•
UMC ~St Radboud Universitair Medisch Centrum Faculteit_der Medische Wetenschappen
Bloktoets Datum Aanvang
50209 Zenuwstelsel 01-10-2010 10.00 uur
Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen Ook de doordruk van het antwoordformulier voor de meerkeuzevragen mag u behouden. ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE: • • • • • • •
• • • • •
Dit tentamen bestaat uit 100 meerkeuzevragen. De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. Controleer of uw tentamenset compleet is. Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste. U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen. Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden. Wanneer u het tentamen beëindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, het gebruik van een potlood is ongewenst. Open gelaten vragen laat u blanco. De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. Onleesbare cijfers of meer dan één cijfer per hokje zullen als blanco worden geïnterpreteerd. Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel.
De vragen worden als volgt gescoord: antwoorden: Goed 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag
1 1 1 1
fout
open
-1
0 0 0 0
- 1/2 - 1/3 - 1/4
punten punten punten punten
Indien u commentaar heeft op de vragen, noteert u dat op het commentaarformulier (laatste blz.) en levert u dat na afloop van het tentamen in, tezamen met uw antwoordformulier. Voor het overige mag u de volledig ter hand gestelde tentamenset, incl. het kopie-antwoordformulier behouden. LET OP!! ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER! VEEL SUCCES!
Voorblad_ MC.doc/2 I -9-2010
Casus Een 37-jarige man is met hoge snelheid tegen een boom aangereden en wordt door omstanders bewusteloos aangetroffen in zijn auto. Een ambulance wordt gebeld en is snel ter plekke. De dienstdoende verpleegkundige bepaald de EMV -score bij deze patiënt. Deze is E2-M3-Vl. I . Bij een EMV-score van E2-M3- VI opent de patiënt de ogen wanneer hij aangesproken wordt. 1. Juist 2. Onjuist 2. Bij een EMV-score van E2-M3- VI strekt de patiënt de armen wanneer hij een pijnprikkel toegediend krijgt 1. Juist 2. Onjuist 3. Bij een EMV-score van E2-M3- VI maakt de patiënt kreunende geluiden wanneer hij een pijnprikkel toegediend krijgt. 1. Juist 2. Onjuist In het ziekenhuis wordt een CT -scan van het hoofd van de patiënt gemaakt. Het resultaat ziet u hieronder weergegeven.
4. Op deze CT-scan is een subduraal hematoom zichtbaar. 1. Juist 2. Onjuist 5. De meest waarschijnlijke oorzaak van dit hematoom is een verscheuring van de arteria meningea media. 1. Juist 2. Onjuist
Vervolg casus De dag na het ongeval verslechtert de toestand van de patiënt. Zijn EMV -score is nu E1-Ml-Vl. De pupilreflexen, de corneareflexen en de oculocephale reflexen zijn afwezig. Wanneer de patiënt uitgezogen wordt, is er nog wel een hoestreactie, maar deze is zuiver reflexmatig. 6. De corneareflex is een exteroceptieve reflex waarvan de afferente baan en de efferente baan via verschillende hersenzenuwen lopen. Welk van de onderstaande beweringen is juist: 1. De afferente baan loopt via de n. opticus en de efferente baan via de n. facialis . 2. De afferente baan loopt via de n. opticus en de efferente baan via den. vagus. 3. De afferente baan loopt via de eerste tak van de n. trigeminus en de efferente baan via de n. facialis . 4. De afferente baan loopt via de eerste tak van de n. trigeminus en de efferente baan via den. vagus. 7. Deze patiënt is nu klinisch hersendood. 1. Juist 2. Onjuist De echtgenote van deze 37-jarige man zat tijdens het ongeluk bij hem in de auto en is met emstig traumatisch schedelhersenletsel opgenomen op de intensive care. Drie maanden na het ongeval vertoont zij nog geen enkele bewuste reactie. Wel heeft ze haar ogen overdag open en 's nachts gesloten. Zij lijkt een slaap-waakritme te hebben. Men vraagt zich af of haar situatie een persisterende vegetatieve toestand (PVT) genoemd mag worden.
