NOVEMBER 2009, JAARGANG 38, NR. 11
TVVL MAGAZINE
Thema: Slimme aanpak, slimmere gebouwen GBS, hét hulpmiddel voor duurzaam beheer Procedures en richtlijnen voor beheer en onderhoud Kostenbeheersing tijdens de exploitatiefase
OFFICIEEL ORGAAN VAN DE NEDERLANDSE TECHNISCHE VERENIGING VOOR INSTALLATIES IN GEBOUWEN TVVL
Platina partners 50 jaar TVVL:
it bs
B
e Lw l V TV vl.n de .tv k w oe ww ez
e:
Inhoudsopgave
TVVL MAGAZINE Verschijnt maandelijks Redactieraad: Drs.ir. P.M.D. Kruijsse (voorzitter) Ir. J. Aufderheijde Prof.dr.ir. J.L.M. Hensen Mw.dr. L.C.M. Itard J.F.P.G. Kerdèl H.Lodder G.J. Lugt Mw.drs. C. Mulder A.J. de Weijert (eindredacteur) Prof.ir. W. Zeiler Ing. F.J. Stouthart (nms. uitgever)
Kostenbeheersing tijdens de exploitatiefase De overheid is tien jaar geleden begonnen met de aanbesteding van PPS-contracten, waarbij ontwerp, bouw en exploitatie van huisvesting langdurig worden uitbesteed. Om de beschikbaarheid van huisvesting jarenlang te kunnen garanderen, is een slim monitoringsysteem noodzakelijk.
Redactie-adres: TVVL: De Mulderij 12 3831 NV Leusden Postbus 311 3830 AJ Leusden Telefoon redactie (033) 434 57 50 Telefax redactie (033) 432 15 81 Email
[email protected] Agendagegevens dienen één maand voor verschijning te worden ingediend. Uitgave en advertentieadministratie: Merlijn Media BV Zuidkade 173 Postbus 275 2740 AG Waddinxveen Telefoon (0182) 631717 Telefax (0182) 617815 Email
[email protected] www.merlijnmedia.nl
Prepress: Pascal Hermans Yolanda van der Neut Druk: Ten Brink, Meppel ISSN: 0165-5523 © Merlijn Media BV, 2009 Niets uit deze uitgave mag worden verveel voudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Publicaties geschieden uitsluitend onder verantwoording van de auteurs. Alle daar in vervatte informatie is zorgvuldig gecontroleerd. De auteurs kunnen echter geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de gevolgen van eventuele onjuistheden.
G.W.J. Rooijakkers, H.C. Peitsman B.Sc., J.F. Kerdèl ............................................. 4
Vrij ontwerp met rekentool Mw. ir. Y.K. van Koert-Wertwijn............... 6
Een system engineering benadering
GBS hét hulpmiddel voor duurzaam beheer
Procedures en richtlijnen voor beheer en onderhoud Door onvoldoende beheer en onderhoud aan de installaties ontstaan na verloop van tijd klachten. ISSO werkt, samen met vele marktpartijen, aan een kennisproject om de installatiesector en de facilitaire wereld op dit onderdeel op het juiste pad te zetten. Dit project staat volledig in het teken van duurzaam beheer en onderhoud van klimaatinstallaties.
Kostenbeheersing tijdens de exploitatiefase Ing. M. Kooij, ing. M. Nabuurs ............. 24
Vergelijking van de energieprestatie eisen in Europa Mw. ir. M.E. Spiekman en ir. H.A.L. van Dijk.................................................... 30
NEN-EN-ISO ‘Gebouwbeheersystemen’ Mw. ir. A.P. van der Horn, ir. M.L. Lurvink ......................................................... 34
Procedures en richtlijnen voor beheer en onderhoud
44
Ing. C.A.M. Arkesteijn ......................... 44
TVVL Stuurgroep Commissioning Ir. J. Schonewille.................................. 48 NOVEMBER 2009, JAARGANG 38, NR. 11
TVVL MAGAZINE
Het abonnement wordt geacht gecontinueerd te zijn, tenzij 2 maanden voor het einde van de abonnementsperiode schriftelijk wordt opgezegd. Advertentie-exploitatie: Merlijn Media BV Ruud Struijk Telefoon (0182) 631717 Telefax (0182) 617815 Email
[email protected]
Slimme aanpak, slimmere gebouwen
Ir. J.J. Bil ....... ..................................... 20
Traffic: Mariëlla van den Eng Email
[email protected] Abonnementen: Merlijn Media BV Postbus 275 2740 AG Waddinxveen Telefoon (0182) 631717 Telefax (0182) 617815 Email
[email protected] Benelux € 102,Buitenland € 213,Studenten € 80,Losse nummers € 17,Extra bewijsexemplaren € 12,-
IN DEZE UITGAVE
Mw. dr.ir. Ph.M. Bluyssen, mw. dr.ir. M.A.R. Oostra, dr.ir. H.M. Böhms .................... 10
24
Redactie: Drs.ir. P.M.D. Kruijsse (voorzitter) Ir. J. Aufderheijde Mw.drs. C. Mulder A.J. de Weijert (eindredacteur) Ing. F.J. Stouthart (nms. uitgever)
11
Voorplaat: Slim gebouwbeheer in het Abe Lenstra stadion, Heereveen
Terugblik op Commissioning workshop april H.C. Peitsman B.Sc .............................. 52
Energy Performance Contracting voor Openbare Gebouwen S. le Gentil ......................................... 62
Thema: Slimme aanpak, slimmere gebouwen GBS, hét hulpmiddel voor duurzaam beheer Procedures en richtlijnen voor beheer en onderhoud Kostenbeheersing tijdens de exploitatiefase
Horen, zien, voelen Drs. W. Buma......................................66
OFFICIEEL ORGAAN VAN DE NEDERLANDSE TECHNISCHE VERENIGING VOOR INSTALLATIES IN GEBOUWEN TVVL
Platina partners 50 jaar TVVL:
B
si eb w l VL TV vl.n de .tv k w oe ww ez
te:
TVVL Magazine is het officiële orgaan van de Nederlandse technische vereniging voor installaties in gebouwen, TVVL. De vereniging, opgericht op 26 mei 1959, heeft tot doel de bevordering van wetenschap en techniek op het gebied van installaties in gebouwen en vergelijkbare objecten. Als lid kunnen toetreden personen, werkzaam (geweest) in dit vakgebied, van wie mag worden verwacht, dat zij op grond van kennis en kunde een bijdrage kunnen leveren aan de doelstelling van de vereniging. Het abonnement op TVVL Magazine is voor leden en begunstigers van de TVVL gratis. De contributie voor leden bedraagt € 107,- per jaar. Informatie over de bijdrage van begunstigers wordt op aanvraag verstrekt.
Actueel katern ................................ 39 Begunstigersprofiel ........................ 43 Berichten ........................................ 69 Samenvattingen ............................... 72
REVIEWED: Artikelen in TVVL Magazine zijn beoordeeld ‘door gelijken’. De uniforme ‘peer review’ waarborgt de onafhankelijke en kwalitatieve positie van TVVL Magazine in het vakgebied. Een handleiding voor auteurs en beoordelingsformulier voor de redactieraadleden (‘peer reviewers’) zijn verkrijgbaar bij het redactie-adres.
3
- door G.W.J. (Gerard) Rooijakkers*, H.C. (Henk) Peitsman B.Sc.**, J.F. (Jan) Kerdèl***
A
an alle kanten werken belangenorganisaties en vakverenigingen aan de beheersing van faalkosten. Toch is men vaak gebonden aan de belangen van de beroepsgroep in de keten. Belangen hebben geleid tot ingesleten gewoonten, waarbij voor kwaliteitsdenken helaas alleen binnen veilige (financiële) marges ruimte is. Technische installaties nemen toe in complexiteit, terwijl op de beschikbaarheid van deskundige menskracht (zoveel mogelijk) wordt bespaard. Hierdoor bestaat, ondanks de ruime beschikbaarheid van technologie, het risico dat een technische voorziening complex en slecht reproduceerbaar wordt.
ECHT SLIM?
De TVVL-afdeling Gebouwautomatisering en Beheer (GB) ziet technologie als voorwaardescheppend, om goede installaties te bouwen en te onderhouden. Meer specifiek naar GB: zonder automatiserings- en beheervoorzieningen kunnen de (utiliteits)gebouwen van vandaag niet meer functioneren. 4
Maar opzichzelfstaand is dit beslist onvoldoende. De overtuiging binnen de afdeling is dat begrip en deskundigheid nodig is om met het gebouw en zijn voorzieningen om te gaan. Nog te vaak ontbreekt het in het facilitaire werkveld aan inzicht in de technische voorzieningen van het gebouw. Wordt dit veroorzaakt door gebrek aan interesse of wordt techniek door de FM (Facility Manager) ervaren als een ondoordringbare brij. Nog te vaak ontbreekt het aan een structuur voor kwaliteitsbeheersing, een structuur die er op is gericht een reproduceerbaar product te maken en geen special. En ten slotte, in de exploitatie zijn we met elkaar nog te weinig gericht op het beheersen van de installatiekwaliteit, zodat het voordeel van de lagere Total Cost of Ownership (TCO) die daaruit volgt, toch nog aan onze neus voorbij gaat. We zijn ervan overtuigd: alleen een slimme aanpak leidt tot slimmere gebouwen. De doelstelling van dit themanummer is om een aantal initiatieven inzichtelijk te maken, die leiden A RETDI IKTEOL R NIA AA LM
G.W.J. Rooijakkers H.C. Peitsman B.Sc.
De sleutel tot het maken van installaties in gebouwen, die werken en blijven werken volgens de ontwerpuitgangspunten, ligt slechts voor een deel in de technologie of het gereed product. Veel komt neer op het samenspel tussen de partijen in de keten of zoals wel genoemd, de bouwkolom. Daarnaast mogen technische installaties niet los worden gezien van het gebouw waarin ze hun rol spelen. Met het gebouw als geheel vormen ze niet alleen het fysieke-, maar ook het “gevoelseindproduct” voor de opdrachtgever. Een belangrijke vraag is of de huidig gehanteerde processen en contractvormen van opdrachten nog wel passen bij moderne inzichten van duurzaamheid, kwaliteit en kostenbeheersing, zowel tijdens de bouw als de verdere levenscyclus. Alleen al de faalkosten in de bouw dreigen op te lopen tot maar liefst 11 %. Hierbij is niet inzichtelijk wat de consequenties zijn voor de exploitatiefase…
J.F. Kerdèl
EDITORIAL
Slimme aanpak, slimmere gebouwen
tot betere afstemming tussen bouw en exploitatie. We laten u graag ervaren welk breed palet hierbij ontstaat. Een keuze van wetenschappelijke en handson artikelen is in dit themanummer gebundeld. Maakt u uw eigen keuze! Wel nodigen we u tegelijk uit om vooral te snuffelen aan dat wat u nog niet weet. Lees het en gebruik het om betere installaties mogelijk te maken. IN VOGELVLUCHT
In nauwe samenwerking met UnetoVni en de TVVL heeft TNO Bouw en Ondergrond dit jaar in april twee interessante en goed bezochte work* Cofely Building Automation, Manager Business Development & bestuurslid Afdeling GB, TVVL. ** TNO Bouw en Ondergrond, stafmedewerker, bestuurslid Afdeling GB, TVVL en lid Technische Raad, TVVL. *** Priva BV, Manager Development New Markets, voorzitter Afdeling GB, TVVL en lid Redactieraad TVVL.
shops georganiseerd. De kern van de middagen Prestatieborging door middel van “Duurzaam Onderhoud en Beheer”. Bij “Duurzaam Onderhoud en Beheer” horen onderhoudscontracten op basis van een prestatieverplichting. De eerste workshop richtte zich vooral op de opdrachtgever/eindgebruiker, de tweede op de verwerkende industrie. In de vastgoedsector is al een verschuiving waarneembaar naar onderhoudscontracten op basis van prestatieverplichting. Tot dusver was dit vrijwel uitsluitend op basis van inspanningsverplichting. Met andere woorden, het momentum is er. Workshops als deze dragen bij tot het verhogen van het algemene kennisniveau en helpen de communicatie tussen marktpartijen te verbeteren. Dit themanummer kan slechts enkele van de vele interessante presentaties belichten. De afdeling GB wil trachten in volgende themanummers nog meer aspecten te belichten, in het bijzonder hoe “Duurzaam Onderhoud en Beheer” wordt ervaren in keten adviseur en installateur. De European Building Automation and Controls Association (eu.bac) is een fabrikantenvereniging van producenten van elektronische regelproducten die zich tot doel heeft gesteld dat deze producten qua ontwerp en werking zonder concessie passen in de Europese EPBD. Het energierendement van gebouwen in onze steden en provincies moet dringend worden verhoogd. Investeringen in renovaties en intelligente gebouwbeheersystemen doen het energiegebruik dalen en verhogen de kosteneffectiviteit, maar gewenste investeringen moeten ook mogelijk en haalbaar zijn. Hiertoe is door eu.baca de European Association of Energy Services Companies (eu-esco) in het leven geroepen. De eu-esco richt zich op het ontwikkelen van methoden waarmee de investering wordt betaald uit gerealiseerde besparingen en bovendien een prestatiegericht onderhoud gaat plaatsvinden. De zogeheten EPC-methode (Energy Performance Contracting) ondervindt al jaren grote bijval in bv. de USA. In Nederland zijn we nog wat aarzelend, hoewel daar geleidelijk verandering in komt op initiatief van SenterNovem. EPC sluit goed aan bij de door de overheid gehanteerde PPS (Publiek Private Samenwerking) waarbij eveneens het (ver)bouwen en onderhou-
den in één en hetzelfde contract zijn ondergebracht. Op 1 oktober 2009 heeft in De Lier, Nederland, een EPCworkshop plaatsgevonden, georganiseerd door eu-esco en speciaal bedoeld voor eindgebruikers en (regionale) overheden. Medewerking hieraan werd onder meer verleend door het, Atrium Medisch Centrum Parkstad, Rotterdam Climat Initiative en de TVVL. Klimaatinstallaties zijn maatwerk Gebouwbeheersystemen zijn hierin een belangrijk hulpmiddel met als doel een optimaal comfort. Niet alleen tijdens het begin bij de inbedrijfstelling, maar ook tijdens de verdere levensloop. Daarnaast is de complexiteit van installaties sterk toegenomen, denk bv. aan warmte en koudeopslag. Het samenspel tussen bronnen, warmtepomp en de conventionele installaties is een proces dat zonder GBS nauwelijks inzichtelijk kan worden gemaakt. Het artikel gaat in op veranderingen in de manier van omgaan met technische installaties en de rol van het gebouwbeheersysteem daarin. Ook worden de eisen besproken die qua vakkennis worden gesteld aan degene die de werking van installaties beoordeelt. Het antwoord is niet verrassend: zonder vakkennis en affiniteit is het beter deze taken uit te besteden. Ook biedt het artikel een visie op het centrale beheer van kleinere installaties, waar om reden van efficiency geen lokale beheervoorzieningen worden getroffen. In een uitgebreid artikel gaan de auteurs in op een nieuwe methodiek om gebouwen te ontwerpen en te bouwen op een manier dat ze kostenbesparend zijn waarbij life cycle management mogelijk wordt. De huidig gehanteerde methodes leiden tot excessieve faalkosten en vaak blijvende technische problemen. In het model wordt zowel aandacht geven aan het communicatieproces als aan het afstemmen van de specificatie op basis van de behoeften van de eindgebruikers en de voorwaarden die ze stellen. Een nieuw model wordt voorgesteld: Top-Down System Engineering dat stapsgewijs invulling geeft aan de elementaire voorwaarden voor een goede procesgang. Omdat het artikel, met oog voor de kwaliteit van het gebouw en de gebouwgebonden voorzieningen, het hele bouwproces afdekt, omarmt de afdeling GB de beschreven visie en beveelt het gedachtegoed van harte aan TVVL Magazine 11/2009
bij marktpartijen voor uitwerking en implementatie hiervan. Net zoals het proces veel aandacht verdient is ook het ontwikkelen van normen van groot belang. Op internationaal vlak wordt momenteel aandacht gegeven aan de EN 16484. Deze Europese norm verschaft de vakwereld houvast bij het ontwerpen en realiseren van gebouwbeheersystemen. De toenemende vraag naar geïntegreerde besturingen maakt systeemdenken noodzakelijk. In Nederland is de norm gepubliceerd onder NEN-EN-ISO 16484. Deels is deze nog in ontwikkeling. Onlangs heeft NEN de vakwereld in staat gesteld commentaar te leveren op een gepubliceerd deelontwerp. Om functioneel onderhoud mogelijk te maken moeten we bepalen wat er wordt verwacht van een gebouwgebonden installatie. Op dit moment gesproken, is het veelal moeilijk de ontwerpinformatie van een project terug te vinden. ISSO ontwikkelt momenteel een reeks van publicaties die een volwaardig pakket van richtlijnen en procedures omvat. Met de nieuwe benadering wordt optimaal functioneren gedurende de levensduur van het gebouw mogelijk. Binnen de TVVL is de stuurgroep Commissioning zeer actief met het thema. Het is goed te zien dat er binnen de TVVL duidelijke focus is op dit onderwerp. De stuurgroep is onderdeel van het Curatorium Cursussen en houdt zich o.a. bezig met het actueel houden en verbeteren van de cursus Commissioning Duurzame Energie-installaties. Kennisoverdracht is een ‘main factor’ en biedt medewerkers in bedrijven de mogelijkheid zich te ontwikkelen tot Commissioning Autoriteit, een gekwalificeerd persoon die het gehele commissioningproces coördineert. Daarnaast is commissioning niet uitsluitend een Nederlandse aangelegenheid. De problematiek, maar ook de mogelijkheden spelen op internationaal vlak, te meer daar 40 % van het mondiale energiegebruik naar kantoorgebouwen blijkt te gaan. In een aantal landen zijn al zogeheten Building Commissioning Associations actief. Clubs, die professioneel de activiteiten en het kennisniveau stimuleren. Onze eigen stuurgroep onderzoekt momenteel de mogelijkheden voor het oprichten van een Nederlandse tak in dit internationale verband.
5
natuurlijke ventilatie in parkeergarages
Vrij ontwerp met rekentool mw. ir. Y.K. van Koert-Wertwijn
Een natuurlijk geventileerde parkeergarage moet voldoen aan de randvoorwaarden zoals deze zijn gesteld in de NEN 2443. Dit zijn randvoorwaarden die een beperking leggen op de ontwerpvrijheid van een parkeergarage voor de ventilatieopening en vorm van de parkeergarage. Met behulp van het computerprogramma COMIS (versie 3.1, 2001)1 kan worden aangetoond dat ook in parkeergarages die niet voldoen aan de NEN 2443, bijvoorbeeld een parkeergarage met dakopeningen, effectieve ventilatie kan plaatsvinden. - door mw. ir. Y.K. van Koert-Wertwijn*
V
olgens het Bouwbesluit dient een parkeergarage te worden opgedeeld in brandcompartimenten met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m2. Met deze opdeling in brandcompartimenten blijft de brand beheersbaar. Over het algemeen leidt een opdeling van een parkeergarage in brandcompartimenten tot een ongewenste situatie. Het belemmert de doorgang en komt ook de veiligheid niet ten goede.
