Uitwerkingen hoofdstuk 3 Basisboek Engels Oefening 1 Deze student heeft niet bijzonder zinvol gemarkeerd. Hij of zij heeft zo veel onderstreept, dat het niet erg waarschijnlijk is dat hij of zij heeft nagedacht over hoofdzaken en bijzaken. In dit stukje tekst hoeven eigenlijk alleen de zin ‘access to ... of HTML’ en de woorden ‘hard to concentrate’ en ‘a lot more distractions’ onderstreept te worden. De schrijver noemt de computer, de mobiele telefoon en Facebook als voorbeelden, en die horen dus niet bij de hoofdzaak van derde alinea. Ook het stukje tekst over vogels is niet zinvol om te markeren: hiermee verduidelijkt de schrijver wat hij bedoelt en wat je als het goed is al onderstreept hebt: ‘easily distracted’. Oefening 2 De belangrijkste zinnen en zinsdelen zijn: - Smokers who fail to kick the habit are not only hurting their bodies but may also be missing a chance to make new friends or [...] keep old ones. - attempting to quit smoking can serve as a people magnet by becoming a phenomenon among social groups - quitting often involves networks of people who spread the word (and behavior) to other cliques with whom they interact - the effect triggers "quitting cascades" - those on the fringes of the web [are] those who continue to smoke - If decisions to quit cascade through social networks [...] then this study has provided public health campaigns a powerful new methodology with which to influence behaviors - at the beginning of the study, smokers and non-smokers were just as likely to be one of these central figures, but as smoking became less and less popular, smokers moved to the periphery of these webs, whereas people who had stopped smoking (or had never started) had more connections. - spouses have the most influence on another person's smoking behavior - friends siblings - people with at least some college education were found to be more helpful partners in the quitting process as well as more easily influenced by others to toss their smokes - A risk of the marginalization of smoking is that it further isolates the group of people with the highest rates of smoking—persons with mental illness, problems with substance abuse or both. Oefening 3 De aantekeningen die je maakt, zijn heel persoonlijk; het is dan ook niet mogelijk om deze oefening goed of fout uit te voeren. De oefening is bedoeld om je inzicht te geven in je eigen lees- en leerproces. Door eens met een tekst ‘in dialoog’ te gaan, kun je uitvinden of deze manier van lezen en leren je ligt. Lukt het je niet om zinnige zaken op te schrijven, of bevalt het niet, dan kun je voortaan beter een andere techniek toepassen. Voorbeelden van aantekeningen die je zou kunnen maken bij deze tekst, zijn:
1
-
‘Smokers who fail to kick the habit are not only hurting their bodies’ → bij ‘bodies’ een pijl en dan de woorden ‘longen, bloedvaten’. Bij ‘make new friends or , ... keep old ones’ → make new friends, but keep the old, one is silver, the other gold. ‘over a 30-year period’ → 1977 - 2007? ‘gaggle’ → groepje ‘According to the study, quitting often involves networks of people who spread the word (and behavior) to other cliques with whom they interact.’ → positieve roddels ‘cascade’→ waterval: stoppen is aanstekelijk “If decisions to quit cascade through social networks,” he said in a statement, “then this study has provided public health campaigns a powerful new methodology with which to influence behaviors.” → nieuwe mogelijkheid om gedrag te beïnvloeden? ‘Framingham Heart Study’ → wanneer begonnen? ‘as smoking became less and less popular, smokers moved to the periphery of these webs, whereas people who had stopped smoking (or had never started) had more connections.’ → rokers bewogen zich naar de randen van sociale netwerken Bij de alinea die begint met ‘Researchers found that’ → meeste invloed: echtgenoten, vrienden, broers/zussen. ‘at least some college education’ → opleidingsniveau ‘socioeconomic classes’ → sociaal-economisch positie ‘the early 20th century’ → 1900 - 1930? : roken sociale trend ‘stalwart’ → standvastig Bij de laatste alinea → marginalisatie / stigmatisering van mensen met een mentale stoornis en/of verslaving.
