/p/uÊ
PRÏJS f 0,40,
yj
TWEE FEILEN ^ IN EEN
NUTTIG WETSONTWERP V E R D R A G VAN 28 M A A R T 1929 TUSSCHEN NEDERLAND EN BELGIË BETREFFENDE DE TERRITORIALE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID. ENZ. DOOR
Mr. W. J. L. VAN ES
C, BLOMMENDAAL
-
's-GRAVENHAGE,
rfW'W
-ms'^^Y^j^A
ik,
}j}A \t
H r\
ir
V
^? i
jS
Wr< ^
' »:ii
^^ i^/\
4
'h
'>'-% "i-f
/
/
•
•,:,,.•
: * 'r
V,
•'A^^'^'ll
,<=^:s'-=
•^r
-%•••.••.
"i -
N-!
•l^^UWi
•m:.
TWEE FEILEN IN EEN
NUTTIG WETSONTWERP V E R D R A G VAN 28 M A A R T 1929 TUSSCHEN NEDERLAND EN BELGIË BETREFFENDE DE TERRITORIALE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID. ENZ. DOOR
Mr. W. J. L. VAN ES
C. BLOMMENDAAL
-
's-GRAVENHAGE.
EEN GEVAARLIJK WETSONTWERP. Onder dezen titel heei't Mr. A. J. van Vessem reeds eenigc beschouwingen *) gegeven over liet wetsontwerp tot goedkeuring van liet op 28 Maart 1925 te Brussel tussehen Nederland en België gesloten verdrag betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid enz. Tegen dit verdrag heeft de Nederlandsche advocatenvereeniging geadresseerd. In de K'amers zijn bezwaren opgeworpen, toch werd het in de Tweede Kamer aangenomen en naar het heet bestaat er alle waarschijnlijkheid, dat er ook in de Eerste Kamer een meerderheid voor is. Indien dit geschriftje toch nog een poging wil doen om de bezwaren uiteen te zetten, dan schijnt het dus nutteloos werk en te ondankbaarder, omdat reeds meer bevoegden hun stem onverhoord deden klinken. Bovendien wordt bij dit verdrag opnieuw door de voorstanders ingeroepen zoowel de internationale vooruitgang, als het bereiken van goede betrekkingen met een bevrienden nabuurstaat, waardoor de redelijkste bezwaren altijd de kans loopen ter zijde te worden geschoven uit politieke overwegingen, die reeds eerder zwaarwichtig genoeg schenen om concessies te doen in zaken, die voor politieke compromissen veilig moesten zijn. Dit ontwerp heeft, zooals Mr. van Vessem reeds schreef, ten onrechte weinig de aandacht getrokken bij het publiek, welks belangen op het spel staan. *) Verschenen in „De Maasbode", „De Residentiebode", het „Utrechtsch Dagblad" van 5 April, „De Tijd" van 8 April 1929. Een meer gedetailleerd artikel in Wbl. v. h. R. No. 11953 en een vervolg daarop in „Nederlandsche Bladen voor Staatkunde" van 27 April 1929.
