UNICEF Kinderrechten Debattoernooi 2015 Lesboek
MEEPRATEN IS EEN RECHT Meepraten over beslissingen die over jou gaan, dat is een belangrijk recht uit het VN Kinderrechtenverdrag. Maar om mee te kunnen praten moet je wel goed weten wat je rechten zijn. En moet je weten hoe je jouw mening het beste kunt overbrengen. Door mee te doen met het UNICEF Kinderrechten Debattoernooi leer je een beetje van beide: je leert hoe je moet debatteren over kinderrechten, rechten die gelden voor elk kind! Over UNICEF UNICEF heeft een opdracht: ervoor zorgen dat elk land de rechten van kinderen respecteert en naleeft. Wij vinden dit de mooiste opdracht die je kunt krijgen. Niets geeft meer voldoening dan alle kinderen geven waar ze recht op hebben. UNICEF helpt kinderen overal bij het overwinnen van armoede, ziekte, geweld en discriminatie. Miljoenen kinderen gaan dankzij UNICEF naar school. Talloze kinderen worden ingeënt tegen dodelijke ziektes als mazelen en krijgen goede voeding. UNICEF werkt hard aan de bestrijding van de aidsepidemie en helpt kinderen die er het slachtoffer van zijn geworden. Waar een noodsituatie heerst, zijn wij. UNICEF is bij rampen en oorlogen direct ter plaatse en zorgt ervoor dat kinderen en hun families kunnen overleven. Kinderen die er alleen voor staan, krijgen van UNICEF bescherming tegen geweld, misbruik en uitbuiting. Meer info? www.unicef.nl
2 •
lesboek
INHOUDSOPGAVE DEEL 1: INFORMATIE OVER DEBATTEREN 1. Introductie 2. De spelregels 3. De debatvorm 4. De jurering 5. Oefeningen
4 4 5 6 8 9
DEEL 2: INFORMATIE OVER VERKIEZING KONING(IN) VAN DE JEUGD
10
DEEL 3 : TIPS 1. Presenteertips 2. Argumentatietips 3. Tips teamwork 4. Tips voor de conclusie 5. Tips voor de aanvoerder
11 11 13 15 16 17
DEEL 4: COLOFON
19
3 •
lesboek
DEEL 1
INFORMATIE OVER DEBATTEREN 1. Introductie Debatteren is discussiëren met regels. Discussies heeft iedereen wel eens. Een discussie ontstaat als je het met iemand ergens over oneens bent. Je probeert de ander dan te overtuigen van je gelijk door het aanvoeren van argumenten. Soms lukt dat, soms niet. Soms is onduidelijk of het gelukt is omdat het gespreksonderwerp verandert, of omdat blijkt dat je het eigenlijk allebei over iets anders hebt of iets anders bedoelt. En soms kom je in een discussie snel tot een compromis. Bij een debat is dit anders. Een debat wordt georganiseerd over een specifiek onderwerp en er doen sprekers aan mee van wie je van tevoren weet dat ze het met elkaar oneens zijn over dat onderwerp. Zij worden verdeeld in voorstanders en tegenstanders. Er wordt dus niet (perse) gedebatteerd vanuit de eigen mening. Ook worden vooraf een aantal ‘spelregels’ afgesproken. Bijvoorbeeld dat het debat maximaal twee uur duurt. Daarnaast is het bijna altijd zo dat er een derde groep mensen is die de voor- en tegenstanders moeten proberen te overtuigen. Deze mensen nemen aan het einde van het debat een beslissing over wie het het beste gedaan heeft. De debaters proberen dus niet elkaar te overtuigen maar het publiek of de jury.
