2005
1
1 2005
www.twente-index.nl
t w e n t e i n d e x 2005 Een vergelijkend e c o n o m i s c h jaarbeeld van Twente
Ten geleide In januari 2005 legde een aantal Twentse bestuurders en betrokkenen op initiatief van de gemeente Enschede een werkbezoek af aan het Amerikaanse Silicon Valley. Daar maakte het gezelschap kennis met de Silicon Valley Index, een inspirerende publicatie die ten doel heeft om betrouwbare, feitelijke informatie te geven over de plaatselijke economie en de kwaliteit van leven. En dat doel werd overtuigend gehaald in de ogen van het reisgezelschap. Zo’n jaarlijkse index zouden wij ook in Twente moeten hebben, opperden enkele reisgenoten.
t w e n t e i n d e x 2005
De Twente-Index biedt u veel facts and figures. Wij realiseren ons echter terdege dat economie vóór alles mensenwerk is. Daarom vindt u in dit boek ook foto’s van mensen in actie, allen medewerkers van regionale bedrijven en instellingen. De begeleidende teksten bij de foto’s brengen eveneens dat menselijke aspect in beeld - soms op onverwachte wijze. Als huidige bestuurders willen wij graag de wens uitspreken dat er na deze eerste TwenteIndex nog vele zullen volgen. We verwachten dat de index een handig hulpmiddel is bij het ontwikkelen van plannen die de kracht van Twente versterken. Natuurlijk staan wij open voor alle suggesties die de index kunnen verbeteren. Via het websiteadres van de Twente-Index (www.twente-index.nl) kunt u van zich laten horen. Stichting Twente-Index, Mr. drs. Cor Boom, voorzitter Raad van Bestuur Saxion Hogescholen Ir. Kees van Ast, vice-voorzitter College van Bestuur Universiteit Twente Ir. Paul de Jong, CEO Urenco Drs. Wilma van Ingen, algemeen directeur Kamer van Koophandel Veluwe en Twente
3
Zoals u ziet, bleef het niet bij opperen. De Stichting Twente-Index werd opgericht en zette pragmatisch en snel de lijnen uit voor het beoogde boek. En de eerste aflevering is klaar: de Twente-Index 2005 biedt een stevige basis voor proactieve, gecoördineerde inspanningen om Twente tot een nog betere regio te maken om te leven, te werken en zaken te doen. Het doel van de Stichting Twente-Index is om de economie en de kwaliteit van het leven in Twente te monitoren onder andere door jaarlijks de Twente-Index te publiceren. Daarin wordt een vaste set indicatoren gehanteerd en een samenhangende analyse gegeven. De ondertitel is dan ook: ‘een vergelijkend economisch jaarbeeld van Twente.’
I
Sociaal-economische situatie 7 1. Bevolkingsontwikkeling 8 2. Vestiging, vertrek en migratie 9 3. Opleiding beroepsbevolking 10 4. Studenten en afgestudeerden 11 5. Werkloosheidspercentage 12 6. Arbeidsproductiviteit 13 7. Bruto Regionaal Product en inkomen 14 8. Regionaal-economische groei 15 9. Starters 16 10. Exportontwikkeling 17 11. Imago 18 12. Huurprijzen kantoor- en bedrijfsruimte 19 13. Huizenprijzen en -oppervlaktes 20 14. Cafés en culinaria 21 15. Misdrijven 22 16. Cultuur en natuur 23
II
Kenniseconomie en innovatie 24 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Studenten in het hoger onderwijs 25 Onderzoeksprestaties 26 R&D-uitgaven en R&D-personeel 27 Aandeel R&D-loonkosten 28 R&D-intensiteit 29 Spin-off bedrijven Universiteit Twente 30 Octrooien 31 Nieuwe producten en processen 32
III
IV
Clusters en specialisatie 33 1. 2. 3. 4.
Sterke clusters 34 Sectorale diversiteit 36 Creatieve klasse 37 Netwerkdichtheid 38
Positie binnen West-Europa 39 1. 2. 3. 4.
Basisgegevens van Twente 40 Twente versus Tyne and Wear 41 Twente versus het Bergische Land 43 Twente versus Nordjylland 44
Verantwoording van de bronnen 45 Colofon 46
5
t w e n t e i n d e x 2005
I
Sociaal-economische situatie
Samenvatting
Anderzijds zijn er duidelijke signalen dat de Twentse economie langzaam maar gestaag aan het groeien is. De bevolkingsgroei is hoger dan het Nederlandse gemiddelde. Bovendien is de Twentse bevolking groener en grijzer, wat zal leiden tot extra vraag in de regio naar onderwijs, zorg en vrije tijd. Op het punt van starters - die naast de bestaande bedrijvigheid de motor van de economie vormen - doet Twente het ook beter dan de doorsnee–regio. Met name Enschede is een broedplaats van nieuwe bedrijven die op termijn weer extra banen zullen opleveren. Dat producten met het merk ‘Made in Twente’ in het buitenland goed verkopen, blijkt uit de bovengemiddelde ontwikkeling van de export. Die regionale exportgroei vindt in zowel industrie als dienst verlening plaats. Het imago van Twente is dat het ‘ondernemersvriendelijk’ en ‘rustig’ is. Dat beeld blijkt te kloppen als we het toetsen aan de zachtere indicatoren (‘software’) van de regionale economie. De huurprijzen van kantoor- en bedrijfsruimtes in Twente zijn relatief laag. Voorts is het er goedkoop en ruim wonen: de huizenprijzen zijn lager en de woningoppervlaktes groter dan het landelijke gemiddelde. Ook al is het culturele en culinaire aanbod iets minder
groot dan elders, de regio is relatief veilig en heeft volop natuurschoon. Misschien ligt het wel aan die rustige omgeving dat het Twentse ros in staat is onverstoorbaar door te werken, alle conjunctuurschommelingen ten spijt.
Het Twentse ros als krachtig symbool van de regionale economie Zoals Holland pronkt met zijn leeuw, zo is Twente trots op zijn ros. Over de herkomst van het Twentse ros (‘een steigerend paard van wit met de staart omhoog tegen een rode achtergrond’, aldus de officiële omschrijving) is veel gespeculeerd. Zo wordt het paard wel in verband gebracht met de Saksen die vanuit het naburige Duitsland hun invloed over Twente lieten gelden. De witte schimmel zou Sleipnir zijn, het paard van Wodan, en daarmee een symbool van macht. Inderdaad zien we het Saksiche ros terug in de wapens van de Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen (ook al heeft het dier in laatstgenoemde regio de staart omlaag). Het Twentse ros lijkt eerbiedwaardig en eeuwenoud, maar is in feite een simpel reclamelogo uit het begin van de twintigste eeuw dat stond voor ‘Made in Twente’. Het was namelijk bierbrouwer Meilink die het fiere ros als handelsmerk introduceerde op de flessen van zijn Hengelosche Bierbrouwerij. Om zich van de concurrentie te onderscheiden, bedienden textielfabrikanten (bijv. Van Heek en Stroink) zich in de reclame eveneens van het paard waarmee ze tijdens hun tochtjes door Westfalen kennis hadden gemaakt. Niet alleen Twentse ondernemers zijn voor het paard gevallen: ook Cavallo, het beeldmerk van de Italiaanse autofabrikant Ferrari, is een kopie van het Westfaalse ros. In het voetspoor van de ondernemers namen voorvechters van de Twentse identiteit en voorstanders van het Gewest Twente het ros over. Het paard drukt Twentse trots uit en is gezien zijn geschiedenis hèt symbool voor ‘Made in Twente’.
7
In 2005 blijkt dat het Twentse ros in essentie toch vooral een nijver werkpaard is. In 20002001 leek het erop dat het voorgoed veranderd was in een renpaard; de jaren daarna kwam zijn ware aard weer boven. Meer nog dan de rest van het land heeft de Twentse economie te maken met de gevolgen van de wereldwijde laagconjunctuur. De regio is van oudsher sterk gericht op industriële bedrijvigheid die nu eenmaal gevoelig is voor conjuncturele schommelingen. Tegelijkertijd leert het verleden dat het Twentse bedrijfs leven over de nodige veerkracht beschikt. Vanuit die optiek valt te verklaren waarom Twente thans in economische zin (‘hardware’) een gemêleerd beeld laat zien. Enerzijds scoort de regio op enkele ruimtelijk-economische basisindicatoren minder gunstig dan Nederland als geheel. Weliswaar stijgen het Bruto Regionaal Product en inkomen per inwoner in Twente, maar minder hard dan het landelijk gemiddelde. Ook de economische groei en arbeidsproductiviteit blijven ondanks een absolute toename in de afgelopen jaren achter bij de rest van het land. Verder zijn er problemen op de regionale arbeidsmarkt: Twente heeft relatief weinig hoogopgeleid personeel, terwijl de werkloosheid hoger is en sneller stijgt dan elders. Weliswaar is een deel van die werkloosheid conjunctureel (tijdelijk) van aard, een structureel probleem van de regio is dat ze nog onvoldoende in staat is om haar afgestudeerden een baan op niveau te geven.
I
Sociaal-economische situatie
1. Bevolkingsontwikkeling De Twentse bevolking groeit relatief langzamer en is groener en grijzer Bevolkingsontwikkeling
8
Nederland
Twente
Groei Nederland (%)
Groei Twente (%)
1995
15.424.122
586.720
0,45
0,20
1996
15.493.889
587.897
0,47
0,24
1997
15.567.107
589.305
0,56
0,37
1998
15.654.192
591.486
0,68
0,38
1999
15.760.225
593.751
0,66
0,45
2000
15.863.950
596.394
0,78
0,59
2001
15.987.075
608.827
0,74
0,49
2002
16.105.285
611.797
0,54
0,35
2003
16.192.572
613.932
0,40
0,22
2004
16.258.032
615.303
0,21
0,25
2005
16.292.353
616.866
Bron: CBS, juni 2005, voorlopige cijfers. Gemeente Holten behoort sinds 2000 bij Twente, het groeipercentage is hiervoor gecorrigeerd.
Waarom is dit belangrijk? Deze indicator geeft een indruk van de demografische ontwikkeling van een gebied. Een groeiende bevolking leidt niet alleen tot nieuw arbeidspotentieel, maar ook tot een toename van de vraag naar goederen en diensten. Op haar beurt resulteert die vraagstijging in extra investeringen en omzetten. Hoe staat Twente ervoor? De afgelopen tien jaar is de Twentse bevolking met 5,1% gegroeid tot bijna 617.000 inwoners. 3,8% van de Nederlanders is daarmee Twentenaar. Tot 2003 bleef de regionale bevolkingsgroei achter bij de rest van ons land, maar in 2004 is hij met 0,25% iets hoger dan het Nederlands gemiddelde van 0,21% (overigens het laagste groeipercentage sinds 1920). De dalende trend in de bevolkingsgroei sinds 2000 wordt vooral veroorzaakt door een afname van zowel vruchtbaarheid (minder kinderen per gezin) als immigratie. De bevolkingsdichtheid in Twente is lager dan het landelijke gemiddelde; binnen Twente woont de helft van de mensen in Enschede, Hengelo of Almelo. In de regio zijn de leeftijdscategorieën tot 24 jaar en die van 65 jaar en ouder relatief oververtegenwoordigd. In het licht van trends zoals de toenemende aandacht voor kennis, toerisme en zorg zijn die relatief groene en grijze bevolking niet per se ongunstig voor Twente: in het onderwijs worden jongeren klaargestoomd voor de toekomst, terwijl ouderen meer vrije tijd hebben en verzorging vragen.
Sociaal-economische situatie
2. Vestiging, vertrek en migratie Twente kent een vertrekoverschot en (m.u.v. 2003) een migratieoverschot Verhuizingen naar Twente vanuit de rest van Nederland en vice versa Gevestigd
Vertrokken
Saldo
1994
18.173
18.758
-585
1997
19.030
20.083
-1.053
2000
17.075
17.872
-797
2003
17.831
17.876
-45
Bron: CBS, april 2005
Migratie van en naar Twente (vanuit het buitenland) Immigratie
Emigratie
Migratiesaldo
1994
3.122
1.920
1.202
1997
3.587
2.059
1.528
2000
3.848
1.842
2.006
2003
3.047
3.134
-87
Bron: CBS, april 2005
Waarom is dit belangrijk? Deze indicator geeft aan hoeveel personen uit binnenland en buitenland zich voor langere tijd in een gebied vestigen of het verlaten (‘sociale bevolkingsgroei’). Deze gegevens geven een indruk van de mate waarin een plaats erin slaagt mensen van buiten te trekken en vast te houden. Samen met de ‘natuurlijke bevolkingsgroei’ (geboorte/sterfte) bepaalt deze indicator de bevolkingsontwikkeling. Hoe staat Twente ervoor? Over de afgelopen tien jaar heeft Twente te maken gehad met een vertrekoverschot: de uitstroom van Nederlanders uit Twente naar de rest van het land was groter dan de instroom. Deze cijfers zijn echter niet zorgelijk De omvang van de verhuisbewegingen is nog altijd beperkt vergeleken met het landelijke gemiddelde; de Twentenaar is redelijk honkvast. Daarbij komt dat structureel meer dan 40% van de verhuizers van en naar de regio afkomstig is uit de rest van Overijssel en het nabijgelegen Gelderland. Ondanks het traditionele migratieverschot wonen er in Twente relatief weinig allochtonen. Opvallend is het lage aandeel Marokkanen, Surinamers en Antillianen en het hoge aandeel Duitsers en Turken: in Twente wonen relatief twee keer zo veel Duitsers en Turken als elders in ons land. Sinds 2003 kent de regio een licht migratietekort. Mogelijke oorzaken daarvoor zijn het strengere asielbeleid van de Nederlandse regering en - specifiek voor Twente - het toenemend aantal Twentenaren dat besluit vanwege lagere huizenprijzen net over de grens in Duitsland te gaan wonen.
