Uitstroom uit het praktijkonderwijs in de regio Rotterdam Rapportage uitstroommonitor 2009-2010 en tweede meting volgmodule cohort 2008-2009
Actis Onderzoek drs. D.M.S. Heijnens Rotterdam, 14 februari 2011
Inhoudsopgave
1
In l ei d in g
De el 1 Ui t st ro o mm o n i to r 2 00 9- 20 1 0 2
4 5
De u i t s tr o o m m et in g 2 00 9- 2 01 0: d a tav e rz am el in g e n r es p o n s
6
2. 1 2. 2
Da t a ve r za me l i n g Re s p o ns
6 6
3
R e su l t a te n v an d e u it s tr o o m me t in g 2 0 09 /1 0: ach t er g r o n d k en m e rk en v an sch o o lv e rl a te r s en h u n v e rv o l g b es t em mi n g en
8
3. 1 3. 2 3. 3 3. 4 3. 5
Ac ht e r gr on dk e nme r k e n va n u it st r o me r s u it he t pr a k t i jk o n de r w i js S pe c ia l isa t ie s /ce r t if ica t e n/ d ip l o ma ’ s U it st r o o m pr of ie l e n a d vie s s ch o ol U it st r o o m be st e m m i nge n Be ge le i d in g
8 11 14 16 19
4
Ui t st ro o m n a d e r b ek e ke n
20
4. 1 4. 2 4. 3 4. 4
U it st r o o m na a r a r be i d U it st r o o m na a r m b o AK A of b o l o p le i d i nge n Ove r ige ui t st r o o mbe st e m mi n ge n U it st r o o m be st e m m i nge n na a r a cht e r gr on dk e nme r k e n U it st r o o m be k e k e n na a r s pe c ia l i sa t ie s e n be ha a l de ce r t if i ca t e n / di p l oma ’ s U it st r o o m be st e m m i nge n i n r e la t ie t ot he t u it st r o o mpr of ie l e n a d v ie s va n de sc ho o l
20 23 24
4. 5 4. 6
5
V er g e li jk in g o p ken m er k en t u s s en s ch o len in d e r eg io R o tt e rd am
De el 2 Tw e ed e v o lg m et in g 20 0 8- 2 0 09 6
25 27 28
31 36
Ui t st ro me r s u i t h e t p r ak t ij ko n d e r wi js i n 20 0 8/ 2 00 9 é én j aa r l a te r
37
6. 1 6. 2 6. 3
Da t a ve r za me l i n g Re s p o ns Re pr e se nt a t iv it e it da t a t w e e de vo l g me t in g
37 37 38
7
B e st e mm in g en v an u i t st ro me r s u i t 2 00 8 /2 0 09 i n n aj a a r 20 1 0
40
É é n ja a r la t e r
40
7. 1
2
7. 2 7. 3 7. 4 7. 5 7. 6
K e n me r k e n a r be id K e n me r k e n AK A e n b o l o p le id i nge n Ove r ige be s t e m m i nge n é é n ja a r la t e r U it k e r in ge n Be ge le i d in g
41 44 45 46 46
8
L o o p b an en v an u i t s t r o me r s u i t h e t p r ak t ij ko n d e r wi js i n 20 0 8/ 2 00 9
47
8. 1 8. 2 8. 3
A na l y se l oo p ba ne n Lo op ba ne n c o hor t 20 0 8- 2 0 0 9 Lo op ba ne n ui t ge s p lit st na a r k e n me r k e n
47 48 49
9
V er g e li jk in g tu ss en sc h o l en in d e re g io R o t t er d a m o p b e s te m min g en v an u i t st ro me r s u it 20 0 8/ 2 00 9 in n aj a ar 20 1 0 en h u n l o o p b an en
57
De el 3 Ui tk o m s te n o n d e rz o ek en
61
10
B e sch o u w in g
62
10 . 1 10 . 2 10 . 3
U it st r o o m me t in g 2 0 09- 20 1 0 T w e e de vo l g me t in g co hor t 20 0 8- 20 0 9 T oe z ic ht k a de r I n spe ct ie
62 63 64
B ij la g e B ij la ge I T a be lle n boe k ont w ik k e l in g u it st r oo m be st e mm i nge n op in d iv i due le sc ho le n
66
1
Inleiding
Scholen voor praktijkonderwijs brengen hun opbrengsten in beeld. Een van de manieren waarop scholen hun opbrengsten in beeld brengen is door deel te nemen aan de uitstroommonitor en volgmodule van het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs (LWV-PrO). Door de uitstroomgegevens van leerlingen in beeld te brengen wordt antwoord verkregen op vragen als: ‘hoeveel procent van de leerlingen is geplaatst op de arbeidsmarkt of het vervolgonderwijs’? En ‘hoeveel procent van de oud-leerlingen heeft een bestendige uitstroom (is één jaar na uitstroom aan het werk of studeert)’? In opdracht van het Samenwerkingsverband Koers VO is een rapportage gemaakt van de uitstroom- en volggegevens van de veertien scholen van het Directienetwerk Praktijkonderwijs in de regio Rotterdam. In de rapportage worden de resultaten van de gehele regio in beeld gebracht en waar mogelijk vergeleken met de landelijke resultaten. Ook zijn uitstroom- en volggegevens van individuele scholen van het Directienetwerk Praktijkonderwijs in beeld gebracht. Het rapport bestaat uit drie onderdelen: •
In deel 1 (hoofdstukken 2 tot en met 5) worden de belangrijkste resultaten beschreven van de uitstroommeting 2009-2010 in de regio Rotterdam. De centrale vraagstelling daarbij is: wat zijn de achtergrondkenmerken en uitstroombestemmingen van de schoolverlaters in 20092010?
•
In deel 2 (hoofdstukken 6 tot en met 9) gaat het om de belangrijkste resultaten van de tweede meting van de volgmodule cohort 2008-2009. De centrale vraagstelling is dan: hoe is de actuele situatie van de schoolverlaters van 2008-2009 één jaar na uitstroom te typeren?
•
Tot slot worden in deel 3 (hoofdstuk 10) de belangrijkste uitkomsten van beide onderzoeken gepresenteerd. Daarbij wordt ook specifiek gekeken naar de relatie tussen de resultaten en het toezichtkader van de Inspectie.
4
Deel 1 Uitstroommonitor 2009-2010
In deel 1 van dit rapport worden de belangrijkste resultaten van de uitstroommeting 2009-2010 beschreven. Dit deel bestaat uit vier hoofdstukken, waarin antwoord wordt gegeven op de volgende vragen: •
Hoe is de dataverzameling tot stand gekomen? En: hebben alle scholen deelgenomen aan de uitstroommeting? (hoofdstuk 2);
•
Wat zijn de achtergrondkenmerken en de uiteindelijke bestemmingen van de schoolverlaters in 2009-2010? (hoofdstuk 3);
•
In wat voor soort werk of opleidingen komen de leerlingen terecht? En gaan leerlingen met bepaalde (achtergrond)kenmerken vaker leren of werken? (hoofdstuk 4);
•
Wat zijn, gelet op de uitstroombestemmingen, opvallende verschillen tussen individuele scholen in de regio? (hoofdstuk 5).
5
2
De uitstroommeting 2009-2010: dataverzameling en respons
Dit hoofdstuk geeft antwoord op twee vragen. Allereerst: hoe heeft de dataverzameling bij de uitstroommeting 2009-2010 plaatsgevonden? En vervolgens: hoe is de deelname aan de uitstroommeting binnen het Directienetwerk Praktijkonderwijs in de regio Rotterdam?
2.1
Dataverzameling 1
Iedere school voor praktijkonderwijs heeft één contactpersoon voor de landelijke uitstroommonitor. Begin januari 2010 is een mail naar de contactpersonen gestuurd met daarin de link naar en inlogcodes van de uitstroommeting 20092010. Tussen januari en 31 oktober konden gegevens worden ingevoerd van leerlingen die tussen 1 september 2009 en 1 oktober 2010 de school hebben verlaten. Eind september 2010 is door het secretariaat van het Platform Praktijkonderwijs een reminder gestuurd voor het tijdig invullen van de uitstroomgegevens. In deze rapportage zijn de gegevens uit de landelijke uitstroommonitor gebruikt en bewerkt.
2.2
Respons In 2009-2010 hebben dertien van de veertien scholen deelgenomen aan de uitstroommeting, zie tabel 1. Het IJsselcollege, afdeling Praktijkonderwijs heeft wegens een verhuizing van de school niet deelgenomen aan de uitstroommeting. De dertien scholen hebben gezamenlijk de uitstroomgegevens van 418 leerlingen in beeld gebracht. Het aantal leerlingen waarvan de uitstroomgegevens bekend zijn wisselt sterk per school. Zo zijn er bij het Maxima College van vier leerlingen uitstroomgegevens bekend en bij Praktijk College Spijkenisse van 64 leerlingen. Vorig jaar voerden dertien scholen (Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet nam, omdat er geen sprake was van uitstroom, niet deel aan de uitstroommeting) de uitstroomgegevens in van 532 leerlingen. In de huidige uitstroommeting zijn dus van minder leerlingen uitstroomgegevens ingevoerd. Enerzijds kan dit verklaard worden doordat het IJsselcollege, afdeling Praktijkonderwijs niet heeft deelgenomen aan de uitstroommeting. Een andere verklaring voor het feit dat van minder leerlingen de uitstroomgegevens bekend zijn is, zoals blijkt uit het volgende hoofdstuk, dat leerlingen op oudere leeftijd de school verlaten en langer staan ingeschreven op de school voor praktijkonderwijs. Dat kan te maken hebben met de ongunstige economie of vanwege het feit dat scholen voor praktijkonderwijs steeds vaker niveau 1 opleidingen aanbieden, waardoor leerlingen later de school verlaten.
1
Onder school voor praktijkonderwijs worden ook afdelingen voor praktijkonderwijs verstaan.
6
tabel 1
Aantal leerlingen van wie de uitstroomgegevens in 2009-2010 bekend zijn per school
Naam school
Aantal leerlingen waarvan gegevens bekend zijn
AccentPraktijkonderwijsCapelle
5
AccentPraktijkonderwijsCentrum
37
AccentPraktijkonderwijsDelfshaven
24
AccentPraktijkonderwijsHoogvliet
5
DeWegwijzerschoolvoorPraktijkonderwijs
51
IJsselcollegeafd.Praktijkonderwijs
0
NieuwZuid,Praktijkonderwijs
45
LMCPraktijkonderwijsHuismanstraat
41
LMCPraktijkonderwijsSchietbaanstraat
48
LMCPraktijkonderwijsTalingstraat
37
MaximaCollege
4
PraktijkCollegeBrielle
24
PraktijkCollegeSpijkenisse
64
PraktijkschoolRotterdamNoord Totaal
33 418
7
3
Resultaten van de uitstroommeting 2009/10: achtergrondkenmerken van schoolverlaters en hun vervolgbestemmingen
In dit hoofdstuk worden de achtergrondkenmerken en de feitelijke uitstroombestemmingen van de schoolverlaters 2009-2010 beschreven. Bij de figuren in de volgende paragrafen wordt, waar mogelijk, een vergelijking gemaakt met voorgaande uitstroommetingen.
3.1
Achtergrondkenmerken van uitstromers uit het praktijkonderwijs In deze paragraaf worden achtereenvolgens de volgende achtergrondkenmerken van uitstromers uit het praktijkonderwijs gepresenteerd: geslacht, leeftijd, etnische herkomst, aantal jaar ingeschreven in het praktijkonderwijs, Wajong toekenning en beschikking over LGF. Aan de hand van deze informatie kan een beeld worden verkregen van de uitstromers in 2009-2010. Geslacht Net als in voorgaande uitstroommetingen verlaten er meer jongens dan meisjes de school voor praktijkonderwijs, zie figuur 1. De verhouding jongens-meisjes is in 2009-2010 wel kleiner geworden in vergelijking met de voorgaande uitstroommetingen (met uitzondering van 2006-2007). Landelijk gezien verlaten er in 2009-2010, in vergelijking met de regio Rotterdam, meer jongens en minder meisjes de school voor praktijkonderwijs. Figuur 1
Percentage uitgestroomde leerlingen praktijkonderwijs naar geslacht, naar uitstroomjaar (R’dam vergeleken met landelijke situatie)
59%
Landelijk 2009-2010
41%
55%
2009-2010
2008-2009
45%
61%
2007-2008
39%
59%
41% Jongen Meisje
55%
2006-2007
45%
2005-2006
60%
40%
2004-2005
60%
40%
2003-2004
60%
40%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
8
Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de schoolverlaters in 2009-2010 is 16.8 jaar oud. De leerlingen verlaten de school op iets latere leeftijd in vergelijking met het voorgaande jaar, toen de gemiddelde leeftijd van de schoolverlaters 16.5 jaar oud was. Landelijk is de gemiddelde leeftijd van de schoolverlaters in 2009-2010 17.0 jaar oud. Het feit dat leerlingen op oudere leeftijd de school verlaten kan verklaard worden door de ongunstige economische situatie of vanwege het feit dat scholen voor praktijkonderwijs vaker niveau 1 opleidingen aanbieden, waardoor leerlingen langer op school blijven. Etnische herkomst In figuur 2 is de etnische herkomst van de schoolverlaters naar uitstroommeting weergegeven. Figuur 2
Percentage uitgestroomde leerlingen naar etnische herkomst, naar uitstroomjaar 75% 46% 42% 41% 46% 48% 39%
Autochtoon
6% 13% 13% 14% 10% 9% 13%
Turks
5% 9% 10% 9% 11% 8% 13%
Marokkaans
Landelijk 2009-2010 2009-2010 2008-2009 2007-2008
3%
2006-2007
9% 8% 10% 7% 8% 9%
Surinaams
2005-2006 2004-2005
2% 8% 11% 9% 11% 9% 11%
Antilliaans
9% 16% 13% 18% 15% 17% 15%
Anders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Net als in voorgaande jaren verlaten er meer allochtone dan autochtone leerlingen de school voor praktijkonderwijs. In vergelijking met de twee voorgaande uitstroommetingen is het aandeel autochtone schoolverlaters iets toegenomen en weer op het niveau van 2006-2007. Landelijk gezien verlaten er veel meer autochtone, dan allochtone leerlingen de school voor praktijkonderwijs. Dat heeft alles te maken met de populatie leerlingen praktijkonderwijs in de regio Rotter9
dam. Die bestaat verhoudingsgewijs uit meer allochtone/minder autochtone leerlingen dan landelijk gezien het geval is. Aantal jaar ingeschreven Uit onderstaande figuur blijkt dat leerlingen steeds langer staan ingeschreven op de school voor praktijkonderwijs. Vanaf schooljaar 2007-2008 valt op dat een steeds hoger percentage leerlingen vijf jaar of langer staat ingeschreven op de school voor praktijkonderwijs. De toegenomen verblijfsduur kan verklaard worden door dezelfde factoren (economische crisis, toename aanbod niveau 1 opleidingen) als bij de toegenomen gemiddelde leeftijd van de schoolverlaters. Figuur 3
Verblijfsduur van uitstromers uit het praktijkonderwijs, in percentages, naar uitstroomjaar 8% 8% 8% 8% 10% 14% 12% 12%
Eén jaar
7% 6% 11% 10% 12% 11% 12% 9%
Tw ee jaar
9% 11% 12% 12% 13% 17%
Drie jaar
Landelijk 2009-2010 2009-2010 2008-2009
23% 23%
2007-2008 2006-2007
22% 20%
2005-2006
28% 34% 35% 35% 34% 38%
Vier jaar
2004-2005 2003-2004
36% 45% 33% 32%
Vijf jaar
25% 21% 18% 17% 18% 10% 8% 4% 5%
Zes jaar of langer
2% 2% 1% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Toekenning LGF In 2009-2010 verlaat 1% van de leerlingen de school voor praktijkonderwijs met een toekenning voor Leerling Gebonden Financiering (LGF), tegenover 2% van de schoolverlaters in 2008-2009. Het merendeel van deze leerlingen is geïndiceerd voor cluster 2. Landelijk verlaten er meer leerlingen de school voor praktijkonderwijs met een toekenning voor LGF, namelijk 4%.