4 T)e Rogeevino- heeft het verdedigd als de vrucht van jarenlaiigen groei der internationale gedachte. Zij heeft de medewerking gehad van uitnemende rechtsgeleerden, ZTQ het dat in de Kamers reeds werd opgemerkt, meer theoretisch ontwikkeld, dan voortgekomen uit de school der ervaring op dit gebied. Juist groote architecten ontwerpen wel eens een te nauwe diensttrap, of vergeten een onmisbaren gootsteen. Bovendien aanbevolen als middel tot bevordering der goede nabuurschap, kan het niet anders, of een groot aantal Kamerleden moest het hoofd biiigen voor zooveel overwicht van argumenten vóór. Maar bij het doorlezen der stukken kwam twijfel op en deze twijfel vermeerderde bij rustig overdenken. Want het scheen toe, alsof ook bij een deel der Kamerleden zelve gemis aan voldoende begrip vooi' het vraagstuk bestaan had en dat vooral aandacht voor de internationaal-politieke zijde heeft veroorzaakt, dat men het wetsontwerp aannam om niet ten tweeden male te verwerpen, wat reeds geteekend was door de Regeering. Deze moeilijkheid valt niet te onderschatten. En om deze moeilijkheid niet te vermeerderen zal ik trachten allen schijn te vermijden van wrevel, door weg te laten wat kwetsen kan, door volkomen zakelijk te blijven, want er is voldoende grond om de feiten alléén te laten spreken. Welnu, vóór het wetsontwerp in het algemeen, pleit zeer zeker de reeds lang gevoelde behoefte om vonnissen in het eene land uitgesproken, uitvoerbaar te verklaren in het andere. Maar deze behoefte had zich slechts in bepaalde gevallen werkelijk doen kennen en dat was in het bijzonder in het geval dat de gedaagde werkelijke of gekozen woonplaats had of verblijfplaats in een land, maar na de dagvaarding, hetzij opzettelijk om zich aan veroordeeling te onttrekken, of om by omstandigheden, zijn woonst of verblijf verlegde naar een ander land. Of ook wel, dat hy, zonder van woonst of verblijf te veranderen, in dat land geen bezittingen had, wel in het andere land. Hier bestond dus een bepaald euvel, dat opgeheven diende te worden en zoo bestaat er geen bezwaar tegen dit ontwerp uit dien hoofde. Maar het gaat verder en de strijd gaat dan ook hoofdzakelijk over art. 4, dat iets geheel nieuws brengt, in geen enkel ander ver-
5 drag voorkomend, zelfs niet in liet verdrag tussehen België en Frankrijk te voren gesloten, dat tot voorbeeld van dit ontwerp heeft gediend. Dit art. 4 bepaalt: „In persoonlijke, hetzij burgerlijke, hetzij „handelszaken, kan de eischer het geschil brengen voor den rechter „van de plaats waar de verbintenis is ontstaan, is uitgevoerd of „moet worden uitgevoerd". I-Iet is jaromer, dat bij het opperen der bezwaren in de Kamers, men te casuistiseh te werk is gegaan. Twee voorbeelden zijn genoemd, waarbij dit artikel moeilijkheden zal geven. Men wees op de afwijkende Belgische procedure bij aanvaringen en op het geval, dat een Nederlandseh automobilist een ongeval veroorzaakte in België en dan volgens dit artikel voor den Belgischen rechter tot schadevergoeding gedagvaard zou kunnen worden. Hierdoor werd de aandacht afgeleid van de hoofdzaak, die weliswaar geopperd is, maar niet voldoende uitgewerkt en slaagde de Rogeering erin, om, de voorbeelden wegredeneerend, het hoofdbezwaar nietig te doen schijnen. Over het eerste merkte zij op, dat het niet zoozeer betrof de competentieregcling als wel het beginsel zelf van de berecliting door een vreemden rechter. Over het tweede vond zij een betoog oogenschijnlijk sluitend als een bus: „De Nederlandsche automo„bilist, die Belgische gastvrijheid genietend, een ongeval veroo]-„zaakt, vindt in België den bevoegden rechter, n.l. den rechter van „de plaats van het ongeval. Het beginsel is geen ander, dan