4 •
lesboek
2. De spelregels Er zijn verschillende debatvormen die allemaal hun eigen regels en gebruiken kennen, maar er is een aantal regels dat altijd geldt. Stelling Een debat gaat altijd over een stelling, oftewel een uitspraak of standpunt waar de meningen over kunnen verschillen. Deze stelling wordt door de organisator van het debat bedacht. Voorbeelden zijn; ‘Roken in openbare ruimtes moet worden verboden’, ’Sms’en vergroot de taalvaardigheid’ en ‘Van gamen word je agressief’. Teams Er zijn voorstanders en tegenstanders van de stelling. Deze positie mag je niet zelf kiezen, maar wordt door de organisator aangewezen of door loting bepaald. Je verdedigt als team dus niet je eigen mening over de stelling maar de mening die je is toegewezen. Dit is heel belangrijk. Het gaat niet om wie het beste zijn eigen mening kan geven maar om wie het beste een willekeurig standpunt kan verdedigen en onderbouwen. Uiteindelijk gaat het erom welk team het meest overtuigend is in het debat. Jury Ieder debat kent een jury. Dit zijn de mensen die beslissen welk team het beste gedebatteerd heeft. Voorafgaand aan het debat worden de criteria bepaald waar de jury op gaat letten. Zo weten de teams wat zij moeten doen om te winnen. De juryleden beoordelen de debatteams op basis van argumenten, presentatie en teamwork. Juryleden luisteren objectief en beslissen wie het beste gedebatteerd heeft, los van of ze het inhoudelijk eens zijn met het standpunt. Meningsverschil Het debat draait alleen om die argumenten waar de voor- en tegenstanders het over oneens zijn en niet over zaken waarover ze het eens zijn. Het meningsverschil staat centraal. Teams kunnen tijdens het debat het dus niet (geheel) eens worden over de stelling. Compromissen tussen de partijen kunnen slechts worden bereikt over bijzaken. Gelijke wapenen In alle opzichten wordt ervoor gezorgd dat het debat een eerlijke strijd wordt. Zo hebben alle teams evenveel spreektijd en evenveel voorbereidingstijd. Ook moeten zij toegang hebben tot dezelfde informatie en moet de stelling eerlijk zijn in de zin dat er voor beide kanten iets te zeggen valt.
5 •
lesboek
3. De debatvorm Elk debatteam bestaat uit vier debaters. Eén van die debaters krijgt de speciale rol van ‘aanvoerder’. Deze aanvoerder mag ook per debat verschillen. Het hoeft dus niet elke keer dezelfde leerling te zijn.
nd
s
Vo o
er
rs ta
nd ta
ns ge Te
er s
De debatzaal ziet er als volgt uit:
Het debat zit als volgt in elkaar: Tijd
Duur
Wie?
Wat?
00.00
1 min.
Juryvoorzitter
Welkomstwoord
00.01
2 min.
Debater v1
Opzetbeurt voorstander 1
max. 30 sec. 00.03
2 min.
Stilte / tussentijd Debater t2
Opzetbeurt tegenstander 1
max. 30 sec.
Stilte / tussentijd
00.05
8 min.
Alle debaters
Reactiefase
00.13
1 min.
Eigen teams
Stilte / tussentijd (overleg!)
00.14
1 min.
Debaters t
Final Statements tegenstanders
max. 30 sec. 00.15
1 min.
00.16
6 •
lesboek
Stilte / tussentijd Debaters v
Final Statements voorstanders Start juryberaad
• De opzetfase Het debat begint met de opzetfase. In deze fase spreken de aanvoerders van beide teams allebei twee minuten om de stelling te verdedigen of aan te vallen. In deze minuten geven zij aan wat de argumenten van hun team zijn om voor of tegen de stelling te zijn. De aanvoerder van de voorstanders begint. Beide aanvoerders spreken vanachter het katheder. • De reactiefase De reactiefase duurt acht minuten. In deze fase doen alle vier de debaters van beide teams mee en zijn er geen vaste spreektijden. De bedoeling is dat de teams om en om reageren op de argumenten van het andere team. De reactiefase wordt geleid door een jurylid. Deze debatleider geeft deelnemers het woord en zorgt ervoor dat beide teams evenveel aan het woord komen. Als een deelnemer iets wil zeggen, gaat hij of zij staan en wacht tot de debatleider hem of haar het woord geeft. • De conclusiefase In de conclusiefase mag iedere debater een ‘final statement’ geven: één zin die volgens hem/haar samenvat waar het debat om heeft gedraaid en aangeeft waarom zijn team het debat gewonnen heeft. Dit natuurlijk op basis van alle argumenten die tijdens het debat naar voren zijn gekomen. Per team mogen alle final statements samen één minuut duren, en de debaters spreken, net als in de reactiefase, staand van hun plaats. De tegenstanders beginnen met de conclusiefase en de voorstanders sluiten het debat af.