8. Het hebben van een slaap-waakritme pleit tegen de diagnose persisterende vegetatieve toestand. 1. Juist 2. Onjuist 9. Bij patiënten in een PVT kan zich de vraag voordoen of het geoorloofd is kunstmatige vocht
en voedseltoediening te stoppen. Welk argument om te stoppen is op dit moment in juridisch opzicht bepalend? 1. Het verzoek van de familie om te stoppen. 2. Stoppen mag uitsluitend als de arts beschikt over een eerder door de patiënt vastgelegd verzoek om te stoppen indien hij ooit in een PVT -situatie terecht zou komen. 3. Stoppen van kunstmatige vocht- en voedingstoediening in een PVT-situatie is een vorm van directe, juridisch strafbare levensbeëindiging. 4. Het kunstmatig toedienen van vocht en voeding bij PVT -patiënten is een vorm van medisch zinloos handelen en dient dus te worden gestaakt. 10. De vaststelling van de totale hersendood is in Nederland een noodzakelijke voorwaarde voor het uitnemen van organen bij een heartbeating donor. 1. Juist 2. Onjuist
2
Casus Bij een 64-jarige man wordt het syndroom van Wallenberg vastgesteld. Op de MRI-scan is een beschadiging te zien van de hersenstam aan de rechterzijde in de medulla oblongata op de plaats waar deze verwacht wordt bij het syndroom van Wallenberg.
11. Het syndroom van Wallenberg wordt veroorzaakt door een laesie in de: 1. a. cerebelli anterior inferior 2. a. cerebelli posterior inferior 3. a. cerebri posterior 4. a. cerebri superior Bij deze patiënt is het gevoel van het gelaat veranderd. 12. U verwacht bij deze een patiënt een uitval van de sensibiliteit van het gelaat rechts. 1. Juist 2. Onjuist Deze patiënt heeft een veranderd gevoel in een arm en in een been. 13. U verwacht bij deze patiënt een uitval van de gnostische sensibiliteit van de rechterarm en het rechterbeen. 1. Juist 2. Onjuist Deze patiënt heeft last van draaiduizeligheid en heeft een valneiging. 14. De valneiging bij deze patiënt is naar rechts. 1. Juist 2. Onjuist Het ooglid van één oog hangt meer dan het ooglid van het andere oog. 15. Dit wordt bij een patiënt met het syndroom van Wallenberg veroorzaakt door uitval van de nervus oculomotorius. 1. Juist 2. Onjuist
16. Een 78-jarige patiënte kan na een herseninfarct geen koffie meer zetten. Haar partner vertelt dat zij de koffie op het schoteltje doet, het water in het kopje en niet weet wat te doen met het filterzakje. Als de echtgenoot het voordoet, lukt het haar wel om dit na te doen. Deze beschrijving van de stoornis van patiënte door de echtgenoot past het best bij: 1. Agnosie. 2. Apraxie. 3. Neglect. 17. Een 56-jarige vrouw heeft na een doorgemaakt herseninfarct weinig spontane spraak en antwoordfjn telegramstijl. Haar taalbegrip is intact. Dit beeld past het beste bij: 1. arnnestische afasie; 2. globale afasie; 3. motore afasie (Broca); 4. sensore afasie (Wemicke).
3
18. Een arteria spina/is anterior syndroom is een vasculair ruggenmerg syndroom waarbij zowel de fasciculus gracilis als de fasciculus cuneatus zijn gespaard. 1. Juist 2. Onjuist
Casus Een 40-jarige man wordt onwel. Hij merkt dat zijn hoofd en ogen plotseling naar links draaien, zonder dat hij dit kan tegengaan. Daarna weet hij zelf niet meer wat er is gebeurd. Daarna verliest hij het bewustzijn. Omstanders zien dat de man schokkende bewegingen maakt met zijn linkerarm en linkerbeen en vervolgens met beide armen en benen. De schokken houden twee minuten aan en verdwijnen daarna. Het duurt nog tien minuten voordat de man weer bij bewustzijn is. Als de man bijkomt heeft hij hevige hoofd- en spierpijn en heeft hij bloed op zijn lippen. Als hij probeert te lopen, merkt hij dat hij minder kracht heeft in één been. Het vermoeden is dat deze man een epileptische aanval heeft gehad. Bij navragen blijkt dat de man iets dergelijks nooit eerder heeft gehad.
19. Bovenstaande beschrijving past bij een partiële epileptische aanval die secundair gegeneraliseerd is. 1. Juist 2. Onjuist 20. De krachtsvermindering van het linkerbeen na een epileptische aanval wordt ook wel Toddse parese genoemd. 1. Juist 2. Onjuist Er wordt een EEG gemaakt bij deze patiënt waarop epileptiforme activiteit zichtbaar is.