hetwelk „is neergelegd in art. 543 AVetb. van Koophandel, waar in geval van „aanvaring mede bevoegd is verklaard de rechter binnen wiens „rechtsgebied de aanvaring plaats had". Met het beeld voor oogon van een gastvrijheid misbruikcnden automobilist, en een verwijzing naar het jNTederlandsche aanvaringsrecht, scheen alles in orde en toch had de opwerpcr van het bezwaar gelijk en niet de Ecgeering, zooals wij zien zullen. AYant de automobilist pleegt geen daad van koophandel noch is een aanrijding een zaak van koophandel zooals een aanvaring. En hier ligt de lioofdzaak, die de Regeering verdoezelde. Naar het Nederlandsche recht kan niemand gedaagd worden, ook de aanrijdende automobilist niet,' voor een anderen rechter dan dien zijner woon-'of verblijfplaats, tenzij in zeer bepaalde uitzonderingsgevallen, waaronder strafzaken
6
en handelszaken. Maar op strafzaken slaat dit artikel jnist niet en het opvallende is, dat de strelddng van dit artikel 4 in het FransehBels>'ische verdrag alléén beperkt is juist tot handelszaken, zooals trouwens in het Nederlandsehc recht. Het geldt in Nederland als een strict nitzonderingsgeval. Het handboek van van Emden schrijft over dit stelsel: ,.Het geldt hier een bevoegdheid, waarbij van de „gewone regels omtrent competentie is afgeweken, en zooals ik reeds „opmerkte, moet zoodanige afwijking streng worden toegepast en .,zij mag niet worden uitgebreid in strijd met de bepaling van dit „artikel". Zelfs voor handelszaken binnen Nederland, geldt niet zulk een uitgebreide regel als in dit ontwerp voorkomt voor alle burgerlijke zaken. Naar ons recht mag men in handelszaken worden gedagvaard, voor den rechter der plaats, waar de waar is geleverd, of waar de betaling had moeten geschieden, niet waar de u-aar geleverd had vwcfen ivorden. En zoo betoogt dan ook de Pinto, dat men het niet tot dit laatste mag uitbreiden. Wat beteekent nu het stelsel omschreven in art. 4 van dit ontwerp? Dat de Nederlandsche staatsburger onttrokken wordt aan zij a gewonen rechter, noodeloos en zonder noodzaak terwille van een buitenlandsehen eischer, iets wat de binnenlandsche eiseher niet mag doen. AYij zullen zien, dat hier slechts in schijn wcderkeerigheid is, om twee redenen: dat er ontzaggelijk veel meer Nederlanders die geen kooplieden zijn in België koopen of daar reizen, dan omgekeerd, en verder, dat door den anderen aard van het Belgische recht, de Ncderlaiidcr niet hetzelfde recht krijgt als de Belg. Wij staan in Nederland voor een omkeering van de competentie. Want de omschrijving van art. 4, waardoor ook de plaats van betaling gekozen kan worden, maakt dat de eischer vrijwel steeds zal kunnen dagvaarden voor den rechter van zijn eigen woonplaats, terwijl volgens ons gewone recht, de gedaagde den waarborg heeft van procedure voor den eigen rechter. Hij wordt dus onttrokken aan zijn natuurlijken rechter. En waarom is dit de natuurlijke rechter, waarvan slechts in uitzonderingsgevallen wordt afgeweken? De grondoorzaak is, dat procedeeren bedstroo kost, en vooral als het voor een verren rechter moet geschieden. De eisehende partij heeft, ondanks alle waarborgen voor den gedaagde, het voordeel, dat een proces,
/
