpen een rol heeft gespeeld in haar verdere leven: “Toch wel, daar heb ik de keuze gemaakt, dat dit niet kon. Ik studeer nu politiek, ik ga in de politiek, ik wil er iets aan doen.” De betogers zijn in sterke mate bezig met wat rondom hen aan de hand is. Een uitschieter zijn de deelnemers aan de Nationalistische Betoging, deze zijn uitzonderlijk sterk in politiek geïnteresseerd. De nationalistische stroming is dan ook een zeer politieke stroming. Het is dus niet meer als logisch dat deze betogers heel veel belangstelling hebben voor politiek. Tabel 8: Andere Politieke Actie (in %) Type betoging PIN/FLYER/POSTER PETITIE ONDERTEKEND DEELGENOMEN STAKING DEELGENOMEN SIT-IN DEELGENOMEN GEWELD N
OSB 61,8 96,1 82,7 28,4 3,1 359
NSB 78,0 97,7 53,0 31,3 5,8 432
NEB 46,3 97,1 40,3 12,3 1,8 795
Natio 86,0 98,2 28,5 45,8 9,2 228
Totaal 68,0 97,3 51,1 29,5 5,0 1814
In de theorie hebben we al gezien dat we verwachten dat betogers ook op andere vlakken actief zijn. Suzie vertelde ons: “Ik ben al heel lang brieven aan’t schrijven voor Amnesty International, van toen ik dertien was denk ik.”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
43
In tabel 8 kunnen we aflezen dat betogers inderdaad politiek actieve mensen zijn. Zo heeft bijna iedereen reeds ooit een petitie ondertekend en hebben meer dan zes personen op tien al eens een pin gedragen of flyer, poster opgehangen. Zo haalt Franky aan: “(…) er was bij ons iemand in de leiding en die was lid van de PvdA en die had dan zo van die Blokbuster-stickertjes en die kleefden wij dan ook overal op.” Er zijn echter nog andere manieren om actief te zijn. Ook Steven haalt nog andere vormen van activisme aan: “(…) voor een stuk is het wel gek dat we anno 2007 nog terugvallen op zo’n primitief middel als een betoging om uiting te geven aan sociaal activisme. Er is nog geen deftig alternatief. Wel online petities.” Bij de Oude Sociale Beweging had een groot deel van de betogers al aan een staking meegedaan. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien deze betogers voornamelijk bestaan uit arbeiders van grote bedrijven. Zij hebben dan al eens gestaakt om dezelfde reden als ze zijn gaan betogen, voor meer loon, of tegen afdankingen. Bijna 10 percent van de deelnemers van de Nationalistische betoging heeft al eens deelgenomen aan gewelddadige acties. Dit is opvallend hoger dan bij de overige, meer vredelievende betogingen.
4.2.2. Hoe? Ook uit het voor ons tweede luik van collectieve actie (mobilisatie) kunnen we theoretische inzichten in de data terugvinden. Zo vinden we onder meer het informele gezelschap dat een grote rol kan spelen voor de kracht en motivatie om deel te nemen ook terug in het gezelschap van de betogers in onze dataset (Klandermans, 2005). Het informele gezelschap (dat voornamelijk bestaat uit vrienden en kennissen) maakt bijna bij elke betoging het overgrote deel uit (tabel 9). Ook Myriam vindt dit erg belangrijk: “Allez ja, ik zal nooit zo met spandoeken ofzo gaan staan, maar dat is wel gezelliger als ge dat met vrienden kunt gaan doen (…). En in die zin: van een triestig onderwerp: dan kunt ge nog
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
44
gaan meelopen en het wat toffer maken met uw vrienden, allez: gewoon samen en dan kunt ge nog bijbabbelen en dat is dan nog fijn zo.” Véronique doet eveneens beroep op een informeel netwerk als ze gaat betogen: “We zijn met iedereen die in de buurt woont er samen naartoe gegaan,” wist ze te vertellen. Tabel 9: Lidmaatschap van de Organisatie en Protestgezelschap (in %) Type betoging KENT NIEMAND VAN DE ORGANISERENDE INSTANTIE KENT IEMAND VAN DE ORGANISERENDE INSTANTIE IS ZELF LID TOTAAL
OSB 9,9
NSB 28,3
NEB 77,6
NATIO 21,1
Totaal 34,2
11,5
35,7
9,9
30,7
22,0
12,5 100,0 822 20,7 34,4 32,9 29,5 6,9 8,7 3,5 1012
48,2 100,0 228 13,8 29,7 30,6 47,0 7,8 53,4 2,2 232
43,8 100,0 1843 17,7 26,4 24,3 33,8 18,0 38,8 2,5 2071
78,6 36,0 100,0 100,0 N 365 428 ALLEEN 17,9 18,3 PARTNER 16,8 24,6 FAMILIE/GEZIN 13,9 19,6 VRIENDEN/KENNISSEN 16,3 42,3 COLLEGA’S OF MEDESTUDENTEN 47,8 9,4 LEDEN VAN ORGANISATIE 55,7 37,3 ANDEREN 2,4 1,7 N 368 459 Noot: ‘Protestgezelschap’ werd bevraagd als multiple responsitem
Het informele netwerk bestaat niet enkel uit vrienden, maar ook uit familie. Zo ging Steven met familieleden naar de Stille Optocht: “Ja, mijn vrouw was er toen niet bij. Maar mijn kinderen waren er bij en mijn ouders waren er toen ook bij.” Uitzondering hierop zijn de Oude Sociale Bewegingen, waarbij de betogers vooral in formeel gezelschap (collega’s en leden van een organisatie) de straat op komen. Als we dan een kijkje nemen in tabel 10 zien we dat ook de mobilisatie grotendeels via organisatiemedia gebeurt. Alles bij elkaar genomen kunnen we voor Oude Sociale Bewegingen dus spreken van een interne mobilisatie (Klandermans, 2005).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
45
Het iemand kennen (of zelf lid uitmaken) van de organisatie van een betoging kan gekoppeld worden aan de bevindingen van Passy (2001), over de inbedding in een netwerk en de invloed hiervan op de participatie van individuen (de socialiserende functie van netwerken). Wim zegt dat betogingen ook belangrijk zijn om daar nog meer mensen en gelijkgezinden te leren kennen: “Een betoging versterkt uw zelfgenoegen en uw sociaal netwerk, want daar leer je ook mensen kennen.” Bij bijna elk type betoging zal de overgrote meerderheid (gemiddeld 66 percent) van de betogers iemand kennen of zelf lid zijn van de organisatie (tabel 9). Suzie, die zelf lid is van de Unie voor Mensen zonder Papieren (UDEP), is een dergelijke betoger. Op de vraag met wie ze naar betogingen gaat, antwoordde ze: “Meestal met collega’s en mensen van Sans Papiers.” De Nieuwe Emotionele Bewegingen vormen hierop de uitzondering. Zoals uit tabel 6 af te lezen valt, worden de meeste betogers bij dergelijke betogingen bereikt via massamedia, en niet via een persoonlijk netwerk. Steven is het levende bewijs voor deze stelling. Hij kwam op straat met de Stille Optocht en deed dit zonder lid te zijn van een organisatie: “Wij hebben toen via verschillende media gezien dat die optocht er toen was”. De OSB betogers komen vooral op straat binnen formele netwerken. Ook bij Nieuwe Sociale en Nationalistische bewegingen maakt dit een goede 30 percent uit, maar bij de Oude Sociale Bewegingen is dit bijna twee keer zoveel. Van dezelfde Oude Sociale Bewegingen scoren collega’s opvallend hoog. De thema’s van dit type beweging (vakbondsbetogingen) verklaart het hoge cijfer. Maar ook voor de Nieuwe Sociale thema’s zijn er collega’s die op straat komen. Vaak gaat het dan om de werknemers van een non-gouvernementele organisatie. Steven zei hier het volgende over: “Toen ik bij OXFAM gewerkt heb, was ik eigenlijk ook een beroepsbetoger, ik werd toen betaald om te betogen. Je maakt dan deel uit van de organisatie en als de organisatie gaat
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
46
betogen in Brussel, want wij zaten toen in Brussel, dan werd iedereen opgeroepen “gaan jullie mee?”.” Opvallend is ook de tegenstelling tussen de OSB en NEB betogers. 77,6 percent van de NEB betogers zijn niet vertrouwd met de organiserende instantie, terwijl 78,6 percent van de OSB betogers juist deel uit maakt van een organisatie die de betoging mee organiseerde. Uit tabel 5 kan men afleiden dat (toch zeker qua opleiding en beroepssituatie) de NEB betogers een meer divers publiek zijn als de andere betogingen. Toen we Véronique vroegen wat haar verwachtingen waren voor de Stille Optocht, antwoordde ze: “(…) Ik had verwacht van heel Antwerpen, althans, heel divers Antwerpen daar te zien.” Pauline die geïnterviewd werd aan de hand van haar enquête op een NEB geeft hierover aan: “Ah, wij zijn met een heleboel mensen gegaan, met jongeren, met vrienden van mijn zoon enzo.” Daarbij moet ook worden vermeld dat ook Pauline door de media werd gemobiliseerd, namelijk door een bericht in een krant. Gekoppeld aan tabel 10 zien we dat via mobilisatie door massamedia een meer gevarieerd publiek bereikt kan worden. In dit verband merkt Franky het volgende op: “In zo’n grote manifestatie- dan komt iedereen naar aanleiding van dezelfde situatie, maar heel vaak toch wel met een heel andere agenda. Dan zijn de verschillen tussen mensen toch veel groter (…) Wat er voor zorgt, denk ik, dat je niet zo direct kennissen of nieuwe vrienden gaat tegenkomen.” Zo merkte ook Anouk op: “Vanaf dat je in Antwerpen de tram op stapte merkte je dat het beeld veel gekleurder was, waar je normaal alleen blanke mensen ziet, waren er nu vele verschillende nationaliteiten.”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
47
Tabel 10: Infokanaal (in % ) Type betoging
OSB
NSB
NEB
NATIO
Totaal
RADIO OF TELEVISIE 56,6 KRANTEN (OOK ONLINE) 34,2 RECLAME/FLYERS 20,8 AFFICHES 19,9 LEDENBLADEN 32,5 FAMILIE, VRIENDEN, KENNISSEN 13,7 MENSEN OP SCHOOL EN WERK 27,0 MENSEN VAN EEN ORGANISATIE 40,4 WEBSITE VAN EEN ORGANISATIE 18,0 E-MAIL LIJST VAN EEN ORGANISATIE 24,0 ANDERE 5,2 N 366 Noot: ‘Infokanaal’ werd bevraagd als multiple responsitem
15,4 16,9 20,3 33,5 26,8 35,3 11,7 38,5 28,8 37,2 6,9 462
84,9 67,9 4,4 3,4 5,0 25,4 9,9 7,1 7,8 9,1 3,6 1009
1,7 6,1 45,0 30,7 58,4 33,8 4,8 37,7 35,9 33,3 7,8 231
39,7 31,3 22,6 21,9 25,7 27,0 13,4 30,9 22,6 25,9 5,9 2068
Het omgekeerde (meer gespecialiseerde infokanalen bereiken een specifiekere doelgroep) komt ook naar voren in de cijfers over de Oude Sociale Beweging. De open en gesloten mobilisatie van Walgrave en Klandermans (2007) die elk een totaal verschillend publiek hebben, vinden we terug in onze cijfers. De meerderheid van de betogers wordt vooral geïnformeerd via de klassieke organisatiemedia zoals websites van organisaties en ledenbladen. De Nationalistische betogers scoren hier nog een heel stuk hoger. Dit type beweging maakt vooral gebruik van gesloten communicatie via e-mail lijsten, ledenbladen en websites. De jonge idealisten die de hoofdbrok van de betogers vormen in Nieuwe Sociale Bewegingen, worden vooral bereikt via het Internet en via affiches. Ook Wim wordt voornamelijk via elektronische weg gemobiliseerd: “Op lokaal vlak [in Gent] is er een zeer sterk sms- netwerk.” Maar hij haalt ook het belang van e-mail aan: “(…) omdat er toen iemand kwaad zei “allé ik heb dien mail daar niet voor gehad”. Omdat je dan denkt dat je in een netwerk zit die die mail gaat krijgen. Ik denk dat die gesloten mobilisatie goed is, omdat dat de bestaande netwerken versterkt. Maar ik vind dat extern ook een probleem. (…) maar dan begin je in verschillende organisaties steeds dezelfde mensen tegen te komen. (…) Het is een geloten milieu en er is geen verbreding.” Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
48
Betogers van Oude Sociale Bewegingen worden via diverse infokanalen aangetrokken. Toch valt het op dat ledenbladen en mond-tot-mondwerving vanuit de organisatie zelf heel belangrijk zijn.
4.2.3. Waarom? We weten ondertussen ‘wie’ er zoal op straat komt en ‘hoe’ ze dat doen. Nu rest ons enkel nog de (misschien wel interessantste) vraag ‘waarom’ ze op straat komen? Myriam, bijvoorbeeld, gaf te kennen dat “als het nu echt zo kei hard regent ofzo, dan ga ik niet meedoen. Zoals onlangs (…) dan ben ik niet gaan meedoen omdat het toen ook superhard aan het regenen was. Dus dat speelt ook mee in mijn motivatie…” Maar Suzie, die we interviewden naar aanleiding van haar deelname aan de Stille Optocht in Antwerpen in de gietende regen, antwoordde op de vraag of ze opnieuw zou meedoen: “Absoluut, al zou het nog harder regenen!” Zoals in de theorie besproken, kunnen er grofweg drie redenen worden onderscheiden waarom mensen op straat komen: ze willen iets veranderen (instrumentele reden), ze voelen zich deel van een groep (collectieve identiteit) of ze willen zin geven aan hun leven (ideologie). Een speciale rol is toebedeeld aan emoties.
4.2.3.1.
De Instrumentele Redenen
De instrumentele redenen om tot collectieve actie over te gaan, zijn de doelen die mensen voor ogen hebben en willen bereiken door de straat op te trekken (Klandermans, 2005). Linda formuleert het als volgt: “Ik denk dat je gemakkelijk kan gaan betogen tegen iets waarvan je vindt dat je maatschappij structureel fout georganiseerd is en waar je iets aan wil veranderen.”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
49
Ook Myriam getuigt: “(…) ik wou gewoon deel uitmaken van die mensen, om dan aan de regering te laten zien van: “Ja zie, er moet iets gebeuren aan de veiligheid”, dat was het voornaamste, maar ook gewoon om steun te betuigen.” En “(…) er zijn veel dingen die mij niet aanstaan. Dus als ze een betoging organiseren, zal ik er wel tussenstaan.” We zijn ‘de mate van instrumentaliteit’ nagegaan op de verschillende betogingen door te vragen hoe hoog de sympathisanten de kans inschatten dat deze optocht het voor hen belangrijkste doel zou helpen bereiken. In tabel 11 valt het meteen op dat de gemiddelde cijfers niet erg hoog liggen. Men schat de kans dat deze optocht het belangrijkste doel zal helpen bereiken dus eerder laag in. De betogers blijken vrij nuchter te zijn. Zoals Finneke het formuleert: “Je kan ook beter wat meer vragen en wat minder krijgen dan helemaal niets te vragen.” Ook Myriam denkt er zo over: “(…) écht verschil denk ik niet dat er met zo’n betoging gemaakt kan worden. Maar het is wel nodig dat er iets gebeurt. Ik ben niet zo’n echt activiste, maar ik laat wel graag mijn stem horen. (…) Ja, in zo’n betoging, dan gaat ge zo op in die massa en dan, ja, dat is meer één grote stem hé…” Anouk merkte hierover ook op: “Ik geloof niet altijd in het nut van betogingen en marsen (…) de burger geeft een signaal aan de politiek (…) maar dat is zo een oppervlakkig idee dat wordt gecreëerd (…) ik denk dat het ook maar een klein deeltje van de schakel is.”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
50
Tabel 11: Kans op Succes (in %) en Gemiddelde Instrumentaliteit Type betoging
OSB
NSB
NEB
Natio
Totaal
NIET 49,6 56,3 39,0 52,2 46,1 NEUTRAAL 27,1 27,9 27,6 21,6 26,9 WEL 23,3 15,8 33,4 26,3 27,0 TOTAAL 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 GEMIDDELDE 3,5 3,12 3,9 3,4 3,6 N 361 444 1013 232 2050 Noot: Het gemiddelde geeft de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (kleine kans) tot 7 (grote kans).