Een brand in een parkeergarage met een vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2 kan echter door effectief ventileren ook beheersbaar blijven zodat opdeling in brandcompartimenten niet nodig is. Hiermee wordt een gelijkwaardige oplossing verkregen. EFFECTIEF MECHANISCH VENTILEREN
Voor mechanisch geventileerde parkeergarages met een vloeroppervlakte groter dan 1.000 m2 bestaan praktijk-
DE RANDVOORWAARDEN VOOR NATUURLIJK GEVENTILEERDE PARKEERGARAGES UIT DE NEN 2443 ZIJN:
a. ten minste twee tegenover elkaar staande wanden moeten buitenwanden zijn en zijn voorzien van niet voor lucht afsluitbare openingen; b. de tegenover elkaar staande buitenwanden, waarin niet voor lucht afsluitbare openingen voorkomen, mogen voor ten minste twee zijden van de garage niet meer dan 54 m van elkaar zijn verwijderd; c. de laagste vloer van de garage mag ten hoogste 1,30 m onder het maaiveld zijn gelegen; d. binnenwanden mogen voor de ventilatie geen beperking opleveren, te berekenen volgens NEN 1087; e. bovendien moet aan één van de volgende eisen worden voldaan: I. alle niet voor lucht afsluitbare openingen in de buitenwanden moeten per compartiment samen 1/3 gedeelte of meer uitmaken van de totale oppervlakte van buiten- en binnenwanden die het compartiment begrenzen; II. alle niet voor lucht afsluitbare openingen in twee tegenover elkaar staande buitenwanden moeten per compartiment en voor elk van deze buitenwanden ten minste 2,5 % bedragen van de brutovloeroppervlakte van de garagevloer in het compartiment.
6
BRANDBEVEILIGING
In- / uitgang parkeergarage
- FOTO 1 richtlijnen waarin staat aangegeven op welke wijze effectief kan worden geventileerd ten tijde van brand. Over het algemeen volgt hieruit dat met een 10-voudige ventilatie de brand beheersbaar blijft2. Voor parkeergarages met een gebruiksoppervlakte van meer dan 5.000 m2 kan niet meer met een standaardwaarde worden gerekend, maar dient met behulp van een CFDberekening te worden aangetoond dat de brand beheersbaar blijft bij een bepaalde ventilatiestrategie. EFFECTIEF NATUURLIJK VENTILEREN
Voor natuurlijk geventileerde parkeergarages met een vloeroppervlakte groter dan 1.000 m2 bestaat de NEN 2443 “Parkeren en stallen van personen* DWA installatie- en energieadvies, projectleider
auto’s op terreinen en in garages” waarin is beschreven aan welke randvoorwaarden een parkeergarage moet voldoen voor een effectieve natuurlijke ventilatie. Deze randvoorwaarden zijn in het kader weergegeven. Niet ieder ontwerp van een garage is te vangen in de randvoorwaarden van NEN 2443. Te denken valt hierbij aan niet rechthoekige garages of garages met ventilatieopeningen in meerdere buitenwanden en/of dak. Aantonen dat in zulke garages effectieve ventilatie plaatsvindt, kan met behulp van het computerprogramma COMIS (versie 3.1, 2001).
Zones (temperatuur,druk)
Verbinding tussen twee zones
Verbinding tussen een zone en buiten
Buiten (buitentemp., winddruk)
COMIS
De internationale werkgroep COMIS (Conjunction of Multizone Infiltration Specialists) heeft een multizone luchtstromingsmodel ontwikkeld. In deze werkgroep zijn vertegenwoordigd: EMPA (USA), TNO (Nederland), LBNL (USA), CSTB (Frankrijk), NBI (Noorwegen). Het computerprogramma is gemaakt om luchtstromingen in een gebouw te berekenen als gevolg van onder andere winddrukken en temperatuurverschillen, (figuur 1). In het programma zijn de volgende mogelijkheden opgenomen: kieren en naden, mechanische ventilatiesystemen, eenzijdige ventilatie en het transportmechanisme door
Meerzonemodel in COMIS.
- FIGUUR 2 -
46 m2 opening gelijkmatig d ld over degevel 32,4 m
46 m2 opening gelijkmatig over degevel d ld
56,7 m
Parkeergarage die voldoet aan de randvoorwaarden van NEN 2443.
- FIGUUR 3 -
Luchtstromingen in een gebouw.
- FIGUUR 1 grote openingen. Het programma is dan ook zeer geschikt om een luchtstroming in een parkeergarage op basis van drukverschillen over de gevel en temperatuurverschillen te berekenen. Een garage kan worden opgedeeld in meerdere zones, hoe meer zones hoe nauwkeuriger de luchtstroming kan worden gevolgd. De zones staan door middel van weerstanden onderling in verbinding en in verbinding met buiten. Bij een weerstand kan worden gedacht aan de luchtweerstand van een groot gat, een kier, een raam, een deur, een
ventilatierooster of iets dergelijks. Ter plaatse van de zones die in verbinding staan met buiten wordt een winddrukcoëfficiënt opgelegd. Op basis van druk- en temperatuurverschillen tussen de openingen (zones) zal er een luchtstroming plaatsvinden. Voor iedere zone wordt op basis van de massabalans iteratief een temperatuur en druk berekend. Een model van een parkeergarage kan er uitzien zoals in figuur 2 is weergegeven. GELIJKWAARDIG AAN NEN 2443
Bij een ontwerp van een parkeergarage kan de volgende aanpak worden gehanteerd: - de parkeergarage wordt in eerste instantie voorzien van ventilatieopeningen, zodanig dat wordt voldaan aan de randvoorwaarde van de NEN TVVL Magazine 11/2009
2443. Dit is de referentiesituatie en hiervan wordt met behulp van COMIS de ventilatiecapaciteit per zone berekend; - vervolgens wordt van de parkeergarage zoals ontworpen, waarbij niet aan de randvoorwaarden van de NEN 2443 wordt voldaan, met behulp van COMIS de ventilatiecapaciteit per zone berekend; - uiteindelijk wordt getoetst of de ventilatiecapaciteit van het ontwerp ten minste gelijk is aan de ventilatiecapaciteit van de referentiesituatie. Op deze manier kan worden aangetoond dat de ventilatie in een garage even effectief is als de ventilatie, zoals beoogd met de NEN 2443. VOORBEELD
In figuur 3 is een plattegrond van een 7
NEN 2443 parkeergarage 3,9
ventilatieopeningen in het dek
Ontwerp parkeergarage
Beoordeling
8,3
voldoet
Ventilatievoud bij windstil weer.
- TABEL 1 -
Windrichting
garage
Noordoost Halfverdiepte parkeergarage met ventilatieopeningen in het dek.
- FIGUUR 4 -
Zuidoost Zuidwest Noordwest
NEN 2443 parkeergarage 18,3 9,8 18,3 9,8
Ontwerp parkeergarage 14,7 13,8 14,5 15,1
Ventilatievoud afhankelijk van windrichting bij een windsnelheid van 2 m/s.
- TABEL 2 2
6,8m opening
2
3,9m opening 2
19,6m opening
2
Dakopening45m
2
5,8m opening
Ontwerp van een parkeergarage waarmee niet wordt voldaan aan de NEN 2443.
- FIGUUR 5 parkeergarage gegeven, waarbij openingen zijn geplaatst conform NEN 2443. De vloeroppervlakte bedraagt 1.837 m2 waarbij volgens de randvoorwaarden ten minste 46 m2 opening in twee tegen over elkaar staande buitenwanden aanwezig moet zijn (per gevel). Stel dat het gewenste ontwerp er uitziet zoals in figuur 4 is weergegeven. Met de aanwezige ventilatieopeningen in onder andere het dek wordt niet voldaan aan de NEN 2443. In figuur 5 zijn de aanwezige ventilatieopeningen weergegeven in een schets. Voor beide parkeergarages uit figuur 3 en figuur 5 zijn de ventilatiedebieten berekend uitgaande van windstil weer, zie tabel 1. De ontwerp parkeergarage heeft een ventilatiedebiet dat ten min-
ste even groot is als de parkeergarage, ontworpen conform NEN 2443 en is hiermee dus gelijkwaardig. Over het algemeen wordt aangenomen dat windstil weer een maatgevende situatie is, maar bij ongunstig gesitueerde openingen kan een windsnelheid vanuit een bepaalde windrichting maatgevend zijn. Voor beide parkeergarages zijn dan ook berekeningen uitgevoerd bij een windsnelheid van 2 m/s op 10 m hoogte. Deze windsnelheid wordt 85 % van de tijd overschreden (uitgangspunt NEN 1087, paragraaf 5.4). Uit tabel 2 blijkt dat het minimum ventilatiedebiet van het ontwerp van de parkeergarage wordt gerealiseerd bij zuidoostenwind, maar dat de parkeergarage dan nog altijd 13,8-voudig wordt geventileerd. Het minimum ventilatiedebiet van de referentiegarage (NEN 2443 garage) treedt op bij zuidoosten- en noordwestenwind en bedraagt 9,8-voudig. Kortom het minimum ventilatiedebiet van het ontwerp van de parkeergarage is ten minste even groot als het minimum ventilatiedebiet van de referentiesituatie en is hiermee gelijkwaardig. De berekende ventilatiedebieten zijn afhankelijk van de toegepaste winddrukcoëfficiënten voor de gevels. De in dit voorbeeld gehanteerde winddrukcoëfficiënten zijn afkomstig uit
de ‘Ventilation Modelling Data Guide’ (AIVC). Deze winddrukcoëfficiënten zijn gebaseerd op een rechthoekig gebouw, drie bouwlagen hoog en omringd met gebouwen van gelijke hoogte (tabel F6). Bij gebruik van andere winddrukcoëfficiënten zullen er andere ventilatiedebieten uit de berekening volgen. Aangezien het om een vergelijk gaat tussen referentiesituatie en ontwerpsituatie zal de conclusie over het algemeen hetzelfde blijven. CONCLUSIE
Met een goed rekenmodel, zoals COMIS, kun je de ontwerpvrijheid van natuurlijk geventileerde parkeergarages maximaal benutten en daardoor in ontwerpteams tot betere integrale oplossingen komen. VOETNOTEN
1. Alternatieve computerprogramma’s waarmee deze berekeningen kunnen worden uitgevoerd zijn o.a. Airnet (COMIS is hierop gebaseerd), ESP-r, IES
. 2. Praktijkrichtlijn (aanvullende) brandveiligheidseisen op het bouwbesluit voor mechanisch geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1.000 m2, opgesteld door de NVBR/LNB (december 2002).
(Advertorial)
Duurzaamheid troef bij Sportstad Heerenveen RE3COM realiseert energiezuinige infrastructuur met Priva oplossingen
Sportstad Heerenveen is een ultramodern, multifunctioneel centrum op het gebied van sport, onderwijs, lifestyle, gezondheid en ontspanning. Het kloppend hart is het Abe Lenstra Stadion, de thuishaven van voetbalclub SC Heerenveen. Het beheren van de veelheid aan accommodaties en gebouwen luistert nauw en vraagt om een slim en efficiënt gebouwbeheersysteem. De communicatie met alle gebouwen, van zwembad tot fitnessruimte en van voetbalstadion tot sporthal, verloopt over één gebouwbeheersysteem, Priva Top Control. Berend Scholtens, directeur van RE3COM Solutions, is al bijna tien jaar nauw betrokken bij de ontwikkeling van Sportstad Heerenveen.
Maatwerkoplossingen “Het is ooit begonnen met de ombouw van een schakelkast. Vanaf dat moment zijn we eigenlijk meegegroeid met Sportstad Heerenveen. In opdracht van Installatiebedrijf Feenstra verzorgen wij er de installatie en ingebruikname van nagenoeg alles op het gebied van klimaatbeheersing. Onze mensen werken er graag, want het zijn bijna altijd maatwerkoplossingen. Wij werken uitsluitend met Priva-apparatuur, omdat we daarmee alles kunnen realiseren wat we wensen. Technische beperkingen zijn er niet. De software is kwalitatief uitstekend.”
gen van het energiebedrijf voorrijden met een generator. Omdat de UEFA steeds hogere eisen stelt aan de noodstroomvoorzieningen tijdens wedstrijden en er steeds meer evenementen worden georganiseerd, heeft Sportstad Heerenveen een eigen WKK-centrale gerealiseerd. Hiermee voorziet men in de eigen behoefte aan warmte en stroom. De overtollige warmte wordt niet de lucht ingeblazen, maar in het zwembad, zodat het zwemwater altijd een comfortabele temperatuur heeft. Ook wordt deze warmte gebruikt voor de veldverwarming in de winter.”
Energiezuinige installatie
Duurzame oplossingen
“Warmtepompinstallaties voorzien alle gebouwen van Sportstad Heerenveen en de omringende kantoorgebouwen van warmte, koude, stroom en water. Via een glasvezelnetwerk is alle Priva regelapparatuur in deze kantoorruimtes gekoppeld aan de centrale installatie van Sportstad Heerenveen.”
“Sportstad Heerenveen is voor mij eigenlijk een unieke verzameling van slimme maatwerkoplossingen, die onderling goed met elkaar samenwerken. De onderlinge afstemming luistert hierbij nauw. Aangezien sommige zaken, zoals de veldverlichting, een extreme verbruikspiek te zien geven, is het belangrijk dat dit gefaseerd wordt ingeschakeld. Het nieuwste project op het complex is de aansluiting van een nieuwe huurder, een datacenter, op de voorzieningen van Sportstad Heerenveen. De koude, die wordt geproduceerd door de warmtepompen, komt namelijk uitstekend van pas bij het koelen van het datacenter. Ik weet dat Priva sterk de focus legt op duurzaamheid, maar ook wij vinden het een uitdaging om hier een zo milieuvriendelijk mogelijke infrastructuur te realiseren.”
Fors minder CO2-uitstoot De gebruikte installatie is de meest energiezuinige van Noord-Nederland. In vergelijking met conventionele energie-installaties ligt het energieverbruik 45% lager en wordt 40% minder CO2uitstoot gerealiseerd. Tien bronnen en een eigen netwerk van transportleidingen maken dit mogelijk. “Vroeger kwam er bij thuiswedstrijden van SC Heerenveen altijd een vrachtwa-
Voor meer informatie: - www.re3com.nl - www.priva.nl - www.sportstadheerenveen.nl
Als alternatief voor de traditionele over-de-schutting ontwerpmethodiek
Dr.ir. H.M. Böhms
- Mw. dr.ir. Ph.M. Bluyssen*, mw.dr.ir. M.A.R. Oostra*, dr.ir. H.M. Böhms*
I
n een traditioneel ontwerp- en bouwproces, wordt door de betrokken partijen vaak gebruik gemaakt van de zogeheten “over-deschutting” methodiek: wanneer men klaar is met zijn/haar werk wordt, extreem gesteld, het werk overgedra-
gen naar de volgende zonder terugkoppeling en zonder dat later wordt geëvalueerd hoe de voorgestelde oplossing in de praktijk uitpakt. Een echt team wordt niet gerealiseerd. Partijen begrijpen elkaars belangen en producten niet. Al in de tijden van Vitrivius
Communicatie tussen spelers in een traditioneel ontwerpen bouwproces.
- FIGUUR 1 10
[4] en Palladio [5] werd effectieve communicatie tussen de verschillende betrokken disciplines als een belangrijke voorwaarde gezien om tot goede gebouwen te komen. Zij benadrukten de behoefte aan een duidelijke relatie tussen architectuur, gezondheid, comfort, bruikbaarheid en schoonheid in architectuur. Heden ten dage is er eigenlijk niets veranderd: door een toename van het aantal betrokken disciplines en experts is het communicatie proces zelfs nog complexer geworden. Daarnaast eisen eindgebruikers meer invloed (keuze, flexibiliteit in gebruik, veranderbaarheid). Ook wij, als samenleving, eisen hogere kwaliteitsniveaus (comfort, gezondheid en veiligheid), sneller resultaat, een levenscyclus focus en vooral een vermindering in het gebruik van fossiele energiebronnen. *TNO Built Environment and Geosciences
ORGANISATIE
Mw.dr.ir. M.A.R. Oostra
Zoals kan worden gezien in figuur 1 zijn bij de meeste ontwerpen bouwprocessen veel en diverse spelers betrokken. Omdat de meeste spelers niet in direct contact staan met de eindgebruikers van een gebouw is het niet gek om te zien dat het identificeren van de behoeften van eindgebruikers, het opstellen van een programma van eisen (PVE) en communiceren hierover, een probleem is in de huidige praktijk. Toch is het opstellen van het programma van eisen één van de belangrijkste activiteiten in de hele levenscyclus van een gebouw. Met een dergelijk problematisch uitgangspunt zal vertaling van het PVE naar technische eisen zeer waarschijnlijk niet resulteren in datgene wat nodig en wenselijk is. Daarnaast zullen als gevolg van niet integraal werkende partijen faalkosten [1], afleverfouten [2] en ernstige problemen [3] ontstaan.