21. Met bovenstaande gegevens is aangetoond dat deze patiënt epilepsie heeft. 1. Juist 2. Onjuist 22. Het meest voor de hand liggend aanvullend onderzoek wat bij deze patiënt verricht moet worden, is een MRl van de hersenen. 1. Juist 2. Onjuist Bovengenoemde patiënt is vrachtwagenchauffeur en hij vraagt of hij ooit nog mag rijden in zijn vrachtwagen. 23. De man mag inderdaad niet meer rijden in zijn vrachtwagen. 1. Juist 2. Onjuist
4
Casus Een 34-jarige jongeman komt op het spreekuur bij de neuroloog omdat hij overdag spontaan in slaap valt wanneer zijn aandacht even verslapt. Hij vindt dit erg vervelend. Ook slaapt hij 's nachts erg slecht. Hij kan maar moeilijk in slaap komen en slaapt niet voor 02.00 uur 's nachts in. Hij droomt's nachts veel en erg eng. Op de vraag ofhij last heeft van plotselinge spierverslapping bij emoties, antwoordt de man ontkennend, hier heeft hij nooit last van gehad. De neuroloog overweegt de diagnose narcolepsie. 24. De enge dromen 's nachts pleiten tegen de diagnose narcolepsie. 1. Juist 2. Onjuist 25. Een goed behandeladvies voor patiënten met narcolepsie is het houden van één of
meerdere korte dutjes overdag. 1. Juist 2. Onjuist
Casus Een 66-jarige man heeft moeite met plassen. Hij heeft het idee niet goed te kum1en uitplassen en hij voelt pas heellaat een volle blaas. De arts die hem ziet laat hem eerst zoveel mogelijk uitplassen en brengt daarna een urinekatheter in. Hierbij wordt alsnog 700 cc urine in de blaas gevonden.
26. Waar in het neuronale regelsysteem moet de stoornis bij deze man zitten? Dit is in de: 1. Frontale motore cortex 2. Nervus pudendens 3. Parasympathische synapsen naar de blaas 4. Sympathische synapsen naar de blaas 27. Indien deze man wegens Parkinson-achtige verschijnselen een anticholinerg werkend medicijn zou gaan gebruiken, wat zal hij dan hiervan hoogstwaarschijnlijk merken bij het plassen? 1. Het plassen gaat beter 2. Het plassen gaat slechter 3. Er is geen invloed op het plassen Een 44-jarige vrouw heeft enkele maanden geleden de metatarsalis lil van haar rechtervoet gebroken. De breuk is hersteld, maar zij houdt heftige pijn aan deze voet. Aanraken van de voet is erg pijnlijk. Zij kan geen sok aan haar rechtervoet verdragen. 28. Het verschijnsel, dat zachtjes aanraken van de huid al als pijnlijk ervaren wordt, wordt allodynie genoemd. 1. Juist 2. Onjuist Een 34-jarige man met een syringomyelie heeft, naast veel pijn, sensibele uitval. 29. Dit betreft hoogstwaarschijnlijk met name uitval van de: 1. bewegingszin 2. temperatuurszin
5
30. Onderstaande patiënt heeft een n. hypoglossus uitval. Het betreft een uitval van den. hypoglossus aan de rechterzijde.
1. Juist 2. Onjuist
Casus Een 47-jarige man heeft gedurende een paar seconden last van duizeligheid wanneer hij met zijn hoofd draait. Hij hoort goed. Hij voelt zich verder niet ziek. De diagnose benigne paroxysmale positieduizeligheid wordt gesteld.
31. Benigne paroxysmale positieduizeligheid wordt vaak veroorzaakt door gruis in een van de ha(fcirkelvormige kanalen van het evenwichtsorgaan 1. Juist 2. Onjuist 32. In de differentiaal diagnose van oorzaken van duizeligheid staat een brughoektumor. Als gevolg van een brughoektumor kan een stoornis van één of meerdere hersenzenuwen ontstaan. Welke van onderstaande hersenzenuwen hoort daar niet bij? 1. De nervus abducens 2. De nervus facialis 3. De nervus trigeminus 4. De nervus vestibulocochlearis Bij jonge mensen met een brughoektumor kan een onderliggende neurocutane ziekte de oorzaak zijn. 33. In dit kader is een belangrijke oorzaak voor een brughoektumor neurofibromatose type II 1. Juist 2. Onjuist
6
Casus Een 33-jarige man heeft driemaal gedurende één week's nachts last gehad van heftige stekende pijn rondom zijn linkeroog. Hij werd helemaal radeloos van deze pijnklachten. Tijdens de pijnklachten zat zijn linkerneusgat verstopt en had hij een tranend linkeroog. Het is zijn vrouw opgevallen dat zijn linkerooglid hangt tijdens de pijnklachten. De huisarts die de patient ziet stelt de diagnose clusterhoofdpijn. 34. Een goede behandelmogelijkheid voor de pijnklachten van deze man is het inademen van 7 liter zuivere zuurstofper minuut op het moment van de klachten. 1. Juist 2. Onjuist Tijdens de aanval van pijnklachten hangt het linkerooglid. 35. Dit wordt veroorzaakt door een tijdelijke vermindering van de parasympatische activiteit van het linker ooglid. 1. Juist 2. Onjuist
36. Patiënten met clusterhoofdpijnaanvallen met dezelfde klachten als deze patiënt hebben tijdens deze hoofdpijnaanvallen meestal een nauwe pupil aan het aangedane oog. 1. Juist 2. Onjuist Het parasympatische zenuwstelsel innerveert behalve het ooglid ook het hart en de darmen.