Kijken op video? Wilt u een voorbeeld zien van een debat? Op www.vimeo.com/channels/vmbodebattoenooi vindt u een aantal video’s van debatten waarin volgens dezelfde debatvorm wordt gedebatteerd. Laat een debat zien als voorbeeld of om uw leerlingen mee te laten jureren als oefening!
7 •
lesboek
4. De jurering Elk debat wordt gejureerd door 2 of 3 juryleden. Zij krijgen vooraf een professionele jurytraining van de Stichting Nederlands Debat Instituut, zodat zij goed voorbereid zijn op hun belangrijke taak. Gezamenlijk bepalen zij welk team het debat wint en geven zij de uitslag door aan ‘de rekenmeester’. Die kijkt aan het einde van de drie debatrondes welke teams de meeste debatten gewonnen hebben. Als er teams op dezelfde winstpunten staan, dan kijken we naar het ‘doelsaldo’, dat zijn de punten die de juryleden voor de kwaliteit van het debat hebben gegeven. De acht beste scholen (dus niet de acht beste teams) gaan door naar de finale tijdens Kleine Prinsjesdag, aan de vooravond van Prinsjesdag. De beste brugklas krijgt een aanmoedigingsprijs. De jury kijkt naar drie dingen: presentatie, argumentatie en teamwork. In het volgende deel leest u hoe u ervoor kunt zorgen dat uw leerlingen deze onderdelen optimaal beheersen. Presentatie Om te beoordelen of de debaters goed presenteren, let de jury op drie onderdelen: • Spreekt de debater duidelijk? • Richt de debater zich op de jury en het publiek? • Gelooft de debater zelf in wat hij zegt? Argumentatie Om te beoordelen of de debaters goed argumenteren, let de jury op drie onderdelen: • Legt de debater het argument goed uit en geeft hij er voorbeelden bij? • Luistert de debater goed naar wat zijn tegenstanders én teamgenoten zeggen? • Valt de debater argumenten van de tegenstanders overtuigend aan? Teamwork Om te beoordelen of de teams hun taak in het debat goed uitvoeren, let de jury op vier onderdelen: • Zijn de opzet- en conclusie helder? • Reageren de debaters op de tegenpartij? • Komen alle teamleden aan het woord? • Vullen de teamleden elkaar aan?
8 •
lesboek
5. Oefeningen Oefeningen in presenteren: De overtuigende verkoper De groep kiest een willekeurig voorwerp dat voorhanden ligt (stift, bel, televisie, etc.) en wijst een aantal ‘topverkopers’ aan. Elke verkoper moet het voorwerp binnen een minuut aan de groep proberen te ‘verkopen’. Vóór de oefening krijgen alle verkopers drie minuten de tijd om zich voor te bereiden. De ‘jury’ (de rest van de groep) mag beslissen van wie ze het voorwerp het eerst zouden kopen. Hoewel humor en originaliteit natuurlijk een belangrijke rol spelen in deze oefening, is presentatie nóg belangrijker. Geef bij de jurering aan wat de winnaar zo een overtuigende spreker maakte. Wat kan de groep van hem of haar leren? Oefeningen in argumenteren: Het schakeldebat Een groep van tien mensen gaat in een rij zitten en krijgt een stelling. Iedereen krijgt een nummer van één tot en met tien. De oneven nummers zijn voorstanders, de even nummers tegenstanders. Na vijf minuten voorbereidingstijd staat de nummer één op en verdedigt gedurende één minuut de stelling en gebruikt daarvoor één argument. Vervolgens staat nummer twee op. Hij valt het argument van de eerste spreker aan en brengt daarna één nieuw argument in tegen de stelling. Vervolgens staat nummer drie op. Hij valt het argument van nummer twee aan en brengt een nieuw argument in voor de stelling. Vervolgens staat nummer vier op, enzovoorts. De rest van de klas jureert en geeft na afloop van het debat aan welke spreker het beste een argument heeft uitgewerkt en welke spreker het beste gereageerd heeft op het argument van zijn voorganger. Oefening in teamwork: De estafette-speech De klas wordt opgedeeld in teams van vijf, en elk team krijgt een stelling om gedurende een kwartier voor te bereiden: ze bedenken welke argumenten ze allemaal kunnen noemen en welke voorbeelden ze kunnen gebruiken. Elk team krijgt 3 minuten de tijd om zijn verhaal te vertellen aan de klas (de jury), maar op een bijzondere manier. De teamleden krijgen allemaal een nummer (1 tot en met 5) en nummer 1 begint met praten. Als de docent een nummer roept, moet het teamlid dat aan het woord is, stoppen met praten (hij mag zijn zin nog wel afmaken) en gaat het teamlid wiens nummer net geroepen is, verder waar zijn voorganger net gebleven was. Het is de bedoeling dat het team zo goed samenwerkt dat er zelfs op deze manier een vloeiend verhaal uitkomt.