ook voor een g-edaa£>'de, die g'e]ijk meent te hebben, groote risico's medebrengt. En een der voornaamste waarborgen tegen gefingeerde eischen is voor een gedaagde, dat het proces voor den rechter van zijn woon- of verblijfplaats gevoerd moet worden, opdat hij zijn verweer op gemakkelijke wijze zal kunnen voeren. Er worden heel wat eischen ingesteld, die feitelijk cliantage zijn. Ook gedaagden chanteeren, vandaar de hoofdaanlcicling van dit ontwerp, maar liet mag zeer zeker niet leiden tot het omgekeerde, dat men het den eischers gemakkelijk gaat maken cliuniayeprocessen te voeren in eer voor den gedaagde vreemd land. Want nog steeds geldt het onde Eomeinsche adagium: ,,Tn dubiis pro reo", bij twijfel gaat de gedaagde voor, de gedaagde moet de goede plaats in het proces hebbei:i, zooals hij het laatste woord heeft, want een gedaagde is nog (jren s(l}ulclige. En dat mogen wij bij dit vraagstuk niet nit het oog vei'liezen. Een voorbeeld van chantage door eischers gepleegd met beluüp van de domicilieering van het pj'oces in handelszaken moge dit verduidelijken. Ik heb uit mijn praktijk in een kleine stad in ZuidHolland het geval leeren kennen van een grossiertje in prulwaren, als vliegenpleister, knikkers, pennen enz., die daarin een ruim^ bestaan vond en zelfs een handelsreiziger erop na kon houden, die in de afgelegen provincies de slachtoffers bezocht. Deze noteerde een bestelling en gaf aan den afnemer de bestelling ter teekening in zijii orderboekje. Alles scheen dus in orde, met dit verschil, dat hij een te groote order inschreef, wat meestal door den goedvertrouwenden afnemer niet werd opgemerkt, of een andere truc toepaste, n.l. volgens een te fraai monster verkoopen. Deze afnemers waren dan oolï meestal zoogenaamde openbare koopvrouwen, d.w.z. zorgelijke huismoeders, die in een snoepwinkeltje ook allerlei verkochten wat de reiziger leverde. Bij aflevering kwam het bedrog uit en regende het klachten. Maar hierover behoefde men zich niet te bekreunen. Het waren ondanks dat bedrog kleine bestellingen. Het waren zaken van koophandel, zoodat de koopvrouw uit Geulhem of Kiel-Windewoer gedagvaard werd voor het kantongerecht in Zuid-Holland. De proceskosten schrikten de gedaagden af. Zij beperkten zich tot brieven schrijven aan den Kantonrechter, die evenvv^el niets anders doen kon, dan het „recht" zijn loop laten, d.w.z. verstek wijzen.
8
Daar men dit voorbeeld ook zal trachten weg te praten, moet het i: worden geschetst in zijn volle naaktheid. Het is hier een parasiet, toegestemd. Maar de oorzaak is, dat het z.g. „redelijk beginsel" voor handelszaken toepasselijk is op een categorie van kleine afnemers. die nauwelijks van den niet-handelaar verschillen wat ervaring, ontwikkeling en warenkennis aangaat. En natuurlijk zal de omgekeerde mogelijkheid in de hand gewerkt worden, indien men den gedaagde in handelszaken ging beschermen door afschaffing van dezen regel. :\Iaar het verschil blijft dil : de fraudeerende afnemer kan veel ininder gemakkelijk van fraude een beroep maken zonder met den strafrechter in aanraking te komen, dan deze eerzame grossier uit een provinciestad, die zeker was nimmer strafrechtelijk te worden vervolgd. Want de minimis non curat praetor. De officier trekt zich van deze kleine geschillen niets aan, ^^aar de bedrogen afnemer fhcorciiscli door een civiel proces zijn recht kan Icrijgen, maar dit praktisch nimmer toepast, omdat hij van zijn natuurlijken rechter is afgetrokken. Hier blijkt dus, dat reeds in grensgevallen liet beo-insel tot onredelijkheid werd. "^ Dit wetsontwerp zal nu aanleiding geven tot fjfJrnoci op grooio schaal. De door mij bedoelde grossier kon het alleen bedrijven ten opzichlo van kleiue onoulwikkeldc aehterbuurt-winkeliertjes • niet ten opzichte van liel publiek. Nu kan een knoeier in België alle meerderjarige inwoners van Nederland in zijn hatelijke netten vangen, want zijn wederspannige afnemer daagt liij voor den rechter van zijn eigen woonplaats. AVelnu. wat heeft de regeering bezield om met één pennestreek een der hechtsto waarborgen van den burger noodcloos op te offeren? Want, zoo er behoefte bestond om fif en toe vonnissen uitvoerbaar te verklaren in een ander land, zoo kan er g^^Qu i-eden hebben bestaan, om den Nederlandschen staatsburger den waarborg te onthouden die hem in het binnenland verzekerd is. Hoe heeft de Eegeeriug hierop geantwoord? ^ ..Wel is art. 314 Burgerl. Rv. beperkt tot handelszaken. Doch een ..beginsel, dat redelijk is, wordt niet onredelijk zoodra men komt op „terrein van burgerlijk recht in engen zin, vooral niet in het verkeer ..tusschen twee volken. Tusschen handelsrecht en het overige ..privaatrecht bestaat een Avezenlijk verschil niet. De rechtsontwild^e-
