h L I I
(Teekeningen W. ie Mooy)
% Aan de Administraiie van CINEMA & THEATER Paulus PoHersiraat 4 — Amsierdam Zuid.
Mijne Heeren, Elke week wil ik op de hoogte blijven van nieuw;e films, töoneelstukkerf, opera's ejus. Noteert U mij dus, op de. gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post. Het abonnementsgeld wordt betaald met ƒ 6.50 per jaar*/ ƒ 3.25 per half jaar*// 1.625 per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676. Naam Adres
::,.......$.:....„:.
,.l
;■..........
;., ;... .'.!c*i? HandTeekening
te , ...... Datum '....:... '. Verzenden In enveloppe als brief .of geplakt op een briefkaart. *) Doorhalen wat niet van toepassing: Is., F 1083/4
Het weekblad „CINEMA & THEATER" verschijnt des Vrijdags. Alle bUdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Rcilactie, abonnementsopgaven en andere administratieve correspondentie aan dé AtlmlnlNtrntle van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro ho. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs per losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per halt jaar, f 1.62% per kwartaal, bij vooruitbetaling; In plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, deseewengcht 12V4 cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vöör afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. (Prljsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — BIJ ongevraagde bijdragen sluite men retourporto (zoo mogelijk een geadresseerde en gefrankeerde enveloppe) In.
Wnd. Hoofdredacteur: ^oh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, AnlBterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Utrecht. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. (P1083). — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, Van Ostadestraat 233, Amsterdam-Zuid. (K 199).
CINEMA & THEATER —No. 47
27 NOVEMBER 1942
■
II
Een exclusieve „Cinema & Theater-reportage
TWEE DAGEN CIRCUSREQUISITEUR
hij MIKKENIE-STRASSBURGER £en onzer redacteuren is, ten einde de circus-sjeer uit eigen ervaring te kunnen beschrijven, als requisiteur "werkzaam geweest in het circus Mikkenie-Strassburger, dat in het Amsterdamsche „Carré" zijn voorstellingen geeft. Gekleed in een scharlaken-rood fak met gouden tressen heeft hij de fiste aangeharkt, requisieten gesjouwd, f aarden opgevangen en medegeholfen aan het ofbouwen en afbreken van de tijgerkooi, zonder dat zijn „collega's" eenig vermoeden hadden, van zijn- werkelijke hoedanigheid. Hij verhaalt hier van zijn bevindingen. Het is miezerig herfstweer, als ik mij naar Carré spoed, om mijn werk als circus-requisiteur te beginnen. In het grauw-groene Amstel-water, dat langs het gebouw stroomt, valt een trage motregen en huiverend staan in een lange rij de gegadigden voor een plaats op hun beurt te wachten. Het is één uur. Over een uur begint de middagvoorstelling. De atmosfeer in het gebouw vormt een scherp contrast met de kille buitenlucht. Nauwelijks ben ik binnen in de warmte, of ik ruik de eigenaardige, doordringende geur van het circus, de geur van paarden en van de andere dieren. Men verwijst mij naar den chef-requisiteur, „Herr Willy". Herr Willy is een Strassburger, hij is een neef van den directeur en op zijn schouders rust de verantwoordelijkheid voor den gang van zaken tijdens de voorstelling. Op het oogenblik, dat ik mij bij hem meld, mag hij niet gestoord worden. Hij staat midden in de manége en om hem heen is een legertje requisiteurs bezig
de tijgerkooi op te bouwen. De tijgers maken het eerste nummer en alles moet kant en klaar zijn als het publiek straks binnenstroomt. Ik moet dus wachten tot de kooi gereed is en bescheiden in een hoek staande kijk ik met ontzag naar de zware traliestiikken, welke aangedragen worden door de geuniformde lieden, die straks mijn collega's zullen zijn. Het is nog halfduister in de groote voorstellingsruimte en daardoor doet het beweeg in de piste ietwat sinister aan. Als de kooi in elkaar gezet is, neemt Herr Willy mij mee naar zijn kleedkamer. Zonder veel
complimenten geeft hij mij een prachtig rood uniform met veel gouden tressen en andere versiering. Ik wil het meteen aantrekken, maar hq, beduidt mij, dat eerst de knoopen gepoetst.moe-P ten worden en al spoedig zit ik met toewijding' en een wollen lap de twaalf koperen schijven te ' bewerken. Intusschen schiet mijn chef ook een rood uniform aan. Ongeveer gelijktijdig zijn ( wij klaar. Hij vertelt mij nog, dat er roode en groene uniformen worden gedragen, doch dat daartusschen in wezen geen verschil bestaat. Mijn ambtskleeding zit me als gegoten; alleen de broek is een beetje kort, doch Willy weet raad. Ik moet den riem maar een beetje losser maken.... Als ik mezelf even later in een spiegel zie, lijkt het of ik nooit een gewoon colbertje gedragen heb. Mijn chef doet zijn kleedkamer zorgvuldig op slot en samen gaan wij naar beneden, waar de overige requisiteurs wachten op het signaal voor de voorstelling, dat over enkele minuten zal •weerklinken. Inwendig zie ik een beetje op tegen de kennismaking, maar als het zoover is, valt dat erg mee. Herr Willy stelt mij aan mijn collega's voor als „een nieuwe" en daar ik een rood uniform draag in tegenstelling tot de meeste anderen, die in het groen zijn, heet ik van dat oogenblik af „die nieuwe rooie". „Waar komt-ie vandaan?" wil een confrater weten, als ik gepresenteerd word. Ik krijg een onbehaaglijk gevoel, doch Willy zegt: „Er war Kaiser von China" en maakt daarmede een eind,, aan de belangstelling, die in mijn geval beslist ongewenscht is. Tersluiks voel ik naar mijn blocnootje in mijn broekzak en bedenk tegelijkertijd, , dat het daar wel zal moeten blijven, wil ik tenminste niet in de gaten loopen. Wij — de requisiteurs — staan in groepjes achter het bruine gordijn dat den toegang tot de piste afsluit. De zaal stroomt intusschen vol, het geluid van neerklappende stoelen en het roezemoezen van honderden stemmen dringt tot ons door. Ik kijk door een kier langs het gonjijn naar de tribunes en zie, dat het propvol wordt. Deze middagvoorstelling doet blijkbaar niet voor den avond onder. Een ruk aan mij a mouw stoort mij in mijn overpeinzingen. Van een collega krijg ik de laatste instructies; „Straks, als de bel gaat, moeten wij jterade maken voor d^n temmer. Dan gaan we in twee rijen tegenover mekaar staan, netjes de rooden bij de rooden en de groenen bij de groenen, en dan loopt-ie tusschen ons door naar binnen. Als-ie binnen is, ga je maar een beetje staan kijken, je mag alleen niet je handen in je zakken steken. Als 't nummer afgeloopen is, breken wij de kooi af en dan breng jij de tijgerrequisieten naar den anderen gang. Daar staat dan een neger en die' pakt ze aan. Gesnopen ?" Ik knik bevestigend en hij is blijkbaar tevreden
Boven: Voorden aanvang der voorstelling is er voor een requisiteur altijd wel wat te doen, opdat de arlisten straks onge stoord hun programma kunnen afwerken. De spreekstalmeester komt ook even een praatje maken. — Rechts: Requisiteurs zijn uit hoofde van hun beroep reeds bereidwillig, doch dit geldt in bijzondere mate als zij de lieftallige Mandos kunnen assisteeren, die straks op hun anker door de lucht zullen zwe-
• ) Deze reportage werd gemaakt tijdens het November-programma; op den dag, dat dit nummer ter perse gaat, wordt een nieuw programma begonnen, waarop wy de volgende week terugkomen. — Red. Als requisiteur moet je van alles op de hoogte zijn, daarom is het zaak af en toe de mededeelingen met zorg te bestudeeren.
CINEMA & THEATER - (nr. 48)
;: vv^l
over mijn bevattelgkheid, want hij voegt er bemoedigend aan toe: „'t Is de eerste keer een beetje vreemd, maar we hebben het allemaal eens moeten leeren. Je trekt je maar nergens wat van aan!" Hij is nog niet uitgesproken of het belsignaal weerklinkt. Het gordijn wordt opengeschoven en wij marcheeren de manége binnen. In het geconcentreerde licht van vele schijnwerpers maken wij front naar elkaar toe en dan snelt de dompteur, gekleed in witten broek en blauw jasje, door onze eerewacht heen de piste in. Een klaterend applaus begroet hem. De schijnwerpers volgen den temmer en als deze in de kooi is, en de tijgers hun kunnen vertoonen, staan wij er maar wat bij te kijken, in afwachting van het oogenblik, dat de laatste tijger door den loopgang uit de kooi verdwenen is. Als de dompteur voor het applaus dankt, nemen wij bezit van de manége om de kooi af te breken en het materiaal weg te brengen. Intusschen zijn ook de twee repriseclowns in actie gekomen. Zij hebben tot taak, de aandacht van het publiek zooveel mogelijk van de requisiteurswerkzaamheden af te leiden. Terwijl het tweetal in het licht van enkele schijnwerpers zijn grollen vertoont, wordt er door ons hard gewerkt. Ik sjouw ijverig met piëdestals en andere spullen die er veel lichter uitzien dan ze zijn, en bekijk intusschen met ontzag de centimeter-diepe indrukken van tijgernagels, die in het hout zichtbaar zijn. De neger, aan wien ik het materiaal moet geven, blijkt geen honderd-procent-neger te zijn. Hij komt uit den Franschen Soedan en is oppasser van de tijgers. In, of liever boven de manége is inmiddels al een ander nummer van het programma aan den gang. 1) Ademloos volgt het publiek de halsbrekende toeren van een lieftallige Deensche, Fröken Diana, terwijl er onder haar in de piste een meneer staat in een soort zeekapiteins-uniform, gereed om haar op te vangen, als zij mocht vallen. Wij requisiteurs hebben ook een aandeel in dit nummer. Als Diana namelijk aan haar tanden hangend bliksemsnel ronddraait, moeten wij haar laten zakken. Vier man zijn daar voor noodig. Niet omdat Fröken Diana zoo zwaar is, maar omdat het gelijkmatig gebeuren moet. Nu de tijgerkooi eenmaal weg is. is voor ons het zwaarste werk voorbij. Er komen dan paarderi- en pony-nummers, waarna de manége aangeharkt moet worden. Alleen moet er straks nog een planken vloer neergelegd worden, waarop de honden en aapjes van de Johnny-company hun kunsten ten beste zullen geven, maar dat is nu nog niet aan de orde. Wij staan weer bij den piste-ingang en wachten geduldig, tot onze hulp weer noodig zal zijn.
Bij ons bevindt zich een heer in rok, die fel afsteekt tegen het nadrukkelijke groen en rood van onze gewaden. Deze heer draagt den officieelen titel van spreekstalmeester. Hij kondigt de nummers aan op de echt-ouderwetsche circusmanier met „Hooggeëerd publiek" en na dezen aanhef worden in deftige bewoordingen de „nog nooit vertoonde prestaties" met name genoemd. Zoo komt er bijvoorbeeld in het programma een oogenblik, dat de spreekstalmeester naar voren treedt in het licht van de schijnwerpers, en met luider stemme verkondigt: „Dames en beeren, hooggeacht publiek. Ik annonceer U thans vijftien...." en juïst als men zich afvraagt of het vij f tien groote olifanten dan wel vijftien gedresseerde zeehonden zullen zijn, gaat hij, na diep adem gehaald te hebben, verder: „. . . minuten pauze." Als liet oogenblik daar is, dat het podium voor de Johnny-act moet worden gelegd, vraag ik mij, terwijl ik met een collega zware, onhandelbare houten schotten door de manége zeul, af, of het toch maar niet beter was geweest deze reportage als journalist-zonder-meer te maken. Ik word nog gesterkt in dit besef, als ik hoor zeggen, dat „die nieuwe rooie" meer levertraan had moeten slikken, maar ik zit nu eenmaal in het schuitje De beroemde clown Pipo bezig aan zijn
grime. <
Terkening £Unt v. Eykern)
en berustend veeg ik de zweetdruppels van mijn gelaat, terwijl ik doe alsof ik niets gehoord heb. Nu is echter het leed snel geleden. Tijdens de Johnny-act geven wij allergrappigste hondjes aan en wij vangen de dieren op als ze „af" komen. Nog voor het nummer afgeloopen is, heb ik geleerd, dat de honden „lekkere mormels" zijn en de apen daarentegen „gemeene loeders", waarvoor je moet oppassen omdat ze valsch kunnen bijten. Met de artisten zelf hebben wij requisiteurs betrekkelijk weinig te maken. Wij moeten slechts zorgen, dat de materialen in orde zijn, dat ze kunnen optreden. Onze werkzaamheden strekken zich dan ook niet uit tot de levende have. De tijgers hebben, zooals gemeld, een eigen oppasser en voor de paarden is speciaal personeel aanwezig, dat de prachtige Friezen, Berbers en ' andere volbloeds onder persoonlijk toezicht van „Herr Direktor" Carl Strassburger of diens broeder Hans Strassburger verzorgt. De laatste vertoont de unieke hippische nummers in de manége. Wij merken weinig van hem, alleen komt hij voor ieder nummer een andere zweep uit de kast in den loopgang halen. Het programma verloopt vlot en eerder dan
3
(nr. 48) - CINEMA & THEATER
De aapjes van de Johnny-Company met hun charmante bazin, gereed voor het optreden. ik vermoed had, zijn de drie clowns Pipo, Rhum en Half-Watt aan hun nummer bezig. Wij verleenen hieraan onze medewerking door keurig op een rij slaand en precies gelijk in onze handen te klappen, als het edele drietal zijn muzikale ommegang maakt, daarmede het publiek stimuleerend hetzelfde doen. Onze laatste werkzaamheden in het programma bestaan uit het bevestigen van den zwevenden mast, waarop Alberti zijn sensationeele toeren verricht. Als Alberti naar beneden gesuisd is en de spreekstalmeester het einde van het programma heeft aangekondigd, stroomt de zaal leeg. Wij beginnen echter dan pas goed, want voor de avondvonrsielling moet de tijgerkooi weer worden opgebouwd. Wat 's middags kan gebeuren, moet 's avonds klaar zijn en daarom wordt het legertje requisiteurs geen rust gegund, voor de kooi weer stait en het zand keurig gelijk geharkt is. Nee. romantiek is niet het voornaamste bestanddeel van het circus-bestaan. Er moet gewerkt worden om een voorstelling te kunnen presenteeren en van hoog tot laag deelt mee in de duizenden groote en kleine zorgen, die daarvoor dag aan dag aan de orde zijn. Niet alleen als de tribunes bezet zijn, doch ook 's nachts en 's morgens doen zich deze zoreen voor. Doch daarover een volgende maal. L. J. C. De Nederlandsche fakir Bosco werkt als repriseclown aan het programma mee. Onze fotograaf verraste hem, Irnvijl hij stond te wachten op het oogenblik dat hij op moet. (Foto's Fellinga)
Wij kennen- zijn idealen, zijn strijd, zijn karakter. En het plastische vermogen van den grooten karakterspeler Heinrich George is er borg voor, dat wij den Pruisischen beeldhouwer-bouwmeester niet spoedig zullen vergeten. Het is Herbert Maisch gelukt een filmversie van Schlüter's biografie 1) te vervaardigen, die ons een levend beeld van zijn tijd — de periode omstreeks 1700 — verschaft.
ANDREAS SCHLÜTER Toen de film Rembrandt in Denemarken zou worden vertoond, vonden de Deensche bioscoopdirecteuren het wenschelijk, haar een anderen titel te geven „want", zoo redeneerde men, „in Denemarken kennen wij Rembrandt niet!". De regisseur, Hans Steinhoff, heeft toen geantwoord: „Gaaf mijn film zien en ge zult hem wel kennen!" Wat de Denen indertijd van de Rembrandt-film zeiden, geldt thans, nu de historische film Andreas Schlüter in ons land wordt uitgebracht, ook voor ons. Wij kennen Schlüter niet, of, om juister te zijn, nóg niet. Wij zullen hem kennen als wij de film hebben gezien, die Herbert Maisch over zijn persoon vervaardigd heeft. Ongetwijfeld zullen wij deze historische film zuiverder als film kunnen zien dan Steinhoff's „Rembrandt", want door het
feit, dat de figuur van den geestelijken vader van den Baroc-stijl, die alliantie tusschen architectuur en beeldhouwwerk, niet in de geschiedenisboekjes der Nederlandsohe scholen behandeld wordt, wordt ons de gewetensvraag bespaard of in dit geval de „historische waarheid" niet te zeer geweld aangedaan is. Bij voorbaat staat het dus reeds vast, dat „Andreas Schlüter" minder stof zal doen opwaaien dan „Rembrandt". De nieuwe film doet ons als het ware kennismaken met een historische figuur, waarmede wij ons nog niet tevoren hebben bezig gehouden en over welke wij ons dus nog geen bepaald denkbeeld hebben gevormd. Als wij het woord „Einde" op het doek hebben zien verschijnen, weten we, wat en bovenal wie deze Schlüter was.