In het totaal zien we dat ruim 46 percent van de betogers meent dat de betoging het voor hen belangrijkste doel niet zal helpen bereiken. Vooral de Nieuwe Sociale Bewegingen (56 percent) en de Nationalistische Beweging (52 percent) blijken de kans op succes laag in te schatten. Voor de Nieuwe Sociale Bewegingen moeten we wel rekening houden met het feit dat één van de betogingen hier die tegen de oorlog in Irak is. Die oorlog is al geruime tijd bezig en het is dus logisch dat de betogers de kans op het stoppen van deze oorlog door de betoging eerder laag inschatten. Dat is wat Elodie ook bedoelt wanneer ze het volgende zegt in een interview: “Het heeft zin, maar ik verwacht geen resultaten. Het zijn dan ook wereldproblemen hé.” Ook Wim erkent dit: “Het is ook ideologisch. Ook voor de 3e wereld zal ik betogen, ook al zijn die effecten zo onzichtbaar.” Het hoogste cijfer kunnen we in tabel 11 terugvinden bij de Nieuwe Emotionele Bewegingen. Dit is tevens te verklaren door naar de onderwerpen van deze betogingen te kijken. Hun opkomst is er een uit medeleven en ze stellen meestal geen duidelijke politieke eisen voorop. Deze mensen betogen omdat de ze een signaal aan de buitenwereld willen geven dat het zo niet langer verder kan. Hun doel wordt voor de meesten dus al bereikt door met veel op straat te komen. Dit brengt Franky treffend onder woorden:
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
51
“Als je daar met heel wat volk onder dezelfde slogan staat. Om toch wel duidelijk te maken aan de maatschappij: “Dit is een belangrijk thema” en dat is de richting waarmee wij met dat thema naartoe willen. (…) Om de beleidsmensen te tonen: “Een aantal mensen denken er zo over”. Maar (…) ook om een aantal mensen -die daar niet zo bewust mee bezig zijn- via de media, of gewoon omdat ze het via hun huis zien passeren wel eens gaan nadenken en daar wat bewuster mee omgaan.” Ook Linda redeneert op die manier: “Ja, ik ben niet zo zeker dat dat onmiddellijk verandering zou teweeg brengen, maar wel dat dat een signaal is. (…) Hoe er op politiek niveau eigenlijk over nagedacht wordt en hoe het maatschappelijk eigenlijk evolueert. (…) Ja, daar moet een signaal tegen ingebracht worden. Maar of dat dan daadwerkelijk iets teweeg moet brengen, daar geloof ik niet zo in, in de huidige maatschappelijke context. Het is altijd mooi meegenomen, als het wel werkt. Een boodschap- en een signaalfunctie. (…) Dat die (deelnemers, nvdr.) hun stem laten horen en tonen dat het niet loopt zoals zij eigenlijk graag zouden hebben.” Myriam is het hiermee eens: “Ik vind: mensen moeten blijven betogen hé, om een teken te geven.” Ook Steven, die op straat kwam voor meer verdraagzaamheid in de Stille Optocht in Antwerpen, had beperkte verwachtingen: “Zeggen dat ik verwacht had dat daardoor wereld zou veranderen- goh neen- ik denk dat dat een beetje te veel gevraagd zou zijn. Ik ben wel tevreden dat wij er aan hebben meegedaan, en dat ik dat ook weeral gezegd heb”. Anouk voegt ten slotte toe: “Ik had niet echt veel verwachtingen (…) het was vooral emotioneel gestuurd en waarschijnlijk ook omdat het zo dichtbij is (…)”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
52
4.2.3.2.
Collectieve identiteit
Een tweede mogelijke motivatie voor collectieve actie is dat mensen als leden van een groep, waarmee ze zich identificeren, willen optreden (Klandermans, 2005). Zoals in de theorie staat hangt het begrip collectieve identiteit sterk samen met emoties (SummersEffler, 2002). Het is het bewustzijn van een collectieve identiteit van een groep dat mensen uit die groep ertoe kan aanzetten om op straat te komen. De collectieve identiteit komt ook juist tot uiting door de actie, en dit wordt hierdoor nog eens extra benadrukt en verder ontwikkeld (Della Porta en Diani, 1999). Elodie zegt er dit over: “Ik ga met vrienden van het Vredeshuis en we bespreken samen om te gaan.” Ook Véronique benadrukt het belang van de collectieve identiteit: “(…) Het is wel belangrijk dat je dan in een organisatie zit, zodat iedereen weet dat je organisatie er al dan niet achter staat.” Om de collectieve identiteit te onderzoeken op de verschillende betogingen hebben we gewerkt met drie stellingen omtrent het identiteitsgevoel. Een hoge score op deze vragen duidt op een hoog identiteitsgevoel. Op deze manier kunnen we nagaan hoe mensen zich verbonden voelen met elkaar op een betoging. Uit deze tabel kunnen we weliswaar niet afleiden of mensen door dit bewustzijn van collectieve identiteit ook worden aangezet om op straat te komen. Tabel 12: Collectieve Identiteit Type betoging OSB NSB NEB Natio IK HEB VEEL GEMEEN MET DE MENSEN DIE HIER 3,98 3,89 3,53 4,32 OP STRAAT KOMEN. IK IDENTIFICEER ME STERK MET DE ANDEREN 3,81 3,54 3,17 4,15 DIE HIER AANWEZIG ZIJN. IK VIND HET PLEZIERIG EEN DEEL VAN DEZE 3,73 3,98 3,49 4,22 GROEP TE ZIJN. N 362 443 985 229 Noot: De cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
Totaal 3,78 3,48 3,72 2020
53
Uit de cijfers blijkt dat mensen uit alle betogingen zich sterk verbonden voelen met de groep waarmee ze op straat komen. Dit is niet echt verwonderlijk bij de Oud Sociale Betogingen, omdat we hier veel mensen uit dezelfde bedrijven tegenkomen. Wel is het opmerkelijk dat hetzelfde gemeenschappelijkheidgevoel heerst bij betogers op de Nieuwe Sociale en Emotionele Betogingen. Op deze betogingen krijgen we namelijk een enorme verscheidenheid aan betogers. Toch heeft Wim hier een verklaring voor: “Een betoging is een middel om druk uit te oefenen maar ook een creatie om solidariteit te creëren binnen een beweging of binnen verschillende organisaties. Ik denk dat dat ook motiverend is naar uw medewerkers in uw organisatie dat je ergens samen voor op straat komt.” Op de Nationalistische Betoging wordt de hoogste collectieve identiteit gemeten. Ook uit de interviews kwam het gevoel van verbondenheid herhaaldelijk naar voor: Myriam zegt: “En dat is altijd leuk als ge mensen naast u ziet lopen die hetzelfde denken (…) Ja, dan vóelt ge dat ge overeenkomt met uw medemensen. Normaal gaat dat niet altijd zo gemakkelijk (…) en op dat moment kan het u zo niet schelen, dan komt ge zo precies met iedereen overeen.” en Linda: “Het is tegelijkertijd ook een maatschappelijk signaal: dit pakken we niet als gemeenschap dat jullie als individu daar slachtoffer van worden.”
4.2.3.3.
Ideologie
Ideologie kan een derde drijfveer zijn om deel te nemen aan collectieve actie. Onder ideologie verstaan we het geheel van opinies, attitudes en waarden. Mensen willen zin geven aan hun leven en eigen standpunten bekend maken (Klandermans, 2005) of zoals Linda het verwoordt: “Goh, ik denk uiteindelijk gaat het over hoe dat je de maatschappij wil vormgeven, want uiteindelijk kom je altijd met een maatschappelijk thema op straat, niet met een individueel thema.”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
54
Om de ideologie na te gaan op de betogingen, hebben we verschillende issuevragen gesteld afhankelijk van het thema. Hoe hoger het behaalde cijfer op de issuevragen, hoe meer de betoger op straat komt voor zijn ideologie. In tabel 13 worden de gebruikte issuevragen weergegeven, alsook een procentuele score. Op de betogingen voor Inbev en Vorst enerzijds, en Mars voor Joe en de Stille Mars anderzijds, zijn dezelfde issuevragen gesteld omdat ze over min of meer hetzelfde thema gingen. Deze betogingen zijn samengenomen in onderstaande tabel. Omdat de vragen tussen de andere betogingen telkens anders zijn is het onmogelijk deze te vergelijken of samen te nemen in types van betogingen. We geven in de volgende tabellen dan ook enkel de resultaten weer per betoging.
Tabel 13: Gestelde Issuevragen met score (in %) Sans Papiers (N = 141) SOMMIGE ASIELZOEKERS KOMEN ENKEL NAAR HET WESTEN OM EEN GRAANTJE MEE TE PIKKEN VAN DE WELVAART.* OOK ECONOMISCHE VLUCHTELINGEN ZIJN VLUCHTELINGEN, EN MOETEN DUS OPGEVANGEN WORDEN. MENSEN DIE EERLIJK EN TERECHT UITGEPROCEDEERD ZIJN, MOETEN UITGEWEZEN WORDEN.*
ONEENS NEUTRAAL EENS ONEENS NEUTRAAL EENS ONEENS
18,5 22,0 59,5 3,5 22,5 74,3 38,1
NEUTRAAL
30,9
EENS
31,0
ONEENS NEUTRAAL EENS ONEENS NEUTRAAL EENS ONEENS
44,5 26,9 28,6 0,6 4,5 94,9 13,8
NEUTRAAL
14,7
EENS
71,5
ONEENS NEUTRAAL EENS
11,5 24,7 63,9
Irak (N = 312) ALHOEWEL DE OORLOG TEGEN IRAK OM DE VERKEERDE REDEN WERD GEVOERD, IS DE WERELD TOCH EEN BETERE PLAATS ZONDER SADDAM HOESSEIN.* DE VS ZIJN IRAK BINNENGEVALLEN OM DE EIGEN OLIETOEVOER TE VERZEKEREN. OORLOG IS ALTIJD VERKEERD. InBev & Vorst (N = 365) ER ZAL ALTIJD EEN CONFLICT BLIJVEN BESTAAN TUSSEN WERKGEVERS EN WERKNEMERS. HUN BELANGEN ZIJN NIET TE VERZOENEN.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
55
ALS EEN BEDRIJF BESPARINGEN PLANT, ZIJN DE ARBEIDERS ALTIJD DE EERSTE SLACHTOFFERS. ALS HET ER OP AAN KOMT, IS IEDEREEN ALLEEN GEÏNTERESSEERD IN ZIJN EIGEN PORTEFEUILLE.
ONEENS NEUTRAAL EENS ONEENS
11,7 19,2 69,1 6,5
NEUTRAAL
10,4
EENS
83,1
ONEENS NEUTRAAL EENS ONEENS NEUTRAAL EENS ONEENS
35,2 24,9 39,9 7,8 9,1 83,1 13,9
NEUTRAAL
19,6
EENS
66,5
Joe & Luna (N = 987) DIT DRAMA IS NIET ENKEL TE WIJTEN AAN DE MOORDENAARS: WE ZIJN ALLEMAAL VERANTWOORDELIJK. ALLE GEWELD IS ZINLOOS EEN DRAMA ALS DIT ZAT ER LANG AAN TE KOMEN / DE RECENTE DRAMA'S KOMEN NIET ECHT ONVERWACHT: ER IS AL LANGER EEN KLIMAAT DAT HIERTOE KAN LEIDEN. Vlaamse Mars (N = 234) ONEENS 7,2 NEUTRAAL 11,1 EENS 77,8 ONEENS 76,5 BELGIË MOET NIET SPLITSEN, MAAR ER IS NOOD AAN VERDERE NEUTRAAL 8,1 FEDERALISERING.* EENS 11,1 ONEENS 18,0 NEUTRAAL 21,4 NATIES ZONDER EEN GEZAMENLIJKE TAAL ZIJN ONMOGELIJK. EENS 56,0 * Deze stellingen werden voor de ideologieschaal gehercodeerd/omgedraaid: helemaal oneens werd helemaal eens en omgekeerd. ER ZAL ALTIJD EEN CONFLICT BLIJVEN BESTAAN TUSSEN VLAMINGEN EN WALEN. HUN CULTUREN ZIJN NIET TE VERZOENEN.
De bovenstaande tabel vindt u hieronder in tabel 14 kort samengevat. Hier merken we over het algemeen een hoge score. De hoogste cijfers komen we tegen bij de betogingen voor VW Vorst en de Vlaamse Mars. Mensen die op straat komen zijn dus over het algemeen erg ideologisch gemotiveerd.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
56
Tabel 14: Ideologievariabelen Gemiddelde
N
SANS PAPIERS 3,28 136 IRAK 3,95 309 INBEV 3,80 96 MARS VOOR JOE 3,57 399 STILLE OPTOCHT 3,90 549 VW VORST 4,08 266 VLAAMSE MARS 4,06 213 TOTAAL 3,84 1968 Noot: Deze cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (helemaal oneens met de issuevraag) tot 5 (helemaal eens met de issuevraag).
4.2.3.4.
Emoties
Zoals reeds in de theorie werd aangehaald, spelen emoties een niet te onderschatten rol bij het motiveren tot collectieve actie (Aminzade en McAdam, 2001). De meest belangrijke emoties die uit de theorie voortkomen zijn ‘woede’, ‘angst’ en ‘hoop’. Ook de respondenten gaven dikwijls aan dat ze wel degelijk geraakt werden door het thema van de betoging. Myriam bijvoorbeeld, zegt in deze context: “(…) maar toen heeft mij dat ook echt geraakt, dat zoiets kon gebeuren en dat was míjn stad. Dus dan kom ik wel op straat, dat móet gewoon. Dat is ook wel om een beetje te achterhalen hoe zoiets kan gebeuren. De onrust hé, de onmacht…” Ook Véronique, die aan de Stille Optocht in Antwerpen deelnam, gaf blijk van een gevoel van ‘woede’ en ‘hoop’: “(…) Ik was echt geschokt en ik vond het zo erg dat zoveel mensen dat signaal negeerden. Antwerpen moet beter en kan ook beter.” In tabel 15 proberen we de theorie te toetsen aan onze cijfers. Het valt op dat mensen op betogingen een mix van vele emoties ervaren. De hevigste emoties die we op alle betogingen tegenkomen zijn ‘bezorgdheid’ en ‘verontwaardiging’. Deze drukken het gevoel van onrechtvaardigheid uit, waarover in de theorie sprake is (zie Aminzade en
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
57
McAdam, 2001). Vele mensen waren verontwaardigd na de moorden in Antwerpen. Wim zegt hierover: “Mijn vrouw was ook wel heel verontwaardigd, net als heel de stad.” Ook het ‘solidariteitgevoel’ is één van de meest ervaren emoties. Dit gevoel hangt sterk samen met de collectieve identiteit (zie supra). Linda ervaart dit zeer duidelijk: “We hebben meegedaan uit solidariteit, omwille van het feit dat ja, we ook wel iemand kenden, die dan daar onrechtstreeks wat mee te maken had.” Ook Wim deelt deze mening: “Ja, dat werkt echt op solidariteit en op uw emoties van … wauw! Ik vind dat echt overweldigend.(…) Het enige wat dan telt is gewoon de massa en het aantal mensen.” Toch merken we op dat het gevoel van ‘boosheid’ niet de belangrijkste emotie is die men ervaart op een betoging. En ‘angst’ en ‘hoop’ zijn zelfs integendeel aan de lage kant (zie Aminzade en McAdam, 2001). De betogers op de Oude Sociale Betogingen blijken wel ‘bozer’ en ‘banger’ te zijn als de betogers van andere betogingen. Ook merken we hier meer gevoelens van ‘strijdlust’ op. Wij geloven dat dit te wijten is aan het feit dat de mensen sterker betrokken zijn bij het onderwerp van deze betogingen. Ze komen namelijk tot actie om hun eigen job te redden, of die van vrienden en collega’s, en persoonlijke belangen te verdedigen. Bij de Nieuwe Emotionele Bewegingen is ook een groot gevoel van ‘verdriet’ opmerkelijk. Dit is gemakkelijk te verklaren als we naar het onderwerp van deze betogingen gaan kijken. Vaak gaat het over zinloos geweld: de dood van mensen door toedoen van anderen, zonder enkele reden. Franky is het hiermee eens: “Maar ik denk toch dat op zich, ook op die moment het heel belangrijk was dat mensen dat gewoon konden uiten. “Oei, dit komt wel dicht en dit vinden we wel erg gevaarlijk!”. En ik denk dat dat op zich ook wel een stuk het doel was, het uiten van onmacht.”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
58
De betogers van de Nationalistische Betoging blijken relatief ‘strijdlustiger’ te zijn. Dit zou kunnen verklaard worden door het feit dat het onderwerp van deze bewegingen iets is waar in ons land al lang problemen rond bestaan. Ook is het zo dat een groot deel van deze betogers lid is van een nationalistische organisatie, en in deze organisaties kan het er al eens hevig aan toe gaan. Het valt dus op dat de emoties die betogers ervaren sterk afhankelijk zijn van de context van de verschillende betogingen. Dit is ook Myriam opgevallen, zo beschrijft ze de Mars voor Joe als “een ontroerende, droevige sfeer” en zegt ze: “ Naargelang het thema is dat natuurlijk hé, met zo’n pro -België- betoging gaat iedereen juist heel hevig zijn en roepen enzo.”. Tabel 15: Gemiddelde Emoties Type betoging
OSB
NSB
NEB
Natio
Totaal
ANGST 4,43 3,17 3,59 2,06 3,51 BEZORGDHEID 6,09 5,10 5,68 4,90 5,56 BOOSHEID 5,06 4,96 4,61 4,59 4,76 HOOP 3,02 4,60 4,78 4,28 4,38 SOLIDARITEIT 6,32 5,86 5,91 6,18 6,01 STRIJDLUST 5,65 4,69 4,42 6,19 4,91 VERDRIET 4,29 3,93 5,19 2,40 4,49 VERONTWAARDIGING 5,70 5,71 5,82 5,30 5,72 N* 351 396 957 199 1902 Noot: De cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (geen gevoelens over het thema) tot 7 (heel veel gevoelens over het thema). *Aangezien er sterke verschillen qua missing waren bij de verschillende emoties, hebben we per type betoging de gemiddelde N van alle emoties berekend.