| J I
|j | h \
9 „ling gaat in de richting tot vermindei-ing of opheffing der be„staande verschillen.'' Men wrijft zich de oogcn uit: De uitzondering voor handelszaken is niet „een redelijk beginsel", 'het is ccn nifzondering. Hot is ondenkbaar, dat men in de binnenlandsche procesorde ooit er toe zal komen, om deze uitzondering van toepassing te verklaren zonder meer in de gewone zaken. Want wat voor handelszaken redelijk is, is dit niet voor gewone zaken. II. Als hoofdreden voor dezen aanval op een natuurlijk recht van den gedaagde geeft de Regeering op: „Het is wcnschelijk op dit gebied eenheid te brengen in het Xederlandsche en Belgische recht". Habemus reum confitentem. Men heeft zich willen aan])assen aan Belgisch recht. Inderdaad komt daar in de Code d. Proc. naast art. 420 voor handelszaken, noch een art. 42 voor, dat voor gewone burgerlijke zaken geldt en op art. 4 van dit ontvv'erp lijkt. Een Belgisch hooggeleerd jurist, aangehaald door Mr. van Vessem merkte evenwel op, dat betaling in België een haal-, in Xederland een brengschuld is. Bit is volkomen juist. (Jns artikel 1429 B-W. bepaalt dat betaling moet geschieden ten huize van den selnudeischer, art. 1247 Code Civil daarentegen ,.au domicile du debiteur". Meenend gelijk recht te scheppen, lieeft men den uitzonderingstoestand, die bij ons voor handelaars geldt, uitgebreid tot lecken, terwijl in B-elgië zoowel handelaars als leekcn hun natuurlijken recliter behouden. Het natuurlijk recht van den Xederlandschen gedaagde is opgeofferd aan een vergissing, hiermede is art. 4 rol];omen veroordff-ld.
III. Niet alleen dat men van zijn natuurlijken r(>c]iter wordt afgetrokken, maar men komt voor een rechter die gewend is ander recht toe te passen. Het hoofdbeginsel van liet recht, dat den gedaagde tracht alle waarborgen te geven, wordt hier met voeten getreden. En daarin lag de beteekenis van de twee •\'oorl)ce]den in de Kamers aangevoerd. Helaas, zoodra men in casuïstiek vervalt, kan men tot het oneindige disputeeren met handigheidjes, als de automobilist die „gastvrijheid genietend", ,,den bevoegden rechter treft in dien van de plaats van het ongeval". "Wat zijn dat voor argumenten? Zij gaan alleen op, indien de automobilist iverheJijk de scJiuldi(j( is.
10 Xiemaiid zal con „doodrijder•• zijn siraf door i^on biütenlaudseh reelUer miFo-unncn. Maar voorJoopi- geldt het hier nog geen sehulclige, maar n a a r de beginselen van het recht, dat niemand selnildio' IS vóórdat hij veroordeeld is, den onschuldige. E n iedere tram- of spoorwegmaatschappij, elke verzekeringsmaatschappij zal verklaren dat aanrijdingen, waarbij de schuld bij den aangeredene ligt juist aanleidnig geven tot chantage. Zooals de flesschentrekkerij zal opleven, zal de aanrijdingschantage tegenover den buitenlander tot bloei komen, omdat, behalve de aangeboren sympathie van den normalen rechter voor het slachtoffer van een aanrijding, hierbij nog zal komen, de aangeboren antipathie tegen den vreemdeling, die „gastvrijheid genietend'' een medeburger omverreed. Ik hoor reeds de advocaat van den aangeredene pleiten zooals onze regcering pleit. Laat ons nu de casuïstiek verlaten en nagaan o]) welke punten