9
I
I
Sociaal-economische situatie
3. Opleiding beroepsbevolking Twente heeft relatief veel laag en middelbaar geschoold personeel
Midden in de matzes staan
10
Weet u wat die fraaie Jiddische uitdrukking betekent? Het wil zeggen dat je het razend druk hebt. Dat geldt zeker voor deze medewerker van Hollandia Matzes. Hij bakt in een razend tempo de kosjere crackers die u hier over de band ziet glijden. Voortdurend neemt hij steekproeven om gewicht, smaak en kleur te controleren. Matzesfabriek Hollandia bestaat al vanaf 1933 en bakt als enige ter wereld de grote ronde matzes. Een bijzonder product uit een sector die het bijzonder goed doet. De Twentse Food-sector staat midden in de matzes…
Bron: CBS, mei 2005
Waarom is dit belangrijk? De werkzame beroepsbevolking (15-64 jaar) ingedeeld naar opleidingsniveau (hoger/middelbaar/lager onderwijs) is een maat voor de kennis van de belangrijkste productiefactor, namelijk de werknemers (‘menselijk kapitaal’). Hoe meer hoger opgeleiden in een gebied werkzaam zijn, des te groter de kans op succes in kennisintensieve activiteiten die op hun beurt bijdragen aan innovatiekracht. Hoe staat Twente ervoor? De werkzame beroepsbevolking in Twente is tussen 1996 en 2002 harder gegroeid dan de bevolking als geheel. De participatiegraad (64,4%) heeft daarmee het Nederlandse niveau bereikt. Traditioneel blijft het aandeel hoger opgeleiden in de Twentse beroepsbevolking echter meer dan 5% achter bij het landelijke gemiddelde - en dat ondanks de aanwezigheid van een universiteit en hogescholen. Zo had in 2002 23,4% van de werkzame personen in Twente een WO- of HBO-opleiding tegen 29,2% in de rest van het land. De regio kent bovengemiddeld veel middelbaar en - zij het in mindere mate - lager geschoold personeel (2002: 47,7% respectievelijk 28,5%). De verklaring daarvoor moeten we zoeken in de traditionele regionaaleconomische structuur: met name de maakindustrie, die in Twente relatief oververtegenwoordigd is, kent nog veel middelwaardig en laagwaardig werk. De paradox dat Twente ondanks zijn hoger onderwijs relatief weinig hoogopgeleide werknemers telt, suggereert dat Twente er maar ten dele in slaagt om afgestudeerden voor de regionale arbeidsmarkt te behouden.
Sociaal-economische situatie
4. Studenten en afgestudeerden Afgestudeerden gaan relatief weinig in de regio zelf aan het werk Aantal studenten en afgestudeerden (exclusief basisonderwijs). Middelbaar onderwijs = voortgezet onderwijs, beroepsopleidende leerweg, beroepsbegeleidende leerweg en educatie
Bron: CBS, maart 2005
Mobiliteit schoolverlaters Afstand in kilometers tussen opleidings- en werkgemeente Km Overijssel
39
Nederland
28
Bron: ROA/SIS/Ratio-II (2005)
Waarom is dit belangrijk? Het kennisniveau van de economie van morgen wordt onder meer bepaald door het aantal studenten dat nu ingeschreven staat en afstudeert aan instellingen voor middelbaar o.a. vwo en (v)mbo, hoger (hbo) en universitair onderwijs (wo). De mobiliteit van schoolverlaters geeft een indicatie van de mate waarin een gebied erin slaagt zijn afgestudeerden voor zich te behouden. Hoe staat Twente ervoor? Vergeleken met de rest van ons land heeft Twente een net iets groter percentage studenten dat ingeschreven staat respectievelijk afgestudeerd is aan het middelbaar onderwijs: 76,7% resp. 80,0% in Twente tegen 75,0% resp. 77,6% landelijk. Het aantal ingeschreven en afgestudeerde studenten in het Twentse hoger beroepsonderwijs en universitair onderwijs is ongeveer 1% lager dan het nationale gemiddelde. De ‘absorptiecapaciteit’ van de Twentse arbeidsmarkt – het vermogen van de regionale arbeidsmarkt om afgestudeerden op te nemen en een baan op niveau te geven – is lager dan elders. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat het opleidingsniveau van de beroepsbevolking in Twente lager is dan men op basis van het aantal afgestudeerden zou mogen verwachten. Een indicatie daarvoor biedt ook de grotere afstand die schoolverlaters in Overijssel gemiddeld van hun opleidingsplaats naar hun werk moeten afleggen. Omdat in deze cijfers ook het relatief dunbevolkte Salland en Noord-Overijssel meegenomen zijn, is de opleiding-werk afstand in Twente waarschijnlijk minder hoog dan in de rest van de provincie. Dat doet echter niets af aan de conclusie dat de Twentse arbeidsmarkt minder goed dan de doorsnee Nederlandse regio in staat is om afgestudeerde werknemers te absorberen.
11
I
I
Sociaal-economische situatie
5. Werkloosheidspercentage De werkloosheid in Twente is iets hoger en stijgt sneller dan elders
Bron ononderbroken lijn: CBS. Bron onderbroken lijn: CWI, Etil, Provincie Overijssel, Arbeidsmarkt Prognose Overijssel (augustus 2005)
12
Waarom is dit belangrijk? Tezamen met het inkomen per hoofd is werkloosheid een economische basisindicator. Het aantal mensen dat tijdelijk of langdurig zonder werk zit, geeft aan hoe welvarend en gezond een economie is. Wie geen werk heeft, heeft minder inkomen en sociale status. In wetenschap, politiek en media wordt een laag werkloosheidspercentage alom beschouwd als een bewijs van economisch succes. Hoe staat Twente ervoor? Zoals uit de grafiek blijkt, kan het werkloosheidspercentage op verschillende wijzen gemeten worden. De CBS-cijfers, die het aantal werklozen als percentage van de totale beroepsbevolking weergeven, laten zien dat de werkloosheid in Twente vrijwel gelijk of iets hoger ligt dan in de rest van het land. Alleen in 1996 deed de regio het beter dan landelijk (7,3% tegen 7,5%); in 2000 en 2003 was de werkloosheid gelijk aan het nationale gemiddelde (3,8% resp. 5,3%), terwijl ze in andere jaren enkele procentpunten hoger lag. Een somberder beeld komt naar voren uit recentere cijfers van het CWI, die inschrijvingen telt van iedereen die op zoek is naar werk. Deze ‘geregistreerde werkloosheid’ is in Twente telkens hoger dan elders met een uitschieter in 2005 (10,4% tegen 9,0%). De toename van de werkloosheid tussen 2000 en nu treft door haar conjuncturele karakter weliswaar het hele land, maar toch is het aantal werkzoekenden
in Twente sneller gestegen dan elders. Verhoudingsgewijs is vooral de werkloosheid onder lager opgeleiden (lbo’ers), ouderen, allochtonen en vrouwen hoog. Ook de jeugdwerkloosheid (15-23 jaar) ligt in Twente hoger dan het nationale gemiddelde.
Alle snaren zijn gespannen Cultuur in Twente zit flink in de lift. Dat is een plezierige gedachte als we weten dat de Twentse steden momenteel nog de helft minder ‘aan cultuur doen’ dan de vijftig grootste Nederlandse steden. Maar die achterstand slinkt gelukkig in hoog tempo. Zo heeft Twente bijvoorbeeld het Orkest van het Oosten. Een oersterk ‘cultureel merk.’ Daarin speelt celliste Judith Chapman de sterren van de hemel. En niet alleen daar laat zij haar wonder schone, melancholiek stemmende cello klinken. Ook in een kleiner kamerensemble als het Valerius excelleert Judith met haar medemuzikanten keer op keer - in Twente en ver daarbuiten.
Zonder kunst verliest het leven zijn bekoring. In Twente weet men dat. Daarom zijn alle snaren gespannen om de schone kunsten in deze regio de prominente plaats te geven die zij verdienen.
Sociaal-economische situatie
6. Arbeidsproductiviteit De arbeidsproductiviteit in Twente blijft achter bij het landelijke gemiddelde
Bron: CBS, augustus 2005
Bron: CBS, augustus 2005
Waarom is dit belangrijk? Een hogere arbeidsproductiviteit betekent simpelweg: met minder werknemers hetzelfde produceren. De ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit (de wijziging in de verhouding tussen de totale productie in de economie en de daarin werkzame werknemers) is een cruciale bron van welvaartsgroei. Een groeiende arbeidsproductiviteit betekent dat er in het productieproces meer waarde wordt toegevoegd, wat impliceert dat er meer inkomen beschikbaar komt voor werkgevers en/of werknemers. Hoe staat Twente ervoor? In Twente blijft de arbeidsproductiviteit structureel achter bij het landelijke gemiddelde. Op welke wijze men de ontwikkeling ook meet, de afgelopen tien jaar heeft de regio die kloof niet kunnen dichten. Net zoals in de rest van het land is over de periode 1995-2002 de arbeidsproductiviteit in termen van de loonsom (lonen en sociale premies die ten laste van de werkgever komen) gedaald. In het geval van Twente was dat een geleidelijke daling van ruim 1,85 (1995) tot 1,8 (2002). Die daling heeft deels te maken met de verdere ‘verdienste lijking’ van de economie; veel dienstverlening (denk aan zorg, onderwijs en advieswezen) is nu eenmaal ‘mensenwerk’ en daarmee arbeidsintensief. Tegelijkertijd is de arbeidsproductiviteit per werknemer en daarmee het gemiddelde loonniveau gestegen, zowel in Twente als in Nederland als geheel. In 2002 is de productie per werknemer uitgekomen op ruim 50.000 euro (Twente) respectievelijk 60.000 euro (Nederland). Dat de arbeidsproductiviteit uitgedrukt in de loonsom is gedaald terwijl die per werknemer juist is gestegen, suggereert dat de loonkosten voor werkgevers in ons land de afgelopen jaren bovenproportioneel zijn toegenomen.
13
I
I
Sociaal-economische situatie
7. Bruto Regionaal Product en inkomen per inwoner BRP en inkomen in Twente stijgen, maar minder dan het landelijke gemiddelde
Bron: CBS, augustus 2005
14 Bron: CBS, augustus 2005
Waarom is dit belangrijk? Het Bruto Regionaal Product (BRP) per persoon is de verhouding tussen het totale inkomen dat door regionale productie is gevormd en het inwoneraantal. Het BRP geeft een beeld van de toegevoegde waarde die de bevolking aan een regio levert. Het deel daarvan dat een inwoner gemiddeld op zijn bankrekening krijgt bijgeschreven, is het gemiddelde inkomen per inwoner. Tezamen geven de indicatoren een indruk van de sterkte van de economie van een regio en de welvaart van haar bevolking. Hoe staat Twente ervoor? Tussen 1995 en 2002 is het Bruto Regionaal Product per persoon (tegen marktprijzen) fors toegenomen, zowel in Twente als in Nederland. Wel valt meteen op dat die groei in Twente lager uitvalt dan in de rest van ons land (28% tegen 41%). Verder blijft de toegevoegde waarde per inwoner elk jaar achter bij het landelijke gemiddelde: ze bedraagt structureel om en nabij de 80% van het Nederlandse cijfer. Voor de groei van het Bruto Regionaal Product zijn landelijk gezien vooral de vervoers- en communicatiesector (inclusief ICT), handel en zakelijke dienstverlening verantwoordelijk; in Twente laten horeca, financiële diensten, gezondheid en welzijn, cultuur en overige diensten de hoogste groei zien. De stijging van de toegevoegde waarde heeft zijn weerslag gehad op het gemiddelde inkomen per inwoner: ook dat is toegenomen, zeker vanaf het jaar 2000. Tussen 1998 en 2002 is het inkomen van de door snee-Twentenaar gestegen met 28% (Nederland: 29%). Door de inflatie en de ‘euroflatie’ heeft deze inkomenstoename echter niet tot een evenredige stijging van de koopkracht geleid.
Sociaal-economische situatie
8. Regionaal-economische groei De economische groei in Twente blijft achter bij het landelijke gemiddelde
Bron: CBS, augustus 2005
Bron: Lisa, CWI, augustus 2005
Waarom is dit belangrijk? Regionaal-economische groei is de procentuele volumegroei van het Bruto Regionaal Product per jaar. Dit cijfer is van groot belang, want het bepaalt de welvaart van een regio in de toekomst – zowel in absolute zin als ten opzichte van andere regio’s (regionale concurrentiekracht). Een daaraan gerelateerde indicator is de groei van de werkgelegenheid, die de toename van de arbeidsplaatsen in beeld brengt. Hoe staat Twente ervoor? In de periode 1996-2003 was de economische groei in Twente gemiddeld minder hoog dan in Nederland als geheel. De uitschieter van 3% groei in 2000 ligt grotendeels aan de toevoeging van de gemeente Holten aan de ‘nodale regio’ (kernregio volgens COROP-indeling) Twente. De jaren 2002 en 2003 kennen zelfs negatieve groeicijfers. Uit recente ramingen van de ING blijkt echter dat de groei in Twente en in de rest van het land na 2003 weer boven het nulpunt uitkomt en nu (2005) ongeveer 0,6-1% (Twente) respectievelijk 1,2-1,5% (Nederland) bedraagt. De laagconjunctuur na 2000 kwam vooral in Twente hard aan omdat de regio een oververtegenwoordiging kent van conjunctuurgevoelige sectoren als zware industrie, bouw en transport. Die groeivertraging zien we terug in de werkgelegenheidsontwikkeling: vanaf 2001 vlakt de groei van het aantal nieuwe banen af, terwijl latere jaren zelfs een stagnatie en daling laten zien. Twente loopt op dit punt in de pas met de rest van ons land. Over de hele linie doet Twente het zelfs iets beter: in afwijking van het landelijke gemiddelde bijvoorbeeld is de werkgelegenheid in de Twentse industrie tussen 1996-2003 met 0,4% per jaar gestegen.
15
I
I
Sociaal-economische situatie
9. Starters Twente, en met name Enschede, kent relatief veel startende bedrijven
Bron: Reach, mei 2005, minimaal één arbeidsplaats.
16 Bron: Atlas voor Gemeenten, 2004
Waarom is dit belangrijk? Startende bedrijven brengen vernieuwing in de economie: ze zorgen voor nieuwe werkgelegenheid en zijn bovendien vaak innovatief. Starters worden gedefinieerd als nieuwe ondernemingen die zich voor het eerst bij de Kamer van Koophandel inschrijven. Algemeen geldt: hoe meer starters als percentage van het bedrijvenbestand of de beroepsbevolking, des te dynamischer de economie. Hoe staat Twente ervoor? Als het om starters gaat, heeft Twente niet te klagen: het aandeel startende bedrijven in het totale bedrijvenbestand ligt in de regio iets boven het landelijke gemiddelde, met uitzondering van de jaren 2000 en 2001. Bovendien is dat aandeel tussen 2000 en 2004 gestegen met een percentage (3,6%) dat groter is dan in de rest van het land (3,0%). Twente doet het daarmee beter dan bijvoorbeeld de regio rond Eindhoven, maar nog altijd slechter dan Groningen (waarbij overigens alleen voor de stad Groningen vergelijkbare cijfers beschikbaar zijn). Dat een grote plaats met instellingen voor hoger onderwijs vaak een broedplaats van starters is, blijkt als het aantal starters wordt uitgesplitst naar de Twentse steden. Enschede, met ruim 150.000 inwoners ongeveer net zo groot als Hengelo en Almelo tezamen, telt in 2004 een bovengemiddeld aantal starters. Met 0,9% starters onder de beroepsbevolking overtreft de stad het gemiddelde van de vijftig grootste steden in ons land (0,83%), waaronder Almelo en Hengelo. Het relatief hoge aantal starters in Enschede hangt wellicht samen met de aanwezigheid van een universiteit en hogeschool en hun beleid van startersondersteuning.