4.2.4. Tussentijdse Conclusie en Discussie Mensen komen op straat voor een verscheidenheid aan thema’s, en verschillende soorten issues brengen verschillende soorten mensen op straat. Bij de Oude Sociale Beweging zien we bijna uitsluitend (oudere) mannen, minderhoogopgeleiden, voltijdse werkers en ze plaatsen zich eerder links op de politiek ideologische schaal. Terwijl de Nieuwe Sociale Beweging en de Nieuwe Emotionele Beweging een meer verschillend publiek de straat op weten te brengen: het zijn iets meer mannen dan vrouwen, ze zijn jonger (enkel bij de Nieuwe Sociale Beweging) en hoger opgeleid, het zijn vaker studenten en Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
59
gepensioneerden, en ze vinden zichzelf vrij links. Bij de Nationalistische Beweging zien we bijna exclusief (oudere) mannen, hoger opgeleiden, veel gepensioneerden en minder studenten, en uitgesproken rechts op de politiek ideologische schaal. Diverse mensen komen dus voor verschillende thema's op straat. De mensen gaan op verschillende wijzen betogen. Een groot aantal betogers van de Oude Sociale Beweging komen voornamelijk op straat met een formeel netwerk en zijn vaak zelf lid van de organisatie die betoging op poten zette. Hetzelfde geldt voor de deelnemers aan de Vlaams Nationalistische mars. De demonstranten van de Nieuwe Sociale Beweging komen zowel met een informeel netwerk als met een formeel netwerk betogen. Onder de betogers van de Nieuwe Emotionele Beweging kent bijna drievierde van de betogers niemand van de organisatie en komen ze bijna uitsluitend met een informeel netwerk op straat. De meerderheid van de betogers van de Oude Sociale Beweging, de Nieuwe Sociale Beweging en de Nationalistische Beweging worden geïnformeerd via de klassieke organisatiemedia, zoals websites van organisaties en ledenbladen. Deelnemers aan nieuwe emotionele betogingen worden bijna allemaal geïnformeerd via massamedia. Mensen op betogingen ervaren een mengeling aan emoties. En sommige betogingissues wekken specifieke emoties op. De hevigste emoties op alle betogingen zijn ‘bezorgdheid’, ‘verontwaardiging’ en ‘solidariteit’. Vakbondsbetogers zijn ‘angstiger’ en ‘bozer’. Bij de Nieuwe Emotionele Beweging is er dan weer meer ‘verdriet’ en bij de Nationalistische Beweging is er meer ‘strijdlust’. De mensen uit alle betogingen voelen zich sterk verbonden met de groep waarmee ze op straat komen. Op de Nationalistische Beweging heerst er de grootste collectieve identiteit. Behalve tussen de verschillende betogingen, kunnen we ook een onderscheid maken tussen de betogers zelf. Aan de hand van de vraag “Hoeveel keer men de afgelopen 5 jaar heeft betoogd?” hebben we de betogers ingedeeld in twee categorieën. Enerzijds de nieuwkomers of first timers voor wie het de allereerste keer in vijf jaar was dat ze op straat kwamen. Anderzijds de geroutineerde betogers of die hards, die de afgelopen vijf jaren al meer dan vijf keer zijn gaan betogen. We bespreken deze twee categorieën kort omdat een vergelijking ons al heel wat inzicht zou kunnen verschaffen over wie er blijft betogen Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
60
en wie er afvalt. Volgehouden activisme verwachten we immers vooral in de laatste groep van betogers, de die hards, zij zijn op zich al volhouders na andere betogingen. In tabel 16 kunnen we zien dat er gemiddeld een groter aantal mannen zit bij de die hards. Over het algemeen zijn die hards hoger geschoold dan first timers. Onder hoger geschoold verstaan we mensen die hoger niet-universitair of hoger universitair diploma hebben. Zelfs al is het verschil klein, toch is het opvallend dat die hards iets meer voltijds werken. Dit lijkt in tegenspraak met de bevindingen van Downton en Wehr (1994), die stellen dat als men meer voltijds werkt, men minder tijd heeft voor actief lidmaatschap. De die hards hebben een enorme belangstelling in politiek, en scoren een stuk linkser op de politiekideologische schaal dan first timers. Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat de meerderheid van de Die hards lid is van de organiserende instantie en dat dit bij first timers maar 15 percent is. First timers informeren zich het meeste door middel van radio en TV, terwijl die hards zich meer informeren via medeleden van de organisatie. Die hards komen veel meer op straat met een formeel protestgezelschap, dus met medeleden van de organiserende instantie, dan dat de first timers dat doen. Deze laatste komen voornamelijk in familiale kring op straat. Het lijkt er dus op dat organisaties onontbeerlijk zijn om mensen meer dan eens de straat op te krijgen. Tabel 16: Vergelijking First Timers en Die Hards First Timer Die Hard Totaal WIE GESLACHT (% MAN) LEEFTIJD (GEMID.) HOGERE STUDIES (%) VOLTIJDS WERKEND (%) VEEL BELANGSTELLING POLITIEK (%) LINKS/RECHTSPLAATSING * (GEMID.) WAAROM KANS OP BEREIKEN DOEL ** (GEMID.) IDEOLOGIE *** (GEMID.) IDENTITEITSSCHAAL **** (GEMID.) EMOTIES ***** (GEMID.)
BOOSHEID STRIJDLUST
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
50,2 44,7 57,1 49,9 35,9 4,5
63,3 43,4 67,3 53,5 81,4 3,7
56,8 44,0 62,2 51,7 58,7 4,1
3,8 3,8 3,6 4,7 4,6
3,3 3,9 3,8 5,0 5,4
3,6 3,8 3,7 4,9 5,0
61
(vervolg) HOE LID ORGANISERENDE ORGANISATIE (%) INFOKANAAL (%)
First Timer Die Hard Totaal
RADIO/TV FAMILIE/ VRIENDEN MEDELEDEN ALLEEN MET FAMILIE MET LEDEN
16,3 74,5 26,8
57,0 34,0 27,9
36,7 54,2 27,3
9,7 43,6 26,7 PROTESTGEZELSCHAP (%) 21,4 16,6 19,0 31,7 20,6 26,2 9,6 51,9 30,8 N 558 559 1117 * De cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 0 (uiterst links) tot 10 (uiterst rechts) ** De cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (kleine kans) tot 7 (grote kans). *** Deze cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (helemaal oneens met de issuevraag) tot 5 (helemaal eens met de issuevraag). **** De collectieve identiteit werd onderzocht op basis van drie stellingen: “Ik heb veel gemeen met de mensen die hier op straat komen”, “Ik identificeer me sterk met de anderen die hier aanwezig zijn” en “Ik vind het plezierig een deel van deze groep te zijn”. De cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens). ***** De cijfers geven de score weer van 1 (geen emotie) tot 7 (heel veel emotie).
In tabel 16 zien we dat first timers iets sterker geloven dan de die hards dat het doel bereikt zal worden. Dit komt waarschijnlijk door het feit dat de die hards meer gaan betogen en al meer weten of beter kunnen inschatten in hoeverre het doel bereikt kan worden. Daarnaast ervaren ze een iets sterkere collectieve identiteit en zijn ze ‘bozer’ en ‘strijdlustiger’. Daarom komen zij vermoedelijk vaker op straat. Al werkt het natuurlijk ook andersom: zij die meer op straat komen versterken zo telkens hun groepsgevoel en emotionele beleving. Wat betreft ideologie scoren die hards en first timers ongeveer evenveel op de schaal. Als we dus even al snel vooruitblikken naar welke factoren het belangrijkste zijn om mensen op straat te houden, verwachten we dus vooral veel van de mate van politieke interesse die een betoger heeft, de mate dat de betoger zich identificeert met de groep en in hoeverre hij of zij strijdlustig is, en tenslotte ook of iemand via een formeel netwerk is gemobiliseerd.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
62
4.3. Volgehouden Activisme 4.3.1. Inleiding In het tweede deel van de analyse trachten we het verschil te achterhalen tussen volhouders en mensen die een jaar later niet meer de straat opgetrokken zijn om te betogen. Wat maakt dat iemand telkens opnieuw de straat optrekt? Tussen de verschillende types betogingen is er ook een merkbaar verschil (zie tabel 17). Van de NSB betogers zal 7 op 10 een jaar later nog eens de straat op getrokken zijn, terwijl van de betogers van Nieuwe Emotionele Bewegingen juist 7 op 10 mensen niet meer is gaan betogen. In wat volgt zullen deze verschillen uitgebreid besproken worden voor de persoonskenmerken, de mobilisatiewijze en de motivatiefactoren. Tabel 17: Overzicht Volhouders (in %) Type Betoging AANTAL VOLHOUDERS AANTAL NIET-VOLHOUDERS TOTAAL N
OSB 46,7 53,3 100,0 15
NSB 69,8 30,2 100,0 139
NEB 26,1 73,9 100,0 261
Gemiddelde 41,4 58,6 100,0 415
In bovenstaande tabel valt het op dat het aantal OSB betogers die met betrekking tot de opvolgenquête bevraagd is, erg laag ligt. Hierdoor kunnen we geen algemene conclusies voor het sustainment van de Oude Sociale Bewegingen afleiden. Toch nemen we in wat volgt de cijfers voor dit type betogingen op, omdat we soms toch interessante cijfers zien verschijnen.
4.3.2. Wie? Wat verwachten we dan naar sustainment toe? Wanneer men een job en kinderen heeft is het moeilijker om tijd vrij te maken om de straat op te trekken. Dus onder volhouders zitten meer mensen zonder gezin en zonder voltijdse job. Zoals geïnterviewde Elodie aanhaalt:
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
63
“Vroeger zou ik het niet gedaan hebben omdat ik een gezin had en alleen was. (…) Toen moest ik men weekend gebruiken om te rusten. (…) Nu ben ik gepensioneerd hé.” Soms gaan mensen echter méér participeren wanneer ze (voltijds) werken. Suzie, bijvoorbeeld, vertelde: “Toen ik aan de unief studeerde, heb ik ook wel een paar keer meegedaan, maar sinds ik ben beginnen werken, doe ik die dingen toch veel meer.” Ook bij Wim kunnen we een ander sustainment-patroon terugvinden. Zijn activisme stond op een laag pitje tijdens zijn studies, maar nu staat het activisme centraal in zijn leven: “En de slechtste periode om dat [activisme] voort te zetten is natuurlijk gaan studeren. […] Maar nu is dat niet erg meer en ben ik dat gewoon. […]En dan ben je wel minder thuis maar dat kies je. Ik werk 7/7 ik doe ook een deel van mijn activisme op het werk en dat loopt allemaal door elkaar.” In tabel 18 zien we dat een hoog percentage mannen uit de vakbondsbetoging niet meer is gaan betogen. Hier mogen echter geen al te grote conclusies uit getrokken worden, aangezien amper één vrouw heeft meegedaan aan de opvolgenquête. De betoging bestaat in ieder geval voornamelijk uit mannen zoals we al in tabel 5 hebben aangehaald. Uit de overige gegevens kunnen we afleiden dat er weinig verschil is tussen mannen en vrouwen. Weliswaar blijkt dat mannen net iets meer volhouden dan vrouwen. Verder kunnen we zeggen dat het voornamelijk jongere personen zijn die nogmaals de straat op trekken. Vooral bij de Nieuwe Sociale Beweging wordt dit duidelijk, er is namelijk een verschil van bijna tien jaar. Uit tabel 5 bleek ook dat deze bewegingen bestaan uit een jonger publiek. Wim heeft hier zo zijn eigen verklaring voor: “Je hebt de oudere generatie die niet mee ging betogen en je hebt de jongere generatie die daar nog zin in heeft.(…). Maar dat was ook zo bij de andere NGO’s dat daar meer jonge mensen waren dan oude. Maar met echt grote betogingen, met de vakbonden bij, toen ging iedereen wel mee.”
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
64
Bij de Nieuwe Sociale Bewegingen is het opvallend dat de volhouders vooral een universitair diploma op zak hebben. In de oorspronkelijke populatie van de eerste enquête was dit 40 percent en nu komt het percentage boven de 50 percent uit. Bij de Nieuw Emotionele Beweging komen de percentages over het algemeen overeen met de eerste bevraging.