byzonder gevaar dreigt, dat de Nederlander, door gesleept te worden voor een vreemden rechter, bovendien de kans loopt, van toepasselijkheid van hem onbekend, vreemd en naar eigen landszede buitensporig ..recht'". ^ De regel van art. -i geldt dus voor alle burgerlijke zaken, behalve familierecht. Bij verbintenissen uil overeenkomst is het recht vrijwel internationaal hetzelfde. Niet echter op gebied van verbintenissen lilt de wet, in hel bijzonder uit onrcchimaiigc daad. Xu is een „onrechtmatige"' daad niet erg sympathiek. Maai- men onthoude, dat de gedaagde voorshands slechts daarvan beticht is, en dat helaas — elk jurist uit de jjraktijk zal dit erkennen — alle procedure een soort van loterij is, zoodat ook onschuldigen getroffen worden door verkeerde uitspraken, zóó vaak verkeerd, dat bij alle volken sedert eeuwen appèl en zelfs cassatie moest worden toegekend om het kromme Vv-eer recht te buigen. AVelnu er is cén groot verschil tusschen het Xederlandschc en het Belgische recht bij onrechtmatige daad. Bij ons is men zeer zuinig met schadevergoeding. Vrijwel uitsluitend komt alleen werkelijk geleden, stoffelijke schade in aanmerknig. In België daarentegen kent men vergoeding voor moreelc, ideëele schade toe, hetzij bijv. verlies van schoonheid, hetzij vooral de schade in eer en goeden naam bij beleediging, beide ])rachtigc aanleidingen voor chantage, zooals in Engeland de verbreking van trouwbelofte. De beperking van het Xederlandsche recht schijnt
11 aldiLs niet een achterlijkheid, maar een vooruito-ano-. hierom, omdat „ideëel" nadeel nu eenmaal niet op geld waardccr])aar is,' en als men het zou Avillen gaan waardeeren, de l)enadeeldc partij altijd schromelijk hooge eischen stelt en stellen kan, zonder dat men hem van kwade trouw kan overtuigen. Nu is er nog op een ander ])unt bij onrechtmatige daden een diepgaand verschil tusschen het Xederlandsche en Belgische rechl. Is de onrechtmatige daad, waardoor schade geleden wordt een slrafharc daad, dan kan men in België zich burgerlijke partij stellen in het slrafgeding, hoc hoog ook het bedrag dei- schade-eisch is. Niet in Nederland. Hier moet de eiseh tot schadevergoeding beperkt zijn tot de som van ƒ 150.—. Waarom? Omdat strafrecht in het belang van den beklaagde snel recht moet zijn en hij, terwijl zijn vrijheid op het spel staat, niet tegelijk gesteld mag worden voor de minstens even gewichtige vraag van schadevergoeding, die over geweldige sommen loopen kan, bijv. in geval van moord of doodslag en dood door schuld. Ook hier geeft het Belgische en Franschc recht gelegenheid tot chantage. De onsympathieke verdaclite van moord, wordt nog te onsympathieker als hij den armen weezen Imn vordering wegens schade betwist. Dit geeÜ vooral bij jury rcchispnial(die wij niet kennen) aanleiding tot voor den kalmen beschouwer onverkwikkelijke tooneelen, hoe de advocaat der civiele partij als een hyena den verdachte figuurlijk Ie lijf gaat met do ergerlijkste Ijeleedigingen om het hart van de jury gunstig voor de veroordeeling te stemmen. AVelnu, terwijl de vraag van schukl of onschuld van den verdachte, als de feiten eenmaal vaststaan, zeer eenvoudig is, is de vraag van omvang der schade dikwijls zeer moeilijk en men looi^t steeds gevaar, dat onder den indruk van de tragedie, een overdreven eisch klakkeloos wordt toegestaan. In tijden van politieke spanning als wij beleefd hebben, is daarenboven juryrechtspraak een fataal iets. Ik zal daarover niet uitweiden. Welnu, dergelijke rechtspraak, die bij ons onbekend is, wordt zonder meer toepasselijk. Door de jury strafrechtelijk veroordeeld, ontsnapt men niet meer' aan de civielrechtelijke veroordeeling. En dat beteekent een groot nadeel.