9 •
lesboek
DEEL 2
INFORMATIE OVER VERKIEZING KONING(IN) VAN DE JEUGD Parallel aan het UNICEF Kinderrechten Debattoernooi organiseren we de verkiezing van de Koning(in) van de Jeugd. U kunt hiervoor een onderbouwleerling aandragen die het leuk vindt om in het openbaar te spreken en mensen weet te raken. Hij/zij zal tijdens deze middag een korte speech moeten geven en daarmee de jury weten te overtuigen van zijn/haar sprekerstalent. De winnaar wordt de Koning(in) van de Jeugd en mag op Kleine Prinsjesdag zijn/haar troonrede over de kinderrechtensituatie in Nederland voordragen. Hoe gaat het in zijn werk? Op 28 maart zullen er parallel aan de 3 debatrondes, ook 3 rondes plaatsvinden voor de Verkiezing van de Koning(in) van de Jeugd. De indeling van de kandidaten in de verschillende rondes ontvangt u later. De kandidaten wordt gevraagd om op een kleine verhoging hun speech voor te dragen aan een jury. De jury zal bestaan uit de huidige Koning van de Jeugd, een afgevaardigde van UNICEF en een presentatiedeskundige. Tijdens elke ronde is er ruimte voor feedback aan de kandidaten vanuit de jury. Na afloop van de 3 rondes zullen de 3 finalisten bekend gemaakt worden. Hen wordt gevraagd hun speech nogmaals te geven aan alle aanwezige leerlingen tijdens de plenaire afsluiting. De jury zal na deze 3 speeches de winnaar bekend maken. Opdracht We vragen de kandidaten om een speech van 3 minuten te geven waarin zij antwoord geven op de volgende vraag: ‘Als ik Koning(in) van de Jeugd ben, dan…..’ Jury De jury let op de volgende punten: • Originaliteit • Creativiteit • Presentatie • Daarnaast moet het onderwerp ‘kinderrechten’ verwerkt zijn in de speech (bijvoorbeeld door te speechen over het recht op onderwijs) Enkele tips • Voorlezen is af te raden, maar even spieken soms op het blaadje mag natuurlijk wel! • Meer weten over kinderrechten? Kijk dan op www.kinderrechten.nl Winnaar De winnaar van deze sprekerswedstrijd is de nieuwe Koning(in) van de Jeugd. Hij/zij zal de officiële troonrede van de Jeugd schrijven en voordragen tijdens Kleine Prinsjesdag, aan de vooravond van Prinsjesdag in Den Haag. Uiteraard wordt de leerling zeer goed voorbereid op deze dag. De Koning(in) van de Jeugd zal aanblijven tot volgend jaar.
