Uit de prekenserie van Bart Gijsbertsen
Pleidooi voor Sodom?!
Thema Uitgesproken
Pleidooi voor Sodom?! (Pnr.1344) Genesis 18: 16 - 19: 10 10 juni 2012 in de Bovenkerk te Kampen
Ouderling van dienst Muzikale begeleiding
Ab Weegenaar
U luistert naar: een opname van 10 juni in de Bovenkerk te Kampen. De preek werd eerder gehouden op 25 juli 2010 in het Open Hof. Orde van de dienst: Zingen
Psalm 139: 13 en 14 13. Zou ik niet haten, die U haat, de wijsheid van uw weg verlaat en opstaat tegen U? Hij is een kind van kwaad en duisternis. Uw vijanden die U verlaten, hoe zou ik hen, o HEER, niet haten? 14. Doorgrond, o God, mijn hart; het ligt toch open voor uw aangezicht. Toets mij of niet een weg in mij mij schaadt en leidt aan U voorbij. O God, houd mij geheel omgeven, en leid mij op den weg ten leven.
Stil gebed Bemoediging en Groet Aanvangstekst Zingen
Lied 329 1. Grote God, Gij hebt het zwijgen met uw eigen, met uw lieve stem verstoord. Maak de weg tot U begaanbaar, wees verstaanbaar; spreek Heer, uw gemeente hoort. 2. Heer, uw boodschap staat geschreven, ons ten leven, maak uw schrift het levend woord. Zie het boek van uw behagen opgeslagen; spreek Heer, uw gemeente hoort. 3. Roep ons uit de doodse dalen waar wij dwalen, door een vreemde stem bekoord. Breng ons naar de heilge stede
1 van 5
Uit de prekenserie van Bart Gijsbertsen
Pleidooi voor Sodom?!
van uw vrede. Spreek Heer, uw gemeente hoort. Lezing van de Tora 6 ‘Ik ben de H E E R , uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. 7 Vereer naast mij geen andere goden. 8 Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. 9 Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de H E E R , uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; 10 maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht. 11 Misbruik de naam van de H E E R , uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan. 12 Neem de sabbat in acht, zoals de H E E R , uw God, u heeft geboden; het is een heilige dag. 13 Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 14 maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de H E E R , uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u. 15 Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de H E E R , uw God, u met sterke hand en opgeheven arm bevrijdde. Daarom heeft hij u opgedragen de sabbat te houden. 16 Toon eerbied voor uw vader en uw moeder, zoals de H E E R , uw God, u heeft geboden. Dan wordt u gezegend met een lang leven en met voorspoed in het land dat de H E E R , uw God, u geven zal. 17 Pleeg geen moord. 18 Pleeg geen overspel. 19 Steel niet. 20 Leg over een ander geen vals getuigenis af. 21 Zet uw zinnen niet op de vrouw van een ander, en laat evenmin uw oog vallen op zijn huis, of op zijn akker, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’
Zingen
Lied 30: 6 6. Wat zegt gij, Israël: God kent mij niet, mijn rechtszaak gaat aan Hem voorbij? Der eeuwigheden Heer is Hij, de hele schepping is zijn rijksgebied. Maar aller heemlen orde doet Hem niet moede worden om voor u in te staan. Hebt gij het niet gehoord? Weet gij het niet? Het woord zal altijd met u gaan.
Gebed
om de opening van het Woord.
Schriftlezing
Lukas 11: 5-8 5 Daarna zei hij tegen hen: ‘Stel dat iemand van jullie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: “Wil je mij drie broden lenen, 6 want een vriend van me is na een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.” 7 En veronderstel nu eens dat die vriend dan zegt: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan niet opstaan om je te geven wat je vraagt.”
2 van 5
Uit de prekenserie van Bart Gijsbertsen
Pleidooi voor Sodom?!
8 Ik zeg jullie, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan omdat zijn vriend zo onbeschaamd blijft aandringen, en hem alles geven wat hij nodig heeft.
Inzameling van de gaven Schriftlezing
Genesis 18: 16-19:10 16 Toen de mannen weer verdergingen, lieten ze hun blik op Sodom rusten. Abraham liep met hen mee om hun uitgeleide te doen. 17 De H E E R dacht: Waarom zou ik voor Abraham geheimhouden wat ik van plan ben? 18 Uit Abraham zal immers een groot en machtig volk voortkomen, en alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als hij. 19 Want ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen. Alleen dan zal ik verwezenlijken wat ik Abraham heb toegezegd. 20 Daarom zei de H E E R : ‘Er zijn ernstige beschuldigingen geuit tegen Sodom en Gomorra, hun zonden zijn ongehoord groot. 21 Ik zal ernaartoe gaan om te zien of de klachten die ik over hen heb gehoord gegrond zijn en zij verwoesting over zich hebben afgeroepen. Dat wil ik weten.’ 22 Toen gingen de twee mannen weg, naar Sodom, terwijl Abraham bij de H E E R bleef staan. 23 Abraham ging dichter naar hem toe en vroeg: ‘Wilt u dan behalve de schuldigen ook de onschuldigen het leven benemen? 24 Misschien dat er in die stad vijftig onschuldigen zijn. Zou u die dan ook uit het leven wegrukken en niet de hele stad vergeving schenken omwille van die vijftig onschuldige inwoners? 