10
Wajong status In 2009-2010 verlaat 29% van de leerlingen de school met een Wajong status. Het percentage schoolverlaters met een Wajong status neemt toe per uitstroommeting. Er is nauwelijks verschil met de landelijke situatie. Figuur 4
Percentage uitgestroomde leerlingen met Wajong status, naar uitstroomjaar
27%
29%
Landelijk 2009-2010
Wajong status op moment van schoolverlaten
2009-2010 2008-2009 2007-2008
24%
22%
0%
3.2
20%
40%
Specialisaties/certificaten/diploma’s Tijdens de opleiding in het praktijkonderwijs kunnen leerlingen zich specialiseren in de richting van een bepaald beroep. In de huidige uitstroommeting hebben zich meer leerlingen (63%) gespecialiseerd in een bepaalde beroepsrichting dan vorig jaar (55%). Het verschil met de landelijke cijfers is miniem. In figuur 5 zijn de diverse beroepsrichtingen waarin uitgestroomde leerlingen zich hebben gespecialiseerd aangegeven.
11
Figuur 5
Beroepsrichting waarin uitgestroomde leerlingen zich hebben gespecialiseerd in percentages, naar uitstroomjaar
19% 26%
Detailhandel / w inkel
22% 18% 21% 7% 6% 4%
Groothandel / magazijn / logistiek
2% 3% 24% 24%
Bouw /techniek
32% 27% 25% 4% 1%
Schoonmaak
5% 2% 2% 13%
Horeca
18%
Landelijk 2009-2010
18% 20%
2009-2010
14%
2008-2009 10%
2007-2008
3% 3% 4% 4%
Groenvoorziening
2006-2007
1% 3%
Vervoer
1% 1% 8% 15% 18%
Zorg
15% 18% 11%
Uiterlijke verzorging
1% 1% 0% 1% 1% 5% 1%
Anders
4% 9% 4%
0%
10%
20%
30%
40%
De meeste schoolverlaters hebben zich gespecialiseerd met het oog op het werken in de detailhandel/een winkel, de bouw/techniek, de horeca of in de zorg. Vergeleken met de vorige uitstroommeting valt op dat minder leerlingen zich gespecialiseerd hebben in het werken in de bouw/techniek of de schoonmaak. Bij de beroepsrichtingen detailhandel/een winkel, horeca en zorg is daarentegen een redelijke toename te zien van het percentage leerlingen met een dergelijke specialisatie. In vergelijking met de landelijke cijfers valt op dat leerlingen in de regio Rotterdam zich vaker specialiseren in het werken in de detailhandel/een winkel, de horeca en de zorg en juist minder vaak specialiseren in het werken in de groenvoorziening of schoonmaak. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de regionale werkgelegenheid en het aanbod aan opleidingen.
12
Leerlingen kunnen tijdens de opleiding in het praktijkonderwijs branchecertificaten en/of AKA/niveau 1 diploma’s behalen. Beide hebben civiele waarde en bieden leerlingen meer kans op het verkrijgen van werk of een passende vervolgopleiding. In figuur 6 is het percentage schoolverlaters aangegeven dat een dergelijk certicaat of diploma heeft behaald tijdens de opleiding. Figuur 6
Percentage uitgestroomde leerlingen met een in het praktijkonderwijs behaald branchecertificaat of AKA/niveau 1 diploma, naar uitstroomjaar
38%
37%
Branchecertif icaat
31%
Landelijk 2009-2010 2009-2010 2008-2009
20%
AKA of diploma 1 diploma
17%
6%
0%
10%
20%
30%
40%
In 2009-2010 heeft 37% van de schoolverlaters een branchecertificaat behaald, zes procent meer dan in 2008-2009. De meest behaalde branchecertificaten in 2009-2010 zijn: VCA (34%), werken in de groothuishouding (26%), (vork)heftruck (21%) en werken in de detailhandel (21%). Daarbij moet worden aangetekend dat een beperkt aantal leerlingen meerdere branchecertificaten heeft behaald. Daarnaast heeft 17% van de uitstromers tijdens de opleiding in het praktijkonderwijs een AKA/niveau 1 diploma behaald. Dat is een flinke toename is vergelijking met de vorige uitstroommeting. Steeds meer leerlingen in de regio Rotterdam behalen dus een dergelijk diploma in het praktijkonderwijs. Landelijk gezien behalen er nog iets meer leerlingen een AKA/niveau 1 diploma in het praktijkonderwijs. In figuur 7 is aangegeven in welke sectoren de uitstromers in 2009-2010 een AKA/niveau 1 diploma hebben behaald.
13
Figuur 7
Sector waarin een AKA/niveau 1 diploma is behaald in 2009-2010, in percentages
1% 26% 40%
Zorg en Welzijn (n=29) Economie/ handel (n=23) Techniek (n=19) Voedsel en leefomgeving (n=1)
32%
Uit de figuur blijkt dat de meeste leerlingen een diploma behalen gericht op de sector zorg en welzijn (40%) of economie/handel (32%). In vergelijking met vorig jaar hebben meer leerlingen een diploma behaald gericht op economie/handel (32% tegenover 22%) en techniek (26% tegenover 3%). Daarentegen hebben minder leerlingen een diploma behaald in de richting zorg en welzijn (40% tegenover 69%) en voedsel en leefomgeving (1% tegenover 6%).
3.3
Uitstroomprofiel en advies school Het LWV-PrO en de Inspectie zijn overeen gekomen dat in 2012 alle leerlingen in het praktijkonderwijs over een Individueel Ontwikkelings Plan (IOP) dienen te beschikken. Daarbij is afgesproken dat in 2010 minimaal 50% van de leerlingen over een IOP beschikt. Hoe ver zijn de scholen met deze ontwikkeling? Uit de gegevens blijkt dat 69% van de schoolverlaters in 2009-2010 over een IOP beschikt. Dat is dus ruim boven de norm van 50%. In de regio Rotterdam beschikken daarmee meer schoolverlaters over een IOP dan landelijk gezien (53%) het geval is. Een IOP dient te bestaan uit een uitstroomprofiel: een in het tweede/derde leerjaar door leerling, ouders en school overeengekomen streefdoel dat dient als uitgangspunt voor het onderwijsaanbod. Ruim 40% van de uitgestroomde leerlingen beschikt over een uitstroomprofiel. Dat is opmerkelijk, aangezien 69% van de uitgestroomde leerlingen over een IOP beschikt. Blijkbaar zijn een IOP en een uitstroomprofiel nog niet altijd met elkaar verweven. Dat zou wel het geval moeten zijn. In figuur 8 worden de streefdoelen van de overeengekomen uitstroomprofielen gepresenteerd naar uitstroomjaar.
14
Figuur 8
Streefdoel overeengekomen uitstroomprofiel, naar uitstroomjaar, in percentages
43% Arbeid
48% 64%
24% Arbeid en leren
21% 7% Landelijk 2009-2010 2009-2010 2008-2009 28%
Leren
29% 25%
6% 3%
Anders
4%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
In de meeste gevallen zijn de leerling, ouders en school een uitstroomprofiel overeengekomen in de richting van arbeid. In vergelijking met de vorige uitstroommeting valt op dat er meer uitstroomprofielen zijn opgesteld gericht op leren of een combinatie van werken en leren. Het aandeel uitstroomprofielen gericht op arbeid is in 2009/2010 behoorlijk afgenomen. Mogelijk is dit een direct gevolg van de economische situatie: de leerling, ouders en school zetten in op uitstroom naar onderwijs (eventueel in combinatie met arbeid), omdat de leerling dan nog een optie heeft als er niet voldoende werkplekken voorhanden zijn. De restcategorie ‘anders’ bestaat uit uitstroom naar dagbesteding of de sociale werkplaats.
Naast het opgestelde uitstroomprofiel krijgen leerlingen voordat ze de school verlaten een advies van de school voor een best passende vervolgbestemming, zie figuur 9.
15
Figuur 9
Advies school met betrekking tot de best passende vervolgbestemming, naar uitstroomjaar, in percentages
35% Arbeid
35% 39%
20% Arbeid en leren
14% 9% Landelijk 2009-2010 2009-2010 2008-2009 29%
Leren
37% 34%
15% A nders
14% 19%
0%
10%
20%
30%
40%
Opvallend is dat de meeste adviezen van de school voor het moment van uitstroom gericht zijn op leren en niet op arbeid, zoals bij het uitstroomprofiel het geval is. Hier speelt waarschijnlijk weer de ongunstige economische situatie mee of het feit dat steeds meer leerlingen niveau 1 diploma’s behalen in het praktijkonderwijs. Beide kunnen ertoe bijdragen dat leerlingen wordt geadviseerd verder te leren in plaats van te gaan werken in een ongunstige economische situatie. Onder de categorie anders vallen adviezen als: de sociale werkplaats, dagbesteding, een andere school voor praktijkonderwijs of speciaal onderwijs. Ook kunnen scholen in veel gevallen geen advies meer geven omdat de leerling tussentijds uitstroomt door bijvoorbeeld verhuizing. Ook deze leerlingen vallen onder de categorie anders. In paragraaf 4.6 worden de streefdoelen van het uitstroomprofiel en het advies van de school afgezet tegen de feitelijke uitstroombestemmingen.
3.4
Uitstroombestemmingen In deze paragraaf staan de feitelijke uitstroombestemmingen centraal: waar zijn leerlingen die het praktijkonderwijs in 2009/2010 hebben verlaten naar toe gegaan? In tabel 2 is een overzicht van de uitstroombestemmingen opgenomen van de leerlingen van wie in de laatste vijf schooljaren gegevens bekend zijn. Om de uitstroombestemmingen meer gedetailleerd te kunnen beschrijven zijn per 20072008 aanpassingen doorgevoerd in de vragenlijst van de uitstroommonitor. Dit is in de tabel aangegeven met stippellijnen. Vanaf 2007-2008 wordt een onderscheid gemaakt tussen AKA en bol opleidingen, in plaats van mbo opleidingen. Vanaf 2008-2009 wordt binnen de bol opleidingen ook nog onderscheid gemaakt naar niveau: mbo bol niveau 1 of mbo bol niveau 2. Verder is sinds de uitstroommeting van 2008-2009 sprake van aparte categorieën voor arbeid én ar16
beid en leren, bbl in plaats van één categorie arbeid zoals in de uitstroommeting van 2007-2008 nog het geval was. Daarnaast is de categorie dagbesteding sinds de huidige uitstroommeting een aparte categorie. tabel 2
Uitstroombestemming in percentages, naar uitstroomjaar Regio Rotterdam
Arbeid
2005-
2006-
2007-
2008-
2009-
2006
2007
2008
2009
2010
2010
(N=664)
(N=621)
(N=478)
(N=532)
(N=418)
(N=5184)
22%
24%
28%
21%
23%
26%
4%
7%
14%
13%
17%
10%
6%
25%
15%
21%
13%
6%
9%
11%
Arbeid en leren, bbl mbo AKA
Landelijk
40%
44%
mbo bol niveau 1 mbo bol niveau 2
2009-
9%
6%
8%
9%
9%
5%
4%
4%
2%
2%
1%
2%
REC-school
2%
2%
1%
5%
3%
3%
Andere opleiding in de
3%
1%
3%
4%
2%
3%
5%
6%
5%
5%
7%
4%
1%
3%
Andere school voor praktijkonderwijs VMBO basisberoepsgerichte leerweg
regio Verhuizing Dagbesteding Geen werk of school
8%
7%
9%
11%
7%
8%
Onbekend
7%
6%
6%
2%
2%
3%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
100%
In 2009-2010 stromen vier van de tien leerlingen uit naar een mbo AKA of bol opleiding. Drie van de tien leerlingen stromen uit naar arbeid (eventueel in combinatie met een bbl-opleiding). In totaal stroomt in 2009-2010 dus 70% van de leerlingen uit naar arbeid of een mbo-opleiding. Daarnaast staan twee van de tien leerlingen te boek als tussentijdse uitstromers. Deze leerlingen verlaten de school voor praktijkonderwijs voor een andere school voor praktijkonderwijs, het vmbo, een REC-school of verlaten de regio door verhuizing. De overige leerlingen verlaten de school voor een andere opleiding in de regio (2%), dagbesteding (1%) of zijn op het moment van uitstroom nog op zoek naar een passende vervolgbestemming (7%). Tot slot is bij 2% van de leerlingen de uitstroombestemming onbekend. In vergelijking met voorgaande jaren valt een aantal zaken op. De uitstroom naar arbeid (en leren, bbl) is bijvoorbeeld nog nooit zo hoog (30%) geweest als dit jaar. De uitstroom naar mbo bol opleidingen is in 2009-2010 hoger dan in de twee voorgaande jaren. Kennelijk leidt het ongunstige economische klimaat ertoe dat men meer investeert in scholing. Een ander positief punt is dat de uitstroom zonder werk of een opleiding is afgenomen in vergelijking met de voor17
gaande twee jaren. De scholen slagen er blijkbaar beter dan voorgaande jaren in om de leerlingen te plaatsen in de arbeidsmarkt of het vervolgonderwijs. In vergelijking met de landelijke gegevens valt op dat er in de regio minder leerlingen uitstromen naar arbeid en juist meer leerlingen uitstromen naar mbo opleidingen. De grotere uitstroom naar mbo opleidingen gaat alleen op voor de AKA en bol niveau 1 opleidingen, niet voor de bol niveau 2 opleidingen. Andere verschillen zijn waarneembaar bij de uitstroom naar andere scholen voor praktijkonderwijs en verhuizing; daar is in de regio Rotterdam meer sprake van dan landelijk gezien het geval is. Verder stromen er landelijk gezien iets meer leerlingen uit naar dagbesteding. In figuur 10 zijn de uitstroombestemmingen verder geclusterd naar arbeid, leren en overig (categorieën ‘geen arbeid of school’ en ‘onbekend’). Bovenstaande bevindingen worden hier nogmaals gepresenteerd: de uitstroom naar arbeid is nog nooit zo groot geweest als dit jaar, de uitstroom naar leren is groter dan de uitstroom naar arbeid en steeds meer leerlingen worden (sinds 2008-2009) geplaatst in onderwijs of de arbeidsmarkt. De uitstroom naar arbeid is in 20092010 weer op het niveau van 2003-2004: de trend van een dalende uitstroom naar arbeid is gestopt. Figuur 10 Uitstroombestemmingen in percentages, naar uitstroomjaar
40%
2009-2010 landelijk
2009-2010
2008-2009
2007-2008
47%
30%
14%
62%
25%
10%
63%
28%
13%
58%
14% Arbeid Leren Overig
2006-2007
24%
2005-2006
22%
2004-2005
23%
2003-2004
0%
63%
13%
63%
15%
63%
29%
20%
15%
60%
40%
60%
12%
80%
100%
18
3.5
Begeleiding Bijna driekwart (74%) van de schoolverlaters in 2009-2010 ontvangt begeleiding na het moment van uitstroom. In vergelijking met de vorige uitstroommeting betekent dat een flinke toename, want toen werd aangegeven dat 59% van de schoolverlaters begeleiding ontvangt na het moment van uitstroom. Landelijk ontvangt 76% van de leerlingen begeleiding na het moment van uitstroom. Een overzicht van de begeleidende instanties is opgenomen in figuur 11. Figuur 11 Begeleiding na moment van uitstroom, in percentages, naar uitstroomjaar
70%
Begeleider vanuit PrO
69% 68%
6% MEE
5% 2%
11% UWV
12% 12%
18% Jobcoach
11% 21%
Landelijk 2009-2010
10% Reintegratiebedrijf
2009-2010
6% 6%
2008-2009
7% Werkgever
3% 3%
5%
Sociale Werkplaats
2% 2%
25%
Begeleider vervolgonderw ijs
18% 18%
9% Anders
4% 4% 0%
20%
40%
60%
80%
Uit de figuur blijkt dat de uitgestroomde leerlingen in 2009-2010 voornamelijk begeleiding ontvangen van een begeleider van de school voor praktijkonderwijs, een begeleider van het vervolgonderwijs of het UWV. In vergelijking met de vorige uitstroommeting blijken er nauwelijks verschillen te bestaan voor wat betreft de begeleidende instanties. Wat vooral opvalt is dat in 2009-2010 minder leerlingen begeleid worden door jobcoaches. In vergelijking met de landelijke gegevens valt ten slotte op dat leerlingen vaker begeleid worden door het merendeel van de instanties en dat is vooral terug te zien bij de begeleider van het vervolgonderwijs (+7%) en jobcoaches (+7%).