10 •
lesboek
DEEL 3
TIPS 1. Presenteertips Sta jij wel eens te praten met je handen in je zakken? Of mompel je vaak binnensmonds? Daarmee ga je deze debatwedstrijd hoogstwaarschijnlijk niet winnen. Je houding en stemgebruik zijn heel belangrijk! In de praktijk blijkt dat overtuigingskracht voor het grootste gedeelte zit in hoe wij iets zeggen, en niet zozeer in wat wij zeggen. Reden genoeg om hier aandacht aan te besteden! Het is de taak van de debaters om tijdens het hele debat overtuigend te presenteren. Dat wil zeggen dat iedere debater moet uitstralen dat hij in zijn eigen verhaal gelooft! Hier volgen wat tips om zo goed mogelijk te presenteren: 1. Spreek tegen de jury Realiseer je tijdens het hele debat dat je niet je tegenstanders probeert te overtuigen maar de jury. Je tegenstanders zullen het nooit met je eens worden; het is namelijk hun taak om tegen jouw standpunt te zijn. Maar veel belangrijker is nog dat je tegenstanders niet beslissen wie het debat wint; dat doet de jury! Richt je tijdens het debat dan ook tot de jury en probeer hen te overtuigen. Kijk ze aan en zeg af en toe iets in de trant van ‘beste jury, mijn volgende argument…’, of ‘jury, de tegenstanders zeiden zojuist... Ik ben het daar niet mee eens want...’. Door de jury aan te kijken maak je contact met ze en dat is nodig om ze te kunnen overtuigen. 2. Gebruik je stem Dit lijkt een overbodige tip. Als je spreekt gebruik je immers altijd je stem. Toch is het belangrijk te realiseren dat je door goed stemgebruik je betoog kunt ondersteunen. Spreek sowieso verstaanbaar. Als de jury je niet kan verstaan, kun je ze ook niet overtuigen. Varieer in volume en toonhoogte. Als je bijvoorbeeld zegt dat je je over iets opwindt, dan helpt het als je dit wat luider uitspreekt. Als je een vraag stelt aan je tegenstanders helpt het als de jury door je stem ook echt kan horen dat je een vraag stelt. Kortom, realiseer je dat het je stem is die je argument inkleurt. 3. Gebruik je lichaam De jury luistert niet alleen maar kijkt ook naar je. Realiseer je dat en maak er gebruik van. Sta rechtop en stevig en gebruik je handen om je verhaal te ondersteunen. Iemand die met hangende schouders en zijn handen in zijn zak spreekt maakt niet de indruk erg betrokken te zijn bij zijn verhaal. Vaak kun je een argument met je armen en handen ondersteunen. Als je bijvoorbeeld spreekt over een groot dier dan spreekt dit dier meer tot de verbeelding als je met je handen aangeeft hoe groot dit dier is. Hetzelfde geldt voor een kleine moeite of een groot probleem. 4. Wees het argument Het beste argument dat je in ieder debat kunt aanvoeren ben je zelf. Straal door middel van oogcontact, je stem en je lichaam uit dat je achter je argument staat en er echt in gelooft. De Engelsen vatten dit samen in ‘be the argument!’ Iemand die uitstraalt dat hij zelf in zijn verhaal gelooft komt heel erg overtuigend over. Aan het begin van dit hoofdstuk stond al dat overtuigingskracht voor het grootste deel zit in hoe iemand iets zegt in plaats van wat iemand zegt. Het kan niet vaak genoeg benadrukt worden!
11 •
lesboek
Houding
DO’s
DONT’s
• Rechte rug
• Ineengezakt staan
• Schouders naar achteren
• Op één been hangen
• Beide benen op de grond Handen
• Laat je handen gaan
• Handen in je zakken
• Accentueer belangrijke punten
• Pen of papier vasthouden
met je handen Stem
• Afwisselen in volume
• Mompelen en binnenmonds spreken
12 •
lesboek
2. Argumentatietips Mensen hebben de neiging een mening of standpunt te geven zonder uitleg of onderbouwing. Wat ze zelf vinden is vaak zo logisch dat ze het niet nodig vinden om het uit te leggen, of dat ze er gewoon niet aan denken om dat te doen. Maar voor een ander spreekt die mening of uitspraak soms helemaal niet voor zich. Alle argumenten moeten zorgvuldig worden uitgelegd voor de jury. De debater moet dus niet alleen iets beweren, maar het ook uitleggen en er voorbeelden bij geven. We leggen hieronder uit hoe je dat doet. • Argumenteren Om de jury te overtuigen is het belangrijk dat je de argumenten die je ter ondersteuning van je stelling aanvoert, goed kunt onderbouwen. Een goede manier om dit te doen is door je argument in een soort drietrapsraket op te bouwen. Om dit te doen is het A.U.B.