Sociaal-economische situatie
10. Exportontwikkeling De Twentse export stijgt bovengemiddeld, zowel in industrie als in diensten
Waarom is dit belangrijk? De uitvoer van goederen en diensten naar het buitenland (export) vormt de ‘stuwende sector’ van de regionale economie. Export leidt niet alleen tot een uitbreiding van de productie, maar genereert ook deviezen van elders waardoor de koopkracht toeneemt. De export-indicator is belangrijk omdat hij aangeeft voor welke economische activiteiten in het buitenland belangstelling bestaat.
Bron: KvK/Erbo 2004, bewerking Oost NV (cijfers veelal schattingen)
Ontwikkeling exportvolume per sector (%) Nederland
Twente
2000
2001
2002
2003
2004
2000
2001
2002
2003
2004
Industrie
5,8
-0,8
0,5
0,9
1,7
2,4
-1,5
9,8
3,5
4,5
Groothandel
2,8
-2,2
1,6
1,0
0,9
-1,5
2,0
-1,6
1,3
-5,6
Diensten
1,0
-5,1
-1,3
0,1
1,8
4,2
12,8
-0,5
6,7
10,5
Totaal
4,3
-1,8
0,5
0,8
1,5
1,7
-0,2
5,4
2,9
3,3
Bron: KvK/Erbo 2004, bewerking Oost NV (cijfers veelal schattingen)
Hoe staat Twente ervoor? Het exportvolume in Twente ontwikkelt zich sinds 2001 gunstiger dan het Nederlandse gemiddelde: na een uitschieter in 2002 van ruim 5% groei neemt de uitvoer naar het buitenland jaarlijks met zo’n 3% toe (Nederland: tussen de 0,5-1,5%). Die volumegroei van de Twentse export heeft twee kanten. Enerzijds maakt de regio een inhaalslag ten opzichte van de rest van Nederland die traditioneel iets hogere exportcijfers kent. Anderzijds geeft de recente exportgroei aan dat ‘Made in Twente’ in het buitenland steeds meer gewild is en goed verkoopt. Een uitsplitsing van het exportvolume naar sector laat zien dat de bovenproportionele groei van de uitvoer niet alleen te vinden is in de Twentse industrie, waarvan de output zich nu eenmaal goed leent voor verkoop naar het buitenland. Ook de export in de Twentse dienstverlening is de afgelopen jaren fors toegenomen. Daarbij gaat het vooral om een exportgroei in de vervoers- en communicatiebranche, financiële instellingen, zakelijke diensten (bijv. consultancy) en andere diensten waarbij ICT een belangrijke rol speelt. Traditionele dienstverlenende activiteiten in de ‘verzorgende sector’ zoals zorg, onderwijs en detailhandel lenen zich door hun sterk plaatsgebonden karakter immers maar gedeeltelijk voor export.
17
I
I
Sociaal-economische situatie
11. Imago Het imago van Twente heeft twee gezichten: ondernemend èn landelijk
Populaire regio’s
Meeste interesse vanuit
Utrecht
Achterhoek, Groningen, Arnhem-Nijmegen, Limburg
Groot-Amsterdam
Groningen, Flevoland
Groot-Rijnmond
Zeeland, Arnhem-Nijmegen
Flevoland
Friesland, Kop N-Holland, Gooi & Vecht, Amsterdam, Leiden
Zuidoost-Brabant
Twente, Midden-Brabant, Limburg
Twente
Zuidwest-Overijssel, Veluwe, Drenthe
Bron: NEI, 2001
18
Waarom is dit belangrijk? Een gebied mag dan alle randvoorwaarden voor succes hebben, het is pas echt succesvol als de buitenwereld dat ook zo ziet. In een wereld waarin regio’s steeds meer op elkaar lijken, wint het credo ‘onbekend maakt onbemind’ aan relevantie. Een regio met geen, een bleek of een slecht imago loopt investeringen en inkomsten mis, terwijl een gebied dat goed bekend staat, kan rekenen op een grotere interesse van bedrijven, burgers en bezoekers.
Bron: NEI: Internationale Benchmark Regionaal Investeringsklimaat, 2001 (schatting/bewerking Oost NV)
Hoe staat Twente ervoor? De beeldvorming van Twente onder buitenstaanders verschilt al naar gelang ze ondernemer of toerist zijn. Twente heeft een positief imago als locatie voor bedrijfsvestiging. Als ondernemers gevraagd wordt naar interessante vestigingsplaatsen binnen Nederland, dan zetten ze Twente van de 29 regio’s op de zesde plaats. Weliswaar komt de interesse in de eerste plaats van naburige regio’s (Zuid-West-Overijssel, Veluwe en Drenthe), maar tegelijkertijd wordt Twente alom gezien als een gebied met veel sterke punten en weinig zwakke. Het positieve imago van Zuid-Oost-Brabant in Twente heeft wellicht te maken met een zekere vergelijkbaarheid of afgunst tussen beide regio’s. Onder toeristen heeft Twente een relatief traditioneel en plattelandsimago. Uit recent onderzoek blijkt dat het gros van de Nederlandse bevolking de regio associeert met natuur, rust en saaiheid. Op de vraag wat typisch Twents is komt men niet verder dan bier, beschuit en textiel. Verder heeft de doorsnee-Nederlander het idee dat de regio weinig verschilt van Drenthe en de Achterhoek. De stedelijke kwaliteiten van het gebied zijn nagenoeg onbekend. Het imago van Twente is ambivalent: een ondernemersvriendelijk gebied waar tegelijkertijd niet meer te beleven is dan in naburige landelijke regio’s.
Sociaal-economische situatie
12. Huurprijzen kantoor- en bedrijfsruimte De huurprijzen van kantoor- en bedrijfsruimtes in Twente zijn relatief laag
500 Minimum 400
400
365
Maximum
300
100
205
200
200 90
130
140 90
100
140 95
120
90
80
Schiphol
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
Hengelo
Enschede
Almelo
0
Bron: DTZ Zadelhoff, Cijfers in Perspectief 2005
100 Minimum 80
65
57
60 40
42
40 25
84
80
Maximum
25
42
50 40
30
25
30
20
Bron: DTZ Zadelhoff, Cijfers in Perspectief 2005
Schiphol
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
Hengelo
Enschede
Almelo
0
Waarom is dit belangrijk? Bij hun keuze om zich op een locatie te vestigen of er te blijven, laten bedrijven de huurprijzen van kantoor- en bedrijfsruimte meewegen. Bij kantoren gaat het om ruimtes bestemd voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening; in bedrijfsruimtes worden goederen geproduceerd, opgeslagen of gedistribueerd. Hoe goedkoper zo’n plek is, des te aantrekkelijker voor een bedrijf. Hoe staat Twente ervoor? Vergeleken met de Randstad zijn de huurprijzen van kantoor- en bedrijfsruimte in Twente laag. Dat geldt niet zozeer voor de minimumprijzen maar meer voor de maximumprijzen en dan met name wat kantoorruimtes betreft: in de Randstad betaalt men daarvoor al snel 60 tot 260 euro meer per m² dan in Twente. De minimum- en maximumhuurprijzen van kantooren bedrijfsruimtes in de drie Twentse steden ontlopen elkaar niet zo veel, zij het dat prijzen in Almelo structureel iets lager zijn. Dat is dan ook de stad in Twente die de laatste jaren de minste leegstand van kantoren laat zien: 5,5% van de kantoren is daar onbenut, terwijl het ruimteoverschot in Enschede 15,4% en in Hengelo 14,1% bedraagt. Ondanks hun relatief lage prijzen hebben de laatste twee steden te kampen met een hogere leegstand dan het landelijke gemiddelde van 12,1%. In Enschede zijn vooral op het Business & Science Park en in het Havengebied nog kantoor- en bedrijfsruimtes te huur. Ruimte voor bedrijvigheid in Hengelo vinden we met name op en rond het Twentekanaal en de Westermaat.
19
I
I
Sociaal-economische situatie
13. Huizenprijzen en -oppervlaktes De Twentse huizen zijn goedkoper en ruimer dan het landelijk gemiddelde
Bron: Atlas Nederlandse Gemeenten 2004
Waarom is dit belangrijk? In de afweging om ergens te gaan of blijven werken speelt bij velen de attractiviteit van de woonomgeving een rol. Zeker nu de ruimtedruk in ons land toeneemt, hechten werknemers waarde aan een betaalbare en ruime woning. Bekende indicatoren van de woonaantrekkelijkheid van een gebied zijn de hoogte van de huizenprijzen en de omvang van de woningen.
20
Hoe staat Twente ervoor? In de drie Twentse steden woont men goedkoper en ruimer dan in Nederlandse plaatsen van vergelijkbare omvang. Dat blijkt uit recente cijfers waarin de vijftig grootste gemeenten (G50) met elkaar worden vergeleken. In Twente kost een nieuwe woning 1450 euro per m², wat 400 euro minder is dan elders (G50: 1850 euro per m²). Binnen Twente is Enschede relatief het goedkoopst en Almelo het duurst. Tegelijkertijd geldt dat de gemiddelde oppervlakte van de huizen in Almelo het grootst is en die van Enschede het kleinst. Wel zijn de woningen in de Twentse steden nog altijd veel ruimer dan in de rest van Nederland: gemiddeld is een huis in stedelijk Twente 18 m² groter dan in de vijftig grootste steden van ons land. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het percentage koopwoningen in de regio (51%) hoger uitvalt dan elders (43%). Een laatste punt dat opvalt, is dat de huizen in de drie Twentse steden relatief jong zijn: door bombardementen (met name op Hengelo en op Enschede) vanaf 1943, sloop en wederopbouw is het aantal vooroorlogse woningen als percentage van de woningvoorraad er met 21% beduidend kleiner dan het Nederlands gemiddelde van 28%.
Sociaal-economische situatie
14. Cafés en culinaria Twente heeft relatief weinig cafés en kwaliteitsrestaurants
Bron: Atlas Nederlandse Gemeenten 2004
Bron: Atlas Nederlandse Gemeenten 2004
Waarom is dit belangrijk? Een levendig horecalandschap (de ‘kroegfactor’) gaat samen met goede economische prestaties. In de huidige economie gaat het steeds meer om creativiteit en interactie en de horeca is daarvoor een goede voedingsbodem. Cafés en restaurants dragen niet slechts bij aan een aangenamere leefomgeving, ze zijn als broedplaatsen van nieuwe ideeën ook een economisch relevante factor. Hoe staat Twente ervoor? Het horecalandschap van een gebied is natuurlijk moeilijk in cijfers uit te drukken: cafés en restaurants hebben meer te maken met ‘feelings’ (de sfeer) dan met droge ‘facts’ en ‘figures’. Toch wordt vaak het aantal cafés dat een gemeente per 10.000 inwoners heeft als maatstaf van de ‘kroegfactor’ genomen. Temidden van de vijftig grootste Nederlandse plaatsen blijven de drie grote Twentse steden, en dan met name Almelo, achter: per 10.000 inwoners telt de regio twee cafés minder (6,1) dan het landelijk gemiddelde (G50: 8,1). Wel zijn de cafés relatief goedkoop. Ook op culinair terrein doet stedelijk Twente het verhoudingsgewijs minder goed. De culinaire index, die op basis van de restaurantgidsen Lekker en Michelin de dichtheid van kwaliteitsrestaurants meet, bedraagt voor Twente gemiddeld 0,6, terwijl het gemiddelde van de G50 2,3 bedraagt. Enschede telt nog de meeste kwaliteitsrestaurants, Hengelo blijkens de cijfers geen enkele. Dat roept meteen de vraag op hoeveel waarde aan de culinaire index moet worden gehecht: over smaak valt niet te twisten, zeker als hij ook nog eens wordt gerelateerd aan zoiets gecompliceerds als regionaal-economische ontwikkeling.
21
I
I
Sociaal-economische situatie
15. Misdrijven Twente is met stip de veligste regio van Nederland
Waarom is dit belangrijk? In de huidige ‘risicosamenleving’ staat bij menigeen een veilige leefomgeving hoog op het prioriteitenlijstje. Sommige jonge gezinnen en ouderen verhuizen daarom vanuit de Randstad naar veiliger gebieden in het land. Ook al is veiligheid veelal een kwestie van perceptie, het aantal geregistreerde misdrijven is een gebruikelijke veiligheidsindicator.
Bron: Atlas Nederlandse Gemeenten 2004
22
Geregistreerde misdrijven (2004) Per 100.000 inwoners 15-79 jaar
20.000 15.742
16.000
14.004 12.149
12.000 8.000
9.966 6.668
4.000 0 Twente
Totaal Nederland
Haaglanden
Bron: CBS, geregistreerde misdrijven per 100.000 inwoners 15-79 jaar, 2004
RotterdamRijnmond
AmsterdamAmstelland
Hoe staat Twente ervoor? Zonder overdrijving mogen we zeggen dat Twente de veiligste regio is van het land. Zelfs Enschede is als relatief grote grensstad veiliger dan vergelijkbare Nederlandse steden. Het aantal geregistreerde misdrijven in de Twentse steden is 35% lager dan het gemiddelde van de vijftig grootste gemeenten in Nederland (G50: bijna 125 misdrijven per 1000 inwoners). Stadsregio’s in de Randstad (zoals de Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en AmsterdamAmstelland) hebben zelfs te kampen met twee keer zo veel misdrijven als stedelijk Twente. Van de drie grootste Twentse steden is Hengelo de veiligste gemeente. Dat werd onlangs nog eens bevestigd uit veiligheidsonderzoek van Elsevier (2005): Hengelo is de op-één-na-veiligste gemeente van het land in de categorie ‘zeer stedelijk’. Uit dezelfde studie blijkt dat ook de andere Twentse gemeenten zeer veilig zijn: Borne en Hof van Twente staan op plek één in de categorie ‘matig stedelijk’ respectievelijk ‘landelijk’, terwijl Hof van Twente in de categorie ‘weinig stedelijk’ een goede tweede is. Ook wat de prestaties van de politie betreft scoort Twente landelijk het hoogst. Hengelo, Borne, Wierden en Tubbergen staan in hun categorie allemaal op de eerste plaats. Twente: de veiligste plek van ons land!