Mw. dr.ir. Ph.M. Bluyssen
Een system engineering benadering
Indien toch dezelfde ontwerp- en bouwprocessen worden gebruikt, zullen behalve meer problemen en hogere faalkosten, de mogelijkheden voor het bereiken van een lager energiegebruik en een hogere kwaliteit verminderen, met alle gevolgen van dien [6]. Een fundamentele verandering in het ontwerp- en bouwproces is nodig om het bereiken van al die nieuwe eisen, en meer, mogelijk te maken. Een top-down benadering is hierbij een randvoorwaarde [7]. Gelukkig is er in andere sectoren en zelfs in de bouw al veel kennis en ervaring voor handen om deze verandering vorm te geven: zoals de theorieën over Lean Construction [8], Prestatiegericht bouwen [9], Open bouwen benadering [10], het Waardekader model [11], Integraal ontwerpen [12] en de System engineering benadering [13, 14, 15]. Bij elk van deze theorieën wordt gebruik gemaakt van een onderliggende structuur (organisatiestructuur, -proces, -model, of zelfs een contract) die het communicatieproces ondersteunt. Hierdoor wordt dit proces effectiever en efficiënter terwijl de risico’s dat de projectdoelstellingen niet worden bereikt verminderen. In deze publicatie ligt de nadruk op de bijdrage die system engineering kan leveren aan het communicatie proces en de informatie- en kennisoverdracht van eisen tijdens de levenscyclus van een gebouw. SYSTEM ENGINEERING ALS STARTPUNT
De system engineering benadering maakt het mogelijk om de eisen en behoeften van eindgebruikers te definiëren en op een goede manier te vertalen. De toepassing van deze benadering veronderstelt een nieuwe manier van samenwerken tussen vraag en aanbod, waarbij alle gebruikelijke belanghebbenden en misschien ook nog anderen betrokken zijn. System engineering veronderstelt [13] een: - top down benadering, waarbij het systeem (het gebouw) als een geheel wordt beschouwd; - levenscyclus oriëntatie; - een verbetering om het relateren van de systeemeisen aan de specifieke ontwerpdoelen en de bijbehorende ontwerpcriteria, gevolgd door een analyse waarmee de effectiviteit van het vroeg beslissen in het ontwerpproces wordt verzekerd;
- interdisciplinaire samenwerking (of team benadering) tijdens het systeemontwerp en -proces zodat alle ontwerpdoelen op een effectieve manier worden bereikt. Indien het gebouw als een systeem wordt beschouwd ontstaan mogelijkheden om het huidige bouwproces te verbeteren. Behalve de verdeling van de levenscyclus van een gebouw in stappen, zijn twee andere belangrijke eigenschappen van system engineering van belang: het team en het continue terugkijken naar de systeemeisen die aan het begin van het proces worden bepaald. De volgende stappen worden genomen [7]: Stap 1: wensen en eisen: systeemgrenzen en voorwaarden (systeemeisen); Stap 2: van eisen en wensen naar ontwerpeisen: conceptueel ontwerp; Stap 3: van ontwerpeisen naar technische eisen: voorontwerp; Stap 4: prototypen: detail systeemontwerp en -ontwikkeling; Stap 5: demonstratie en marketing: productie en/of uitvoering; Stap 6: bewoning en verandering: operationeel gebruik en systeemondersteuning; Stap 7: afbraak en hergebruik: ontmanteling van het systeem en materiaalhergebruik/afval. In figuur 2 wordt een voorbeeld van een ontwerpproces volgens de system engineering benadering gepresenteerd. In de system engineering benadering draait het om het bepalen van eisen en het vertalen van die eisen naar proces
sen en producten in de verschillende fases van de levenscyclus. Deze manier van denken voor gebouwen is op verschillende niveaus getest en toegepast in het nationale project Omnium [16] en in de Europese projecten ManuBuild [17], InPro [18] en SWOP (www.swop-project.org). In Omnium werden de eerste twee stappen uitgevoerd voor een integraal ontwerp van sociale woningbouw. De focus lag hierbij op het communicatieproces en de definitie van de systeemeisen. In InPro werd een algemeen raamwerk met verschillende eisen ontwikkeld, ter ondersteuning van het definitieproces. De behoefte naar een ander organisatiemodel werd uitgewerkt in ManuBuild, wat resulteerde in gewijzigde en aanvullende rollen, nieuwe ontwerp-, productie- en assembleerconcepten ondersteund door intelligente configuratie hulpmiddelen. In het SWOP-project, ten slotte, werd een nieuw industrieel bouwconcept gespecificeerd, in combinatie met de ontwikkeling van een semantisch modelleringbenadering met ondersteunende software tools. OMNIUM: COMMUNICATIE IN DE SYSTEM ENGINEERING BENADERING
In het Omnium project werden de eerste twee stappen van de system engineering benadering toegepast voor het ontwikkelen van een conceptueel ontwerp voor een sociaal woningbouwcomplex geschikt voor eindgebruikers in 2030. Dit conceptueel ontwerp zou de informatie moeten leveren die nodig is voor het beoordelen van de vereiste investering, de kos-
Systeemeisen
Prestatie Eisen
Service Eisen
Eisen t.b.v. zekerheid
Onderhoudbaarheid eisen
Eisen m.b.t. menselijke factoren
Eisen t.b.v. veiligheid
Eisen voor produceerbaarheid
Kwaliteit eisen
Economische haalbaarheid eisen
Overige eisen
Systeemanalyse en onderhandelingen Ontwerpreview Test en evaluatie
Resultaten OK
Productie en/of bouw Voorbeeld van een ontwerpproces (overgenomen en aangepast van Blanchard [13]).
- FIGUUR 2 TVVL Magazine 11/2009
11
Duurzaamheid
Kosten
Comfort
Concept (verfrissend)
TRL1
Energie
0,30
0,15
0,00
0,05
0,10
0,0
++
++
0
++
0
--
--0 ++
--+
0 0 0 0
--+ +
0 0 0 0
++ ++ 0 -
Massa/Volume
Sterkte/ Gewicht
Energie/ Sterkte
Veroudering
TOTAL
0,10
0,10
0,10
0,10
1,0
++
++
+
++
4,7
--
+
-
0
1,8
Baksteen
0
-
0
+
2,0
Houten composieten
+
+
0
-
3,0
Bamboe composieten
++
++
++
0
4,4
Algemene Criteria
Gewichtsfactor Vezelversterkte polymeer materialen (staal) bewapend beton Baksteen Houten composieten Bamboe composieten Specifieke criteria
Gewichtsfactor Vezelversterkte polymeer materialen (staal) bewapend beton
1
Best
= Technologie Readiness Level
Vergelijking voor draagconstructie materialen in 2030 [19]: in deze matrix zijn de waarden Comfort en Energie niet meegenomen en daarom is de gewichtsfactor op nul gezet. (-- = 1; - = 2; 0=3; + = 4; ++ = 5).
- TABEL 1 ten en de inkomsten van het gebouw tijdens de gehele levenscyclus, evenals de technologische haalbaarheid. Voor het bepalen van de systeemeisen van het Omnium project werd eerst een screening van eisen en wensen van de eindgebruiker in 2030 uitgevoerd samen met de klant, een woningbouwcorporatie [16]. De eindgebruiker bestond hierbij uit twee type partijen: eigenaren (woningbouwcorporaties, bank, investeerder, etc.) en bewoners (de personen die echt in het gebouw wonen). Voor woningbouwcorporaties is het belangrijk om zo laag mogelijke exploitatiekosten van hun gebouwvoorraad te realiseren. Dit betekent niet alleen dat moet worden gekeken naar reductie van de initiële kosten, zoals door het gebruik van geprefabriceerde componenten, en andere “lichtere” materialen en constructies, goedkopere funderingen kunnen worden gerealiseerd. Maar het betekent ook een streven naar kostreductie tijdens het gebouwgebruik. Voor de bewoner zelf, die niet altijd bewust is van zijn of haar wensen met betrekking tot de leefomgeving, zal deze omgeving natuurlijk gezond, comfortabel en veilig moeten zijn. Na de eerste screening werd een methode toegepast uit de system engineering: de concurrent design (CD) methode. Deze CD-methode wordt door ESA (Europese ruimte agentschap) succesvol toegepast, in de daar12
voor specifiek ingerichte ruimte (ESA CDF) (www.esa.int/cdf ). De methode begint met het formeren van een team. In het Omnium project bestond dit team uit de klant (de woningbouwcorporatie in dit geval) en een aantal expert teamleden (een architect, een materialenexpert, een kostendeskundige, een comfortexpert, een installatieadviseur (water, elektriciteit, verwarming), en experts op het gebied van energiesystemen, duurzaamheid, draagconstructies en regelgeving). Dit team werd begeleid door een procesmanager en projectmanager. Tijdens acht sessies van elk vier uur in het ESA CDF werd een conceptueel ontwerp gemaakt gebaseerd op de volgende eisen [19]: - het gebouw is energieneutraal gedurende de hele levenscyclus en tijdens gebruik het liefst energie positief; - kosten zijn over de gehele levenscyclus bekeken positief (maar tenminste neutraal); - duurzaam tijdens de gehele levenscyclus; - autarkisch, oftewel zonder verbinding met een extern netwerk voor energie, water, riolering en gas (maar wel internet / telefoon); - flexibel, inspelend op veranderingen in functies, type bewoner en veranderende behoeftes gedurende zijn of haar levensloop; - “verfrissend” architectonisch concept; - de primaire draagstructuur is voor ORGANISATIE
ten minste 50 jaar onderhoudsvrij; - de technische garantie voor de diverse installatiesystemen is ten minste 30 jaar; - het gewicht van het gebouw is 10 % van het gewicht van een traditioneel gebouw; - het binnenmilieu is comfortabel (en gezond) voor de bewoners. Met deze basis systeemeisen werd vervolgens door elk teamlid, de relevante parameters en hun waarden bepaald, wat resulteerde in een pakket van ontwerpeisen en transparante keuzes. Tabel 1 laat hiervan een voorbeeld zien. De vergelijking tussen verschillende materiaalopties voor de draagconstructie resulteerde in de keuze voor vezelversterkende polymeren als de beste optie. De sessies bestonden uit een combinatie van presentaties, discussies over de te maken afwegingen, evaluatie van het ontwerp in relatie tot de systeemeisen, het introduceren van nieuwe criteria met bijbehorende parameters en waarden, evenals het constant bijsturen van het ontwerp. Na de acht sessies resulteerde dit in een conceptueel ontwerp (zie figuur 3). INPRO: HET BEPALEN VAN EEN KADER VOOR SYSTEEMEISEN
In het Europese project InPro [18] werd een algemeen kader voor systeemeisen gedefinieerd waarmee het
Framework to capture stakeholder values
Construction sector
Client and Users
Business planning Goals
QG
QG
Feasibility design
(Strategic briefing)
Strategic briefing
Process values
Requirements for process
Operational briefing
Technical briefing System proposals
- FIGUUR 3 mogelijk is om: - wensen en eisen (de doelen) van verschillende belanghebbenden in kaart te brengen en deze uit te drukken in systeemeisen, die ook wel het programma van eisen wordt genoemd in de bouwsector (strategische briefing genoemd in termen van system engineering); - de systeemeisen te vertalen naar mogelijke ontwerpeisen (operationele briefing); - in de volgende stap deze ontwerpeisen te vertalen naar technische eisen (technische briefing). Figuur 4 laat het InPro kader voor het in kaart brengen van doelen en waarden van belanghebbenden zien en het implementeren daarvan in het InPro levenscyclus ontwerpproces. Het kader is een poging om system engineering toe te passen met gebruik van de taal die in de bouwsector wordt gehanteerd. In de strategische briefing worden de projectdoelen in niet-technische termen (de basis systeemeisen) uitgedrukt. Waarden worden dan van deze doelen afgeleid en vertaald naar ontwerpeisen (operationele briefing) gedefinieerd. Projectwaarden kunnen zowel product als proceswaarden zijn. Het product (of het gebouw) wordt op architectonische, economische, materiële en functionele aspecten beoordeeld. Gerelateerde waardefactoren in de productwaarde categorie zijn bijvoorbeeld bruikbaarheid voor de eindgebruiker, levenscycluskosten, technische prestatie en milieu impact. Proceswaarde gerelateerde factoren kunnen het volgende karakter hebben: tijd, manieren om samen te werken, gebruik van innovatieve technieken, kwaliteitsmanagement, feedback van ervaringen, efficiënt gebruik van energiebronnen, transparantie van management en het maken van beslissingen, etc. In het InPro-project is een poging ge-
Authorities
Proposals
Omnium Concept voor een woontoren voor 2030 (ontwerp van Dil en Bonazzi architecten) [19].
QG Detailed design
Building design
Requirements for product
Product values
Comparison of alternatives
Design of selected alternative
Comparison of alternatives
Regulations (boundaries, incentives)
Concurrent Design
Het InPro kader voor het bepalen van de waarden van belanghebbenden in de initiatie fase van het ontwerpproces [18].
- FIGUUR 4 daan om een voorbeeldlijst met doelen en waarden van belanghebbenden voor toekomstige projecten op te zetten. Wetende dat in elk nieuw project het aantal en soort doelen kan verschillen, kunnen belanghebbenden deze lijst gebruiken om hun eigen doelen gemakkelijker te identificeren. Op deze manier kan worden voorkomen dat bij elk nieuw project vooraan moet worden begonnen. De volgende stappen werden genomen [18]: 1. een case studie werd gebruikt als uitgangspunt: met name het ontwerp en het programma van eisen werden hiervan gebruikt; 2. een team werd gevormd uit partners van het InPro-consortium. Dit betekende dat sommige deelnemers helaas verschillende rollen op zich moesten nemen om te zorgen dat elke belanghebbende werd gerepresenteerd; 3. De volgende rollen werden vertegenwoordigd: - bouwsector: architect, installatieadviseur, constructief ontwerper, ontwikkelaar, bouwer, BIM manager; - samenleving en overheid: regelgever, stedenbouwkundige; - klant en gebruikers: initiator, eindgebruiker, eigenaar, facility manager, investeerder. 4. gedurende drie sessiedagen werd iedere partij gevraagd waarden en ontwerpparameters te relateren aan de oorspronkelijke doelen of basiseisen van de case studie. Dit werd begeleid door een procesmanager. Elke ronde, meerdere per dag, werd afgesloten met een mondelinge “ronde tafel” sessie om waar nodig parameters te verduidelijken, waarden van belanghebbenden te identificeren en mogelijke missende TVVL Magazine 11/2009
belanghebbenden aan te geven; 5. analyse van de resultaten: Per partij werd een overzicht gemaakt met alle waardegroepen, voorwaarden en parameters. Verdubbeling of enigszins verschillende interpretaties werden eruit gehaald en de oorspronkelijke doelen werden opnieuw geformuleerd. Tabel 2, op de volgende pagina, presenteert de veralgemeniseerde doelen, waardegroepen en waarden. Ontwerpparameters werden eveneens bepaald maar zijn hier niet weergegeven. MANUBUILD: HET ONTWIKKELEN VAN EEN NIEUW ONTWERPCONCEPT EN BIJBEHORENDE INSTRUMENTEN
ManuBuild, een afkorting die staat voor Open Building Manufacturing, was een Europees project gericht op de ontwikkeling van een radicale integratie en industrialisatie over de hele levenscyclus van gebouwen. Bekende ontwerp- en bouwprocessen werden veranderd tot een op elkaar aansluitend geheel van ontwerp-, productie-, assemblage- en nazorgprocessen opgebouwd uit vier sleutelelementen: open industriële gebouwsystemen, nieuwe bedrijfsmodellen, ICT supportsystemen en industriële productie/ assemblagesystemen. Een inventarisatie van de eisen en wensen (doelen) van de verschillende partijen in het proces, inclusief die van opdrachtgevers en eindgebruikers uit heel Europa, vormde de basis voor het testen en sturen van de uitkomsten van de vier sleutelelementen. Om tot een dergelijk geïntegreerde en geïndustrialiseerde aanpak te komen, moet een nieuw paradigma voor ontwerp- en bouwprocessen worden geformuleerd (zie tabel 3: vrij naar PSI-Bouw [20]). Voor de gebouwde omgeving wordt in Manubuild een duidelijke onder13
Mogelijke doelen/
Mogelijke doelen/
WAARDEN
WAARDE GROEP
WAARDE GROEP
Levenscyclus
Gezondheid
van materiaal
Comfort
Gezond en comfortabel binnenmilieu voor alle mensen/ WELBEVINDEN
WAARDEN
Veiligheid
Duurzaam gebouw /
Veiligheidsgevoel
DUURZAAMHEID
Bruikbaarheid
Energiebeheer Waterbeheer Afvalbeheer Biodiversiteit
Toegankelijkheid
Milieubeheer
Brandveiligheid Noodprocedure Een veilig en zeker gebouw/
Operationele zekerheid
VEILIGHEID EN ZEKERHEID
Onderhoudbaarheid Constructieve veiligheid
Aanpasbaarheid
Flexibel en aanpasbaar gebouw / FUNCTIONALITEIT
Uitbreidbaarheid Buitendiensten Binnendiensten
Veiligheidsgevoel
Indruk: i.e. open, verenigd,
Architectonische
vriendelijk, interactie met milieu /
kwaliteit
ESTHETICA
Imago
Betaalbare bouw en gebruik van
Investeringskosten
gebouw / ECONOMIE
Levenscyclus kosten
Komt overeen met
Bouwtraditie
lokale bouwtraditie
Architectonische
/ CULTUREEL EN
stijl
SOCIAAL
Leefstijl
Algemene lijst van doelen, groepwaarden en waarden.
- TABEL 2 VAN
NAAR
Initiële investering
Levenscyclus financiering
Project georiënteerd
Levenscyclus en proces georiënteerd
Partijen betrokken bij realisatie
Alle belanghebbenden in de levenscyclus (inclusief dienstenaanbieders)
Statische beheersing van het product
Dynamische beheersing van het proces
Sequentiële logistiek proces
Transparant dynamische toeleveringsketen
Gefragmenteerde waardeketen
Focus op laagste opleveringskosten
Geïntegreerde waardeketen Algehele optimalisatie door het gehele partner netwerk Prestatie vs. levenscyclus kosten
Over partijen verdeelde risico’ s en kosten
Door partijen gedeelde risico’ s en kosten (+/-)
Aanschafprijs
Totaal gecreëerde waarde
Individuele suboptimalisatie
Nieuwe paradigma voor ontwerp- en bouwprocessen.
- TABEL 3 GENERIEK
SPECIFIEK
Gebied
Concepten, onderhoud scenario’s & additionele diensten
Specifiek plan lay-out, onderhoud scenario & dienstencontract
Gebouw
Gebouw concepten, gebouwsysteem & additionele diensten
Specifiek gebouw gebouw specifieke configuratie & dienstenscenario & contract
Templates, inbouwpakketten & additionele diensten
Specifiek appartement, eindgebruiker specifieke configuratie, diensten & contract
Appartement
Verschillende ontwerpvormen.