-model ontworpen, dat staat voor Argument, Uitleg, Bijvoorbeeld. We leggen de drie stappen hieronder uit. Stap 1: Argument Je begint met het noemen van je argument. Bijvoorbeeld: ‘Vlees eten is zielig’. Stap 2: Uitleg Na het argument genoemd te hebben, geef je aan wat je met dat argument bedoelt. Eigenlijk is dit het belangrijkste onderdeel van een goede argumentatie. Als juryleden namelijk niet goed weten wat een argument inhoudt, kunnen ze ook niet beoordelen of het belangrijk is. In de uitleg maak je de link tussen het argument en de stelling duidelijk en benadruk je hoe belangrijk het argument is. Stap 3: Bijvoorbeeld Tot slot geef je voorbeelden waarmee je je argument zo tastbaar en concreet mogelijk maakt. Hiermee worden de argumenten extra geloofwaardig gemaakt, en dat is natuurlijk wat je wilt bereiken. Een voorbeeld: De bio-industrie moet worden verboden (stelling). De bio-industrie is een gevaar voor de volksgezondheid (argument). Doordat dieren in de bio-industrie opeengepakt zitten, is er een enorm gevaar voor snel om zich heen grijpende infectieziekten en krijgen de dieren antibiotica toegediend om dit te voorkomen. Op termijn overleven alleen ziektekiemen die resistentie ontwikkeld hebben; deze ‘superziektekiemen’ kunnen zich via de voedselketen verspreiden onder de bevolking (uitleg). Ieder jaar verliezen 25.000 Europeanen hun leven door een besmetting met resistentiebacteriën (voorbeeld).
13 •
lesboek
• Luisteren Wat heel belangrijk is tijdens het debat is dat je goed naar de andere debaters luistert, zowel naar je teamgenoten als naar je tegenstanders. Op deze manier zorg je ervoor dat er niet te veel herhaald wordt, en belangrijker nog: dat je goed op elkaar kunt reageren. Het is dan ook goed dat je een pen en papier bij de hand hebt zodat je aantekeningen kunt maken. • Weerleggen Debatteren is vooral reageren. Het meest overtuigend ben je wanneer je duidelijk kunt maken dat een argument van je tegenstander niet klopt of in ieder geval niet overtuigend is. Hiermee maak je je tegenstander namelijk ongeloofwaardig terwijl je zelf juist heel overtuigend overkomt. Als je een goed tegenargument hebt is het belangrijk dat je dit maximaal benut. Dit doe je door de volgende stappen te zetten: 1. Aanwijzen Begin met aan te geven op welk argument van de tegenstander je gaat reageren. Dit is belangrijk omdat je hiermee duidelijk aangeeft wat je gaat doen. 2. Samenvatten Vat in één of twee zinnen het argument van je tegenstander samen. Hiermee geef je aan dat je goed geluisterd hebt en help je de jury zich te herinneren hoe dat argument in elkaar zat. Houd deze samenvatting wel kort! 3. Reageren Nu is het moment aangekomen om heel duidelijk uit te leggen waarom dit argument volgens jou niet klopt. Neem hier rustig de tijd voor zodat je zeker bent dat de jury het goed begrijpt. 4. Concludeer Concludeer heel kort dat het argument van de tegenstander dus niet klopt. Dit hoeft maar één zin te zijn. Een voorbeeld: “Beste jury, ik wil graag reageren op het economisch argument van de tegenstanders (= aanwijzen). Als ik het goed begrijp willen zij de bio-industrie in stand houden, omdat deze de vleesprijzen zo laag mogelijk houdt (= samenvatten). Dit vinden wij juist slecht, omdat die lage prijzen ervoor zorgen dat mensen ongezond vlees eten en daardoor een grotere kans hebben op infectieziekten (= reageren). Kortom jury, het argument van de tegenstanders werkt het gevaar voor de volksgezondheid juist in de hand (= concluderen).”
14 •
lesboek
3. Tips Teamwork Je vormt tijdens het debat een team. Zorg er dan ook voor dat je dit uitstraalt. Probeer er in ieder geval voor te zorgen dat elk teamlid aan het woord komt. Zit rechtop als je collegadebater spreekt en luister actief. Ondersteun elkaars argumenten. Laat blijken dat je het met hem eens bent, lach als hij een grap maakt en kijk verontwaardigd als iemand zijn betoog aanvalt. Eigenlijk debatteer je tijdens het hele debat, ook al ben je niet aan het woord. De jury houdt je in de gaten! Tips: • Vertel allemaal hetzelfde • Zorg voor een logische opbouw van argumentatie • Ondersteun je teamgenoten en verwijs naar elkaar • (Zachtjes) overleggen tijdens het debat is toegestaan • Houd de regie!