Sociaal-economische situatie
16. Cultuur en natuur Twente scoort beter op het punt van natuur dan op cultureel vlak
Bron: Atlas Nederlandse Gemeenten 2004
Bron: Atlas Nederlandse Gemeenten 2004
Waarom is dit belangrijk? Steeds meer Nederlanders vinden het belangrijk dat de plek waar ze wonen en werken ook voldoende mogelijkheden biedt voor vrijetijdsbesteding. In het bijzonder hechten ze belang aan het culturele aanbod van een plaats en de nabijheid van natuur. Indicatoren daarvoor zijn de frequentie van theatervoorstellingen en het gemak waarmee de natuur vanuit de stad bereikt kan worden. Hoe staat Twente ervoor? Traditioneel staan de drie grote Twentse steden meer bekend om hun groene karakter dan om hun culturele klimaat. Dat imago komt overeen met recente cijfers: in de Twentse steden vinden jaarlijks per 1000 inwoners minder theatervoorstellingen plaats (2,1) dan gemiddeld in de vijftig grootste gemeenten (G50: 4,6). Enschede doet het relatief nog het best en heeft als thuisbasis van het Orkest van het Oosten bovendien een bovengemiddeld muzikaal klimaat. Het enigszins achterblijven van het culturele aanbod in de Twentse steden wordt ruimschoots gecompenseerd door hun nabijheid tot de natuur. Die afstand wordt bepaald door het aantal vierkante kilometers natuur- en recreatiegebied dat men vanuit een gemeente binnen een bepaalde tijd kan bereiken. Enschede, Hengelo en Almelo scoren met 47,8 km² hoger dan het landelijk gemiddelde (G50: 45,2 km²). Overigens tellen deze cijfers slechts het binnenlandse natuurgebied; de nabijheid van de natuur net over de Duitse grens in het Münsterland en rond Bentheim is niet in de bereikbaarheidsindex meegenomen. Ook het groene karakter van de Twentse steden zelf (denk aan de vele parken) is buiten beschouwing gelaten.
23
I
II
Kenniseconomie en innovatie
Samenvatting
24
Het Twentse ros mag dan als werkpaard zijn opgegroeid, het heeft wel degelijk de potentie om een snel renpaard te worden. Zijn conditie is goed, het Twentse ros traint veel en presteert gezien zijn achtergrond helemaal niet slecht. Maar op de een of andere manier leidt dat nog niet tot doorslaggevend succes. Ondanks de grote inspanningen in Twente op het gebied van R&D maakt het regionale bedrijfsleven er nog relatief weinig winst mee. Maar uiteindelijk zou het daar wèl om moeten gaan: een innovatie is immers niets anders dan product- of procesvernieuwing die bedrijven geld oplevert. Aan de input in het innovatieproces kan het niet liggen. Twente heeft werkelijk een uitstekende uitgangspostie voor de kenniseconomie. Met stijgende studentenaantallen aan een universiteit die in de top 12 van Europa staat en een hogeschool die een bovengemiddeld aantal lectoraten heeft, scoort de publieke kennisinfrastructuur goed. En afgezien van de omvang van het R&D-personeel staat Twente aan de top als het gaat om R&D-intensiteit en bedrijfsuitgaven voor R&D-loonkosten. Binnen Nederland hoeft Twente hier alleen Zuid-Oost Brabant (Philips!) voor te laten gaan. Ook uit de tussenresultaten (‘throughput’) in het innovatieproces blijkt dat Twente voldoende innovatiepotentieel bezit. Het aantal aangevraagde octrooien en academische spin-off ondernemingen overtreft het nationale gemiddelde ruimschoots. Tegen die achtergrond valt de innovatie-output – het aantal vernieuwingen waarmee het Twentse bedrijfsleven geld verdient – wat tegen. De indruk is dat de grote R&D-component in Twente bij minder bedrijven tot innovatie leidt dan in de rest van het land. Ook al is het Twentse ros van goede wil, het staat misschien nog iets te veel op stal.
Het meten van de kenniseconomie: input, throughput en output De economie van de 21e eeuw is een kenniseconomie. Voor hoogontwikkelde landen als Nederland is de ontwikkeling en toepassing van kennis die geld oplevert een doorslaggevende concurrentiefactor geworden. Die kennis staat immers aan de basis van tal van vernieuwingen (innovaties), variërend van technologische doorbraken tot verbeteringen in alledaagse gebruiksvoorwerpen. Omdat kennis grotendeels in de hoofden van mensen zit, is ze moeilijk uit te drukken in getallen. Wel zijn er enkele maatstaven die zicht geven op het al dan niet kennisintensieve karakter van een bedrijf of gebied. Om te beginnen kennen we ‘inputindicatoren’ die de investeringen aan het begin van het innovatieproces meten, zoals studentenaantallen, onderzoeksprestaties en R&D-uitgaven. Verder is het mogelijk om te kijken naar de ‘throughput’ (tussenresultaten) in het lange traject van nieuwe kennis tot de uiteindelijke introductie van een vernieuwing. Daarbij valt te denken aan samenwerking op het gebied van R&D, octrooiaanvragen en academische spin-offs. Ten slotte zijn er ‘outputindicatoren’ die de eigenlijke innovatiekracht meten, omdat ze aansluiten bij de resultaten van het vernieuwingsproces. Voorbeelden daarvan zijn het aantal gerealiseerde innovaties of het aandeel van de omzet dat een bedrijf behaalt met nieuwe producten. Aan het gebruik van al deze indicatoren kleven nadelen, omdat elke maatstaf slechts een beperkt deel van het totale innovatietraject onder de loep neemt. Voor een volledig beeld van de kenniseconomie is het daarom verstandig om een combinatie van indicatoren te hanteren.
Kenniseconomie en innovatie
1. Studenten in het hoger onderwijs Het aantal studenten in het Twentse hoger onderwijs stijgt
Maastricht en Eindhoven). De Twentse hogescholen scoren op dat punt nog niet hoger dan het landelijke gemiddelde. Het bovenproportioneel toegekende aantal lectoraten in Twente (10,5 per 10.000 studenten tegen 5,8 landelijk) geeft aan dat de regionale instellingen voor hoger beroepsonderwijs wèl veel innovatiepotentieel hebben, waarvan ook het onderwijs kan profiteren.
Bron: UT, www.utwente.nl, augustus 2005
Met bezemen keren
Waarom is dit belangrijk? Het regionale hoger onderwijs is een belangrijke leverancier van kenniswerkers die - als ze in hun opleidingsgebied blijven - een bijdrage kunnen leveren aan de regionale innovatiekracht. Het aantal eerstejaars en studenten aan universiteiten en hogescholen geeft een indruk van het aanbod van hoogopgeleide kenniswerkers in de toekomst. Het aantal afgestudeerden in het verleden heeft daarentegen een positieve invloed op de innovatiepotentie van nu.
Wist u dat het Latijnse woord fiscus verwant is aan ons woord bezem? Je zou er onrustig van op je stoel gaan schuiven: een fiscaal medewerkster met zo’n duidelijke hands-onmentaliteit als de dame op deze foto.
Hoe staat Twente ervoor? De regio beschikt over een goed ontwikkelde onderwijsinfrastructuur met een universiteit (Universiteit Twente) en een drietal publieke hogescholen (Saxion, Edith Stein en AKI). Tezamen staan bij deze onderwijsinstellingen ruim 19.000 studenten ingeschreven. Het aandeel studenten ten opzichte van de landelijke studentenpopulatie in het hoger onderwijs komt overeen met de relatieve bevolkingsomvang van Twente in Nederland, te weten 3,8%. Het aandeel van 18-26 jarigen dat studeert in het regionale hoger onderwijs bedraagt in Twente 28,4% van de bevolking, wat enigszins lager is dan in andere regio’s van het land (Nederland: 29%). Vanaf het collegejaar 1998-1999 is het aantal studenten aan de UT gestaag toegenomen Dat heeft zich intussen vertaald in een lichte toename van het aantal eerstejaars en afgestudeerden. De Universiteit Twente heeft (inter-)nationaal een goed imago en staat wat de kwaliteit van het onderwijs betreft in de top van de Nederlandse universiteiten (na
Gelukkig bezemt de afgebeelde Mary Tubman niet ons zuurverdiende geld ‘s lands schatkist in. Zij veegt de Enschedese binnenstad. Het schoonhouden van de stad beschouwt ze zeer terecht als belangrijk werk. Langzamerhand is Mary een van de populairste medewerkers van het City Team. Haar vrolijke gezang onder het werk, haar vriendelijke groet en niet in het minst de media-aandacht voor haarzelf en haar beroemde Afrikaanse familie zorgen voor grote populariteit. Mary is namelijk een kleindochter van de Liberiaanse oud-president William Tubman.
25
II
Het is wonderlijk dat het Nieuwe Testament bijna het zelfde werkwoord bezigt voor vegen als het Twents: met bezemen keren heet in het regionale dialect: ánkeer’n. Maar dit taalkundige weetje mag u van ons vlug terzijde vegen…
II
Kenniseconomie en innovatie
2. Onderzoeksprestaties De kwantiteit en kwaliteit van het Twentse onderzoek is beter dan gemiddeld
26
Top 12 van EU Universiteiten
(citatie impact score)
Universiteit Cambridge
1,55
Universiteit Oxford
1,48
Technische Universiteit Eindhoven
1,40
Technische Universiteit München
1,40
Universiteit Edinburgh
1,35
Universiteit Twente
1,34
Universiteit Freiburg
1,34
Universiteit Karlsruhe
1,34
Erasmus Universiteit Rotterdam
1,32
Universiteit Heidelberg
1,32
Universiteit Straatsburg
1,32
Katholieke Universiteit Leuven
1,30
Bron: Derde Europees Rapport over Wetenschap en Techniek Indicatoren 2003; betreft periode 1993-1999
Waarom is dit belangrijk? Aan innovaties ligt vaak jarenlang gedegen onderzoek ten grondslag. De omvang en kwaliteit van het wetenschappelijk en contractonderzoek aan kennisinstellingen vormen dan ook belangrijke inputvariabelen in het innovatieproces. Naast fundamentele research is contractonderzoek belangrijk: omdat dat onderzoek in opdracht van of in samenwerking met publieke of private partijen wordt verricht, zijn de resultaten snel toepasbaar in de economie. Hoe staat Twente ervoor? Zowel internationaal als nationaal staat het onderzoek van de Universiteit Twente (UT) hoog aangeschreven, met name op het gebied van nanotechnologie, medische technologie, telematica en construerende vakken. De kwantiteit en kwaliteit van de wetenschappelijke publicaties is voor een relatief kleine instelling als de UT bovengemiddeld goed. Op basis van de internationale impact die haar publicaties hebben, neemt de UT in de top-12 van topuniversiteiten in Europa een zesde plaats in. Ook wat contractonderzoek betreft, presteert de universiteit goed: het aandeel tweede- en derde-geldstroomonderzoek in de totale research-inspanningen ligt met 21,8% boven het landelijke gemiddelde (Nederland: 18%). Overigens komt daarvan maar een deel ten goede aan de regio; het contractonderzoek van de UT vindt veelal op nationale of Europese schaal plaats. De contractactiviteiten van de Twentse (publieke) hogescholen, waarvan Saxion het leeuwendeel voor zijn rekening neemt, zijn wèl voornamelijk regionaal gericht. 8,9% van hun totale omzet halen de hogescholen in Twente uit derde-geldstroomfinanciering, wat hoger is dan hun collega’s in de rest van het land (6,7%). Met de recente instelling van het bovengemiddelde aantal lectoraten in de regio (bijna twee keer zoveel als het landelijke gemiddelde) neemt dat aandeel waarschijnlijk alleen maar toe.
Kenniseconomie en innovatie
3. R&D-uitgaven en R&D-personeel De R&D-capaciteit van Overijssel blijft landelijk gezien iets achter
Bron: CBS, bewerking Oost NV, augustus 2005
Bron: CBS, bewerking Oost NV, augustus 2005
Waarom is dit belangrijk? Aan veel technologische innovaties ligt Research & Development (R&D) ten grondslag. Research (onderzoek) beoogt het vernieuwen van kennis, terwijl development (ontwikkeling) zich richt op het vertalen van die kennis in nieuwe producten of processen. Ook al leidt niet alle R&D tot innovatie, de R&D-uitgaven van een organisatie of regio en het aantal werknemers dat bezig is met R&D (R&D-personeel) vormen een populaire inputfactor voor het meten van innovatiekracht. Hoe staat Twente ervoor? Het CBS verzamelt deze R&D-gegevens (nog) op provinciale schaal, zodat hier slechts cijfers voor Overijssel beschikbaar zijn. Omdat het economische en innovatieve zwaartepunt van Overijssel in Twente ligt, geven de cijfers een vertekend (in dit geval: ondergewaardeerd) beeld. Overijssel doet het met een aandeel van 4,8% van de totale Nederlandse R&D-uitgaven en 6,0% van het totale R&D-personeel minder dan men op grond van de omvang van de Overijsselse beroepsbevolking (6,5% van het Nederlandse aanbod) zou mogen verwachten. Noord-Brabant en Groningen - regio’s waartegen Twente door haar vergelijkbare industriële achtergrond respectievelijk perifere ligging vaak afgezet wordt - hebben een R&D-aandeel dat (veel) groter is dan hun aandeel in de totale beroepsbevolking. De grote omvang van de R&Duitgaven en het bovenproportionele aantal R&D-werkers in Noord-Brabant wordt natuurlijk veroorzaakt door de aanwezigheid van Philips. Over het relatief lage aandeel van Overijssel in de Nederlandse R&D hoeft Twente zich echter geen zorgen te maken: enerzijds is het beeld vertekend door de provinciale cijfers, anderzijds zijn de R&D-uitgaven en het R&D-personeel de afgelopen vijf jaar per saldo gegroeid - en dat bij een vrijwel gelijkblijvende beroepsbevolking.
27
II
II
Kenniseconomie en innovatie
4. Aandeel R&D-loonkosten Twente geeft na Zuidoost-Brabant het meeste uit aan R&D-loonkosten
gebleven: in de EZ-nota Pieken in de Delta (2004) wordt Twente mede door haar relatieve hoge aandeel R&D-loonkosten beschouwd als een ‘hot spot’ in de Nederlandse economie. Het ministerie verwacht veel van het Twentse innovatiepotentieel en vraagt de regio dan ook om te komen met plannen die kunnen leiden tot ‘pieken in de Delta’.
Vorsicht: Kunst!