12 Nog' onlaiios vernam ik van een lid van een Xedcrlandseh Hof het volgende: Er had oen aanrijding plaats gehad. De chauffeur in pnvédienst, was tot veertien dagen gevangenisstraf veroordeeld en had het beter gevonden die maar uit te zitten en niet in appèl te gaan. De werkgever van den chauffeur werd civielrechtelijk voor schadevergoeding aangesproken, waarbij het strafvonnis tegen den chauffeur werd overgelegd. Veroordeeld door de rechtbank ging de werkgever in appèl en na nauwkeurig onderzoek kwam het Hof tot do overtuiging, dat de chauffeur geen schuld had, maar dat de beweerd aangeredene. die den cisch tot schadevergoeding had ingesteld, de oonaak was geivcest van het ongeval. Hier ziet men hoc noodig de waarborg is van een afzonderlijke civiele procedure. Tegen de beslissing van het Hof van Assizes is geen appèl, slechts cassatie mogelijk. AVelnu, niemand zal tenslotte — hoc onaangenaam het voor een vreemdeling ook zijn moge — beletten kunnen, dat men strafrechtolijlï vervolgd wordt voor een daad gepleegd in een vreemd land. I\Jaar dat men civielrechtelijk ootroffen wordt is een tweede, omdat de schuldvraag strairechtelijk Mei een grootel rol speelt bij de strafmaat bij opzet, grove schuld of onachtzaamheid, terwijl civielrechtelijk dit onderscheid een geidnger rol spoelt. Het gevolg is dus, dat men er belang bij kan hebben om in een geringe strafrechtelijke veroordeeling te berusten, wanneer daar maar niet aan vast zou zitten een automatisch toepasselijke hooge schadevergoeding. IV. Bij deze civielrechtelijke aansprakelijkheid voor strafbare daden, doet zich nog een ander merkwaardig geval voor, n.l. dat der politieke misdrijven. Hiervoor geldt bij alle beschaafde volken, dat de politieke daad in een ander land gepleegd, niel vervolgbaar is in een anderen staat. Uitlevering heeft niet plaats. Zoo konden onder de bestaande vu>tten de in België veroordeelde activisten in Nederland asyl vinden en eervol inburgeren, ondanJfs het feit, dat zij tot geweldige schadevergoedingen aan den Belgischen staat veroordeeld waren, soms alleen omdat zij een professoraat aan de Gentsche Hoogcschool tijdens de bezetting haddon aanvaard. De ingestelde vervolgingen en veroordeelingen werden door den grootsten toenmaligen Belgischen rechtsgeleerde, wijlen Mr. Edmond Picard, in strijd met de wet geacht. Dit wetsontwerp nu onthoudt aan politieke
13 veroordeelden op slinksche wijze het asvlreelit. Men kan ze wel niet doen Liitleveren, maar de civielrechtelijke veroordeeling tot tonnen schadevergoeding, zou dezen menschen het leven hier hebben onmogelijk gemaakt. Nu zal men, hardvochtig en ondoordacht nog kunnen zeggen, laat ze dan maar naar elders trekken. Maar tot deze veroordeelden behoorden ook eerzame Nederlanders als wijlen Prof. Dr. Buitenrust Hettema, die een professoraat had bekleed aan een instelling, die door de Nederlandsche Regeering beschouwd was als rechtmatig ingesteld. Deze Nederlanders zouden dus Nederland zijn uitgedreven krachtens een volkomen onrechtmatig vonnis, door een vreemden rechter in politieken hartstocht uitgesproken, welk vonnis, had men het langs civielrechtelijken weg in Nederland willen vervolgen, nimmer door eenigen Nederlandschen rechter zou zyn uitgesproken. y. Welnu, indien vorenstaande beschouwingen juist zijn, wordt dit ontwerp een gruwelijk onrecht zoowel tegenover landgenooten als tegenover politieke ballingen, die hier asylrecht genieten. En dit noodeloos, omdat er heelemaal geen behoefte bestaat om in het algemeen gedaagden van hun natuurlijken rechter af te sleepen, ma°ar alleen om veroordeelde gedaagden te beletten, door domicilie verplaatsing naar een ander land