3 7. Activatie van het parasympatisch zenuwstelsel zal de hartfrequentie doen verlagen. 1. Juist 2. Onjuist
Casus Een 48-jarige man wordt tijdens een voetbalwedstrijd geraakt door een harde bal. Hij valt op de grond en is enkele tellen buiten bewustzijn. Dan komt hij weer bij. De eerste minuten is hij nog wat verward en stelt hij telkens dezelfde vragen. Daarna praat hij weer als vanouds. Hij heeft een buil op zijn achterhoofd en heeft hoofdpijnklachten. Ook moet hij driemaal braken. Er is bij deze man sprake van schedelhersenletseL Schedelhersenletsels worden ingedeeld in de mate van ernst. 38. Het traumatisch schedelhersenletsel van bovengenoemde patient valt in de categorie middelzwaar traumatisch schedelhersenletsel. 1. Juist 2. Onjuist
39. Het gegeven dat de man na het ongeval telkens de zelfde vragen stelt wordt een retrograde amnesie genoemd. 1. Juist 2. Onjuist
7
40. Welk van de onderstaande alternatieven is het best in overeenstemming met de definitie van Post Traumatische Amnesie: 1. Geheugenverlies over een bepaalde periode voor het ongeval, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, zonder repeterend atypisch gedrag. 2. Geheugenverlies over een bepaalde periode na het ongeval, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, zonder repeterend atypisch gedrag. 3. Geheugenverlies over een bepaalde periode voor het ongeval, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, repeterend atypisch gedrag. 4. Geheugenverlies over een bepaalde periode na het ongeval, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, repeterend atypisch gedrag. 41. Indien een patiënt na een trauma een wekadvies krijgt voorgeschreven, dan houdt dit in dat de patiënt 's nachts elke twee uur de wekker moet zetten om wakker te worden. 1. Juist 2. Onjuist Naar mechanisme onderscheiden we schedelhersenletsels in focaal en diffuus letsel. Een vorm van diffuus letsel is de zogenaamde diffuus axonale schade (DAl). DAl wordt gekenmerkt door: I. Coma dat ontstaat direct op de plaats van het ongeval. II. De predilectieplaats wordt vooral gevormd door een grote intracerebrale bloeding ter plaatse van de hersenstam. UI. MRI is beter in staat dan CT om DAl te visualiseren. IV. Korte revalidatie periode met doorgaans snel herstel tot het oude niveau.
42. Welk van de bovengenoemde kenmerken zijn juist? 1. I en II 2. I en lil 3. II en IV 4. lil en IV
8
Casus Een jonge man valt van grote hoogte. Hij kan na de val direct zijn armen en benen niet meer bewegen. Op de SEH is er sprake van oppervlakkige ademhaling, een helder bewustzijn, uitwendig letsel en een bekken fractuur. Zijn bloeddruk is 80/40 mm Hg, pols 45/min. Temperatuur 36 °C. Er is sprake van een tetraplegie; de anale sfincter spanning is intact. Bij neurologisch onderzoek wordt de musculus biceps beiderzijds krachtig bewogen op verzoek (MRC=5), kan de pols ook goed omhoog bewogen worden (pols extensie is MRC=5), maar niet omlaag (pols flexie MRC=O). Alle overige spieren beneden dit niveau hebben ook MRC=O. Er is sprake van een dwarslaesie. 43. Het neurologisch niveau van deze dwarslaesie is: 1. C5 2. C6 3. C7 4. C8 44. Bij bovengenoemde patiënt is er sprake van een complete dwarslaesie. 1. Juist 2. Onjuist 45. De combinatie van bevindingen bij deze patiënt: een lage bloeddruk, een lage pols en een licht verlaagde temperatuur, kunnen allen passen in het kader van een neurogene shock. 1. Juist 2. Onjuist Casus Een 80-jarige man krijgt acuut een parese van rechterarm, rechterbeen en rechtergelaat gecombineerd met sensibele stoornissen in het zelfde gebied. Er zijn geen overige neurologische uitvalsverschijnselen. 46. Het meest waarschijnlijk worden de verschijnselen bij deze man veroorzaakt door een corticaal infarct in het stroomgebied van de arteria cerebri media links. 1. Juist 2. Onjuist 47. Intraveneuze trombolyse met rtPA is gecontraïndiceerd als een acuut herseninfarct wordt veroorzaakt door een embolie uit het hart. 1. Juist 2. Onjuist 48. Een 40-jarige vrouw heeft per acuut zeer hevige hoofdpijn gekregen. De CT-scan toont een subarachnoidale bloeding. Het volgende aanvullend diagnostische onderzoek dat als eerste acuut geïndiceerd is, is een lumbaal punctie. 1. Juist 2. Onjuist
9