28
Bron: Ministerie van Economische Zaken, Hot Spots 2002 Waarom is dit belangrijk? R&D-loonkosten zijn de kosten die bedrijven maken voor werknemers die zich bezighouden met Research & Development (R&D). Meestal wordt voor de onderlinge vergelijkbaarheid gekeken naar het aandeel van die kosten in de totale loonsom (de som van de lonen en sociale premies die de werkgever betaalt). Hoe hoger het percentage R&D-loonkosten in de loonsom, des te meer bedrijven uitgeven aan R&D - en hoe groter de kans dat innovaties tot ontwikkeling komen. Hoe staat Twente ervoor? De regio Twente scoort op deze inputindicator van innovatie bijzonder hoog: in 2002 hebben Twentse ondernemingen bijna 7% van hun totale loonsom besteed aan werknemers die betrokken zijn bij R&D. Dit percentage is veel hoger dan het landelijke gemiddelde van 2,5%. Dat het hierbij niet om een incidentele uitschieter gaat, blijkt uit het feit dat het aandeel van de R&D-loonkosten in Twente niet veranderd is ten opzichte van het jaar 1999. Weliswaar kan Twente niet tippen aan het hoge aandeel van Zuid-Oost-Brabant (Philips!), maar het staat samen met de agglomeraties rond Amsterdam en Rotterdam wel op een gedeelde tweede plaats van de 40 COROP-regio’s die ons land rijk is. Daamee doet de regio het bijvoorbeeld beter dan Utrecht en het knooppunt Arnhem-Nijmegen. Dit resultaat is ook in Haagse kringen niet onopgemerkt
Beeldend kunstenaar Petra Groen verplaatst hier met Volksparkmedewerker André haar creatie ‘bootje met drenkeling.’ Het bleek een echte trompe-l’oeil, want talloze wandelaars in het park schoten in de stress omdat ze dachten dat het allemaal echt was. Het Volkspark dateert uit 1874 en is daarmee het oudste openbare stadspark van Nederland. Steeds meer komen hier cultuur en natuur samen. Dankzij vaste kunstwerken zoals de plastiek van André Volten die u in de vijver ziet staan maar ook door verrukkelijke evenementen als Kunst in het Volkspark, dat jaarlijks duizenden kunstlief hebbers van heinde en verre trekt.
Het imago van Twente is nog vooral dat van een streek met veel natuur en weinig cultuur, zo blijkt. Ten onrechte: op allerlei plaatsen in Twente bruist het van de artistieke initiatieven. Dat de kunsten zich vaak voordoen temidden van Twentes wonderschone natuur is daarbij alleen maar een extra voordeel: Vorsicht: Kunst in der Natur!
Kenniseconomie en innovatie
5. R&D-intensiteit Twente heeft na Zuidoost-Brabant de hoogste R&D-intensiteit van Nederland
Bron: Ministerie van Economische Zaken, Hot Spots 2002
Bron: Ministerie van Economische Zaken, Hot Spots 2002
Waarom is dit belangrijk? In veel publicaties en nota’s figureert ‘R&D-intensiteit’ als een sleutelindicator voor innovatie. Vreemd genoeg verstaat menigeen het zijne onder dit begrip. Zo definieert het CBS R&Dintensiteit als ‘de R&D-uitgaven uitgedrukt als percentage van de toegevoegde waarde’, terwijl EZ blijkt uit te gaan van het aantal euro’s dat per werknemer aan R&D wordt besteed. Gemeenschappelijk aan de definities is dat ze R&D-cijfers tussen eenheden (landen, regio’s of sectoren) wegen en vergelijkbaar maken. Hoe staat Twente ervoor? Omdat het ministerie van Economische Zaken (EZ) specifiek cijfers voor Twente heeft verzameld (en niet zoals het CBS alleen voor Overijssel), nemen we de EZ-definitie van R&D-intensiteit als startpunt. Temidden van 40 COROP-regio’s eindigt Twente dan - net zoals op het gebied van het aandeel R&D-loonkosten - op de tweede plaats: Twentse bedrijven geven per werknemer gemiddeld 628 euro aan R&D uit, wat ruim twee keer zoveel is als het landelijke gemiddelde (Nederland: 312 euro aan R&D per werknemer). Als gevolg van het ‘Philips-effect’ moet Twente ook hier Zuid-Oost-Brabant voor laten gaan. De gunstige positie van Twente zien we terug in de grafiek waarin per stad de R&D-intensiteit is bepaald. Enschede, Hengelo en Almelo staan alle in de Top 12: in deze steden wordt gemeten naar het aantal werknemers bovengemiddeld veel geld aan R&D besteed. Opvallend is de zeer hoge score van Hengelo, waar per werknemer 1200 euro meer dan het landelijke gemiddelde (314 euro) aan R&D-activiteiten wordt uitgegeven. De uitschieter van Hengelo kan worden verklaard door de relatieve hoge werkgelegenheid in R&D-intensieve sectoren als metalektro (Stork en Thales) en chemie (Akzo).
29
II
II
Kenniseconomie en innovatie
6. Spin-off bedrijven Universiteit Twente Twente staat (inter)nationaal bekend om zijn succesvolle spin-offs
Bron: Universiteit Twente / Nikos, oktober 2004
Waarom is dit belangrijk? Spin-off bedrijven (ook wel ‘spin-offs’ of ‘spin-outs’) zijn startende ondernemingen die voortkomen uit een publieke kennisinstelling of uit een moederbedrijf. Spin-offs ontstaan vanuit de behoefte van een aspirant-ondernemer om een nieuw product of concept op de markt te brengen en zijn daarom vrijwel altijd innovatief. Ze zorgen bovendien voor nieuwe werkgelegenheid en economische dynamiek.
30
Hoe staat Twente ervoor? De regio Twente staat (inter-)nationaal bekend om haar spin-offs en dan met name om de starters die hun oorsprong vinden in de Universiteit Twente. Zeker sinds de start van het TOP-programma (Tijdelijke Ondernemingsplaatsen) in 1984 wordt de kennisinstelling als schoolvoorbeeld aangehaald van een ‘entrepreneurial university’ die studenten opleidt tot academisch ondernemerschap. Een TOP-ondernemer krijgt van de universiteit faciliteiten, laboratoria en technische ondersteuning alsmede een renteloze lening.Tussen 1976 en 2004 zijn er vanuit de UT tal van bedrijven gestart, waarvan ruim 550 ondernemingen hebben overleefd. De meeste starters waren afgestudeerden of medewerkers van de universiteit zelf. Iets meer dan de helft van de bedrijven heeft gebruik gemaakt van de TOP-regeling. Tezamen hebben de spin-offs van de UT - die actief zijn op uiteenlopende terreinen zoals intelligente sensoren, medische technologie, e-learning en advies aan MKB-bedrijven - meer dan 3000 full-time arbeidsplaatsen opgeleverd, voornamelijk in de Twentse economie. Dat Twente zowel nationaal als internationaal de aandacht trekt met spin-offs, blijkt uit het groeiende aantal academische publicaties over ‘het Twentse fenomeen’ en het feit dat andere universiteiten de TOP-regeling kopiëren.
II
Kenniseconomie en innovatie
7. Octrooien In Twente worden relatief veel octrooien aangevraagd en toegekend Octrooiaanvragen 2002
Aantal
Per 1000 bedrijven
Twente
219
8
Nederland
4923
6,4
Bron: Octrooicentrum Nederland/Economisch Bureau ING
Octrooien toegekend aan de Universiteit Twente Aantal
1999
2000
2001
2002
2003
2004
32
31
29
40
49
29
Wie stuurt op R&D, stuurt op toegevoegde waarde De dame op de scootmobiel oefent hier haar stuurvrouwskunst. Ze wordt bijgestaan door Victorien Erren, fysiotherapeut bij Roessingh Research and Development (RRD) in Enschede. De virtuele wereld, gevangen in drie schermen, is de nieuwe wijk Roombeek. RRD doet samen met de Universiteit Twente onderzoek naar revalidatietechnologie en pijnrevalidatie. Een zeer belangrijke missie bij deze samenwerking is de praktische toepassing van de nieuwe inzichten.
Waarom is dit belangrijk? Door een octrooi (synoniem: patent) bij een patentbureau aan te vragen kan een innovator nieuwe kennis juridisch vastleggen en tijdelijk beschermen. Ook al is octrooieren tijdrovend, duur en niet op alle innovaties toepasbaar, het is een van de weinige ‘harde’ indicatoren voor innovatie: wie een octrooi krijgt toegekend, kan er zeker van zijn ècht nieuwe kennis te hebben ontwikkeld. De mevrouw-in-training moet straks natuurlijk wel zelfverzekerd en veilig de echte wereld in kunnen met haar scootmobiel… Research & Development in Twente scoort zeer goed. De UT staat bijvoorbeeld internationaal hoog aangeschreven met haar medische techno logie. Twente is een hot spot in de Nederlandse economie als het gaat om de investeringen in R&D. Na Zuidoost-Brabant (Philips) komt Twente op de tweede plaats als het gaat om R&D-intensiteit. Er is een macht aan innovatiekracht in Twenteland. Wat een prachtige uitdaging om zó te sturen dat al die innovatiekracht leidt tot veel toegevoegde waarde!
Hoe staat Twente ervoor? Wat het aantal octrooiaanvragen betreft, scoort de regio Twente traditioneel boven het Nederlandse gemiddelde. Zo vroegen Twentse bedrijven in 1999 2,5 keer zoveel octrooien aan als hun collega’s elders in het land. Wel is het van belang om op te merken dat het hier gaat om louter in Nederland aangevraagde octrooien; aanvragen bij het European Patent Office (EPO) zijn buiten beschouwing gelaten. Die bovengemiddelde score in Twente zien we ook in 2002: per 1000 bedrijven werden er bij het Octrooicentrum Nederland (het voormalige Bureau voor de Industriële Eigendom (BIE)) acht octrooien aangemeld, wat 20% hoger is dan het landelijke cijfer van 6,4. Natuurlijk gaat het uiteindelijk om het aantal toegekende in plaats van aangevraagde octrooien, maar betrouwbare regionale cijfers daarvan zijn niet beschikbaar. Wèl blijkt uit cijfers van het Octrooicentrum over 2002 dat zo’n 90% van de octrooiaanvragen ook daadwerkelijk is toegekend. De UT heeft op basis van eigen cijfers wel inzicht in het aantal toegekende octrooien: dat is in de loop der jaren toegenomen tot 49 in 2003. In het jaar 2004 deed de UT het duidelijk minder, want toen werden slechts 29 octrooien toegekend.
31
Bron: Universiteit Twente
II
Kenniseconomie en innovatie
8. Nieuwe producten en processen Het aantal Twentse innovaties is niet slecht, maar valt gezien de input tegen
Bron: EIM, bewerking Economisch Bureau ING. Ondernemen in Twente, Regio in Economisch Perspectief, bewerking Oost NV
32 Bron: EIM, bewerking Economisch Bureau ING. Ondernemen in Twente, Regio in Economisch Perspectief, bewerking Oost NV
Waarom is dit belangrijk? Een belangrijk onderscheid is dat tussen product- en procesinnovaties: productinnovaties zijn nieuwe goederen of diensten die met succes op de markt gebracht worden, terwijl het bij proces innovaties gaat om verbeteringen of vernieuwingen in bedrijfsprocessen. Het aantal product- en procesinnovaties in een gebied geeft aan hoe succesvol plaatselijke bedrijven zijn op innovatief gebied. Net zoals het aantal octrooien is dit een harde outputindicator van innovatie. Hoe staat Twente ervoor? Uit een bewerking door ING van de CBS-innovatie-enquête valt af te leiden dat de innovativiteit van het bedrijfsleven in Twente enigszins hoger is dan het landelijke gemiddelde: 21,1% van de Twentse bedrijven met meer dan 10 werknemers brengt innovaties tot ontwikkeling tegen 17,4% van de ondernemingen in Nederland als geheel. Voor het MKB tot 100 personen zijn slechts cijfers voor de provincie Overijssel beschikbaar. In 2003 realiseerde 36% van de Overijsselse MKB’ers productinnovaties en 60% procesinnovaties, wat nauwelijks afwijkt van het landelijke gemiddelde. Waarschijnlijk worden de cijfers voor Twente - evenals de cijfers over R&D-uitgaven en R&D-personeel - gedrukt doordat de rest van Overijssel relatief minder innovatief is. Desondanks ontstaat de indruk dat het aantal gerealiseerde product- en proces innovaties in Twente nog niet in verhouding staat tot de hoge score van de regio op het punt van R&D-loonkosten en R&D-intensiteit. Blijkbaar leidt de grote R&D-component per Twentse werknemer minder vaak tot innovatie dan elders in het land. Het is lastig te achterhalen waaraan dat precies ligt; het traject tussen R&D en de succesvolle introductie van een nieuw product of proces is immers omgeven met onzekerheid en toeval.
III
Clusters en specialisatie
Van oudsher is het Twentse ros gehecht aan zijn stal en niet bijzonder uithuizig. Het ros loopt nog iets te vaak met oogkleppen rond. Tot op zekere hoogte ligt daarin ook de kracht van de Twentse economie: slechts door langdurige concentratie is het mogelijk in een bepaalde techno-economische activiteit uit te blinken. Zonder die specialisatie had de regio bijvoorbeeld nu niet zulke sterke clusters in de maakindustrie gehad. Tegelijkertijd blijft het van belang open te staan voor frisse ideeën van buiten - al was het maar om de bestaande clusters op een creatieve wijze te revitaliseren. Met 29% banen in de nijverheid is de Twentse economie stevig georiënteerd op de industrie (Nederlands aandeel: 19%). Ook al komt de sectorale diversiteit gemeten naar werkgelegenheid (input) ongeveer overeen met het landelijke gemiddelde, de toegevoegde waardecreatie (output) is nog geconcentreerd in een beperkt aantal clusters. Sterke clusters in de Twentse economie zijn met name metalektro, ‘food’ (o.m. voeding), ‘materials’ (o.m. kunststoffen) en bouw, terwijl de gezondheidszorg (vooral in combinatie met technologie) groeiperspectieven heeft. Groei valt ook te verwachten in de commerciële dienstverlening, die in Twente nog ondervertegenwoordigd is. De sterke economische specialisatie in Twente gaat gepaard met een dichte netwerkstructuur. De regio heeft de hoogste netwerkdichtheid van West-Europa, die veel ‘sociaal kapitaal’ oplevert. Netwerken vergemakkelijken het zakendoen, maar kunnen ook leiden tot ‘lock-in’ (blikvernauwing) die vernieuwing in de weg staat. Dat risico is niet irreëel in Twente, omdat de regio weinig creatieven kent die tegenwicht bieden tegen de gevestigde orde. Als het Twentse ros zijn oogkleppen vaker afdoet, dan wordt de wereld groter en komen nieuwe perspectieven sneller in zicht.