Oefening 4 Voorbeelduitwerking: - Welke voorbeelden geeft de schrijver hiervan? - Klopt de redenering van de schrijver? - Hoe verklaart de schrijver dit verschijnsel? - Welke ontwikkeling schetst de schrijver in deze alinea(‘s)? - Wat is de functie van deze alinea? - Waarom schrijft de auteur hier ‘...’ (bijvoorbeeld: ‘ironically’ of ‘fortunately’)? Oefening 5 Vragen die de hoofdzaken in deze tekst blootleggen zijn: - Wat is er zo pijnlijk aan geweld op het werk? Geweld op het werk is een pijnlijk probleem omdat het niet gaat om geweld door zo maar iemand, maar om gewelddadige collega’s. - Op welke drie niveaus moet je het probleem benaderen? Preventie, tijdig herkennen van dreigend geweld, gepast reageren op bedreigingen. - Wat zegt de schrijver over preventie? Goed leiderschap is belangrijk: in contact blijven met werknemers, werknemers ondersteunen, betrokkenheid en eerlijkheid. Verder moet de manager zich houden aan procedures (gebruik de proeftijd, beoordeel de prestaties, etc.) en communicatie op het werk bevorderen.
2
-
Waarom moeten managers dreigend geweld tijdig kunnen herkennen? Omdat niet alle gewelddadige situaties vermeden kunnen worden. Welke signalen wijzen op dreigend geweld? Iemand die het erover heeft dat hij iemand iets aan wil doen, iemand die zegt bang te zijn voor iemand anders, persoonlijke angstgevoelens, Wat is het belangrijkste als je moet reageren op dreigend geweld? Doe het niet alleen: zorg ervoor dat je alle hulp die je kunt krijgen inschakelt. Wat is een gepaste reactie bij dreigend geweld? Proberen ieders veiligheid te beschermen, terwijl je ook ieders rechten respecteert. Welk team kun je inschakelen? Andere managers, beveiligingsmensen, personeelsafdeling, EAP (= employee assistance programmes) professional, iemand van de vakbond. Welke drie taken heeft het team? Het probleem evalueren, een plan ontwikkelen en uitvoeren, de veiligheid garanderen. Wat kan de evaluatie van het probleem aantonen? Dat er geen echt probleem is (beschuldig dan niemand van overdreven reacties) of dat er actie ondernomen moet worden (denk aan een korte- en een langetermijnaanpak). Waarom is communicatie erg belangrijk? Omdat iedereen moet weten wat er moet gebeuren en wat ieders rol is en omdat stress ervoor kan zorgen dat boodschappen niet goed begrepen of onthouden worden.
Oefening 6 a) Voorbeelduitwerking: Alinea 1: Stressmanagement is een populair en belangrijk onderwerp, omdat we in de ‘Age of Anxiety’ leven en omdat stress kosten met zich meebrengt (verlies van werktijd en efficiëntie). Alinea 2: Stressreductietechnieken zijn succesvol als ze zich richten op de vermindering van onzekerheid over en de vergroting van invloed op iemands omgeving. Als iemand minder gestrest is, kan hij beter nadenken. Deze inzichten moeten wel in de context van institutionele beperkingen gezien worden. Alinea 3: Het is belangrijk om over de (motorische) vaardigheden te beschikken om een taak uit te voeren; als je het gevoel hebt iets niet goed te kunnen, raak je gestrest. Alinea 4: In het bedrijfsleven is time management een belangrijke vaardigheid. Een systematische aanpak (met een doelstelling, prioriteitenlijst en schema) kan helpen. Onderzoek heeft uitgewezen dat je tijdens ‘internal prime time’ (als je je concentreert op een taak) niet gestoord zou moeten worden. Alinea 5: Je kunt stress verminderen door de omgeving te veranderen, maar sommige werkplekken maken dit moeilijk (lastig om afleidende invloeden van buitenaf uit te schakelen). b) Voorbeelduitwerking:
3
vaardigheden
belangrijk: effect op prestaties, efficiëntie, kosten
Stressmanagement
populair: Age of Anxiety
time management: - doelstelling - prioriteitenlijst - schema
internal <> external prime time
technieken
onzekerheid verminderen
verstoringen
omgeving
invloed vergroten
institutionele beperkingen
stress