Casus Een 70-jarige vrouw gebruikt al jaren antihypertensieve medicatie. Ze is opgenomen met een intracerebrale bloeding in de basale ganglia. Welke stelling( en) is/zijn juist? 49. De meest waarschijnlijke oorzaak van de bloeding is 'smal! vessel disease' op basis van hypertensie. 1. Juist 2. Onjuist 5 0. Een ontlastende operatie aan deze bloeding verbetert haar prognose. 1. Juist 2. Onjuist Een beroerte kan bloedig (intracerebraal hematoom) en onbloedig (herseninfarct) zijn. 51. Bij 70-jarige mannen is de mortaliteit ten gevolge van een intracerebraal hematoom lager dan de mortaliteit van een herseninfarct op die leeftijd. 1. Juist 2. Onjuist
52. Een patiënt heeft vandaag een TJA gehad. Het risico op een herseninfarct is in de eerste week na de TJA lager dan in de 2e of 3e week na de TJA. 1. Juist 2. Onjuist 53. Een homonieme bovenkwadrant anopsie rechts kan veroorzaakt worden door een infarct in het stroomgebied van zowel de arteria cerebri media als de arteria cerebri posterior. 1. Juist 2. Onjuist Casus Een 40-jarige vrouw heeft last van wazig zien met beide ogen. Zij gaat naar de oogarts die beiderzijds papiloedeem constateert en deze vrouw met spoed verwijst naar de neuroloog. De laatste tijd heeft ze last van hoofdpijnklachten, verder zijn er anarnnestisch geen bijzonderheden. Het neurologisch onderzoek is ongestoord. Er wordt een MRI van het cerebrum gemaakt die geen afwijkingen laat zien. Vervolgens wordt er een ruggenprik verricht waarbij de druk gemeten wordt. Deze is verhoogd, namelijk 40 cmH20. 54. Het plaatsen van een ventriculoperitoneale-drain is één van de juiste behandelingen voor deze aandoening. 1. Juist 2. Onjuist 55. Er zijn diverse verschillende oorzaken mogelijk voor het ontstaan van deze verhoogde liquordruk bij patiënte. Het kan echter niet worden veroorzaakt door: 1. Doorgemaakte sinustrombose. 2. Overgewicht. 3. Pilgebruik. 4. Vitamine A gebrek.
10
Casus Een 56-jarige man heeft brandende pijn onder de voetzolen. Dit is in 2 jaar tijd geleidelijk aan ontstaan. Bij navraag heeft de man ook moeite om in het donker te lopen, en is hij recent gestruikeld tijdens een wandeling door het bos. Bij lichamelijk onderzoek valt op dat patiënt niet goed op zijn hakken kan lopen en dat de achillespeesreflex beiderzijds is verlaagd. De huisarts denkt aan een polyneuropathie. Bij verder navragen blijkt de patiënt allangere tijd teveel alcohol te drinken. Sinds zijn vrouw drie jaar geleden is overleden dronk hij dagelijks minimaal 1 fles rode wijn per dag. 56. Een veelvoorkomende oorzaak van polyneuropathie is overmatig alcohol gebruik. 1. Juist 2. Onjuist Enige weken later wordt de huisarts geroepen door een buurvrouw van de man. Hij drinkt de laatste tijd veel te veel en is zijn buren tot overlast omdat hij lawaaierig is. Volgens de buurvrouw was hij de laatste week vrijwel altijd onzeker ter been en de laatste dagen is hij ook incoherent in zijn verhalen en gedesoriënteerd. Nu ligt hij suf in zijn woonkamer. De buren hebben dat gezien en hebben het een halve dag aangekeken, maar maken zich nu oprecht zorgen. Als de huisarts arriveert, treft hij de man in verwarde toestand aan. De patiënt heeft geen aandacht voor de arts en probeert met trillende handen dingen te grijpen die schijnbaar om hem heen bewegen. Het valt de huisarts op dat de man scheel ziet. 57. Het klinisch beeld dat de patiënt nu vertoont past het best bij het syndroom van Korsakof 1. Juist 2. Onjuist De man wordt naar het ziekenhuis vervoerd. Aldaar belandt hij op de SEH. Volgens protocol krijgt hij direct een infuus met glucose/zout en wordt hij aan de monitor gelegd. Er wordt een bloedbeeld bepaald, elektrolyten, nier- en leverfunctie. 58. Indien bovenstaande beschrijving volledig is, is dit tot nu toe een adequate beleid. 1. Juist 2. Onjuist DeSEH-arts onderzoekt de patient en stelt een veranderd bewustzijn vast. Bij testen van de oculomotoriek blijkt er een forse blikrichtingsnystagmus te zijn in horizontale en verticale richting. Daarnaast is er sprake van een bewegingsbeperking van elk van beide ogen, maar rechts meer dan links. 59. Naast een nystagmus, is de meest waarschijnlijke oogmotoriekstoornis in dit geval een uitval van de n. trochlearis. 1. Juist 2. Onjuist De verschijnselen die bovengenoemde patiënt vertoont worden veroorzaakt door onder andere hemorragische necrotische laesies in de corpora mamillaria: centraal in de hersenstam en rond het derde ventrikel. Soms wordt ook de hypothalamus aangedaan.