15 •
lesboek
4. Tips voor conclusie De conclusiefase is heel belangrijk. Het is het laatste wat de jury hoort voordat zij beslissen wie het debat gewonnen heeft. Het is dus ook de laatste kans van je team om de jury te overtuigen dat jullie moeten winnen. In de conclusiebeurt kun je het beste drie dingen doen: 1. Samenvatten Allereerst moet je (samen met je teamgenoten) een geloofwaardige samenvatting geven van de argumenten die tijdens het debat naar voren zijn gekomen. Dit betekent niet dat je alles moet herhalen, al was het maar omdat je daar helemaal geen tijd voor hebt. Je kunt veel beter het debat terugbrengen tot twee belangrijke zaken waar het uiteindelijk allemaal om heeft gedraaid 2. Concluderen Daarna moet je kort en overtuigend concluderen dat op basis van die belangrijkste argumenten de winst toch duidelijk voor jouw team is en waarom. Tijdens het hele debat is het belangrijk om uit te stralen dat je gelooft in je zaak maar in de laatste fase van de samenvatting is dit extra belangrijk. Het is de laatste oproep van jouw team aan de jury om tot de juiste beslissing te komen! 3. Uitsmijter Tot slot kun je het beste eindigen met een sterke laatste zin, een zogenaamde ‘uitsmijter’. Je kunt hiervoor bijvoorbeeld een citaat gebruiken, of een mooie beeldspraak. Hier volgt een voorbeeld van hoe een conclusiebeurt eruit zou kunnen zien. • Spreker 1 (samenvatten): Beste jury, uiteindelijk heeft dit debat gedraaid om twee punten: gezondheid en lage vleesprijzen. De megaveestapels van de bio-industrie vormen een groot gevaar voor de gezondheid, het gaat om 25.000 dodelijke gevallen van besmettingen met resistente bacteriën in Europa per jaar! • Spreker 2 (samenvatten): Het tweede argument was de lage voedselprijs: terwijl de tegenstanders zeggen dat de bio-industrie lage vleesprijzen mogelijk maakt waardoor veel meer mensen van voedsel kunnen worden voorzien, hebben wij juist laten zien dat dit prijsvoordeel niet opweegt tegen het gevaar voor de volksgezondheid! • Spreker 3 (conclusie): Wij kunnen dan ook niet tot een andere conclusie komen, beste jury, dan dat de bio-industrie verboden moet worden. • Spreker 4 (uitsmijter): Zeg ook nee tegen die afschuwelijke megastallen, nee tegen de bio-industrie!
16 •
lesboek
5. Tips voor de aanvoerder Elk debat begint met een speech van twee minuten door de aanvoerders. Hier vind je tips om in twee minuten het allerbeste betoog neer te zetten. De beste manier om een duidelijk betoog te houden is door je betoog goed te structureren. Dit kun je doen door je betoog in drie onderdelen op te bouwen; een kop, een romp en een staart. Hier worden de onderdelen kort uitgelegd en er wordt ook aangegeven hoeveel tijd je per fase ongeveer kunt besteden bij een betoog van twee minuten. 1. Kop (± 30 seconden) Het eerste onderdeel, de kop van je betoog, is de inleiding. In deze inleiding zorg je allereerst dat je de aandacht hebt van je publiek en de jury. Dit kun je het beste doen door een mooie aandachtstrekker. Dit kan een mooi citaat zijn, een statement, een stuk uit de actualiteit of iets anders waardoor direct duidelijk wordt waar je het over gaat hebben. Daarna kondig je kort aan wat je tijdens je spreektijd gaat vertellen, welke argumenten je gaat gebruiken. Door je argumenten aan te kondigen, kan de jury ze alvast kort opschrijven. Wanneer je je argumenten aankondigt is het verstandig om ze te labelen en te tellen. Labelen wil zeggen dat je een naam geeft aan het argument. Je plakt er een label op. Hierdoor kan het publiek het verhaal beter volgen. Een label moet je argument zo kort mogelijk samenvatten. Hoe korter, hoe beter: het liefst één woord. Een extra voordeel is dat alleen met dit