Oefening 7 Voorbeelduitwerking: Als je na je studie een baan vindt, beleef je de zomer heel anders dan daarvoor. Je weet dat je na de zomer niet teruggaat naar je opleiding. Als je je eerste baan vindt, heb je meer verantwoordelijkheden, moet je soms in het weekend werken en heb je kortere vakanties. Bovendien kun je contact verliezen met vrienden die nog wel studeren, en die een lange zomervakantie plannen. Hoewel een eerste baan opwindend is, het fijn kan zijn deel uit te maken van een team, en je geld gaat verdienen om leningen af te betalen, zit je de hele dag binnen en beperkt het je in je vrijheid. Je eerste baan is een mijlpaal in je leven en de meeste mensen zijn blij als ze hem gevonden hebben, ook al is het ook beangstigend. Oefening 8 Voorbeelduitwerking: Voordelen van een baan - nieuw en opwindend - je maakt deel uit van team - geld om leningen af te betalen - nieuw hoofdstuk in je leven, mijlpaal
Nadelen van een baan - korte vakanties - meer verantwoordelijkheden - moeten werken in het weekend en de avonden - zit de hele dag binnen, merkt niet wat voor weer het is - verliest contact met (studerende) vrienden - minder vrijheid
4
Case 1 Voorbeelduitwerking: a) - ‘there will always be someone who is a challenge to you and for you, and if you are to communicate well at all levels in business and socially, you need to be able to handle the people challenge to the very best of your ability.’ - ‘So often the source of dealing with a challenging person relates to your expectations not being met.’ - ‘two main points to remember: build empathy and listen.’ - ‘put yourself “into their shoes”’ - ‘accept the person for who and what they are’ - ‘We are all different: all influenced by different people and situations, upbringing, levels of education, travel and attitude. And all of that has to have an effect on how we work with others.’ - ‘positive, happy to deal with change and [...] able to find a solution to an issue: healthy and good’ - ‘negative, always complaining or finding something to criticise: unhealthy and not so good’ - ‘We can’t all be positive all of the time.’ b) - Waarom moet je goed met ‘lastige mensen’ om kunnen gaan? - Omdat je anders niet op alle niveaus goed kunt communiceren in je werk en privéleven. - Wat is vaak de bron van een probleem met een ‘lastig persoon’? - De bron is vaak dat zo iemand andere waarden en normen heeft en niet voldoet aan jouw verwachtingen. Als je daar niet op bent voorbereid, ontstaat er een probleem. - Wat moet je altijd doen als je met mensen werkt? - Empathie tonen (jezelf in de ander verplaatsen) en luisteren. - Wat maakt alle mensen uniek? - Iedereen wordt beïnvloed door andere mensen, een andere opvoeding, opleidingsniveau en reiservaringen. - Welke mensen zijn makkelijk om mee te werken, en welke moeilijk? - Makkelijk: mensen die positief zijn, openstaan voor verandering en oplossingen zoeken. Moeilijk: mensen die negatief zijn, klagen en altijd kritiek hebben. c) Type Iemand die sarcastisch is Iemand die lastig / onbeholpen is
Toelichting Sarcastische mensen weten vaak niet hoe ze het ergens op een niet-agressieve manier mee oneens kunnen zijn. Zegt of doet niets, vaak omdat hij bang is om de grenzen van zijn autoriteit te overschrijden.
Aanpak Word zelf niet sarcastisch, luister en stel directe vragen om uit te vinden wat er aan de hand is. Pas gesprekstechnieken toe en laat deze persoon weten dat wat hij te zeggen heeft, ertoe doet. Zorg ervoor dat mensen weten hoeveel bevoegdheden ze hebben.
5
Iemand die constant van mening verandert Rotte appel Iemand die het niets uit lijkt te maken
Egoïst
Iemand die arrogant is
Is meestal gestrest.
Neem deze persoon apart voor een gesprek over timemanagement, laat hem een workshop over stressbestrijding bijwonen. Iemand die klaagt bij de Pas gesprekstechnieken toe en verkeerde personen. Gebrek aan benader deze persoon op een zelfvertrouwen. open en eerlijke manier. Is vaak onzeker omdat hij bang Vraag of hij doorheeft welke is zijn werk niet goed te kunnen indruk hij maakt. Geef doen. Heeft vaak op een duidelijke instructies en stel verkeerde manier kritiek gehad veel vragen. en reageert nu defensief. Kan ook gewoon minder carrièregericht zijn, of privéproblemen hebben. Vaak erg gefocust en goed Complimenteer hem, maar georganiseerd, maar let niet op vraag ook of hij weet welke anderen. indruk hij maakt. Wijs hem erop dat delegeren en het delen van meningen voordelen heeft. Geeft door de toon die hij Luister naar de boodschap en gebruikt de indruk dat hij geef positieve feedback. Wijs zichzelf beter vindt dan hem erop hoe hij overkomt. anderen. Is zichzelf hiervan vaak niet Vraag op de man af waarom hij bewust. onbeleefd is.
