UMCi~ St Radboud Faculteit der Medische Wetenschappen
Bloktoets Datum Aanvang
5DT01 determinanten 1: voeding 26 juli 2007 13.00 uur
.. herhaaltoets ••
Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen. Ook de doordruk van het antwoordfonnulier voor de meerkeuzevragen mag u behouden.
ALGEMENE AANWIJZINGEN: • Dit tentamen bestaat uit 49 vragen, waarvan 44 moerkeuzevragen en 5 open vragen. • De beschikbare tijd Is 2 uur. Controleer of uw tentamenset compleet is. • Vermeld op elk antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer.
~ .. f•!-:. ).JI
_;o~.,.
AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE MEERKEUZEVRAGEN: • Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste. • U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen. • Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere allemalieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden. • Wanneer u het tentamen beêindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier. • Open gelaten vragen laat u blanco. • De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. • Onleesbare cijfers of meer dan één cijfer per hokje zullen als blanco worden gernterpreteerd. AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE OPEN VRAGEN : • Voor de beantwoording van deze vragen heeft u aparte antwoordformulieren ontvangen. • Beantwoord de vragen volledig, maar zo beknopt mogelijk op deze antwoordformulieren In de daarvoor opengelaten ruimten. Voor beantwoording van de vragen eventueel de achterkant van het formulier gebruiken, niet het commentaarformullerl • Schrijf duidelijk leesbaar en gebruik geen afkortingen. • Onleesbaar beantwoorde vragen worden fout gerekend. Oe vragen worden als volgt gescoord: antwoorden:
goed
2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag 1 open vraag
-1 0 punten 1 0 punten 1 - 112 o punten 1 - 1/3 0 punten 1 - 1/4 maximaal: zie in uw toetsboekje ...... punten
fout
open
Indien u commentaar heeft op de vragen, noteert u dat op het commentaarformulier (laatste blz.) en levert u dat na afloop van het tentamen in, tezamen met uw antwoordformulieren (antwoordformulieren voor de open vragen én origineel antwoordformulier voor de meerkeuzevragen).
LET OP 11 ZET EERST UW NAAM EN STUDENTN UMMER OP ELK ANTWOORDFORMULIER!
6.
f·
MEERKEUZEVRAGEN: VRAAG 1 Van gebruik van gr~tè en fruit is aannemelijk gemaakt dat het beschermt tegen
..V.
}. 4.
botó~tkalklng en kanker . hart- en vaatziekten en kanker. botootkalking en hart- en vaatziekten. geen van bovenstaande mogelijkheden.
VRAAG 2 Het werkzame bestanddeel in visolie is een
1.
2.
·}.
n-3 vetzuur. n-9 vetzuur. n-2 vetzuur. n-4 vetzuur.
VRAAG3 Van het gebruik van natrium is aangetoond dat er een liniair verband is met
1. 2. 3. 4.
het ontstaan van oedeem. de bloeddruk. het ontstaan van kanker. de intracerebrale druk.
VRAAG4 Leptine
1. 2. 3. 4.
verhoogt de bloeddruk. verhoogt het energieverbruik. verlaagt het energieverbruik. remt de eetlust.
VRAAG 5 Welk van de volgende kenmerken past niet bij het metabole syndroom?
1. 2. 3. 4.
Diabetes metritus Steatosis hepatis Lage bloeddruk Viscerale adipositas
VRAAG 6 Van welk vitamine hebben we de grootste voorraad in ons lichaam?
1. 2. 3. 4.
Vitamine A Vitamine D Vitamine B12 Vitamine K
Hcrltansirl!JSioelS DT01 Dctermlnanlen 1
26-07-2006
Pagina 1 van 7
VRAAG 7 Zink wordt opgenomen in
Y.
)
2.
' ?.
de maag. het dl!Odenum. het ileum. het colon.
VRAAG 8 Wat zijn pyrolyseproducten?
l. 2. 3.
Toxische stoffen die ontstaan bij verbrandingsprocessen. Toxische stoffen door planten aangemaakt. Toxische stoffen door schimmels geproduceerd.
VRAAG 9 Wat is een antagonistisch effect in de chemische carcinogenese?
1. 2. 3.
Stof A remt het carcinogene effect van stof B. Stof A stimuleert het carcinogene effect van stof B. Stoffen A en B zijn samen meer carcinogeen dan de som van de individuele stoffen.
VRAAG 10 Waarom vindt de accumulatie van dioxines plaats in vetweefsel?
1. 2. 3.
Op deze wijze beschennt het lichaam zich tegen niet afbreekbare toxische stoffen. Omdat dioxine een lipofiele stof is. Omdat dioxines samen met velte voedingsmiddelen wordt opgenomen.
VRAAG 11 Wat betekent MTD7
V. 2. 3.
Maximal Total Days Maximal Tolerated Doses Mean Total Doses
VRAAG 12 Bij kortdurende testen wordt vaak gebruik gemaakt van
1. 2. 3.
bacteriële testsystemen. eukaryotische testsystemen. beide bovengenoemde alternatieven.