Moderne regionale economie: van hardware naar software Uit onvrede met de beperkte verklaringskracht van de bestaande modellen richten onderzoekers zich vanaf de jaren negentig steeds meer op de sociaal-geografische onderleggers van de economie. Economie is mensenwerk en vindt altijd ergens plaats - en dat kan verklaren waarom de ene regio het beter doet dan een andere. Door die ‘geographical turn’ in het onderzoek is het vakgebied van de regionale economie springlevend. Met name het werk van de Amerikanen Porter, Putnam, Jacobs en Florida heeft veel invloed en leidt tot tal van theoretische en empirische studies. Porter laat zien dat een land of regio zijn concurrentiekracht uiteindelijk ontleent aan een of meer sterke clusters van bedrijvigheid, zoals de horloge-industrie in Zwitserland en de bosbouw in Finland. Aan de hand van de verschillen tussen het rijke noorden en arme zuiden van Italië beargumenteert Putnam dat sociale netwerken en vertrouwen fungeren als het smeermiddel van de regionale economie. Jacobs maakt duidelijk dat steden de motor van een regio vormen: door de diversiteit van mensen en sectoren is een stedelijke omgeving een broedplaats van creativiteit en innovatie. Zo’n stad moet wel de nodige variatie aan voorzieningen hebben, aldus Florida, want creatievelingen willen wel ergens wonen waar het bruist. Als deze recente inzichten iets duidelijk maken, dan is het wel dat regionaal-economische ontwikkeling meer omvat dan ‘hardware’ zoals bedrijventerreinen, fabrieken en kantoren. Uiteindelijk gaat het om de gebruikers van die hardware: de mensen en hun wensen oftewel de ‘software’.
33
Samenvatting
III
Clusters en specialisatie
1. Sterke clusters Clusters in de nijverheid domineren, maar diensten zijn in opkomst
34
Werkzame personen per sector in Twente (RPA)
1996
2004
% in 2004
Groei (%) 1996-2004
Sterk/ Zwak
Groei trend t.o.v. NL
Detailhandel Overige zakelijke dienstverlening Welzijnszorg Onderwijs Bouwnijverheid Groothandel Gezondheidszorg Metaal-, machine- en apparatenind. Openbaar bestuur Transport, opslag, post en telecom. Horeca Meubel- en houtindustrie Elektrische-, optische- en instrumenten Toerisme en recreatie Vervoermiddelen (handel, reparaties) Voeding- en genotmiddelen Chemie-, rubber- en kunststofind. Bouwinstallatie Overige dienstverlening Banken Papier- en grafische ind. Textiel- en leerindustrie Verzekeringswezen ICT Landbouw bosbouw en jacht Glas-, aardewerk- en bouwmaterialen Elektriciteit, aardgas, water (nuts) Productie transportmiddelen Winning delfstoffen Aardolie-, splijt- en kweekstoffen Visserij
25.246 15.632 16.372 15.948 17.241 12.215 10.748 13.424 10.849 10.356 8.590 8.814 9.157 4.753 5.363 5.626 5.907 4.196 3.420 2.866 3.104 3.787 1.477 1.051 1.880 889 875 378 84 0 16
29.078 24.816 22.479 19.578 17.482 16.172 15.434 13.133 12.196 10.630 10.546 10.105 7.323 6.742 6.544 5.878 5.840 5.150 4.797 3.027 2.952 2.682 2.249 1.824 1.633 873 466 338 122 49 16
11,2 9,5 8,6 7,5 6,7 6,2 5,9 5,0 4,7 4,1 4,1 3,9 2,8 2,6 2,5 2,3 2,2 2,0 1,8 1,2 1,1 1,0 0,9 0,7 0,6 0,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,0
15,2 58,8 37,3 22,8 1,4 32,4 43,6 -2,2 12,4 2,6 22,8 14,6 -20,0 41,8 22,0 4,5 -1,1 22,7 40,3 5,6 -4,9 -29,2 52,3 73,5 -13,1 -1,8 -46,7 -10,6 45,2 nvt 0,0
Neutraal Neutraal Neutraal Neutraal Sterk Neutraal Neutraal Zeer Sterk Neutraal Zwak Neutraal Zeer Sterk Zeer Sterk Neutraal Neutraal Neutraal Sterk Neutraal Neutraal Zwak Neutraal Zeer Sterk Zwak Zwak Neutraal Neutraal Zwak Zeer Zwak Zwak Zeer Zwak Zeer Zwak
Neutraal Stijgend Neutraal Neutraal Neutraal Stijgend Stijgend Neutraal Neutraal Dalend Neutraal Neutraal Neutraal Neutraal Neutraal Stijgend Neutraal Stijgend Stijgend Dalend Neutraal Neutraal Sterk Stijgend Neutraal Sterk Dalend Neutraal Dalend Neutraal Sterk stijgend Nvt Neutraal
Totaal
220.264
260.154
100,0
18,1
Neutraal
Bron: Nieuw Perspectief voor Twente, Provincie Overijssel/BIRO, CBS, CPB, Etil
Bron: Lisa, bewerking Oost NV Kolom “Sterk/Zwak” geeft aan of de sector in Twente over- of ondervertegenwoordigd is t.o.v. het landelijke gemiddelde (percentage afwijking sectoraandeel Twente t.o.v. sectoraandeel Nederland). < -60 = zeer zwak, -30 t/m -60 = zwak, -30 t/m 30 = neutraal, 30 t/m 60 = sterk, > 60 = zeer sterk. Kolom “Trend” geeft aan of de sector in Twente harder of langzamer groeit dan het landelijke gemiddelde (groei 1996-2004 Twente - groei 1996-2004 Nederland). < -20 = sterk dalend, -10 t/m -20 = dalend, -10 t/m 10 = neutraal, 10 t/m 20 = stijgend, > 20 = sterk stijgend.
Hoe staat Twente ervoor? Twente heeft een relatief traditionele economische structuur: met 29% van de werkgelegenheid zijn clusters in de nijverheid nog steeds oververtegenwoordigd (Nederlands cijfer: 19%). Deze clusters zijn een krachtig en trots symbool voor ‘Made in Twente’, maar zijn tegelijkertijd erg conjunctuurgevoelig. Oververtegenwoordiging zien we in mindere mate in de landbouw (5% tegen 3% landelijk) en publieke diensten (25% tegen 24% landelijk). Opvallend is dat de regio 13% minder werk heeft in de commerciële dienstverlening (41% tegen 54%). Twente kent aldus relatief weinig zakelijke diensten. Sterke clusters vinden we vooral in de metalektro (metaal, machines, apparaten, elektronica, optica), ‘food’ (voedings- en genotmiddelen, delen van de chemie), ‘materials’ (textiel, leer, meubel, hout, rubber, kunststoffen) en bouwnijverheid. Als deze clusters nog meer dwarsverbanden zoeken met nieuwe technologieën (mechatronica, nanotechnologie, ICT), zijn er mogelijkheden om de neutrale trend om te zetten in een stijgende lijn. Clusters in opkomst vinden we vooral in de dienstverlening, zoals groothandel en de gezondheidszorg. Tussen de traditionele clusters en de verwachte groeipolen van de toekomst bestaat door ‘outsourcing’ en innovatie reeds contact. Voorbeelden van dergelijke ‘kruispunt’-clusters zijn zorgtechnologie en technische adviesdiensten. Deze clusters zijn de laatste tien jaar in Twente sterker gegroeid dan in de rest van het land, wat overigens ook geldt voor andere bedrijvigheid (groothandel, bouwinstallatie, ‘food’ en dienstverlening).
In Hengelo hijsen ze als de beste Weet u het nog, oktober 2001, die Russische kernonderzeeër, de Koersk? Lag op de bodem van de zee en kon door niemand geborgen worden. Drie Nederlandse bedrijven klaarden de klus, waaronder het Hengelose Hydrospex. Op deze foto ziet u een monteur van het bedrijf bezig met het afmonteren van zojuist gespoten hefunits. Dit soort ‘hijsmotoren’ met bijbehorende software werden ook gebruikt bij het bergen van de Koersk, 26 in getal. Elk goed voor ruim 500 ton hijsvermogen. Maar Hydrospex bouwde ook de 104 cilinders die de deining van de golven op de Barentsz-zee moesten compenseren. Bij zware hijsproblemen op zeer woelige baren weet men het Hengelose bedrijf steeds vaker te vinden. Onwillekeurig denk je aan de heldendaden van Hollandse zeekapiteins in de Gouden Eeuw als je zoiets leest. Laten we maar met beide voeten nuchter op de Twentse zandgrond blijven staan. We stellen simpelweg vast dat Hydrospex een van de vele bedrijven is die de cluster metalelektro tot zo’n sterke sector maken in de regionale industrie. Hengelo’s bier bestaat allang niet meer, maar hydraulisch hijsen kunnen ze in Hengelo tegenwoordig als de beste…
35
Waarom is dit belangrijk? Clusters zijn geografische concentraties van bedrijven (concurrenten, toeleveranciers, afnemers) en instellingen die actief zijn in een bepaalde techno-economische specialisatie. Het moderne begrip ‘cluster’ lijkt de term ‘sector’ geleidelijk te vervangen, omdat veel groeiclusters sectordoorsnijdend zijn. Clusters geven een beeld van het specialisatiepatroon van een gebied en nemen een groot deel van de regionale werkgelegenheid, export en innovatie voor hun rekening.
III
Clusters en specialisatie
2. Sectorale diversiteit De Twentse banen zijn gediversificeerder dan de toegevoegde waarde
de relatief minder evenwichtige sectorstructuur in de regionale oververtegenwoordiging van de nijverheid in de toegevoegde waarde: door de hogere arbeidsproductiviteit in industriële sectoren (mechanisering en automatisering) kan eenzelfde aantal werknemers nu eenmaal meer waarde toevoegen dan in de dienstverlening. Wat input betreft is de Twentse economie dus divers, maar op het punt van output is ze nog relatief eenzijdig.
Bron: Atlas voor Gemeenten 2005, bewerking Oost NV
36
Waarom is dit belangrijk? De indicator ‘sectorale diversiteit’ meet de relatieve spreiding van de werkgelegenheid of toegevoegde waarde over verschillende sectoren (clusters) in een gebied. Hoe diverser de economie, hoe minder afhankelijk een gebied is van bepaalde bedrijvigheid en hoe meer alternatieven er zijn om op terug te vallen. Het spiegelbeeld van deze diversiteitsindicator is de ‘concentratie-index’: hoe hoger de index, hoe meer focus (maar ook: hoe eenzijdiger) de economie van een gebied. Hoe staat Twente ervoor? Vroeger stonden de drie Twentse steden bekend om hun monostructuur: textiel in Enschede en Almelo en metaal in Hengelo. Die eenzijdige sectorale samenstelling behoort grotendeels tot het verleden. Gemeten naar werkgelegenheid ligt de sectorale diversiteit in stedelijk Twente rond het landelijke gemiddelde (78%): de iets grotere concentratiegraad in Enschede (76%) en Almelo (77%) wordt gecompenseerd door de grotere diversiteit in Hengelo (79%). Deze cijfers suggereren dat de regio er goed in is geslaagd om de economie te diversificeren. In termen van toegevoegde-waardecreatie blijkt echter dat de Twentse economie een stuk geconcentreerder is (41%) dan de rest van Nederland (34,5%). Afgezien van het feit dat de laatste cijfers op heel Twente (stad en platteland) betrekking hebben, ligt de verklaring van
Wat Hansje niet leert, zal Hans nooit weten Juf Ans zit hier in volle overtuiging achterop bij Hansje. Zij geeft al vele jaren les in de onderbouw van een Freinetschool. Het helmpje van Hansje is nieuw en een maatje te groot, zo lijkt het. Zou het een generatie geleden mogelijk zijn geweest dat juf achterop ging zitten bij een spelend kind? Mogelijk wel, maar zeker niet zo gebruikelijk als nu. Hoe het ook zij, het onderwijs in Twente is volledig up-to-date en het floreert. Dat geldt
zeker ook voor het hoger onderwijs met in totaal 19.000 studenten. Universiteit Twente, Saxion Hogescholen, Edith Stein, AKI maar zeker ook het ROC van Twente: dat zijn de toeleveranciers voor de regionale kenniseconomie en daarmee voor de innovatiekracht van Twente. Met daarnaast natuurlijk nog de professionals die van buiten de regio komen. De ontwikkeling en toepassing van kennis die geld oplevert, daar gaat het om. In de tijd van Aap, Noot, Mies gold als credo: Wat Hansje niet leert, zal Hans nooit weten. De moderne, kenniseconomische variant moet anders luiden: Hansjes innovatieve fratsen zal Hans moeten verpatsen…
Clusters en specialisatie
3. Creatieve klasse Twente telt relatief minder creatieven dan de rest van Nederland
Waarom is dit belangrijk? Tegenwoordig ziet men in navolging van de Amerikaanse wetenschapper Richard Florida de ‘creatieve klasse’ als de voorhoede van economische vernieuwing. De creatieve klasse bestaat uit hoogopgeleiden die hun brood verdienen met creatieve ideeën, zoals onderzoekers, consultants, ingenieurs, architecten, musici, vormgevers, schrijvers en kunstenaars. Hoe meer creatieven een gebied telt, hoe meer kans op creativiteit en innovatie, zo is de gedachte. Hoe staat Twente ervoor? De creatieve klasse als percentage van de beroepsbevolking is in Twente gemiddeld lager dan in de rest van het land. Dat geldt zowel voor de drie Twentse steden als voor de regio als geheel. Met gemiddeld 14% tellen Enschede, Hengelo en Almelo zo’n 9% minder creatieve geesten dan de vijftig grootste Nederlandse steden (G-50: 23%). De verhoudingsgewijs lage Twentse score ligt voor een deel aan de omstandigheid dat relatief veel creatieven in het buitengebied (bijvoorbeeld Boekelo en Delden) wonen. Wanneer we daarvoor corrigeren en kijken naar heel Twente, dan blijkt het verschil met de rest van Nederland minder groot (5%): de G-50-regio’s komen dan niet veel verder dan 19% creatievelingen, terwijl het Twentse percentage gelijk (14%) blijft. De relatief beperkte omvang van de creatieve klasse in Twente wordt wellicht veroorzaakt door het ontbreken van passend werk in de creatieve industrie, minder culturele voorzieningen en het traditionele imago van Twente. Met name de laatste factor is hardnekkig: ook al zijn er in Twente volop uitgaansmogelijkheden, het beeld van de regio is nu eenmaal dat het er in vergelijking met de Randstad weinig dynamisch is - met als gevolg dat Twente weinig creatievelingen van buiten aantrekt.
Bron: Atlas voor Gemeenten 2005, bewerking Oost NV
37
III
III
Clusters en specialisatie
4. Netwerkdichtheid Twente scoort relatief het hoogst op netwerkdichtheid en vertrouwen Waarom is dit belangrijk? Economische groei hangt samen met de deelname van bevolking aan netwerken, variërend van de sportvereniging tot de ondernemersclub. Dit ‘sociaal kapitaal’ vergroot het vertrouwen, faciliteert het zakendoen en is een economisch smeermiddel. Hoe hoger de netwerkdichtheid, des te meer economisch succes - zij het tot een bepaald omslagpunt: de aanwezigheid van te veel netwerken werkt verstikkend en staat vernieuwing in de weg.