25 Zoiets kunt u toch niet doen, hen samen met de schuldigen laten omkomen! Dan zouden schuldigen en onschuldigen over één kam worden geschoren. Dat kunt u toch niet doen! Hij die rechter is over de hele aarde moet toch rechtvaardig handelen?’ 26 De H E E R antwoordde: ‘Als ik in Sodom vijftig onschuldigen aantref, zal ik omwille van hen de hele stad vergeving schenken.’ 27 Hierop zei Abraham: ‘Nu ik eenmaal zo vrij ben geweest de Heer aan te spreken, hoewel ik niets dan stof ben: 28 stel dat er aan die vijftig onschuldigen vijf ontbreken, zou u dan toch vanwege die vijf de hele stad verwoesten?’ ‘Nee,’ antwoordde hij, ‘ik zal haar niet verwoesten als ik er vijfenveertig aantref.’ 29 Opnieuw sprak Abraham hem aan: ‘Stel dat het er maar veertig zijn.’ ‘Dan zal ik het niet doen omwille van die veertig.’ 30 Toen zei hij: ‘Ik hoop dat u niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het waag door te gaan: stel dat het er maar dertig zijn.’ ‘Ik zal het niet doen als ik er dertig aantref.’ 31 Hierop zei hij: ‘Ik ben zo vrij de Heer opnieuw aan te spreken: stel dat het er maar twintig zijn.’ ‘Dan zal ik de stad niet verwoesten omwille van die twintig.’ 32 Abraham zei: ‘Ik hoop dat u niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het nog één keer waag iets te zeggen: stel dat het er maar tien zijn.’ ‘Dan zal ik haar niet verwoesten omwille van die tien.’ 33 Zodra de H E E R zijn gesprek met Abraham had beëindigd, ging hij weg. En Abraham keerde terug naar de plaats waar hij woonde. 1 De twee engelen kwamen ’s avonds in Sodom aan. Lot zat juist in de stadspoort. Zodra hij hen zag stond hij op, ging hun tegemoet en boog zich diep voor hen neer. 2 ‘Heren,’ zei hij, ‘komt u toch mee. Het huis van uw dienaar staat voor u open; overnacht daar en was er uw voeten. Dan kunt u morgenvroeg uw weg vervolgen.’ ‘Nee, dank u,’ antwoordden ze, ‘we overnachten wel op het plein.’ 3 Omdat hij echter sterk bleef aandringen, gingen ze met hem mee naar zijn huis. Daar maakte hij een maaltijd voor hen klaar; hij bakte brood en ze aten bij hem. 4 Maar nog voordat Lot en zijn gasten konden gaan slapen, liepen alle mannen van Sodom bij Lots huis te hoop, jong en oud, niemand uitgezonderd. 5 ‘Waar zijn die mannen die bij je overnachten?’ riepen ze Lot toe. ‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’ 6 Lot ging naar buiten en deed de deur achter zich dicht. 7 ‘Maar vrienden, zoiets kunnen jullie toch niet doen!’ zei hij. 8 ‘Luister, ik heb twee dochters die nog nooit met een man geslapen hebben. Die zal ik bij jullie brengen, doe met hen wat jullie willen. Maar laat die mannen met rust, ik heb hun niet voor niets een veilig onderkomen geboden.’ 9 Maar ze schreeuwden: ‘Uit de weg!’ Ook riepen ze: ‘Dat woont hier als vreemdeling en moet ons zo nodig de wet voorschrijven. Wacht maar, jij zult er ook van lusten, en nog meer dan zij!’
3 van 5
Uit de prekenserie van Bart Gijsbertsen
Pleidooi voor Sodom?!
En ze drongen Lot ruw opzij en wilden de deur openbreken. 10 Maar de twee mannen trokken Lot het huis in en deden de deur weer dicht,
Zingen
Psalm 36: 1 1. De zonde die de zondaars vleit doet zacht en vol arglistigheid diep in hun hart zich horen. Zij vrezen niet voor God den Heer, en hun geweten spreekt niet meer, zij zijn aan 't kwaad verloren. Vol list en leugen is hun woord, zij laten door de schijn bekoord wat goed is achterwege. Bij nacht nog zinnen zij op kwaad, zij hebben hun verdorven staat, de boosheid liefgekregen.
Preek Zingen
Psalm 36: 2 en 3 2. Uw heil is als de hemel hoog, uw trouw verheft zich voor ons oog tot in de hoogste wolken. Uw recht is als de bergen vast, uw oordeel als de vloed die wast, tot schrik voor alle volken. Uw gunst alleen maakt waarlijk vrij, ja, over mens en dier wilt Gij alom uw vleuglen spreiden. Bij U te wonen, HEER, is goed, met spijs en drank in overvloed wilt Gij ons hart verblijden. 3. Bij U, HEER, is de levensbron, Gij doet ons klaarder dan de zon het licht der wereld schouwen. Schenk toch uw heil dat leven doet en wees voor wie U kennen goed, bevestig ons vertrouwen. Geef dat ik niet door 't ruw geweld der goddelozen word geveld, beschaam hun trotse zielen. Maar zie, daar storten zij al neer, men stoot ze om, zij zijn niet meer: zij liggen, waar zij vielen.
Dankgebed en voorbeden Zingen
Lied 313: 1, 2, 4 en 7 1. Zonne der gerechtigheid, ga ons op in deze tijd, opdat al wat leeft de dag 4 van 5
Uit de prekenserie van Bart Gijsbertsen
Pleidooi voor Sodom?!
in uw kerk aanschouwen mag. Erbarm U, Heer. 2. Wek de dode christenheid uit haar zelfverzekerdheid; zend uw stralen overal, dat de aarde U loven zal. Erbarm U, Heer. 4. Open overal de poort, Heer, voor uw voortvarend woord, win elk volk met stille kracht voor uw rijk, - verdrijf de nacht! Erbarm U, Heer. 7. Alle eer en macht en kracht worde, Heer, U toegebracht; heel de mensheid stemme saam in de drieklank van uw naam. Erbarm U, Heer. Zegen
5 van 5