VRAAG 13 Beta-caroteen is
1. 2. 3.
een anticarcinogeen. een anti-oxidant. een belangrijk bestanddeel In koolsoorten.
Het11.ans,ngstoets OT01 Determinanten 1
26-07· 2006
Pagina 2 van 7
VRAAG 14 Wat is het meest correct? 1. 2. 3.
Een antioxidant is een vrij radicaal. Een antioxidant is een verbinding met een SH-groep. Een antioxidant voorkomt een reactie van reactieve zuurstofverbindingen met DNA of eiwitten.
VRAAG 15 In natuurlijke honing kunnen sommige micro-organismen overleven. Dit zijn m.n.
.J.( 2. 3.
virussen met een mantel. sporu lerende bacteriën. schimmels.
VRAAG 16 Na 10 jaar wordt een blik tomatenpuree vrij plotseling bol vanwege een te grote hoeveelheid gas. De meest waarschijnlijke oorzaak van de gasvorming is
1. 2. 3.
fermentatie door bepaalde lactobacillen. fermentatie door Clostridium botulinum . een chemische reactie van het blik.
VRAAG 17 Een acute voedselvergiftiging wordt veroorzaakt door 1. 2. 3.
een snelle overmatige alcoholproductie door gisten in de darm. van tevoren in het voedsel geproduceerde bacteriële toxines. een van tevoren in het voedsel geproduceerd viraal toxine.
VRAAG 18 Wat hebben de diverse probiotica gemeen?
l. 2. 3.
Energiewinning door suikerverglstlng. Zuurproductie. Alcoholproductie.
VRAAG 19 Wat veroorzaken prebiotica?
l. 2. 3.
Verhoogde gasproductie In de dunne darm. Betere substraat opname in de dunne darm. Verhoogde gasproductie in de dikke darm.
VRAAG 20 Bij een alcoholverslaafde met een ernstig leverprobleem wil men een probiotische therapie toepassen. De voorkeur gaat uit naar een probiotische 1. 2. 3.
homofactische factobaciL heterofactische lactobadl. gist.
He
26-07-2006
Pagina 3 val\ 1
VRAAG 21 1. De adequate inneming is altijd lager dan de aanbevolen hoeveelheid van een voedings- , , '> astof. ~
,..,'>,...
11.
Voor energie is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid gelijk aan de gemiddelde behoefte. cm~-~
1. 2. 3.
4:
,
I en 11 zijn beide goed I is goed, 11 is fout I Is fout, !I is goed I en 11 zijn beide fout
VRAAG 22 Welke van de onderstaande voedingsstoffen levert energie? l.
2. 3. 4.
Alcohol Uzer Vitamine A Voedingsvezel
VRAAG 23 Welke methode is het meest geschikt om de inname van verzadigde vetzuren te bepalen in een patiënt-controleendezoek naar de relatie tussen verzadigde vetzuren en borstkanker?
l. 2. 3. 4.
Een 3-daags voedingsdagboekj e. Een voedselfrequentievragenlijst Een 24-uurs recail. Weging van voedingsmiddelen.
VRAAG 24 Een blomarker die de consumptie van eiwit weergeeft is
1. 2. 3. 4.
kalium in 24-uurs urine. retinol-equivalenten in serum. selenium in teennagel. stikstof in 24-uurs urine.
VRAAG 25 r. In Nedertand nemen alle mensen gemiddeld meer eiwit in dan de aanbeveling voor eiwit. Melk en melkproducten leveren een grote büdrage aan de voorziening van ijzer in de rJ. voeding van de gemiddelde Nederlander.
1... 2·, 3. 4.
I I I I
en 11 zijn beide goed is goed, 11 is fout is fout, II is goed en 11 zijn beide fout
VRAAG 26 Oudere mensen hebben vaak voedingsdefictënties. Welke deficiënties komen het meest voor?
1. . 2. 3. 4.
Eiwit, vet en vocht. Eiwit, vitamine D en vocht. Koolhydraten, vet en vocht. Vet, vitamine-D en vocht.
Her1
26.()7-2006
Pagina 4. van 7
r
I fl ,
, VA- .
VRAAG 27 Welke van onderstaande meetmethoden voor de bepaling van iemands vetpercentage gaat uit van e~n 2-CO!_llPOn~Q!eQ!POdel van het lichaam?
1.
~ 3.
MRI-scan ' Omtrekmeting - , J Onderwaterwegen . , r
VRAAG 28 Overgewicht zit met name in het
1. 2. 3.
starage fat essential fat bruine vet
VRAAG 29 U w ilt van iemand weten hoeveel energie hij besteedt gedurende een werkdag. Welke van onderstaande methoden is hiervoor het meest geschikt?
1.
,7. 3.
Activiteiten dagboek. Gewlchtsmeting 's morgens en 's avonds. Een fietstest ter bepaling van de maximale zuurstofconsumptie.