- TABEL 4 14
ORGANISATIE
scheid gemaakt tussen ten minste drie ontwerpniveaus: gebied, gebouw en inbouwpakket (bijvoorbeeld voor een appartement). Dit onderscheid, dat haar oorsprong heeft in het Open Bouwen, is gemaakt ter ondersteuning van keuze en flexibiliteit voor de eindgebruiker. Voor elke van de drie ontwerpniveaus is er een generieke en specifieke ontwerpvorm (zie tabel 4). Het generieke niveau zorgt ervoor dat eenvoudig gebruik kan worden gemaakt van reeds opgebouwde kennis, die kan worden ingezet bij het ontwerp voor een specifieke bouwopgave. Om het gebouwniveau als voorbeeld te nemen: naast typologieën zijn hierin concepten te vinden, samen met voorstellen voor aan te bieden diensten. Deze generieke ontwerpen worden gebruikt als startpunt voor een specifieke opdracht. Het opgestelde PVE helpt bij de afweging tussen alternatieven. Als een tweede stap worden de relevante concepten, systemen en types uitgewerkt tot een project specifiek ontwerp. Op basis van specifieke eisen ingegeven door locatie, cultuur, gebruikersgroep, persoonlijke wensen, etc. worden de benodigde keuzes, veranderingen en toevoegingen gemaakt. Dit uit twee stappen bestaand ontwerpproces betekent dat het ontwerpen van gebouwen niet elke keer opnieuw wordt behandeld als een compleet nieuw totaalontwerp. De ontwerper integreert standaardontwerp ingrediënten met voor de situatie relevante maatoplossingen. Hiermee verbetert de kwaliteit van het gebouw omdat meer eisen kunnen worden geadresseerd en meer kennis kan worden meegenomen in het ontwerp. Daarnaast wordt het mogelijk om diensten te leveren, bijvoorbeeld op het gebied van onderhoud. ICT instrumenten waarmee financiële consequenties en de gevolgen voor het energiegebruik van keuzes inzichtelijk kunnen worden gemaakt, kunnen klanten en eindgebruikers helpen bij het kiezen tussen alternatieven. Het volgens de wensen en eisen van eindgebruikers ontwerpen van gebouwen wordt met al deze hulpmiddelen een stuk professioneler. Het integreren en vertalen van eisen en wensen op de verschillende niveaus is essentieel. Daarom is er in ManuBuild veel aandacht besteed aan het identificeren en ontwikkelen van hulpmiddelen voor het integreren van verschillende soorten eisen.
Gebruiks Proces
SWOP: ICT ARCHITECTUUR
Het Europese SWOP (‘Semantic Web’-based Open engineering Platform) project houdt zich bezig met bedrijfsinnovatie gericht op de op eindgebruikers afgestemde specificatie van producten (gebouwen) (www. swop-project.org). De volgende twee drijfveren liggen ten grondslag aan deze innovatie: - vermindering van verspilling uitgedrukt in kosten en tijd bij het herontwerpen en het opnieuw specificeren van producten wanneer het grootste deel van het werk reeds eerder is uitgevoerd; - configuratie van oplossingen uit van tevoren gedefinieerde deeloplossingen (‘modules’) in plaats van ontwerpen vanaf nul. Wanneer keuzes mogelijk zijn, worden in SWOP product configuraties geoptimaliseerd met behulp van genetische
Product/Dienst van de klant
Bouwproces Productconfiguratie
Uitvoering
Gebouwde Omgeving (of Gebouw)
Productontwikkeling
Voorlopig Ontwerp (VO)
Definitief Ontwerp (DO)
Uitvoerings Ontwerp (UO)
‘vroege ontwerpfase’
Voorbereiding … Ontwerp ….. Uitvoering …… Gebruik Een ander proces voor het ontwerp, realisatie en ingebruikname van een1 gebouw.
- FIGUUR 5 SWOP ICT Architectuur Productconfiguratie
Product Ontwerp
Belangrijke gevolgen van het nieuwe paradigma zijn de benodigde veranderingen in businessmodellen en rollen. In het ManuBuild project werd duidelijk dat een nieuwe benadering ook tot nieuwe ondernemerskansen leidt voor meer dienstgerichte bedrijfsmodellen. Deze nieuwe bedrijfsmodellen zullen automatisch de rollen die de partijen hebben, beïnvloeden. Er is een kans voor bestaande partijen om hun rol uit te breiden met taken die eerder door andere bestaande partijen werden uitgevoerd (voorwaartse en achterwaartse integratie). Een aannemer, bijvoorbeeld, kan beslissen om diensten te leveren op het gebied van onderhoud. Nieuwe bedrijfsmodellen kunnen ook nieuwe rollen vereisen. Bijvoorbeeld door de eindgebruiker centraal te stellen zal er behoefte ontstaan aan een partij die ondersteunt bij het opstellen en realiseren van eisen die specifiek zijn voor eindgebruikers. Dat is nu al te zien aan de opkomst van de nieuwe functie van kopersbegeleiders bij bouwbedrijven in de woningbouw. Er zullen ook partijen zijn die hun bestaande rol willen limiteren. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld kiezen om bepaalde aspecten van hun werk uit te besteden aan marktpartijen vanwege capaciteitsgrenzen binnen de organisatie. Vanuit system engineering betekent dit dat het proces echt interdisciplinair wordt, en dat taken binnen het proces herverdeeld worden tussen nieuwe en bestaande partijen.
(Exploitatie, Beheer & Onderhoud)
Individuele Product Eisen/Wensen
Productconfiguratie
Individueel Product
Productontwikkeling Algemene Product Eisen/Wensen
Productontwikkeling
SWOP Product Configurator
Open Ontwerp Platform
SWOP ICT Infrastructuur Systeem architectuur met productontwikkeling en productconfiguratie.
- FIGUUR 6 algoritmes (GA). Dit laatste resulteert in een product dat niet alleen een valide oplossing is maar zelfs een bijna optimale oplossing, die kan worden bereikt door het nastreven van ontwerpeisen, eisen van eindgebruikers en optimalisatie criteria. Net zoals in Manubuild, heeft het besef dat het ontwerp, realisatie en ingebruikname van een gebouw niet langer keer op keer kan worden benaderd als een project, maar dat dit levenscyclus en proces georiënteerd moet zijn, in het SWOP-project tot een duidelijke definitie van een ander bouwproces geleid, die is verdeeld in twee niveaus (zie figuur 5): - productontwikkeling; - productconfiguratie. De inspanning voor ontwikkeling en configuratie verschilt per bedrijfstak. Terwijl op dit moment het configuratieniveau voor de bouwindustrie niet of nauwelijks aanwezig is: het ontwerp van een gebouw begint elke keer opnieuw (alle inspanning gaat naar de klantspecifieke ontwikkeling of productontwikkeling), is voor het ontwerp van een PC de benodigde ontwikkeling minimaal. Omdat bijna alle TVVL Magazine 11/2009
onderdelen zijn gestandaardiseerd (op productniveau) kan zelfs een geïnformeerde eindgebruiker zijn eigen PC in elkaar zetten. Configuratie vergt in dit geval niet veel. Voor een willekeurig bedrijf ligt de waarheid ergens in het midden. Meestal wordt de regel 80 % configuratie van referentie producten en 20 % klantspecifieke ontwikkeling gevolgd. Dit betekent dat 20 % van het aantal opdrachten klantspecifieke ontwikkeling nodig heeft (en niet 20 % van elke opdracht heeft klantspecifieke ontwikkeling nodig!). Het bouwproces wordt dus geïnterpreteerd als een werktafel met gerelateerde software-instrumenten die de productontwikkelingslaag ondersteunen. Dit resulteert in de werkelijke configuratoren en productconfiguratie niveaus. In een ideale wereld zou het ‘ontwikkel deel’ van een dergelijke werktafel een soort van een ‘Configurator’ zijn: je stopt de keuzes en grenzen voor een product en de bijhorende (vaak extern toegevoegd) delen erin en vervolgens wordt automatisch een specifieke webapplicatie gegenereerd voor gebruik door een bepaalde klant om zijn/haar product over het web te configureren (Figuur 6). 15
worden hieronder besproken.
Gebruik van de PMO Editor in productontwikkeling.
- FIGUUR 7 -
Gebruik van de PMO Configurator in productconfiguratie.
- FIGUUR 8 In het Europese SWOP-project werd de benodigde ICT-infrastructuur gericht op de definitieaspecten op beide lagen gerealiseerd en toegepast op gebouwen. Eerst werd de ontologie voor de “product familie” gedefinieerd in de PMO (Product Modellering Ontologie) Editor (Figuur 7) (www.swop-project.org). Vervolgens werd de product ontologie voor specifieke eindgebruikers in de “PMO Configurator” geopend: hierin kan het klant specifieke product worden geconcretiseerd door waarden, gebaseerd op eindgebruikers voorwaarden, toe te kennen aan alle vrije parameters (Figuur 8). De onderliggende software infrastructuur is hierbij volledig gebaseerd op open standaarden: het World Wide Web Consortium (W3C)’s Web Ontology language (www.w3.org/2004/OWL/) voor het semantische deel en Building Smart’s Industry Foundation Classes (IFC) (www.buildingsmart.org) voor de 3D geometrische (“expliciete vorm”) visualisatie. DISCUSSIE
In de vier gepresenteerde projecten zijn verschillende aspecten van de system engineering benadering toegepast. De observaties en bevindingen 16
Het team en het communicatie proces In de verschillende projectsessies werd duidelijk dat het succes van de benadering sterk afhangt van de betrokken teamleden. De methode is niet succesvol wanneer cruciale leden ontbreken, of wanneer sommige leden niet bereid zijn informatie te delen. Veel onbegrip en tijdsverlies kan, door goede communicatie, worden voorkomen. Ook zal men bereid en in staat moeten zijn elkaars taal te begrijpen. Het samen selecteren en definiëren van de waarden en gerelateerde ontwerpeisen kan dit communicatieproces helpen, en tijdbesparing in de daaropvolgende fases opleveren. Alle leden zullen elkaars, maar zeker hun eigen doelen en eisen moeten herkennen. Totale transparantie is vereist. Vertrouwen in elkaar is de basisvoorwaarde voor het toepassen van deze benadering. Het was moeilijk voor de teamleden om de vertrouwde rollen op te geven. Samenwerken in een team vereist dat individuen hun traditionele rollen loslaten. Het voldoen aan sommige systeemeisen vereist gezamenlijke ontwerpinspanningen, die tot conflicterende eisen kunnen leiden. Het scheiden van de verantwoordelijkheid voor het technische ontwerp van dat voor het functionele en architectonische ontwerp is dan niet de oplossing, maar wel een gemakkelijke valkuil. Daarnaast bleek dat sommige teamleden moeite hadden met het openstaan voor meer dan één optie. Vaak was er de neiging om meteen te focussen op de meest voor de hand liggende oplossing, in plaats van eerst proberen te bepalen wat de uitdaging is. Terwijl in Omnium en Manubuild de eindgebruiker werd vertegenwoordigd door een woningbouwcorporatie (die tegelijk ook de klant was), ontbrak in het InPro project de eindgebruiker als teamlid. Ook al hebben eindgebruikers en/of klanten meestal problemen met het verwoorden van hun eisen, toch is het belangrijk om ze te betrekken in wat voor een vorm dan ook. Gebouwen worden tenslotte neergezet voor eindgebruikers. Van ManuBuild kan worden geleerd dat deze betrokkenheid vele vormen kan aannemen, variërend van co-ontwerp tot het vertalen van de uitkomsten uit (sociaal) onderzoek in configuratieconcepten die verschillende groepen eindgebruiORGANISATIE
kers bedienen. Het betrekken van andere partijen bij het ontwerp van een gebouw (in Omnium) kan in “nieuwe” systeemeisen resulteren. Een voorbeeld hiervan is de door de ESA-expert toegevoegde eis “10 % van het gewicht van een traditioneel gebouw”, die vervolgens door de vliegtuigmateriaalexpert werd vertaald naar ontwerpeisen. Het betrekken van externe partijen kan het ontstaan van innovatieve ideeën, waarden en eisen stimuleren. Eisen op verschillende niveaus Het bepalen van de systeemeisen (de doelen en waarden van de betrokken teamleden) is niet gemakkelijk. Behalve communicatieproblemen werden nog een aantal andere zaken duidelijk. 1. Het is veel makkelijker om gewoon te beginnen met de traditionele eisen en/of de huidige richtlijnen en normen. Het aantal eisen en het feit dat ze elkaar beïnvloeden en soms conflicteren maakt het behoorlijk gecompliceerd. Bovendien maakte de tijdshorizon van 2030 in het Omnium-project het nog moeilijker. In InPro bleek het moeilijk de individuele waarden van de belanghebbenden te generaliseren. En in ManuBuild werd het al snel duidelijk dat eisen kunnen variëren per regio als gevolg van verschillen in populatie, cultuur, klimaat en gewenst kwaliteitsniveau. 2. Tijdens de sessies van InPro en Omnium bleek dat het op de system engineering manier bepalen van waarden, niet eerder geïdentificeerde eisen kan opleveren. Omdat belanghebbenden verschillende doelen kunnen hebben, zullen hun eisen ook verschillen. Indien alleen de over-de-schutting methode wordt toegepast, dan ligt de focus zeker op de eisen en wensen van de meest dominante partij. En door het ontbreken van de eindgebruiker (zoals in InPro) wordt het makkelijker gemaakt voor dominante teamleden om te beslissen wat “het beste” is voor de afwezige eindgebruikers. 3. In InPro werd een eerste raamwerk van eisen en waarden gedefinieerd. Incompleet maar toch een eerste poging die zal moeten worden uitgebreid om bruikbaar te zijn voor toekomstige projecten. Behalve waardegroepen en gerelateerde waarden, zullen ook de gerelateerde
procedure
element
parameter
Type
installatie service
Installatie adviseur
eindgebruiker
eigenaar
aannemers
Belanghebbenden
architect
sloop
onderhoud
ontwerp
in gebruik name
Levenscyclus fase
Technische eis
productie
Ontwerpeis
bruikbaarheid
toegankelijkheid
veiligheidsgevoel
veiligheid
comfort
Gezondheid
Waarde groep welbevinden
binnenluchtkwaliteit
X X X X X X X X X
X X X
X X
Gebruik een ventilatiesysteem die de binnenkomende lucht schoonmaakt Producten moeten tijdens de bouwfase niet nat worden
Pas geen asbestbevattende X materialen toe Ventilatiesysteem moet een filter bevatten voor X fijn stof,,… bedek buitenliggende X producten
Ventilatiesysteem moet schoon zijn voor de installatie
Schone kanalen (e.g. olie)
Gebruik alleen producten die geen gevaarlijk stoffen afgeven
X X X
Ventilatiesysteem moet Onderhoudsschema regelmatig worden gecontroleerd voor ventilatiesysteem tijdens de ingebruikname Ventilatiesysteem moet toegankelijk zijn voor X onderhoud Producten moeten zoveel mogelijk herbruikbaar zijn
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Voorbeelden van ontwerp- en technische eisen voor de algemene ontwerpeis “Creëren van een goede binnenluchtkwaliteit” onder de waarde Gezondheid in de groep Welbevinden. De kolom levenscyclus fase laat de fase van de levenscyclus van een gebouw zien waarvoor de technische eis relevant is. De kolom belanghebbenden geeft aan voor welke belanghebbenden de eis belangrijk is en de kolom type geeft aan of de technische eis is gerelateerd aan een parameter, een element of een procedure.