11
60. Door aandoening van de hypothalamus kan een hypothermie ontstaan. 1. Juist 2. Onjuist 61. Welk van de volgende vitamines wilt u bij deze patiënt als eerste suppleren? 1. Vitamine B 1 (thiamine) 2. Vitamine B6 (pyridoxine) 3. Vitamine Bl1 (foliumzuur) 4. Vitamine Bl2 (cobalamine)
12
Casus Een 22-jarige student is op introductiekamp. Hij voelt zich al een aantal dagen niet lekker en moest productief hoesten. Tijdens een activiteit voelt hij zich steeds zieker worden. Hij heeft het warm en heeft last van hoofdpijn. Volgens zijn medestudenten reageert hij steeds verwarder. De hoofdpijn neemt toe en de student begint te braken. Met de ambulance wordt hij naar het ziekenhuis gebracht. Daar wordt gedacht aan een meningitis. In het ziekenhuis wordt een E-M-V score vastgesteld van E1-M5-V2. Daarnaast is er links een voetzoolreflex volgens Babinski. 62. Het is in deze situatie zinvol om direct te starten met het geven van breedspectrum
antibiotica. 1. Juist 2. Onjuist 63. Bij deze patiënt moet eerst een CT-scan gemaakt worden voordat een liquorpunctie wordt
verricht. 1. Juist 2. Onjuist 64. Bij een bacteriële meningitis wordt een verhoogd celgetal, een verlaagd glucosegehalte in combinatie met een verhoogd eiwitgehalte verwacht. 1. Juist 2. Onjuist 65. Het is heel waarschijnlijk dat streptococcus pneumoniae de verwekker is van de bacteriële meningitis bij deze patiënt. 1. Juist 2. Onjuist 66. Hersenzenuwuitval is niet ongewoon bij een meningitis. Naast den. abducens is de hersenzenuw die daarbij het meest frequent is aangedaan de 1. n. acusticus 2. n. oculomotorius 3. n. trochlearis De wereldwijd voorkomende spirocheet Treponema pallidem wordt gewoonlijk overgebracht door middel van sexueel contact. Lues of syfilis kan in verschillende verschijningsvormen worden ingedeeld.
67. Tabes dorsalis is onderdeel van het secundaire stadium van lues/syfilis 1. Juist 2. Onjuist
13
Het klinisch spectrum van neuroborreliose is groot. Een chronische lymfocytaire meningitis is de meest voorkomende vorm van neuroborreliose.
68. Bij een dubbelzijdige uitval van den. Jacia/is is neuroborreliose als oorzaak veel meer waarschijnlijk dan een idiopatische n. Jacia/is uitval (Bellse paralyse). 1. Juist 2. Onjuist Casus Een 40-jarige patiënte wordt opgenomen na een secundair gegeneraliseerd epileptisch insult. Op een MRI hersenen wordt een ruimte-innemend proces rechts frontaal gezien. U wordt gevraagd een differentiaal diagnose op basis van deze afwijking op te stellen. Beantwoord de volgende vragen:
69. Een laaggradig glioom kleurt meestal niet aan op een MRl met gadolinium. 1. Juist 2. Onjuist 70. In de differentiaaldiagnose van een hooggradig glioom hoort een hersenmetastase en een hersenabces te staan. 1. Juist 2. Onjuist 71 . De MRl scan is niet voldoende om de diagnose bij deze patiënt met zekerheid te kunnen stellen. Om meer duidelijkheid te krijgen over de aard van een aankleurend ruimteinnemend proces op een MRl scan is liquoronderzoek over het algemeen zinvol. 1. Juist 2. Onjuist 72. Een neurochirurgische ingreep (resectie van de tumor of een biopt) is meestal nodig om de aard van een primaire hersentumor vast te stellen. 1. Juist 2. Onjuist 73 . In de meeste gevallen is een laaggradig glioom volledig neurochirurgisch te verwijderen. 1. Juist 2. Onjuist
74. Patiënten met een glioblastoom worden meestal behandeld met een combinatie van operatie, radiotherapie en chemotherapie. 1. Juist 2. Onjuist 75. De levensverwachting van een patiënt met een glioblastoom is gemiddeld 1,5 jaar. 1. Juist 2. Onjuist
14
Casus Bij een 70-jarige patient is recent een longcarcinoom vastgesteld. Hij heeft pijnklachten in zijn rechter thoraxhelft en geleidelijk progressieve pijnklachten tussen de schouderbladen. Sinds enkele dagen straalt de pijn over de thorax naar de tepels. 76. Deze uitstraling wijst op betrokkenheid van de thoracale zenuwwortels. 1. Juist 2. Onjuist Sinds 1 dag heeft patient moeite met ophouden van de urine en loopt hij onzeker. 77. Deze klachten zijn voldoende om pattent direct op de SEH te laten komen voor neurologisch onderzoek. 1. Juist 2. Onjuist Nadat uiteindelijk alle onderzoek is afgerond, blijkt er sprake van een spinale epidurale metastase. Er wordt besloten patient te bestralen. 78. Van bestraling is direct een verbetering van het klinisch beeld te verwachten. 1. Juist 2. Onjuist