VRAAG30 Bij een rustmeting van een gezonde proefpersoon wordt een respiratoire exchange ratio gemeten van RER = 0,85. Hoe moet deze waarde worden geïnterpreteerd?
y. 2. 3. /4./
Het is een meetfout, want in rust kan deze waarde niet bestaan. De proefpersoon heeft een eenzijdig dieet. Er is geen specifieke interpretatie mogelij k want de gemeten RER ligt in de normale range. De proefpersoon is waarschijnlijk licht aan het hyperventileren. _.,. I·•
VRAAG 31 De lichaamssamenstelling wordt het meest nauwkeurig geanalyseerd met
1. 2. 3. 4.
de BIA. de DEXA. een huidplooimeter. de BMI.
V~AG32
l. \ Personen met gelijke lengte en gewicht hebben altijd dezelfde waarde voor de ruststof~ wisseling. I!. )
t
De waarde voor de ruststofwisseling van personen met een hoge Body Mass Index is altijd hoog. 1. 2. 3. 4.
I I I I
en ll zijn juist is juist, ll is niet juist is niet juist, ll is juist en !I zijn niet juist
HerJ
26·07-2006
Pagina 5 van 7
VRAAG33 Welke van de onderstaande is de belangrijkste oorzaak van onvoldoende groei bij het jonge kind in Afrika ten zuiden van de Sahara? 1. 2.
3. 4.
Frequente luchtweginfecties. Frequente malaria-infecties. Frequente oorinfecties. Frequente ooginfecties.
VRAAG 34 Welke van de onderstaande is het duidelijkst geassocieerd met een achterstand in de lengtegroei bij kinderen? Toename van het aantal infecties. Langere duur van infecties. Stunting van de moeder. Verminderde schildklierwerking.
VRAAG 35 Welke van de onderstaande infecties heeft de grootste impact op de voedingstoestand van een kind?
1. 2. 3. 4.
Bovenste luchtweginfecties. Acute gastro·enteritis. Otitis media. Conjunctivitis.
VRAAG 36 Welke van de onderstaande micronutriëntendeficiënties is bij kinderen geassocieerd met een verminderde lengtegroei?
x 2. 3.
Y,
VitamineA Vitamine D Zink IJzer
VRAAG 37 Welke van de onderstaande micronutriënten speelt een belangrijke rol bij afwijkingen aan de tong en mond? 1.
2. 3. 4.
Vitamine 62 IJzer Vitamine A Jodium
VRAAG38 Welke van de onderstaande is de belangrijkste oorzaak van\hoorts en stuipery bij jonge kinderen in Sub-Sahara Afrika? 1.
Z
·g , . 4.
Ondervoeding AIDS Pneumonie Malaria
Herkansingsloets OT01 Determinanten 1
25.07·2006
Pagina 6 van 7
VRAAG39 Voor voedselverrijking is het belangrijk dat het nutriënt wordt toegevoegd aan een product dat
1. 2. 3. 4.
goedkoop is. lekker smaakt. door de doelgroep wordt genuttigd. zelf het toe te voegen nutriënt niet bevat.
VRAAG40 Jodiumdeficiëntie uit zich vooral in
1. 2. 3.
fl(
cretinisme. struma. hypothyreoïdie. snelle veroudering.
VRAAG41 Het is aangetoond dat foliumzuurdefteiëntie leidt tot
1.
2. 3. 4.
neurale buisdefecten. hart- en vaatziekten. kanker. trombose.
VRAAG42 Cariëslaesies kunnen ontstaan omdat
1. 2. 3.
micro-organismen het glazuur binnendringen. het glazuur te zwak is geworden. melkzuur in de tandplak wordt gevormd.
VRAAG43 Borstvoeding is een risicofactor voor het ontstaan van tandcariës indien
1. 2.
3".
de moedermelk zoet is. de tandjes nog zwak zijn. de voeding heel frequent plaats vindt en lange tijd doorgaat.
VRAAG44 Het is uit cariëspreventief oogpunt erg belangrijk dat jonge kinderen
1. 2. 3.
geen suikerhoudend voedsel tot zich nemen. regelmatig, liefst 2 maal per dag, de tanden en kiezen reinigen. geen zure dranken drinken.
Heo1<:Jns,ngstoets OT01 Determinanten 1
26.()7·Z006
Pag na 7 van 7
OPEN VRAGEN: MEENEEMEXEMPLAAR Herkansingstaets DTOl Determinanten 1 d.d. 26-07-2007
VRAAG 45 (3 pnt) Waarom verlagen fytosterolen het serum cholesterol ? VRAAG 46 (3 pnt) Wat is, in het kader van ad ipositasbehandellng, het belangrijkste effect van regelmatig sporten op het lichaam ? VRAAG 47 (3 pnt) Wat verstaat men onder bioavailability ? VRAAG 48 (3 pnt) Hoe is de vetvrije lichaamsmassa gedefinieerd ? VRAAG 49 (3 pnt) Wat is het verschil tussen rnarasmus en kwashiorkor ?