19
4
Uitstroom nader bekeken
In het vorige hoofdstuk zijn de uitstroombestemmingen en een aantal kenmerken van schoolverlaters van het praktijkonderwijs gepresenteerd. In dit hoofdstuk wordt meer in detail op de resultaten ingegaan. Zo kunnen bepaalde trends in beeld worden gebracht. We kunnen bijvoorbeeld zo nagaan naar welk type arbeidsplaatsen leerlingen praktijkonderwijs gedurende diverse jaren uitstromen.
4.1
Uitstroom naar arbeid In deze paragraaf wordt nader gekeken naar die leerlingen die zijn uitgestroomd naar arbeid. Achtereenvolgens is aandacht voor het type arbeidsplaats, de bedrijfssector, het type arbeidsovereenkomst en de opleiding die naar arbeid uitgestroomde leerlingen eventueel naast het werk volgen. Type arbeidsplaats De leerlingen gaan na uitstroom uit het praktijkonderwijs werken in verschillende typen arbeidsplaatsen. In figuur 12 zijn per type arbeidsplaats (bijvoorbeeld een ‘reguliere arbeidsplaats’) de resultaten van de laatste zeven uitstroommetingen in de regio Rotterdam én van de meest recente landelijke uitstroommeting weergegeven. Zo is bijvoorbeeld te zien dat in de regio Rotterdam in 2009-2010 38% van de naar arbeid uitgestroomde leerlingen gaat werken in een reguliere arbeidsplaats. Landelijk bedroeg dat percentage in 2009-2010 43%. . Figuur 12 Type arbeidsplaats van naar arbeid uitgestroomde leerlinge in percentages, naar schooljaar
38% 35%
43% 49% 50%
Reguliere arbeidsplaats
56%
43% 43% 37% 37%
Reguliere arbeidsplaats met subsidieregeling en/of ondersteuning
23% 13%
38%
49%
2009-2010 Landelijk
28%
2009-2010
11% 11% 11% 9% 13% 14%
Gesubsidieerde arbeid via sociale w erkvoorziening
31%
2008-2009 2007-2008 2006-2007 21%
se
2005-2006
40%
2004-2005
5% 4% 2%
Toeleidings en/of trainingstraject
11%
2003-2004
7% 8%
3% 3%
Anders
4% 2% 1% 2% 2% 2%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
20
In 2009-2010 gaan de meeste leerlingen werken in een reguliere arbeidsplaats (38%). Een bijna gelijk percentage leerlingen gaat werken in een reguliere arbeidsplaats met subsidieregeling en/of ondersteuning. In vergelijking met voorgaande uitstroommetingen valt op dat er in 2009-2010 vooral meer leerlingen uitstromen naar toeleidings- en/of trainingstrajecten en minder leerlingen naar reguliere arbeidsplaatsen met subsidieregeling en/of ondersteuning. Daarnaast valt op dat in 2008-2009 sprake was van een flinke afname van het percentage leerlingen dat uitstroomt naar een reguliere arbeidsplaats. De uitstroom naar reguliere arbeidsplaatsen is weer iets toegenomen in 2009-2010, maar het percentage leerlingen dat gaat werken in een reguliere arbeidsplaats blijft toch nog fors lager dan bij uitstroommetingen van voor 2008-2009. In vergelijking met de landelijke gegevens valt ten slotte op dat er in de regio Rotterdam meer leerlingen uitstromen naar toeleidings- en/of trainingstrajecten, terwijl er landelijk gezien meer leerlingen uitstromen naar reguliere arbeidsplaatsen. Type bedrijfssector Leerlingen die gaan werken stromen uit naar verschillende bedrijfssectoren. Deze zijn aangegeven in figuur 13. Uit de figuur blijkt bijvoorbeeld dat in 2008-2009 25% van de naar arbeid uitgestroomde leerlingen ging werken in de bedrijfssector detailhandel/winkel. In 2009-2010 is dat percentage toegenomen naar 31%, terwijl landelijk gezien 18% van de naar arbeid uitgestroomde leerlingen in 2009-2010 gaat werken in de bedrijfssector detailhandel/winkel. Figuur 13 Bedrijfssector waar naar arbeid uitgestroomde leerlingen werkzaam zijn, in percentages, naar uitstroomjaar 18%
Detailhandel / w inkel
31% 25%
Groothandel / magazijn / logistiek
10% 8% 8% 27%
Bouw /techniek
20% 35% 4% 3% 5%
Schoonmaak
11% 14% 14%
Horeca
2009-2010 Landelijk 2009-2010
11% Groenvoorziening
2008-2009
7% 5% 2% 2% 2%
Vervoer
6% 6% 7%
Zorg
Uiterlijke verzorging
1% 2% 0% 11%
Anders
6% 0% 0%
10%
20%
30%
40%
21
De schoolverlaters van 2009-2010 gaan vooral werken in de detailhandel/een winkel of in de bouw/techniek. Opvallend is de afname van het percentage leerlingen dat gaat werken in de bouw/techniek (van 35% naar 20%). In paragraaf 3.2 was al te zien dat minder leerlingen zich tijdens de opleiding in het praktijkonderwijs hebben gespecialiseerd in het werken in de bouw/techniek. Waarschijnlijk is er door invloed van de economische crisis minder werk in de bouw/techniek en kiezen leerlingen in de regio Rotterdam vaker voor werk in de detailhandel/een winkel of bijvoorbeeld de groenvoorziening. In vergelijking met de landelijke resultaten zijn er grote verschillen voor wat betreft de bedrijfssectoren waarin leerlingen gaan werken. Dat kan verklaard worden door het specifieke aanbod van werkgelegenheid in de regio Rotterdam. Zo zijn er bijvoorbeeld meer winkels, is er meer detailhandel en horeca aanwezig dan bij landelijk gelegen scholen voor praktijkonderwijs het geval is. Type arbeidsovereenkomst Uitstromers die gaan werken verschillen in het type arbeidsovereenkomst dat ze hebben afgesloten. In figuur 14 zijn de verschillende type arbeidsovereenkomsten naar meetmoment weergegeven. Figuur 14 Type arbeidsovereenkomst van naar arbeid uitgestroomde leerlingen, in percentages, naar uitstroomjaar 10% 5% 8% 9% 13%
Contract voor onbepaalde tijd (vast)
55% 38% 35%
Jaarcontract 23% 19% 27%
42% Half jaarcontract
49% 56% 54%
2009-2010 Landelijk 2009-2010 2008-2009
4%
2006-2007
4% 1% 4% 4% 3% 5% 1% 3%
Uitzendcontract
Anders
2007-2008
13%
Contract op oproepbasis
0% 0% 0% 11% 6% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
In 2009-2010 beschikken de meeste naar arbeid uitgestroomde leerlingen over een halfjaarcontract of een jaarcontract. Voor wat betreft de contracten voor onbepaalde tijd, zogenaamde ‘vaste contracten’, valt op dat het aandeel leerlingen met een vast contract afneemt vanaf het eerste meetmoment in 2006-2007. Naar arbeid uitgestroomde leerlingen krijgen dus steeds minder vaak de zekerheid van een vast dienstverband. Opvallend is ook de toename van het aantal 22
contracten op oproepbasis in 2009-2010. Werkgevers hebben waarschijnlijk, onder invloed van de economische crisis, meer behoefte aan tijdelijk personeel. In vergelijking met de landelijke cijfers valt op dat naar arbeid uitgestroomde leerlingen minder vaak vaste contracten of jaarcontracten afsluiten. Ook hieruit blijkt dat werkgevers met schoolverlaters uit het praktijkonderwijs in de regio Rotterdam vaker korte of flexibelere arbeidsovereenkomsten afsluiten. Opleiding naast het werk Iets meer dan een op de vijf naar arbeid uitgestroomde leerlingen volgt een opleiding naast het werk. In de meeste gevallen gaat het om een mbo bblopleiding. In figuur 15 is aangegeven in welke sectoren werkende jongeren een opleiding naast het werk zijn gaan volgen. Figuur 15 Sector waarin naar arbeid uitgestroomde leerlingen in 2009-2010 een opleiding naast het werk volgen, in percentages
30%
33% V oedsel en leef omgeving Techniek Zorg en Welzijn Economie/ handel
18%
18%
De meeste naar arbeid uitgestroomde leerlingen volgen een opleiding in de sectoren voedsel en leefomgeving of economie/handel. In de vorige uitstroommeting was techniek nog de sector waarin de meeste jongeren naast het werk een opleiding volgden. Ook hier valt op dat de arbeidssector techniek minder in trek is onder de uitstromers in 2009-2010.
4.2
Uitstroom naar mbo AKA of bol opleidingen In tabel 2 is aangegeven dat 40% van de leerlingen uitstroomt naar een AKA of bol opleiding in het mbo. In welke sectoren gaan deze leerlingen een opleiding volgen? Zie figuur 16.
23
Figuur 16 Uitstroom naar mbo AKA of bol, in percentages, in 2009-2010
22% 24% mbo AKA
24% 10% 20%
21% Economie/handel
26%
Techniek mbo bol niveau 1
34%
Zorg en w elzijn V oedsel en leef omgeving
13%
Oriëntatiejaar
6%
32% 11% mbo bol niveau 2
0%
57%
20%
40%
60%
80%
Uit bovenstaande figuur is af te lezen dat de leerlingen die een AKA opleiding gaan volgen voornamelijk kiezen voor de sectoren zorg en welzijn, techniek en economie/handel. Bij leerlingen die een bol opleiding gaan volgen is zorg en welzijn de meest gekozen sector waarin een opleiding gevolgd wordt, ongeacht het niveau van de bol opleiding. Opvallend daarbij is dat vorig jaar geen enkele leerling in de sector zorg en welzijn een bol niveau 1 opleiding ging volgen.
4.3
Overige uitstroombestemmingen In deze paragraaf zoomen we in op de overige uitstroombestemmingen: een andere school voor praktijkonderwijs, een REC of VSO-school en op de leerlingen die nog school/werkzoekend zijn. Praktijkonderwijs In totaal 36 leerlingen stapten in 2009-2010 over naar een andere school voor praktijkonderwijs. De meest genoemde reden om over te stappen naar een andere school voor praktijkonderwijs was verhuizing (36%). Bij de overige leerlingen was veelal sprake van problemen van gedragsmatige of meer persoonlijke aard. REC of VSO-school Twaalf leerlingen verlaten in 2009-2010 de school voor praktijkonderwijs voor een REC of VSO-school. Het merendeel van de leerlingen vervolgt de onderwijsloopbaan in een school voor cluster 4 (83%). De overige leerlingen zijn uitgestroomd naar een school voor cluster 3.
24
Geen werk of school Na het verlaten van de school voor praktijkonderwijs hebben 27 leerlingen nog geen passende vervolgbestemming gevonden. Deze leerlingen worden allemaal begeleid op hun zoektocht naar een juiste baan of vervolgopleiding.
4.4
Uitstroombestemmingen naar achtergrondkenmerken In deze paragraaf worden de uitstroombestemmingen van de jongeren uit het praktijkonderwijs bezien tegen het licht van een aantal achtergrondkenmerken als geslacht, etniciteit en Wajong toekenning. Zo kan bijvoorbeeld worden nagegaan of er verschillen bestaan tussen jongens en meisjes voor wat betreft het type uitstroombestemmingen. Bijvoorbeeld de vraag: stromen meisjes vaker dan jongens uit naar (eind)onderwijs? Voor de analyses in paragraaf 4.4, 4.5 en 4.6 zijn enkele uitstroombestemmingen samengevoegd tot labels als arbeid (en leren, bbl), (eind)onderwijs en tussentijdse uitstroom. Door de diverse uitstroombestemmingen in te delen in labels kunnen trends beter worden weergegeven. De inhoud van de diverse labels is aangegeven in tabel 3.
tabel 3
Inhoud labels gebruikt bij de analyses in paragraaf 4.4, 4.5 en 4.6
Uitstroombestemmingen
Label
Arbeid+arbeidenleren,bbl
Arbeid(enleren,bbl)
ROCAKA+ROCbolniveau1+ROCbolniveau2+
(Eind)onderwijs
eenandereopleidinginderegio Verhuizing+REC-school+andereschoolvoorpraktijkonderwijs+vmbobb Tussentijdseuitstroom Dagbesteding
Dagbesteding
Geenwerkofschool
Geenwerkofschool
Onbekend
Onbekend
De verschillende labels zijn in figuur 17 uitgesplitst naar achtergrondkenmerken als geslacht, etniciteit (autochtoon-allochtoon) en Wajong toekenning. Hoe is deze figuur te interpreteren? Bij de jongens is bijvoorbeeld te zien dat in 2009-2010 38% van de jongens uitstroomt naar arbeid (en leren, bbl) of dat 37% van de jongens (eind)onderwijs gaat volgen.
25
Figuur 17 Achtergrondkenmerken schoolverlaters in 2009-2010 versus labels uitstroombestemmingen, in percentages
Jongen
Meisje
Autochtoon
38%
37%
20%
46%
33%
17%
21%
36%
21%
Arbeid (en leren, bbl) (Eind)onderw ijs Tussentijdse uitstroom Dagbesteding Geen w erk of school
Allochtoon
27%
Wajong toekenning
geen Wajong toekenning
0%
46%
56%
19%
26%
47%
Onbekend
17%
2%
26%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
100 %
Op basis van de figuur kan een aantal conclusies getrokken worden. Wanneer er sprake is van significante verschillen dan wordt dat aangegeven met behulp van een voetnoot. Ten aanzien van geslacht Wat vooral opvalt is dat jongens vaker dan meisjes uitstromen naar arbeid; meis1 jes stromen daarentegen vaker dan jongens uit naar (eind)onderwijs . Daarnaast is te zien dat meisjes verhoudingsgewijs vaker dan jongens uitstromen zonder werk of vervolgonderwijs. Ten aanzien van etniciteit Zowel autochtone als allochtone leerlingen stromen voornamelijk uit naar (eind)onderwijs. Wel stromen allochtone leerlingen verhoudingsgewijs vaker uit 2 naar (eind)onderwijs dan autochtone leerlingen . Autochtone leerlingen stromen daarentegen verhoudingsgewijs vaker uit naar arbeid of verlaten de school vaker zonder werk of vervolgonderwijs, dan allochtone leerlingen.
1
2
Het beschreven verschil is significant, getoetst met behulp van Chi-kwadraat toets Het beschreven verschil is significant, getoetst met behulp van Chi-kwadraat toets
26
1
Ten aanzien van Wajong toekenning Leerlingen met een Wajong toekenning stromen vaker dan leerlingen zonder een Wajong toekenning uit naar arbeid of verlaten de school zonder werk of vervolgonderwijs. Leerlingen zonder een Wajong toekenning stromen daarentegen vaker uit naar (eind)onderwijs of verlaten de school vaker tussentijds.
4.5
Uitstroom bekeken naar specialisaties en behaalde certificaten/diploma’s Is er een relatie tussen de uitstroombestemming van leerlingen en of zij een diploma behaalden? In figuur 18 is deze vraag inzichtelijk gemaakt, daarbij is gebruik gemaakt van dezelfde labels als beschreven in tabel 3. Figuur 18 Behaalde AKA/niveau 1 diploma’s, branchecertificaten, specialisaties naar labels uitstroombestemmingen, bij schoolverlaters in 2009-2010
AKA / niveau 1 diploma
29%
Geen AKA / niveau 1 diploma
30%
Branchecertif icaat
69%
35%
35%
52%
Arbeid (en leren, bbl) (Eind)onderw ijs Tussentijdse uitstroom Dagbesteding Geen w erk of school
Geen branchecertif icaat
Specialisatie
Geen specialisatie
0%
27%
35%
22%
Onbekend
35%
51%
23%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 %
Leerlingen die in het praktijkonderwijs een AKA/niveau 1 diploma, dan wel branchecertificaat behalen of zich specialiseren in een bepaalde beroepsrichting stromen vaker uit naar (eind)onderwijs en verlaten de school minder vaak tussen-
1
Alle beschreven verschillen zijn significant, getoetst met behulp van Chi-kwadraat toets
27
1
tijds . Leerlingen die een branchecertificaat behalen of zich specialiseren in een bepaalde beroepsrichting stromen ook vaker uit naar arbeid dan leerlingen zon2 der deze . Opvallend is dat leerlingen die een branchecertificaat hebben behaald verhoudingsgewijs vaker zonder werk of onderwijs uitstromen dan leerlingen die geen branchecertificaat behaald hebben. Al met al is te concluderen dat het behalen van AKA/niveau 1 diploma’s, branchecertificaten en een specialisatie in een bepaalde beroepsrichting positief is voor de leerling. In de meeste gevallen stromen leerlingen die deze behaald hebben vaker uit met het vooruitzicht op werk of een vervolgopleiding dan leerlingen zonder deze.