Tabel 18: Geslacht, Gemiddelde Leeftijd en Hoogst Behaalde Diploma (in %) per type volhouder Type Betoging
OSB
NSB
NEB
Totaal
Volhouder?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
GESLACHT (% MAN) LEEFTIJD (GEMIDD.) GEEN/LAGER
57,1 42,9 0
87,5 47,9 0
58,5 36,0 4,2
47,5 43,0 7,7
50,0 47,0 7,6
46,0 47,6 4,9
55,2 42,0 3,9
60,3 69,2 4,2
TECHNISCH SECUNDAIR
14,3
28,6
9,7
7,7
12,1
10,7
12,0
15,7
ALGEMEEN SECUNDAIR
0
14,6
14,0
17,9
28,8
18,3
14,3
16,9
HOGER NIET-UNIVERSITAIR
42,8
28,4
18,3
23,1
30,3
33,3
30,5
28,3
UNIVERSITAIR
42,9
28,4
53,8
43,6
21,2
32,8
39,3
34,9
TOTAAL
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
N
7
7
93
39
66
186
159
225
In tabel 19 zien we dat zij die niet meer zijn gaan betogen het afgelopen jaar iets meer rechts zijn, dan diegene die wel nog op straat zijn gekomen. Als we betoging per betoging bekijken, zien we dat de niet-volhouders bij de vakbondsbetoging (d.i. OSB) rechtser zijn dan de volhouders. Opnieuw: de lage N voor deze betoging doet vragen rijzen bij de betrouwbaarheid van de resultaten. Voor de Nieuwe Sociale Beweging en de Nieuwe Emotionele Beweging kunnen we ook besluiten dat de niet-volhouders rechtser zijn. Bij de Nieuwe Sociale Beweging zijn de volhouders waarschijnlijk linkser omdat de betoging gefundeerd is op postmaterialistische issues, zoals vrede en milieu, die sowieso als meer links worden beschouwd. Uit deze tabel kunnen we dus concluderen dat de volhouders over het algemeen linkser zijn dan de niet-volhouders, waarschijnlijk omdat mensen die blijven betogen meer sociaal geëngageerd zijn en een meer links gedachtegoed hebben.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
65
Tabel 19: Gemiddelde Links-rechtsplaatsing per type volhouder Type betoging
OSB
NSB
Volhouder?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
3,57
4,86
2,59
3,11
3,48
3,91
2,98
3,80
38
61
178
155
223
N 7 7 87 Noot: schaal op 10, met 1 heel links en 10 heel rechts
NEB
Totaal
In tabel 20 zien we over het algemeen dat de volhouders meer geïnteresseerd zijn in de politiek dan de niet-volhouders. Eén op twee volhouders van de vakbondsbetoging is sterk geïnteresseerd in de politiek. Diegene die niet meer zijn gaan betogen het afgelopen jaar hebben iets minder politieke interesse. En zelfs 14 percent van de volhouders heeft geen interesse in de politiek. Bij de Nieuwe Sociale Beweging zijn drie op vier leden van de volhouders heel erg geïnteresseerd in de politiek. Terwijl slechts de helft van de afhakers veel interesse heeft voor de politiek. Van de mensen die een jaar eerder voor de nieuwe thema’s op straat kwamen met de Nieuwe Emotionele Beweging, zijn de afhakers veel minder geïnteresseerd in de politiek dan de blijvers. Het verloop van Véroniques sociaal engagement bewijst dat de blijvers een grotere interesse voor politiek hebben. Over haar deelname aan de Stille Optocht in Antwerpen zegt ze: “(…) daar heb ik de keuze gemaakt dat dit niet kon. Ik studeer nu politiek, ik ga in de politiek, ik wil er iets aan doen.” Wat haar toekomstige participatie betreft, vertelde ze: “Elke keer als me iets niet aanstaat en er wordt betoogd, zal ik meedoen, ja.” Het grote aantal politiek geïnteresseerden bij de volhouders kunnen we verklaren door het feit dat ze sterk geëngageerd zijn over hun thema en dat ze, via het volgen van de politiek, op de hoogte willen blijven van hoe de politiek hun thema behandelt. De vakbondsbetoging bijvoorbeeld wil door het op straat komen het politieke besluitvormingsproces beïnvloeden, en dan is het toch een vereiste dat men op de hoogte
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
66
is van de politiek. Of het kan ook zijn dat door de interesse in politiek de mensen net meer op straat willen komen, omdat ze niet akkoord zijn met de gang van zaken.
Tabel 20: Politieke Belangstelling (in %) per type volhouder Type betoging
OSB
Volhouders? Geen Weinig Weinig noch veel Veel Heel veel Totaal N
Ja 14,3 0 28,6 42,9 14,3 100,0 7
NSB Nee 0 12,5 75,0 12,5 0 100,0 8
Ja 3,2 2,1 19,1 47,9 27,7 100,0 94
NEB Nee 2,5 10,0 30,0 47,5 10,0 100,0 40
Ja 4,4 10,3 23,5 35,3 26,5 100,0 68
Totaal Nee 0,5 15,5 29,9 34,8 19,3 100,0 187
Ja 4,1 5,3 21,3 42,6 26,6 100,0 169
Nee 0,9 14,5 31,5 36,2 17,0 100,0 235
In tabel 21 zien we dat de vakbondsbetoging bij haar volhoudende leden een enorm groot aantal voltijdse werkers heeft, en een beetje deeltijds werkers. Door de goede organisatie, strakke structuur en sterk uitgebouwde achterban van de beweging, is het namelijk gemakkelijk om mensen opnieuw te mobiliseren. Het is ook logisch dat onder de volhouders er enkel mensen zitten die ofwel voltijds of deeltijds werken, het thema gaat immers over de verbetering van de materiële levenssituatie en over werk (Klandermans, 1993: 384). Haar afhakende leden zijn voornamelijk mensen die voltijds werken, en een klein aantal gepensioneerden. Gepensioneerde haken waarschijnlijk af omdat dit thema voor hen niet meer van belang is, aangezien ze niet meer werken en dus niet meer dezelfde ideologie nastreven (Klandermans& Oegema, 1994). Dit resultaat moeten we met een korreltje zout nemen door de lage response rate. Bij de Nieuwe Sociale Beweging zien we dat de diegene die nog betogen minder voltijds werken en meer deeltijds werken. Dit staaft de hypothese van Downton en Wehr (1994) en ook de eerste hypothese uit de theorie. Deze beweren immers dat wanneer men een voltijdse baan heeft, het met de tijd moeilijker wordt om actief lid te zijn van een beweging. Bij dit type betogingen zijn er onder de volhouders opvallend meer studenten aanwezig dan bij de afhakers. Een verklaring hiervoor kan gezocht worden in het feit dat
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
67
studenten meestal nog geen voltijdse baan of gezin hebben, en dat ze blijven betogen zolang ze biografisch beschikbaar zijn. Wanneer huisje-tuintje-boompje komt, daalt waarschijnlijk hun activisme bij dit soort bewegingen. Een uitspraak van Franky staaft dit: “Ja, dat heeft te maken, denk ik met het feit dat ge in een andere levensfase zit hé. Ik denk inderdaad dat de bedoeling van een manifestatie mij al veel harder zal moeten raken, mij veel meer uit mijn tent gaat moeten lokken om inderdaad nog buiten te stappen. En dat heeft inderdaad ook veel te maken met de impact op mijn leven. De impact van “zie, ik ga nu eens een halve dag op straat komen”, die is nu veel groter, want in die halve dag gebeuren er een aantal dingen niet, die vroeger, tja… van minder belang waren. Als ge alleen woont (…), moet ge veel minder rekening houden dan wanneer je met een gezin zit, een job waarin je heel wat dingen moet doen. ja…” Het kan natuurlijk ook zijn dat de thematiek van deze betoging meer aansluit bij jonge idealisten. Bij de gepensioneerden zijn er meer afhakers dan volhouders. Men zou net denken dat zij wel opnieuw de straat zouden optrekken aangezien ze zich niet meer moeten bezig houden met hun loopbaan, maar het kan allicht wel zijn dat zij minder tijd hebben om te betogen door eventuele kleinkinderen en/of slechte gezondheid door ouderdom (Downton & Wehr, 1998: 538). Dit thema is bovendien volgens de theorie ook minder in trek bij de oudere bevolking (Klandermans, 1993: 384). Werklozen zijn eerder geneigd af te haken. Volgens Downton en Wehr zijn mensen die zich in schulden bevinden of in dit geval helemaal geen geld hebben, in ieder geval minder bereid om te om te participeren (Downton & Wehr, 1998: 538). Op de Nieuwe Emotionele Beweging is de hypothese van Downton en Wehr (1998) niet van toepassing. Bij de volhouders zijn er iets meer mensen die voltijds werken en minder die halftijds werken, dan bij de afhakers. Dus de stelling, dat als men voltijds werkt, men minder actief lid blijft van een beweging, klopt hier niet. Hier moeten er dus andere verklaringen gezocht worden voor het al dan niet volhouden. Bij deze beweging zien we dat, buiten de voltijdse werkers en de huismannen/-vrouwen, er meer mensen afhaken. Dit komt doordat het thema op emoties gebaseerd is, daardoor gaan de mensen meer impulsief participeren. Maar wanneer het issue minder actueel is, haakt men af. Bij de volhouders zitten er voltijdse werkers en huismannen/-vrouwen, en veel van hen hebben Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
68
waarschijnlijk (jongere) kinderen. Ze voelen zich daardoor meer emotioneel verbonden met de ouders van de vermoorde kinderen (Luna en Joe), zodat ze meer geneigd zijn te blijven participeren (Walgrave & Verhulst, 2006: 294). Ook Steven zegt dat zijn vaderschap invloed had op zijn participatie in de Mars voor Luna: “Ja, dat heeft er ook wel met te maken. door het feit dat je kinderen hebt, kijk je daar anders tegenover. Ook het feit dat zij toen zijn meegegaan.” Er is bij deze beweging, in tegenstelling tot de andere twee bewegingen, wel sprake van huismannen/-vrouwen. Er zijn ongeveer evenveel studenten bij de volhouders als bij de afhakers. Opvallend is dat het aantal studenten bij de volhouders van deze beweging een pak minder is dan bij de volhouders van de Nieuwe Sociale Beweging. Bij de volhouders zijn er in vergelijking met de Nieuwe Sociale Beweging wel meer gepensioneerden. Toch zijn er een klein beetje meer gepensioneerden bij de afhakers van deze beweging. Het verschil in percentage tussen volhouders en niet-volhouders onder de werklozen is praktisch verwaarloosbaar, toch zijn er, net als bij de Nieuwe Sociale Beweging, een heel klein beetje meer werklozen onder de niet-volhouders. Dus door de grote rol van emoties bij deze beweging, is het issue vaak heel herkenbaar voor een grote groep mensen, maar door de vervaging van de felle emoties houden de meesten niet vol.
Tabel 21: Beroepssituatie (in %) per type volhouder Type Betoging
OSB
NSB
Volhouder?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
VOLTIJDS
71,4
83,3
41,7
47,4
56,3
48,4
49,0
49,1
HALFTIJDS
28,6
0
16,7
10,5
6,3
12,1
12,9
11,5
STUDENT
0
0
29,8
10,5
6,3
7,7
18,7
8,0
WERKLOOS
0
0
6,0
10,5
1,6
3,8
3,9
4,9
PENSIOEN
0
16,7
6,0
21,1
18,8
24,2
11,0
23,5
HUISMAN/-VROUW 0
0
0
0
6,3
3,3
2,6
2,7
ANDERE
0
0
0
0
4,7
0,5
1,9
0,4
TOTAAL
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
N
7
6
84
38
64
182
155
226
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
NEB
Totaal
69
Hoewel er bij deze beweging vooral huismannen/-vrouwen en voltijdse werkers blijven participeren, en dit zijn dan waarschijnlijk vooral getrouwde mensen of mensen met kinderen, is de algemene tendens toch dat getrouwde mensen of mensen in een vaste relatie minder blijven participeren. Dit geldt ook voor mensen met kinderen. Dat leiden we af uit tabel 22 over biografische beschikbaarheid. Dit staaft de hypothese van Downton en Wehr, zij stellen dat als men getrouwd is en/of kinderen heeft, men meer geneigd is om af te haken (Downton & Wehr, 1998). Maar er zijn ook uitzonderingen op de regel. Zo zijn zowel Wim als zijn vriendin erg actief: “Thematisch zijn we met andere dingen bezig maar theoretisch analyses en modellen kunnen we wel samen gebruiken. Waardoor er veel discussie is. Wij zijn een politiek koppel.” Steun van de partner is volgens hem dan ook zeer belangrijk: “Ja, ik denk dat dat ook belangrijk is. Als je dat niet draagt als een koppel, is dat bijna onmogelijk.” Tabel 22: Biografische Beschikbaarheid (in %) per type volhouder Volhouder? GETROUWD/ VASTE RELATIE? KINDEREN?
Nee: N=127 Ja: N=271 Nee: N= 167 Ja: N= 228
Ja 52 38 51 36
Nee 48 62 49 64
4.3.3. Hoe? Er is bij elk type betogingen een duidelijk verschil tussen volhouders en niet-volhouders voor de mobilisatiefactoren. Als we bijvoorbeeld kijken naar de cijfers voor de vakbondsbetoging - zelfs al is de N zeer laag - zien we dat 85,7 percent van de volhouders bij de vakbondsbetoging zelf lid is van de organiserende instantie. Dit is zo’n 20 percent meer dan de afhakers. Dit verschil is er wel bij elk type betoging, maar is het meest opvallend bij de vakbondsbetoging. Het is echter logisch dat er onder volhouders veel mensen zitten die actief bezig zijn met het thema van de betoging en dus lid zijn van één van de organiserende instanties.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
70
Hetzelfde verschil reflecteert zich in het gezelschap van de volhouders en afhakers. Mensen die een jaar later niet meer gaan betogen zijn, komen veeleer met familie, vrienden of partner op straat, terwijl volhouders vooral in gezelschap van leden van een organisatie vertoeven. Hoe hechter de netwerken, hoe groter dus de kans op blijvende participatie. Een vergelijking tussen tabel 9 en 17 vormt hiervoor nog een tweede bewijs: Als we Nieuwe Sociale Bewegingen en Nieuwe Emotionele Bewegingen vergelijken zien we dat er ongeveer evenveel volhouders zijn bij de Nieuwe Sociale Bewegingen als mensen die niet meer de straat op kwamen bij Nieuwe Emotionele Bewegingen. Niet toevallig is er een groot verschil in het protestgezelschap (tabel 9) tussen deze twee types bewegingen. Meer dan 35 percent van de betogers van Nieuwe Sociale Bewegingen komt op straat met leden van een organisatie, terwijl dit slechts een 9 percent uitmaakt bij de Nieuwe Emotionele Bewegingen. Opvallend aan het gezelschap op de betoging (tabel 23) is dat volhouders veel (ongeveer 10 percent) minder alleen komen bij de gemiddelde betoging. Nieuwe Emotionele Bewegingen vormen hierop de uitzondering, 1 volhouder op 4 kwam alleen naar de betoging. Tabel 23: Organisatielidmaatschap en Protestgezelschap (in %) per type volhouder Type betoging Volhouder? KENT NIEMAND VAN DE ORGANISERENDE INSTANTIE KENT IEMAND VAN DE ORGANISERENDE INSTANTIE IS ZELF LID TOTAAL
OSB Ja 0 14,3
Nee 12,5
NSB Ja 28,9
25,0
36,7
Nee 28,9
NEB Ja 55,2
Nee 80,7
Totaal Ja Nee 28,0 40,7
42,1
9,0
8,5
20,0
25,2
35,8 100,0 67 25,0 33,8 39,7 7,4 16,2 25,0 68
10,8 100,0 176 22,2 36,0 31,2 7,4 7,9 30,7 189
52,0 100,0 105 18,0 18,2 20,9 26,4 38,0 35,4 171
34,1 100,0 195 25,3 25,7 23,3 24,9 24,7 27,3 239
85,7 62,5 34,4 28,9 100,0 100,0 100,0 100,0 N 7 8 31 11 ALLEEN 14,3 25,0 14,6 28,6 PARTNER 0 12,5 20,8 28,6 FAMILIE/GEZIN 0 12,5 22,9 26,2 COLLEGA’S OF MEDESTUDENTEN 57,1 62,5 14,6 4,8 LEDEN VAN ORGANISATIE 57,1 37,5 40,6 28,6 VRIENDEN/KENNISSEN 45,8 23,8 N 7 8 96 42 Noot: Protestgezelschap werd bevraagd als multiple responsitem
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
71
We weten al dat betogers van Nieuwe Emotionele Bewegingen vooral door massamedia (radio, televisie en kranten) geïnformeerd worden. Het verschil voor afhakers en volhouders is voor dit type betoging echter klein. Opvallend is dat van de volhouders 10 percent meer de krant als informatiekanaal gebruiken. Dit zou verklaard kunnen worden door een algemene hogere interesse in politiek van de volhouders die zich uit in het frequenter lezen van kranten. Betogers van Nieuwe Emotionele Bewegingen zijn voornamelijk door massamedia gemobiliseerd (zie tabel 24). Van de betogers van Nieuwe Emotionele Bewegingen is meer dan 70 percent niet meer gaan betogen in het afgelopen jaar. Bij dit type van sociale beweging kan de derde hypothese uit de theorie – namelijk dat activisten gemobiliseerd door de media (open mobilisatie – geen hecht netwerk) first timers zijn en een jaar later niet meer op straat komen – bevestigd worden. Bij de Nieuwe Sociale Bewegingen en de vakbondsbetoging – die gekenmerkt wordt door een veel hoger percentage organisatiemedia als infokanaal – zien we in tabel 17 dat er veel meer mensen nog op straat zijn gekomen. Organisatiemedia zoals websites van organisaties, ledenbladen en mensen van een organisatie worden vooral benut door volhouders. Dit kan verklaard worden door de hogere interesse in het thema van de betoging en de mogelijke vertrouwdheid met organisaties die zich voor het thema inzetten. Tabel 24: Infokanaal (in %) per type volhouder Type betoging
OSB
Volhouder?