Het is in den tijd, dat de naweeën van den dertigjarigen oorlog zich doen gelden. Het keurvorstendom Brandenburg, geregeerd door keurvorst Friedrich III, manifesteert als reactie op dertig jaar oorlogs-ellende een levensdrang, welke zal leiden tot het ontstaan van het koninkrijk Pruisen. De eigenzinnige en prónklievende vorst (Theodoor Loos) wenscht het toenmaals nog tamelijk onaanzienlijke Berlijn tot de schitterendste residentie van geheel Duitschland te maken. Het middel hiertoe vindt hij in den persoon van Andreas Schlüter, wiens genie in staat blijkt de stad, zonder te steunen op architectonische tradities, een eigen karakteristiek aanschijn te geven in een stijl, die weinige jaren later een nieuwe periode m de geschiedenis der Europeesche bouwkunst bleek in te luiden. Nog vindt men in Berlijn de kunstwerken, welke Schlüter schiep: het ruiterstandbeeld van den Grooten Keurvorst op de Lange Brug en de stervende krijgers op 1
) Het boek „Der Münztunn" door Alfons von Czibulka. Linktbovem Schlüter met zgn trouwen vriend Naumann op de bruiloft van zgn dochter Eleonore (Heinrich George en Ernst von Winterttein). — Linksonder: Naumann brengt Elisabeth (Mila Kopp) tijding omtrent Andreas die Berlijn verliet. —Rechtsonder Gravin Orlewska, die, toen zij nog geen gravin was, den meester tot model gediend heeft, komt hem na jaren in zyn atelier opzoeken . (Olga Tschechowa en Heinrich George). C"10'* T'rTa>
de binnenplaats van het Tuighuis Unter den Linden, zijn wel de meest bekende specimina. Zooals zoovele kunstenaarslevens is ook dat van Andreas Schlüter meermalen een toonbeeld van heftige bewogenheid. Eerzucht en scheppingsdrang zijn zijn voornaamste eigenschappen, terwijl zijn onstuimige impulsiviteit hem voor niets doet terugdeinzen, zelfs niet voor een conflict met den koning. Hij moet zijn leven verdeelen tusschen zijn werk en zijn gezin. Zijn werk is hem echter boven alles heilig. Als men zich zulk een figuur denkt in de van intriges doorsponnen sfeer van het hof, is het onvermijdelijk, dat zich rondom hem verwikkelingen vormen, welke dezen man alles doen vergeten terwille van zijn werk, dat zijn kunst is. Vonden wij Schlüter aan het begin van zijn carrière aan de zijde zijner gelukkige, hem boven alles liefhebbende en begrijpende vrouw (een opmerkelijke creatie van Mila Kopp, die wij in deze film voor het eerst in ons land zien) terwijl zijn dochter Eleonore (Marianne Simson) zich juist verlooft met zijn jongen helpej Martin Böhme (Karl John), later zien wij hem, in den greep van het noodlot van zijn genie, Berlijn verlaten met Gravin Orlewska (Olga Tschechowa), een vroeger model van hem. Hij keert pas weer naar Berlijn terug als de koning hem zelf laat vragen de stad in een nieuw kleed te willen steken en de leiding te nemen van den bouw van een, gigantischen munttoren. Aanvankelijk maakt Schlüter bezwaar tegen 'skonings wensch op dezen drassigen bodem den „hoogsten toren ter wereld" te bouwen, doch zijn eergevoel doet hem zwichten. Op den dag der inwijding stort echter het bouwwerk en daarmee Schlüter's leven ineen. Hij wordt veroordeeld tot twee jaar Linksboven: De koning (Theodoor Loos) verleent Schlüter een matineuze audiëntie, — Rechtsboven: Het beroemde ruiterstandbeeld wordt uit één stuk gegoten, een waagsluk, dat alleen Schlüter aandurfde. — Rechtsonder: Bij alle tegenslagen blijft zijn vrouw zijn trouwste steun (Mila Kopp en Heinrich George). 6
(nr. 48) - CINEMA (&• THEATER
kerkerstraf. Zijn vijanden triomfeeren, doch het is zijn vrouw, die weet te bewerken, dat hij begenadigd wordt en tenslotte keert Andreas Schlüter, de „Pruisische Michelangelo", naar den huiselijken haard terug. „Andreas Schlüter" is niet als vele historische filmwerken, een dialoogfilm. Het is de verdienste van Herbert Maisch, dat hij aan de handeling een groote plaats heeft ingeruimd. Wat bouw betreft, mag de film waarlijk aanspraak maken op onze bewondering. Van de bezetting noemen wij nog Herbert Hübner als de intrigeerende minister Von Wartenberg en E. EFürbringer als de hofbouwmeester Baron Eosander. Ernst von Winterstein maakt van zijn kleine rol van den goudsmid Naumann, vriend van Andreas Schlüter, een sympathieke, menschelijke figuur. Verder zien wij na langen tijd Dorothea Wieck weer eens, als de gemalin van den keurvorst. Als geheel is Andreas Schlüter een historische film, die weliswaar geen nieuwe filmische aspecten opent, doch desalniette-
min zeker een boeiende weergave mag heeten van een in cultureel opzicht belangrijke periode, niet het minst belangrijk om Andreas Schlüter. L. J. CAPIT.
ANDREAS SCHLÜTER. Draaiboek: Helmut Brandis en Herben Maisch. — Muziek: Wolfgang Zeiler. — Camera: Ewald Daub. — Decors: Robert Herlth, Kurt Herltli, Hermann Asmus. — Proiuctieleiding Viktor von Struve. — Ge/Kirf; Erich Schmidt. — Montage: Ursula Schmidt. Regie:
HERBERT MAISCH.
Andreas Schlüter Heinrich George Elisabeth Mila Kopp Eleonore, hun dochter . . . Marianne Simson Martin Böhme Karl John Naumann . E. von Winterstein Gravin Orlewska Olga Tschechowa Von Wartenberg Herbert Hübner Baron Eosander E. F. Fürbringer Friedrich III Theodor Loos De keurvorstin ..... Dorothea Wieck Verder met: Emil Hess, Christian Kayssler, Max Gülstorff, Paul Dahlke e.a. Een Terra-Film der Üfa-Tobis.
Dramatisclie gestallen van
MARIA STUART Vier eeuwen geleden, op 7 December 1542, aanschouwde Maria Stuart in Schotland het levenslicht; 46 jaar later viel haar hoofd op het schavot in' het Engelsche kasteel Fotheringay. Vondel prees zich gelukkig, in haar sterfjaar, 1587, te zijn geboren. Hij beschouwde haar dood als een martelaarschap om den geloove en zooals de katholieke Kerk niet de geboorte, maar den dood der heiligen gedenkt, zoo wilde hij aan Maria Stuart's sterfdag zijn dichtwerk wijden. Vondel's drama, in wezen meer een schoone herdenkingszang in tooneelvorm dan een eigenlijk treurspel,'speelt zich dan ook op één'enkelen dag af. liet lag trouwens geheel in zijn aard om een vorstin als heilige te eeren. Groot was steeds zijn eerbied voor het wettige gezag. En hij beschouwde de aanspraken der koningin van Schotland op den troon van Engeland als rechtmatig, omdat de paus de echtscheiding van Hendrik VIII en diens huwelijk met Anna Boleyn, waaruit Elizabeth, de tegenstandster van Maria Stuart, was geboren, niet erkend had. Voor het overige zijn de historische feiten voor Vondel bijzaak. Niet alleen beschouwt hij de beschuldiging, dat Maria Stuart, toen zij als banneling in Engeland leefde, oorlogen en samenzweringen tegen koningin Elizabeth zou hebben aangemoedigd, als laster, hij gelooft ook niet, dat Maria de hand heeft gehad in den moord op haar tweeden echtgenoot, Henry Darnly, en hij neemt aan, dat zij na dien moord slechts tegen haar zin Rechts boven: Zarah Leanier als Maria Stuart. — Onder: Maria Stuart wordt, beweend door haar gevolg, door den sherif gehaald — naar een gravure van Kaulbach-Hojfmann in „Schiller's Werhe", uitgave J. G. Cotta, Stuttgart, 1S69 — Rechtsonder: Een scène in de „Maria Stuart'ofvoering van het „Deutsches Theater": Inge Conradi in de titelrol en rechts Wolfgang Stum-pf als Mortimer. (Foto's Uja; SieburglStaff)
in het huwelijk is getreden met graaf Bothwell, die algemeen als Darnley's moordenaar en als Maria's minnaar werd beschouwd. Vondel laat alle aantijgingen tegen Maria Stuart slechts door haar tegenstanders te berde brengen, om ze door haar zelf en door haar aanhangers, alsook door eenige sympathiek voorgestelde, Engelsche protestanten, te laten weerleggen. Historisch-critischen zin moet men dan ook niet van dit heerlij ke dichtwerk verwachten, het is een heiligenlegende, een dichter. droom, waarin de kunstenaar vóór alles zijn liefde voor het katholieke geloof belijdt en gestalte, geeft aan zijn afkeer van de puriteinen (de geestverwanten der Hollandsche calvinisten van zijn dagen) en aan zijn vereering voor het gezag met de oudste tradities. Geheel anders van aard is Schiller's „Maria Stuart", waarmede de tooneelafdeeling van het „Deutsche Theater in den Niederlanden" dezer dagen in Den Flaag heeft gedebuteerd. Ook Schiller kiest partij voor de ongelukkige vorstin en tegen koningin Elizabeth. Maar niet op religieuze gronden of omdat hij Maria's aanspraken op den Engelschen troon boven die van Elizabeth stelt. Weliswaar is Maria Stuart in zijn drama onschuldig aan de aanslagen op het leven van haar tegenstandster, die haar ten laste werden gelegd; dit wil echfer nog niet zeggen, dat Schiller als historicus volkomen van haar onschuld in deze zaak overtuig^ zou zijn geweest. Hij had
Maria Stuart naar een oude gravure bij dichtwerk van Vondel. Onder: Vera Bondam als Maria Stuart in de ofvoering door het gemeentelijk Theaterbedrijf. (Foto Polygoon-Noske)
van Maria Stuart echter nooit de heldin van een drama kunnen maken, als hij Elizabeth geheel in het gelijk had gesteld. Hij maakte het zich toch al zeer moeilijk door, in tegenstelling met Vondel, wèl voorop te stellen, dat de gevangen koningin destijds medeplichtig is geweest aan den moord op haar tweeden echtgenoot Darnley en dat zij die misdaad bedreef om met den moordenaar, haar minnaar Bothwell, die zich nä den moord van zijn vrouw liet scheiden, te kunnen trouwen. Wat Vondel als laster weerlegt, laat Schiller, als vèr verleden en reeds lang geboet, zooveel
mogelijk rusten. In haar biecht, onmiddellijk voor de terechtstelling, laat hij de ter dood veroordeelde spreken van „eine frühe Blutschuld, längst gebeichtet.... Den König, meinen Gatten, Hess ich morden, und dem Verführer schenkt' ich Herz und Hand! Streng büsst' ich's ab mit allen Kirchenstrafen." Ook bekent Maria Stuart in deze biecht, dat zij, wat zij haar goed recht achtte, alle vorsten heeft te hulp geroepen om haar te bevrijden, maar zij verklaart plechtig, dat zij haar vonnis wil ondergaan om den moord op Darnley te boetgn, doch dat zij jegens koningin Elizabeth nimmer moordplannen heeft gesmeed en daarom toch in feite onschuldig veroordeeld is door haar tegenstandster, die bovendien niet het recht had haar, koningin van Schotland, te vonnissen. Doch niet alleen om de geheel verschillende opvatting van Maria Stuart's verleden, ook om een geheel andere ideeënwereld zijn de drama's van Vondel en Schiller in menig opzicht tegenstellingen. Vondel kleurt de historie gehéél naar eigen goeddunken. Schiller houdt zich zoovéél mogelijk aan hetgeen historisch vaststaat, zonder zich daaraan echter méér te binden dan hem voor zijn tragedie gewenscht lijkt. Een nóg essentieeier verschil is echter, dat Vondel, zonder nader op de karakters van de twee koninginnen in te gaan, Maria verheerlijkt als vertegenwoordigster van wat hij voorstaat en Elizabeth veroordeelt als representante van hetgeen hij ver-
werpt, terwijl Schiller, zonder hier in ideologisch opzicht partij te kiezen (voor hem is dat alles niet actueel meer), Maria Stuart als groot, openbaar, maar berouwvol zondares plaatst tegenover een schijnheilige Elizabeth, die haar tegenstandster het meest haat omdat deze mooier en vooral als geliefde begeerlijker is dan zij, en omdat Leicester, Elizabeth's heimelijke minnaar, en even berekenend als deze, alle berekening laat varen ter wille van zijn hartstochtelijke liefde voor Maria. In werkelijkheid hebben Maria en Elizabeth elkander nimmer ontmoet en in Vondel's treurspel treedt Elizabeth zelfs in het geheel niet op. Schiller moest echter zulk een ontmoeting, als climax van zijn zielkundig drama, ten tooneele brengen. Ook moest hij de koningin van Engeland, die, toen zij Maria Stuart liet onthoofden, al 54 jaar was, vele jaren verjongen om haar minnenijd aannemelijk te maken. Het bewonderenswaardige van Schiller's werk is daarbij, dat hij beide vorstinnen zoo prachtig levenswaar in de sfeer van haar tijd heeft geteekend: de wufte, maar, ondanks haar zondig verleden, toch edelaardige Maria, tegenover de kleinzielig-afgunstige Elizabeth. Schiller en Vondel hebben in hun drama's slechts de laatste levensdagen van Maria Stuart behandeld. Maar een voortreffelijke, en voor wie niet in de historie thuis is bijna onmisbare, inleiding tot dat tragische einde geeft de film „Das Herz der Königin" („Vorstentragedie"), waarin Zarah Leander onder regie van Carl Froelich de hoofdrol speelt. Die film begint 26 jaren vroeger dan beide tooneelwerken, in 1561, het jaar
waarin Maria Stuart als 18-jarige weduwe van den Franschen koning Frans II naar Schotland terugkeert, waar zij onmiddellijk den protestantschen adel tegen zich vindt. Zij trouwt mei den ruwen Darnley (op de film: Willy Birgel), dien zij tot koning van Schotland laat uitroepen. Haar huwelijk is zeer ongelukkig, de jaloersche koning laat zelfs haar secretaris, den Italiaan Rizzio, dien hij voor haar minnaar houdt, voor haar oogen vermoorden. Bothwell stelt zich daarop aan het hoofd van de troepen en weet de macht in handen te krijgen. Darnley wordt door de pokken aangetast. Maria Stuart verpleegt hem, maar op een nacht, als zij (met voorbedachten rade?) afwezig is, wordt de koning vermoord. Dit alles en ook de zorgen van Maria voor haar pas geboren zoontje, haar verhouding tot Bothwell, die haar (volgens het filmscenario) min of meer dwingt om zijn minnares te worden, en ten slotte haar huwelijk met dien geweldenaar, gevolgd door zijn val en haar vlucht naar Engeland, waar Elizabeth haar laat gevangen zetten en waar zij 19 jaar later ter dood wordt gebracht, laat de film ons zien. Wat Schiller in zijn tooneelwerk behandelt, is hier slechts een nas-pel, maar regie en scenario hebben, wat het karakter van de hoofdpersoon betreft, zoozeer Schiller's voorbeeld gevolgd, dat de film zónder dat treurspel ondenkbaar is. Dat de film echter tevens de historische feiten op den voet kon volgen, bewijst nog eens te meer, welk een geniale samenvatting van die feiten Schiller in zijn drama heeft weten te geven, ofschoon hij daarvan op menig punt bewust is afgeweken. CHR. DE GRAAFF
GOUDEN TOONEELJUBILEUM VIJFTIG JAAR GELEDEN DEBUTEERDE DORA BOON
j Dora Boon gehuldigd na de opvoering van Ju ii schoonmoeder uit duizend". (Foto V.N.P.IFttlktrs)
In 1892 debuteerde bij het Gezelschap Harms en De Ruiter in den Parkschouwburg te Amsterdam een veertien-jarig meisje, dat al dadelijk een goeden indruk maakte, zoodat zij gehandhaafd werd in het ensemble. Later kwam zij eenigen tijd spelen bij Van Lier en Henri Brongeest om vervolgens een tournee te maken met Louis Bouwmeester, waarbij zij de rol van Madame de Pompadour vervulde in „Narciss". Dit werd een succes evenals haar creatie van Nanna in „Voerman Henschel".