- TABEL 5 parameters en criteria voor die parameters, product of proces gerelateerd, moeten worden aangevuld in ingevuld. 4. Waarden kunnen zijn gerelateerd aan verschillende fasen van het bouwproces, verschillende belanghebbenden en verschillende parameters. Daarom kunnen waarden verschillende betekenissen hebben, al lijkt dit op het eerste gezicht hetzelfde, omdat hetzelfde “woord” wordt gebruikt. In tabel 5 wordt een voorbeeld van de algemene ontwerpeis “Creëren van een goede binnenluchtkwaliteit” onder de waarde Gezondheid in de groep Welbevinden gepresenteerd. De hier gepresenteerde ontwerpeisen, die slechts voorbeelden zijn, vormen de basis voor de volgende stap: het bepalen van de technische eisen voor het gebouw en haar producten en materialen. Dit kunnen zijn: - technische specificaties van een product (zoals de minimum toelaatbare emissie van een vloer); - specificaties voor een parameter (zoals een temperatuur van de lucht
in een ruimte); - procedures die bepalen hoe een product of deel van het gebouw moeten worden gebruikt (zoals het regelmatig schoonmaken van een vloer om emissie van bepaalde stoffen te voorkomen). Deze technische eisen kunnen verschillen per bouwfase en ook per belanghebbende. Voor elke in de initiatie fase bepaalde waarde of eis kan een dergelijke analyse worden gemaakt. Op deze manier kan voor elk toegepast bouwproduct een lijst van technische specificaties worden bepaald, interacties worden geïdentificeerd en keuzes worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor parameters en procedures. Echter, een probleem kan optreden indien niet bekend is hoe bepaalde ontwerpeisen moeten worden bereikt: welke parameter moet worden beheerst om een bepaalde kwaliteit of prestatie te bereiken of met welke procedure kan die prestatie worden bereikt, worden onderhouden en behouden. In sommige gevallen worden prestatieindicatoren gebruikt om dit probleem te omzeilen. Dit is bijvoorbeeld het TVVL Magazine 11/2009
geval bij de CO2-concentratie, die als indicator voor luchtkwaliteit wordt gebruikt indien de belangrijkste vervuiler in een ruimte de mens is (opmerking: CO2-concentratie kan alleen in dat geval worden gebruikt als een indicator voor luchtkwaliteit, naast andere indicatoren). In de conceptuele en voorontwerpfase worden modellen toegepast om de benodigde technische productspecificaties van producten, parameters en procedures te voorspellen of in te schatten. Interacties Behalve de hiervoor aangegeven ontbrekende vertalingen van bepaalde waarden (van ontwerp naar technische eisen), is de interactie tussen de verschillende waarden en eisen een belangrijk punt. Het InPro-raamwerk laat zien dat bepaalde waarden aan meer dan één waardegroep zijn gerelateerd: zoals veiligheidsgevoel (zekerheid). Dit is zelfs nog meer het geval voor ontwerp en technische eisen. Interacties treden tussen allen op. Indien men een ontwerpeis opstelt voor de waarde gezondheid dan zal dat hoogstwaar17
schijnlijk ook gevolgen hebben voor verscheidene ontwerpeisen onder de waarde energiebeheersing in de waardegroep duurzaamheid. Dit proces van heen en weer gaan en het proberen te optimaliseren van het ontwerp voor beiden waarden, zal uiteindelijk leiden tot een set van geoptimaliseerde technische eisen (maatregelen en criteria) voor producten of elementen van een gebouw, parameters van het binnenmilieu en de benodigde processen voor ontwerp, bouw, gebruik en onderhoud van het gebouw. In het renovatie-instrument TOBUS, waarin een diagnose wordt gemaakt van de algemene staat van een kantoorgebouw, gevolgd door het opstellen van een lijst met verbeteracties voor renovatie, werd een poging gedaan om interacties te bepalen [21]. Door de basisverdeling van een gebouw in objecten of elementen, is het mogelijk om voor elk van de elementen acties te formuleren die de gebouwbeheerder, de architect of de ingenieur helpen om dit element op een bepaald aspect te verbeteren (of te veranderen). Verschillende oorzaken voor problemen worden bepaald op basis van relaties tussen eigenschappen van gebouw en systemen en het gebruik van het gebouw. Mogelijke verbeteracties worden geselecteerd aan de hand van vier aspecten: fysieke staat van degradatie, functionele veroudering, energiegebruik en binnenmilieukwaliteit - en zijn verdeeld in: - object gerelateerde acties: bijvoorbeeld: - observatie: Geluidshinder van verkeer als gevolg van het gebruik van natuurlijke ventilatie (e.g. ventilatieroosters in gevel); - actie: Gebruik geluiddempers in ventilatieroosters. - niet object gerelateerde acties: bijvoorbeeld: - observatie: stoffig/slechte lucht binnen door roken (roken is toegestaan in alle ruimten); - aanbeveling: gebruik gescheiden rookzones met goede afzuig of verbod op roken. Daarnaast is er in TOBUS een interactieschema ontwikkeld, dat zowel binnenmilieu interacties als interferenties tussen binnenmilieu en andere aspecten bevat [22]. Het moet wel worden gezegd dat veel meer soorten interacties kunnen plaatsvinden. Deze 18
kunnen worden verdeeld in [19]: - interacties op menselijk niveau: interacties vanuit de fysiologie van het lichaam en/of vanuit psychologisch oogpunt, interacties tussen mensen en interacties van de mens (de eindgebruiker) met zijn/haar omgeving vanuit de omgeving of vanuit de mens; - interacties op omgevingsparameter niveau: De interacties die belangrijk worden geacht op binnenmilieu parameter niveau zijn de chemische reacties tussen stoffen in de lucht, en microbiologische groei op binnenoppervlakken, maar ook interacties met het buitenmilieu zoals lawaai van buiten, fijn stof en biologische verlichting; - interacties op gebouw(element) niveau: interacties tussen gebouwelementen en tussen gebouw en omgeving, zoals interactie van het gebouw met het oppervlak waarop het rust (de fundering van het gebouw), interactie van het buitenmilieu met het gebouw (de bescherming en doorgeef eigenschappen van de gevel) en interactie van het gebouw met het binnenmilieu (zoals onderhoud en emissie van de binnenwanden en de wel of niet in de gevel geïntegreerde licht-, verwarming-, koeling- en ventilatiesystemen). Bouwproces Uit InPro werd geconcludeerd dat het creëren van een algemeen kader voor het bepalen van waarden van belanghebbenden niet eenvoudig is en dat het moeilijk is om niet terug te vallen op het traditionele ontwerpproces. De interacties tussen de eisen die volgen uit de bepaalde waarden zijn zeer complex. Manieren voor het omgaan met die toenemende complexiteit werden in respectievelijk ManuBuild en SWOP naar voren gebracht: de verdeling van het ontwerp op verschillende niveaus (gebied - gebouw - invulling) en het onderscheid tussen generieke ontwerpvormen, wat tot verschillende concepten leidt, en project specifieke ontwerpvormen. Deze structurering maakt het mogelijk om beter met de complexe interactie van eisen van product, proces en dienstenniveau om te gaan. In SWOP werd aangetoond dat het mogelijk is om ICT-software te creëren voor het nieuwe (systeem) engineering deel van het bouwproces (zie figuur ORGANISATIE
5). Zoals hierboven is besproken, bepalen de invoergegevens voor een dergelijk softwaresysteem uiteindelijk de uitkomst en de bruikbaarheid. Daarom blijft de uitdaging om de eisen en de interacties op verschillende niveaus in het productieproces te bepalen maar ook in en met het operationele proces. Men kan gemakkelijk een systeem visualiseren waarin niet alleen de verschillende aspecten van de gegevens, maar ook de software functionaliteiten die daarop reageren, worden geïntegreerd in interactieve manieren; en waarbij het systeem tijdens de ontwikkeling constant bijleert en productkennis wordt hergebruikt. Functionaliteiten die niet alleen de huidige productomschrijvingen/ configuraties evalueren, maar ook de productontwikkelaars en vormgevers begeleiden in hun keuzes. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
De besproken system engineering benadering lijkt een aanzienlijke verbetering voor het bouwproces, maar we hebben nog een lange weg te gaan. Behalve de voor de hand liggende bottlenecks zoals de selectie van teamleden en het communicatieproces, kan worden geconcludeerd dat om echt bruikbaar te zijn, ondersteuning nodig is. Deze ondersteuning kan de vorm hebben van een kader of raamwerk die voor alle belanghebbenden duidelijke relaties legt tussen systeem-, ontwerpen technische eisen voor de verschillende fasen van een gebouw. Het elke keer opnieuw bepalen van een lijst van systeemeisen kost niet alleen veel tijd, maar het veroorzaakt ook een hoop irritatie en onbegrip tussen de betrokken partijen. Met alleen systeem engineering zijn we er dus niet: System Engineering in combinatie met kennis van innovatief aanbesteden, innovatief rollenspel van belanghebbenden, innovatief management (integratie management) en perceptie en gedrag door mensen in het binnenmilieu. Er is behoefte aan een soort van een platform die de ondersteuning van communicatie en het vertaalproces mogelijk en uitvoerbaar maakt tijdens het system engineering proces. Dit platform zal met twee belangrijke aspecten rekening moeten houden: - het kader met informatie en instrumenten; dit kan een op software gebaseerd systeem zijn;
- een gevalideerde procedure voor het communicatieproces, die het liefst wordt geleid door een expert in dit gebied (bijvoorbeeld een aangepaste CD-methode).
integratie en een gezamenlijke visie vanaf het begin onderdeel moeten zijn van de gekozen aanpak. 14. REFERENTIES
1. Het software gebaseerd systeem kan het volgende bevatten: - een eerste algemeen kader met waarden, ontwerpeisen en technische eisen die de basis vertegenwoordigen voor elk te ontwerpen gebouw: het generieke deel (ontwikkeling); - de mogelijkheid om waarden, eisen, parameters, elementen en procedures aan te passen en toe te voegen: het specifieke deel (configuratie); - instrumenten modellen en methoden voor: - de selectie van de juiste eisen, criteria & parameters; - de interacties en keuzemogelijkheid uit verschillende opties en de gevolgen daarvan; - het weergeven van de prestatie en prijs bij het maken van vergelijkingen; - het invoegen en verwerken van prestatiegegevens uit de praktijk (terugkoppeling). Om dit communicatie- en ondersteuningsplatform goed te laten functioneren is het aan te bevelen om het bouwproces eveneens aan te passen. Voor andere sectoren lijkt de volgende verdeling van het engineering proces goed te werken: - ontwikkelingsdeel (gestandaardiseerd, generiek deel), in combinatie met een; - configuratie deel, waarin de klant, de eindgebruiker, eventueel met hulp, zelf eisen en wensen kan specificeren en hiermee het gebouw haar eigen stempel kan geven; - en een klant specifiek ontwerp- en ontwikkelingsdeel, waarin het ontwerpteam oplossingen op maat voor een bepaalde ontwerp opgave bedenkt en de verschillende onderdelen integreert tot een totaalontwerp (specifieke deel). Deze aanpak zal voorkomen dat elke “team” het wiel opnieuw uitvindt. Ontwikkeling van effectievere terugkoppelsystemen met gegevens uit de praktijk is hierbij belangrijk. Om het systeemdenken en de systeemanalyse toe te kunnen laten, zullen behalve het bepalen van prestatiedoelen, creatieve
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Brokelman, L. en Vermande, H., 2005, Faalkosten de (bouw)wereld uit, SBR in Rotterdam. Elkhuizen, B. en Rooijakkers, E., 2008, Duurzaam beheer van gebouwen, TVVL Magazine, 2, pp.14-17. Layard, R. en Glaister, S., 1994, Cost-Benefit Analysis CUP 2nd edition. Vitrivius, 100 BC, Ten books of architecture, Morgen MH (translation), Dover, NY, 1961, Chapter 1. Palladio, A., 1570, The four books of architecture, translated by Ware, I., 1738, Dover publications, New York, 1964 edition. Aries, M.B.C. and Bluyssen, P.M., 2009, Climate Change Consequences for the Indoor Environment Heron, vol.54, no.1, pp49-69. Bluyssen, P.M., 2008, ‘Beheersing van het binnenmilieu: van onderdeel gerelateerde naar interactieve top-down benadering, TVVL Magazine nr.9, pp.40-52. Jørgensen, B., 2006, Integrating Lean Design and Lean Construction; Processes and Methods, PhD Thesis Technical University of Denmark. CIB, 1982, Working with the performance approach in building, CIB Report Publication 64, CIB, Rotterdam: Intern. Council for Research and Innovation in Building and Construction. (http:// www.pebbu.nl (1982). Kendall S, Teicher, J., 2000, Residential Open Building, 301 p., Ill., E & FN Spon, London and New York, ISBN 0-419-23830-1. Rutten P.G.S., Trum H.M.G.J., 1998, Prestatiegericht ontwerpen en evalueren, faculteit Management, Technische Universiteit Eindhoven. Quanjel, E., Zeiler, W., Savanović, P., Design methodology: integral approach, levels, integral design, Technische universiteit Eindhoven, document OD.05-N-io011107-2. Blanchard, B.S., 2004, System engineering management, third TVVL Magazine 11/2009
15.
16.
17.
18.
19.
20. 21.
22.
edition, John Wiley & Sons, Inc., ISBN 0-471-29176-5, New Jersey, USA. NEN, 2008, NEN-ISO/IEC 15288 Systems and software engineering – system life cycle processes, Delft. RWS, 2007, Leidraad voor systems engineering binnen de GWW-sector, Ministerie van verkeer en waterstaat. Adan, O.C.G. and Bluyssen, P.M., 2004, (Ver)huren in de nabije toekomst: verkennende studie naar toepassingsmogelijkheden van ruimtevaarttechnologie voor innovatie van wonen in de context van energie, TNO-rapport, Delft. Claeson-Johnson, Christina, 2008, D2.1-3 Product Development Process, unpublished ManuBuild publication. Sormunen, P., Holopainen, R., Jokela, M., Laine, T., Dehlin, S., Heikkilä, K., Nummelin, O., Hirvonen, T., Sandesten, S., Fristedt, S., Benning, P., Åberg P., Olofsson, T., Schade, J., Matthyssen,A., Gerene, S., Fijneman, M., Bluyssen, P.M., 2009, InPro Task 2.3 Capturing stakeholder values, Deliverable 14b: Stakeholder values, stakeholder preferences and requirements for the life cycle design process, Helsinki, Finland. Bluyssen, P.M., 2009, The Indoor Environment Handbook, How to make buildings healthy and comfortable, (book), Earthscan, London, UK, ISBN 9781844077878. PSI-Bouw, 2008, MegaTrends. PSI-Bouw, Gouda. Caccavelli, D., Balaras, C., Gügerli, H., Allehaux, D., Witchen, K., Rasmussen, M.H., Bluyssen, P.M., Flourentzous, F., 2000, ‘EPIQR-TOBUS: a new generation of decision-aid tools for selecting building refurbishment strategies’, Proceedings of Second International Conference on Decision making in urban and civil engineering, Lyon, France, vol.2, pp. 777-788. Bluyssen, P.M. and Cox, C., 2002, ‘Indoor Environment quality and upgrading of European office buildings’, Energy & Buildings, vol.34, no.2, February, pp155-162.
19
GBS, hét hulpmiddel voor duurzaam beheer Het automatisch laten werken van installaties is niet nieuw; dit gebeurt al tientallen jaren. Met een GBS kan worden aangetoond of de installatie goed werkt en kunnen gewenste waarden en parameters optimaal worden ingesteld. En dit is noodzakelijk omdat elke installatie uniek is; elke installatie heeft andere vermogens, andere debieten, andere temperaturen, andere regelafsluiters, etc. Dit in tegenstelling tot de consumentenproducten waarvan eerst een prototype wordt gemaakt, waarna uitvoerige testen plaatsvinden en na nog diverse modificaties en weer uitvoerige testen worden de producten pas op de markt gebracht.
A.L. Brouwer** (links), geïnterviewd voor dit artikel en ir. J.J. Bil (rechts)
- door ir. J.J. Bil*
K
limaatinstallaties zijn dus op maat gesneden systemen specifiek voor een bepaalde gebruiker. Een GBS is dan een belangrijk hulpmiddel voor het optimaal werken van de installatie. En niet alleen in het begin bij de inbedrijfstelling en oplevering maar ook tijdens de verdere levensloop van de installatie. Daarnaast zijn de huidige installaties steeds ingewikkelder geworden. Het tijdperk van alleen ketels en koelmachines is voorbij. Er wordt bijna geen gebouw meer gerealiseerd zonder Warmte en Koude Opslag (WKO) en warmtepompen. De samenwerking tussen de bronnen en de warmtepompen maken de installaties complexer. Inzicht in het functioneren d.m.v. een GBS is onmisbaar.
GBS NOODZAKELIJK
Adrie Brouwer, hoofd M&R bij Wolter & Dros in de vestiging Goes, heeft een duidelijk standpunt op dit gebied. De stelling is: zonder GBS is het klimaat en de energieprestatie oncontroleerbaar. Het GBS is het oog en het oor van de technische dienst. Zoals in het verleden de machinist een lessenaar had met allerlei meters en draaiknoppen zo heeft de technisch beheerder nu toegang tot het GBS.
20
Hij noemt enkele voorbeelden waaruit ook een stuk ontwikkeling blijkt: “Vanaf 1992 is de vestiging begonnen met het toepassen van GBS. Dit was de overgangsperiode naar het digitale tijdperk. Zo was er een gebruiker c.q. klant die bleef bij de analoge regelaars; prima, klant is koning. Elke ochtend stapt de chef technische dienst op de fiets en gaat de diverse gebouwen langs om de installaties te controleren en komt om elf uur terug; reken eens uit wat dat kost dag in dag uit. In feite gaat hij dan pas om elf uur aan het werk. Daarnaast was er een gebruiker die altijd innovatief was; die paste toen al GBS toe. De chef zet ’s ochtends de PC aan, kijkt 10-15 minuten in het systeem en gaat vervolgens gewoon aan het werk”. Conclusie: we kunnen tegenwoordig niet zonder GBS; sterker het verdient zich terug. VAKKENNIS ONMISBAAR
Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd dat met de aanschaf van een GBS alles wel in orde komt. Dit is echter niet het geval. Het is belangrijk van tevoren te definiëren welke informatie door het GBS zou moeten worden gepresenteerd en ook hoe met deze informatie moet worden omgegaan. Vakkennis en deskundigheid is GEBOUWBEHEER
en blijft noodzakelijk. Adrie Brouwer: Het gaat niet werken als een facilitair manager zonder vakkennis en systeemkennis, een PC met GBS op zijn bureau krijgt. In dat geval is het beter dat via een modem het beheer op afstand door een deskundige op het gebied van klimaatinstallaties wordt uitgevoerd. Het idee dat het GBS zelf volledig automatisch, dus zonder tussenkomst van een technicus, wel alle relevante storingen aangeeft en daarbij ook automatisch de juiste acties neemt, is niet haalbaar. Als bijvoorbeeld elke afwijking op temperatuur zou moeten worden gemeld, moet het GBS met heel veel uitzonderingen rekening houden. Rekening zou dan moeten worden gehouden met de dagsituatie, de nachtsituatie, het opstarten van installaties, met het te lang openstaan van deuren, met het feit dat de zonwering niet actief is, met te veel interne warmtelast, met andere weercondities dan waarop de installatie ontworpen is, etc. Kortom dit zal een grote kerst*
Wolter & Dros Amersfoort, adviseur Meet- en Regeltechniek, afdeling TAO ** Wolter & Dros Goes, hoofd Meet- en Regeltechniek
boom geven aan automatisering waar niemand meer uitkomt met als gevolg dat er valse storingen worden gemeld en ten slotte de storingsmelding wordt uitgezet. Uitzonderingen hierop zijn speciale ruimten waar gedurende een bepaalde tijd of tijdens een bepaalde proef specifieke klimaatcondities moeten heersen; de bewakings- en alarmeringsfunctie kan dan alleen tijdens de proef actief worden gemaakt. In de service en beheersituatie wordt veel van de servicetechnicus gevraagd. Zo komen er steeds meer zogenaamde “intelligente” componenten zoals pompen, regelafsluiters, maar ook compleet intelligente installatiedelen zoals luchtbehandeling, warmtepompen met “managers”, etc., op de markt. Veelal met hun eigen bedienings- en instelmogelijkheden. Een gebruikshandleiding van een frequentieregelaar bevat al 150 pagina’s met honderden instelparameters. En dan hebben we het niet over allerlei automatisch werkende waterontharders, stoombevochtigers, naregelaars. En dat niet van één of twee fabricaten maar eerder van vijf tot tien fabricaten. En dan nog van de afgelopen tien of soms twintig jaar. Daarnaast is het vakgebied heel breed, van sanitaire installaties tot stoominstallaties. Een stuk specialisatie ook van de servicetechnicus is onontkoombaar. GBS AFSTEMMEN OP DE GEBRUIKER
Adrie vertelt dat de installaties, waar geen technische beheerder ter plaatse aanwezig is, zogenaamd “blind” worden uitgevoerd; ter plaatse staat geen afzonderlijke PC met visualisatie opgesteld. Het beheer wordt dan uitbesteed aan een professionele partij. De installaties kunnen dan door de beheerder op verschillende manieren worden gevolgd: a. ter plaatse beschikt de servicetechnicus over de GBS-functies door de laptop aan te sluiten; b. overdag wordt het beheer deskundig ondersteund vanuit de vestiging. De servicemonteur of -technicus belt bij vragen de serviceafdeling en vandaar wordt contact gezocht met de installatie; c. ’s nachts hebben servicemonteurs of -technici de beschikking over een consignatiekoffer, waaronder een laptop. Echter op deze laptop staan niet de projecten en de software.
Via Internet wordt ingebeld op de centrale GBS-server (zie figuur 1). Adrie Brouwer Het grote voordeel van methode c is dat de software centraal is opgeslagen en vandaar uit wordt beheerd. Dus bij diefstal of defect raken van de laptop is er geen man overboord. Laptops zijn per definitie kwetsbaar. Daarnaast zijn er allerlei centrale voorzieningen zoals noodstroom en back-ups, wat de bedrijfszekerheid garandeert.
Centrale Serverruimte in Amersfoort, waarin o.a. GBS-server is opgesteld.
- FIGUUR 1 -
De consignatiekoffer, die is afgebeeld in figuur 2, bestaat uit: - smartphone waarop de storingen worden gemeld; - laptop waarmee op de centrale server kan worden ingelogd; - boekwerk met alle contracten; - sleuteladres om bij begin kantoortijd te starten met de werkzaamheden; - overzicht met de tijd waarbinnen je moet reageren. Met deze voorzieningen kan de gebruiker prima worden ondersteund maar kan ook de servicemonteur of -technicus door een specialist worden ondersteund. Tevens worden door het gebruik maken van de centrale voorzieningen in Amersfoort de investeringskosten voor de gebruiker verminderd. Zo behoeft de klant geen PC, geen GBS-software, geen updates, maar ook geen elektra te betalen voor een PC die dag en nacht aan staat. Daarnaast is er ook geen onderhoud of back-up, of noodstroomvoorziening nodig voor de lokale PC en GBSsoftware. De kostenreductie hiervan is overigens sterk fabricaat afhankelijk. JUISTE EN OVERZICHTELIJKE GBSINFORMATIE VAN GROTE WAARDE
Om het juiste antwoord op klachten en storingen te vinden is het van groot belang dat de historische gegevens, de zogenaamde offline trends, over een lange tijd worden bewaard. Hiermee kan worden bekeken hoe de installatie in het vorige jaar of het vorige seizoen heeft gefunctioneerd. Discussies over het goed functioneren kunnen met objectieve trends worden gevoerd. Langdurige trends zijn hierbij een ideaal hulpmiddel. Tegenwoordig is daarvoor op de harde schijf voldoende ruimte.