38
Hoe staat Twente ervoor? Uit recent onderzoek blijkt dat Oost-Nederland binnen West-Europa de hoogste participatie van de bevolking in plaatselijke netwerken (‘P-groups’) heeft en het meeste onderlinge vertrouwen (‘trust’) kent. Met name de regio Twente, zo blijkt uit de ingevulde vragenlijsten, is verantwoordelijk voor de hoge score van Oost-Nederland. 89% van de bevolking is er lid van een lokale sociaal-culturele vereniging (West-Europees gemiddelde: 26%). Verder zegt 65% van de oosterlingen vertrouwen te hebben in de medemens, wat hoger is dan het West-Europese gemiddelde van 35%. Enerzijds zijn deze scores hoopgevend: in een economie waarin inter actie en samenwerking belangrijker worden, heeft Twente een uitermate gunstige startpositie. Anderzijds is ook een waarschuwing op haar plaats. Door de extreem hoge netwerkdichtheid in Twente moet de regio oppassen voor een situatie van ‘lock-in’ (blikvernauwing) die kan leiden
tot argwaan voor ideeën van buiten, inflexibiliteit en gebrek aan innovatie. Goed ontwikkelde lijnen vanuit de lokale verbanden naar netwerken elders in het land of de wereld zijn dan ook van groot belang. Zulke ‘global pipelines’ kunnen ervoor zorgen dat de ‘local buzz’ in Twente ook daadwerkelijk leidt tot innovatieve, winstgevende combinaties van trend en traditie.
Een open oog voor wonen in Twente Een dirigent in een geschoren maïsveld, zo staat deze bouwvakker erbij. Bouwen in beton vraagt onberispelijke samenwerking tussen de man beneden en de man boven. Daarvoor heeft de kraandrijver scherpe ogen nodig. De Twentse bouwondernemers lijken eveneens een scherp oog voor degelijk zakendoen te hebben. Al jarenlang behoort de Twentse bouw met ruim 17.000 werknemers tot de oerstabiele en succes volle clusters in de regionale economie. De komende vier jaren bouwt men in Twente ruim 9.500 woningen erbij, in de steden en in de lande lijke gebieden. Deze regio is ‘woonaantrekkelijk’: de Twentse huizen zijn goedkoper (400 euro per vierkante meter minder) en ruimer (18 vierkante meter meer) dan elders in het land. Dus: wie verhuist naar Twente verdient 18 x 400 euro? Of zou dat statistisch gezien iets te kort door de bocht zijn? Het is al bijzonder goed wonen in Twente, en het wordt nóg beter. Het is goed om daar een open oog voor te hebben…
IV
Positie binnen West-Europa
Binnen Nederland mag het Twentse ros dan een buitenbeentje zijn, in West-Europa is het allesbehalve uniek. Er zijn meer werkpaarden die zich op hun eigen wijze tot renpaard trachten te ontwikkelen. Tyne and Wear (Verenigd Koninkrijk), het Bergische Land (Duitsland) en Nordjylland (Denemarken) zijn industrieregio’s die min of meer vergelijkbaar zijn met Twente. Temidden van die gebieden doet Twente het redelijk goed, en dan met name op het vlak van ondernemerschap en innovatie. Tegelijkertijd levert de interregionale ‘benchmarking’ overwegingen en lessen voor Twente op. De belangrijkste les is misschien wel dat traditionele industrieregio’s hun verleden niet zo maar van zich kunnen afschudden. Alle drie benchmark-regio’s presteren al decennia slechter dan het landelijke gemiddelde. De regio Tyne and Wear laat zien dat het inzetten op dienstverlening ter vervanging van industriële banen niet per se leidt tot snellere groei. Blijven investeren in traditionele clusters, zo leert het Bergische Land, past weliswaar goed bij een industrieregio, maar is alleen een levensvatbare strategie als dat wordt gekoppeld aan een actief starters- en innovatiebeleid. Nordjylland lijkt nog het meest op Twente, zeker wat sectorstructuur en clusters betreft. Dat geeft aan dat Twente niet uniek is: vanuit Europees perspectief heeft het te maken met geduchte concurrentie. Slechts door duidelijk te kiezen voor een regionaal profiel en merk kan Twente in de ogen van de buitenwereld verschil maken. Typisch Twentse troeven zijn innovatief ondernemerschap en hoogwaardige producten die staan voor ‘Made in Twente’. Als het Twentse ros zich daarmee sterker profileert, dan komt het renpaard in het werkpaard als vanzelf naar boven.
Economische ontwikkeling: van landbouw, industrie naar diensten Aan het begin van de twintigste eeuw hebben economen als Kondratiev, Marshall, Schumpeter en Fourastié zich gebogen over de vraag wat de drijvende krachten zijn van de economie. Economische ontwikkeling, zo valt uit hun werk af te leiden, is het resultaat van constante dynamiek aan de aanbod- en vraagzijde van de economie. Enerzijds leiden technologische ontwikkelingen en innovaties tot een stijging van de arbeidsproductiviteit en een gevarieerder en hoogwaardiger aanbod van goederen en diensten. Anderzijds gaat economische ontwikkeling samen met een verschuiving aan de vraagkant: in een maatschappij die steeds welvarender en complexer wordt, krijgen mensen nieuwe wensen en verandert hun bestedingspatroon. Omdat consumenten en producenten na verloop van tijd meer behoefte hebben aan zaken waarin juist weinig mogelijkheden zijn voor technologische ontwikkeling (denk aan diensten als zorg, onderwijs, advies en recreatie), vindt in elke economie een verschuiving plaats van landbouw via industrie naar diensten. Die ‘verdienstelijking’ is in de Westerse wereld ver voortgeschreden: thans werkt zo’n 70 tot 80 procent van de beroepsbevolking in de dienstverlening. De overgang van industrie naar diensten is moeizaam en gaat met sociaal-economische problemen gepaard. Dat zien we vooral in oude industrieregio’s: in het verleden waren ze de paradepaardjes van de economie (zo was Twente rond 1900 na Manchester het tweede textielgebied ter wereld), terwijl Twente nu extra zwaar getroffen worden door de deïndustrialisatie. Vanwege die bijzondere achtergrond is het van belang een oud industriegebied niet simpelweg te vergelijken met een willekeurige andere regio.
39
Samenvatting
IV
Positie binnen West-Europa
1. Basisgegevens van Twente
40
Twente
Nederland
Bevolkingsomvang (2004)
617.000 inwoners
16,3 miljoen inwoners
Opleidingsniveau (2002)
23,4% met hoger onderwijs
29,2% met hoger onderwijs
Werkloosheidspercentage (2004)
9,8%
8,9%
Bruto Regionaal Product per inwoner (2002)
22.000 euro
27.600 euro
Economische groei (gemiddelde 1995-2001)
2,7% per jaar
3% per jaar
Starters per 100.000 inwoners (2002)
348
382
Exportgroei (gemiddelde 2002-2004)
3,8% per jaar
0,9% per jaar
Aantal studenten in regionaal hoger onderwijs (2004)
19.000 studenten
nvt
R&D-uitgaven per werknemer (2002)
628 euro
312 euro
Octrooien per 100.000 inwoners (schatting 2002)
17,8
15,1
Sectorstructuur (2004)
landbouw 5% industrie 29% diensten 66%
landbouw 3% industrie 19% diensten 78%
Sterke regionale clusters
metalektro food materials bouw zorg(technologie)
nvt
Waarom is dit belangrijk? Onder invloed van globalisering maken regio’s zich steeds meer zorgen over hun concurrentiekracht die de basis legt voor toekomstige welvaartsgroei. Een middel ter bepaling van concurentiekracht is ‘benchmarking’: het vergelijken van de eigen prestaties ten opzichte van die van andere regio’s. Naast economische kerngegevens zijn indicatoren voor innovatie en clustervorming van groot belang, omdat regio’s hun concurrentiekracht vaak aan innovatieve clusters ontlenen. Hoe staat Twente ervoor? Benchmarking is nuttig, maar verre van eenvoudig. Een regio is wat ze is geworden en heeft daardoor specifieke kenmerken die comparatief onderzoek bemoeilijken. Twente is wat anders dan Silicon Valley - en dat maakt één-op-één vergelijking onmogelijk. Om ervoor te zorgen dat we geen appels met peren vergelijken, zetten we Twente af tegen ‘gewone’ West-Europese regio’s die eveneens een industrieel verleden hebben en relatief ver van het economische kerngebied van het land liggen. Daarom is niet gekozen voor Cambridgeshire, Bayern en de Øresund, maar juist voor Tyne and Wear, het Bergische Land en Nordjylland. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van data zijn slechts 12 indicatoren geselecteerd: 7 maatstaven voor de sociaal-economische situatie, 3 voor de kenniseconomie en innovatie en 2 voor het specialisatiepatroon. Voorafgaand aan de buitenlandse vergelijkingen geeft de tabel de beschikbare Twentse en Nederlandse cijfers. In sociaal-economische termen doet Twente het iets slechter dan de rest van het land - met uitzondering van de exportgroei. Maar op het vlak van kenniseconomie en innovatie scoort Twente beter dan het landelijke gemiddelde. De regio is sterk gericht op de industrie, wat ook blijkt uit de clusters waarin ze gespecialiseerd is.
Positie binnen West-Europa
2. Twente versus Tyne and Wear Twente
Tyne and Wear
Verenigd Koninkrijk
Bevolkingsomvang (2004)
617.000 inwoners
1.083.000 inwoners
60,2 miljoen inwoners
Opleidingsniveau (2002)
23,4% met hoger onderwijs
24,3% met hoger onderwijs
29,5% met hoger onderwijs
Werkloosheidspercentage (2004)
9,8%
5,7%
4,7%
Bruto Regionaal Product per inwoner (2002)
22.000 euro
20.585 euro
23.000 euro
Economische groei (1995-2001)
2,7%
1.4%
3%
Starters per 100.000 inwoners (2002)
348
193
368
Exportgroei (gemiddelde groei 2002-2004)
3,8% per jaar
4% per jaar (cijfers NE)†
0,17% per jaar
Aantal studenten in regionaal hoger onderwijs (2004)
19.000 studenten
55.000 studenten
nvt
R&D-uitgaven per werknemer (2002)
628 euro
363 euro (cijfers NE)†
653 euro
Octrooien per 100.000 inwoners (2002)
35,5
9* (cijfers NE)†
17,6*
Sectorstructuur (2004)
landbouw 5% industrie 29% diensten 66%
landbouw 0,9% industrie 17,1% diensten 82%
landbouw 1,7% industrie 17,9% diensten 80,4%
Sterke regionale clusters
metalektro food materials bouw zorg(technologie)
automotive contact/call centres life sciences digitale media maritieme techniek
nvt
Bronnen: Office for National Statistics (2005); European Commission (2002, 2004); The Northern Way (2005); OECD (2005); Tyne & Wear Research and Information (2005);Tyne and Wear Development Company (2005); eigen berekeningen. † NE staat voor North-East, de bijna twee keer zo grote regio in Noord-Oost-Engeland waarvan Tyne and Wear deel uitmaakt. * Dat deze cijfers zo laag zijn, hoeft niet te verbazen: enerzijds laten diensten zich minder gemakkelijk patenteren (de UK is een typische diensteneconomie), anderzijds vragen veel bedrijven in de UK een Amerikaans in plaats van Brits patent aan.
Waarom is deze regio vergelijkbaar? Net zoals Twente heeft Tyne and Wear, het hart van Engelands ‘North-East’, een verleden als perifere industrieregio. Met name in en rond de stad Newcastle upon Tyne bloeiden de kolenen staalindustrie en de scheepsbouw. Om het verlies aan banen in deze sectoren op te vangen, heeft de regio sinds de jaren zeventig buitenlandse investeringen aangetrokken (elektronica, chemie, consumptiegoederen). Sinds de jaren negentig werken de steden in Tyne and Wear nauw samen om de regionale economie een impuls te geven. Daarbij wordt vooral ingezet op zakelijke dienstverlening en cultuur. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot de (mislukte) aanvraag van Newcastle-Gateshead als European Capital of Culture in 2008. Evenals Twente beschikt Tyne and Wear over veel landelijk gebied.
Hoe staat Twente er internationaal voor? In de vergelijking tussen Twente en Tyne and Wear vallen drie punten direct op. Om te beginnen met een overeenkomst: we zien dat Tyne and Wear het in economische zin over de hele linie (afgezien van de exportgroei) slechter doet dan het Britse gemiddelde. Dat is al decennia zo en hangt net zoals in Twente samen met het verleden van het gebied als traditionele industrieregio (‘smokestack region’). Verder valt op dat Twente - ondanks een lager opleidingsniveau en aantal studenten - beter scoort op het gebied van ondernemerschap en innovatie. Vergeleken met Tyne and Wear heeft onze regio duidelijk hogere R&D-uitgaven en een groter aantal starters en octrooien. Wellicht is dat een gevolg van het feit dat Twente nog steeds een relatieve oververtegenwoordiging van de industrie kent, die zich nu eenmaal gemakkelijker leent voor R&D en patentering. In het verlengde daarvan ligt het meest opvallende punt van verschil tussen Tyne and Wear en Twente: ook al hebben beide gebieden een industrieel verleden, de Engelse regio is veel sterker ‘verdienstelijkt’. Maar liefst 82% van de werknemers werkt in de dienstverlening, wat hoger is dan het Britse, laat staan Twentse, gemiddelde (80,4% respectievelijk 66%). De sterke verdienstelijking van Tyne and Wear heeft te maken met de weigering van de Britse regering industrie te ondersteunen toen deze zich in een crisis bevond. Het hoge percentage diensten (dat vaak als teken van een geavanceerde economie wordt gezien) is echter enigszins misleidend: weliswaar kent Tyne and Wear de nodige zakelijke en publieke dienstverlening, veel diensten hebben nog een laagwaardig karakter. De vergelijking Twente versus Tyne and Wear suggereert dat het louter inzetten op diensten ter vervanging van de traditionele industrie niet per se leidt tot betere regionaal-economische prestaties. Oude industrieregio’s kunnen nu eenmaal geen ijzer met handen breken; welke strategie ze ook kiezen, hun verleden blijft ze lang - zo niet altijd - achtervolgen.
41
IV
Zweven is op elke hoogte in evenwicht zijn En precies dat brengt deze medewerker van Norma BV in beeld. Hij test een module waarbij een serie gewichten rust op een granieten plaat. U kunt het misschien niet precies zien maar toch zweeft het loodzware plateau dankzij een ingenieus fijn- mechanisch proces. En dan heet dat, in vakjargon: een luchtvoet testen. Poëzie van de werkvloer noemen we dat.