4.6
Uitstroombestemmingen in relatie tot het uitstroomprofiel en advies van de school Hoe verhouden de uitstroombestemmingen van leerlingen zich tot het in het tweede, derde leerjaar opgestelde uitstroomprofiel? En hoe verhouden de uitstroombestemmingen zich tot het advies van de school, vlak voor het moment van uitstroom, met betrekking tot de best passende vervolgbestemming? Beide vragen komen hier aan bod. In figuur 19 wordt de feitelijke uitstroombestemming uitgesplitst naar het opgestelde uitstroomprofiel en in figuur 20 naar het advies van de school voor het moment van uitstroom. Hierbij wordt in tegenstelling tot paragraaf 4.4 en 4.5 gebruik gemaakt van twee aparte labels voor arbeid én arbeid en leren. Hiervoor is gekozen omdat zowel het uitstroomprofiel als het advies van de school uit de volgende vier categorieën bestaat: arbeid, arbeid en leren, leren en anders. De labels zijn daar op afgestemd.
1
2
Het beschreven verschil is significant, getoetst met behulp van Chi-kwadraat toets In het geval van behaalde specialisaties is sprake van een significant verschil, getoetst met behulp van Chi-kwadraat toets
28
Figuur 19 Streefdoel uitstroomprofiel versus labels uitstroombestemmingen, bij schoolverlaters in 2009-2010
Arbeid
43%
Arbeid en leren
17%
21%
26%
18%
37%
9%
Arbeid Arbeid en leren (Eind)onderwijs Tussentijdse uitstroom Dagbesteding Geen werk of school Onbekend Leren 4%
79%
Anders
10%
80%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
In paragraaf 3.3 werd helder dat de meeste uitstroomprofielen van de in 20092010 uitgestroomde leerlingen zijn opgesteld richting arbeid. Uit de uitstroombestemmingen (paragraaf 3.4) bleek echter dat de meeste leerlingen niet uitstromen naar arbeid, maar naar (eind)onderwijs. Dat is terug te zien in bovenstaande figuur. De leerlingen met een uitstroomprofiel arbeid of arbeid en leren stromen in minder dan de helft van de gevallen uit conform het uitstroomprofiel. Leerlingen met een uitstroomprofiel leren of anders stromen daarentegen wel in grote mate uit conform het uitstroomprofiel. Leerlingen met een uitstroomprofiel arbeid of arbeid en leren stromen dus het minst vaak uit conform het uitstroomprofiel. Hoe is dit te verklaren? Vooral bij het uitstroomprofiel arbeid blijkt dat veel leerlingen tussentijds de school verlaten of uitstromen zonder werk of onderwijs. Deze leerlingen zijn dan waarschijnlijk nog op zoek naar een passende baan. Bij het uitstroomprofiel arbeid en leren blijkt ook dat een flink deel van de leerlingen (een op de vijf) de school tussentijds verlaat of uitstroomt zonder werk of onderwijs. Daarnaast kiezen veel leerlingen met een dergelijk uitstroomprofiel voor enkel leren, dus vaak een bol of AKA opleiding in plaats van een bblopleiding. Bij leerlingen met de uitstroomprofielen leren en anders lijken de school, de ouders en de leerling beter in staat om een inschatting te maken van het vervolg op het praktijkonderwijs. Komt het advies van de school voor het moment van uitstroom beter overeen met de feitelijke uitstroombestemmingen? Zie figuur 20.
29
Figuur 20 Advies school voor moment van uitstroom versus uitstroombestemmingen, bij schoolverlaters in 2009-2010
Arbeid
16%
Arbeid en leren
45%
Arbeid Arbeid en leren Leren Tussentijdse uitstroom Dagbesteding Geen w erk of school
Leren
Anders
76%
Onbekend
11%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Uit de bovenstaande figuur blijkt dat de adviezen van de school voor het moment van uitstroom vaker overeenkomen met de feitelijke uitstroombestemmingen dan het uitstroomprofiel. Dat is te verklaren vanuit het feit dat de adviezen van de school worden gegeven voor het daadwerkelijke moment van uitstroom. De uitstroomprofielen worden daarentegen al in het tweede, derde leerjaar opgesteld waardoor het minder makkelijk is om een goede inschatting te maken van de vervolgbestemming. Tot slot is nagegaan of de uitstroomprofielen en adviezen met betrekking tot de best passende vervolgbestemming overeenkomen op leerlingniveau. Dat blijkt bij de categorieën ‘anders’ (100%), leren (90%) en arbeid (85%) veelal het geval te zijn. Alleen bij arbeid en leren (51%) is sprake van een lage mate van overeenkomst. Bij leerlingen met het uitstroomprofiel arbeid en leren is het voor de school dus het lastigst om een inschatting te maken van de best passende vervolgbestemming.
30
5
Vergelijking op kenmerken tussen scholen in de regio Rotterdam
In dit hoofdstuk worden de scholen van het Directienetwerk Praktijkonderwijs in de regio Rotterdam vergeleken op een aantal kenmerken, te weten: • de uitstroombestemmingen van hun leerlingen in 2009-2010; • de ontwikkeling van het aandeel leerlingen dat is uitgestroomd naar arbeid gemeten vanaf 2002-2003 én • de ontwikkeling van het aandeel leerlingen dat is uitgestroomd naar een mbo bol of AKA opleiding, gemeten vanaf 2002-2003. Uitstroombestemmingen in 2009-2010 In figuur 21 zijn de uitstroombestemmingen van de schoolverlaters in 2009-2010 weergegeven naar school. Hoe is deze figuur te interpreteren? Bij Praktijk College Spijkenisse is bijvoorbeeld te zien dat 31% van de uitstromers in 2009-2010 gaat werken, dat 30% een ROC (bol of AKA) opleiding gaat volgen, dat 23% van de uitstromers ‘overig’ onderwijs gaat volgen (bijvoorbeeld een vmbo of REC/VSO-school) en dat 16% van de uitstromers nog geen werk of een opleiding heeft gevonden of een onbekende bestemming heeft (categorie ‘overig’). Figuur 21 Uitstroombestemming van in 2009-2010 uitgestroomde leerlingen in de regio Rotterdam gesplitst naar school, in percentages
Praktijk College Spijkenisse (n=64)
31%
De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs (n=51)
Praktijkschool Rotterdam Noord (n=33)
19%
27%
25%
41%
46%
30%
32%
27%
2%
5%
16%
27%
Arbeid
16%
ROC (BOL of AKA) 27%
52%
15%
6%
Overig onderwijs Overig
25%
Praktijk College Brielle (n=24)
25%
46%
21%
42%
29%
Accent Praktijkonderwijs Capelle (n=5)
20%
80%
Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet (n=5)
20%
80%
Totaal Regio Rotterdam (n=418)
12%
4%4%
41%
Accent Praktijkonderwijs Delfshaven (n=24)
Maxima College (n=4)
8% 4%
64%
15%
Accent Praktijkonderwijs Centrum (n=37)
16%
55%
44%
Nieuw Zuid, Praktijkonderwijs (n=45)
LMC Praktijkonderwijs Talingstraat (n=37)
23%
33%
LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat (n=48)
LMC Praktijkonderwijs Huismanstraat (n=41)
30%
25%
30%
50%
40%
8%
4%
25%
20%
10%
31
Uit bovenstaande figuur blijkt dat er tussen de diverse scholen grote verschillen bestaan in uitstroombestemmingen. In de gehele regio stroomt 30% van de leerlingen uit naar arbeid. Daar vanuit gaande valt op dat er bij Accent Praktijkonderwijs Centrum (46%) en LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat (44%) forse uitschieters zijn voor wat betreft de uitstroom naar arbeid. Bij drie scholen stromen er geen leerlingen uit naar arbeid. Twee van deze scholen zijn nog vrij nieuw (Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet en het Maxima College) waardoor er nog e e geen uitstroom naar arbeid is vanuit het 5 -6 leerjaar. Daarnaast zijn bij Accent praktijkonderwijs Capelle abusievelijk geen einduitstromers ingevoerd in de uitstroommeting. Bij Nieuw Zuid, Praktijkonderwijs (64%) en de Wegwijzer, school voor praktijkonderwijs (55%) stromen de meeste leerlingen uit naar mbo AKA of bol opleidingen. Het aandeel uitstromers naar AKA of bol opleidingen is het laagst bij LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat (19%). Voor wat betreft de uitstroom naar de categorieën overig onderwijs (vmbo, RECschool, ander onderwijs door verhuizing) en overig (geen werk of school, onbekende bestemming) is de uitstroom het grootst bij LMC praktijkonderwijs Huismanstraat én Talingstraat (beiden 43%). Om eerder genoemde redenen is de uitstroom van de scholen Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet, Accent Praktijkonderwijs Capelle en het Maxima College niet meegenomen in deze constatering.
Ontwikkeling van de uitstroom naar arbeid In figuur 22 is de ontwikkeling van het aandeel leerlingen dat is uitgestroomd naar arbeid vanaf schooljaar 2002-2003 tot en met het afgelopen schooljaar 2009-2010 weergegeven. Op schoolniveau zijn er grote verschillen te zien in het aandeel leerlingen dat is uitgestroomd naar arbeid. Wanneer de uitstroom naar arbeid in 2009-2010 wordt vergeleken met de voorgaande uitstroommeting in 2008-2009 dan valt op dat er bij zeven scholen (Accent Praktijkonderwijs Centrum, Accent Praktijkonderwijs Delfshaven, De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs, LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat, Praktijk College Brielle, Praktijk College Spijkenisse en Praktijkschool Rotterdam Noord) sprake is van een toename van het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar arbeid. Op een enkele school (Nieuw Zuid, Praktijkonderwijs) is sprake van een daling van het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar arbeid. Bij alle overige scholen is het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar arbeid gelijk gebleven of was tot op heden nog geen sprake van uitstroom naar arbeid. Over het IJsselcollege afdeling Praktijkonderwijs (niet deelgenomen aan uitstroommeting 2009-2010) en Accent Praktijkonderwijs Capelle (geen einduitstroom ingevoerd) kunnen geen uitspraken worden gedaan. Wat zeggen deze bevindingen? Uit de figuur blijkt dat het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar arbeid is toegenomen in de regio Rotterdam. Uitgaande van de scholen waarvan gegevens bekend zijn in 2009-2010 en de scholen waar sprake is van uitstroom naar arbeid, is bij 70% van de scholen het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar arbeid toegenomen in vergelijking met het voorgaande jaar. Steeds meer leerlingen worden dus geplaatst conform de doelstelling van het praktijkonderwijs.
32
Figuur 22 Ontwikkeling van het aandeel leerlingen dat is uitgestroomd naar arbeid per school in percentages, naar uitstroomjaar
Accent Praktijkonderwijs Capelle
Accent Praktijkonderwijs Centrum
Accent Praktijkonderwijs Delfshaven
Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs IJsselcollege afd. Praktijkonderwijs
2009-2010 2008-2009 2007-2008
Nieuw Zuid, Praktijkonderwijs
2006-2007 2005-2006
LMC Praktijkonderwijs Huismanstraat
2004-2005 2003-2004
LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat
2002-2003
LMC Praktijkonderwijs Talingstraat
Maxima College
Praktijk College Brielle
Praktijk College Spijkenisse
Praktijkschool Rotterdam Noord 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Ontwikkeling van de uitstroom naar mbo bol of AKA opleidingen Er is ook gekeken naar de ontwikkeling van het aandeel leerlingen dat is uitstroomt naar mbo bol of AKA opleidingen, zie figuur 23. In vergelijking met het voorgaande jaar valt op dat in 2009-2010 bij acht van de veertien scholen het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar bol of AKA opleidingen is toegenomen. Dat is het geval bij: Accent Praktijkonderwijs Capelle, Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet, De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs, Nieuw
33
Zuid Praktijkonderwijs, LMC Praktijkonderwijs Huismanstraat, Maxima College, Praktijk College Brielle en Praktijkschool Rotterdam Noord. Figuur 23 Ontwikkeling van het aandeel leerlingen dat is uitgestroomd naar mbo (Bol of AKA) opleidingen per school in percentages, naar uitstroomjaar
Accent Praktijkonderwijs Capelle
Accent Praktijkonderwijs Centrum
Accent Praktijkonderwijs Delfshaven
Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs IJsselcollege afd. Praktijkonderwijs
2009-2010 2008-2009 2007-2008
Nieuw Zuid, Praktijkonderwijs
2006-2007 2005-2006
LMC Praktijkonderwijs Huismanstraat
2004-2005 2003-2004
LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat
2002-2003
LMC Praktijkonderwijs Talingstraat
Maxima College
Praktijk College Brielle
Praktijk College Spijkenisse
Praktijkschool Rotterdam Noord 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bij vier scholen (Accent Praktijkonderwijs Centrum, Accent Praktijkonderwijs Delfshaven, LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat en Praktijk College Spijkenisse) is het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar AKA of bol opleidingen in 20092010 kleiner geworden in vergelijking met het voorgaande jaar. Bij al deze scholen is daarentegen wel het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar arbeid toegenomen in 2009-2010. Bij de overige twee scholen is het aandeel leerlingen dat
34
uitstroomt naar bol of AKA opleidingen gelijk gebleven (LMC Praktijkonderwijs Talingstraat) of niet bekend in 2009-2010 (IJsselcollege, af. Praktijkonderwijs). Zijn er scholen die er in beide opzichten uitspringen? Zijn er scholen waarbij zowel het aandeel leerlingen dat uitstroomt naar arbeid als naar bol/AKA opleidingen is toegenomen? Er zijn drie scholen waarbij dat het geval is. Bij De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs, Praktijk College Brielle en Praktijkschool Rotterdam Noord stromen er in 2009-2010 in verhouding meer leerlingen uit naar arbeid en bol/AKA opleidingen.
35
Deel 2 Tweede volgmeting 2008-2009
In deel 2 van dit rapport worden de belangrijkste resultaten van de tweede volgmeting van het cohort 2008-2009 beschreven. Dit deel bestaat uit vier hoofdstukken, waarin antwoord wordt gegeven op de volgende vragen: •
Hoe is de dataverzameling in z’n werk gegaan? En: hoe is de deelname aan de volgmeting binnen de regio Rotterdam? (hoofdstuk 6);
•
Wat zijn de bestemmingen van uitstromers uit 2008-2009 in het najaar van 2010? (hoofdstuk 7);
•
Welke loopbanen hebben de uitstromers van 2008-2009 en wat betekent bijvoorbeeld het behalen van een AKA/niveau1 diploma voor de loopbaan van een leerling? (hoofdstuk 8);
•
Wat zijn opvallende verschillen tussen individuele scholen in de regio? (hoofdstuk 9).
36
6
Uitstromers uit het praktijkonderwijs in 2008/2009 één jaar later
Bij de tweede meting van de volgmodule gaat het om de situatie van de uitstromers in 2008-2009 uit de regio R’dam één jaar na het moment van uitstroom. We gaan achtereenvolgens in op de dataverzameling, de respons en de representativiteit van de data van de tweede volgmeting.
6.1
Dataverzameling De wijze van dataverzameling bij de tweede volgmeting komt vrijwel overeen met de wijze van dataverzameling bij de uitstroommeting. De contactpersonen van de scholen (dezelfde als bij de uitstroommeting) ontvingen op 1 september 2010 een mail met daarin de link naar en inlogcodes van de volgmeting. De contactpersonen konden tot en met 31 oktober 2010 gegevens invoeren in de volgmeting. Eind september is door het secretariaat van het Platform Praktijkonderwijs een reminder gestuurd voor het tijdig invoeren van de volggegevens. Voor deze rapportage zijn de gegevens uit de landelijke uitstroommonitor gebruikt en bewerkt.