TVVL Magazine 11/2009
Consignatiekoffer voor de servicetechnicus met de smartphone, de laptop, de contracten met de tijd waarbinnen moet worden gereageerd en de sleuteladressen (met de sleutels).
- FIGUUR 2 Adrie Brouwer De technische beheerder heeft behoefte aan overzicht. Als hij hiervoor tien afbeeldingen met de weergave van de installatiewerking moet doorlopen is hij bij de derde afbeelding al kwijt wat hij op de eerste afbeelding heeft gezien. Veel programmeertools voor het GBS werken standaard met 1 of 2 opwekkers of 1 of 2 groepen per beeldscherm. Hierdoor ontstaan heel veel beeldschermafbeeldingen maar ontbreekt het overzicht. Overzichtsafbeeldingen zijn zeer verrijkend; het geeft snel inzicht in welke situatie of toestand de installatie nu werkt of hoeveel vermogen er wordt afgenomen. Deze afbeeldingen moeten wel speciaal worden gemaakt. De overzichtsafbeelding (zie figuur 3) bevat bv. de volgende informatie: - welke opwekkers zijn in bedrijf; - hoeveel uur hebben de opwekkers gefunctioneerd; 21
nodig omdat de luchtkwaliteit slechter wordt of omdat de ruimtetemperatuur te hoog wordt.
Beeldschermweergave van het overzicht
- FIGUUR 3 - hoe groot is het opgewekte vermogen; - hoe hoog of hoe laag is de centrale retourtemperatuur; - hoe hoog is de centrale aanvoerwatertemperatuur; - welke verbruiker vraagt er warmte of koude. VOLDOENDE INSTELMOGELIJKHEDEN
De technisch beheerder heeft behoefte aan overzicht. Een inbedrijfsteller of servicetechnicus heeft behalve aan overzicht ook behoefte aan meer detailinformatie en instelmogelijkheden; denk bv. aan de instelmogelijkheden zoals schakeldifferentie, nadraaitijd, proportionele band, etc. Deze zogenaamde parameters dienen zodanig te zijn ingesteld of te worden, dat de installatie optimaal functioneert. Een groot voordeel is het als deze parameters ook vanuit het GBS éénvoudig zijn te benaderen, weliswaar afgeschermd zodanig dat alleen daartoe geautoriseerde personen toegang krijgen. Het eerste jaar in de zomer, in de winter maar vooral in het tussenseizoen is finetuning noodzakelijk. Kleine oorzaken kunnen grote gevolgen hebben. Het steeds aan/uit schakelen van opwekkers kan de oorzaak zijn dat de verbruikers en de retourtemperatuur onrustig blijven en er zelfs een versterkend effect ontstaat. Dit vraagt van de inbedrijfsteller veel inzicht in het dynamisch gedrag van de installatie, vooral in deellast. De technisch ontwerper van de installatie dient overigens in het ontwerp al na te denken over de regelbaarheid in deellast. Dat neemt niet weg dat de inbedrijfsteller toegang moet hebben tot de meest relevante parameters. Ook moet hij kunnen waarnemen waarom bepaalde acties plaatsvinden. Bijvoorbeeld; is er in de vergaderzaal meer verse lucht 22
Adrie Brouwer: Veel GBS-systemen worden geleverd als kijkdoos zonder toegevoegde waarde. Waarom worden de informatie en instelmogelijkheden niet beter in het ontwerp of bestek gedefinieerd? En waarom is hier geen norm of klasse voor? Het demoproject is meestal stukken mooier dan wat er uiteindelijk wordt geleverd. Als voorbeeld noemt hij nog ruimteregelingen die alleen een code hebben. “het is onmogelijk om zonder plattegronden dit te controleren” Een voorbeeld van een goede structuur met voldoende instelmogelijkheden (zie figuur 4) op diverse niveaus is: a. weergave van het overzicht; b. schematische weergave van de installatie; c. instelling van de parameters; d. dynamische weergave van de logische werking. De bovengenoemde opbouw vergt een stuk transparantie van het GBS; vanuit het beheersniveau moet je dan door kunnen stappen naar detailniveau. Wellicht is het mogelijk om hiervan een soort klasse-indeling te maken. Het blijft wel de vraag hoe deze transparantie is te realiseren met OEMproducten die worden toegepast voor de hierboven genoemde “intelligente” producten. ONTWERP EN BEHEER HOREN BIJ ELKAAR
Er zal altijd wel te weinig info zijn om alle klachten en storingen alleen met het GBS te analyseren; anderzijds is het wel belangrijk dat er niet wordt bezuinigd op zaken die relatief snel zijn terug te verdienen. Daarom dient in het ontwerp de regeling, de schakeling, de beveiliging, de bediening en het beheer te worden weergegeven. In feite is dit de structuur van ISSO-69. Deze structuur is goed bruikbaar voor het opzetten van de functionele werking van de installatie. Voor de technisch beheerder en de servicetechnicus dient deze functionele beschrijving onder handbereik te zijn, zodat hij het principe van regeling met bijbehorende principeschema’s kan GEBOUWBEHEER
Beeldschermweergave met van boven naar beneden: a. het overzicht met belangrijkste informatie; b. het principeschema; c. de instelling van de parameters; d. dynamische weergave van de logische werking.
- FIGUUR 4 -
raadplegen. Hiervoor zijn tegenwoordig heel goede mogelijkheden; op een centrale plaats bv. op de centrale
server van het bedrijf. Ook zijn er steeds meer regelaars/onderstations uitgerust met webbenadering en met de mogelijkheid om documentatie bv. de functionele beschrijving op te slaan. Vanaf elke plaats kan dan via Internet de functionele beschrijving worden geraadpleegd (zie figuur 5). Het ontwerp is het moment waarop wordt beslist wat en hoe er wordt beheerd. Adrie Brouwer: “Soms worden temperatuuropnemers die geen regel- of schakelfunctie hebben geschrapt. Dat is jammer als dit een retourwatertemperatuuropnemer is die van belang is voor het goed functioneren van de warmtepomp. Of er worden geen ruimtenaregelingen met buscommunicatie toegepast, omdat deze duurder zijn. Terwijl dit juist een zeer goed hulpmiddel is om 80 % van de comfortklachten in beeld te brengen. De overige 20 % heeft meestal te maken met een onjuiste plaats van de opnemer of het ziek zwak en misselijk zijn van de werknemer. Deze communicatieve naregelingen verdienen zichzelf terug.”
Systeemconfiguratie zodanig dat de servicetechnicus via Internet op veilige wijze de informatie op de centrale GBS-server kan raadplegen en online toegang heeft tot de installaties.
- FIGUUR 5 In een gedeelte van de gevallen zijn er aanvullende metingen nodig. Echter waar en wat er wordt gemeten, wordt vaak al bepaald vanuit de GBSinformatie op basis van de functionele beschrijving. Zeer belangrijk zijn in dit kader de WKO-installaties. Omdat de vergunning veelal is gebaseerd op toelaatbare afwijking over een periode van vijf of tien jaar. Een dergelijk lange periode is door de mens niet zonder hulpmiddelen te beheren. Hiervoor zijn vooral de uur/dag/week/maand/kwartaal/jaar gemiddelden van de brondebieten en brontemperaturen van belang voor de analyse. Veelal zijn de opdrachtgever, de adviseur en ook de installateur in eerste instantie niet bezig met het functioneren van de bronnen. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de beheerder en installateur allereerst druk zijn met het oplossen van gebruikersklachten. Of er inmiddels koude of warmte wordt geladen voor het komende seizoen wordt dan wel eens vergeten. Echter
als de gebruiker dan koeling wil hebben is er nog onvoldoende koude in de bodem geladen. Voor de gemiddelde gebruiker is WKO een moeilijk te doorgronden proces. De afstemming tussen de afnemers, de bovengrondse opwekkers (warmtepompen, ketels, etc.) en de bronnen is hier in ontwerp en beheer van wezenlijk belang. Daarom dient het beheer van dit geheel bij één partij te worden ondergebracht en niet bij een afzonderlijke beheerder voor de bronnen en een afzonderlijke beheerder voor het bovengrondse gedeelte. Het GBS is daarbij hét hulpmiddel voor duurzaam beheer. GBS kan in dit opzicht, als het is voorzien van de langdurige trends door middel van de juiste instelmogelijkheden, overzicht- en principeplaatjes een bijdrage leveren aan duurzaam beheer. SAMENVATTING
- Formuleer in het ontwerpstadium de eisen die worden gesteld aan bediening en beheer. Wie gaat dit doen, welke informatie is van belang en wat moet er kunnen worden ingesteld. - Installaties worden met de komst van Warmte en Koude Opslag complexer. Een goede functionele omschrijving is onontbeerlijk en dient in een vroegtijdig stadium te worden gemaakt. - Met een GBS krijgt de installatie ogen en oren voor een goed beheer. - Te veel opnemers is niet goed, maar het ontbreken van cruciale opnemers is nog erger. - Voor het beoordelen van de GBSgegevens is een deskundige partij onmisbaar. - Uitbesteden van het beheer is, in verband met de noodzakelijke vakkennis veelal een goede oplossing, waarbij een bewuste keus van de GBS-inrichting een harde randvoorwaarde is.
- Elke klimaatinstallatie is uniek. TVVL Magazine 11/2009
23
De uitdaging van PPS
Ing. M. Kooij
Een PPS-contract winnen is een kunst. Maar ervoor zorgen dat een dergelijke PPS op de lange termijn voor opdrachtgever en opdrachtnemer een positief resultaat oplevert, is minstens een grote uitdaging. Het succes van een PPS staat of valt met een goede beheersing van de kosten tijdens de exploitatiefase. En daarbij speelt monitoring in de visie van Strukton een cruciale rol. - door ing. M. Kooij* en ing. M. Nabuurs**
P
recies tien jaar geleden is de Nederlandse overheid voorzichtig begonnen met het aanbesteden van contracten waarbij het ontwerp, de bouw, het beheer en onderhoud en de financiering (Design, Build, Finance, Maintain en Operate) aan de private sector worden uitbesteed. Dat gebeurt onder de naam PPS: publiekprivate samenwerking. Een verzamelnaam voor verschillende relaties tussen publieke organen en private ondernemingen. Bij verschillende tenders voor PPS-contracten is Strukton, in combinatie met enkele strategische partners, zeer succesvol gebleken. Zij spelen op dit moment een belangrijke rol in twee grote PPS-projecten met een DBFMO-contract: de Kromhoutkazerne in Utrecht en de huisvesting voor de Informatie Beheer Groep en Belastingdienst in Groningen.
BELOFTEN WAARMAKEN
Na het binnenhalen van een opdracht, moet de opdrachtnemer nog wel bewijzen dat hij de gedane beloften kan waarmaken. Eén van de cruciale onderdelen van een PPS-project is de exploitatiefase. Die beslaat doorgaans het beheer van de huisvesting over een periode van 25 tot 30 jaar. De zogeheten Project BV besteedt de exploitatie 24
uit aan een ‘onderaannemer’, die het project tijdens de contractperiode beheert en onderhoudt conform de afgesproken eisen. Een van de belangrijkste doelen tijdens de exploitatiefase is een ongestoorde en vanzelfsprekende dienstverlening aan de gebruiker. De dienstverlening dient erop te zijn gericht om met minimale managementaandacht van de opdrachtgever een maximale ondersteuning van het primaire proces te realiseren. De opdrachtgever betaalt hiervoor een vergoeding, gebaseerd op de geleverde prestatie. Wanneer de opdrachtnemer onder de maat presteert, heeft de opdrachtgever recht op een korting (malus). De vergoeding wordt gebruikt om de dienstverlening te betalen. Voor de opdrachtnemer komt het erop aan om de verschillende kostenstromen, gerelateerd aan de te behalen service levels, vanaf het begin goed te managen. Dat vraagt een brede scope, waarbij de kosten van het PPSproject vanuit de totale levensduur worden bekeken. Het gaat hierbij om het optimum tussen de kosten van materialisatie en systemen en de te behalen performance tijdens de hele levenscyclus van een project. Er ligt dus een koppeling tussen de aanschafkosten en de onderhoudskosten ORGANISATIE
van een installatie of bouwdeel. In de techniek praten we over de kostenstromen preventief, correctief en meerjarenonderhoud voor technische en bouwkundige onderdelen en energie. Tijdens de onderhoudsfase wordt onderhoud gepleegd volgens een nieuwe, dynamische methode: we noemen dat STG-onderhoud; storings-, toestandsen gebruiksafhankelijk onderhoud. Er wordt continu gekeken welke onderhoudsactiviteiten op welk moment nodig zijn. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens die via monitoring beschikbaar komen. PRESTATIES BORGEN
Om de verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van installaties en bouwdelen in de exploitatiefase waar te maken, is een geavanceerd Management Informatie Systeem noodzakelijk. Een dergelijk systeem maakt alle uitvoeringsprocessen en de informatie daaromheen beheersbaar en stelt de opdrachtnemer in staat zijn prestaties te borgen en de kosten te beheersen. In de visie van Strukton heeft *
Strukton Worksphere Exploitatie, Manager Sales en Contracting ** Strukton Worksphere Exploitatie, Business Consultant
Ing. M. Nabuurs
Kostenbeheersing tijdens de exploitatiefase
monitoring een centrale plaats in het exploitatieproces. Monitoring staat voor ‘het verzamelen van gegevens voor een standaardset aan indicatoren aan de hand waarvan ontwikkelingen in de huisvesting en diensten zichtbaar worden gemaakt’. Samen met Nordined Prequest heeft Strukton een eigen monitoringsysteem ontwikkeld om de dienstverlening tijdens de exploitatiefase te bewaken, te besturen en te borgen. Dit systeem is volledig via Internet toegankelijk en wordt aangeboden als ‘software as a service’. Het is koppelbaar aan alle lokale systemen binnen een project, zoals Gebouw Beheer- of Facility Management Informatie Systemen. Daarmee wordt maximale flexibiliteit bij de inzet van de monitoringtool aangeboden voor alle huidige en toekomstige PPS-projecten en exploitatiecontracten (waarbij de bouw en realisatie ontbreekt). De visie van Strukton op monitoring is goed samen te vatten in één schema (zie figuur1). Dit schema geeft aan dat alle activiteiten erop zijn gericht om het primaire proces van de opdrachtgever optimaal te ondersteunen. Aan de ene kant worden huisvesting en planmatige diensten geleverd, aan de andere kant worden meldingen van de gebruikers, de niet-planmatige diensten, afgehandeld. Het streven is om zogeheten KWIS-meldingen (klacht, wens, informatie of storing), zo snel en eenvoudig mogelijk af te handelen en terug te koppelen. Het unieke van het monitoringsysteem is dat het integraal de levering van de huisvesting en diensten, de meldingen van gebruikers en de niet-planmatige dienstverlening controleert, en de geleverde prestaties vergelijkt met de Outputspecificatie (contractafspraken). Eventuele tekortkomingen worden aan de hand van het betalingsmechanisme automatisch omgerekend naar concrete kortingen op de beschikbaarheidvergoeding. De monitoringgegevens maken zichtbaar of een bepaald doel wordt bereikt en met welke actie het resultaat is bereikt. Monitoring ondersteunt daarmee ook het systeem van kwaliteitsborging en risicobeheersing. DRIE BELANGRIJKE FUNCTIES
Het monitoringsysteem biedt ondersteuning bij de drie belangrijke functies die nodig zijn om de gecontracteerde dienstverlening in goede
Schematische weergave van de Strukton visie op monitoring.
- FIGUUR 1 banen te leiden: registratie, signalering en rapportage. Registratie Goede monitoring begint bij een goede registratie van relevante gegevens. Deze zijn in vier groepen onder te verdelen: 1. contractafspraken, contractuele afspraken met de opdrachtgever zijn vastgelegd in het monitoringsysteem dan wel in gekoppelde systemen. Deze gegevens dienen toegankelijk en eenvoudig onderhoudbaar te zijn; 2. geplande activiteiten, de geplande onderhoudsschema’s en planningen van de diensten zijn toegankelijk in het monitoringsysteem. Het systeem dient toegang te hebben tot de registratie van geleverde diensten of onderhoud, zoals de energiegebruikregistratie van E-/W-installaties. Hierdoor is het mogelijk te controleren of de daadwerkelijk uitgevoerde activiteiten overeenkomen met de geplande activiteiten; 3. andere applicaties, het systeem dient toegang te hebben tot andere applicaties waarin relevante (management) informatie wordt vastgelegd; 4. meldingen, meldingen van gebruikers worden juist en volledig vastgelegd. Via deze integrale registratie wordt bereikt dat alle relevante gegevens voorhanden zijn om de dienstverlening te kunnen aansturen. Signalering De tweede functie van monitoring is signalering. Basis voor de signalering zijn de afspraken uit de outputspecificatie of het contract. De signaleringsfunctie correleert geplande en verwachte kengetallen aan uitgevoerde en gerealiseerde prestaties. Bij afwijkingen geeft het monitoringsysteem een signaal af. De signalering heeft als primaire taak om de benodigde TVVL Magazine 11/2009
opvolging tijdig in gang te zetten. De signaleringsfunctie van het monitoringsysteem dient een aantal escalatieniveaus te hebben, afhankelijk van de urgentie van de situatie. Een bijzonder signaleringssysteem bij een PPS-project vormt het betalingsmechanisme. Deze maakt de financiële consequenties (korting) bij de betreffende signalering inzichtelijk. Het belang voor de opdrachtgever van een ruimte, voorziening of dienst is vertaald in de hoogte van de korting en bepaalt mede daardoor de prioriteit van te nemen actie. Rapportage De derde functie van monitoring vormen de managementrapportages. Het systeem moet in staat zijn de gewenste rapportages, zo nodig ‘real time’ te genereren. Hiermee wordt de ontvanger voorzien van duidelijke en juiste sturingsinformatie. Voor de facilitaire organisatie zijn managementrapportages en een ‘real time’-dashboard belangrijk om de eigen dienstverlening te optimaliseren en zo nodig bij te sturen. HELDER INZICHT
De registratie, signalering en opvolging worden gerealiseerd door een combinatie of samenwerking van mensen, processen en middelen. Deze elementen moeten in een monitoringplan helder worden omschreven, voordat het monitoringsystseem kan worden geïmplementeerd. Dit komt
Mensen, Processen en Middelen.