Ja
NSB Nee Ja
RADIO OF TELEVISIE 42,9 12,5 19,1 KRANTEN (OOK ONLINE) 14,3 37,5 12,8 RECLAME/FLYERS 28,6 0 19,1 AFFICHES 42,9 25,0 39,4 LEDENBLADEN 57,1 25,0 27,7 FAMILIE, VRIENDEN, KENNISSEN 14,3 12,5 39,4 MENSEN OP SCHOOL EN WERK 14,3 75,0 11,7 MENSEN VAN EEN ORGANISATIE 71,4 25,0 48,9 WEBSITE VAN EEN ORGANISATIE 42,9 0 38,3 E-MAIL LIJST VAN EEN ORGANISATIE 57,1 12,5 45,7 N 7 8 94 Noot: Infokanaal werd bevraagd als multiple responsitem Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
NEB
Totaal
Nee Ja
Nee Ja
Nee
11,9 19,0 11,9 16,7 26,2 33,3 11,9 31,0 23,8 38,1 42
86,0 64,0 3,8 4,3 5,4 24,7 10,8 4,8 5,9 8,6 186
36,8 40,2 5,2 15,3 18,9 23,5 32,6 20,3 9,9 19,7 236
85,3 73,5 13,2 2,9 13,2 22,1 11,8 13,2 16,2 17,6 68
49,1 33,5 20,3 28,4 32,7 25,3 12,6 44,5 32,5 40,1 169
72
4.3.4. Waarom? 4.3.4.1.
De Instrumentele Redenen
Zoals uiteengezet in het vorige deel, meten we de mate van instrumentaliteit onder de betogers op basis van de kans dat men denkt dat de betoging het belangrijkste doel zal helpen bereiken. In onderstaande tabel 25 merken we, de vakbondsbetoging buiten beschouwing gelaten, dat de mensen die niet meer op straat zijn gekomen over het algemeen de kans dat de optocht hun doel zal helpen bereiken hoger inschatten als de volhouders. Stellen we dezelfde vraag een jaar later ("In welke mate is het belangrijkste doel van de betoging volgens u bereikt?"), dan zien we dat 61,5 percent van de volhouders eerder denkt dat het doel niet of toch minder goed bereikt is. De scores van de afhakers liggen meer verspreid. Zo denkt iets minder dan de helft (47,4 percent) dat het doel niet bereikt is, maar één derde van de afhakers vindt dat het doel eerder wel bereikt is. Alle blijvers vinden dat het doel minder bereikt is, en daarom blijven ze actief. Ook Linda voelt zich blijkbaar genoodzaakt om haar stem nog steeds te laten horen: “Neen, ik heb niet het gevoel dat het beter wordt (…) niet dat dat zo onmiddellijk veranderd gaat worden of zal veranderen door één enkele betoging. Daar ben ik wel een beetje sceptisch over. (…) Ja, ik vind het zeker nog heel belangrijk. Ik zou er nog eens voor op straat komen, ja.” Tabel 25: Kans op Succes (in %) en Gemiddelde Instrumentaliteit toen en een jaar later per type volhouder Type betoging
OSB
Volhouder?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
NIET
57,1
62,5
54,3
52,5
27,9
45,5
61,5
47,4
NEUTRAAL
28,6
12,5
26,6
37,5
32,4
23,8
20,5
23,5
WEL
14,3
25,0
19,1
10,0
39,7
30,7
18,0
29,0
3,2
3,0
3,2
3,1
4,2
3,8
3,6
3,6
NIET
71,4
50,0
67,7
69,2
51,5
42,8
61,4
47,4
NEUTRAAL
14,3
12,5
14,0
12,8
30,3
26,2
20,5
23,5
WEL
14,3
37,5
18,3
17,9
18,2
31,0
18,1
29,1
GEMIDDELDE
3,0
3,4
2,9
2,8
3,3
3,7
3,1
3,5
N
7
8
93
39
66
187
166
234
KANS OP SUCCES
GEMIDDELDE DOEL BEREIKT
NSB
NEB
Totaal
Noot: Het gemiddelde geeft de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (kleine kans) tot 7 (grote kans). Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
73
De gemiddelde scores voor de mate dat het doel bereikt is zijn hier een bevestiging voor. Over het algemeen zien we dat de mensen die niet meer op straat komen eerder vinden dat het doel van de betoging bereikt is. De mensen op de Nieuwe Emotionele Betogingen menen dat hun doel het meeste bereikt is, en op deze betoging zien we dan ook het meeste afhakers. Op de Nieuwe Sociale Betogingen merken we daarentegen een iets hoger cijfer bij de volhouders, en deze zijn ook met een groter aantal. Het behalen van de vooropgestelde doelstellingen is volgens Wim echter niet het belangrijkste aan een betoging: “Ik bedoel, wat is de impact van een klimaatsbetoging? Niet zo veel op zich. Je moet niet naar die betoging alleen zien. Want zo’n betoging is een deel van een proces dat voor een verder maatschappijbeeld of ideologie streeft.”
4.3.4.2.
Collectieve identiteit
In tabel 26 kunnen we aflezen wat het collectieve identiteitsgevoel is bij de mensen die nog op straat geweest zijn één jaar later, en degenen die dat niet gedaan hebben. Over het algemeen ligt de collectieve identiteit vrij hoog. De verschillen tussen de volhouders en de niet volhouders zijn erg klein, en we kunnen geen echte systematiek onderscheiden. Enkel bij de vakbondsbetoging zien we dat de afhakers systematisch een hogere score hebben als de volhouders. De collectieve identiteit zal dus niet het verschil maken tussen al dan niet nog eens de straat optrekken. Tabel 26: De drie Identiteitsvariabelen per type volhouder Type betoging OSB NSB NEB Totaal Volhouder? Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee IK HEB VEEL GEMEEN MET DE MENSEN DIE 3,71 4,38 3,89 3,85 3,55 3,51 3,75 3,66 HIER OP STRAAT KOMEN. IK IDENTIFICEER ME STERK MET DE 3,57 4,38 3,4 3,44 3,3 3,13 3,37 3,22 ANDEREN DIE HIER AANWEZIG ZIJN. IK VIND HET PLEZIERIG EEN DEEL VAN DEZE 3,43 3,75 3,98 3,79 3,45 3,52 3,74 3,58 GROEP TE ZIJN. N 7 8 94 39 67 188 168 235 Noot: De cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens).
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
74
De tweede hypotheses uit de theorie stelt dat hoe hechter het netwerk is, hoe groter de kans op blijvende participatie en hoe sterker de verbondenheid aan de beweging is. Mensen gemobiliseerd door een hecht netwerk komen op straat omwille van een sterk gevoel van collectieve identiteit. Om dit te toetsen maken we gebruik van een kruistabel tussen de variabelen protestgezelschap met de identiteitsvariabele. De nieuwe identiteitsvariabele werd als volgt geconstrueerd: per respondent werd een gemiddelde score berekend voor de drie identiteitsvariabelen uit tabel 26. Vervolgens werd deze nieuwe schaalvariabele gehercodeerd tot drie categorieën waarbij categorie 1 staat voor '(heel) weinig identificatie', 2 voor 'neutrale identificatie' en 3 '(heel) hoge identificatie'. De soorten van protestgezelschap staan gerangschikt van helemaal geen hecht netwerk (alleen) tot een heel hecht netwerk (samen met medeleden). Tabel 27: Protestgezelschap (in %) per volhouder gekruist met Identiteitsvariabele Identiteitsschaal Weinig Gemiddeld Veel Totaal Volhouder? Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee ALLEEN 34,8 24,0 18,3 21,2 13,1 24,4 18,7 23,4 MET PARTNER 26,1 40,0 26,8 33,7 24,6 30,8 25,1 33,9 FAMILIE, GEZIN 26,1 32,0 34,1 33,7 21,3 24,4 28,7 29,7 VRIENDEN 21,7 34 31,7 31,7 45,9 21,8 35,7 28,5 COLLEGA’S/STUDENTEN 0 6,0 14,6 12,5 18,0 6,4 13,5 8,8 MEDELEDEN 8,7 6,0 29,3 10,6 44,3 16,7 31,6 12,6 N 23 50 82 104 61 78 171 239 Noot: De cijfers geven de gemiddelde score weer berekent voor de drie identiteitsvariabelen (zie tabel 22).
In tabel 27 valt het op dat de mensen die alleen gekomen zijn en een laag gevoel van collectieve identiteit ervaren, toch eerder geneigd zijn opnieuw op straat te komen. Het gevoel van collectieve identiteit speelt bij hen dus geen grote rol. Voor degenen die met hun partner naar de betoging trokken, speelt het gevoel van collectieve identiteit ook geen rol om al dan niet opnieuw de straat op te trekken. Zowel degenen die een lage score op de identiteitsschaal behaalden als diegenen die een hogere score behaalden zijn eerder geneigd af te haken. Mensen die met vrienden, collega’s of studenten en medeleden op de betoging waren, ervaren een hoge collectieve identiteit, en zijn ook meer geneigd nogmaals op straat te komen.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
75
Als je deel uitmaakt van een hecht netwerk kom je bovendien blijkbaar niet alleen omwille van de collectieve identiteit op staat, maar ook omdat dat netwerk je daar verwacht. Dit gevoel wordt uitgedrukt door Wim: “Maar het gebrek aan grenzen komt een beetje door sociale druk: denken of verwachten dat je overal onmisbaar en nodig bent. En het is ook een verplichting: het gevoel om een steentje bij te dragen.” We kunnen dus stellen dat men een hoger gevoel van collectieve identiteit heeft als men met hechtere netwerken de straat op trekt, en dat dit hoge gevoel binnen deze hechte netwerken er toe zal leiden dat mensen nogmaals de straat op zullen trekken. De tweede hypothese die in de theorie naar voren komt - Mensen gemobiliseerd door een dergelijk hecht netwerk, komen op straat omwille van een sterk gevoel van collectieve identiteit - kunnen we dus bewijzen: de mensen die in hechte netwerken naar de betoging trekken ervaren een hoog collectieve identiteitsgevoel, en zijn meer geneigd om nogmaals te betogen als mensen die met een minder hecht netwerk op straat trekken.
4.3.4.3.
Ideologie
Uit tabel 28 blijkt dat mensen die afhaken oorspronkelijk meer ideologisch gemotiveerd waren als de volhouders. De mensen die minder uit ideologie aan de betoging deelnamen, zijn eerder geneigd nog eens de straat op te trekken. Het is dus opmerkelijk dat mensen die minder hoog scoren op de stelling, relatief meer gaan blijven. Dit zou kunnen verklaard worden door het feit dat mensen die nogmaals de straat op trekken gemobiliseerd zijn door hechtere netwerken (zie supra) en dus meer op straat komen voor het identiteitsgevoel. Ze trekken de straat op omdat organisaties of collega’s hen mobiliseren, en niet puur vanwege hun persoonlijke overtuigingen. Mensen die niet met hechte netwerken de straat optrekken komen puur uit ideologische redenen, omdat ze hun mening willen laten gelden, maar hebben nadien meer kans om af te haken.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
76
Tabel 28: Ideologievariabelen per type volhouder Volhouder?
ID betogingen
N
Ja
Ja
Neen
Nee
SANS PAPIERS 3,20 3,0 35 9 IRAK 3,96 4,13 61 32 INBEV 3,76 3,88 7 8 MARS VOOR JOE 3,65 3,57 26 76 STILLE OPTOCHT 3,74 4,03 39 105 TOTAAL 3,70 3,85 168 230 Noot: De cijfers zijn gebaseerd op verschillende issuevragen gesteld op de verschillende betogingen (zie tabel 9.) Deze cijfers geven de gemiddelde score weer op een schaal van 1 (helemaal oneens met de issuevraag) tot 5 (helemaal eens met de issuevraag). De cijfers van VW Vorst en Vlaamse Mars ontbreken omdat deze betogingen nog geen jaar geleden plaatsvonden, en er dus nog geen opvolgenquêtes zijn opgestuurd.
4.3.4.4.
Emoties
Om de emoties van de volhouders te bekijken trekken we de scores van de emoties die de betogers op de betoging zelf ervoeren af van de emoties die ze één jaar na de betoging voelden. Over het algemeen zien we in tabel 29 dat ‘angst’, ‘boosheid’, ‘strijdlust’ en ‘verdriet’ sterk afnemen bij de volhouders. Deze emoties zijn dus geen doorslaggevende factor om na de betoging nog eens op straat te komen. Wel merken we dat de ‘bezorgdheid’ en ‘verontwaardiging’ omtrent het thema bij hen hetzelfde blijft, en dat de ‘bezorgdheid’ bij de niet-volhouders erg sterk gedaald is. De ‘hoop’ en het ‘solidariteitsgevoel’ zijn zowel voor de volhouders als niet-volhouders erg gestegen één jaar na de betogingen. Het gevoel van ‘hoop’ is de sterkste emotie bij de volhouders, en zal er dus zeker toe bijdragen dat ze nog eens op straat komen. Dit bevestigt de vijfde hypothese. Deze stelt dat men zonder het element van hoop niet op straat zal komen (Aminzade en McAdam, 2001), daarom dat deze emotie in sterke mate aanwezig is bij de volhouders. Op de Oude Sociale Bewegingen zijn alle emoties één jaar na de betoging toegenomen. Vooral de ‘angst’, ‘hoop’ en ‘verontwaardiging’ leidde ertoe dat mensen terug op straat kwamen. De ‘boosheid’ en het ‘verdriet’ scoren daarentegen erg hoog bij de afhakers. Dit zijn dus geen doorslaggevende emoties om op straat te komen. De ‘bezorgdheid’, ‘hoop’
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
77
en ‘solidariteit’ zijn bij deze niet volhouders gedaald. Gezien het lage aantal respondenten van dit type betogingen dienen we deze opvattingen met een korreltje zout nemen. Bij de Nieuwe Sociale Betogingen nemen ‘angst’, ‘bezorgdheid’, ‘boosheid’, ‘verdriet’ en ‘verontwaardiging’ zowel bij de volhouders als niet-volhouders af. Het zijn enkel de ‘hoop’ en het ‘solidariteitgevoel’ die overeind blijven één jaar na de betoging, maar dit is zowel bij de afhakers als bij de volhouders. Hier merken we dus geen uitspringende emoties op die er zouden toe leiden dat iemand nog eens op straat zou komen.
Tabel 29: Het Verschil tussen de Emoties op en na de betogingen per type volhouder Type betoging
OSB
NSB
NEB
Totaal
Volhouder?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
ANGST BEZORGDHEID BOOSHEID HOOP SOLIDARITEIT STRIJDLUST VERDRIET VERONTWAARDIGING N
1,75 0,67 0,38 0,88 0,29 0,29 0,19 1,09 7
0,24 -0,06 2,04 -0,05 -0,19 0,72 1,34 0,05 7
-0,4 -0,3 -0,17 0,38 0,36 -0,57 -1,06 -0,08 85
-0,44 -0,26 -0,15 0,72 0,67 0,07 -0,23 -0,09 35
0,03 0,32 0,38 0,28 0,33 0,05 0,15 0,06 64
0,16 -0,11 -0,21 0,14 0,35 0,1 0,16 0,12 180
-0,13 0,01 -0,23 0,35 0,34 -0,28 -0,49 0,03 157
0,08 -0,12 -0,13 0,24 0,4 0,12 0,15 0,08 221
Noot: De cijfers in de tabel geven het verschil weer tussen de emoties op de betoging zelf, en de emoties bevraagd door de opvolgenquête één jaar na de betoging. (Beide zijn de gemiddelde score op een schaal van 1 (geen gevoelens over het thema) tot 7 (heel veel gevoelens over het thema)).