CINEMA & THEATER - (nr. 48)
6
7
(nr. 48)
- CINEMA &• THEATER
Een engagement bij het Gezelschap Stoel en Spree volgde nog en daarna ging zij met Louis de Vries op tournee door Indië, vanwaar zij eerst na zeventien jaar terugkeerde. Zij speelde nog bij Bouber en Saalborn en kwam daarna terecht in Groningen, waar zij nu sinds drie jaar verbonden is aan de Tooneelgroep Albert Gerlach. Deze groep bespeelt sinds jaar en dag het geheele Noorden tot beneden Zwolle toe en -haar leider heeft zich vooral gespecialiseerd op het volkstooneel. (Zie slot fag. 17 rechts)
«^ijywiijjï«.
___
^'wigV-^W' ■
MAGDA SCHNEIDER kluchtige episodes door scènes te geven, welke Drie indrukken'van Magda Schneider zullen ijveren voor de erkenning vah de vrouw in het ons als prettige herinneringen levendig bijbedrijfsleven; scènes, die dikwijls even tot nablijven: haar opgewektheid — vitaliteit, als u denken stemmen. wilt — haar gezelligheid en haar ongekunsteldDe liefhebberijen van Magda Schneider zijn.... heid. Ongekunsteldheid — althans in woord en haar babies I „Ik heb nu twee kinderen, de oudste gebaar, want Magda Schneider ontvangt ons in is drie-en-een-half," verklaart zij niet zonder haar (gezellige!) kleedkamer in de studio te trots, „maar," voegt zij er aan toe: „het zal uw Duivendrecht tusschen twee opnamen door, zoolezers meer interesseeren (hoe écht in den stijl dat wij ongekunsteldheid in uiterlijk niet mogen van het interview even!): ik houd, dol veel van verwachten, hoewel haar make-up niettemin eenhet landleven. Wij (zooals wellicht bekend is zij voudig is -■— treft men helaas zelden aan in de getrouwd met den acteur Wolf Albach-Retty) filmwereld. Aan Magda Schneider is evenwel hebben, behalve onze woning in Berlijn (Zähringeenszins te merken, dat zij in haar jarenlange gerstrasse 9, Berlin-Wilmersdorf), een huisje in loopbaan is opgeklommen tot de hoogste trap het bergachtige Schönau in de prachtige omvan romantische filmkunst, dat zij thans — voorgeving van Berchtesgaden. Daar in de berglucht al in dit haar zoo goed liggende romantische ben ik het liefste. Zwemmen en wandelen.... genre — tot de allerbeste actrices gerekend mag niets is mij meer waard!" worden. Van haar acht-en-dertig films noemt Magda In haar jarenlange loopbaan.... Hoe is deze Schneider er vier als de belangrijkste, te weten begonnen? Aanvankelijk werd Magda Schneider haar eerste film „Fräulein, falsch verbunden", in haar geboorteplaats Augsburg opgeleid voor en verder „Vergiss mein nicht", „Frauenliebe het ballet, terwijl zij daar tevens twee jaar lang und Frauenleid" en „Frau am Scheidrwrge". ijverig figureerde, doordat zij kleine rolletjes Vooral de'laatste, waarin zij als de vrouwelijke mocht spelen. Men \noest destijds nog iets loe arts Hanna Weigand te kiezen had tusschen het betalen, wilde men 's avonds op het tooneel staan „privé-leven" en het „beroep", heeft haar — hoeen kunnen dansen, zoodat het kunstenaarsleven wel, zooals gezegd, deze film niet tot haar oorhaar niet gemakkelijk werd gemaakt. spronkelijke genre behoorde — veel bevrediging Zij had echter talent — van wie(n), weet zij geschonken (..Vrouw en dokter"). zelf niet, daar geen harer familieleden ooit aan Nu Magda Schneider slechts deze vier films het tooneel verbonden is geweest — en dus slaagtot haar beste rekent, willen ook wij het hierbij de zij erin te bereiken, wat zij wilde. Via het laten. Slechts releveeren wij nog de Wien-film operette-theater in München kwam zij in Wee„Zwei glückliche Menschen", welke onlangs in nen en Berlijn aan het tooneel en later aan de de Sieveringer Ateliers onder regie van E. W. film, welke laatste haar nadien niet meer heeft Emo werd opgenomen, en waarin het echtpaar losgelaten. Albach-Retty—Schneider ook als filmechtpaar Thans is Magda Schneider reeds aan haar zal optreden. acht-en-dertigste film toe, uiteraard een luchInderdaad, „zwei glückliche Menschen" I tige, zooals de titel: „Ich suche einen Mann für E. J. HOLLMANN. meine Frau", al voorspelt.1) De opnamen van deze film zijn de aanleiding tot haar eerste beIn de kolom links van boven naar benezoek aan ons land, zoodat thans nog slechts den: Magda Schneider in „Wie heeft Madeenkele noordelijke landen als Noorwegen en leine gekust?", niet Rudolf Carl in „Lie/deaZweden haar in Europa onbekend zijn. Veel tijd comedie". — In „Vrouw en dokter" met om iets van ons land te zien heeft zij echter niet Ewald Baiser. — Onder: in „Geheimnis gehad, of het zouden de statige huizen langs den um ein altes Haus." (foto's ToUs-üIa-Berlin-Füm-Terra) Amstel moeten zijn ddbr de ruiten van den hobbelenden bus, welke de verbinding onderhoudt tusschen studio en hotel Tooneel en film beteekenen voor Magda Schneider evenveel, zooals zij ook komische en ernstige rollen gelijk waardeert, hoewel de eerste beter bij haar temperament passen. Magda Schneider heeft een sterk gevoel voor realiteit, zoodat wij van haar tallooze rollen kennen, waarin zij figuurtjes uitbeeldt, welke men in het dagelijksche leven bij voortduring kan waarnemen. Wij bedoelen: de secretaresse, de steno-typiste, de bekoorlijke verkoopster, de telefoniste, enz. Magda Schneider heeft deze typen, die doorgaans op den achtergrond blijven, in vele films op den voorgrond geplaatst; zij heeft laten zien, hoe onmisbaar deze meisjes dikn'■ ^^^ wijls zijn, hoewel zij „niet anders dan het automatische kantoorwerk verrichten". In enkele harer films (men denke aan „Mädchen im Vorzimmer", naar den roman van Walter von Holländer) heeft zij duidelijk geaccentueerd, dat zulke kantoormeisjes er ook nog een privé-leven op na houden, schoon dit velen chefs ontgaat. Daarom is het de groote verdienste van Magda läMEäÄp^''' : ■: : -^ïi': .JP ' ^ ' ' »'^W Schneider als vrouw telkens tusschen luchtige en ^K ' i) Regie: Hubert Marischka; draaiboek: Hubert Marischka en Johannes Riemann naar een coraedie van Zoch. en Lerbs; muziek: Werner Bochmann; camera: Günther Arko; medespelenden: Johannes Riemann, Rolf Weih, Menta Egies, Hedwig Bleibtreu, Hans Brausewetter, Günther Luders en Fritz Odemar.'
■L~
1
' »^ W^i*i'nfflM"^
-"9 • ■
^
'
___Jii^ÉB __ ^_
CINEMA & THEATER - (nr. 48)
iMi'm<(iÜ'iiiiil i'i»-, i .m 11 ^,
i»«iint.H ir ii
•ir- iLKi.
——
#►
'l
- T^^nS&H^I ' jf
%^A±JL^
^
8
(fotè) BtHin-Film
DeHAAGSCHR BALLETGROEP
Een scène uit „De Bever pels". V.l.n.r.: Anke Smit (Adelheid), Rini Otten (Leoni), Mevr, Coba Kelling (de Moeder) en Evert Hu re ui a (Wulkoiv).
HAUPTMANNS
Het speelt „ergens bij Berlijn" op het armoedige platteland. Het scherpt de tegenstelling tusschen Pruis en Duitscher aan,, wanneer het bewijzen wil — en het naturalistisch tendenztooneel wil altijd wat bewijzen — dat de arme wildstroopers en de groote massa der landelijke „Habenichtse" een zeker recht hebben op diefstal, wanneer het onverstand en de aanmatiging der ambtenarij geen begrip toont voor hun nooden. Althans dat het maar wèl zoo goed is, dat een diefstal van een kostbaren beverpels vaneen rijken grootgrondbezitter door een pientere waschvrouw onontdekt blijft, wanneer immers een caricaturaal-stram geteekende burgemeester niet snugger genoeg blijkt om het zelf uit te visschen. Daarmee zijn wij, zooals altijd met het naturalisme, op het hellende vlak. Het edelste voorrecht van den dichter om zich ten allen tijde aan ds zijde der verdrukten te scharen, wordt hier tot dekmantel van een moraallooze milieu-schildering, zonder de synthese van Hauptmann's rijpere en grootere, maar dan ook tragische tooneelwerken. Aan wie moet men in „Der Biberpelz" nu eigenlijk zijn sympathie geven? Aan de hoofdfiguur van waschvrouw Wolff, die maar steelt (en om geld, niet eens om het pure bezit en de nooddruft) of het niets is en den bontjas ver-
„BEVERPELS"
■
•
UIT DE KAMFER GEHAALD Het nadeel van „herdenkingen" is, dat niet altijd het zwaarste weegt wat ook het zwaarste is fen dat er onder dé vele steentjes, die bijgedragen moeten worden, wel eens enkele ver af gezocht en voor de gelegenheid opgepoetst moeten worden. Zoo blijkt ook deze ..Beverpels" wel zwaar naar de halve eeuw kamfer te ruiken, waaruit hij ter gelegenheid van Hauptmann's tachiigsten verjaardag tevoorschijn werd gi-haald. Kleeren van eergisteren zijn vaak ouderwetscher dan die van eeuwen her en om bij de motten te blijven, de tand des tij ds heeft verrassend snel aan dezen beverpels geknaagd. Zuiver uit tooneeloogpunt kan ik althans de keus van deze „dievencomedie" niet gelukkig achten en ook niet bijster representatief voor Hauptmann's levenswerk. In de eerste plaats omdat het een blijspel is
-:■"!»"
(van een geniaal en bezeten schrijver, die nu eenmaal niet in de wereld was gezet om ons een paar leuke dingen te vertellen) en omdat de lach zich nu eenmaal moeilijker conserveeren laat dan de ernst en de grootheid en bet haast voortdurend tragische conflict van den mensch. Waart gij wel eens ziek en kwam Uw vader dan ook aandragen met de vergeelde jaargangen van ,,Witz"-bladen, waar hij in zijn jeugd zoo hartelijk om gelachen heeft — en vielen ze niet uit verveling de een na den ander op den grond ? * Wat ziet gij liever: de drukke versierselen van Shakespeare's comedies-der-verwarringen, of de noodlotsdreiging van zijn koningsdrama's? En zoo gij ooit tot het edelste en onvergankelijkste tooneel der wereld doorgedrongen zijt: wat herinnert gij U van de Grieken; Sophokles, Aeschylos, Euripides — of de anderhalve curieuze „comedie", alias bokkensprongen, van Aristophanes ? In de tweede plaats omdat het een naturalistisch blijspel is. En de lach — misschien het doodendste, maar niet het blij vendste wapen — werd niet bepaald licht hanteerbaar in de handen van hen, die in hun tijd met elk stuk tooneel, met iedere première vochten voor grimmiger inzicht in de wanverhouding tusschen bezitter en bezitlooze, voor meer werkelijk licht op de duistere zijden des levens — voor recht en arbeid, tegen arrogantie en geweld. Het naturalisme is -tendenztooneel bij uitnemendheid. Dat beteekent, dat het in zijn blijspelen vanzelf zijn „verisme" geweld aandeed en bijna uitsluitend caricaturen schiep rondom één hoofdpersoon, die de strijdbare bedoelingen van den schrijver voorstond. En hoewel Gerhart Hauptmann zonder twijfel ras de doodloopende steeg van het tooneel-naturalisme erkende en andere wegen insloeg, is „Der Biberpelz" een blijspel, dat in zijn tijdelijke tooneelwaarde, zijn specifiek Duitsche tooneelwaarde, meer de schaduwzijden van een stijlrichting aanwijst dan de blijvende voordeelen. Links: Jan v. d. Linden als de burgemeester. — Rechts: Piet Bron als vader Wolff. (foto's Schimmtlpenningh (2), PolygoonlHardorji (\))
DEBUTEERT MET BLACHER'S
„FEST IM SÜDEN In de Stadsdoelen te Delft heeft de plaatselijke af deel ing van „Vreugde en Arbeid" de primeur gehad zoowel van een nieuwe balletgroep als van een voor ons land nieuw ballet. In de „Haagsche Balletgroep", een dochter-instelling van ,,de Kameropera", hebben zich een aantal jonge krachten vereenigd, onder choreografische leiding van Jan de Ruiter en met het orkest van de Kameropera. Belangrijk is de vorming van deze balletgroep vooral, omdat ons land op haar uitvoeringen een werk van den jongen Duitschen componist Boris Blacher leert kennen, het groote ballet „Fest im Süden", dat het deel na de pauze geheel vult. Blacher, die tot dusverre, als ik het wel heb, twee balletcomposities:„Arlequinade" en „Fest im Süden", op zijn naam heeft staan, is een componist van vrij sterk modernistische allure, die in Ellen Petz, de prima ballerina van de Weensche opera, een voortreffelijk choreografe vond van zijn muziek, die trouwens om onmiddellijke dansplastiek roept. Het „daasdrama", dat uit Blacher's muziek ontstond, is eerder een dans-melodrama van op zichzelf niet zoo verrassende vinding. Dergelijke matrozenliefde en -jaloezie in een zuidelijke havenstad zijn vaker vertoond en enkele jaren geleden gebruikte Yvonne Georgy zelfs Ravel's „Bolero" voor eenzelfde Spaansch matrozen-gegeven. Het schept echter een kleu-
patst aan een rheumatischen schipper? Aan de typische „theoretische" hoofdpersoon, de' in stilte getuigende en sociale omwentelingen voorbereidende, maar ook rijkelijk halfzachte en wereldvreemde „demokraat" Dr. Fleischer, die wel het laatste maar niet het hoogste woord heeft en als een soort femelaar achter de schermen der gebeurtenissen blij ft ? In zijn tegenstander, den arrogant-dommen burgemeester von Wehrhahn, wordt de Junker en . Bismarck-epigoon gehekeld. Hij en de zijnen zijn voor het volle honderd procent caricatuur. Maar ontdoet men ze van de gal en het gif, waarmee Hauptmann al te kwistig was, hebben zij dan minder recht op hun staatsbestel dan de groep rondom Vrouw Wolff op het hare? Arme wereld, waarin baas boven baas gelijk aan dief-boved dief is, en wij daarom lachen moeten. . . . Zoo laat ook dit naturalistisch blijspel op haast Russisch-satyrieken grondslag, net als alle natu■ ralisme, niet anders dan'een zeer onbevredigend pessimisme in den toeschouwer achter. En daarfZi'e slot op pag. 17)
_
.
■liilll
10
rigen, vurigen achtergrond, zoowel voor feestelijk groepballet als voor duetten op driftige tango-motieven en het eindigt in moord en doodslag, waarin een sterk opgevoerde dansspanning, gesteund door een prachtig klankrijke finale der overigens sterk contrapunctisch geschreven muziek, zich ten volle uitleven kan. De jonge dansgroep, die dit werk van Blacher—Petz in ons land introduceerde, heeft daarmee hoog gegrepen. Ook afgezien van de kinderziekten van dezen avond, die door meer repetities, waardoor zoowel betere harmonie tusschen ballet en orkest als ook zorgvuldiger dansen dient te ontstaan, verholpen kunnen worden, is het vooral voor de uitvoerige manlijke partijen der drie matrozen een zware opgave gebleken, daar de mannen in deze balletgroep blijkbaar niet het sterkste zijn. Jan de Ruiter is een technisch goed geschoold, maar nog weinig persoonlijk danser, wat ook voor de ondersteunende en overigens zeer goed ondersteunende figuur van Jo Barends geldt. De meeste voldoening vond ik daardoor in de uitbeelding van den „jaloerschen minnaar" van Jean Rebel, die ruimtevulling en bravour had en het er in een zoo sterk op effect gecomponeerd ballet als „Fest im Süden" inderdaad vrij Spaansch deed toe gaan. Zijn korte, Spaansche solo was voortreffelijk, ook zijn tango-achtig duet met MarieTjeanne van der Veen. Trouwens, in #deze ^omgeving, waarin meer een beroep gedaan werd op haar goede coryphee-eigenschappen dan op haar nog al te schoolsche soli, was deze danseres het succes van den avond. In haar groeit een onzer academisch-zuivere ballerina's, die juist in klassiek balletwerk wel steeds een opvallend goede kracht zal blijken te zijn. Naast haar viel de eveneens goede techniek en het trefzekere optreden (echter gevoegd bij een weinig bezielende, weinig uit het hart komende dansvreugde en dansdrift) van Liselotte Bade op; De derde ballerina, Johanna Zuiver, deed met haar frisch en bekoorlijk dansen haar Hollandschen naam alle eer aan. De verschillende deugden en tekortkomingen dezer jeugdige groepeering, die echter hiermee reeds bewezen heeft durf en spankracht te bezitten en zichzelf hooge eischen te willen stellen, bleken uiteraard in versterkte mate in de uitvoerige diver„Promenade Galante" uitgevoerd door Johanna Zuiver en Jean Rebel,
H CINEMA &• THEATER - (nr. 48)
9?