15
Casus Een 51-jarige rechtshandige man heeft sinds ongeveer één jaar klachten van zijn rechter arm, onder andere bij het schrijven. Het was zijn vrouw al eerder opgevallen dat de rechter arm bij het lopen wat minder mee zwaaide. De laatste weken is mogelijk ook de linker arm gaan meedoen. Aan de benen zijn er eigenlijk weinig klachten, welloopt hij bij navragen iets trager. Er zijn geen problemen met betrekking tot de balans en er zijn ook geen valincidenten geweest. Bij specifiek navragen blijkt dat sinds eenjaar of vier de reuk van patiënt verminderd is. Met betrekking tot de blaas zijn er lichte urgeklachten; tevens wat obstipatie; wel normale erecties. Vragen naar geheugenproblemen worden ontkennend beantwoord, ook door zijn vrouw. Wel kan patiënt steeds minder goed twee dingen tegelijk doen. Tenslotte blijkt nog dat de stemming somber is, maar dit is al een aantal jaren het geval, alhoewel het de laatste maanden lijkt toe te nemen. U denkt op grond van de anamnese aan de ziekte van Parkinson. U twijfelt echter wat vanwege de reukstoomissen, de blaasfunctiestoornissen en de mogelijke depressie. 79. Het hebben van reukstoornissen pleit tegen de ziekte van Parkinson. 1. Juist 2. Onjuist 80. Het hebben van blaasfunctiestoornissen pleit tegen de ziekte van Parkinson. 1. Juist 2. Onjuist 81. Het hebben van een depressie pleit tegen de ziekte van Parkinson. 1. Juist 2. Onjuist 82. De asymmetrie van de klachten (rechts is meer aangedaan dan links) is typisch voor de ziekte van Parkinson. 1. Juist 2. Onjuist Patiënten met de ziekte van Parkinson hebben vaak een tremor. 83. Kenmerkend voor de tremor bij de ziekte van Parkinson is dat de tremor erger wordt naarmate de hand het doel nadert (bijv. bij het wijzen met de vinger naar de neus) De ziekte van Parkinson is een neurodegeneratieve ziekte waarbij neuronen verloren gaan. 84. Het pathologische substraat voor de ziekte van Parkinson is vooral een verlies aan dopamine-producerende neuronen in het striatum. 1. Juist 2. Onjuist
16
Vervolg casus Aan het einde van het consult heeft u de diagnose Ziekte van Parkinson gesteld en besproken. Het echtpaar vraagt of patiënt in het beloop van de ziekte dement kan worden.
85. U geeft aan dat die kans zeer klein is. Deze bewering is: 1. Juist 2. Onjuist Casus Een 75-jarige man komt in 2010 op het spreekuur van de neuroloog vanwege vergeetachtigheid. Deze klachten zijn begonnen in 2007 en nemen langzaam in ernst toe. Zijn vrouw zegt dat patient vooral problemen heeft met het kortetermijngeheugen en dat hij vooral ook heel traag is geworden. "Het lijkt of alle informatie er nog wel zit in de diepte, maar het duurt lang voor het naar boven komt", zegt ze. Vreemde dingen doet hij niet, en met aankleden of bijvoorbeeld koffiezetten zijn er geen problemen. Ook zijn er geen hallucinaties. Zijn voorgeschiedenis vermeldt tweemaal een herseninfarct (2005 en 2007). Van het laatste infarct zijn er milde restverschijnselen in de vorm van een milde spastische hemiparese links. Verder heeft hij hypertensie en hypercholesterolaemie. Bij het lichamelijk onderzoek is patiënt opvallend traag (bradyfrenie) en zijn er inderdaad problemen met het inprenten van bijv. woorden. Rekenen en kloktekenen gaan nog goed. De MMSEis 22 uit 30. Geen afasie of apraxie. Er is geringe zwakte van de linkerarm en het linkerbeen met een wat verhoogde spiertonus; tevens hoge peesreflexen en een voetzoolreflex volgens Babinksi links. Het looppatroon is breedbasisch, met kleine pasjes en er is ook iets circumductie van het linkerbeen. De verwijzend huisarts had reeds oriënterend bloedonderzoek gedaan (o.a. TSH/T4, luesserologie en vitamine B12).