Op de Nieuwe Emotionele Betogingen zijn de meeste emoties van de volhouders één jaar na de betoging toegenomen. Myriam ervaart een jaar na haar deelname aan de Mars voor Joe nog steeds een samenhorigheidsgevoel: “Ik denk daar nog vaak terug aan. (…) En dat is altijd leuk als ge mensen naast u ziet lopen die hetzelfde denken en daarom ook denk ik dan veel dat zo’n betoging. (…) en dat vind ik dan wel het leukste eraan, dan denk ik van: “Amai, ze zijn toch nog sociaal geëngageerd. Ze zijn toch nog geïnteresseerd wat er gebeurd in mijn land.”. (…) Allez, ge moogt daar ook niet te veel bij stil staan. Maar ja: sommige mensen doen dat gewoon te weinig en daarom vind ik dat
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
78
wel leuk om dan, dat te merken bij andere mensen. Dat is ook zo’n beetje het effect van betogingen.” Het zijn vooral de ‘bezorgdheid’ en ‘boosheid’ die doorslaggevende factoren zijn om nog eens te gaan betogen.
4.3.5. Afsluitende Multivariate Analyse Om te kijken welke variabelen een significante invloed uitoefenen op het al dan niet op straat komen één jaar na de betoging en welke nu de belangrijkste zijn, hebben we een logistische regressie uitgevoerd (zie tabel 30). We kozen voor een logistische regressie omdat onze te verklaren variabele – Al dan niet op straat gekomen het afgelopen jaar een dummyvariabele is: 0 is niet meer op straat gekomen en 1 is nog wel op straat gekomen. We willen de afzonderlijke invloed meten van de ‘wie’-, ‘hoe’- en ‘waarom’factoren en gebruiken daarom drie afzonderlijke modellen. In het eerste model meten we enkel de invloed van de persoonskenmerken. Deze hebben we samengenomen met de motivatievariabelen in het tweede model. In het derde model meten we ook de invloed van de mobilisatiefactoren, en zo krijgen we een overzicht van de invloed van alle belangrijke variabelen. Van de oorspronkelijke 405 cases zijn er slechts 294 geselecteerd. Dit komt door het hoge aantal variabelen dat we opnemen waarbij telkens enkele missings kunnen voorkomen. Getrouwd zijn en kinderen hebben, hebben we niet besproken in het algemeen beschrijvend deel van de analyse, maar nemen we hier wel in op wegens de significante invloed die deze uitoefenen op volhouden.
Model 1: Als we kijken naar de Nagelkerke R!, blijkt dat slechts 18 percent van de variantie verklaard kan worden door de persoonskenmerken. De variabele met het hoogste significantieniveau is de links-rechtsplaatsing. Mensen die links georiënteerd zijn hebben 1,3 keer meer kans om op straat te komen. Mensen die niet-getrouwd zijn hebben dubbel zoveel kans om nog eens te gaan betogen. Politiek geïnteresseerden hebben 1,4 meer kans. De overige variabelen vertonen geen significant verband. Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
79
Model 2: In model 2 nemen we ook de mobilisatiekenmerken mee op in onze analyse. Aangezien de Nagelkerke R! stijgt, heeft dit model een grotere verklaringskracht als het vorige. De persoonskenmerken blijken minder belangrijk te zijn dan de manier waarop men gemotiveerd is om aan de betoging deel te nemen. Opvallend is dat niet-getrouwd zijn en de politieke interesse plots geen significante invloed meer hebben. Wel blijft het links georiënteerd zijn relatief belangrijk, hoewel de significantie afneemt en de kracht van het verband lichtjes daalt. Iemand die gemobiliseerd is via klassieke communicatiekanalen (tv/radio/kranten) heeft dubbel zoveel kans om het afgelopen jaar niet meer betoogd te hebben. Als men via medeleden van een organisatie gemobiliseerd is, is er 2,4 keer meer kans dat men volhoudt.
Model 3: In model 3 nemen we tenslotte ook de motivatiefactoren op in onze vergelijking. Wederom stijgt de Nagelkerke R! (tot 36,4 percent), dit model heeft dus de sterkste verklaringskracht van de drie modellen. Het is dus het best om zowel de ‘wie’- en ‘hoe’factoren als de ‘waarom’-factoren tegelijk op te nemen in het model om de kenmerken te zoeken die de grootste significante invloed hebben op al dan niet op straat blijven komen. Van de persoonskenmerken blijft wederom enkel de linkse oriëntering een significante invloed hebben op het volhouden, en dit met een sterkte van 1,3. Bij de mobilisatiekenmerken blijven de klassieke communicatiemedia (tv/radio/kranten) ongeveer dezelfde invloed uitoefenen, en de mobilisatie via medeleden van de organisatie is meer significant geworden. Bij de motivatiefactoren zijn er drie die een significante invloed op het volhouden uitoefenen. De identiteitsschaal toont tevens een positief verband met het volhouden. Hoe meer men zich identificeert met de groep, hoe meer kans (1,6 keer meer) er is om nogmaals de straat op te trekken. Wie op straat komt voor sterke ideologische redenen heeft twee keer minder kans om dat opnieuw te doen. Als men veel strijdlust ervaart tijdens de betoging, zal dit een stimulans zijn om later nogmaals te betogen, en dit met een verhoogde kans van 1,2. De drijfveren om vol te houden die uit dit model naar voren komen zijn dus een linkse oriëntatie, mobilisatie via medeleden van een organisatie, een sterk collectief identiteitsgevoel met de andere Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
80
betogers en een sterke strijdlust. Mobilisatie die verloopt via klassieke massamedia (radio, televisie en kranten) - en dus niet via de hechte netwerken van een organisatie - en mobilisatie door ideologische redenen zijn zoals eerder vermeld blijkbaar zwakker. Tabel 30: Logistische Regressiemodel Variabelen
Model 1 WIE .775 .995 2.064* .832 .971 1.048 1.734 .681 1.369* .762***
Model 2 WIE + HOE .844 1.002 1.986 .745 .913 1.220 1.703 .782 1.276 .818*
Model 3 WIE + HOE + WAAROM .916 .999 1.741 .679 .902 1.282 2.155 .758 1.248 .761**
WIE
GESLACHT LEEFTIJD GETROUWD KINDEREN DIPLOMA VOLTIJDSE JOB STUDENT GEPENSIONEERDE POLITIEKE INTERESSE LINKS-RECHTSPLAATSING
REF=VROUW IN JAREN REF=NEE REF=NEE 1 TOT 8 REF=JA REF=JA REF=JA 1 TOT 5 1 TOT 10
HOE
IS LID OF KENT IEMAND VAN DE ORG. INSTANTIE ALLEEN OP BETOGING MET VRIENDEN, FAMILIE MET MEDELEDEN VIA TV/RADIO/KRANTEN
REF=JA
1.183
1.035
REF=JA REF=JA REF=JA REF=JA
.835 1.097 1.778 .500*
.860 1.188 1.564 .457*
REF=JA REF=JA
1.040 2.420*
1.016 2.650**
GEMOBILISEERD
VIA VRIENDEN, FAMILIE VIA MEDELEDEN VAN EEN ORGANISATIE
WAAROM
KANS OP SUCCES IDENTITEITSSCHAAL IDEOLOGIESCHAAL WOEDE STRIJDVAARDIGHEID
1–7 1–5 1–5 1–7 1- 7
1.006 1.604* .531** .884 1,203*
Nagelkerke R!
.179
.302
.364
N
294
294
294
Noot: Sig. > *.05; **.01; ***.001
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
81
Algemene Conclusie en Aanbevelingen De grote sterkte van ons onderzoek is dat we de verschillende aspecten in één geheel samenbrengen. Op theoretisch vlak zijn het wie, hoe en waarom in het verleden vaak onafhankelijk van elkaar bestudeerd. Het feit dat wij die drie onderdelen integreren in één onderzoek, leidt naar een diepgaander inzicht in de processen en mechanismen die sociale bewegingen beheersen. Uit het onderzoek blijkt dat de verschillende aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Wie er op straat komt is afhankelijk van de mobiliserende organisatie. Elke sociale beweging heeft een doel. Dit doel heeft een grote verklarende kracht over het waarom. Het opsplitsen van de betogingen in verschillende typologieën heeft ook duidelijk gemaakt dat er fundamentele verschillen zijn tussen de oude sociale bewegingen, nieuwe sociale bewegingen en nieuwe emotionele bewegingen. Het is nodig deze bedenking in het achterhoofd te houden bij het formuleren van de conclusies. Waar de uitkomsten van de hypothesen anders zijn voor de verschillende types van betoging, wordt dit ook uitdrukkelijk vermeld.
Aftoetsen Hypotheses Uit de theorie komt naar voor dat situationele beschikbaarheid een belangrijke factor is voor de deelname aan betogingen. Concreet onderzochten we of de invloed van kinderen, een huwelijk en de werksituatie significant is. Uit de multivariate analyse bleek dat de verklaringskracht van deze factoren beperkt is. Wanneer men dit aspect afzonderlijk bestudeert, kan men vaststellen dat er wel degelijk een verband is tussen de individuele situatie en deelname. Wanneer de andere factoren in rekening worden gebracht blijkt dat de invloed hiervan te verwaarlozen is. De tweede hypothese wordt door het onderzoek ondersteund. Wanneer men zich in een hecht sociaal netwerk bevindt, is er een groter gevoel van collectieve identiteit wanneer men op straat komt. Er is ook een uitgesproken verband tussen de hechtheid van een netwerk en blijvende participatie. In een hechte groep blijft men langer participeren.
Organisaties waar leden een sterke band hebben met de organisatie, is participatie veel vanzelfsprekender. Ook de derde hypothese kan verklaard worden aan de hand van dit inzicht. We hebben vastgesteld dat bij de Nieuwe Emotionele Bewegingen mensen vooral gemobiliseerd worden door massamedia. Hier ontbreekt het hechte netwerk dat bij Oude en Nieuwe Sociale Bewegingen ervoor zorgt dat mensen elke keer weer de straat op trekken. Bij een open mobilisatie is er een gebrek aan sociaal kapitaal. Hierdoor zijn mensen sneller geneigd om af te haken. De vierde hypothese wordt door de data niet bevestigd. Integendeel, wanneer men het gevoel heeft dat de actie geen verschil maakt dan zal men volharden in het betogen, omdat de doelstellingen nog niet bereikt zijn. Als de actie tot een duidelijk resultaat leidt, zal men sneller afhaken. Bij Oude Sociale Bewegingen zijn deelnemers aan collectieve actie eerder sceptisch over de kans op succes. Vanuit de theorie komt naar voor dat de instrumentaliteit een grote invloed heeft. Uit de mulitvariate analyse van de data blijkt dat de kans op succes van de betoging geen significante invloed heeft op de keuze om te blijven participeren of om af te haken. De verklarende kracht van dit aspect wordt verdrongen door een groter belang van andere factoren. Wat de laatste hypothese betreft wijzen de data uit dat onder de volhouders een sterk gevoel van hoop heerst. Andere emoties zoals angst of strijdlust nemen af bij zowel volhouders als afhakers en zijn dus geen doorslaggevende factor om opnieuw de straat op te gaan.
Algemeen Besluit Multivariate Analyse De kracht van het leeronderzoek bestaat erin dat we de drie aspecten, het wie, hoe en waarom, samenvoegen en daaruit kunnen concluderen welke variabelen de meeste invloed hebben op sustained participation en disengagement. De multivariate analyse besluit dat de links-rechts plaatsing van de persoonskenmerken als enige variabele overeind blijft als verklaring voor sustained participation. Volhouders zijn linkser georiënteerd. Mobilisatie via media en medeleden van een organisatie zijn de Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
83
significante variabelen wat het hoe-gedeelte betreft. Volhouders worden gemobiliseerd door organisaties, hechte netwerken. First timers worden veelal door de media op de been gebracht en haken door de open mobilisatie sneller af. Tenslotte worden als motivaties voor sustained participation collectieve identiteit, ideologie en een strijdvaardigheidgevoel als significant beschouwd.
Profiel Betogingen Op basis van het gevoerde onderzoek kunnen we per categorie van betogingen een omschrijving geven van het type betoger, zijn motivaties en de manier waarop hij gemobiliseerd werd om daarna te kijken welke elementen kunnen leiden tot het volhouden of afhaken van collectieve actie. Oude Sociale Bewegingen mobiliseren via gesloten kanalen. Betogers zijn strijdvaardig en komen op straat omwille van een identiteitsgevoel. Grosso modo zijn dit lager geschoolde arbeiders die strijden voor een betere socio-economische situatie en die door de gesloten mobilisatie en het niet bereiken van hun doel, participatie aan collectieve actie blijven volhouden. Nieuwe Sociale Bewegingen mobiliseren via open en gesloten kanalen traditioneel hoogopgeleide mensen die omwille van hun overtuiging en gevoel van verbondenheid op straat komen. De grote groep volhouders binnen deze bewegingen is te danken aan de hechte mobiliserende organisaties en aan het feit dat de thema’s waar Nieuw Sociale Bewegingen rond werken vaak een links karakter hebben. Nieuw Emotionele Bewegingen mobiliseren voornamelijk via de media. Het type betoger die hierdoor wordt aangesproken zijn mensen die zich emotioneel betrokken voelen bij het issue van de betoging. Zowel de open mobilisatie als het overwaaien van de emoties en het daaraan gerelateerde issue, maken dat we hier met een grote groep afhakers te maken hebben.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
84
Verdere Aanbevelingen Het leeronderzoek geeft aanzet om de drie fundamentele aspecten van sociale bewegingen te integreren in één geheel. Op die manier kunnen ook de relaties tussen de aspecten en hun impact op sustained participation en disengagement beter bestudeerd worden. Omdat de drie aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, is het voor verder onderzoek relevant om deze drie samen te bekijken.
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
85
Bibliografie ABERCROMBIE, N., HILL, S. en TURNER, B.S. (1984), Dictionary of Sociology, Harmondsworth: Penguin Books Ltd., 266 p. ADORNO, T., e.a. (1950), The Authoritarian Personality, New York: Harper, 990 p. AMINZADE, R. en MC ADAM, D. (2001), ‘Emotions and Contentious Politics’, 14-50 in AMINZADE, R. e.a. (ed.), Silence and Voice in the Study of Contentious Politics, Cambridge: Cambridge University Press, 296 p. BEILHARZ, P. (1992), Social Theory: A Guide to Central Thinkers, Sydney: Allen and Unwin, 256 p. DELLA PORTA, D. en DIANI, M. (1999), Social Movements – An Introduction, Oxford : Blackwell Publishers Ltd., 326 p. DE MEZEL, D. (2006), Nationale Betoging voor Regularisatie van Mensen Zonder Papieren, (on line), http://www.indymedia.be/en/node/1511, gelezen op 25-11-2007 DE STANDAARD (2006a), Duizenden Betogen in Brussel voor Regularisatie Mensen Zonder Papieren,
(on
line),
http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelid=dmf25022006_026, gelezen op 25-11-2007 DE STANDAARD (2006b), Stakingsaanzegging bij InBev na mislukte verzoening, (on line), http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=GPSPAQ68, gelezen op 5-122006 DE STANDAARD (2006c), Stille mars trekt zondag door Brussel, (on line), http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=G3JR9RMO&word=JOE+VA N+HOLSBEECK, gelezen op 28-11-2007 DE WEERD, M. (1999), ‘Group Identification and Social Protest: Farmers’ Protest in the Netherlands’ in European Journal of Social Psychology, 29, 1073-1095
DOWNTON, J. en WEHR, P. (1998), ‘Persistent Pacifism: How Activist Commitment is Developed and Sustained’ in Journal of Peace Research, 35, 5: 531-550 EYERMAN, R. en JAMISON, A. (1991), Social Movements – A Cognitive Approach, Cambridge: Polity Press en Basil Blackwell, 184 p. GAMSON, W. (1992), ‘The Social Psychology of Collective Action’, 53-76 in MORRIS, A. e.a. (eds.), Frontiers in Social Movement Theory, New Haven: Yale University Press GAZET VAN ANTWERPEN (2006a), Duizenden Betogen voor Regularisatie Mensen Zonder Papieren,
(on
line),
http://www.gva.be/vindzoek/archief/Artikel_detail.asp?id={F539C48B-6B37-4DAAB684-1DFD0BDBD35D}&check=archief, gelezen op 25-11-2007 GAZET VAN ANTWERPEN (2006b), 80.000 manifestanten herdenken Joe, (online), http://www.gva.be/vindzoek/archief/Artikel_detail.asp?id={19DEDDF9-6131-404388EB-431FBC9F0EA4}&check=archief, gelezen op 5-12-2007 HET LAATSTE NIEUWS (2007), Rustige Vlaamse mars in Sint-Genesius-Rode, (on line), http://www.hln.be/hlns/cache/det/art_454415.html, gelezen op 23-11-2007 HET NIEUWSBLAD (2006a), Betoging in Brussel tegen Oorlog Irak, (on line), http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=DMF19032006_015, gelezen op 10-04-2007 HET NIEUWSBLAD (2006b), InBev-Hoofd Sabine Sagaert wil dringend biermarkt herdynamiseren,
(on
line),
http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=G9CPUA8E, gelezen op 512-2006 HET NIEUWSBLAD (2006c), Optocht tegen geweld gepland na roofmoord in Brussel-Centraal, (on line), http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=B313877060415, gelezen op 28-11-2007
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
87
HET
VOLK
(2006a),
7.000
Betogers
voor
Regularisatie,
(on
line),
http://www.hetvolk.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=GCMOOAIU, gelezen op 2511-07 HET
VOLK
(2006b),
1.500
betogers
tegen
Inbev,
(on
line),
http://www.hetvolk.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=DMF28032006_024, gelezen op 5-12-2006 KLANDERMANS, B. (1993), ‘A Theoretical Framework for Comparisons of Social Movement Participation’ in Sociological Forum, 8, 3: 383-402 KLANDERMANS, B. en OEGEMA, D. (1994), ‘Why Social Movement Sympathizers Don’t Participate: Erosion and Nonconversion of Support’ in Amercian Sociological Review, 59, 5: 703-722 KLANDERMANS, B. (1984), ‘Mobilization and Participation: Social-Psychological Expansions of Resource Mobilization Theory’ in American Sociological Review, 49, 5: 583600 KLANDERMANS, B. (1997), ‘Sustained Participation and Disengagement’, 93-114 in KLANDERMANS, B. (ed., The Social Psychology of Protest, Oxford: Blackwell Publishers, 272 p. KLANDERMANS, B. (2004), ‘The Demand and Supply of Participation: SocialPsychological Correlates of Participation in Social Movements’, 360-379 in SNOW, D.A., SOULE, S.A. en KRIESI, H. (eds.), The Blackwell Companion to Social Movements, Oxford: Blackwell, 608 p. KVHV (2007), 6 mei 2007: Staatsvorming, http://www.staatsvorming.be/, gelezen op 2311-2007 LE
BON,
G.