(nr. 48)
-
CINEMA & THEATER
Jan de Ruiter als de matroos en MarieJeanne van der Veen in Boris Blacher's en Ellen Petz' „Fest im Süden", (Foto's Polygoon/Hardorft)
tissementen vóór de pauze, die ik echter door de grillen van den treinenloop slechts ten deele kon bijwonen. Een gelukkige greep was daarbij een „Marvari Nautsch", naar de naam reeds aanduidt een Hindoe-Zigeunerdans, van Liselotte Bade, in fraai costuum en met een rijke tentoonspreiding der verschillende indische „nautsch"-motieven. Minder geslaagd, wat slordig en rommelig, arm ook van choreografie in zijn steeds herhaalde diagpnalen zonder variatie, was het tweede groote ballet van den avond: Beethoven's rondo „Der Wut über einen verlorenen Groschen", thans in georchestreerden vorm. Wie eenmaal Ilse Meudtner ditzelfde ballet solo en in straffen rondo-vorm heeft zien dansen, weet hoe werkelijke dansbezieling in één figuur oneindig veel meer van de tragi-komische hulpeloosheid en eenzame vertwijfeling tot uiting kan brengen, dan wanneer zooals thans tien personen op het tooneel naar het verloren stuivertje zoeken, waardoor verwarde kluwens van dansenden ontstaan, die als losgeslagen muzieknoten de geniale oorspronkelijke melodie eer uiteenrukken dan versterken. Rest een woord van lof voor de prachtige aankleeding en het mooie decor van „Fest im Süden", en voor het orkest van de Kameropera onder de kundige leiding van Nico Ringels, dat met deze muziek — vooral van Boris Blacher dan — voor een uiterst moeilijke opgave gesteld was. HENRIK SCHÖLTE.
!■
5 DECEMBER DE DAG DER SURPRISES Een kort vernaai door Bella Seelt-Lagewaard „Lieve schat, je Vader is reuze-onbillijk! Waarom geeft hij me nu niet eens een kans, om te toonen wat ik presteer? Toen hij met je Moeder trouwde was hij toch ook nog niet wat hij nu is? Laat hij me eens één keer een hoofdrol geven! Maar dat doet hij niet I Ik weet echter wel wat er achter zit! Ik ben te gering voor de dochter van den groeten Lauman, directeur van het grootste tooneelgezelschap in ons land! Hij heeft iets voornamers voor jou op het oog! Die vent, hoe heet hij ook weer? Jhr eh. . . . oh, weet ik veel,' die heeft je Vader voor jou uitgekozen. Merk je niet, hoe hij elke gelegenheid te baat neemt, om jeliii bij elkaar te brengen ? Hm, had i/t maar geld ! Of...." „Of werd een van de hoofdrollen maar eeos ziek", onderbrak Annie Lauman ziu^ heftigen woordenvloed. I f /Ja! «En dan »% voor hem invallen! Sjonge, sjonge, wat zou ik mijn best doen! Me in de .Jjuptjes grimeeren en zoo!" Maar je kent Vader's hobby! Dat zou allemaal niet voldoende zijn. Hij zegt, dat een werkegroot acteur niet alleen door grime en spel persoon moet kunnen uitbeelden, doch voordoor zijn stern. Hij acht het niet voldoende, je een oude man moet voorstellen, dat je wat spreekt, of, om een fat uit te beelden, dat verwaande spraak aanneemt. Neen, je stem moet je kunnen veranderen. Vader ert, dat zelfs vele beroemde artisten deze bijzondere gave missen. Hun stem blijft altijd bun stem. ... Ik weet niet of ik het je duidelijk heb kunnen maken, begrijp je, wat ik bedoel?" Tom Meertens knikte peinzend. Hij had zeer aandachtig toegeluisterd. Mijnheer Lauman draaide het kaartje, dat hij zoo juist van den bediende had aangenomen, om en om. Zou het werkelijk mogelijk zijn, dat hij . . „Verzoek Jhr. Strevels Van Gaanderen binnen te komen", beval hij den bediende. „Goeden morgen, mijnheer Lauman, dérangeer ik U niet?" „Volstrekt niet mijnheer Strevels, neemt U plaats Waaraan heb ik de eer van'Uw bezoek te danken?" „Ja, ik wilde U eens vertrouwelijk spreken." „Ach zoo, wel ik ben geheel oor!" „Eh. . , . misschien loop ik de dingen wat vooruit, doch .... eh . . . . ziet U . . . . eh UW dochter heeft namelijk een zeer diepen indruk op mij gemaakt!" „Zoo, zoo?" deed Laumart kwasie verwonderd. „Nu is de vraag in hoofdzaak voor het moment deze: Kunt U in principe er mee accoord gaan, dat ik Uw dochter verder het hof maak en haar voor mij tracht te winnen ? Zoo ja, zoudt U mij dan daarin zooveel mogelijk behulpzaam willen zijn?" Jhr. Strevels haalde diep adem, het hooge woord was er uit! Vol spanning wachtte hij het antwpord af. „Mijn beste heer Strevels, ik voel mij zeer vereerd door Uw vertrouwen in deze en ik wil gaarne, als het te pas komt. Uw belangen bij mijn dochter behartigen." „Dank U zeer, mijnheer Lauman, dat is werkelijk heel vriendelijk van U. . . . maar, eh. . . . wenscht U dus niet bepaald iemand als schoonzoon, die U later eventueel zou kunnen opvolgen als Directeur?" „Waarde heer, de persoon, die ik ooit als mijn opvolger zou wenschen, moet een heel bijzonder talent bezitten! . . . Weet U, het is niet voldoende, dat een acteur " Daar was hij op zijn stokpaardje beland! Er zat voor Jhr. Strevels
niets anders op, dan het geheele relaas geduldig aan te hooren. „Dus ü stelt als hoogste eisch aan een acteur, dat hij niet aan zijn stem herkend mag worden?" „Juist, mijnheer, dat is een zeldzame gave, die slechts weinigen bezitten en aan zóó iemand zou ik later gaarne mijn plaats afstaan!" „Wat denkt U dan van mij voor „later"?" Meteen werd monocle, pruik en kleine snor ver-wijderd en, nog gïTleeUelij k gegrimeerd, stond daar .... Tom Meertens! „Wat, jij,. . . . Meertens?. . . .B. . . . ben je gek geworden? Wat beteekent deze ongepaste maskerade ?" ^ „Maar toch een goed geslaagde maskerade, dat zult U moeten toegeven!" „Maak dat je weg komt, brutale vlegel! Wacht maar, ik spreek je nog wel nader, dat beloof ik je!" „Zooals U wilt. Directeur." Meteen stapte hij naar de deur. „Wacht even! Denk je dat ik lust heb me door het heele personeel te laten uitlachen ?. . . . Doe die rommel weer op je gezicht!" „Jawel, Directeur, maar dan belooft U mij toch zeker wel in ruil daarvoor, dat U mij niet „later wel zult spreken"?" „Eh, wel,.... -'t is goed, maar maak wat voort als 't je blieft!" „Dank U zeer, mijnheer Lauman!" „Ja, schiet maar op, kan ik bellen?" „Jawel!" Toen de bediende binnen kwam was Lauman wel verplicht denzelfden vriendelij ken toon aan Ie slaan als bij de ontvangst. „Och, De Bruin, wil je Jhr. Strevels Van Gaanderen even uitlaten ?" Daarna wendde hij zich met een zuur-zoet lachje tot Meertens en zei: „Adieu, mijn waarde! Tot ziens, zullen we maar zeggen, hè ?" „Tot ziens, mijnheer Lauman! Ik dank U voor het aangename onderhoud." ^ Bij de eerstvolgende ontipoefing tusschen de beide jonge menschen«gaf TSfn een nogal smakelijk verslag van het gebeurde op het kantoor. „Zie je. Ans, ik wilde je Vader een bewijs geven, dat ik ook mijn stem kan verapderen. Dat eischt hij immers van een goed acteur? Waarom geeft hij dat nu niet toe ? Dat zou tenminste sportief van hem zijn!" „Hij is zóó boos op het oogenblik, dat hij voor geen betere gevoelens vatbaar is. Blijf me voorloopig maar wat uit den weg, dat is het beste!" „Hoor eens kind, dat kan ik je niet beloven! Maar ik zal er wel wat op vinden, dat verzeker ik je! 't Zal nu zijn er op of er ónder!" •
dat we er zóó komen?. . . . Oh, sta maW^.niet te kijken of je me niet begrijpt!" ' *• „Maar, juffrouw Lauman I. ..." „Ja, je kunt prachtig comediespelen, dat weet ik wel," viel ze hem in de rede, „maar als je denkt, dat je mij voor den gek kunt houden, dan heb je het mis! Toe, Tommy, wil je je als 't je blieft kalm houden? Bedenk toch. ..." Daar kwam Mevrouw Lauman binnen. , „Wel, hebt U alles nog eens goed met mijn dochter besproken? Dan zou ik nu maar beginnen." Alles liep vlot van stapel en hoogst voldaan begaf zich het personeel met hun familieleden naar de keuken en naar huis terug. Annie maakte van deze gelegenheid gebruik om in de nabijheid van den Sint te komen en fluisterde hem toe: „Oh Tom, als je dezen bijzonderen avond voor mijn Vader en Moeder bederft, dan is alles tusschen ons uit! Ik meen het echt!" Eer de Sint hierop iets had kunnen antwoorden kwam Mevrouw Lauman op hem toe en verzocht hem met de uitdeeling der geschenken voor de gasten te willen beginnen. Ieder kreeg een kleine verrassing en men was algemeen van oordeel, dat deze Sint zich bijzonder goed van zijn taak had gekweten. En wat was Annie gelukkig dat alles zoo rustig was afgeloopen! Hij moest dan toch wel héél véél van haar houden, dat hij zijn plan, wat het dan ook geweest mocht zijn, voor haar onuitgevoerd had gelaten, dacht ze. Ze glipte even naar de gang. Zou hij al weg zijn? Daar stond hij, reeds met de deurknop in zijn hand, gereed om te vertrekken. Vlug ging ze naar hem toe, sloeg haar beide armen om zijn hals en gaf hem een innige kus! „Ik vind het heel lief van je, hoor, je bent een schat!" Weg was ze weer, doodsbang dat iemand iets zou merken. „Waar zit je toch, kind?" hoorde ze haar Moeder roepen en toen ze de kamer binnen kwam, zei Mevrouw Läuman: „Oh, ben je daar, ik zocht je overal! Vader vindt dat we maar aan tafel moeten gaan." „Best Moeder, zal ik even op de gong slaan?" Spoedig daarop ging het gezelschap aan tafel. Toen het dessert opgediend werd en de champagne-glazen alle. gevuld waren, stond de heer des huizes op en tikte aan zijn glas: „Dames en Heeren! Het is U allen geloof ik bekend, waarom mijn vrouw en ik zoo extra op dezen dag gesteld zijn? Daarom wil ik U dan ook juist hedenavond, een andere verloving bekend maken, terwijl ik hoop, hiermede tevens Annie maakte van de gelegenheid gebruik om in de nabijheid van den Sint te komen,,. (Teekening Eline van Eykern)
Intusschen ,was het s December geworden. Ten huize van Annie's ouders werd deze dag altijd met bijzon^ieren luister gevierd. Op s December namelijk waren de heer en' mevrouw Lauman in der tijd verloofd. Alle leden van het personeel met hun gezinnen werden uitgenoodigd. Voor de ouderen was er een nuttig geschenk en voor de kinderen mooi speelgoed, terwijl in ruime mate versnaperingen werden Verstrekt. Er kwam ook altijd een echte St. Nicolaas, die de presenten uitreikte. Mevrouw Lauman maakte dan èen briefje gereed met allerlei aanteekeningen. Hij was om vijf uur besteld. Prompt op tijd verscheen hij en nam al dadelijk bij het begroeten zijn St. Nicolaas-stem aan. Mevrouw Lauman gaf hem zijn instructies en verliet het vertrek. Onmiddellijk stapte Annie op den Sint toe. „Tom," Zfei ze opge'wonden, ,',wat heb je nu weer uitgevoerd? Wät h'ea jé van plan? Denk je CINEMA A- THEATER
-
(nr. 48)
12
mijn dochter de mooiste surprise te geven, die ze zich wenschen kan, namelijk haar verloving met.... Tom Meertens. U zult het misschien vreemd vinden, dat genoemde heer niet aanwezig is, doch, daar lüj een zware kou heeft gevat, is het hem niet moelijk hier te verschijnen. Hij verzocht mij eclïter, toch de verloving heden aan te kondigen, daar hij het een eigenaardige bijzonderheid vindt, evenals wij, den vijfden December als den gelukkigsten dag van zijn leven te herdenken!" Annie, die evenals haar Moeder deze speech met de grootste verwondering had aangehoord, vloog haar Vader om den hals. „Oh, Vader, wat een heerlijke en bijzondere surprise heeft U nu toch voor me bedacht! Moedertje, wat ben ik nu gelukkig! Wist U hier iets van? Hè, hoe hebt U het zoo goed kunnen verzwijgen?" „Maar lieve kind, het is voor mij net zoo'n surprise als voor jou! Je Vader heeft ei" mij niets van verteld," voegde zij er eenigszins verwijtend aan toe. „Kom vrouw, daar moet je nu niet boos om worden, 't is toch 5 December?" Er werd van alle kanten geklonken en men stond kart daarna van tafel op, om zich naar de groote salon te begeven, waar, tot slot, nog een dansje zou worden gemaakt. Intusschen had de heer des huizes zich naar zijn kamer begeven. Daar aangekomen, opende hij de deuren, die in den tuin uitkwamen. Toen nam hij plaats in zijn bureaustoel en wachtte. . . . Waarop?. ... 't Was inmiddels 10 uur geworden. De trein arriveerde om 9.50. Met een auto kon men dus om 10.5 hier zijn. . . . Daar kwam werkelijk een auto aangesnordl Vlug stapte hij naar buiten en bevond zich, gelijk met den heer, die uit de auto was gestapt, bij de voordeur. „Is daar iemand?" vroeg de aangekomene, terwijl hij zijn huissleutel voor den dag haalde. „Jawel, mijnheer Lauman, ik wilde U graag even spreken." „Mij spreken, nu? Wie is U, 't is hier zoo verdraaid donker!" „Eh. ... ik ben het, mijnheer Lauman. . . . eh. . . . Meertens. ... Ik heb U een valsch telegram gezonden'...." „Wat!" schreeuwde Lauman woedend, doch Tom viel hem smeekend in de rede: „Hoort U mij als 't U blieft even aan," en zonder antwoord af te wachten ging hij verder, terwijl zij langzaam naar de geopende tuindeuren liepen: „Mijnheer Lauman, ik heb Uw dochter innig lief en zij mij ! U wilt mij maar geen .kans geven op het tooneel! Reeds eenmaal heb ik U trachten te overtuigen, dat ik geheel en al den persoon van een ander kan aannemen, doch tevergeefs! Nu heb ik voor de tweede maal hiervan een bewijs willen leveren. Ik heb n.1., zoodra U met den trein vertrokken was. Mevrouw Uw echtgenoote opgebeld. Ik vermoedde dat U haar wel, na ontvangst van het telegram, getelefoneerd zoudt hebben, dat U voor zaken onverwachts weg moest. Mevrouw vroeg dan ook onmiddellijk, toen ze z.g. „Uw stem" hoorde: „Ben je niet weg gegaan, hoe komt dat?" Ik antwoordde, dat ik de zaak per telefoon had kunnen afhandelen, dus dat ik zoo gauw mogelijk naar huis zou komen. Ze moest mijn smoking maar gereed leggen, ik zou mij dan wel zelf redden. Ze moest maar zoolang de gasten samen met Annie ontvangen. Om kort te gaan Mijnheer Lauman, daar al het personeel zich in de salon bevond, om Sint-Nicolaas-feest te vieren, was het voor mij heel gemakkelijk, door de keuken Uw huis binnen te komen, daarna voegde ik mij, mijn laat-zijfi verontschuldigend bij het gezelschap en nam Uw plaats in. Noch Uw vrouw, noch Annie, noch één Uwer gasten of bedienden heeft iets bemerkt. Enne.... aan het dessert hebt „U" toen de verloving aangekondigd van Annie en mij, zeggende, dat ik ziek te bed lag.... De gasten zijn nu aan het dansen, „U" heeft zich even Verontschuldigd. Als U zich vlug in sipo13
(nr. 48)
CINEMA 6' THEATER
SNIP EN SNAP VEREEUWIGD I
Een bekend komisch paar tcordt op het doek gebracht. De dames Snip en Snap, die reeds jarenlang de lachers op haar hand hebben, poseeren voor den kunstschilder Van Mourik. (Foto V.N.P.IBouvet)