86. Het profiel van de bovenbeschreven cognitieve stoornissen passen beter bij een corticale dementie dan bij een subcorticale dementie. 1. Juist 2. Onjuist 87. Op grond van bovenstaande gegevens is de diagnose vasculaire dementie waarschijnlijker dan de diagnose frontotemporale dementie. 1. Juist 2. Onjuist Bij patiënt wordt een MRI-scan gemaakt waarop een diagnose gesteld kan worden. Stel dat de diagnose de ziekte Alzheimer blijkt te zijn. 88. Bij de ziekte van Alzheimer verwacht u op de MRl hippocampusatrofie te zien. 1. Juist 2. Onjuist
17
Casus Een 28-jarige Nederlandse vrouw komt op het neurologisch spreekuur omdat ze sinds twee weken last heeft van een doof en tintelend gevoel van haar rechter hand. Sinds een paar dagen doet haar hele rechter arm mee. Bij neurologisch onderzoek worden behoudens de subjectieve hypaesthesie van rechter arm, hyperreflexie van rechter arm en op alle niveau' s afwezige buikhuidreflex en, voor het overige geen afwijkingen gevonden. 89. Het is zinvol om bij deze patiënte een EMG aan te vragen. 1. Juist 2. Onjuist Bij navraag vertelt patiënte dat ze een half jaar geleden gedurende een week verminderde sturing van haar linker been had met spontaan herstel. Er wordt een lumbaal punctie verricht. Uiteindelijk wordt de diagnose Multiple Sclerose (MS) gesteld.
90. Multiple sclerose is een demyeliniserende aandoening van zowel het centrale als het perifere zenuwstelsel. 1. Juist 2. Onjuist Patiënte vindt zichzelf erg jong om MS te krijgen. 91. U vertelt haar dat dit een normale leeftijd is om deze aandoening te krijgen. Dit antwoord is: 1. Juist 2. Onjuist Patiënte wil weten of ze een normale levensverwachting heeft. Welk antwoord is juist? 92. De gemiddelde levensverwachting van mensen met MS wordt ten opzichte van de algemene populatie: 1. Bekort met 40-50 jaar. 2. Bekort met 10-20 jaar. 3. Nauwelijks bekort. Patiënte heeft gelezen over de secundair progressieve fase van MS (SPMS) en wil weten hoe groot haar kans is dat ze dit gaat ontwikkelen.
93. De kans dat patiënte secundair progressieve MS zal ontwikkelen is: 1. Meer dan 75%. 2. Ongeveer 50%. 3. Ongeveer 1%.
18
Bij een patiënt worden onderstaande gezichtsvelden waargenomen.
94. Bij welke laesie verwacht u deze vorm van gezichtsvelduitval? 1. De nervus opticus links. 2. De occipitale cortex links. 3. De radiatica optica links. 4. De tractus opticus links. 5. Het chiasma opticum. 95. Bij uitval van de n.oculomorius van het rechteroog is de pupil van het rechteroog veel kleiner dan de pupil van het linkeroog in het daglicht. 1. Juist 2. Onjuist 96. De musculus rectus superior van het oog wordt aangestuurd door de n.oculomotorius. 1. Juist 2. Onjuist
97. De boven getoonde reflex is de bracioradialis reflex. 1. Juist 2. Onjuist 98. De nervus trigeminus heeft alleen een sensorische functie. 1. Juist 2. Onjuist 99. Sensibele kwaliteiten kunnen onderverdeeld worden in vitale sensibiliteit en gnostische sensibiliteit. Voor deze twee soorten sensibele kwaliteiten zijn er twee aparte anatomische systemen. De baan voor de vitale sensibiliteit kruist over in de thalamus. 1. Juist 2. Onjuist
19
100.
20
Bovenstaande patiënt heeft een: 1. Centrale aangezichtsverlamming links 2. Centrale aangezichtsverlamming rechts 3. Perifere aangezichtsverlamming links 4. Perifere aangezichtsverlamming rechts