42
Het Hengelose Norma is opgericht in 1954. De herkomst van de filmsterrennaam is verrassend. Het is een afkorting van Nie Ohne Richtiges Messen Arbeiten - verzonnen door de Oostenrijkse oprichter George Blaim. Het bedrijf is een prijs winnende toeleverancier voor klanten op de medische markt, de automotive-industrie, defensie, huishoudelijke apparaten, blikindustrie en halfgeleiderindustrie. Van eenmansbedrijf groeide Norma tot een innovatieve firma met 85 medewerkers. ‘Ongelooflijk’, zei de fotograaf, ‘zo’n brandschoon bedrijf heb ik nog nooit gezien!’ De Twentse metaal-, machine- en apparaten industrie behoort tot de zeer sterke clusters. Al jarenlang stabiel op topniveau, op grote hoogte in evenwicht. Dankzij de innovatieve kracht van toeleveranciers als Norma zweeft die Twentse maakindustrie in evenwicht. Sterker nog - zij kan zelfs tot grote hoogte stijgen!
Positie binnen West-Europa
3. Twente versus het Bergische Land Twente
Bergische Land
Duitsland
Bevolkingsomvang (2004)
617.000 inwoners
642.000 inwoners
82,5 miljoen inwoners
Opleidingsniveau (2002)
23,4% met hoger onderwijs
18% met hoger onderwijs
22,3% met hoger onderwijs
Werkloosheidspercentage (2004)
9,8%
11,6%
9,2%
Bruto Regionaal Product per inwoner (2002)
22.000 euro
24.800 euro
25.400 euro
Economische groei (1995-2001)
2,7%
1,3% (cijfers NRW)†
1,6%
Starters per 100.000 inwoners (2002)
348
752
390
Exportgroei (gemiddelde groei 2002-2004)
3,8% per jaar
5,3% per jaar
4% per jaar
Aantal studenten in regionaal hoger onderwijs (2004)
19.000 studenten
15.000 studenten
nvt
R&D-uitgaven per werknemer (2002)
628 euro
576 euro (cijfers NRW)†
962 euro
Octrooien per 100.000 inwoners (2002)
35,5
62
49
Sectorstructuur (2004)
landbouw 5% industrie 29% diensten 66%
landbouw 2,3% industrie 39,6% diensten 58,1%
landbouw 2,5% industrie 31% diensten 66,5%
Sterke regionale clusters
metalektro food materials bouw medische technologie
automotive metaal/galvano elektronica technische textiel productdesign
nvt
Bronnen: Industrie- und Handelskammer Wuppertal-Solingen-Remscheid (2004), Institut Arbeit und Technik (2005); Statistisches Bundesamt; European Commission (2002, 2004); Patentatlas 2002; eigen berekeningen. † NRW staat voor Nordrhein-Westfalen, waarvan het Bergische Land onderdeel is; door het ontbreken van cijfers voor het Bergische Land is gebruikgemaakt van (deel)cijfers van NRW, die vervolgens zijn bewerkt.
Waarom is deze regio vergelijkbaar? Het Bergische Land met zijn heuvels, weiden en bossen is ingeklemd tussen het Ruhrgebied en het Rheinland in de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen. Drie Bergische steden stonden aan de wieg van de industrialisering op het Europese vasteland: Wuppertal (textiel), Remscheid (gereedschappen) en Solingen (snijwaren en bestek). Tegenwoordig presenteren de steden zich als de ‘Bergische Städtedreieck’, een stedendriehoek die staat voor traditionele industrie en moderne technologie. Vanwege het industriële karakter kent het Bergische Land - evenals Twente - veel MKB-bedrijven (‘Mittelstand’) die zich nauw met de ‘Heimat’ verbonden voelen. De regio heeft daarnaast verschillende technologie- en starterscentra die met veel succes innovatief ondernemerschap stimuleren. Hoe staat Twente er internationaal voor? Twente mag dan een industrieregio bij uitstek zijn, met 29% industriële werkgelegenheid haalt ze het niet bij het Bergische Land: daar werkt (nog) bijna 40% van de beroepsbevolking in de nijverheid. Van speciale betekenis zijn de metaal- en apparatenindustrie, elektronica, textiel, chemie op het gebied van ‘health’ en de toeleveringsindustrie voor de automobielbranche. Net zoals Twente ontleent het Bergische Land de concurrentiekracht van de regionale clusters aan bijna twee eeuwen ervaring in de maakindustrie. Eveneens vergelijkbaar met Twente is de grote innovatiekracht gemeten naar het aantal starters en octrooien. Dat het Bergische Land daarop beter scoort dan het Duitse gemiddelde, hangt samen met de grote inspanningen van de regionale stakeholders (Kamer van Koophandel, lokale ontwikkelingsmaatschappijen, Regionalbüro) om ondernemerschap en innovatie te stimuleren. De aanpak die daarbij wordt gevolgd lijkt sterk op het TOP-programma van de Universiteit Twente en het lectorensysteem van Saxion. De Bergische Städtedreieck heeft een goede infrastructuur kunnen ontwikkelen voor startersadvies en technologietransfer. Zo kent de regio ‘Technologiezentren’ met specifieke expertise op het terrein van galvano- en oppervlaktetechniek, plasmatechnologie en robotica. Elke stad in de stedendriehoek heeft bovendien een troef: Wuppertal heeft de Bergische Universität, Remscheid kan bogen op 80 patenten per jaar, terwijl Solingen verkozen is tot de ondernemersvriendelijkste gemeente van Duitsland. Wel doet Twente het economisch gezien beter dan het Bergische Land. Met uitzondering van het Bruto Regionaal Product per inwoner, exportgroei, het aantal starters en octrooien laat Twente een hogere score zien. Het is dus maar hoe je het bekijkt: vergeleken met de Randstad doet onze regio het iets minder, maar ten opzichte van een regio die op dezelfde afstand ligt steken we er gunstig bij af. De belangrijkste les van het Bergische Land is echter dat in de maakindustrie ook volop ruimte is voor nieuwe bedrijvigheid en innovatie. Ook in Twente zijn er nog volop mogelijkheden voor dergelijke ‘trend dankzij traditie’.
43
IV
IV
Positie binnen West-Europa
4. Twente versus Nordjylland
44
Twente
Nordjylland
Denemarken
Bevolkingsomvang (2004)
617.000 inwoners
496.000 inwoners
5,4 miljoen inwoners
Opleidingsniveau (2002)
23,4% met hoger onderwijs
20,3% met hoger onderwijs
26% met hoger onderwijs
Werkloosheidspercentage (2004)
9,8%
8,1%
5.9%
Bruto Regionaal Product per inwoner (2002)
22.000 euro
28.600 euro
29.700 euro
Economische groei (1995-2001)
2,7%
2,1%
2,5%
Starters per 100.000 inwoners (2002)
348
227
305
Exportgroei (gemiddelde groei 2002-2004)
3,8% per jaar
2,1% per jaar
2,2% per jaar
Aantal studenten in regionaal hoger onderwijs (2004)
19.000 studenten
17.000 studenten
nvt
R&D-uitgaven per werknemer (2002)
628 euro
742 euro
1125 euro
Octrooien per 100.000 inwoners (2002)
35,5
25
37
Sectorstructuur (2004)
landbouw 5% industrie 29% diensten 66%
landbouw 4% industrie 25% diensten 71%
landbouw 4% industrie 23% diensten 73%
Sterke regionale clusters
metalektro food materials bouw zorg(technologie)
metaal food telecommunicatie power-elektronica health technologie
nvt
Bronnen: Nordjyllands Amt (2004); Danmarks Statistik (2005); Dansk Industri (2005); Patent- og Varemærkestyrelsen (2003); ErhvervsCenter Nordjylland (2005); Nordjysk Erhversredegørelse (2003); eigen berekeningen.
Waarom is deze regio vergelijkbaar? Van oudsher zien veel Denen - vooral in ‘Groot Kopenhagen’ - Nordjylland (Noord-Jutland) als een perifeer en achtergebleven gebied. Tot in de jaren zeventig werd de regionale economie gedomineerd door landbouw, visserij, textiel, scheepsbouw en tabak- en drankproductie. Sinds de crisis in de jaren tachtig tracht Nordjylland een omschakeling te maken van traditionele industrie op groeisectoren als telecommunicatie, medische technologie en toerisme. Bij die structuurwijziging speelt de universiteit in de provinciehoofdstad Aalborg een belangrijke rol. Net zoals Twente heeft de regio een Regionaal Innovatieplatform dat innovatieve clustervorming stimuleert. Mede daardoor heeft Nordjylland nu een wereldnaam op het terrein van satellieten en mobiele communicatie. Hoe staat Twente er internationaal voor? Denemarken, dat qua inwoneraantal drie keer zo klein is als Nederland, is één van de wel varendste landen ter wereld. Dat zien we meteen aan het relatief hoge Bruto Regionaal Product per inwoner, zowel in Denemarken als in Nordjylland. Op de andere algemeen-economische indicatoren zijn de verschillen met Nederland respectievelijk Twente niet zo groot. Wat wèl in het oog springt, is het grote belang dat de Denen aan innovatie hechten: op nationaal niveau zijn de private uitgaven aan R&D per werknemer en het aantal aangevraagde octrooien zelfs hoger dan in Twente. In de vergelijking tussen Twente en Nordjylland vallen enkele punten op. Om te beginnen lijken beide regio’s sterk op elkaar wat sectorstructuur betreft. Zeker in vergelijking met Tyne and Wear en het Bergische Land hebben ze veel werkgelegenheid in de landbouw (4%). Ook de industrie is in Twente en Nordjylland relatief oververtegenwoordigd, hoewel die in laatstgenoemde regio steeds meer heeft plaatsgemaakt voor de dienstverlening. Verder zijn er grote overeenkomsten tussen de sterke clusters in de Twentse en Nordjyske economie: met uitzondering van de bouw ontleent Nordjylland zijn concurrentiekracht aan hetzelfde type activiteiten als Twente, waarbij we nog voorbijgaan aan het toeristische potentieel van beide regio’s. Die grote vergelijkbaarheid tussen Twente en Nordjylland heeft twee kanten. Enerzijds kunnen de gebieden van elkaar leren en mogelijk zelfs in bepaalde clusters samenwerken. Anderzijds zijn de regio’s vanuit West-Europees perspectief elkaars concurrenten: een Amerikaans bedrijf dat bijvoorbeeld wil investeren in medische technologie kan terecht in zowel Twente als Nordjylland. Voor welke regio dat bedrijf uiteindelijk kiest, hangt dan af van ogenschijnlijk kleine details zoals het imago van de lokatie, de klantgerichtheid van regionale instanties en winstgevende, regiospecifieke extraatjes. De vergelijking Twente-Nordjylland leert dat regio’s binnen West-Europa niet bij voorbaat uniek zijn: regio’s staan voortdurend in concurrentie met elkaar. In die interregionale competitie is zelfgenoeg zaamheid uit den boze en regiomarketing meer dan ooit geboden.
Verantwoording van de bronnen
Buck Consultants International; Bureau Louter; Centraal Bureau voor de Statistiek; Centraal Planbureau; Danmarks Statistik; De Roskam; DTZ Zadelhoff; Economisch Bureau ING Bank; EIM Onderzoek voor Bedrijf en Beleid; Elsevier; Erasmus Universiteit Rotterdam; E,til; European Commission; Industrie- und Handelskammer Wuppertal-Solingen-Remscheid; Innovatieplatform Twente; Institut für Arbeit und Technik; I&O Research; Kamer van Koophandel voor Veluwe en Twente; Ministerie van Economische Zaken; Nederlands Economisch Instituut/Ecorys; Nederlands Instituut voor Kennisintensief Ondernemerschap; Netwerkstad Twente; Nordjyllands Amt; Oost NV; Organization for Economic Cooperation and Development; Provincie Overijssel; Rabobank; Regio Twente; Ruimtelijk Planbureau; Saxion Hogescholen; Stichting Vastgoedrapportage Twente; Stuurgroep Economische Ontwikkeling Twente; Tyne and Wear Research and Information; Twentsche Courant Tubantia; Universiteit van Tilburg; Universiteit Twente en VNO-NCW Midden.
Öllietieleuoeleu? Neen, de kop bij deze tekst is niet ontleend aan het Raeto-Romaans of het Neder-Monegaskisch. Het is een Twents taalmuziekje dat letterlijk vraagt ‘of men elkander oliet.’ Domme vraag? Valt mee. Geïnformeerd wordt of er sociale en economische smeerolie is, zou je kunnen zeggen. Welnu, daarvan is er zeer veel aanwezig in Twente want deze regio scoort relatief het hoogste als het gaat om netwerkdichtheid en vertrouwen in de medemens. De vrolijke mevrouw op onze foto straalt dat vertrouwen uit, temidden van al haar goudgele flesjes. Het is José, medewerkster van Kroon Oil, een Almeloos bedrijf dat behoort tot de grootste onafhankelijke producenten van smeermiddelen in West-Europa. Kroon Oil exporteert honderden verschillende producten over de hele wereld. In 2006 bestaat het bedrijf precies honderd jaar. Kroon Oil is groot genoeg om onafhankelijk te zijn. En klein genoeg om snel en flexibel aan de wensen van de klanten te voldoen. Misschien draait de Twentse economie om vergelijkbare redenen ook wel zo gesmeerd. En vanwege die smeerolie natuurlijk… Öllietieleuoeleu? Jao!
45
De Twente-Index 2005 is gebaseerd op (cijfer-)materiaal dat uit tal van bronnen afkomstig is. De bibliografische gegevens van dit bronnenmateriaal vindt u op www.twente-index.nl. Wij volstaan hieronder met een alfabetische opgave van de belangrijkste organisaties waarvan wij recente documenten hebben geraadpleegd en gebruikt.
Colofon De Twente-Index is een uitgave van de Stichting Twente-Index, te bereiken via www. twente-index.nl Via de website kunt u reageren op de Twente-Index of vragen stellen. Tekst basisindicatoren: Gert-Jan Hospers, Universiteit Twente Bewerking statistische gegevens: Bart Riesewijk, Oost NV Fotografie: Johan Ghijsels, Enschede Tekst bij foto’s: Abels Taalzaken Enschede/Paul Abels
46
Ontwerp: SOV Concept en Vormgeving, Losser Druk: Salland de Lange, Deventer Begeleiding productie, communicatie en eindredactie: Dienst marketing en communicatie, Saxion Hogescholen en Rob Gregorowitsch, Kamer van Koophandel Veluwe en Twente Algehele projectleiding: Miriam Luizink, Oost NV.
2005
1
1 2005
www.twente-index.nl
t w e n t e i n d e x 2005 Een vergelijkend e c o n o m i s c h jaarbeeld van Twente