6.2
Respons De scholen van het Directienetwerk Praktijkonderwijs hebben gezamenlijk gegevens ingevoerd van 332 leerlingen. Dat betekent dat in het najaar van 2010 van 1 68% van de uitstromers in 2008-2009 de situatie in beeld is gebracht . Dat betekent dan ook dat van ongeveer een derde van de schoolverlaters in 2008-2009 geen gegevens bekend zijn in het najaar van 2010. Negen van de dertien scholen (69%) hebben deelgenomen aan de tweede volgmeting (tabel 4). Hier wordt gesproken van dertien scholen, omdat Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet niet heeft deelgenomen aan de uitstroommeting in 20082009. Wanneer scholen niet deelnemen aan de uitstroommeting is deelname aan de volgmeting niet mogelijk. Vier andere scholen konden wel deelnemen aan de tweede volgmeting, maar hebben om onbekende redenen daarvan afgezien. De meeste scholen met respons (zes van de negen) zijn er in geslaagd om van ongeveer 90% van de uitstromers in 2008-2009 de situatie in beeld te brengen. Bij het Maxima College is sprake van een respons van 100%, maar gaat het om één leerling waarvan de situatie in beeld werd gebracht.
1
Dan gaat het om de schoolverlaters in 2008-2009 (532 leerlingen) minus de leerlingen die zijn uitgestroomd naar een andere school voor praktijkonderwijs (46 leerlingen), deze leerlingen kan en hoeft een school niet meer te volgen via de volgmeting
37
tabel 4
Schoolverlaters in 2008-2009 waarvan gegevens bekend zijn in het najaar van 2010, per school
School
Aantal leerlingen waarvan ge-
Percentage van de schoolverla-
gevens bekend zijn
ters in 2008-2009
AccentPraktijkonderwijs Capelle
35
92%
AccentPraktijkonderwijs Centrum
50
94%
AccentPraktijkonderwijs Delfshaven
26
93%
AccentPraktijkonderwijs Hoogvliet
0
DeWegwijzerschoolvoorPraktijkonderwijs
84
93%
0
0%
0
0%
LMCPraktijkonderwijs Huismanstraat
0
0%
LMCPraktijkonderwijs Schietbaanstraat
14
82%
LMCPraktijkonderwijs Talingstraat
0
0%
1
100%
13
72%
88
92%
21
51%
332
68%
IJsselcollegeafd.Praktijkonderwijs NieuwZuid,Praktijkonderwijs
MaximaCollege PraktijkCollegeBrielle PraktijkCollegeSpijkenisse PraktijkschoolRotterdamNoord Totaal
6.3
Nvt
Representativiteit data tweede volgmeting Uit de vorige paragraaf bleek dat van 68% van de schoolverlaters in 2008-2009 de situatie in het najaar van 2010 in beeld is gebracht. Omdat er sprake is van een redelijke non-repons is het de vraag of de gegevens van de tweede volgmeting representatief zijn voor de totale groep schoolverlaters in 2008-2009. In tabel 5 is daarom de groep schoolverlaters in 2008-2009 voor wat betreft achtergrondkenmerken als uitstroombestemmingen uitgesplitst naar respons en nonrespons in de tweede volgmeting. Leerlingen die in 2008-2009 zijn uitgestroomd naar praktijkonderwijs zijn niet meegenomen in dit overzicht, omdat deze leerlingen niet gevolgd hoeven te worden door de oorspronkelijke school.
38
tabel 5
Representativiteit data tweede volgmeting najaar 2010 Totale groep
Respons
schoolverlaters
volgmeting
Non-respons volgmeting
2008-2009
najaar 2010
najaar 2010
Achtergrondkenmerken Man
63%
62%
64%
Vrouw
37%
38%
36%
Autochtoon
45%
48%
37%
Allochtoon
55%
52%
63%
Gemiddeldeleeftijdbijuitstroom
16.6
16.6
16.5
GemiddeldaantaljaaringeschreveninPrO
4.04
4.06
4.03
23%
21%
28%
4%
5%
3%
ROCAKA
19%
18%
21%
Bolniveau1
16%
17%
14%
Bolniveau2
6%
7%
5%
Vmbobb
2%
2%
2%
REC-school
5%
5%
6%
Andereopleiding
4%
3%
5%
Verhuizing
5%
5%
6%
12%
16%
3%
3%
2%
5%
Uitstroombestemmingen: Arbeid Arbeidenleren
Geenwerkofschool Onbekend
Uit de tabel blijkt dat de schoolverlaters voor wat betreft de achtergrondkenmerken geslacht, gemiddelde leeftijd op het moment van schoolverlaten én gemiddeld aantal jaar ingeschreven in het praktijkonderwijs goed overeen komen. Alleen het aandeel autochtone-allochtone leerlingen wijkt iets af; de groep leerlingen waarvan gegevens bekend zijn in het najaar van 2010 bestaat verhoudingsgewijs uit iets meer autochtone leerlingen. Ook qua uitstroombestemmingen komt de groep leerlingen waarvan in het najaar van 2010 gegevens bekend zijn vrijwel overeen met de totale groep schoolverlaters in 2008-2009. De deelname aan arbeid en het aandeel leerlingen zonder werk of school wijkt iets af. Het aandeel leerlingen zonder werk of school waarvan gegevens bekend zijn is waarschijnlijk groter, omdat scholen vaker contact hebben met deze leerlingen gezien het feit dat ze school- of werkzoekend zijn of waren en daarom begeleiding ontvangen. Al met al kan geconcludeerd worden dat de groep oud-leerlingen waarvan in het najaar van 2010 de actuele situatie in beeld is gebracht een representatieve afspiegeling is van de schoolverlaters in 2008-2009.
39
7
Bestemmingen van uitstromers uit 2008/2009 in najaar 2010
Wat zijn de bestemmingen van de uitstromers uit 2008/2009 in het najaar van 2010? Deze vraag komt aan de orde in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk. Daarna wordt meer in detail ingegaan op de situatie van oud-leerlingen in het najaar van 2010: wat voor soort arbeidsovereenkomst hebben de oud-leerlingen afgesloten? Of: in welke sector volgen oud-leerlingen voornamelijk een bolopleiding?
7.1
Één jaar later De bestemming van de groep schoolverlaters in 2008-2009 is tot nu toe drie keer in beeld gebracht: bij de uitstroommeting in 2008-2009, bij de eerste volgmeting in het voorjaar van 2010 én bij de tweede volgmeting in het najaar van 2010. De bestemming van de leerlingen is naar meetmoment weergegeven in tabel 6. tabel 6
Overzicht situatie per meetmoment, in percentages
Arbeid
Uitstroom-
Bestemming
Bestemming
bestemming
voorjaar
najaar
2008-2009
2010
2010
(n=486)
(n=403)
(n=332)
23%
22%
23%
4%
5%
3%
Mbo(AKA)
19%
12%
5%
Mbo(bolofanders)niveau1
16%
18%
8%
Mbo(bolofanders)niveau2
6%
11%
27%
Vmbobasisberoepsgerichteleerweg
2%
2%
2%
REC-school
5%
5%
4%
Andereopleidinginregio
4%
2%
1%
Verhuizing
5%
4%
3%
Nietgevraagd
1%
1%
12%
13%
12%
3%
4%
11%
100%
100%
100%
Arbeidenleren,bbl
Dagbesteding Geenwerkofschool Onbekend Totaal
In het najaar van 2010 volgen de meeste oud-leerlingen een mbo bol niveau 2 opleiding (27%) of zijn werkzaam op de arbeidsmarkt (26%, eventueel in combinatie met een bbl-opleiding). Van de uitstromers in 2008-2009 waarvan in het najaar van 2010 gegevens bekend zijn is twee derde van de oud-leerlingen aan het werk of volgt een mbo opleiding. Daarnaast is een groot deel van de oudleerlingen in het najaar van 2010 nog werk- of schoolzoekend (12%) of is de situatie in het najaar van 2010 onbekend (11%). 40
In vergelijking met voorgaande metingen valt op dat het aandeel oud-leerlingen dat actief is op de arbeidsmarkt stabiel blijft. Binnen de mbo opleidingen wordt het aandeel oud-leerlingen dat AKA/bol niveau 1 opleidingen volgt kleiner en neemt het aandeel oud-leerlingen dat bol niveau 2 opleidingen volgt toe. De meeste oud-leerlingen stromen hier vanuit een reeds afgelegde AKA of niveau 1 opleiding door naar een niveau 2 opleiding. Bij de overige bestemmingen is sprake van een vrij stabiel beeld. Opvallend is dat het aandeel oud-leerlingen dat niet werkt of geen onderwijs volgt ongeveer gelijk blijft. Blijkbaar is het één jaar na uitstroom nog niet gelukt om alle oudleerlingen toe te leiden naar arbeid of onderwijs. Tot slot valt op dat het aandeel leerlingen waarvan de situatie onbekend is tot 11% is toegenomen in het najaar van 2010. Hieruit blijkt dat de scholen één jaar na uitstroom meer moeite ondervinden bij het leggen van contact met haar oudleerlingen. Dat kan verklaren waarom de scholen (met uitzondering van het Maxima College) van het Directienetwerk Praktijkonderwijs er niet in geslaagd zijn om van al haar oud-leerlingen de situatie in beeld te brengen, zie tabel 4.
7.2
Kenmerken arbeid In deze paragraaf gaat het om de uitstromers in 2008-2009 die actief zijn op de arbeidsmarkt. Er wordt nagegaan of er voor wat betreft de bestemming arbeid verschillen bestaan binnen deze groep oud-leerlingen. Zo kan bijvoorbeeld worden nagegaan of het aandeel leerlingen dat in het najaar van 2010 werkzaam is in een reguliere arbeidsplaats is toegenomen in vergelijking met 2008-2009. Achtereenvolgens wordt gekeken naar het type arbeidsplaats, de bedrijfssector waarin oud-leerlingen werken, het soort arbeidsovereenkomst en de opleiding die eventueel naast het werk gevolgd wordt.
Type arbeidsplaats In figuur 24 is het type arbeidsplaats van de uitstromers in 2008-2009 naar meetmoment weergegeven. Hoe is deze figuur te interpreteren? Bij de eerste categorie ‘reguliere arbeidsplaats’ blijkt bijvoorbeeld dat 38% van de leerlingen die werken in het najaar van 2010 actief zijn binnen een reguliere arbeidsplaats. In het voorjaar van 2010 bedroeg dat percentage 34% en bij de uitstroommeting is aangegeven dat 35% van de naar arbeid uitgestroomde leerlingen gaan werken in een reguliere arbeidsplaats.
41
Figuur 24 Type arbeidsplaats, in percentages, naar meetmoment schoolverlaters 20082009
38% Reguliere arbeidsplaats
34% 35%
42%
Reguliere arbeidsplaats met subsidieregeling en/of ondersteuning
48% 49%
Najaar 2010
13%
Gesubsidieerde arbeid via sociale w erkvoorziening
8%
Voorjaar 2010
11%
Uitstroom 2008-2009
6% Toeleidings- of trainingstraject
7% 5%
1% Anders
4% 2% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Uit de bovenstaande figuur is af te lezen dat de meeste oud-leerlingen in het najaar van 2010 werkzaam zijn in een reguliere arbeidsplaats met subsidieregeling en/of ondersteuning (42%) of een reguliere arbeidsplaats (38%). In vergelijking met de uitstroommeting valt op dat het aandeel oud-leerlingen dat in het najaar van 2010 werkzaam is in een reguliere arbeidsplaats met subsidieregeling en/of ondersteuning is afgenomen. Het aandeel oud-leerlingen dat werkzaam is in de overige typen arbeidsplaatsen (met uitzondering van de arbeidsplaats ‘gesubsidieerde arbeid via een sociale werkvoorziening’) oogt vrij stabiel. Bedrijfssector De uitstromers van 2008-2009 werken in verschillende bedrijfssectoren. In figuur 25 is aangegeven in welke bedrijfssectoren oud-leerlingen werkzaam zijn in het najaar van 2010, het voorjaar van 2010 en op het moment van uitstroom.
42
Figuur 25 Type bedrijfssector, in percentages, naar meetmoment schoolverlaters 20082009 21% 22% 25%
Detailhandel / w inkel 10% 9% 8%
Groothandel / magazijn / logistiek
36% 26%
Bouw / techniek
35% 5% 5% 5%
Schoonmaak
Najaar 2010
8%
Horeca
Voorjaar 2010
14% 14%
Uitstroom 2008-2009 Groenvoorziening
5% 5% 5%
Vervoer
5% 1% 2% 6% 5% 7%
Zorg
5%
Anders
14% 0%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
In het najaar van 2010 werken de meeste oud-leerlingen in de bouw/techniek of de detailhandel/een winkel. In vergelijking met eerdere meetmomenten valt vooral op dat het aandeel oud-leerlingen dat werkt in de bedrijfssector vervoer is toegenomen en dat het aandeel oud-leerlingen dat werkt in de horeca is afgenomen. Bij de bouw/techniek was in het voorjaar van 2010 sprake van een flinke terugloop, maar dit is weer hersteld in het najaar van 2010. De categorie anders bestaat uit oud-leerlingen die werkzaam zijn bij een sportvoorziening of een sociale werkvoorziening. Soort arbeidsovereenkomst De oud-leerlingen die werken hebben verschillende soorten arbeidsovereenkomsten afgesloten. In figuur 26 is het soort arbeidsovereenkomst dat oud-leerlingen hebben afgesloten weergegeven naar meetmoment.
43
Figuur 26 Soort arbeidsovereenkomst, in percentages, naar meetmoment schoolverlaters 2008-2009
21%
Contract voor onbepaalde tijd (vast)
15% 8%
38% Jaarcontract
50% 35%
18% Half jaarcontract
28% 49%
Najaar 2010 Voorjaar 2010 Uitstroom 2008-2009
5% 6%
Contract op oproepbasis
4%
2% Uitzendcontract
2% 5%
Toeleidings / trainingstraject; nog geen contract
17%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
In bovenstaande figuur is te zien dat de meeste oud-leerlingen in het najaar van 2010 beschikken over een jaarcontract (38%). Op het moment van uitstroom beschikten de meeste oud-leerlingen nog over een halfjaarcontract (49%). Positief is dat het aandeel oud-leerlingen dat beschikt over een vast contract, een contract voor onbepaalde tijd, is toegenomen. Verder is te zien dat 17% van de oudleerlingen in het najaar van 2010 een toeleidings/trainingstraject volgt. Dit is een nieuwe categorie die nog niet bevraagd werd bij de eerdere meetmomenten. Opleiding naast het werk Bij in totaal negen oud-leerlingen is in het najaar van 2010 aangegeven dat er naast het werk een bbl-opleiding wordt gevolgd. Vrijwel alle oud-leerlingen volgen deze opleiding in de sector techniek (89%). Tweederde van de opleidingen wordt gevolgd op niveau 2; een derde van de opleidingen op niveau 1.
7.3
Kenmerken AKA en bol opleidingen In tabel 6 is aangegeven dat vier van de tien oud-leerlingen van wie in het najaar van 2010 gegevens bekend zijn een AKA of bol opleiding volgen in het mbo. De vraag is of oud-leerlingen een voorkeur hebben voor bepaalde sectoren waarin de opleiding gevolgd wordt. Volgen de schoolverlaters uit 2008-2009 bijvoorbeeld het liefste een opleiding in de sector economie/handel? In figuur 27 wordt aangegeven in welke sector oud-leerlingen in het najaar van 2010 een AKA of bol opleiding volgen.
44
Figuur 27 Sectoren waarin oud-leerlingen een mbo AKA of bol opleiding volgen in het najaar van 2010, in percentages
44% 19% mbo AKA
31%
6%
23% Economie/handel 35%
Techniek
23%
mbo bol niveau 1
Zorg en Welzijn Voedsel en leef omgeving
15%
Oriëntatiejaar 4%
26% 26% 39%
mbo bol niveau 2 8%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
Uit de figuur blijkt dat oud-leerlingen binnen ieder type mbo opleiding een voorkeur hebben voor een andere sector. Oud-leerlingen die een AKA opleiding volgen hebben vooral gekozen voor de sector economie/handel. Binnen de niveau 1 opleidingen blijkt techniek de meest populaire sector te zijn, terwijl zorg en welzijn de meest populaire sector is onder de oud-leerlingen die een bol niveau 2 opleiding volgen. In het algemeen worden het minst vaak opleidingen gevolgd in de sector voedsel en leefomgeving. In de tweede volgmeting is bij 59 oud-leerlingen (11%) aangegeven dat er met succes een opleiding is afgerond. In vrijwel alle gevallen gaat het dan om oudleerlingen die een AKA of niveau 1 opleiding hebben afgerond. Bij twee oudleerlingen is reeds aangegeven dat er een startkwalificatie (een kwalificatie op niveau 2) behaald is. De oud-leerlingen timmeren dus goed aan de weg na het verlaten van de school voor praktijkonderwijs.