- FIGUUR 2 25
STRUKTON WORKSPHERE EXPLOITATIE
Strukton Worksphere Exploitatie treedt binnen het domein van integraal facility management op als regie- en contracthouder op strategisch en tactisch niveau voor alle facetten van huisvestingsbeleid, waaronder algemeen management, accountmanagement, inkoop, projectmanagement en financieel management. Strukton Worksphere Exploitatie maakt gebruik van de operationele diensten van de werkmaatschappijen binnen Strukton en zijn strategische partners. De kernfocus ligt op het bereiken van operational excellence, door middel van onder meer performance management.
tot uiting in figuur 2. Belangrijke onderdelen in het monitoringplan zijn de uitwerking van de workflows voor het KWIS-proces, de beschrijving van taken en verantwoordelijkheden, het testplan en de wijze van implementatie en beheer. Het monitoringplan is een vertaling van de contractuele afspraken naar een specificatie van het ontwerp en de inrichting van de dienst monitoring, en vormt daarmee de ruggengraat van het monitoringsysteem. In de visie van Strukton is monitoring een kritische activiteit om een goede en betrouwbare dienstverlening te garanderen, zowel naar de opdrachtgever als de gebruikers. Monitoring maakt de doelmatigheid en efficiëntie van de exploitatie inzichtelijk en geeft daarmee de opdrachtgever en de opdrachtnemer helder inzicht in de geleverde prestaties. Daarmee komt het succes van het PPS-project onomstotelijk vast te staan. Het terrein van de Kromhout Kazerne in Utrecht gaat huisvesting bieden aan de staf van het Commando Landstrijdkrachten, en aan zoveel mogelijk andere Defensie-onderdelen uit de regio. Het is het eerste project van het ministerie van Defensie dat via publiekprivate samenwerking (PPS) is aanbesteed. Dit levert voor Defensie een besparing op van circa 15 procent in vergelijking met een traditionele aanbesteding. 26
VOORBEELD PPS-PROJECTEN
PPS Kromhout Kazerne Utrecht.
- KADERFIGUUR 1 -
PPS Huisvesting IB-Groep en Belastingdienst Groningen.
- KADERFIGUUR 2 -
De PPS Kromhout is gegund aan het consortium Strukton, een samenwerkingsverband van Strukton, Ballast Nedam, John Laing, ISS, Karres en Brands, en Meyer en Van Schooten Architecten. De PPS Huisvesting IB-Groep en Belastingdienst is één van de eerste grote nieuwbouwprojecten van de Rijksgebouwendienst die via PPS is aanbesteed. Het project omvat de gezamenlijke huisvesting van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Belastingdienst op de KempORGANISATIE
kensberg in Groningen. Het gebouw biedt plaats aan ca. 2.500 werkplekken, 1.500 fietsen en 675 auto’s, die grotendeels in een ondergrondse parkeergarage worden ondergebracht. Daarboven komt een grote openbare stadstuin met waterpartij en een multifunctioneel paviljoen met commerciële functies. De PPS in Groningen is gegund aan het consortium DUO2, een samenwerkingsverband van Strukton, Ballast Nedam, John Laing, ISS en UN Studio.
De Chinook geeft véél meer terug dan warmte
Rucon geeft lucht meer opbrengst Chinook WarmteTerugWinsystemen zijn toe te passen in scholen, kantoren, fabrieken en andere utiliteitsgebouwen. Belangrijke kenmerken van de Chinook zijn: snelle levertijd, plug & play, eenvoudig onderhoud, inregelen door Rucon, service-ondersteuning, automatische signalering vervuilde filters, functionele aansluitmogelijkheden, hoogrendement ventilatoren, hoogrendement (>90%) warmtewisselaar, gescheiden luchtstromen, duurzame buitenopstelling, energiezuinige gelijkstroommotoren, vraaggestuurd ventileren, zuiver luchtklimaat, besparing op energiekosten, automatische (zomer)nachtventilatie, kwaliteit en zekerheid van Rucon.
Rucon Ventilatoren B.V., Postbus 263, 3840 AG Harderwijk. T 0341- 439100 I www.rucon.nl
Samen investeren in succes
5
ja garantiar e
Focus op prestatie en support LG heeft als producent van airconditioning systemen haar focus gelegd op design, prestaties en innovatie. De klimaatafdeling van Centercon legt als importeur de focus op projectmatige systeemoplossingen en gerichte ondersteuning speelt een belangrijke rol. Van de ontwerpfase tot en met de inbedrijfstelling en aftersales. Neem nu bijvoorbeeld de verhoging van de COP-eis t.b.v. de Energieinvesteringsaftrek voor warmtepompsystemen (VRF-systemen) naar > 3,95. Een verhoging die voor vele merken een té grote stap blijkt. Maar niet voor LG. Energiebesparing en duurzaamheid zijn al jaren de drijfveren achter de productontwikkeling en een COP-norm van > 3,95 is voor LG zelden een uitdaging. We kunnen hier natuurlijk van alles beweren maar het blijven ‘slechts’ kreten op papier. We beseffen dat er meer voor nodig is om u te overtuigen. Daarom hebben wij een systeembrochure opgesteld met voorbeelden uit de praktijk.
Vraag nu de brochure aan op www.lgsystemen.nl of bel 010 258 11 24 voor meer informatie.
Multi V Water: Water gekoelde Multi V systemen in 2 en 3 pijps uitvoering
Multi V Mini, 4-5-6 PK tot en met 9 binnendelen aan te sluiten.
Multi V II, met verbeterde C.O.P’s, leidinglengtes tot 1000 meter en uitgebreide control mogelijkheden.
Het eerste 2-pijps VRF-systeem voor binnenopstelling. Als de mogelijkheden voor buitenopstelling beperkt zijn.
www.lgsystemen.nl
Therma V: Lucht-water warmtepompsysteem
B r ighte n up y o ur lif e
Online bestekservice voor ventilatiesystemen De bestekservice van J.E. StorkAir maakt het bestekschrijvers
in een aangepast systeem toe te voegen. J.E. StorkAir biedt
met een Stabu-licentie mogelijk om via deze online service
de bestekservice voor nieuwbouw woningbouw én utiliteit
ventilatiesystemen te selecteren en toe te voegen aan het
(standaard kantoorgebouwen).
bestek. Daarnaast biedt de service de mogelijkheid de Stabu-
Ga naar www.jestorkair.nl, klik op service en maak gebruik
bestekken in pdf formaat te bekijken. Naast het selecteren van
van de online bestekservice. Eenvoudig, snel en gratis!
complete bestekken is het ook mogelijk om alleen een FPS (Fabrikanten Product Specificatieblad) van het toegepaste product te selecteren. Hierdoor is het eenvoudig om producten
www.jestorkair.nl
- door mw. ir. M.E. Spiekman* en ir. H.A.L.. van Dijk*
Z
oals gevraagd door de Energy Performance of Building Directive (EPBD), hebben alle lidstaten van de Europese Unie, de eisen aan de energieprestatie van nieuwe gebouwen in praktijk gebracht, of gaan dit te zijner tijd doen. De striktheid van de vereiste niveaus is op nationaal niveau bepaald. De lidstaten zijn al verplicht aan de EPBD om de eisen aan de energieprestatieniveaus iedere paar jaar op nationaal niveau aan te scherpen. Er zal toezicht worden gehouden op de ontwikkeling van de energieprestatie-eis in de lidstaten.
WAAROM ENERGIEPRESTATIE NIVEAUS VERGELIJKEN?
Op het moment wordt de EPBD opnieuw vormgegeven. Als onderdeel van deze vernieuwing wordt overwogen om op een of andere manier de energieprestatie-eisen op Europees niveau te bepalen. Deze overweging maakt onze studie inzake de manier waarop de eisen aan energieprestatieniveaus 30
Ir. H.A.L.. van Dijk
Dit artikel vat de resultaten samen van een inventariserend onderzoek naar de vergelijking van de eisen die in verschillende EU lidstaten aan de energieprestatieniveaus worden gesteld. Dit is één van de taken van het ASIEPI-project dat wordt gefinancierd door het programma van het EACI (Executive Agency of Competitiveness and Innovation) voor Intelligente Energie Europa. Voor iedereen die betrokken is in de discussie over de vergelijking van de eisen die worden gesteld aan de energieprestatieniveaus in Europa, is het van belang om te begrijpen welke uitdagingen deze taak met zich meebrengt. Dit artikel geeft een samenvatting van de belangrijkste lessen die kunnen worden getrokken uit een inventariserende vergelijkingsstudie van de eisen die in vier lidstaten aan de energieprestatie (EP) niveaus worden gesteld.
Mw. ir. M.E. Spiekman
Vergelijking van de energieprestatieeisen in Europa
van verschillende lidstaten kunnen worden vergeleken nog dringender en belangrijker. Voor buitenstaanders is een nationaal vereist energieprestatieniveau nogal een zwarte doos. Het is bijna onmogelijk om een idee te krijgen van wat een dergelijk nationaal vereist niveau exact betekent als men niet regelmatig werkt met de betreffende nationale berekeningsmethode. De eis aan het energieprestatieniveau voor woongebouwen is in Vlaanderen (België) bijvoorbeeld E100, terwijl de eis aan het energieprestatieniveau in Nederland 0,8 bedraagt. Wat betekenen deze niveaus? En wat betekent een aanscherping van deze eisen, bijvoorbeeld van E100 naar E90? Laat staan, hoe kunnen we de Vlaamse E100 vergelijken met de Nederlandse 0,8?
de EPBD een goed voorbeeld is van de toepassing van een subsidiariteitsprincipe: alleen de structuur is bepaald in de richtlijn, en lidstaten zelf hebben de controle over de details. En zelfs als de energieprestatiemethodes in de toekomst volledig worden geharmoniseerd door het CEN, zijn er vele nationale verschillen die het energiegebruik beïnvloeden, zoals de nationale voorschriften betreffende de volksgezondheid het ventilatievoud van gebouwen beïnvloeden. Verder maken meer voor de hand liggende verschillen tussen landen, zoals gebouwgebruik, binnenklimaatcondities, buitenklimaat, bouwpraktijk en beschikbaarheid, bruikbaarheid en kosten van technologieën en arbeid, een vergelijking van de vereiste niveaus in de verschillende lidstaten verre van eenvoudig. Dit is
De berekeningsmethode om de energieprestatieniveaus te bepalen verschilt ook van land tot land. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door het feit dat
* TNO Built Environment and Geosciences Vertaling van “Comparing energy performance requirements over Europe”, door ir. P.M. Briggen, Peutz BV.
NORMEN EN RICHTLIJNEN
vooral het geval in een omgeving met wetgevende machten. Naast de bruikbaarheid van de resultaten van dit project in het licht van de opkomende vernieuwing van de EPBD, is de vergelijking van de eisen aan de energieprestatieniveaus interessant voor verschillende belanghebbenden. De vergelijking maakt het voor lidstaten mogelijk om een idee te krijgen van waar ze staan met hun eisen aan de energieprestatieniveaus in vergelijking met hun buurlanden. Deze informatie is daarnaast bruikbaar voor industrie- en brancheorganisaties. Afhankelijk van de vereiste niveaus kunnen bepaalde nieuwe technologieen voor een land interessant worden.
HET ASIEPI-PROJECT - EN DE VERGELIJKING
In oktober 2007 begon het nieuwe ASIEPI-project. Eén van de doelen van dit project is het onderzoeken van manieren om de eisen te vergelijken die in verschillende EU lidstaten aan de energieprestatieniveaus worden gesteld. De opdracht concentreert zich op drie onderdelen: - Allereerst dient een hulpmiddel te worden ontwikkeld voor de vergelijking van eisen aan energieprestatieniveaus die zijn gesteld in de lidstaten. - Ten tweede dient de werkelijke vergelijking te worden uitgevoerd. De resultaten van de vergelijking zullen de range van de eisen aan energieprestatieniveaus in de lidstaten laten zien. Landen gaan verschillende uitdagingen tegemoet in relatie tot de nationaal vereiste niveaus. Het zal interessant zijn om te zien hoe andere landen, met vergelijkbare eisen, hun problemen oplossen. Daarom bestaat er een derde actie binnen deze opdracht: kijken naar
Vergelijken we appels met peren als we het energiegebruik van gebouwen vergelijken, zoals berekend volgens de nationale regels?
- FIGUUR 1 -
mogelijke hindernissen en goede praktijkvoorbeelden van dergelijke uitdagingen.
UITDAGINGEN GERELATEERD AAN DE VERGELIJKING
Een aantal onderzoeken is al begonnen om de eisen aan de energieprestatieniveaus van een aantal buurlanden in Europa te vergelijken. De Vlaamse [1], Ierse [2], Schotse [3] en Duitse overheden hebben bijvoorbeeld verschillende initiatieven op dit gebied opgestart. Deze kleinschalige studies laten al een aantal van de uitdagingen zien die aan bod zullen komen wanneer een vergelijking wordt gemaakt van de verschillende eisen die in Europa worden gesteld aan de energieprestatieniveaus. De onderstaande lessen zijn voornamelijk uit de Vlaamse studie getrokken: 1. Eén van de potentiële hulpmiddelen bij de vergelijking is om één voorbeeldgebouw te selecteren op EU-niveau en om te berekenen hoe dit gebouw in ieder land “scoort” volgens de nationale minimumeisen. De berekening van een volledig beschreven buitenlands gebouw aan de hand van de nationale energieprestatiemethode lijkt een eenvoudige taak als je ervaring hebt met dit type berekeningen. Maar het blijkt een ‘pijnlijk’ en tijdrovend proces te zijn. I. Ondanks de gedetailleerde beschrijving ontbreken veel inputparameters, simpelweg omdat deze in het oorspronkelijke land niet van belang zijn. Enkele voorbeelden: • Een Nederlandse beschrijving voor woongebouwen omvat geen informatie over het ventilatievoud, omdat de Nederlandse methode hiervoor een standaardwaarde gebruikt. • Voor de Franse berekening is echter wel informatie over het ventilatievoud benodigd. • Een Vlaamse beschrijving zal geen informatie bevatten over koudebruggen, omdat deze in België niet in aanmerking worden genomen. • Voor de Portugese berekening zijn details van koudebruggen wel benodigd. Dit brengt een extra uitdaging naar voren voor de vergelijking: sommige huizen in TVVL Magazine 11/2009
Vlaanderen zullen weinig koudebruggen hebben en andere zullen er veel hebben. De keuze voor de details van de koudebruggen zullen de Vlaamse energieprestatiewaarde niet beïnvloeden, maar zullen de Portugese energieprestatiewaarde significant beïnvloeden. Daarmee zal het de vergelijking tussen de twee landen beïnvloeden, vooral omdat koudebruggen in de Portugese berekeningsmethode van groot belang zijn. II. De beschrijving van inputparameters die verschilt per land leidt tot misverstanden. Bijvoorbeeld kan het vermogen voor verlichting worden gegeven inclusief of exclusief het vermogen voor ballast. De manier waarop de informatie is gegeven en in aanmerking wordt genomen kan per land verschillen. Adviseurs in verschillende landen zullen zich er vaak niet van bewust zijn dat dergelijke verschillen bestaan en zullen dus aannemen dat het gegeven vermogen, het vermogen is dat zij normaal gesproken gebruiken in hun nationale berekeningsmethode. De hoeveelheid discussie die benodigd is om dergelijke misverstanden op te lossen is groot. Stel je voor dat dit proces plaats moet vinden voor 27 of meer landen: misverstanden kunnen mogelijk niet gemakkelijk en systematisch worden ontdekt. 2. Eén van de grootste uitdagingen voor de vergelijkingsstudies is het feit dat bouwonderdelen en -systemen in verschillende landen worden omschreven aan de hand van verschillende kenmerken. De juiste informatie ontbreekt vaak voor buitenlandse producten: metingen worden alleen verricht in navolging van de nationale meetrichtlijnen die gelden in het land waarin het product wordt verkocht. Bijvoorbeeld: de efficiëntie van een Vlaamse warmwaterboiler voor huishoudelijk gebruik wordt niet gemeten aan de hand van de Nederlandse norm. Voor warmwater voor huishoudelijk gebruik bestaan op het moment geen gemeenschappelijke CEN-normen. De Nederlandse energieprestatiemethode gebruikt een standaardwaarde van 30 % voor de efficiëntie als er geen meting beschikbaar is, die 31
Floor Area
250 249 is verricht in navolging van de Nederlandse norm. Dit terwijl de warmwaterboiler eigenlijk een zeer efficiënte boiler kan zijn die een hoog efficiëntielabel (60 % of zelfs 70 %) zou kunnen hebben ontvangen wanneer de efficiëntie zou zijn gemeten volgens deze Nederlandse norm.
240
m2
236
230 227
220 210
213
200
4. Het vergelijken van de resultaten van de energieprestatieberekeningen blijkt ook niet gemakkelijk te zijn. Het berekende totale energiegebruik (bijvoorbeeld in kWh/ m2 of in CO2/m2) kan niet worden vergeleken. Om te beginnen omvatten deze waarden verschillende deelgebruiken. Frankrijk neemt bijvoorbeeld het energiegebruik voor verlichting mee in de berekening voor woongebouwen, terwijl Vlaanderen dit bijvoorbeeld niet doet. Dit is een erg duidelijk 32
FL
NL
Halfopen woning, zijgevel (west)
DE
FR
Halfopen woning, grondplan gelijkvloerse verdieping
50
A
870 380
490
V4: 240/100
60
V3: 360/210
60
70
335
382
30
509
30
210
D2: 100/210
110
30
80
14 240
V2: 240/210
100
Wasplaats
170
210
- FIGUUR 2 -
verschil waarvoor correctie wellicht eenvoudig is, op voorwaarde dat meer informatie beschikbaar is dan alleen het resultaat van de zwarte doos. Maar meer verborgen verschillen waarvoor correctie niet zo eenvoudig is komen ook voor, zoals verschillende nationale standaardwaarden, voor bijvoorbeeld het ventilatievoud, die zijn gebaseerd op nationale voorschriften betreffende de volksgezondheid. Deze kunnen leiden tot een lager of hoger berekend energiegebruik. Om dezelfde redenen is een vergelijking van het maximaal toegestane energiegebruik ook niet eerlijk. Een betere vergelijking resulteert uit de verhouding van het berekende totale energiegebruik en het maximale energiegebruik, omdat op die manier een aantal nationale keuzes tegen elkaar wegvalt. Maar men moet zich ervan bewust zijn dat dit resultaat ook in belangrijke mate beïnvloed kan zijn door alle bovengenoemde zaken.