king kleedt, behoeft niemand er iets van te weten." Langzamerhand waren ze de tuinkamer genaderd en stapten nu naar binnen. Al luisterende was de ernstige boosheid over Meertens' gedrag eenigszins minder geworden. Lauman zette zich in zijn bureaustoel en staarde peinzend voor zich uit. Toen hief hij het hoofd op en keek Tom in het gelaat. Hij zag daar zóó'n getrouwe copy van zichzelf, dat hij onwillekeurig onder den indruk kwam van dit knappe stuk werk. _ „En toch begrijp,ik niet, dat nóch mijn vrouw, nóch mijn dochter "iits van dit alles hebben bemerkt, ook al moet ik volmondig toegeven, dat de gelijkenis met mij frappant is," zei de heer Lauman nadenkend. * • „U moet niet vergeten," antwoordde Meertens, „dat ik alles „mee" had. Iedereen had in hoofdzaak oogen en ooren voor den Sint. Wa4 hij zei en wat ieder kreeg van hem was het belangrijkst. Ik hield me maar het meest bezig met de kinderen." Langzaam verscheen er een glimlach om den mond van den heer Lauman.... Toen Tom dit zag, zei hij plotseling heel deemoedig: „Toe, mijnheer Lauman, vergeeft U 't me maar! 't Was de éénige manier waarop ik U nogmaals van mijn kunnen kon overtuigen.... Bovendien, we hebben elkaar zoo innig lief en. . . . het is s December!" 't Was even doodstil in de kamer. . . . Toen stak Lauman Tom de, ,hand toe en zei lachend: „Je hebt gelijk jongeman, het is 5 December, de dag der surprises! Als Tooneel-Directeur moet ik je talent wel erkennen, vooral wat je stem betreft! Ook deze bijzondere gave, waar ik zooveel prijs op stel, bezit je. Enfin, daar zullen we op 't kantoor wel verder over spreken. Nu ga ik me vlug verkleeden. Jij haalt intusschen dien rommel van je gezicht en wordt zoodoende weer je eigen brutale zelf. Daarna ga ik een tweede surprise uitdeelen!". En vlug verliet hij daarop de kamer. Annie, die vond, dat haar vader wel wat al te lang weg bleef, begaf zich naar zijn studeerkamer en klopte aan. „Ja" hoorde ze haar „Vader" roepen, dus trad ze de kamer binnen. Stom verbaasd, maar ook hevig verschrikt,
bleef ze plotseling staan. „Tom!" riep ze verwijtend, „heb je nu tóch alles en misschien voor goed bedorven ?" Hij keek haar lachend aan, doch toen hij haar ernstig bedroefde gezichtje zag, haastte hij zich haar gerust te stellen en vertelde haar eindelijk het geheele geval. Toen langzamerhand" alles duidelijker voor haar werd en vooral toen ze hoorde, hoe sportief haar Vader de zaak tenslotte had opgenomen, klaarde haar gezichtje geheel en al op en wierp ze zich in Tom's uitnoodigende armen. „En ik dacht nogal dat je, als Sint vermomd, iets in je schild voerde en dit terwille van mij had nagelaten! En wat ik in den gang, tegen dien wild-vreemden man gezegd heb en wat ik heb gedaan! Afschuwelijk! Tom, dat is jouw schuld!" „Maar lieve meisje, wät heb je dan allemaal gedaan en gezegd? Ik begrijp er zoowat niets van! Wat heeft die man er mee te maken?" vroeg Tom. • Toen begon ze wat duidelijker alles te vertellen, wat ze dien middag allemaal gedacht en... . gedaan had! Toen ze aan het slot van haar verhaal was gekomen, waar ze haar beide armen om den hals van den Sint had geslagen, hem had gekust en verzekerd, dat ze hem een schat vond, trok hij zóó'n zuur-zoet gezicht, dat ze onwillekeurig in een lach schoot! Spoedig daarop kwam de heer Lauman, in smoking gekleed, Tom halen. Toen liij zijn dochter in de kamer zag staan, toch nog eenigszins angstig naar zijn gezicht kijkend, stak hij haar beide handen toe en zei: „Lieve kind, er zit niets anders voor mij op, dan je aan dezen „comediant" te geven! Hij heeft beslist een „twee-persoons" doorzettingsvermogen Toen zij in de salon verschenen, ging er een algemeen „Hoera I" op. „Dames en Heeren," sprak de heer Lauman lachend. We hebben dezen jongeman even uit zijn bed gehaald en hem goed ingepakt hierheen gebracht! Ik wil het verloofde paar nóg een surprise geven.... Ik stel U namelijk in Tom Meertens niet alleen mijn aanstaanden schoonzoon voor, doch tevens mijn aanstaanden. . . . opvtflgerl"
1
JK BElV
DIRECT
Een spelmoment -vil ,'n Veurjoarsdag", een Groninger tooneelsfel van Jan Haikens. — (Foto VNPIFolkers)
,»'n
VEURJOARSDAG"
In een vorig nummer heb ik erop gewezen, dat in de gelederen der afdeelingen van de Vereeniging „Groningen", welke 21 November jongstleden haar zilveren jubileum herdacht, verscheidene voortreffelijke tooneel-amateurs zijn. Bij de viering van dit jubileum is dit nog eens duidelijk aan het licht getreden, toen de ontvangende vereeniging — de „Grönneger Sproak" — in het eigen gebouw te Groningen een feestavond organiseerde. Haar tooneelclub gaf bij deze gelegenheid een opvoering van ,,'n Veurjoarsdag", spel van licht en schaduw door Jan Haikens, welke als voorbeeld mag dienen voor goed dilettantentooneel. Deze opvoering getuigde van toegewijde studie en bracht zoowel den spelers als den regisseur, den heer H. van der Heide, een volkomen verdiend succes. ,,'n Veurjoarsdag" is een echt Groninger stuk, niet omdat het in een volkomen verantwoord dialect is geschreven, maar omdat het in zijn typeeringen en in de geheele sfeer zoo door en door Groningsch is. De intrige had gemakkelgk kunnen leiden tot een klucht of ook tot een tra«gedie, maar het één noch het ander zou in overeenstemming zijn met den in zichzelf beslotfen aard van den Groninger. Hoofdfiguren van het stuk zijn boer Draiwes en vrouw Drent, die vroeger een ongeoorloofde verhouding hebben gehad, welke niet zonder gevolg is gebleven. Hinderk, de zoon van vrouw Drent, meent dat haar overleden man zijn vader is. Maar het goed bewaarde geheim, dat alleen de menschelijke en vergevingsgezinde oude dominee kent, dreigt onthuld te worden als er praatjes in het dorp gaan over Hinderk en Draiwes' dochter Maargie. Hier is het zielsconflict geschapen, dat de door zijn rijkdom en zijn vooraanstaande positie in dorp en kerk heerschzuchtig geworden boer zoo heel anders verwerkt dan de zachte en liefdevolle vrouw Drent. Haikens heeft deze beide typen psychologisch scherp geteekend en hun Groninger karakter zuiver bewaard. Hij wist vooral in de beide eerste bedrijven een toenemende spanning te leggen. Aan het slot van het tweede bedrijf fcomt de ontknooping als Maargie niet met Hinderk, maar met den onderwijzer Mans Pieters
blgkt te willen trouwen. Het derde bedrijf moest hierna noodzakelijkerwijze een inzinking vertoonen, temeer daar het eerste gelukkige paar nog door twee andere wordt gevolgd. Dan dreigt het kluchtige slot, maar hiervoor heeft Haikens ons gespaard door de sterke slot-scène, waarin vrouw Drent het aanzoek van Draiwes — heel menschelijk en raak is dit — afwijst zonder'dat het tot een verwijdering tusschen hen beiden komt. Zij zullen verder leven voor hun kinderen, in wier geluk zij het eigene zullen vinden. Dit stuk is een der vele, pèlke in den loop der jaren bekroond werden bij door de Vereeniging „Groningen" uitgeschreven prijsvragen. Door dergelijke stukken wordt het streektooneel op een hooger plan gebracht en het getuigt van de innerlijke waarde van het Groninger volksleven, dat een stuk als dit één van vele is. Het bewijst ook de litteraire waarde van het Groningsch in zijn kernachtigheid en veelzijdige uitdrukkingsmogelij kheid. De opvoering, ik schreef het reeds, verdient onvoorwaardelijke waardeering. De spelers slaagden er Volkomen in — en hoe zou dit anders kunnen, daar hier Groningers een Groninger stuk vertolkten — de juiste sfeer te scheppen. De heer J. van der Kamp creëerde een bqer Draiwes geheel naar het leven in zijn uiterlijke heerschzuchtigheid en schijnbare hardheid, welke een veel menschelijker kern omhullen. Heel goed was ook vrouw Drent, die mevrouw Schipper— van der Heide met rake trekjes — o.a. als zij van Hinderk tracht te weten te komen wie de verloofde van Maargie is — typeerde. Het samenspel tusschen beiden was bij alle nuchterheid vaak ontroerend door een innerlijke toegenegenheid ondanks den afstand, welke deze menschen scheidt. De heer E. Jac. Westra gaf een uitstekend volgehouden type van den ouden dominee, wiens Christendom niet bij de kerkdeuren ophoudt. Zeer goed en echt Groningsch was verder de vertolking door den heer H. Wieringa van den spottenden maar door en door nüchteren Hinderk, terwijl de andere rollen eveneens goed bezet waren. JAN UBINK
In den laatsten tijd vloeit een gezapige stroom van films uit de Duitsche studio's, die allen een „Lustspiel" tot inhoud hebben. Ongetwijfeld is dit een tijdsverschijnsel; immers, de oorlogsmensch van 1942 voelt zoo nu en dan behoefte eens een paar uur alles te vergeten en zich met aangename, ontspannende dingen bezig te houden. Dat de filmindustrie aan deze behoefte tegemoet komt, is logisch. Voor haar brengt het vervaardigen van lichte, komische films het voordeel mee, dat de productie voor een filmisch niemandalletje doorgaans aanzienlijk goedkooper is aan geld, aan materiaal en aan arbeid, dan voor een rolprent „van formaat". Zoo heeft het „Lustspiel" dus thans twee voordeelen: in de eerste plaats is het een veel gevraagd genre en in de tweede plaats is het — doch dit is in de filmwereld altijd een betrekkelijk begrip — in het algemeen goedkooper te vervaardigen dan bijvoorbeeld historisch of groot literair werk. Tegenover de gunstige omstandigheid, dat hier het verlangen van het publiek en de eischen des tij ds parallel gaan, treedt echter het gevaar op van een te groote eenvormigheid. Hoe licht komt men er niet toe om na het zien van enkele films, welke tot eenzelfde soort behooren, vergelijkingen te gaan trekken. En als deze vergelijkingen opgaan, is dat geenszins een stimulans om de volgende film van hetzelfde genre ook te gaan zien. Men verlangt van het witte doek nu eenmaal, dat het steeds iets nieuws brengt. De filmproducenten staan hier dus voor de opgave, de ,.Lustspiel"-stof zooveel mogelijk te varieeren en frisch te houden en het strekt hun tot eer, dat dit nog zoo vaak gelukt is. Zoo kunnen we de nieuwe Ufa-film „Ik ben direct terug" van Peter Paul Brauer als een geslaagd specimen van dit streven beschouwen. Het gegeven voor dit bij uitstek luchtige geval bestaat uit nonsens en wie een aaneenschakeling van luchtige dwaasheden niet kan verdragen, doet beter deze film niet te gaan zien. Doch wie zal in dezen tijd de gelegenheid weer eens te kunnen lachen niet met beide handen aangrijpen? De historie begint op de kamer van twee studenten. Peter en Nie, (Rudolf Platte en Paul Klinger), die er met hun financiën bepaald slecht voorstaan. Dan brengt de post een brief, welke de heuglijke tijding bevat, dat de millioe-
CINEMA &• THEATER
-
(nr. 48)
14
TERUG! nen bezittende Generaldirektor Mittau hen een prijs van een twee-jarige studiebeurs heeft toegekend voor een wetenschappelijke verhandeling. Om dit te vieren besluiten zij voor de laatste ma'k, die zij bezitten, een doosje sigaretten te koopen. Nie zal ze even gaan halen in den winkel op den hoek. „Ik ben direct terug," zegt hij en verdwijnt op zijn pantoffels. Een minuut later is hij verzeild in de eerste van een reeks avonturen, die de oorzaak zijn, dat dit „direct terug" eerst middernacht wordt. De eene mark wordt hem door een juffrouw, die ■ een weddenschap heeft, afhandig gemaakt, nog voor . hij er sigaretten voor heeft kunnen koopen. Verontwaardigd volgt hij haar en komt terecht in een groot variété-theater, waar deze dame (Ursula Grabley) als vrouwelijke kunstschutter optreedt. Tien minuten later staat hij in rok als haar partner op de planken met een alles behalve prettig gevoel in zijn maag en intusschen heeft hij ook kennis gemaakt met een aantrekkelijk danseresje genaamd Flossie (Jessie Vihrog). Het grillige lot voert hem dan naar een loge, waarin de dochter van General-Direktor Mittau, Ilse (Mady Rahl), in gezelschap van haar vader en diens secretaris (twee bijzonder komische typen van Walter Janssen en Ernst Waldow) de voorstelling bijwoont. Ilse moet zich dienzelfden avond verloven met iemand voor wien zij echter niet bijster enthousiast is en die iemand blijkt nu weer een verhouding te hebben met het danseresje Flossie. Enfin, Nie wandelt als een moderne Casanova door al deze complicaties heen. woont Use's verlovingsfeest in opdracht van Flossie bij en is min of meer de oorzaak dat hiervan niet veel terecht komt. En intusschen zoekt de kunstschutster Yvonne wanhopig naar haar nieuwen partner. Tenslotte maakt hij nog en passant een inbrekerspaar onschadelijk en gaat dan eindelijk weer naar huis terug, waar Peter, nog steeds in groote ongerustheid op hem wacht. Eén ding heeft hij van alle avonturen over gehouden, namelijk een wanhopige liefde voor Ilse Mittau. Als hij eindelijk thuis komt, is Peter echter niet de eenige die op hem wacht. Op de eerste verdieping vindt hij Vvonne, op de tweede Flossie en op de derde Ilse, die allen zijn adres hebben
opgespoord en zijn komst met ongeduld verbeiden. Zooals men zich denken kan, vindt het happy end op de derde verdieping plaats. Er is veel goeds van deze kluchtige rolprent te zeggen. In de eerste plaats de bezetting, waarvan vooral Rudolf Platte, Paul Klinger en Ernst Waldow uitblinken, en in de tweede plaats de compositie van de film, die echten humor op gepaste wijze met goed kluchtwerk doet afwisselen en die verschillende aardige vondsten debiteert. Zoo zien wij bijvoorbeeld hoe Nie, na alle wederwaardigheden lichtelijk verward, op weg naar huis langs de étalage van een modezaak komt, waarin een pop in bruidstoilet zit. In gedachten (hij is immers verliefd op Ilse Mittau) blijft hij voor de spiegelruit staan, terwijl hij een sigaret opsteekt uit een doosje, dat hij nog van zijn avontuur in het variété-theater heeft overgehouden. „Tooversigaretten", staat er op het etiket en na den eersten trek is de étalagepop in Nie's oogen veranderd in Ilse Mittau, die lief tegen hem lacht. Op hetzelfde moment verandert de sigaret echter in een soort van vuurwerk en verstoord gooit Nie haar weg. Zulke film-vondsten zijn het, die „Ik ben direct terug" kruiden tot een smakelijken, lichtverteerbaren schotel voor den ontspanning zoekenden geest. L. J. CAPIT. (Foto's Ufa)
IK BEN DIRECT TERUG Ich bin gleich wieder da. Regie en productieleidingr: PETER P. BRAUER Draaiboek : OTTO BERNHARD WENDLER. Muziek : WERNER EISBRENNER. Fotografie: ROBERT BABERSKE. Decor : C. L. KIRMSE. Rolverdeeling: Nicolas Mohr Paul Klinger Ilse Mittau Mady Rahl Vvonne, kunstschutster .... Ursula Grabley Flossie, danseres Jessie Vihrog Peter Sasse Rudolf Platte Wachow, secretaris Ernst Waldow Everhard Mittau Walter Janssen Robby ter Schüren Paul Hoffmann Verder met: Anton Pointner, Margarete Kupfer, Werner Scharf en Katja Pahl. Een Ufa-film.