(1895),
Psychologie
des
Foules,
(on
line),
http://classiques.uqac.ca/classiques/le_bon_gustave/psychologie_des_foules_PUF/Psy chologie_des_foules.pdf, gelezen op 14-11-2007
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
88
MARWELL, G. en OLIVER, P. (1993), The Critical Mass in Collective Action; a Micro-social Theory, Cambridge: Cambridge University Press, 206 p. MATTHEWS, J.H. (1958), ‘Emile Zola and Gustave Le Bon’ in Modern Language Notes, 73, 2, 109-113 OLIVER, P. (1980), ‘Rewards and Punishments as Selective Incentives for Collective Action: Theoretical Investigations’ in The American Journal of Sociology, 85, 6: 1356-1375 OLSON, M. (1971), The Logic of Collective Action – Public Goods and the Theory of Groups, Cambridge: Harvard University Press, 186 p. PASSY, F. (2001), ‘Socialization, connection, and the structure/agency gap: a specification of the impact of networks on participation in social movements’ in Mobilization, 6, 2: 173-192 ROSENSTONE, S. en HANSEN, J. (1993), Mobilization, Participation, and Democracy in America, New York: Maxwell Macmillan International, 333 p. SCHOETENS, M. (2006) ‘In zog van wereldwijd protest tegen Irakoorlog’ in De Morgen, 20.03.2006 SCHUSSMAN, A. en SOULE, S.A. (2005), ‘Process and protest: Accounting for individual protest participation’ in Social Forces, 84, 2 SIMON, B. (1998), ‘Individuals, Groups, and Social Change: On the relationship between Individual and Collective Self-Interpretations and Collective Action’, 257-282 in SEDIKIDES, G. e.a. (eds.), Intergroup Cognition and Intergroup Behavior, Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum, 476 p. SNOW, D., ROCHFORD, B., WORDEN, S. en BENFORD, R. (1986), ‘Frame Alignment Processes, Micromobilization, and Movement Participation’ in American Sociological Review, 51, 4: 464-481
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
89
SUMMERS-EFFLER, E. (2002), “The Micro Potential for Social Change: Emotion, Consciousness, and Social Movement Formation” in Sociological Theory, 20, 1: 41-60 THOITS, P. (1990), ‘Emotional Deviance: Research Agendas’ in Research Agendas in the Sociology of Emotions, 180-206 TOURAINE, A. (1981), The voice and the Eye. An analysis of Social Movements, Cambridge: Cambridge University Press, 225 p. UDEP
(2006),
Un
Grand
Merci
Aux
10.000
Personne,
(on
line),
http://udep.blogspirit.com/manif_nationale_le_25_02_06/, gelezen op 25-11-2007 WALGRAVE, S. en KLANDERMANS, B. (2007), ‘Patterns of Mobilisation’, 1-18 in WALGRAVE, S. en RUCHT, D. (eds.), Protest Politics. Antiwar mobilization in advanced industrial democracies, Minnesota University Press WALGRAVE, S. en MANSSENS, J. (2000), ‘The Making of the White March: The mass media as a mobilization alternative for movement organizations’ in Mobilization, 5, 217239 WALGRAVE, S. en RIHOUX, B. (1997), De Witte Mars – Van Emotie tot Politieke Commotie, Leuven: Van Halewyck, 200 p. WALGRAVE, S. en VERHULST, J. (2005), ‘Gezien worden of gezien zijn? Over oude en nieuwe sociale bewegingen in de Vlaamse pers’ in Mens en maatschappij, 80, 4: 305-327 WALGRAVE, S. en VERHULST, J. (2006), ‘Towards "new emotional movements"? A comparative exploration into a specific movement type’ in Social movement studies, 5, 3: 275-304 WALGRAVE, S. en VERHULST, J. (2007), 'Protest Surveying. Testing the Feasibility and Reliability of an Innovative Methodological Approach to Political Protest', Unpublished manuscript. University of Antwerp. Media, Movements & Politics research group (M!P)
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
90
INDYMEDIA (2007), Vakbonden bij Inbev kiezen voor Europese aanpak, (on line), http://www.indymedia.be/nl/node/1634, gelezen op 5-12-2007 YU, Z. en ZHAO, D. (2006), ‘Differential participation and the nature of a movement: A study of the 1999 anti-US Bejing student demonstrations’ in Social Forces, 84, 3
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
91
Bijlagen
Bijlage 1: Vragenlijst opvolgenquête (voorbeeld voor Sans Papiers betogers, vraagstelling voor andere betogingen is identiek) Bijlage 2: Vragenlijst diepte-interviews (first-timers) Bijlage 3: Vragenlijst diepte-interviews (die-hards)
!
Leeronderzoek 2007-2008: De Stem Van De Straat
92
! !
!!!J
!
! ! ! ! ! ! ! ! !
"!'&!)&&%!$%&&'!G!
)935!=B!;3!S==?53!@<:!33:!H<:9E385<593!=E!435=?9:?! )935!?3T:53A38833A;! '33:!59Q;! #A!P
!H=3953! #A!P<8!?33:!435=?9:?!A=:;!33:!5S3H>3:!?<<:!435=?3:! +3!435=?9:?UH9593N!?3:=3?! &:;3A3!A3;3:!M@6>!9:RV!WWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWW!
<:5P==A;3:!H=?3>9QNR!
$%&&'!C! L<93@3!33:!N36O3!53!H
! ! !
1X1FD ! ! ! ! ! ! ! ! ! $%&&'!1! 2345!67!89:;8!;3!:<59=:<>3!435=?9:?!@==A!;3!A3?6>7!:=?!33:8!;33>?3:=H3:!<<:!33:!H<:9E385<593!=E!435=?9:?I!
"#$%&'()'!*$#%!+##,)&-#!&&)! "#.*'()'#)!#)!-&)(/#0.&.(#0!
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
!
!
$A3;3! &:59A;! &893>O=3N3A8UH9?A<:53:! *:;3AP9Q8! ,==:[!3:!3!O3N3AS39;!3:!695N3A9:?3:! "3;A9QE88>6959:?3:!3:!P3AN>==8S39;! -9>936! &:;3A8?>=4<>98H3! $A=6P3:A3ZS53:! \=HH6:<65<9A3!NP385938! &:;3A3!M@6>!9:RV!WWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWW!
!!J
!!'3;33>53>9QN!
!
!!)33! !
a93!=E!?3O9:! $A93:;3:7!N3:9883:7!46A3:7W! \=>>3?9;!43:5! &:;3A3!M@6>!9:RV! WWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWW_!
!! !! !! !! !! !! !
! $%&&'!G! ^3:5!6!9:!6P!B3A8==:>9QN3!=H?3@9:?!H3:83:!;937!46953:!S35!435=?3:7!=B!``:!=E!<:;3A3!H<:93A! B=>9593N!9QNR!
$%&&'!D! ^6:5!6!<<:?3@3:!H35!P3>N3!H3:83:!67!89:;8!;3!:<59=:<>3!435=?9:?!@==A!;3!A3?6>9QNR! &>>33:! !! -35!B93!=E!?3O9:! !! -35!@A93:;3:7!N3:9883:7!46A3:7W! !! -35!Z=>>3?3;3:!@<:!33:!=A?<:98<593!=E!@3A3:9?9:?!P<9;!43:5! !! &:;3A3!M@6>!9:RV! !! WWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWWW_! ! !
!
!
! $%&&'!]! L<8!6!=B!;3O3!435=?9:?3:UH<:9E385<5938!H35!;3O3>E;3!H3:83:!<>8!=B!;3!:<59=:<>3!435=?9:?! @==A!;3!A3?6>
!! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !! !!
$%&&'!K! %=:;!P3>N3!5S3H=B3:!Q<
@44+=)5*A9<%
!% !% !% !% !% !% !% !%
?((*/%
!% !% !% !% !% !% !% !%
!% !% !% !% !% !%
!% !% !% !% !% !%
!% !% !% !% !% !%
!% !% !% !% !% !%
?((*/O% @44+=)5*A9<% B)9)5*A9<% C46)5*A9< 3))5%1)5=)+%
!% !% !% !% !% !% !% !%
B)9)5*A9<%
!% !% !% !% !% !%
?*)/%74+%% /()84<<*+6%
!% !% !% !% !% !% !% !%
C46)5*A9<%
%
% %
!%%[4% % !%%?))% "%$#%?##"%!"##$%^_%
% %
!%%[4% "%$#%?##"%!"##$%^_% !%%?))%
%
!%%[4%
%
!%%?))%
!%
!%%[4H%1)9)-%
!%%?))%
!%%@*<<23*)+%
!%%[4H%N44-<23*A+5*A9%
!%%[4H%1)9)-%
!%%B))/%+*)/%
!%%B))/%+*)/%
!%
!%
!%%[4H%N44-<23*A+5*A9%
!"##$%^&% a(0%0%+0%/)-06%=))5+).)+%44+%))+%+*)0N)%J)/(6*+6%(7)-%3)/1)5,=)%/3).4:%
!%%@*<<23*)+%
K)-=)-% 8(<*/*),%
!%
3)/%;+/)-+)/%6)J-0*9/%7((-%]]+%74+%J(7)+44+=)% 42/*7*/)*/)+: 0*/%8-(/)%+*)/%=))56)+(.)+%44+%7)-9*)1*+6)+:
!%%?))%
!
!%
')),/%0%((*/%45%))+<>% %
%
! ?)0/-445%
!% !% !% %
))+%49*+6: ))+%<*/L*+: 6)N)5==4=*6)%42/*)7(-.)+:
K)-=)-% +)64/*),%
!% !% !% %
')J/%0%((*/%45%))+<%=))56)+(.)+%44+>%
!
!"##$%^Z% #5<%0%N*%N4/%0%+0%N))/H%1(0%0%/)-06%=))5+).)+%44+%=)%+4/*(+45)%J)/(6*+6%7((-%=)% -)6054-*<)-*+6%74+%<4+<%848*)-<%74+%(+6)7))-%))+%A44-%6)5)=)+:%
'))5% +)64/*),%
%
!%
'))5% 8(<*/*),%
!"##$%^X% ')),/%0%))+%8(<*/*),%(,%+)64/*),%6)7()5%(7)-6)3(0=)+%(7)-%0N%=))5+4.)%44+%=)%+4/*(+45)% J)/(6*+6%7((-%=)%-)6054-*<)-*+6%74+%<4+<%848*)-<%74+%WX%,)J-04-*%WYYZ:%
%
!"##$%^_% ')),/%0%<*+=<%=)%+4/*(+45)%J)/(6*+6%7((-%=)%-)6054-*<)-*+6%74+%<4+<%848*)-<%3)/%+*)0N<%(7)-% 3)/%/3).4%74+%=)1)%J)/(6*+6%74+%.))-%+4J*A%6)7(56=:%
!"##$%^`% ;+=*)+%+*)/H%90+/%3*)-(+=)-%=4+%9(-/%44+6)7)+%N4/%=)%7((-+44.)%-)=)+%*<%=4/%=)% 2(.J*+4/*)%<(.<%.()*5*A9%*<:% %% % % % %
% %
!"##$%^W% !*+=/%0%=4/%0N%5)7)+%45<%42/*7*%)+%0N%7)-=)-)%8)-<((+5*A9)%)+%8-(,)<<*(+)5)%5)7)+%6()=%J*A% )5944-%44+<50*/)+:%
% %
%
?KK% !% !% !% !%
!%%[4% !%%?))%
!%
[# !% !% !% !%
%
%
% %
!"##$%^^% R)<23(0N/%0%1*231)5,%45<%))+%42/*7*
% %
!"##$%^Y% R)<23(0N/%0%1*231)5,%45<%*).4+=%=*)%7))5%.)/%8(5*/*)9%J)1*6%*<:%
2(+/42/%6)1(23/%.)/%))+%8(5*/*20<: ))+%8)/*/*)%(+=)-/)9)+=: ))+%=(+4/*)%6)=44+: ))+%8-(=02/%6)9(23/%(.%)/3*<23)H%8(5*/*)9)%(,%)2(5(6*<23)%-)=)+)+: ))+%8*+%6)=-46)+%(,%))+%,5\)-O8()-%74+%))+%F8(5*/*)9)G%24.846+)% !% (86)34+6)+%O7)-<8-)*=: %
')),/%0%((*/%45%))+<>%
%
!"##$%U% K-%J)44+%+44%=))5+).)+%44+%J)/(6*+6)+O.4-<)+%+(6%4+=)-)%.4+*)-)+%(.%1*23%*+%/)% 1)//)+%7((-%.44/<23488)5*A9)%7)-4+=)-*+6V%E0+/%0%44+6)7)+%*+%3()7)--)%=)%7(56)+=)%149)+% 7((-%0%74+%/()84<<*+6%1*A+%<*+=<%0N%=))5+4.)%44+%=)%+4/*(+45)%J)/(6*+6%7((-%=)% -)6054-*<)-*+6%74+%<4+<%848*)-<%(8%WX%,)J-04-*%WYYZ:%
%
P4-/+)-% Q4.*5*)L%(,%6)1*+<5)=)+% !-*)+=)+% R0-)+% S(55)64T
%
!"##$%M% ;+%N)59)%.4/)%8-44/%0%.)/%=)%7(56)+=)%8)-<(+)+%(7)-%8(5*/*)9:%
D)5)7*<*)% E-4+/F)+G% @4641*+)F%IIIIIIIIIIIIIII%
%
!"##$%&% '()%*+,(-.))-/%0%1*23%*+%3)/%456).))+%(7)-%8(5*/*)9:%;<%=4/%7*4>%
%
%
%
%
%
%
%
H%
%
I%
%
J%
%
% K% L%
!,55/.97%=/0/9;+ D%
!%%@*7/8//0%Q,251% 8/0:234+%
!%%P//0%.2*% 8/0:234+% !%%$//*%9.//R7//*% 8/0:234+9*7%
T//5% @*+/80/./*%
!%
U/0./0% ,*+/80/./*%
!%
G,34%+/80/./*6% *,34%,*+/80/./*% !