woord het argument voor veel juryleden al zal gaan leven. Je kunt verschillende woorden gebruiken om te labelen; zoals een omschrijving of een metafoor. Een voorbeeld om dit duidelijk te maken. “U hebt het ongetwijfeld ook gehoord op het nieuws gisteravond: Steeds meer kinderen lijden aan overgewicht. En dit is een groot probleem. Ik vind dan ook dat de gemeente snacks en ander ongezond voedsel moet verbieden op scholen. Ik heb daarvoor drie argumenten. Allereerst de gezondheid, ten tweede het geluk en ten derde het geld.” In bovenstaand voorbeeld weet de jury al een beetje wat je met je drie argumenten bedoelt. Je moet ze daarna wel uitleggen, maar je hebt jezelf en het publiek al een structuur gegeven. Het tellen is ook belangrijk. Hierdoor kan er geen misverstand ontstaan over het aantal argumenten. In het bovenstaande voorbeeld is dat ook gedaan: “Ten eerste … ten tweede … ten derde…” Een jurylid kan direct de drie argumenten opschrijven en weet ook dat hij alle argumenten die je genoemd hebt, genoteerd heeft. Hierdoor wordt je verhaal makkelijk te volgen, herkent het publiek en de jury je verhaal en help je ook jezelf. Stel dat je een black-out hebt bij de uitleg van je tweede argument, dan weet je vast nog wel dat er een derde argument was en kun je daarmee doorgaan.
17 •
lesboek
2. Romp (± 75 seconden) Hierna komt de romp of het middenstuk. In dit gedeelte van je verhaal geef je de meeste informatie. Het is je taak om ieder argument dat je in de kop genoemd hebt zo goed mogelijk toe te lichten. Door het argument met één woord te labelen maak je het duidelijk, door het uit te leggen maak je hetovertuigend. Als je daarna een voorbeeld gebruikt, maak je het ook nog herkenbaar. Gebruik niet te veel argumenten tijdens de opzetfase. Je wint het debat niet omdat je meer argumenten hebt gebruikt dan je tegenstanders. Het gaat erom dat je betere argumenten hebt die je goed hebt uitgewerkt. Normaal gesproken gebruik je in de opzetfase niet meer dan drie argumenten. 3. De staart (± 15 seconden) Met de conclusie, de staart, rond je het betoog af. Tijdens de conclusie probeer je met name de zekerheid te krijgen dat de jury al je argumenten gehoord heeft, zodat ze worden meegewogen in de beoordeling. Dit lukt het best door ze nog een keer kort te herhalen met dezelfde labels als die je in de kop en de romp hebt gebruikt. Het lijkt overdreven om in twee minuten nog een keer al je argumenten te herhalen maar voor juryleden is het heel prettig. Dit geeft ze de kans om zelf nog een keer door hun aantekeningen te lopen. Sluit je betoog altijd af met een mooie uitsmijter. Dat kan de stelling zijn of een mooi citaat. Maar vertel de jury nooit; ‘dit was het’ of ‘meer heb ik niet’. Vergeet niet dat het laatste wat je zegt vaak het beste blijft hangen. Maak daar dus goed gebruik van.
18 •
lesboek
DEEL 4
COLOFON Dit is een handleiding voor docenten die meedoen met het UNICEF Kinderrechten Debattoernooi 2015. Uitgave: UNICEF Nederland en de Stichting Nederlands Debat Instituut, februari 2015 Meer informatie: Meer informatie over het UNICEF kinderrechten debattoernooi: www.unicef.nl/debattoernooi Meer informatie over debatteren op school: www.schooldebatteren.nl Sanne Scholing Sabine de Jong
[email protected] [email protected]
© 2015 Nederlands Debat Instituut Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Nederlands Debat Instituut.
www.debatinstituut.nl
19 •
lesboek
UNICEF Nederland Beschermvrouwe Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix Postbus 67 2270 AB Voorburg Jacob v.d. Eyndestraat 73 2274 XA Voorburg T. 088 444 96 66 F. 070 382 47 74
[email protected] www.unicef.nl Rekeningnummer NL86 INGB 0000 0001 21 KvK 27102631