Boven: De twee studenten Peter en Nie ontvangen verblijdend nieuws (Rudolf Platte en Paul Klinger). — Onder, op de bladzijde hiernaast: iVic (Paul Klinger) voelt zich als assistent van de kunstschutster, allesbehalve op zijn gemak. — Middenonder: Twee rivalen (Jessie Vihrog en Ursula Grably). — Rechtsonder: Generaldirector Mittau en zijt dochter Ilse (Walter Janssen en Mady Rahl).
(„DE BEVERPELS" — Slot van fag. to)
Het „Deutsches Theater in den Niederlanden
speelt
„DER ZIGEUNERBARON
Voor den theatermensch is ,,Der Zigeunerbaron" een dankbare operette. In partituur en libretto zijn alle mogelijkheden voor een aangenaam klinkend, vlot geacteerd en spectaculair geënsceneerd spel aanwezig. Er is letterlijk alles van te maken en het hangt er maar van af, -welke eischen men stelt en waar de grenzen van de beschikbare middelen liggen. Iets, wat men ongetwijfeld niet van alle operettes kan zeggen. Toch is er een wezenlijk verschil tusschen de drie verschillende elementen, waaruit de voorstelling is opgebouwd. Het gegeven, simpel en onwaarschijnlijk als het is, bezit een voldoende geestige uitwerking om zichzelf te spelen. De muziek bezit naast de aansprekende kwaliteit thans het voordeel van op ieders lippen te liggen: Strauss' oorspronkelijke compositie en de gebruikelijke inlasschen in den vorm van enkele van zijn meest bekende walsmelodieën vinden terstond allen weerklank, die het succes bij voorbaat verzekert. De ensceneering staat er eenigszins anders voor. Sinds den tijd van zijn ontstaan heeft dit onvergankelijke werk een dusdanige evolutie van de tooneeltechniek meegemaakt, dat hij, die de oorspronkelijke première van het stuk beleefde, het vermoedelijk niet meer zou herkennen, indien hij de model-opvoering in 1942 met alle hulpmiddelen van het moderne tooneel bijwoonde. Waarmee slechts gezegd wil zijn, dat partituur en libretto op positieve waarde prat kunnen gaan, terwijl de ensceneering uitsluitend relatieve waarde bezit. Eerstgenoemden zullen altijd boeien, ook al zal men een minder verzorgde uitvoering meemaken. Maar eenmaal een model-opvoering van deze operette met de practisch ongelimiteerde montage-mogelijkheden bijgewoond hebben, beduidt hopelooze irritatie, wanneer men het op een gegeven oogenblik met minder zal moeten stellen.
De montage, welke de operettegroep van het Deutsches Theater in den Niederlanden thans voor „Der Zigeunerbaron" brengt, is geïnspireerd op grootsche Bërlijnsche en Weensche voorbeelden. Zij is, het worde toegegeven, misschien iets bescheidener dan die voorbeelden en dat mogelijk uitsluitend omdat het tooneel, waarover zij beschikt, de verwerkelijking van alle bedoelingen niet toelaat. Maar overigens kan worden verklaard, dat alle middelen in het geweer zijn gebracht, dat kosten noch technische moeiten zijn gespaard om een verblindend en het oog onderhoudend schouwspel te kunnen aanbieden. In nauwe samenwerking met de regie van Paul f/elmui Schüssler en met de tooneelaankleeding van Isolde Schwarz werd hier het hoogst bereikbare nagestreefd. De regie zelf doet eveneens aan genoemde voorbeelden denken, al zagen wij die vrijwel nimmer binnen onze landsgrenzen. Zij heeft o.a. de suggestieve werking van een massale figuratie aanvaard en ook benut. Daarbij heeft zij getoond het geheim van de eeuwigdurende beweging in deze figuratie goed te hebben begrepen: zelfs het achterste gelid doet altijd iets, al heeft het met de spelactie niets te doen en daarom zijn de leemten voor het critisch-aesthetische oog bij voorbaat geëlimineerd, wat zoowel de natuurlijkheid als de scenische kracht levend houdt. De toeschouwer kan dankbaar zijn, dat ook dit deel van het bedrijf in zulke ostentatief deskundige handen is. Een bijzonder woord van lof mag niet onthouden worden aan de gelukkige wijzen van oplossing, welke de regisseur vond, wanneer de tooneelruimte hem kennelijk parten speelde: sommige tijdelijk noodzakelijke op- en afgangen geschieden zoo onopvallend, dat deze ruimte veel grooter lijkt, dan zij in werkelijkheid is. Het voor de meeste lezers bekende verhaal van den jongeman van Zigeunerbloede, die in zijn Boven: Anton Lehmbach als de Zigeunerbaron. — Links: Een balletscène uit de tweede acte. — Rechts: Hertha Thoss ah Arsena en de Zigeunerbaron. (F°l°s Stapt)
99
Hongaarsche vaderland terugkeert en daar door een Zigeunerstam tot aanvoerder wordt verkoren, een Zigeunermeisje huwt, zich aan het hoofd van zijn troep stelt om voor zijn land te strijden en tenslotte om zijn verdiensten wordt geadeld, wordt door een keur van vocale kunstenaars met vaart op de planken gevoerd. Opvallend naar spel en vocale capaciteit is Erna Tweele als Saffi, het Zigeunermeisje; deze figuur moet uitsluitend steunen op de persoonlijkheid van de speelster, die het in eerste en tweede bedrijf zeker niet van de costuums of van de gecoiffeerde bevalligheid kan hebben. Daarbij was haar natuurgetrouw tziganentimbre voor mij een ware sensatie. Anton Lehmbach als de held van het stuk is een pracht acteur in het lichte genre (in de opera „Don Giovanni" van het Deutsches Theater voldeed hij als tenor lang niet in deze mate) en daarbij is hij een verschijning, die uitstekend past in deze sfeer van heroïsche romantiek en impulsieve sentimenten. In het geheugen blijft ook de komische Zsupan van Theo Lucas, die de geestigheid gaande houdt zonder ooit flauw of gewild grappig te worden. Bij de kleinere rollen denk ik vooral aan Hildegard Jachnow, die van haar oude Zigeunerin een voortdurend goed volgehouden typeering wist te geven, alsmede aan de lieve coloratuur-sopraan van Hertha Thoss, welke haar dochtersrol het noodige reliëf wist te geven. Doch wellicht is het noemen van namen een onrechtvaardigheid tegenover de anderen, die, elk op zijn eigen terrein, onmisbare schakels vormden in een subliem geheel. Daarom spijt het mij ook de namen van de solodanseres en haar mannelijke secundanten niet in het programma vermeld te vinden, want zij droegen een voornaam deel bij tot de afwerking van de actie. Onder de slagvaardige directie van Otto Erich Steeger leverden orkest en koren zeker hun waardevolste prestaties. Voor het instrumentale ensemble geldt, dat sommige puntjes op de i's van het samenspel nog wel mogen worden gezet. De koren daarentegen voldeden thans reeds volkomen en wisten vaak een imposante klankplastiek te verwekken. W. H. A. v. STEENSEL v. d. AA.
CINEMA
& THEATER - (nr. 48)
16
aan hebben wij thans nog minder behoefte dan in den première-tijd van Hauptmann's „Weber", toen de Duitsche keizer het stuk niet verbieden wilde omdat toch alleen maar de Stalles klapten en de arbeiders, voor wie het geschreven was, geen geld hadden om het stuk zelfs maar van het schellinkje af te komen zien, en het stuk dus en derhalve ongevaarlijk wasl O zeker, daar staat tegenover dat de milieuschildering en de vreugde aan het detail weergaloos is — dat hier ten voeten uit en met breed welbehagen aan de grondverf menschen geschilderd worden, zoo impressionistisch-rijk als geen schilder het ooit vermocht — dat de figuren van Vrouw Wolff, haar man Julius, de gevaarlijke hyena-in-menschengedaante Metes, de gezellige dikke schipper op het Spree-kanaal Wulkow, stuk voor stuk menschen en met alle menschelijke zorg omkleede tooneelfiguren werden — evengoed als al hun tegenstanders meedoogenlooze, grimmige caricaturen. En als mooiste deel uit het stuk is thans feitelijk overgebleven Hauptmann's ontroerende liefde voor kinderen en halfwas (men denke aan „Hannele's Hemelvaart" uit denzelfden tijd) : er zijn veel kinderen, zelfs meer dan noodig en verantwoord zijn, in dit stuk. Het stuk, zwak verloopend, zonder climax en feitelijk zonder „drama" geschreven, valt eenigszins ontooneelmatig uiteen in twee helften: de bedrijven I en III, die Vrouw Wolff's interieur aan het veerhuis schilderen, en de bedrijven II en IV, die diamefaal daartegenover, den amhts- . wellust van den dorpsburgemeester hekelen. I en III zijn genre-stukjes van naturalisme, II en IV zijn-politieke hekeldichten uit hun tijd. Diezelfde splitsing zette de regie van Johan de Meester in zijn vertooning voor het Residentietooneel aan. Bij I en III scheen een Stanislafski-achtige nauwgezetheid voor het detail en het requisiet (op een overvolle, maar prachtig, gedempt-kleurige „Bühne") voor te zitten, bij II en IV (op een haast knal wit tooneel, aangezet door de besneeuwde dennebosschen daarachter) een naakt skelet voor een Daumier-achtige sociale caricatuur, waarin vooral de burgemeester — zeer scherp en zeer knap gespeeld door Jan van der Linden — en de schrijver Glasenapp — in mime en gebaar een voortreffelijke creatie van Jan Hageboud — de boventoon voerden) Vrouw Wolff leefde daarentegen, warm, vleezig, ongekunsteld en pienter, in de uiterst begaafde vertolking van Coba Kelling, goed ondersteund door "Piet Bron als haar sloome echtgenoot. Bindfiguren waren de vilijne Motes, onherkenbaar en sluw-karakterloos gespeeld door Guus Oster, de grootgrondbezitter Krüger in de cholerische gedaante van Henk Rigters en de wezenloos-sullige schlemiel van een gendarme van Eric van Ingen. Schipper Wulkow was in de bolronde gedaante van Evert Burema een onvervalscht Groningsch sprekende Oostduitscher en van de kinderen verdienen Anke Smit en Henk Smit woorden van lof. Het was de kracht van Paul Steenbergen's spel — misschien de knapste acteur die hier op het tooneel stond, hij speelde nog onlangs den Orestes — dat zijn Dr. Fleischer, al mag men in hem Hauptmann's spreekbuis uit dien tijd zien, een nerveuze peüerine-intellectueel van 1900 werd. Maar zoo min als hy van dezen tijd werd, was dit het stuk. En nog altijd leeft Gerhart Hauptmann en heeft sindsdien tientallen werken van onvergankelijk gebleven grootte geschreven. En méér dan een halve eeuw geleden vraagt thans ons tooneel om stukken, die niet naar goedkoope analogieën uit de wereld van gisteren zoeken en daarmee thans een verteekende wereld presenteeren of „hinein interpolieren". Maar die op positieven grondslag houvast geven aan den nood van dezen tijd. Ook al zal het nog wel ew» duren, voor wij 'm dat verband vrij-uit en zonder innerlijke vergrimming „lachen" kunnen met den tooneeldichterl HENRIK SCHÖLTE
17
(nr. 48) - CINEMA & THEATER
m mm TOT mm VOLKSVOORSTELLING. Die gemeentelijke volksvoorstelling, waarover ik het onlangs had, heb ik achter den rug, en ik moet zeggen, dat zij mij best is bevallen, al moest ik dan ook eerst een rijstebrijberg doorworstelen. Natuurlijk, ik bedoel het plaatsbespreken, een onvermijdelijk kwaad, op het meest ongelegen uur van den dag, 's ochtends. Zeker, je kunt 's middags óók nog plaatsen bespreken, maar dan zijn de beste weg, dus ga je 's ochtends, al heb je dan, als huisvrouw, eigenlijk wel wat anders te doen. Daar moest nog eens iets op worden gevonden I Je kunt natuurlijk een bespreekbureau in den arm nemen, maar dat verhoogt de kosten van het uitgangetje en. . . . nee, als ik besproken plaatsen wil hebben, zorg ik daar zelf voor (als mijn man het niet doet, tenminste. . . .). Dus was ik kwart voor tien present, „zoudende de bespreking klokke tien uur beginnen". Ik had volgnummertje 51 en dat was dan alleen voor de zaal; voor de balcons was er een ander loket en waren er afzonderlijke volgnummers. Ik schrok wel een beetje, toen ik al die menschen zag, die stonden te wachten. Had mijn man dan toch gelijk? „Want als er meer liefhebbers zijn dan plaatsen, dan neem jij misschien een plaats in, waarvan iemand had kunnen genieten, die werkelijk niet méér kan betalen dan dezen lagen prijs, en dan ben jij eigenlijk een klaploopster," had hij gezegd. Maar ik troostte mij. Ik had mijn werklooze vriendin mee-uitgenoodigd en zoo betaalde ik den dubbelen prijs en zij kon er ook van genieten, en dus.... Overigens waren er verscheidene dames in dure bontjassen gehuld en ook meisjestudentjes, want ze hadden het samen over dictaten. U moet weten, dat ik er een verschrikkelijk onhebbelijke, maar voor mijzelf heel plezierige, gewoonte op na houd. Ik luister gesprekken af. Dat is mijn hobby. Ik stel mij quasi argeloos op, vlak bij een paar menschen, die staan te praten, doe of ik van den prins geen kwaad weet, en dan luister ik met ooren en oogen naar wat Zij zeggen. Op die manier kom je massa's te hooren. Zoo ontdekte ik een paar vrouwen, die stellig getrouwd waren met vooruitstrevende arbeiders, die zich graag willen ontwikkelen, die er een bibliotheekje op na houden en cursussen volgen. Die vrouwen zeurden gelukkig niet over bonnen en zoo, maar spraken over haar kinderen en over recensies, die ze gelezen hadden I De avond zelf was een waar festijn, een stampvolle zaal met allemaal menschen voor wie dit uitgangetje een féést was, menschen, die kwamen voor de Kunst, of cm» eens even van het dagelij ksche leven los te zijn. Als ik tooneelspeelster was, zou ik altijd voor zoo'n publiek willen optreden: menschen, die blasé zijn, die uitsluitend naar den schouwburg gaan, omdat je over het stuk moet kunnen meéjrraten, of om gezien te worden, of om een nieuwe jurk te laten bewonderen, of aanbidders te ontmoeten, komen niet op een volksvoorstelling en daarom houd ik van de atmosfeer van zulk een voorstelling. Ik genoot onverdeeld, maar mijn intellectueele vriendin wist toch allerlei aanmerkingen .te maken. Ik vind menschen, die zoo gemakkelijk critiek oefenen, altijd verschrikkelijk knap. Of... . oefenen ze critiek om voor knap door te gaan ? THEATERBEZOEKSTER.