7.4
Overige bestemmingen één jaar later In het najaar van 2010 zijn 41 uitstromers van 2008-2009 school- of werkzoekend. Om diverse redenen hebben deze oud-leerlingen geen bestendige uitstroom. Bij een derde van de oud-leerlingen zijn gedrags/motivatieproblemen dé reden waarom er niet gewerkt wordt of geen opleiding wordt gevolgd. Daarnaast zijn voortijdig school verlaten (12%) en ontslag/het contract wordt niet verlengd (12%) genoemde redenen. Bij 14 oud-leerlingen is verder aangegeven dat ze onderwijs volgen in een school voor speciaal onderwijs. Deze opleidingen worden dan gevolgd in scholen voor cluster 4 (71%) of cluster 3 (29%).
45
7.5
Uitkeringen Vijftien oud-leerlingen hebben na het moment van uitstroom een uitkering aangevraagd. Bij elf oud-leerlingen (73%) is de uitkering ook daadwerkelijk toegekend. In vrijwel alle gevallen gaat het om Wajong uitkeringen. Oud-leerlingen die een uitkering aanvragen zijn in het najaar van 2010 voornamelijk actief op de arbeidsmarkt.
7.6
Begeleiding Eén jaar na uitstroom ontvangt nog bijna driekwart (74%) van de oud-leerlingen begeleiding. Van welke instanties ontvangen de oud-leerlingen zoal begeleiding na het moment van uitstroom? zie figuur 28. Figuur 28 Begeleiders naar meetmoment, in percentages 24%
Begeleider vanuit PrO
MEE
41% 43% 2% 3% 1% 4% 4%
UWV
8% 7% Jobcoach
10% 14% Najaar 2010
4% 5% 4%
Reïntegratiebedrijf
Voorjaar 2010 Uitstroom 2008-2009
5% Werkgever
1%
Sociale w erkplaats
1% 1%
13% 14%
Begeleider vervolgonderw ijs
3% 3%
Anders
10% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
De meeste uitstromers van 2008-2009 ontvangen één jaar na het moment van uitstroom begeleiding van de praktijkschool (24%) of vervolgonderwijs (13%). Wat vooral opvalt is dat de oud-leerlingen steeds minder vaak begeleid worden door de school voor praktijkonderwijs. Eén jaar na het verlaten van de school wordt nog uitgebreid nazorg verleend.
46
8
Loopbanen van uitstromers uit het praktijkonderwijs in 2008/2009
De uitstromers van 2008/2009 hebben de school voor praktijkonderwijs inmiddels ruim één jaar geleden verlaten. Op basis van de uitstroommeting en de volgmetingen is het mogelijk om loopbanen van oud-leerlingen in beeld te brengen. Wat een loopbaan precies inhoudt is beschreven in paragraaf 8.1. Vervolgens worden de meest voorkomende loopbanen beschreven en wordt nagegaan of loopbanen verschillen naar kenmerken. Dan wordt bijvoorbeeld antwoord verkregen op een vraag als: hebben oud-leerlingen met een uitstroomprofiel ‘arbeid’ een bestendige loopbaan op de arbeidsmarkt of zitten deze oud-leerlingen op enig moment zonder werk na het moment van uitstroom?
8.1
Analyse loopbanen Bij de groep schoolverlaters van 2008-2009 is het op basis van drie meetmomenten mogelijk om loopbanen te construeren, te weten: de uitstroommeting 20082009, de eerste volgmeting in het voorjaar van 2010 en de tweede volgmeting in het najaar van 2010. De opeenvolging van de situaties in ieder van deze drie meetmomenten worden gezamenlijk gezien als de loopbaan van een oudleerling, zie figuur 29. Figuur 29 Inhoud loopbaan oud-leerling Uitstroombestemming
2008-2009
Actuelesituatie
voorjaar2010
Actuelesituatie najaar2010
Bij een (fictieve) oud-leerling die is uitgestroomd naar arbeid en ook in het voorjaar én najaar van 2010 aan het werk is ziet de loopbaan er als volgt uit: Figuur 30 Voorbeeld loopbaan oud-leerling Arbeid
Arbeid
Arbeid
Ieder meetmoment bestaat uit maximaal negen bestemmingen (zie tabel 7). Als op basis van deze situaties loopbanen worden geconstrueerd ontstaan er zeer veel verschillende loopbanen. Daarom is ervoor gekozen om overeenkomstige bestemmingen samen te voegen tot labels, zie tabel 7. Dat zorgt ervoor dat loopbanen duidelijker inzichtelijk kunnen worden gemaakt.
47
tabel 7
Labels gebruikt bij analyse loopbanen
Bestemmingen
Label
Arbeid+arbeidenleren,bbl
Arbeid
ROCAKA+ROCbolniveau1+ROCbolniveau2+
(Eind)onderwijs
eenandereopleidinginderegio Dagbesteding
Dagbesteding
Geenwerkofschool
Geenwerkofschool
Onbekend
Onbekend
Bij het definiëren van een loopbaan wordt gebruik gemaakt van bovenstaande vijf labels: arbeid, (eind)onderwijs, dagbesteding, geen werk of school en onbekend. Op basis van deze labels kunnen de loopbanen van schoolverlaters in beeld worden gebracht. Bij het in beeld brengen van loopbanen wordt niet gekeken naar leerlingen die de school voor praktijkonderwijs tussentijds hebben verlaten of verhuisd zijn. Alleen de loopbanen van oud-leerlingen die de school als zogenaamde einduitstroom hebben verlaten zijn in beeld gebracht. Dit zijn tevens de oud-leerlingen die de school dient te volgen na het moment van uitstroom.
8.2
Loopbanen cohort 2008-2009 Op basis van de labels van tabel 7 zijn de vijf meest voorkomende loopbanen van de uitstromers in 2008-2009 weergegeven, zie tabel 8. tabel 8
Meest voorkomende loopbanen uitstromers 2008-2009 (n=426)
Uitstroommeting
Volgmeting
Volgmeting
2008-2009
voorjaar 2010
najaar 2010
(Eind)onderwijs
(Eind)onderwijs
(Eind)onderwijs
25%
Arbeid
Arbeid
Arbeid
11%
(Eind)onderwijs
Geeninvoer
Geeninvoer
8%
(Eind)onderwijs
(Eind)onderwijs
Geeninvoer
7%
Arbeid
Geeninvoer
Geeninvoer
7%
Percentage oud-leerlingen
De grootste groepschoolverlaters in 2008-2009 volgt na het moment van uitstroom (eind)onderwijs. Uit de tabel blijkt namelijk dat een kwart van de oudleerlingen op ieder meetmoment – de uitstroommeting, eerste volgmeting én tweede volgmeting – (eind)onderwijs volgt. Daarnaast is 11% van de oudleerlingen na het moment van uitstroom continu aan het werk. Zo’n 36% van de schoolverlaters in 2008-2009 is dus na het moment van uitstroom continu aan het werk of actief in het vervolgonderwijs. Bij de overige drie meest voorkomende loopbanen is telkens te zien dat er op één of twee meetmomenten geen gegevens zijn ingevoerd door de school. De oorzaak hiervan is dat de school niet heeft deelgenomen aan de eerste en/of tweede volgmeting. In totaal zijn er in het najaar van 2010, uitgaande van de labels van tabel 7, zo’n 70 verschillende loopbanen te onderscheiden. Er is nagegaan of er sprake is van
48
verschil als er gekeken wordt naar de loopbanen van oud-leerlingen van wie op alle drie de meetmomenten gegevens bekend zijn. Maar ook dan blijft er sprake van veel verschillende loopbanen.
8.3
Loopbanen uitgesplitst naar kenmerken De meeste oud-leerlingen volgen na het verlaten van de school dus (eind)onderwijs of zijn aan het werk. Daarnaast is er sprake van een grote verscheidenheid aan overige loopbanen. In deze paragraaf worden de loopbanen van oud-leerlingen uitgesplitst naar kenmerken. Dan kan bijvoorbeeld worden nagegaan of oud-leerlingen die na het moment van uitstroom continu aan het werk zijn voornamelijk van het mannelijke of van het vrouwelijke geslacht zijn. Omdat er zo veel verschillende loopbanen mogelijk zijn, zijn op basis van clustering, een vijftal loopbanen geconstrueerd die van toepassing zijn op alle oudleerlingen waarvan bij ieder meetmoment (dus de uitstroommeting 2008-2009, de volgmeting voorjaar 2010 én de volgmeting najaar 2010) gegevens bekend zijn. Zie tabel 9. tabel 9
Loopbanen gebruikt bij analyse naar kenmerken Percentage oud-
Naam loopbaan
Inhoud Loopbaan
(Eind)onderwijs
Oud-leerlingvolgt(eind)onderwijstijdensallemeetmomenten
43%
Oud-leerlingwisseltvanactiviteit;daarbijisminstenséénkeer
25%
Wisseling
leerlingen
sprakevangeenwerk/geenopleidingofeenonbekendesituatie. Werk
Oud-leerlingwerkttijdensallemeetmomenten
Bestendige
Oud-leerlingwisseltvanactiviteit,maarerisopiedermeetmo-
wisseling
mentsprakevanofwerkof(eind)onderwijs
Geenwerk
Oud-leerlingheefttijdensallemeetmomentengeenwerkof
ofschool
volgtgeen(eind)onderwijs
17% 8%
7%
De loopbanen zoals beschreven in tabel 9 worden nu uitgesplitst naar achtereenvolgens: • Achtergrondkenmerken (geslacht, etniciteit en Wajong toekenning) • In het praktijkonderwijs behaalde AKA/niveau 1 diploma’s, branchecertificaten en specialisaties in een beroepsrichting. • Het in het tweede, derde leerjaar door leerling, ouders en school opgestelde uitstroomprofiel. • Én het ontvangen van begeleiding na het moment van uitstroom.
Loopbanen naar achtergrondkenmerken In figuur 31 zijn de loopbanen werk, (eind)onderwijs, bestendige wisseling, wisseling en geen werk of school uitgesplitst naar de achtergrondkenmerken geslacht, etniciteit en Wajong toekenning. Door het uitsplitsen van loopbanen naar achtergrondkenmerken kan bijvoorbeeld worden nagegaan of nu juist jongens of meisjes na het moment van uitstroom continu aan het werk zijn of eventueel
49
werkzoekend zijn. Om een goede vergelijking mogelijk te maken zijn in tabel 10 de uitstroomgegevens van schooljaar 2008-2009 weergegeven. tabel 10
Uitstroomgegevens 2008-2009: achtergrondkenmerken
Achtergrondkenmerk
Percentage
Jongen
61%
Meisje
39%
Autochtoon
45%
Allochtoon
55%
Wajongtoegekend
24%
Hoe kan onderstaande figuur geïnterpreteerd worden? In de figuur is bijvoorbeeld te zien dat de loopbaan arbeid (dus oud-leerlingen die na het moment van uitstroom continu aan het werk zijn) voor 65% uit jongens bestaat en voor 35% uit meisjes. Figuur 31 Loopbanen uitstromers 2008-2009 uitgesplitst naar geslacht, etniciteit en Wajong toekenning, in percentages
65% 35% Arbeid
77% 23% 73%
51% 49% (Eind)onderw ijs
35% 65% 7%
Jongen
62%
Meisje
38%
Bestendige w isseling
57%
Autochtoon
43%
Allochtoon
38%
Wajong toegekend
64% 36% Wisseling
61% 39% 48%
75% 25%
Geen w erk of school
40% 60% 40%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
50
De belangrijkste bevindingen bij voorgaand figuur worden nu per achtergrondkenmerk beschreven: Geslacht Elke loopbaan bestaat uit meer jongens dan meisjes. Jongens zijn na het moment van uitstroom voornamelijk aan het werk of school- of werkzoekend. In zijn totaliteit volgen iets meer jongens dan meisjes (eind)onderwijs na het moment van 1 uitstroom, maar jongens leren wel significant minder vaak dan meisjes . Dat wil zeggen dat binnen de groep meisjes er vaker (eind)onderwijs wordt gevolgd dan binnen de groep jongens. Voornamelijk meisjes volgen dus (eind)onderwijs na het moment van uitstroom. Etniciteit Autochtone leerlingen zijn na het moment van uitstroom voornamelijk aan het werk, hebben een keer gewisseld van werk naar (eind)onderwijs of andersom of hebben op enig moment zonder werk of opleiding gezeten. Allochtone leerlingen volgen na het moment van uitstroom voornamelijk (eind)onderwijs of hebben nog geen werk gevonden of een opleiding gevolgd na het moment van uitstroom. De conclusie kan worden getrokken dan autochtone leerlingen na het moment van uitstroom voornamelijk aan het werk zijn; allochtone leerlingen volgen daarentegen voornamelijk (eind)onderwijs na het verlaten van de school voor 2 praktijkonderwijs . Wajong toekenning De groep leerlingen die na het moment van uitstroom continu aan het werk zijn bestaat uit het grootste aandeel leerlingen met een Wajong toekenning. Leerlingen met een Wajong toekenning volgen daarentegen nauwelijks (eind)onderwijs 3 na het moment van uitstroom . Zorgelijk is dat twee van de vijf leerlingen die na het verlaten van de school voor praktijkonderwijs nog altijd school- of werkzoekend zijn over een Wajong status beschikken. Voor welke oud-leerlingen dient de school vooral oog te hebben in het kader van de nazorg? Dat zijn vooral de jongens, zowel autochtone (zitten vaker op enig moment zonder werk of een opleiding) als allochtone leerlingen (zijn vaker nog school- of werkzoekend na uitstroom) en oud-leerlingen met een Wajong status.
1
2
3
Verschil statistisch significant, getoetst met behulp van Chi kwadraat toets Verschil statistisch significant, getoetst met behulp van Chi kwadraat toets Beide verschillen statistisch significant, getoetst met behulp van Chi kwadraat toets
51
Behaalde specialisaties, AKA/niveau 1 diploma’s en/of branchecertifcaten In figuur 32 zijn de loopbanen van de uitstromers in 2008-2009 uitgesplitst naar in het praktijkonderwijs behaalde specialisaties, branchecertifcaten en/of AKA/niveau 1 diploma’s. Zo kan bijvoorbeeld worden nagegaan of oudleerlingen die na het verlaten van de school (eind)onderwijs volgen verhoudingsgewijs vaker over AKA/niveau 1 diploma’s beschikken dan oud-leerlingen die werken na het moment van uitstroom. Om een goed beeld te krijgen worden in tabel 11 eerst de uitstroomgegevens van 2008-2009 gepresenteerd. Zo is bijvoorbeeld te zien dat 6% van de leerlingen een AKA/niveau 1 diploma heeft behaald in het praktijkonderwijs (tabel 11) én dat 14% van de oud-leerlingen die na uitstroom continu eindonderwijs volgen (figuur 32) een AKA/niveau 1 diploma behaald hebben. Leerlingen die eindonderwijs volgen hebben dus vaker een AKA/niveau 1 diploma behaald dan leerlingen die geen eindonderwijs volgen. tabel 11
Uitstroomgegevens 2008-2009: in het praktijkonderwijs behaalde specialisaties, branchecertifcaten en/of AKA/niveau 1 diploma’s
Kenmerk
Percentage
LeerlingenmetinhetPrObehaaldespecialisatiesineenbepaaldeberoepsrichting
55%
LeerlingenmetinhetPrObehaaldebranchecertificaten
31%
LeerlingenmetinhetPrObehaaldeAKA/niveau1diploma’s
6%
Onderstaande figuur kan als volgt worden afgelezen: binnen de loopbaan arbeid (leerlingen die na uitstroom continu aan het werk zijn) heeft 67% van de oudleerlingen in het praktijkonderwijs een branchecertificaat behaald én heeft 73% van de oud-leerlingen zich tijdens de opleiding gespecialiseerd in een bepaalde beroepsrichting. Geen enkele oud-leerling die na het moment van uitstroom continu aan het werk is heeft een AKA/niveau 1 diploma behaald in het praktijkonderwijs.