!% !% !% !% !%
!% !% !% !% !%
!%
!%
!%
!%
!%
I%
!%
!%
!%
!%
!%
J%
!
%
!%%X2%
%
%
!%%G//% "%$#%G##"%!"##$%HK%
%
%
!%
!%
!%
!%
!%
K%
%
T/5/<225% //*1
%
T//5% +/80/./*%
!"##$%HH% T/=+%)%*9/):/%*1/*%5/0/*%;/**/*%,-%./%*2+9,*25/%=/+,79*7%8,,0%./%0/7)52091/09*7%82*% 12*1%-2-9/01%82*%,*7/8//0%//*%A220%7/5/./*>%
%
%
H%
&%
T/5/<225%% ,*//*1%
% U0%:21%8,5.,/*./%22*.234+%9*%./%
%
%
U/0./0% +/80/./*%
!"##$%H&% ()*+%)%22*7/8/*%9*%4,/8/00/%)%4/+%//*1%=/*+%+%./%8,57/*./%1+/559*7/*>%
%
!%
!"##$%HO% S/*+%)%+/80/./*%,8/0%4,/%./%,072*912+,0/*%82*%./%*2+9,*25/%=/+,79*7%8,,0%./%0/7)52091/09*7% 82*%12*1%-2-9/01%Q9A*%+/%:/0;%7/722*>%
!%%P9*./0%.2*%%%% %%%%%8/0:234+% %
!"##$%&M% N2+%8,*.%)%82*%./%,-;,<1+%82*%./%*2+9,*25/%=/+,79*7%8,,0%./%0/7)52091/09*7%82*%12*1% -2-9/01%82*%HK%B/=0)209%HOOL>%
%
G9/+%=/0/9;+% &%
!"##$%&'% ()*+%)%,-%./%,*./01+22*./%1342256%22*7/8/*%9*%:/5;/%<2+/%8,,0%)%4/+%.,/5%82*%./%*2+9,*25/% =/+,79*7%8,,0%./%0/7)52091/09*7%82*%12*1%-2-9/01%:22022*%)%.//5*2<6%91%=/0/9;+>%?@<390;/5% 4/+%39AB/06%:220=9A%&%1+22+%8,,0%C4/5/<225%*9/+%=/0/9;+C%/*%D%C!,55/.97%=/0/9;+CEF%
(/**91% !09/*.?9*E% $/59A;7/1+/<./% P/./59.%82*%//*%,072*912+9/%,B%8/0/*979*7%
!"##$%HK% ()*+%)%,-%,*./01+22*./%134225%22*.)9./*%9*%:/5;/%<2+/%)%./%8,57/*./%7/8,/5/*1%/08220+%9*% 8/0=2*.%+%4/+%+4/<2%82*%./%*2+9,*25/%=/+,79*7%8,,0%./%0/7)52091/09*7%82*%12*1%-2-9/01% 82*%HK%B/=0)209%HOOLF%?(0)91%4/+%82;A/%22*%.2+%,8/0//*;,<+%+%./%13,0/%,-%./%134225% =,8/*22*%./%+2=/5FE% % % $/8,/5/*1%,8/0%4/+%+4/<2% % % % %%%%%T//5%8//5% % %G9/+%% % %%%%%%&% H% I% J% K% L% D% ! !% !% !% !% !% !% S,,14/9.%% ! !% !% !% !% !% !% W3422<+/% ! !% !% !% !% !% !% S/Q,07.4/9.% ! !% !% !% !% !% !% #*71+% ! !% !% !% !% !% !% !/0,*+:220.979*7% ! !% !% !% !% !% !% W34)5.% ! !% !% !% !% !% !% !/0.09/+% ! !% !% !% !% !% !% W+09A.5)1+%% ! !% !% !% !% !% !% P234+/5,,14/9.% ! !% !% !% !% !% !% ^0)1+02+9/% ! !% !% !% !% !% !% _0,+1% ! !% !% !% !% !% !% N20<+/% ! !% !% !% !% !% !% W,59.209+/9+% ! !% !% !% !% !% !% S59A.1342-% ! !% !% !% !% !% !% T,,-%
%
! ! ! !
!"##$%HJ% T,/%Q,)%)%./%0/52+9/%+%.9/%-/01,?,E*?/*E%,<13409A8/*%?/0./0/%2*+:,,0./*%<,7/59A;E%
!"##$%HI% T//B+%)%*2.9/*%*,7%3,*+23+%7/42.%+%./Q/%*1/*>%!92%:/5;/%;2*25/*>%?/0./0/% 2*+:,,0./*%<,7/59A;E% % ! $//*%3,*+23+%/0%7/42.% ! !92%+/5/B,,*% ! !92%/Y<2956%,*59*/%B,0)<1%,B%342+%?1;Z-/E% ! [/01,,*59A;% ! @-%//*%2*./0/%=9A//*;,<1+R23+9/% ! @-%//*%2*./0/%<2*9/0%?8)5%9*E\]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]]% %
%
%
%
%
%
%
!%
!%
!%
!% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !%
!% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !%
!% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !%
%
!%
!% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !%
%
!%
!% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !% !%
!"##$%&V% X006+%)%F5*/0.0*A% % % !%%J4% % % % !%%U00% "%$#%U##"%!"##$%YZ% % !"##$%Y:% X-0%-)/%53%)=%H-*23+0%F5*/A% RRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRR%H44.%
% % !%%J4% % % % !%%U00% "%$#%U##"%!"##$%&V% % % !"##$%&W% X-0%14*2%41%70*+%)%41%20+.-)=/%0*L-6%?006+%)%00*%,43+0%.014+50A%RRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRRR%H44.% % %
% % !"##$%&T% E0*+%)%20+.-)=/;%-6%?006+%)%00*%,43+0%.014+50A%
S-+%31-+%@-)/0*%=0%)%*-2%0*F010%80.3--*15HF0%,.420*%=5110*%3+0110*R%
QQQQQQQQQQQQQQQQQQQQQQQQQQQRR% %
N,)1%5*OP%
(0.F%-6%.015250)@0%-.24*534+50% G+)/0*+0*,0.0*525*2% !4F7-*/%-6%8.-60335-*010%-.24*534+50% D-15+50F0%84.+5H% !0.0*525*2%,--.%,.-)=0*.0+0*% G8-.+C%-6%-*+384**5*23-.24*534+50% I5150)-.24*534+50% ()*3+C;%>)@50FC%-6%0/)<4+50,0%,0.0*525*2% J0)2/70=025*2% E)).+<->5+K% B506/4/52?05/3-.24*534+50% #*+5CL%4*/0.321-74153+530%-.24*534+50% M0./0C=0.01/-.24*534+50% I0*30*.0+0*-.24*534+50% !.0/03-.24*534+50%% #*+5.4<53+530%-6%>52.4*+0*.0+0*C -.24*534+50% #*/0.0%,.5H=511520.3,0.0*525*2LC-.24*534+50%
B5/>44+C $00*% 348% D433506 #<+506% E03+)).3C 203+-8+% 15/% 15/% 15/% 15/%
!"##$%&'% ()*+%,--.%/0%,-120*/0%3--.+%-.24*534+503%44*20,0*%-6%)%35*/3%/0%*4+5-*410%70+-25*2%,--.%/0% .02)14.530.5*2%,4*%34*3%84850.3%,4*%&9%607.)4.5%&::';%8433506;%4<+506%-6%703+)).315/%15/%70*+% 20=-./0*;%-6%)=%15/>44+348%?006+%-820@02/A% %
%
%
%
N-*20,00.O%QQQQQQR%%)).%
%
[5*/0%,4*%/0%0*\)]+0^% E5H@-*/0.%,001%/4*F%,--.%)=%/001*4>0^%
N-*20,00.O%QQQQQQR%%)).%
%
%
c>%/0@0%,.420*15H3+%+0.)2%+0%[email protected]*;%?-06+%)% /0@0%0*F01%5*%/0%75H20,-02/0%->3142%>0+% ,--.20814F+0%8-3+@0201%+0%3+0F0*%0*%5*%00*% 8-3+7)3%4+0.%+0%14+0*R%
%
Xc[%M[d[%[UefgS[%S["f$%E[dc"$[UA%
%
% _5H%244*%/0@0%2020,0*3%@-%38-0/52%>-2015HF%4*41`30.0*R%U4/50*%@-)/0*%=0%2.442%>0+%00*% 7080.F+% 44*+41% /001*0>0.3% 00*% 80.3--*15HF% 5*+0.,50=% 46*0>0*R% a*/50*% )% ?50.+-0% 0,0*+)001% 70.05/%70*+;%F)*+%)%/4+%?50.-*/0.%44*F.)530*;%0*%5*/50*%)%/4+%=0*3+;%/0%>4FF015HF3+0%>4*50.% ->%>0+%)%5*%/4+%,0.74*/%<-*+4<+%-8%+0%*0>0*R% % E0*+%)%0,0*+)001%70.05/%->%00*%80.3--*15HF%5*+0.,50=%46%+0%*0>0*A% % % !%%J4% % % % !%%U00% % % b-*+4<+2020,0*3%N8-3+4/.03;%+0106--**)>>0.;%0>4514/.03;RRROP% % % % % % % % % % % % %
% % % % %
!"##$%Y&% X-0,001%).0*%80.%=00F%380*/00.+%)%-*20,00.%44*%?0+%?)53?-)/0*%N5*<1)3506%0,0*+)001%+5H/% 380*/0.0*%44*L>0+%/0%F5*/0.0*;%5*F-80*%/-0*;QOA%
% %
!"##$%YZ% X-0,001%).0*%80.%=00F%380*/00.+%)%-*20,00.%44*%70+441/%=0.F%N5*<1)3506%80*/010*OA%
Contactgegevens: Jeroen Van Laer Wetenschappelijk medewerker Departement Politieke Wetenschappen Universiteit Antwerpen T: 03 275 57 61 E: [email protected]
Inleiding Eerst en vooral bedankt voor uw tijd om dit interview af te nemen. Ik ben laatste jaar student politieke wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Dit interview past binnen een breder onderzoek naar motieven van mensen om op straat te komen. Daarnaast werk ik met een 10-tal andere studenten aan een rapport specifiek rond de vraag waarom mensen wel of niet opnieuw op straat komen. Wat we vooral willen weten is of u nog aan betogingen hebt deelgenomen nadat u onze enquête hebt ingevuld en uw voornaamste motieven voor deze al dan niet deelname. Er bestaat niet zoiets als juiste of foute antwoorden.
Interview BLOK 1. U kwam meer dan een jaar geleden voor de eerste keer op straat… - Waarom nam u deel? Wat waren uw verwachtingen? Zijn de doelen die u voor ogen had om deel te nemen gerealiseerd? - Zou u nu opnieuw deelnemen? Zou u op straat komen voor een soortgelijk thema? - Vindt u het thema van die betoging/optocht toen nog steeds belangrijk/actueel? - Hoe bent u toen op de betoging/optocht geraakt? Heeft iemand je gevraagd om mee te gaan, gezien op TV? - Wat vond u van de organisatie?
BLOK 2. Heeft uw participatie aan deze manifestatie een rol gespeeld in uw verder activisme? - Is sociaal activisme voor u belangrijk? Bent u er veel mee bezig? Hebt u door uw activisme nieuwe mensen leren kennen? - (indien niet meer op straat gekomen) Wat is voor u de voornaamste reden om niet meer op straat te komen? In welke mate vindt u het zinvol om te gaan betogen? Zijn er praktische bezwaren waardoor u niet meer op straat komt? - (indien wel terug op straat gekomen) Denkt u dat u in de toekomst nog vaak zal betogen? Komt u ook voor andere thema's op straat? Wat is voor u de belangrijkste reden om deel te nemen aan betogingen? 1
- In welke organisaties bent u zoal actief (geweest)? Hoe en waarom sloot u zich daarbij aan? - Beschouwt u zich als een sociaal geëngageerde persoon? (radicaal of gematigd?)
BLOK 3. Activisme achtergrond - Wat hebt u 'van thuis' mee gekregen als het gaat over sociaal activisme? - Praat u met andere mensen veel over politiek? - (indien partner) Wat vindt uw partner van uw deelname aan betogingen? (positieve/negatieve reacties) Wat vindt hij/zij van uw sociaal activisme meer algemeen? Houdt u hier rekening mee? - Buiten uw partner, wat vinden andere mensen (vrienden/familie) van uw deelname aan betogingen? (positieve/negatieve reacties) Wat vinden zij van uw sociaal activisme meer algemeen? Houdt u hier rekening mee? - Zijn deze mensen (partner/familie/vrienden) zelf ook geëngageerd in organisaties? Komen zij ook wel eens op straat om te betogen?
Uitleiding Hartelijk bedankt voor uw tijd. Is er nog iets, maakt niet uit wat, dat u wilt toevoegen? Indien u dat wenst houden wij u op de hoogte van de resultaten van ons rapport.
2
Contactgegevens: Jeroen Van Laer Wetenschappelijk medewerker Departement Politieke Wetenschappen Universiteit Antwerpen T: 03 275 57 61 E: [email protected]
Inleiding Eerst en vooral bedankt voor uw tijd om dit interview af te nemen. Ik ben laatste jaar student politieke wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Dit interview past binnen een breder onderzoek naar motieven van mensen om op straat te komen. Daarnaast werk ik met een 10-tal andere studenten aan een rapport specifiek rond de vraag waarom mensen wel of niet opnieuw op straat komen. Wat we dus vooral willen weten is waarom u gaat betogen en waarom u dit blijft doen. Er bestaat niet zoiets als juiste of foute antwoorden.
Interview BLOK 1. Wanneer en hoe bent u sociaal actief geworden? - Zijn er in uw leven gebeurtenissen of situaties geweest die bepalend waren voor uw sociaal activisme? - Beschouwt u zich als een sociaal geëngageerde persoon?(radicaal of eerder gematigd?) - Denkt u dat uw achtergrond, bijvoorbeeld ouders die ook in een organisatie zaten, hier invloed op heeft gehad? Praatte u vroeger thuis veel over politiek? Praat u op dit moment veel over politiek (thuis en met andere mensen)? - In welke organisaties bent u zoal actief (geweest)?
BLOK 2. Invloed van partner en/of omgeving -
(indien een partner) Is uw partner actief in een organisatie waarvan u zelf lid bent? (als partner geen lid is) Ervaart u steun van uw partner bij uw eigen engagement? Zijn er vrienden/familieleden sociaal geëngageerd? Zijn deze mensen het altijd eens met uw deelname aan betogingen? Wanneer wel/niet? Houdt u hier rekening mee? - Neemt sociaal activisme een belangrijke rol in uw leven in? Heeft u er bijvoorbeeld nieuwe mensen door leren kennen? - Hoe reageren (partner/familie/vrienden) op uw sociale engagement meer algemeen?
1
BLOK 3. Activisme nu en later - Sluit uw werk/huishouden/andere bezigheden (studeren?) goed aan bij uw sociaal activisme? Zijn deze zaken soms moeilijk te combineren met uw activisme? Waarom? (Te veel tijd/moeite/energie insteken? Zinvol?) - Hoe pakt u de combinatie van uw activisme en andere bezigheden aan? - Zijn er soms praktische/ideologische bezwaren waardoor u moet beslissen niet deel te nemen aan een betoging? En doet u soms speciale inspanningen om tóch te kunnen gaan betogen? - Beschouwt u zichzelf als een initiatiefnemer als het op sociaal activisme aankomt? - Waren er tot nu toe al periodes in uw leven waarin uw participatie eerder op een laag pitje stond? - Hebt u ooit al het gevoel gehad dat u te ver ging in uw sociaal activisme? Waar ligt voor u de grens? - Wat is voor u de voornaamste reden om deel te blijven deelnemen aan betogingen? - (indien niet meer deelgenomen sinds vorige betoging: waarom niet?) In welke mate vindt u het zinvol om te gaan betogen?
Uitleiding Hartelijk bedankt voor uw tijd. Is er nog iets, maakt niet uit wat, dat u wilt toevoegen? Indien u dat wenst houden wij u op de hoogte van de resultaten van ons rapport.
2