(DORA BOON — Slot van fag. 7)
Albert Gerlach moest roeien met de riemen, welke hij had en hij greep de kans om een geroutineerde actrice als Dora Boon aan zijn gezelschap te verbinden met beide handen aan. Zij speelde Madame Frochard in „De twee weezen", Juffrouw Pothard in „De Voddenraper van Parijs", moeder Grietje en mevrouw Van der Kries in „Mottige Janus" van Werumeus Buning, Juffrouw Jutner in de tooneelbewerking van Justus van Mauriks „Krates", Trees in „Mooi Juultje van Volendam" en meer van dergelijke rollen. Hierbij muntte zij uit door sterke typeering en rake karakteriseering, waardoor haar spel dikwijls de opvoering in haar geheel zeer ten goede kwam. Zondag 22 November jongstleden heeft Dora Boon haar jubileum gevierd in den stampvollen Groninger Schouwburg met de première van het speciaal voor haar door Henri van Daelen geschreven vroolijke spel „Een schoonmoeder uit duizend". Eigenlijk had zij in een van haar sterke rollen moeten jubileeren, maar ook in dit overigens niet belangrijke en wat den loop der gebeurtenissen betreft onwaarschijnlijke spel heeft zij een hoofdrol, waarin zij zich kan geven. Zij was een allerliefste schoonmoeder, die door haar echte toewijding tenslotte zelfs de onredelijke haat van haar schoondochter in waardeering weet te veranderen. Haar collega's stonden haar trouw ter zijde en het publiek juichte haar enthousiast toe, vooral aan het einde van den avond toen Albert Gerlach haar in warme bewoordingen huldigde. Er waren heel veel bloemen, o.a. van Schouwburgbestuur en Kultuurkamer, en andere geschenken en ook gelukstelegrammen van tooneelgezelschappen en collega's in Holland. Het was voor de jubilaresse een mooie avond, waarvoor zij haar dankbaarheid door een enkel woord uitte. JAN UBINK.
'December Programma onder leiding van
Signorita DOLLY DOLORES. Optreden van
RONAH en REX, charmant danspaar. DANIA-TRIO, jeugd, gratie, charme. CHARLES, de kleine man op de g'oote kogel. GINA en BARRI, deze naam zegt alles. NINA LEROY, lenigheid en prestatie. HARRY en WILLY, de vroolijke Hollandsche gullen. Dolores en haar acht muchachos. Alleen leagang op introductie of toegangskaar I. (Lrldschepleln achterzijde gebouw Hinch>
SAVOY catchjzt
1
10)
Korte inhoud van het voorafgaande;
Carolientje 'is pakstertje in een sigrarettenfabriek en wordt gekweld door romantische droomen, die hun oorzaak vinden in een veelvuldig bioscoop- en theaterbezoek. In een van de doosjes sigaretten, welke zij dagelijks inpakt, stopt zij een briefje met het verzoek, of de ontvanger of ontvangster haar uit den somberen sleur van het leven in de sigarettenfabriek wil komen verlossen. Na een feest te zijnen huize is de filmregisseur Piet Steen, die in conflict is geraakt met zijn hoofdrolspeelster en verloofde Winnie Klaasse, in een allerminst vroolijke stemming. Als hij een pakje sigaretten openmaakt vindt hü het briefje van Carolientje en voelt intuïtief dat dit het meisje is waarnaar hij zoekt. Hy besluit kennis met haar te gaan maken. ... , . •.'L ."_ Juist als Steen zich aap de fabriek vervoegd heeft, breekt er brand uit en het lot wil, dat Steen een meisje uit het gebouw redt, dat later Carolientje bl(jkt te zijn Hij neemt haar mee naar zijn woning en zet haar zijn plannen voor haar filmcarrière uiteen. Steen's vriend, de journalist Zébedeus Pit, heeft ontijdig publiciteit aan het geval gegeven. Op de kamer van Steen maakt h« kennis met Carolientje. Den volgenden dag gaan zij gedrieën naar de filmstudio: Carolientje voor proefopnamen, Pit voor de publiciteit en Steen om zijn directie te sussen.
Vier, vijf keer liet Steen de proefopnameh van Carolientje projecteeren. Toen ging het licht weer op in de projectiekamer en zei de financieele directeur: „Maak maar een contractje met dat meisje". De chef der productie knikte. Piet Steen zei: „Een natuurtalent!". Zébedeus mompelde: „Arm kind".
Voor het ochtendblad gaf hij Carolientjes naam door en dien las Winnie Klaasse, toen „haar opvolgster" nog sliep ... 1 VIJFDE HOOFDSTUK. In het privékantoor van- den eersten directeur der N.V. „Cine" was de atmosfeer uiterst geladen, toen Winnie Klaasse er binnen trad. Zij had enkele dagen geleden
het contract met de „Cine" onderteekend en er zouden nog enkele zakelijke besprekingen volgen. Dus had zij het heelemaal niet vreemd gevonden, toen zij plotseling bij de directie ontboden werd. Behalve Van Gniffen, de directeur, was er nog iemand aanwezig, een klein, gebocheld mannetje. Winnie herkende den jazzbandleider Ratje. Van Gniffen stak direct van wal. „U weet zeker al, wat er aan de hand is?" vroeg hij, toen zij gezeten was. Winnie wist van niets. „Nee? Wel dan zal ik het u vertellen. Meneer hier," — hij wees op Ratje — „die over uitstekende informaties beschikt, komt mij de boodschap brengen, dat ze bij de „Meteoorfilm" iets nieuws van plan zijn, waardoor onze productie ernstig in gevaar wordt gebracht. U weet natuurlijk, wat die fijne meneer Steen van de „Meteoor" heeft uitgespookt. ..." Een verwonderde blik uit de donkere oogen van Winnie Klaasse onderbrak zijn woordenvloed. Hij duwde haar de Ochtendheraut in de hand, waarin het berichtje van Zébedeus Pit blauw omlijnd was aangegeven. Winnie Klaasse las. Zij las dat Piet Steen, haar vroegere verloofde en regisseur, thans een nieuw natuurtalent had ontdekt, een eenvoudig meisje, waarmede hij op sensationeele wijze in kennis was gekomen en dat hij van dit meisje nu een actrice ging maken, geschikt om de hoofdrol in een nieu-
we, groote Meteoorfilm te spelen. „Ongetwijfeld", zoo heette het in de krant, „zal de geniale regisseur Steen ook van zijn nieuwe ontdekking een bijzondere kracht voor de filmindustrie weten te maken. Wij herinneren in dit verband aan zijn recente successen met de bekende actrice Winnie Klaasse". Een waas trok voor Winnie's oogen, toen de inhoud van het artikeltje tot haar doordrong. Jalouzie jegens het onbekende meisje welde in haar op, en vooral voelde zij een haat tegen Steen, dien pedanten kwast. Hij verbeeldde zich dós nog steeds haar „gemaakt" te hebben. Oh, die, die.... Ze haatte hem met haar heele wezen. Hèm en dat schepsel, dat zoo veel beloofde volgens de krant. „Nu?", ging Van Gniffen verder, „u zult met ons eens zijn dat dit voor ons allesbehalve prettig is Ik heb u verzocht hier te komen, juffrouw Klaasse, om u den ernst van dit alles duidelijk te maken. Wij moeten hier iets tegenover stellen. Onze machtigste concurrente, de „Meteoor", heeft door deze eh. . . . stunt de publieke aandacht tot zich getrokken. Wij moeten aan den slag en ik' verzeker u, juffrouw Klaasse, dat ik met den besten regisseur die mij bevalt een nieuwe productie begin, zonder dat ik met uw speciale wenschen inzake zijn persoon rekening kan houden. Bij de „Meteoor" zijn ze al bezig, vertelt meneer hier." Ratje knikte bevestigend: „Ja," piepte hij, „een kennis van mij is
geluidstechnicus daar. Die vertelde dat ze gisteren al proefopnamen gemaakt hebben, 't Moet een heel knap meisje zijn, blond en met blauwe oogen en Steen is blijkbaar bijzonder met haar ingenomen." Winnie Klaasse verkreukelde zenuwachtig haar zakdoekje. Ze stond op. „U weet dus, juffrouw Klaasse, waar het op staat," hoorde ze Van Gniffen's stem. „En ik vertrouw op uw medewerking. Goeden middag." Zonder zijn groet te beantwoorden verliet Winnie het privékantoor. Ze was inderdaad door de tijding erg aangegrepen. Was het alleen haat en jalouzie de metier dat zij voelde, of hield zij nog van Piet Steen . . . . ? Toen zij weg was, zei Ratje met een onaangenaam hinniklachje: „Voor dat zusje is het ook geen gijntje." „Nee," beaamde Van Gniffen somber, „'t is een beroerde geschiedenis. Wij hebben een duur contract met die Klaasse loopen en ik vind nog maar steeds geen geschikte stof en geen goeden regisseur voor haar.' Het laatste kassucces was ook al voor de „Meteoor" en nu wij hun eerste ster met zooveel moeite daar weggeëngagéerd hebben, beginnen die ellendelaren, naar u me komt vertellen, met een zoo doortrapte reclamestunt, waarvoor een normaal mensch nooit op het idee zou komen." „Ja," rei Ratje bescheiden, „ik
dacht dat het u wel zou interesseeren . . . ." „Ja, ja, inderdaad. Houd me maar zooveel mogelijk op de hoogte," ging de directeur van de N.V. Cine voort. „Dat is me wel een tegenprestatie waard." Hij haalde een bankbiljet uit zijn portefeuille en legde dat voor Ratje neer, die het dadelijk in zijn zak stak. „U kunt op mij rekenen," piepte Ratje tevreden. „Als ik vragen mag, wat denkt u nu te doen?" Van Gniffen trommelde zenuwachtig op zijn stoelleuning. Het mannetje tegenover hem irriteerde hem vreeselij k, en hij had hem het liefst de deur uit getrapt. Maar hij verschafte tenminste betrouwbare inlichtingen over het doen en laten der concurrenten, en dat was op het oogenblik zeer belangrijk. Hij bedwong dus zijn woede over de laatste impertinente vraag en antwoordde zoetsappig: „Tja, wat kan jk eigenlijk doen? Niets, totaal niets, vóór ik een regisseur en een geschikt scenario voor die Klaasse heb." „En als de Meteoor nu met een film van die nieuwe juf komt, vóór u iets hebt kunnen uitbrengen?" Van Gniffen zweeg een oogenblik. Toen zei hij : „Als dat gebeurt, kan de „Cine" wel inpakken. Dan zijn wij geruïneerd !" „Zoo," hernam Ratje, „bent u dan geruïneerd. Nou, als ik u was zou ik mijn huid duurder verkoopen."
En Winnie Klaasse las:..., (Teekening Eline v. Eykern)
De ander richtte zich met een ruk in zijn fauteuil op: „Wat bedoel je daarmee?" vroeg hij scherp. Ratje grinnikte geheimzinnig. „Adviezen kosten meestal geld," antwoordde hij ontwijkend. Op-
nieuw smeet Van Gniffen een bankbiljet op tafel. Ratje borg het zorgvuldig in zijn zak. Toen ging hij verder: „Als het een kwestie van tijd is, (Zie vervolg o-p fag. 23 rechts)
Miizieksehool Zwaag: Aanvang nieuwe cursussen: Accordeon Hawaiian Mandoline Mandola Ukeleie Harmonium
Piano Gitaar Banjo Viool Orgel Cello
Trompet Klarinet Saxophoon Xylophoon Slagwerk Slringbas
Lesgeld f 2.75 per maand (instr.) Gratis instrumenten In bruikleen op de les, tevens studiegelegenheid. Theoretische lessen f 0.25 per maand 2500 Leerlingen 50 Leeraren
Niet verdwenen...
Adressen:
lederen dag een draadje en een geheele wollen japon of een badpak, een tapijt, een sporttrui of iets dergelijks is in een paar maanden vernietigd! Waakt tegen het mottengebroed. strijdt tegen de Bende der Puntendieven. Koopt uitsluitend met Eulan behandelde wollen stof of breiwol, waarvan de motten afblijven, omdat ze die niet lusten. Met Eulan behandelde wol herkent U aan het etiket:
E UIITA'N
EULAN
Waakt over Uw textielpuntenl
Amsterdam
Jac. v. Lennepkade 15 Telef. Willemsparkweg 135 „ Dinielstraat 1 „ Ferdinand Bolstraat 21 „ Middenweg 15 „ Regentesselaan 60 „ Den Haag Musschenbroekstraat 71 „ Stille veerkade 46 „ Kruisstraat 17 rood,, Haarlem Stationsplein 110 „ Alkmaar Broek op Langendijk Z.-Scharwoude A 91
Grijp dadelijk in. Bedenk, dat het verwaarloozen van een hoest ernstige gevolgen kan hebben. Begin daarom vandaag nog Uw kind Abdijsiroop te geven. Abdijsiroop zal de vastzittende slijm dadelijk doen loskomen, de ontstoken slijmvliezen verzachten en weldra zal de hoest van Uw kind verdwenen zijn!
SUBLIEM
ABDIJSIROOP CINEMA
& THEATER - (nr. 48)
Tevens schriftelijke lessen door geheel Nederland: „Muzieklessen In het oude schrift per brief" SUBLIEM komt overal.
18
19
(nr. 48) - CINEMA &• THEATER
80940 96915 96748 26522 54289 398849 181513
Er is, dat spreekt vanzelf, minder Wybert dan vroeger. Maar wij doen nog wat wij kunnen. Komt U vandaag niet aan Uw doosje Wybert,' dan zeker van tijd tot tijd.
4425
WTBERT
■■■
Elke avond 7.30 uur. Zondagmidd. 215 uur
PIET KöHLER in „DiAHlOPI IIIS Kin"
TOBI'S DOLDWAZE DIERENTUIN
Zondag» 7 - 4 30 en 7.30 u. praci« Dag. 2.1 5 - 7.30 u. precie«
Gravin Castiglione.
De nieuwste Lach-Revue met KEES
De Italiaansdie filmindustrie heeft het leven van gravin Castiglione, die in de eerste helft van de vorige eeuw een bekende Europeesche figuur was, tot het onderwerp van een groote film gemaakt. Doris Durani speelt, onder regie van Flavio Calzavara, de hoofdrol. Haar tegenspelers zijn o.a. Andrea Chechi, Renato Cialente en Enzo Biliotti. De regie toont de gravin in het gunstigste licht. Zij wordt voorgesteld als de vrouw van de wereld, die op een gegeven oogenblik het welzijn van haar land vóór haar eigen geluk laat gaan. Het filmdrama speelt zich af tegen den achtergrond van de bals en feesten van het Tweede Keizerrijk: een interessant milieu!
PRUIS e.a.
Van 4 DECEMBER 1942 AF:
Gez. Jacques van Bijlevell en Octave van Aerschot met
AMSTERDAM
„VOERMAM HENSCHEL" SÄ Zondag» 2.00 u. - 4.15 - f-30 uur prpum Dag. 2.30 an 7.30 u. praclat -^'J-• ^1 ïiVniii ■'■"'"
JLÊL
*v wni SBB
REGULIERSBREESTRAAT 26-28
^SKHBMEMS'S^&g&S
GEOPEND: DAGELIJKS
CUB AUF A
Leidschestraat 52
-
Wereld cabaret-attracties Orkest Alexander Coret
A'DAM
4 December heropening Liesje Poons zingt met Jaap Streefkerk's trio
VAN
4.30 u. AF VKIJDACS GESLOTEN
„Wy, levenden!"
Een andere groote film, die in de Italiaansdhe studio's wordt vervaardigd, behandelt de lotgevallen van een vroegere fabrikantenfamilie in het bolsjewistische Rusland na de revolutie van 1922. De spelleiding heeft Goffredo Alessandrini; de spelers zijn: Fosco Giachetti, Alida Valli, Rossano Brazzi, Annibale Betrone, Eloira Betrone, Giovanni Grasso.
Binnenkort verschijnt naar aanleiding 'an de 80e JAARDAG van
GERHART HAUPTMANN Het lezenswaard ge boekje van F. PRIMO.
„LEVEN EN WERKEN VAN GERHART HAUPTMAN" geïllustreerd met 14 foto's uit zijn leven en van opvoeringen zijner tooneelwerken. Deel 3 der „THEATERREEKS".