zich aan een uitgesproken vonnis te onttrekken en dergelijke zéér bijzondere gevallen. De regel, dat men als niet-koopman slechts kan worden vervolgd voor burgerrechtelijke zaken, voor den rechter van zijn woon- of verblijfplaats, dient dus gehandhaafd en in elk geval behooren veroordeelingen tot schadevergoeding gegrond op politieke daden, niet te kunnen worden ten uitvoergelegd, evenmin als de strafactie, omdat van oudsher politieke daden in het eene land gepleegd, in het andere gevolgenloos behooren te blijven. VI. Maar er is nog meer. De voorstanders van het verdrag in de Kamer hebben getracht den ernst van den toestand te verkleinen op een zonderlinge manier. Er staat in de stukken: „En het is niet geheel zeker, dat er na de inwerking treding van het verdrag één Nederlander meer voor den Belgischen rechter zal verschijnen, dan te voren". En daarmede worden dan de aangevoerde bezwaren weg geblazen als wat rook. Ik noemde dit een zonderlinge manier. W a n t h e t i s i n s t r i j d m e t d e b e d o e l i n g v a n h e t v e r-
14 rl r a si'. Men weet hoeveel Nederlanders er in Belo-ië hun inkoopen gaan doen. Beloisehe modehuizen plc'g-en een groote cliënteel te hebl)en door geheel Nederland. Men bedenke hoe juridische dwalingen juist bij politieke processen voorkomen, omdat agents ])rovocateurs, valsche verklaringen van getuigen en deskundigen daarbij schering en inslag zijn. M^n herinnere zich de Dreyfuszaak, maar ook het jongste documentenschandaal. Zulke dingen zijn sedert menschenheugenis in Nederland niet voorgekomen. Het is dus verschoonbaar, dat men er niet aan gedacht heeft, maar de bescherming ook tegen civiele gevolgen van een politieke daad dient strict gehandhaafd. Dat niet alleen, maar geheele landstreken van ons rijk zijn door gebrek aan goede verbindingen naar het Noorden gewend zich in België te voorzien. Zoo is Zuid-Limburg op Luik, West-Brabant en Oost Zeeuwsch-Ylaanderen op Antwerpen en Gent en West Zeeuwseh-Vlaanderen op Brugge georiënteerd. Dat wil zeggen, dat een groot deel der bevolking in België ter markt gaat of zijn waren daarvandaan betrekt. Deze bevolkingsdeelen worden nu onherroepelijk afgetrokken van hun grondwettelijken en wettelijken normalen rechter. Krijgen zij geschil met een Amsterdamschen of anderen Nederlandschen leverancier, dan worden zij, als zij niet-kooplieden zijn, als gedaagde geroepen voor den kantonrechter of rechter hunner woonplaats, hun natuurlijken rechter. Maar door dit ontwerp, dat aan den Belgischen leverancier de keus laat hen te dagvaarden voor den rechter van de plaats waar de vei'bintenis is ontstaan, is uitgevoerd, ol: moet Avorden uitgevoerd (waaronder dus ook de betaling valt), is er aUijd gelegenheid hen voor den Belgischen rechter te dagen. Welnu, men mag het spelen met de natuurlijke rechten van eerlijke staatsburgers tegenwoordig een liefhebberij achtc.n, men mag op grond van internationale goede nabuurschap den raad der advocaten in den wind slaan, die betoogen, dat hun ervaring met buitenlandsche rechtspraak niet aangenaam is, men mag dit alles willen offeren om tot goede nabuurschap te komen, maar men mag niet op lichtzinnige wijze onze grensbevolking, die reeds economisch aan middelpunt vliedende krachten onderworpen is, nu maar ineens staatkundig van ons vervreemden. Tot dusver pleegt in die streken, krachtens art. 150 van de Q-rondwet nog regel-
lö maiig recht te worden o.e.s))rokeii in naam der Konm
3Ifi 1929.
r
1>v
'hV^\1
' * ^ ' ' ^ ; 5 ^'fii
hy
!
"' J-i
i s
tv\>
11
rf
^
ih> :t
\ .
Vu
•1 f i t \ ft
; • . : « «
-''X
•4^
'^"5
'f\
, X ff u -- )
^1 > /
V >4f
U V^ i
i^il. *
V
'T
,^7 i/ '"'4''
7
.•,'V
'•
4?
'^,»_,>^ (f-