52
Figuur 32 Loopbanen uitstromers 2008-2009 uitgesplitst naar in praktijkonderwijs behaalde AKA/niveau 1 diploma’s, branchecertificaten en specialisaties in een bepaalde beroepsrichting, in percentages
Arbeid
67% 73%
14% (Eind)onderw ijs
38% 61%
Bestendige w isseling
AKA / niveau 1 diploma behaald in PrO Branchecertificaat behaald in PrO Specialisatie in bepaalde beroepsrichting
71% 81%
4% Wisseling
46% 62%
5% Geen w erk of school
25% 50%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Wat zijn de belangrijkste bevindingen bij voorgaand figuur? Het behalen van AKA/niveau 1 diploma’s en branchecertificaten is gekoppeld aan het hebben van bestendige loopbanen. Oud-leerlingen die (eind)onderwijs volgen hebben in het praktijkonderwijs namelijk vaker een AKA/niveau 1 diploma behaald dan andere oud-leerlingen. Oud-leerlingen die werken hebben daarnaast 1 vaker een branchecertificaat behaald tijdens de opleiding . De loopbaan bestendige wisseling bestaat uit het grootste aandeel oudleerlingen met in het praktijkonderwijs behaalde specialisaties én branchecertificaten. Deze oud-leerlingen zijn na het verlaten van de school een keer geswitcht van activiteit: een baan werd ingewisseld voor een opleiding of andersom. Mogelijk heeft de beschikking over een specialisatie en/of een branchecertificaat ertoe bijgedragen dat deze oud-leerlingen de positie konden verbeteren. Oud1
Beide verschillen zijn statistisch significant, getoetst met behulp van Chi kwadraat toets
53
leerlingen die na één jaar nog school- of werkzoekend zijn het minst vaak gespecialiseerd in een bepaalde beroepsrichting of hebben het minst vaak een branchecertificaat behaald.
Streefdoel uitstroomprofiel Aan de hand van de loopbanen van oud-leerlingen kan ook worden nagegaan of oud-leerlingen met bijvoorbeeld een streefdoel leren daadwerkelijk onderwijs volgen na het moment van uitstroom. In figuur 33 zijn daarom de loopbanen uitgesplitst naar het streefdoel van het uitstroomprofiel. Figuur 33 Loopbanen uitstromers 2008-2009 uitgesplitst naar het streefdoel van het uitstroomprofiel, in percentages
87% 9% Arbeid 4%
30% 13% (Eind)onderw ijs 55% 2%
57%
Arbeid
29%
Bestendige w isseling
Arbeid en leren Leren
14%
Anders
90% 5% Wisseling 5%
75% Geen w erk of school 25%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Uit de figuur blijkt dat bij vier van de vijf loopbanen voornamelijk het streefdoel arbeid is overeengekomen. Alleen bij oud-leerlingen die na het verlaten van de school continu (eind)onderwijs volgen is daar geen sprake van; bij deze oudleerlingen is voornamelijk het streefdoel leren overeengekomen. Uit analyses blijkt dat oud-leerlingen die werken na het moment van uitstroom vooral be1 schikken over het streefdoel arbeid . Bij leerlingen met een bestendige uitstroom
1
Alle beschreven verschillen zijn significant, getoetst met behulp van Chi kwadraat toets
54
(de loopbanen arbeid, eindonderwijs en bestendige wisseling) zijn vooral de uitstroomprofielen arbeid, leren en arbeid en leren overeengekomen. Leerlingen die geen bestendige uitstroom hebben beschikken vooral over een uitstroomprofiel arbeid: zo is bij oud-leerlingen die op enig moment (de loopbaan wisseling) of op alle meetmomenten (de loopbaan geen werk of school) geen werk hadden of een opleiding volgden vooral het streefdoel arbeid overeengekomen. Bij leerlingen zonder een bestendige loopbaan is tijdens de opleiding dus vooral ingezet op het verkrijgen van een betaalde baan, maar dat is in een aantal gevallen niet gelukt.
Begeleiding Tot slot is nagegaan of er verschillen bestaan in de mate van begeleiding naar loopbanen. In figuur 34 zijn de loopbanen uitgesplitst naar het ontvangen van begeleiding. Figuur 34 Loopbanen uitstromers 2008-2009 uitgesplitst naar het ontvangen van begeleiding, naar meetmoment, in percentages
90% Arbeid
73% 77%
75% (Eind)onderw ijs
85% 61%
Begeleiding najaar 2010 86% Bestendige w isseling
86%
Begeleiding voorjaar 2010 Begeleiding na moment van uitstroom 2008-2009
43%
71% Wisseling
76% 67%
55% Geen w erk of school
65% 80%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Uit de figuur blijkt dat na het moment van uitstroom de leerlingen zonder werk of een opleiding de meeste begeleiding ontvingen. Een half jaar na uitstroom ontvingen de oud-leerlingen met een bestendige wisseling de meeste begeleiding, terwijl een jaar na uitstroom de oud-leerlingen die actief zijn op de arbeidsmarkt de meeste begeleiding ontvangen. Zorgwekkend is dat de oudleerlingen die de meeste begeleiding behoeven: de oud-leerlingen die na uit55
stroom nog altijd werk- of schoolzoekend zijn, steeds minder begeleiding ontvangen. Slechts iets meer dan de helft van deze groep oud-leerlingen ontvangt één jaar na het verlaten van de school nog begeleiding. Dat is een punt van aandacht voor de scholen van het Directienetwerk Praktijkonderwijs.
56
9
Vergelijking tussen scholen in de regio Rotterdam op bestemmingen van uitstromers uit 2008/2009 in najaar 2010 en hun loopbanen
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de volgmodule per school gepresenteerd. Per school is een uitsplitsing gemaakt naar: • De bestemmingen van de uitstromers in 2008-2009 in het najaar van 2010; 1 • Én de loopbanen van de uitstromers in 2008-2009 tot één jaar na het moment van uitstroom. De scholen kunnen deze informatie gebruiken om te leren van elkaar: waarom slaagt de ene school er wel in om de bestemmingen van haar oud-leerlingen in beeld te brengen en de ander niet? Waarom is bij de ene school sprake van een voornamelijk bestendige uitstroom en bij de ander niet? Najaar 2010: bestemmingen van uitstromers in 2008-2009 Wat zijn in het najaar van 2010, dus één jaar na het moment van uitstroom, de bestemmingen van uitstromers in 2008-2009? In figuur 35 is deze vraag inzichtelijk gemaakt door per school de verschillende bestemmingen weer te geven. Bij welke scholen is sprake van het grootste aandeel oud-leerlingen dat werkt na het moment van uitstroom? Uit de figuur blijkt dat bij Accent Praktijkonderwijs Capelle het grootste aandeel van de schoolverlaters in 2008-2009 (37%) aan het werk is in het najaar van 2010. Ook bij het Praktijk College Spijkenisse (34%) is een groot aandeel van de schoolverlaters in het najaar van 2010 actief op de arbeidsmarkt. Wanneer gekeken wordt naar de mbo opleidingen (AKA en bol) dan valt op dat een flink aandeel van de schoolverlaters van Praktijk College Brielle (54%), Accent Praktijkonderwijs Delfshaven (54%) en LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat (50%) een mbo opleiding volgt in het najaar van 2010. Bij het Praktijk College Brielle en Accent Praktijkonderwijs Delfshaven volgen de oud-leerlingen daarbij voornamelijk bol opleidingen; bij LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat gaat het voornamelijk om AKA opleidingen. Wat zijn nog meer opvallende verschillen tussen de scholen? Bij LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat is sprake van het grootste aandeel oud-leerlingen dat werk- of schoolzoekend is in het najaar van 2010 (21%), bij Praktijk College Brielle is dit aandeel het kleinst (0%). Bij Accent Praktijkonderwijs Centrum is het aandeel oud-leerlingen waarvan de bestemming in het najaar van 2010 onbekend is het grootst (20%). De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs had minder moeite om de bestemmingen van haar oud-leerlingen in beeld te brengen (2% onbekend).
1
Bij de loopbanen zijn alleen gegevens opgenomen van die scholen die op alle drie de meetmomenten (uitstroommeting 2008-2009, eerste volgmeting én de tweede volgmeting) de situatie van de oudleerlingen in beeld hebben gebracht. Voor een inhoudelijke beschrijving van de verschillende loopbanen wordt verwezen naar tabel 10
57
Figuur 35 Activiteit schoolverlaters 2008-2009 in het najaar van 2010, gesplitst naar school, in percentages
Praktijk College Spijkenisse (n=88)
34%
De Wegw ijzer school voor Praktijkonderw ijs (n=84)
20%
Accent Praktijkonderw ijs Centrum (n=50)
20%
Accent Praktijkonderw ijs Capelle (n=35)
30%
44%
34%
37%
17% Arbeid ROC (AKA) ROC (BOL) Vmbo-school
Accent Praktijkonderw ijs Delf shaven (n=26)
46%
8%
REC-school Andere opleiding Dagbesteding Geen w erk of school
Praktijkschool Rotterdam Noord (n=21)
LMC Praktijkonderw ijs Schietbaanstraat (n=14)
Praktijk College Brielle (n=13)
Onbekend 33%
29%
21%
21%
46%
31%
Maxima College (n=1)
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Loopbanen tot één jaar na uitstroom In figuur 36 zijn de loopbanen van de uitstromers in 2008-2009 tot één jaar na het moment van uitstroom weergegeven. Hoe is deze figuur te interpreteren? Bij bijvoorbeeld Accent Praktijkonderwijs Delfshaven blijkt dat 81% van de oudleerlingen (waarvan op ieder moment gegevens zijn ingevoerd) na het moment van uitstroom (eind)onderwijs volgt. Daarnaast is bij deze school te zien dat 14% van de oud-leerlingen een loopbaan heeft met een wisseling (op enig moment geen werk of school) én dat 5% van de oud-leerlingen na het moment van uitstroom nog geen werk heeft gevonden of een opleiding heeft gevolgd (loopbaan geen werk of school).
58
Figuur 36 Loopbanen schoolverlaters 2008-2009 tot één jaar na uitstroom, gesplitst naar scholen met respons, in percentages
Praktijk College Spijkenisse (n=77)
De Wegw ijzer school voor Praktijkonderw ijs (n=60)
18%
31%
8%
Accent Praktijkonderw ijs Centrum (n=49)
13%
58%
19%
8%
39%
Accent Praktijkonderw ijs Capelle (n=26)
34%
6%
50%
19%
4%
23%
22%
4%
3%
14%
19%
8%
Arbeid (Eind)onderw ijs Bestendige w isseling
Accent Praktijkonderw ijs Delfshaven (n=21)
81%
Praktijkschool Rotterdam Noord (n=20)
15%
Praktijk College Brielle (n=12)
LMC Praktijkonderw ijs Schietbaanstraat (n=12)
40%
25%
8%
0%
14% 5%
51%
42%
20%
5%
Geen w erk of school
5%
8% 8% 8%
25%
40%
35%
Wisseling
60%
25%
80%
100%
Wat zijn de meest opvallende verschillen tussen de scholen? De oud-leerlingen van Accent Praktijkonderwijs Capelle zijn na het moment van uitstroom het vaakst continu aan het werk (50%). Bij Accent Praktijkonderwijs Delfshaven volgen de meeste oud-leerlingen na uitstroom continu (eind)onderwijs (81%). Bij deze school valt ook op dat geen enkele oud-leerling continu werkt na het moment van uitstroom. Een bestendige wisseling, dus oud-leerlingen die switchen
59
van werk naar (eind)onderwijs of andersom, is het vaakst terug te zien bij oudleerlingen van Praktijk College Spijkenisse (13%). Bij oud-leerlingen van Praktijkschool Rotterdam Noord is het vaakst sprake van een wisseling (35%): de oudleerlingen hebben op enig moment geen werk of volgen geen opleiding. Bij LMC Praktijkschool Schietbaanstraat is tot slot sprake van het grootste aandeel oudleerlingen (25%) die na het moment van uitstroom nog niet gewerkt hebben of een opleiding gevolgd hebben.
60
Deel 3 Uitkomsten onderzoeken
In het derde deel van dit rapport gaat het om de belangrijkste uitkomsten van de uitstroommeting 2009-2010 en de tweede volgmeting cohort 2008-2009. In dit deel komen de volgende onderwerpen aan bod: • • •
De meest opvallende uitkomsten van de uitstroommeting 2009-2010 (paragraaf 10.1); De meest opvallende uitkomsten van de tweede meting van de volgmodule cohort 2008-2009 (paragraaf 10.2); Én een vergelijking van de resultaten van de uitstroom- (ten aanzien van de plaatsing van leerlingen) en volgmeting (ten aanzien van de bestendigheid van de uitstroom) met het toezichtkader van de Inspectie (paragraaf 10.3).
61
10
Beschouwing
Welke lessen kunnen getrokken worden uit de uitstroommeting 2009-2010 en de tweede volgmeting 2008-2009? In dit hoofdstuk worden de belangrijkste uitkomsten en leerpunten gepresenteerd.