Iemand die slechte manieren heeft / onbeleefd is Iemand die Komt zeker en tevreden over, kleingeestig is maar is vaak te onzeker om iets nieuws te proberen. ‘Ja-knikker’ Heeft weinig zelfvertrouwen, heeft het gevoel dat zijn mening er niet toe doet. Wil nergens van beschuldigd kunnen worden. Iemand met een Is onzeker. Trekt de aandacht, groot ego vindt vaak dan anderen niet kunnen wat hij kan.
Stel vragen en luister goed. Stel open vragen, luister, onderbreek niet, laat weten dat je prijs stelt op zijn mening. Luister, geef positief commentaar, laat hem weten dat jij ook iets kunt, stel vragen en laat op een tactvolle manier weten welke indruk hij achterlaat.
6
Case 2 Voorbeelduitwerking: a) - ‘In this chapter, we show that power determines what goals a group will pursue and how the group’s resources will be distributed among its members. Further, we show how group members with good political skills use their power to influence the distribution of resources in their favor.’ - ‘Power refers to a capacity that A has to influence the behavior of B so that B does something he or she would not otherwise do.’ - ‘This definition implies (1) a potential that need not be actualized to be effective, (2) a dependence relationship, and (3) that B has some discretion over his or her own behavior.’ - ‘Power may exist but not be used. It is, therefore, a capacity or potential.’ - ‘it is a function of dependence’ - ‘Dependence, in turn, is based on alternatives that B perceives and the importance that B places on the alternatives that A controls.’ - ‘B must have the discretion to make choices.’ - ‘Power ... leadership ... the two concepts are closely intertwined. Leaders use power as a way to attain group goals, and power is a means for facilitating their achievement.’ - ‘Differences: Power does not require goal compatibility’ - ‘Leadership, on the other hand, requires some congruence between the goals of the leader and the led.’ - ‘the direction that research on the two concepts has taken’ - ‘five types of bases, or sources, of power: coercive, reward, legitimate, expert, and referent’ - ‘The coercive power base is defined ... as being dependent on fear. One reacts to this power out of fear of the negative results that might occur if one had failed to comply.’ - ‘reward power. People comply with the wishes or directives of another because doing so produces positive benefits’ - ‘Coercive and reward power are actually counterparts.’ - ‘legitimate power. It represents the power a person receives as a result of his or her position in the formal hierarchy of an organization.’ - ‘Expert power is influence wielded as a result of expertise, special skill, or knowledge.’ - ‘referent power. Its base is identification with a person who has desirable resources or personal traits.’ - ‘it is a lot like charisma’ b) - Wat is macht? - Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen macht en leiderschap? - Welke machtsbronnen of ‘machtsbases’ zijn er en wat houden die in?
7
c) Macht: het vermogen dat A heeft om B te beïnvloeden zodat B iets doet wat hij anders niet zou doen. 1. Macht hoeft niet per se gebruikt te worden, het is een vermogen of potentieel. 2. Macht is een afgeleide van afhankelijkheid: als B afhankelijk is van A, heeft A macht over B. Afhankelijkheid hangt af van: de alternatieven die iemand heeft en de waarde die iemand hecht aan de alternatieven die iemand anders beheerst. 3. Als B geen keuze kan maken (bijv. omdat taakomschrijvingen of de wet dat verhinderen), heeft A minder macht over B. Leiderschap en macht Hangen sterk met elkaar samen. Overeenkomsten: leiders gebruiken macht om groepsdoelen te bereiken. Verschillen: voor macht is geen ‘goal compatibility’ nodig, terwijl de doelen van de leider en de volgers wel enigszins overeen moeten komen. Onderzoek dat naar de concepten wordt gedaan, verschilt. Machtbases / machtsbronnen 1. Coercive (dwang): men doet iets uit angst. 2. Reward (beloningen): men doet iets omdat men positieve resultaten verwacht. 3. Legitimate (legitimiteit, gegronde macht): gebaseerd op een formele positie in een hiërarchie. 4. Expert (deskundigheid): gebaseerd op kennis, vaardigheden of expertise. 5. Referent (referentie): men doet iets omdat men zich identificeert met iemand die begerenswaardige bronnen of kenmerken heeft, omdat men iemand bewondert (charisma).
8