„ROSE BERND",
„CeciUa" zesUp iaac
Nieuws uit Italiaanscli Filmland
Leidschcplein Theater Amsterdam. 4 December 1942 af voor slechts één week terug op ons tooneel
In de jaren dat den Bosch zich uit den sterken gordel van zijn vestingwerken losbrak, de stadspoorten afbrak in den noodzaak naar meer levensruimte voor zij n ingemetselde - bevolking (1880—1890) ; in de jaren ook dat het middelen beraamde zich te verlossen van de telken jare stad en omgeving overstroomende Maaswateren, (in 1883 werd de wet aangenomen op de-verlegging van den Maasmond), schijnt het initiatief der Bossche burgers ook op vereenigingsgebied geprikkeld te zijn geworden. Uit het jaar 1882 dagteekent immers niet alleen de oprichting der carnavalclub „Oeteldonk" maar ook die der vereeniging „Oefening baart Kunst" (26 November), welke zich er op toelegde ter bevordering van het onderling verkeer het tooneelspel te beoefenen. Reeds na vijf jaren veranderde de vereeniging van naam en ter eere van de heilige, die omtrent den oprichtingsdatum bijzonder wordt herdacht (22 November) eigende zij zich naar ouden Brabantschen aard dien naam toe en heette van toen af „Cecilia". De kerkzangers hebben mogelijk geprotesteerd over dezen naam-roof door wereldlijke tooneelgasten, Cecilia zelf schijnt er niet door verstoord te zijn geweest, intmers tot nu toe bleef haar wereldsche naamgenoot voortbestaan. Zestig jaar een tooneelgezelschap in stand houden gaat niet zonder moeite en de verschillende bestuurders hebben meermalen met de handen in het haar gezeten (o, niet bij elkander, hoorl) om „Cecilia" in stand te houden. De vereeniging kenmerkte zich echter door een bijzondere verknochtheid der leden onderling en zij scheen een te goede traditie te hebben dan dat men van haar scheiden kon. Soms is het gebeurd dat zij in jaren niet speelde; dat zij, in schulden geraakt, alles op alles moest zetten om eerst weer schoon-schip te hebben en kenmerkend is het, dat
ondanks die werkloosheidsperioden de club toch weer haar ouden aanhang terugwon, zoo gauw zij weer optrad. In bepaalde kringen der bevolking, die van den eenvoudigen, rüstigen en eerlijken arbeider, vond zij steeds weerklank, veroorzaakt misschien door haar geruischloos voortbestaan en haar gewetensvolle streven nooit te spelen, als er nog schulden staken; een trek van gedegen, oer-echten volkszin is dat. Toen „Cecilia" in 1921-'22 een groot concours uitschreef, zat zij voor een groot tekort; hetzelfde resultaat moest zij boeken toen zij (in '30 meen ik) onder leiding van Joh. v. Erp bijzonder goede openluchtvoorstellingen gaf van Mackel's „De Nar". Maar beide keeren herstelde zij zich van de geduchte financieele klappen door op eigen kracht, beetje voor beetje, de kas weer op peil te brengen, alvorens nieuwe risico's te nemen. De oud-Hollandsche degelijkheid zat dezen eenvoudigen menschen diep in bloed en geweten. Ook nu weer wordt „Cecilia" niet door het lot begunstigd, zij heeft pech met de keuze van het stuk geheel en daarna met de spelers. Maar „Cecilia" is oud en rustig. Zij laat zich niet gauw van de kook brengen, en werkte door. Het diamanten feest moet gevierd worden, hetzij dan zonder feestgids, -bal. -diner, -cantate en -marsch gelijk haar bij haar gouden feest ten deel vielen. Rustig gaat zij voort, bewijs gevend nog altijd te leven en nog altijd te vertrouwen in de toekomst. Zondag 22 November, op St. Cecilia precies, vierde zij haar feest met „Haar laatste ■wil" in Casino. Zestig jaren! Aan het begin lag de inzet der liberale ontwikkeling; aan het einde ligt het begin eener gansche nieuwe. Cecilia gaat haren rüstigen gang, doende wat te doen valt. Moge het lang duren eer zij haar .... laatsten wil maakt. KEES SPIERINGS.
TOONEELSPEL IN 5 ACTEN
F. Pnmo's vertaling van Hauptmann's tooneelstuk geïllustreerd met een portret van Hauptmann en vier foto's der opvoeringen door hel Noordhollandsche Tooneel. Deel 4 der „THEATERREEKS". Jn de THEATERREEKS zijn reeds verscheren :
Deel I.
Bezoe kt nu allen het
BAR-CABARETI
WIM DU BEAU
1
■
VAN WOUiTRAAT 4-6
HET INTIEME CABARET VAN ZUID 1 ledere avond half acht — Zondagmiddag van 3-6 matinee 1
T
„WITTE VAN HAEMSTEDE"
het met zooveel succes opgevoerde Hollandsche drama van J. W. VAN GITTERT. Met 6 foto's.
Deel II.
„HET KAN VERKEEREN"
door FRANS DE PREZ, waarin het laatste levensjaar van den te vroeg gestorven Gerbrand Adriaansz. Brederode wordt geteekend. Met 6 foto's. Bestelt wegens beperkte oplage direct bij Uw boekhandelaar of door overschrijving van f 1.25 per deeltje op giro 78676 der N.V. Ned. Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, AMSTERDAM-Z.
REMBRANDTSPLEIN 44
tTCV^uvi^
biedt U het beste variété van Amsterdam
(Bar-Cabaret)
VAN 1 SEPTEMBER J.L. AF:
|
PIET VAN DIJK en zijn orkest Op de eer< te étage: Orchestre CARLO CARCASSOLA met medewerking van de radiozangeres: INEZ YAH BREE
Leicht L'w dorst aan de Bron van *
de nieuwste Bar-Bodesa
ANNIE XHOFLEER en haar solisten spelen voor U in de NIEUW GERESTAUREERDE
䣧x$ -
nieuviendijk 98
tysterdan)
//
BAR-CABARET
MUNTPLEIN 10
-
AMSTERDAM
CINEMA &• TffBATES - (nr. 48)
Eenige veelbelovende scenes uit films van de productie 1942-1943. 20
21
adv.
(nr. 48) - CINEMA & THEATER
M^^_^l
fV Jan, de zeeman, heeft zijn broer Arie, wiens vliegtuig in zee gestort is, gered, V.l.n.r.: Louis Vervoorn als de schilder, Gretha Goossens als Christien, Jan Goossens als Arie, Jacq. Gravink als Thijs, Annie Frauenfelder als Hannelie, Jaap Engelbert als Arie, Christine van Meeteren als de moeder en Antoon Muus als de vader.
) RÄADSEL-VARIETE Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk 18 December a.s. aan den „Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 18 December". Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ 2.50 en vijf troostprijzen van ƒ 1.—.
i f.-
.
dan toch maar in letterlijken zin Jan te hulp (na eerst voor zijn geliefde driemaal om den vuurtoren gecirkeld te hebben), valt echter met zijn machine in het water en wordt daaruit door broer Jan met de nieuwe reddingboot opgevischt.
WILLEM GOOSSENS' VOLKSTOONBEL SPEELT
DE VERLOREN ZOON Dat Willem Goossens met zijn eigenaardige, ouderwetsch-pathetische stukken in Den Haag op een stampubliek kan rekenen, blijkt alleen al uit het feit, dat voor deze première van een stuk van een jong en onbekend schrijver de enorme zaal van het Gebouw voor K. & W. tot de laatste plaats gevuld was. Men moet dit soort tooneel dan ook beschouwen naar de behoeften van het publiek, dat er voor komt, ziet en geniet van de breed-uitgehaalde gebaren, de vaak brallend-luide stemmen, die het met de spreektechniek niet zoo nauw nemen, maar wel hun clausen over het voetlicht weten te brengen. Regie is hier ook niet afgestemd op samenspel, maar op effect: veel frontzaal-opstelling, veel bewust „tafereel"-werk. Maar het doet het 'm! Ook al zijn de stukken geen meesterwerken of zelfs — wat erger is — in hun soort nauwelijks goed te noemen. Bob Bertina1), een jeugdig schrijver uit de katholieke filmwereld, heeft ijverig en nauw-
■
gezet een stuk geproduceerd, dat, oorspronkelijk „Stormeiland" geheeten, het zooveelste „drama van de zee" wil zijn. Of, zooals de ondertitel luidt, „een spel van plicht en opoffering". De zaak is zoo, dat in een visschersgezin te Havenburg op Stormeiland de eene zoon Jan, een ruw bonk zeeman, een dweepzieke vereering voor de zee heeft, versterkt en vermengd met zijn liefde voor zijn in het kraambed overleden vrouw Annelies. Trouw zijn aan haar herinnering beteekent trouw zijn aan zijn roeping voor de zee, zijn hooge plicht om menschen te redden en ervoor te zorgen, dat er bij den vuurtoren van Havenburg een tweede reddingsboot, de „Annelies", gestationneerd wordt, opdat al maar meer menschen gered kunnen worden door zijn krachtige knuisten. De „autoriteiten" — rare wezens voor een zeeman — voelen voor die tweede reddingboot niet veel. Met het gevolg, dat Jan het eene oogenblik de stemmen van het verleden 2wa.kker hoort naarmate zijn liefde stijgt voor een eenvoudig meisje Christien (dat wel van hem, maar aanvankelijk niet van de zee houdt). Maar dat hij haar weer ruw van zich stoot, naar mate in den loop van drie bedrijven de kansen op de nieuwe reddingboot stijgen. Zoon II, genaamd Arie, is geen zoon, en dus waarschijnlijk de „verloren" zoon: hij is aangespoeld uit een vorige schipbreuk en door het visschersgezin opgevoed. Hij heeft als aankomend piloot de lucht leeren verkiezen boven de Eee en vele meisjes boven het eene, dat van hem houdt. Hevig zijn de conflicten tusschen de twee gebroeders, vooral wanneer de luchthartige Arie ook ten aanzien van Christien en Jan de scheiding tusschen mijn en dijn niet zoo nauw blijkt te trekken. Maar in het derde bedrijf vliegt Arie
Het gegeven van Bob Bertina is misschien beter dan de uitwerking. Het stuk is nogal in boekentaal geschreven, met veel bijzinnen en veel idealistische gedachten, die meer over. deze menschen geschreven zijn dan uit hun hart voortkomen. Wil men Holland aan de zee op het tooneel herscheppen, dan moet er echter een taal gesproken worden, die het volk van Hoek en Den Helder verstaat, en niet alleen het stadspubliek! Het is alles een beetje quasi-litterair, net als de larmoyante details, zooals de zeeman, die op een nacht het schilderij van zijn geliefde vrouw gaat „begraven", hoe?. . . in de kokende golven. Maar Goossens heeft het met overtuiging ten tooneele gebracht, zelf breed-uit den zeeman Jan spelend. Gelukkig had het tooneel vele deuren voor de talrijke personages, die zonder veel doel opkomen, wanneer de anderen zonder veel doel afgaan. Want alles moet uitvoerig besproken worden, aangezien dit stuk het vooral in de beweegredenen der personages en niet in hun directe handelingen zoekt. De herinneringen, die Jan aan den schoot der zee toevertrouwt, krijgen wij „filmisch" in een soort tableau-vivant tusschen het eerste en het tweede bedrijf te zien en voor de schipbreuk in III krijgt de berichtendienst van de radio in de huiskamer sterke hoorspelneigingen. Doch daardoor zijn wij er op ingesteld, dat broer Arie (in de gedaante van Jaap Engelberts) door broer Jan druipnat wordt binnengesleept, waarna het gordijn valt. Verder was er, voor zoover de rollen dat toelieten, goed spel van ervaren krachten als Christine van Meeteren en Louis Vervoorn. Het jongvolk was zwakker en, niet gesteund door sterken tekst, ook niet altijd overtuigend. HENRIK SCHÖLTE.
7. treiteren 8. lied (fr.) 9. klemmen 10. gelijk maken 11. verschaffen 12. naar lucht hijgend In den buitensten cirkel leest men den naam van een filmster.
CIRKELRAADSEL
1
Van buiten naar binnen woorden in te vullen, alle eindigend op n, van de volgende beteekenis: z. doen kleven op 2. 'naar beneden gaan 3. het uitzicht hebben 4. zijn leger opslaan 5. vastmaken 6. klimmen in het want
(Inzending van Jan van der Pol, Rotterdam).
VOORZET- RAADSEL
INVUL-RAADSEL
Voor onderstaande woorden plaatst men een letter waardoor een nieuw woord ontstaat. De er voor geplaatste letters vormen, achter elkaar geplaatst den naam van een filmster. oor, er, oom, aai, om, ver, aar, ans, dik, na, aas, doch, ver, as.
De reeds ingevulde letters vormen, in de juiste volgorde gezet, den naam van een opera. In de omlijnde vakjes komt, van links onder af naar rechts beneden, de naam van een jonge filmactrice.
(Ingezonden door Jan van der Pol, Rotterdam).
!) In ,,C. & Th." nrs. 36, 37 en 38 werd een novelle van Bob Bertina gepubliceerd, getiteld „De Komediant". Red.
n
2
'
u
e
7
6
5
9
F
T N
A
D E |
OPLOSSINGEN van 27 Nov. (no. 45) Roulette-raadsel: 0-32 p.e., 15-4 til, 21-6 leeren, 27-13 er, 36-10 kennen, 5-24 re,, 1.6-20 unie, 20-22 eeren, 18-7 der, 28-12 ge, 35-26 lijk, 0-6 petilleeren, 27-10 erkennen, 5-22 reunieeren, 18-26 dergelijk. — Peter Kreuder. W oordrangschikkingsraadsel: Tegenhanger, gelogen, liegen, graven, begrijpen, stevig, geweigerd, strever. — Theo Lingen, Grete Weiser.
Links: Jan doet de herinneringen aan zijn overleden vrouw Annelies in de zee verdwijnen. — Rechts: Willem Goossens als Jan en Gretha Goossens als Christien staan voor het raam van den vuurtoren en zien over zee» (Foto's W. v. SuchtelenlYtzen Brusse)
CINEMA
&> THEATER - (nr. 48)
22
23
1
L
■^MM
to
VERTICAAL. 1. jasomslag 2. roer 3. gebaar 4. hevige wind 5. oprecht. 6. groot logement 7. eerbetoon 8. de tanden 9. zoetwatervisch 10. eenvoudig.
Anagram-raadsel. Geraldine Frits Odemar, Wolf Albach, Emil Jannings, René Deltgen.
Katt, Retty,
PRIJSWINNAARS Hoofdfrijs: Mej. A. H. te Bussum, Troostprijzen: Mej. H. J. W. te 's-Gravenhage; mej. A. V. B. te Rotterdam; J. t. B. te Delft; J. J. S. te Vlaardingen; L. v. G. te Sittard.
(nr. 48) - CINEMA &• THEATER
adv.
(Vervolg van fag. 19.) zooals ik uit uw beweringen begrepen heb, waarom schakelt u dan die juffrouw Carolientje van de „Meteoor" niet zoolang uit?" „Uitschakelen?? Hoe kan ik dat in 's hemelsnaam doen. Ze heeft daar toch een contract ?" „Contract.... Wie spreekt er van een contract? Ze moet eenvoudig een tijdje verdwijnen. Zoo'n mooi meissie' kan toch ontvoerd worden ?" Van Gniffen hapte naar adem. „Man, je bent stapelgek!" bracht hij er tenslotte uit. „We zijn hier niet in Amerika. Zulke dingen gebeuren in Holland niet!" „Dat zegt u," grinnikte Ratje, „maar als uw maatschappij er nou eens mee gemoeid is. Het kan vakkundig gedaan worden, met aether en zoo. En als ze lang genoeg uit logeeren is geweest, dan wordt ze
weer losgelaten en ze herinnert zich niets meer." Van Gniffen dacht een oogenblik na. „Is dat werkelijk mogelijk?" vroeg hij na een poos. „Natuurlijk," zei Ratje luchtig, „ik weet wel menschen die dat op willen knappen en de „Cine" blijft vanzelfsprekend heelemaal buiten beschouwing. Zal ik de jongens die ik op het oog heb, eens offerte laten maken?" De directeur der „Cine" aarzelde een oogenblik. Toen zei hij : „Als je mijn naam of den naam van mijn maatschappij over je lippen laat komen, zijn de consequenties voor jouw rekening. Maar laat mij morgen dan maar weten of je menschen ervoor hebt kunnen vinden." „Komt in orde," zei Ratje. „Tot morgen dus!" (Wordt vervolgd.)
i
I
(Teekeitingen IV. de Uooy) Aan de Administratie van CINEMA & THEATER Paulus Potierstrual 4 — Amsterdam Zuid. Mijne Heeren, Elke week wil ik op de hoogte blijven van nieuwe films, tooneelstukken, opera's enz. Noteert U mij dus, op de gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post. Het abonnementsgeld wordt betaald met ƒ6.50 per jaar*/ ƒ 3.25 per half jaar*// 1.625 per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676. Naam Adres
!
Handteekening
p
te Datum
'
"
'
Verzenden In enveloppe als brief of geplakt op een briefkaart *) Doorhalen wat niet van toepassln»? la. P 1083/4
Het weekblad „CINEMA & THEATER" verschljiit des Vrijdags. Alle bijdragen, foto's, teekenlngen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnementsopgaven en andere administratieve correspondentie aan de AdmlnlHtralle van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. Postgiro no. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs por losse numniers 1!> cents Abonne mentsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per half jaar, f 1.62% per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12% cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd. Indien niet twee weken v66r afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. (Prijsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen slulte men retourporto (zoo mogelijk een geadresseerde en gefrankeerde enveloppe) in. Wnd. Hoofdredacteur: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Amsterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Utrecht. — Uitgave der N.V. Nederlandache Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4. Amsterdam-Zuid. (P1083). — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, Van OBtBdwstraat 233. Amntordatn-Zuld fK 199)
CINEMA <&• THEATER — No. 48 — 4 DECEMBER 1942