10.1
Uitstroommeting 2009-2010 In 2009-2010 stromen meer leerlingen dan ooit (30%) uit naar arbeid, stroomt een flink deel van de leerlingen (40%) uit naar AKA of bol opleidingen in het mbo en verlaat slechts 7% van de leerlingen de school zonder werk of vervolgopleiding. Hoe zijn deze positieve cijfers te verklaren in tijden van economische crisis? Misschien is de economische crisis juist een van de redenen voor deze positieve cijfers. Uit de uitstroommeting 2009-2010 blijkt bijvoorbeeld dat leerlingen beter voorbereid de school verlaten: leerlingen staan langer ingeschreven op de school voor praktijkonderwijs, verlaten de school op latere leeftijd en behalen steeds vaker AKA/niveau 1 diploma’s en branchecertificaten of specialiseren zich in een bepaalde beroepsrichting. Leerlingen worden dus steeds beter voorbereid op de periode na het praktijkonderwijs. Dat is ook terug te zien in de uitstroomprofielen van de schoolverlaters in 2009-2010. Deze zijn meer dan vorig jaar gericht op uitstroom naar leren of een combinatie van arbeid en leren én juist minder op uitstroom naar arbeid. In tijden van economische crisis wordt verder leren en jezelf specialiseren veiliger geacht dan gaan werken. Vooral het werk in de sector techniek lijkt onder druk te staan. Zo hebben minder leerlingen zich gespecialiseerd in het werken in de techniek en zijn minder leerlingen uitgestroomd naar werk of bbl-opleidingen in de sector techniek. Daarentegen blijkt wel dat leerlingen vaker AKA/niveau 1 diploma’s behalen gericht op de sector techniek en kiezen voor een vervolgstudie. Ook hier blijkt uit dat verder studeren als een betere optie wordt geacht dan werken (in de techniek). Werken in de detailhandel/een winkel wordt overigens wel steeds populairder. Wat zijn verder goede ontwikkelingen? Steeds meer leerlingen worden begeleid na de uitstroom uit het praktijkonderwijs. Daar lijkt ook een belangrijke rol voor de scholen te gaan liggen in de komende periode: naar arbeid uitgestroomde leerlingen beschikken namelijk steeds vaker over korte, flexibele contracten en minder vaak over ‘vaste’ contracten. Al met al kunnen de scholen in de regio Rotterdam met trots terugkijken op het afgelopen schooljaar. Welke leerpunten zijn er voor de scholen? • Zet tijdens de opleiding in op het behalen van branchecertificaten, AKA/niveau 1 diploma’s en specialisaties in een bepaalde beroepsrichting. Leerlingen in het bezit van deze getuigschriften stromen vaker succesvol uit dan leerlingen zonder. • De scholen lijken tijdens de opleiding goed in te spelen op de periode na het praktijkonderwijs. Dat is echter nog niet bij alle leerlingen het geval, gezien het feit dat nog niet alle leerlingen over een IOP met een uitstroomprofiel beschikken. • Leerlingen die uitstromen naar arbeid krijgen steeds minder vaak vastigheid aangeboden van de werkgever. In de nazorg is het belangrijk hier oog voor te hebben. 62
10.2
Tweede volgmeting cohort 2008-2009 Hoe ziet de situatie van de uitstromers in 2008-2009 eruit in het najaar van 2010? Zo’n twee derde van de oud-leerlingen waarvan de bestemming in het najaar van 2010 bekend is werkt of volgt een mbo opleiding. Oud-leerlingen die werken zijn vooral actief in een reguliere arbeidsplaats met of zonder subsidieregeling/ondersteuning (80%) in de sectoren bouw/techniek (36%) of de detailhandel/een winkel (21%). Oud-leerlingen beschikken daarbij vooral over een jaarcontract (38%) of een vast contract (21%). Oud-leerlingen die een mbo opleiding volgen blijken geen voorkeur te hebben voor een bepaalde sector. Zo volgen oud-leerlingen op niveau 1 voornamelijk opleidingen in de sector techniek en volgen oud-leerlingen op niveau 2 voornamelijk opleidingen in de sector zorg en welzijn. Bijna driekwart van de oud-leerlingen ontvangt begeleiding in het najaar van 2010. Deze gegevens hebben betrekking op de oud-leerlingen waarvan gegevens bekend zijn in het najaar van 2010. Zorgelijk is dat van bijna een derde van de schoolverlaters in 2008-2009 geen gegevens bekend zijn in het najaar van 2010. Niet alle scholen hebben deelgenomen aan de meting of scholen zijn er niet in geslaagd zijn om de bestemmingen van alle oud-leerlingen in beeld te brengen. Bij die oud-leerlingen waarvan op ieder meetmoment gegevens bekend zijn blijkt dat 43% van de oud-leerlingen na het moment van uitstroom continu (eind)onderwijs volgt. Zo’n 17% van de oud-leerlingen is aan het werk na het moment van uitstroom én 8% van de oud-leerlingen is een keer geswitcht van werk naar onderwijs of andersom. Zo’n 68% van de oud-leerlingen waarvan op ieder meetmoment gegevens bekend zijn is dus na het moment van uitstroom aan het werk of volgt onderwijs. Oud-leerlingen die werken zijn voornamelijk van het mannelijke geslacht, autochtoon en hebben vaak een branchecertificaat behaald in het praktijkonderwijs; oud-leerlingen die onderwijs volgen zijn voornamelijk van het vrouwelijke geslacht, allochtoon en hebben vaak een AKA/niveau 1 diploma behaald in het praktijkonderwijs. Daarnaast is er een groep oudleerlingen die na het moment van uitstroom op enig moment zonder werk of een opleiding hebben gezeten (25%) of nog helemaal niet gewerkt hebben of een opleiding gevolgd hebben (7%). Zorgelijk hierbij is dat in het najaar van 2010 maar iets meer dan de helft van de oud-leerlingen die na het moment van uitstroom nog niet gewerkt heeft of een opleiding heeft gevolgd begeleiding ontvangt. Dit zijn oud-leerlingen waarbij tijdens de opleiding is ingezet op het verkrijgen van een betaalde baan, getuige het feit dat veel van deze oud-leerlingen beschikken over een uitstroomprofiel ‘arbeid’. Welke leerpunten zijn er voor de scholen? • Veel oud-leerlingen volgen in het najaar van 2010 al een niveau 2 opleiding (27%; n=88). Deze oud-leerlingen stromen op binnen de beroepsopleiding. Bij bijna de helft van deze oud-leerlingen is een ander uitstroomprofiel dan leren opgesteld. In de opleiding zou bij deze leerlingen meer oog kunnen zijn voor het vervolg op de opleiding om nog adequater te kunnen inspelen op de mogelijkheden van deze leerlingen. • Iedere school dient haar opbrengsten in beeld te brengen. Ook als het gaat over de bestendigheid van de uitstroom. In het najaar van 2010 zijn van twee derde van de oud-leerlingen gegevens bekend. Het is zaak dat alle scholen in de regio de bestemmingen van de oud-leerlingen in beeld kunnen brengen.
63
•
10.3
Het is positief dat driekwart van de oud-leerlingen begeleiding ontvangt één jaar na het moment van uitstroom. Daar waar de begeleidingsbehoefte echter het hoogst is (oud-leerlingen die al één jaar zonder werk of een opleiding zitten) is echter niet altijd sprake van begeleiding.
Toezichtkader Inspectie Met de uitstroommeting en de volgmeting worden de opbrengsten van het praktijkonderwijs in beeld gebracht. ‘Opbrengsten’ is een van de vijf domeinen van het toezichtkader van de Inspectie. Binnen dit domein wordt de vraag gesteld of leerlingen van het praktijkonderwijs naar verwachting functioneren in de vervolgopleiding of het werkveld. Een school voor praktijkonderwijs dient aan te kunnen tonen er in belangrijke mate in te slagen de meeste leerlingen (>90%) te plaatsen. Ook dient de school de leerling tot twee jaar na uitstroom in beeld te houden. De verwachting van de Inspectie is daarbij dat 75% van de leerlingen in die twee jaar een ‘bestendige’ uitstroom heeft. Onder een bestendige uitstroom wordt verstaan dat een leerling in de twee jaar na uitstroom succesvol aan het werk is of studeert. De plaatsing van leerlingen wordt in beeld gebracht met de uitstroommonitor; de bestendigheid van de uitstroom wordt in beeld worden gebracht met de volgmodule. In hoeverre slaagt het praktijkonderwijs erin haar leerlingen te plaatsen en hoe bestendig is de uitstroom? Beide vragen komen nu aan de orde. Plaatsing leerlingen Bij de plaatsing van leerlingen gaat het om die leerlingen die de school als zogenaamde einduitstroom verlaten. Dan gaat om leerlingen die gaan werken of eindonderwijs volgen. In schooljaar 2009-2010 hebben 340 leerlingen de school verlaten als zijnde einduitstroom. Van deze 340 leerlingen zijn 37 leerlingen nog school- of werkzoekend. Dat betekent dat 89% van de leerlingen succesvol geplaatst is in de regio Rotterdam. Dat is een heel hoog percentage en zelfs iets hoger dan het landelijke plaatsingspercentage van 88%. Bestendigheid uitstroom Heeft minimaal 75% van de leerlingen na één jaar een bestendige uitstroom? Met de Inspectie is afgesproken dat voor de berekening van het percentage bestendige uitstroom wordt uitgegaan van: • Leerlingen die te boek staan als zijnde einduitstroom én • Leerlingen die zijn ingevoerd in de volgmodule. Alle leerlingen die wel zijn ingevoerd in de uitstroommonitor, maar waarvan geen gegevens zijn ingevoerd in de volgmodule tellen dus niet mee. In het najaar van 2010 is van 297 oud-leerlingen die te boek staan als zijnde einduitstroom de bestemming in beeld gebracht. In totaal 219 van deze oudleerlingen zijn in het najaar van 2010 aan het werk, volgen eindonderwijs of dagbesteding. De overige oud-leerlingen zijn school- of werkzoekend of is er sprake van een onbekende bestemming. Na één jaar heeft dus 74% van de oudleerlingen een bestendige uitstroom. Ook hier is sprake van een hoog percentage. Landelijk gezien was er sprake van een iets hoger percentage oud-leerlingen met een bestendige uitstroom, namelijk 79%.
64
De conclusie is dat bijna negen van de tien leerlingen geplaatst worden én dat driekwart van de oud-leerlingen (waarvan de actuele situatie in beeld is gebracht) na één jaar werkt of studeert. Zowel voor wat betreft de plaatsing van leerlingen als de bestendigheid van de uitstroom scoort de regio Rotterdam dus goed.
65
Bijlage I Tabellenboek ontwikkeling uitstroombestemmingen op individuele scholen
Accent Praktijkonderwijs Capelle
50% 45% 41% 39% 38%
Arbeid
72% 63% 20% 13% 33%
ROC (BOL of AKA)
22%
10%
16% 17% 21%
3% 10% 11%
Andere PrO-school
21% 16% 3% 8%
3%
Vmbo-school
4%
2009-2010 2008-2009 2007-2008 13%
2006-2007
3%
REC-school
7% 10% 6%
2005-2006 2004-2005 2003-2004
11% 2% 3% 3%
Andere opleiding
2002-2003 7%
80%
Dagbesteding
3% 10% 13% 15%
Geen w erk of school
22% 8%
5%
Onbekend
3%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
66
Accent Praktijkonderwijs Centrum
46% 23% 34% 23%
Arbeid
44% 26% 31% 44% 32% 45% 50% 56%
ROC (BOL of AKA)
41% 55% 43% 19%
6%
Andere PrO-school
Vmbo-school
2% 7% 5% 6%
2009-2010
4% 2%
2008-2009 2007-2008 REC-school
2006-2007
3% 3% 4%
2005-2006
2%
2004-2005 5% 6% 5% 8%
Andere opleiding
2003-2004 2002-2003
2%
5%
Dagbesteding
11% 21%
Geen w erk of school
7% 8% 12% 12% 19%
Onbekend 5% 18%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
67
Accent Praktijkonderwijs Delfshaven
25% 12%
Arbeid
18% 7% 7% 11% 46% 64% 71% 72%
ROC (BOL of AKA)
41% 56% 42% 45%
7%
Andere PrO-school 15% 10% 6%
4%
Vmbo-school
2009-2010 2%
2008-2009
7%
2007-2008
8% 11%
REC-school
2006-2007
5% 2%
2005-2006 2004-2005 13%
Andere opleiding
2003-2004 2002-2003
9% 12% 13%
Dagbesteding
4% 7% 19%
Geen w erk of school
4% 27% 2% 23% 39%
Onbekend
4% 7% 10% 12% 2%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
68
Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet
Arbeid
20%
ROC (BOL of AKA)
Andere PrO-school
60%
Vmbo-school
REC-school
Andere opleiding
2009-2010
20%
Dagbesteding
Geen w erk of school
Onbekend
0%
20%
40%
60%
80%
100%
69
Praktijk College Brielle
26% 17% 18% 21% 22%
Arbeid
34%
42% 28% 43% 46% 44%
ROC (BOL of AKA) 20%
4% 28% 11% 10% 13%
Andere PrO-school
25%
Vmbo-school
2% 1%
2009-2010 2008-2009 2007-2008
REC-school
2006-2007 1% 2%
2005-2006 2004-2005 26%
2003-2004
17% 14%
Andere opleiding
2%
2002-2003
8% 7%
Dagbesteding
11% 4% 2% 2%
Geen w erk of school
4% 11%
Onbekend
0%
17% 8% 11%
20%
40%
60%
80%
100%
70
Praktijk College Spijkenisse
31% 24% 45% 62%
Arbeid
36% 42% 33% 62% 30% 38% 17% 15%
ROC (BOL of AKA)
29% 24% 36% 15% 11% 5% 2%
Andere PrO-school
14% 7% 4% 6%
Vmbo-school
1% 2% 3% 3% 4% 3%
2009-2010 2008-2009 2007-2008
5% 5%
REC-school
2006-2007 2% 2% 4%
2005-2006 2004-2005 8% 9%
2003-2004 28%
5% 8%
Andere opleiding
2002-2003 14%
16%
Dagbesteding
19% 3% 5% 8% 9% 7% 9%
Geen w erk of school
6%
Onbekend
2% 11% 6%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
71
IJsselcollege afd. Praktijkonderwijs
14% 3% 16%
Arbeid
18% 16% 17%
43% 50% 52%
ROC (BOL of AKA)
45% 70% 42% 51%
14% 3% 14% 10%
Andere PrO-school
19% 3%
3%
Vmbo-school
2009-2010
3%
2008-2009 2007-2008 9%
2006-2007
REC-school
2005-2006
5% 9%
2004-2005
Andere opleiding
2003-2004
9% 7% 6% 3% 7%
2002-2003 14%
6%
Dagbesteding
3% 27%
Geen w erk of school
10% 5% 17%
9% 7%
Onbekend
2% 35% 5%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
72
LMC Praktijkonderwijs Schietbaanstraat
44% 6% 9%
Arbeid
19% 47% 75% 48% 43%
ROC (BOL of AKA) 30%
50% 4% 18% 13%
Andere PrO-school
6% 12% 25% 2%
Vmbo-school
4% 2% 4%
2009-2010 2008-2009 2007-2008
2%
2006-2007
8%
REC-school
2%
2005-2006 2004-2005 17%
Andere opleiding
2003-2004
6% 8% 6%
2002-2003
18% 6%
Dagbesteding
13% 24% 4% 7% 2%
Geen w erk of school
Onbekend
13% 28% 52% 25%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
73
LMC Praktijkonderwijs Huismanstraat
15% 15% 15% 8%
Arbeid
21% 10% 19% 33% 42% 36% 79% 53% 49%
ROC (BOL of AKA)
62% 71% 39% 32% 23%
Andere PrO-school
3% 6% 2%
2% 13%
Vmbo-school
2009-2010
6% 7%
2008-2009 2007-2008
2% 13%
REC-school
2006-2007
4%
2005-2006 2004-2005 5%
2003-2004
10% 3% 9%
Andere opleiding
2002-2003 14%
Dagbesteding
3%
Geen w erk of school
3% 18% 10% 17% 2% 3%
Onbekend
8% 5% 11%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
74
LMC Praktijkonderwijs Talingstraat
30% 30% 47%
Arbeid
16% 21% 16% 16% 27% 27% 47%
ROC (BOL of AKA)
60% 63% 41% 44% 16% 6%
Andere PrO-school
8% 3%
3% 3%
Vmbo-school
2009-2010
2% 4%
2008-2009
4%
2007-2008
3% 3%
REC-school
2006-2007
4%
2005-2006 2004-2005
5%
2003-2004
9%
Andere opleiding
2002-2003
8% 28%
Dagbesteding
5% 6%
Geen w erk of school
7% 2% 8% 13% 24% 11% 15%
Onbekend 4% 8%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
75
Nieuw Zuid, Praktijkonderwijs
27% 58% 32% 41%
Arbeid
30% 25% 40% 39% 64% 26% 20% 33% 38% 40% 34% 36%
ROC (BOL of AKA)
24% 9%
Andere PrO-school
2% 6% 7% 9%
1% 5%
Vmbo-school
2009-2010
2% 13%
2008-2009 2007-2008
2%
2006-2007
1%
REC-school
3%
2005-2006
2%
2004-2005
2%
2003-2004
16% 1% 8%
Andere opleiding
2002-2003
13% 23% 8%
Dagbesteding
8% 5%
Geen w erk of school
14% 2% 4% 6% 4% 13%
Onbekend 3% 2%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
76
Praktijkschool Rotterdam Noord
27% 20% 10% 24% 13% 17% 20% 18%
Arbeid
52% 51% 33% 44% 41% 36% 45%
ROC (BOL of AKA) 28% 3% 15% 14% 6%
Andere PrO-school
12% 5% 13%
10%
Vmbo-school
4%
2009-2010
13% 5%
2008-2009
18%
2007-2008
9%
REC-school
2006-2007
2% 2%
2005-2006 2004-2005
3%
2003-2004
7% 10% 8% 12% 12%
Andere opleiding
2002-2003 25%
5%
Dagbesteding
6% 5% 5% 7%
Geen w erk of school
12% 10% 15%
2% 19%
Onbekend
6% 8% 14% 7%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
77
De Wegwijzer school voor Praktijkonderwijs
33% 22% 34% 13% 17%
Arbeid
25% 22% 26% 55% 41% 27% 43% 41%
ROC (BOL of AKA) 23% 31% 23% 2% 6% 10% 2% 2% 2%
Andere PrO-school
9% 3%
6% 6% 7% 10% 9% 7% 9%
Vmbo-school
2009-2010 2008-2009 2007-2008
3%
REC-school
2006-2007
1% 2%
2005-2006 7%
2004-2005
6% 8% 8% 11% 12% 13% 12% 8%
Andere opleiding
2003-2004 2002-2003
Dagbesteding
2% 14% 13% 17% 12%
Geen w erk of school
23% 5% 2% 2% 2%
Onbekend
6% 3% 5% 13% 23%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
78
Maxima College
Arbeid
ROC (BOL of AKA)
25%
Andere PrO-school
50%
Vmbo-school
REC-school
2009-2010
Andere opleiding
Dagbesteding
Geen w erk of school
25%
Onbekend
0%
20%
40%
60%
80%
100%
79