NORMEN EN RICHTLIJNEN
30
1100
476
V1: 240/210
14
14
Garage
9
377 360
90
200
Inkom WC 30
Zelfs het vloeroppervlak van hetzelfde gebouw is verschillend wanneer dit wordt berekend volgens de nationale regels. De grafiek laat de resultaten van Vlaanderen, Nederland, Duitsland en Frankrijk zien.
Door de verschillen in de berekeningsprocedures die worden gebruikt in de verschillende landen, is een gedetailleerde vergelijking van de bereke-
335
10
10
30
600
210
315
14
826
120
95
Woonkamer 1310
1019
10
10
172
140
Keuken
500
3. Verschillen tussen landen beginnen met de bepaling van vloer- en wandoppervlakken. De normen die hiervoor worden gebruikt verschillen van land tot land, door buiten-, binnen- en gemengde maten te gebruiken (alles in overeenstemming met de EN-ISO norm over dit onderwerp), waarbij verschillende onderdelen (bijvoorbeeld constructieve wanden, trappenhuizen etc.) worden uitgesloten en waarbij tot slot verschillende definities worden gebruikt om te bepalen of ruimten binnen of buiten de verwarmde zone vallen. Figuur 2 laat de verschillen in de berekende vloeroppervlakken zien voor Vlaanderen, Nederland, Duitsland en Frankrijk. In dit voorbeeld hebben alle vier de landen, zoals afgesproken, dezelfde ruimten in de berekening betrokken (hoewel nationale regels in een aantal van de landen zouden kunnen stellen dat de garage en de zolder niet binnen de thermische schil zouden moeten vallen). Het voorbeeld laat zien dat het vloeroppervlak met gemak met 15 % kan verschillen, en zelfs met een hoger percentage wanneer dergelijke ruimten worden beschouwd in navolging van de nationale richtlijnen. Dit laat duidelijk zien dat het vergelijken van het nationale energiegebruik per vierkante meter misleidend kan zijn.
70
P1: 240/210
D1: 100/210
180
280
870
A'
ningsprocedures niet eenvoudig. Door de complexiteit van deze methoden en vanwege het feit dat deze procedures niet statisch zijn maar iedere paar jaar zullen veranderen, lijkt deze benadering, die meer is gericht op ‘de zwarte doos’ (ondanks de beperkingen hiervan) meer geschikt te zijn. HET PROBLEEM VAN VERSCHILLENDE BUITENKLIMATEN
De meeste vergelijkingsstudies richten zich op een relatief klein gebied in Europa. Eén van de redenen hiervoor is dat grote verschillen in het klimaat een vergelijking ingewikkelder maken. De vraag is hoe bruikbaar het is om gebouwen in Helsinki te vergelijken met gebouwen in Athene. Een goed gebouwontwerp neemt het klimaat in beschouwing, wat resulteert in klimaatspecifieke energiemaatregelen. Een laag energiegebruik voor koeling kan worden veroorzaakt door het gematigde klimaat (bijvoorbeeld in Finland), door een goed ontwerp of zelfs door een slecht binnenklimaat (bijvoorbeeld een hoge binnentemperatuur). Hetzelfde kan worden gezegd over een laag energiegebruik voor het verwarmen van een ruimte.
Het buitenklimaat maakt de vergelijking niet alleen ingewikkeld, maar ook de gewenste of vereiste niveaus van binnenklimaatcondities verschillen sterk van land tot land, zoals de vereiste ventilatievouden voor een gezond binnenklimaat. Een ander voorbeeld op dit gebied is het huidige idee over een acceptabele binnentemperatuur; namelijk dat het is gerelateerd aan de buitentemperatuur. Dat betekent dat zelfs dezelfde persoon in Helsinki een ander binnenklimaat zou wensen dan in Athene. Volgende stappen Het is duidelijk dat de vergelijking tussen de lidstaten van de vereiste energieprestatieniveaus een erg interessante en uitdagende taak is. Gewapend met de lessen die zijn getrokken uit de genoemde onderzoeken zal de volgende stap in het ASIEPI-project zijn om alternatieve methoden te vinden voor de vergelijking en om deze opties
te testen. De resultaten van deze tests zullen in een toekomstig informatief artikel worden gepresenteerd, houd de website www.asiepi.eu in de gaten. REFERENTIES
1. BBRI, “Energy performance regulations: small scale comparison between Flanders, the Netherlands, Germany and France”. 2. ERG, University College Dublin, ‘Energy efficiency regulations for new dwellings and options for improvement’, Brophy, V., 2007. 3. Scottish Building Standards Agency, “International comparison of energy standards in building regulations: Denmark, Finland, Norway, Scotland, and Sweden”, September 2007.
Energy Europe programma onder het contract EIE/07/169/S12.466278. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit artikel ligt uitsluitend bij de auteurs. Het artikel geeft niet noodzakelijkerwijs de mening van de Europese Gemeenschappen weer. Zowel de Europese Gemeenschappen als de auteurs zijn verantwoordelijk voor enig gebruik dat wordt gemaakt van de informatie gepresenteerd in dit artikel. Vergelijkbare informatieve artikelen over ASIEPI en/of andere Europese projecten kunnen worden gevonden op de website van het ‘Buildings Platform’: www.buildingsplatform.eu. Meer informatie kan worden gevonden op de website van ASIEPI: www. asiepi.eu.
Disclaimer: ASIEPI is gefinancierd door het Community’s Intelligent
Lancering Nieuwe generatie.
Saia®PCD3 Kwaliteit, openheid én flexibiliteit in uw automatisering
Met de introductie van de nieuwe Master controllers en I/O-modulen in de Controlesta RCO product range, brengt ELESTA een nieuwe dimensie binnen GBS. Het modulaire multi-master concept creëert de basis van een hoog efficiënte en prijstechnische realisatie van GBS projecten. Ons systeem biedt: ➲ Verschillende intergratie en communicatie mogelijkheden. ➲ Master met geïntegreerd kleuren display voor montage op een Dinrail of in de kastdeur. ➲ Vermindering van de hoeveelheid apparatuur en bekabeling door deIntegratie van relais in de I/O-modulen. ➲ Bewezen bedieningsgemak door “The trick with de click”.
Saia-Burgess Benelux B.V. Hanzeweg 12c | NL-2803 MC Gouda T +31 182 54 31 54 | F +31 182 54 31 51 www.saia-burgess.nl | offi[email protected]
Noordermeer Regeltechniek B.V. Rooseveltstraat 18R NL 2321 BM Leiden Tel. + 31 (0)71 528 8886 Fax + 31 (0)71 528 8845 [email protected] www.regeltechniek.com
TVVL Magazine 11/2009
ELESTA GmbH Elektronik Gottlieb-Daimler-Straße 1 D-78467 Konstanz Tel.: +49 (0)7531 987-0 Fax: +49 (0)7531 987-200 [email protected] www.elesta.de
33
Mw. ir. A.P. van der Horn
Architecten omschrijven de gevel vaak als de huid van een gebouw en gebruiken soortgelijke analogieën om haar aan te kleden en te versieren. Als de gevel de huid is, dan zijn de installaties in een gebouw het zenuwstel en vitale delen van het gebouw. Samenwerking tussen deze systemen - al dan niet door een slim aansturend brein - is dan ook niet meer dan logisch. De te nemen stap is dan ook het integreren van al deze systemen. - door mw. ir. A.P. van der Horn*, ir. M.L. Lurvink*
S
top daarom met denken in losse installaties en start denken in de netwerkstructuren van een integraal gebouwbeheersysteem. De nieuwe internationale en in Europees verband aanvaarde norm NEN-ENISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ verschaft houvast voor ontwerp, engineering, documentatie, uitvoering en onderhoud van gebouwbeheersystemen. De norm biedt grote voordelen voor opdrachtgevers, architecten, installatieadviseurs, aannemers en producenten.
TOENEMENDE COMPLEXITEIT
Vroeger waren de installaties overzichtelijk in een kantooromgeving. Er was licht, verwarming en - als je geluk had - ventilatie, al dan niet door een te openen raam. Deze systemen hadden twee standen: aan of uit. Vaak werd dan democratisch, door consensus, of door de luidste stem besloten in welke stand het systeem stond, waardoor niemand volledig comfortabel kon werken. Tegenwoordig zijn onze gebouwgebonden installaties ‘slimmer’. Door middel van bewegingsdetectie wordt verlichting aan of uit gezet. De klimaatsinstallatie werkt vol automatisch en kiest zelfstandig voor verwarmen of koelen door middel van sensoren. De temperatuur blijft zo over de hele dag nagenoeg constant. Alle systemen doen ieder voor zich hun uiterste best het ons zo behaaglijk mogelijk te maken. Naast de ‘traditionele’ klimaatsystemen 34
zijn er nogal wat systemen bijgekomen in de loop der jaren: brandveiligheidssystemen met onder andere brand- en rookmelders, veiligheidssystemen met inbraakalarmen en -camera’s, transportsystemen, maar ook systemen voor onderhoud en facility management. Met de toenemende automatisering worden ook de gebouwgebonden installaties steeds slimmer. Veel subsystemen zijn voorzien van meet- en regeltechniek. De mogelijkheden om deze te koppelen bestaan maar tot op heden moest elke partij elke keer opnieuw het wiel uit vinden om tot een goed geïntegreerd gebouwbeheersysteem te komen. Ook sluiten bepaalde (systeem)onderdelen en producten niet altijd bij elkaar aan. Om deze complexiteit het hoofd te bieden is er maar één oplossing: afspraken maken in de vorm van normalisatie. Daarom is nu NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ als norm uitgebracht met als doel een flexibel, uitbreidbaar, duurzaam en efficiënt systeem te definiëren voor een goed gebouwbeheersysteem. WAT IS EEN NORM
Normen zijn in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht geen statische wetten van Meden en Perzen. Normen komen tot stand door samenwerking tussen bedrijven, overheden en andere belanghebbenden. Ze worden regelmatig beoordeeld en herzien om aan de steeds veranderende behoeften van de hedendaagse samenleving te voldoen. Experts en vertegenwoordigers uit de industrie, overheid, tussenhandel, geNORMEN EN RICHTLIJNEN
bruikersgroepen, wetenschappen, etc. bespreken wat nodig is om interactie tussen uw werk en dat van een ander mogelijk te maken. Hiervoor zijn minimale kwaliteitseisen en een gemeenschappelijk idioom nodig: een norm. De Technische Universiteit van Dresden en het Frauenhofer Instituut voor Systemen en Innovatie kwamen in 1999 tot de conclusie1 dat bedrijven die actief deelnemen in normontwikkeling een voorsprong hebben op hun concullega’s als het gaat om het inspringen op nieuwe marktbehoeften en nieuwe technieken. Daarnaast worden onderzoeksrisico’s en ontwikkelkosten gereduceerd voor deze bedrijven. Een onderzoek van NASA2 uit 2005 toonde aan dat gebruik van open standaarden, zoals de NEN normen, voor geografische informatie 26,2 % goedkoper was dan vergelijkbare opties. Conformeren en volgen van normen is een vrijwillige keuze. Er is geen enkele verplichting tot het volgen van normen. Vaak conformeren leden van belangenverenigingen zich aan nieuwe normen om daarmee innovaties te stimuleren of als kwaliteitswaarborg. Het komt voor dat de overheid om de zelfde redenen door middel van wetof regelgeving breed gedragen normen aanwijst. UITGANGSPUNTEN
Om tot een flexibele, uitbreid* NEN
Ir. M.L. Lurvink
NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’
bare standaard voor een geïntegreerd gebouwbeheersysteem te komen en marktwerking te bevorderen waren de uitgangspunten voor deze norm de volgende: 1. het integreren van verschillende gebouwgebonden systemen levert synergievoordelen op voor de verschillende toepassingen. Deze moeten de gebruiker ten goede komen; 2. bestaande apparatuur moet uitbreidbaar zijn of in de toekomst vervangbaar en aan het netwerk van het gebouwbeheersyteem aan te sluiten zijn. Innovatie moet niet door bestaande systemen worden tegengewerkt: Hard- noch software wordt voorgeschreven. Waar het om gaat is het proces vast te leggen voor het maken van projectspecificaties waarbij de gevraagde functionaliteit en kwaliteit van de toepassingen helder zijn geformuleerd; 3. iedereen betrokken bij het traject van opdrachtverstrekking, ontwerp, engineering, productie, installatie, keuring, oplevering, operationeel onderhoud en training in het gebruik van het gebouwbeheersystemen moet van andermans expertise en documentatie gebruik kunnen maken. INHOUD VAN DE NORM
Om zeker te zijn dat alle betrokkenen dezelfde taal spreken is er om te beginnen een ondubbelzinnige terminologie voor gebouwbeheersystemen vastgelegd. Daarnaast zijn er voor verschillende onderdelen van een gebouwbeheersysteem methoden, richtlijnen, protocollen en procedures opgesteld die, hoewel flexibel, dwingen om alles wat van belang is vast te leggen. De belangrijkste punten hiervan zijn: 1. een methode voor het documenteren van het ontwerp; 2. een generiek model waarmee alle hardwareonderdelen van een gebouwbeheersysteem en hun onderlinge verbindingen kunnen worden beschreven; 3. richtlijnen voor de (software) engineering voor alle essentiële benodigdheden voor een gebouwbeheersysteem, rekening houdend met verschillende culturen, klimaten en wetgeving; 4. een datacommunicatieprotocol dat zonder kennis van de interne
werking van een apparaat de operationele eigenschappen van dat apparaat vastlegt; 5. procedures voor testen van conformiteit van de producten aan het netwerk van het gebouwbeheersysteem (BACnet standard); 6. methodiek om de gevolgen van gebouwbeheersystemen voor de energieprestatie inzichtelijk te maken en hier (bindende) conclusies aan te verbinden. VOORDELEN
Toepassen van de norm levert voor alle partijen voordelen op. Adviseurs kunnen de installatiebehoefte voor het project duidelijk omschrijven en classificeren. De energiebehoefte kan straks door gebruik te maken van deel 7 (nog in ontwikkeling) inzichtelijk worden gemaakt. De opzet is dat de resultaten die hieruit voortvloeien als basis gaan dienen voor nationale energie prestatieberekeningen. Voor Nederland wil dat zeggen dat de Energie Prestatieberekening Gebouwen (EPG - in ontwikkeling) wellicht kan worden gekoppeld aan deze norm. Daarnaast kunnen opdrachtgevers een weloverwogen keuze maken tussen verschillende (sub)systemen van verschillende leveranciers. Apparatuur kan ‘samenwerken’, waardoor dubbele meet- en signaleringsinstallaties overbodig worden. Dit werkt kostenbesparend en het installatieproces wordt hierdoor vereenvoudigd en versneld. Deze internationale norm is in alle dertig landen van Europa als nationale norm uitgebracht. In Nederland als NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’. Dit betekent dat er dus geen tegenstrijdige normen binnen Europa zijn. Rekening houdend met kleine regionale verschillen zoals elektrische spanning en bevestigingseisen (beschreven in de nationale bijlagen) biedt zij bijvoorbeeld voor fabrikanten, leveranciers, adviseurs en installateurs interessante internationale commerciële mogelijkheden. De totale wereldwijde markt voor de gebouwautomatiseringssector wordt op ongeveer vijf miljard dollar geschat3. OPBOUW VAN DE NORM
De norm ‘Gebouwbeheersystemen’ bestaat uit zeven delen die als volgt zijn opgebouwd: Deel 1 ‘projectspecificatie en implemenTVVL Magazine 11/2009
tatie’ behandelt het ontwerp, engineering, installatie en overdracht van het gebouwbeheersysteem, samen met de benodigdheden voor de as-built documentatie en training. Deze vier fasen van het implementeren van een gebouwbeheersysteem bevatten beslissingsmomenten en activiteiten (figuur 1, zie volgende pagina). Een belangrijk onderdeel hiervan is de technische specificatie van het project. Hierin staat onder andere welke standaarden en regelgeving voor het project van toepassing zijn, het adres en de locatie, een tekening van het terrein, contractuele eisen, projectorganisatie en verantwoordelijkheden, project mijlpalen en specificatiedocumenten voor elk systeemonderdeel. Als u nu al gewend bent met systematische en zorgvuldige bestekken en contracten te werken dan zult u zich snel in NEN-EN-ISO 16484-1 thuis voelen Deel 2 ‘apparatuur (uit 2004)’ betreft de eisen aan de hardware om zijn taak te vervullen in een gebouwbeheersysteem. Het geeft de termen en definities die nodig zijn voor delen 2 en 3. Nationale aanvullingen kunnen specifieke eisen geven over fysische en elektrische eigenschappen en de praktische installatie van de systemen. Daarnaast moeten bijvoorbeeld stroomverbruik, warmteafgifte en geluidproductie van elk systeemonderdeel bekend zijn. Deel 3 ‘functies (uit 2005)’ beschrijft de benodigdheden en definities voor softwareprogramma’s, generieke functies voor bedrijfs- en project specifieke toepassingen en engineeringfuncties voor aansturing van gebouwinstallaties. Het verschaft communicatiefuncties voor de integratie met speciale gebouwgebonden systemen. Dit deel is vooral interessant voor producenten van apparatuur en software voor gebouwinstallaties. Deel 4 ‘applicaties (in ontwikkeling)’ specificeert de vereisten voor specifieke communicatie applicaties en apparatuur, bijvoorbeeld voor ruimtespecifieke optimalisatie van het binnenklimaat door aansturing van verwarming, koeling, luchtverversing, zonwering, etc. Deel 5 ‘gegevens communicatie protocol (uit 2008)’ definieert services en protocollen voor datacommunicatie voor computerapparatuur voor het monito35
Phase
Decisions
Activity
Desig gn
Start
Definition of project requirements i t
Project plan and organisation i ti
Project plan and co-ordination
Detailed function and hardware design
Hardware configuration
Control strategy configuration fi i
Technical specification
N Contract Y
E Engineering
N Design approval Y
System test?
Management and operator functions configuration
Y System test
N
Handover
BACS vendor commissioning
Training
Installing
Doccumentation
Installation
N
System demonstration
Comple etion
Acceptance Y Finalization N Completed?
Operator instruction
Y End Review and improve building performance
Mogelijke opeenvolging van beslissingsmomenten en acties per fase van het implementatieproces van een gebouwbeheersysteem volgens NEN-EN-ISO 16484
- FIGUUR 1 ren en controleren van gebouwsystemen. Aanvullend wordt een abstract object georiënteerde voorstelling van informatieoverdracht tussen zulke apparatuur vastgelegd, waardoor de toepassing van het gebruik van digitale beheersings- en aansturingstechnieken in gebouwen wordt bevorderd. BACnet, het netwerkprotocol voor gebouwbeheersystemen en gebouwautomatisering is specifiek ontwikkeld voor de datavoorziening tussen gebouwautomatiserings- en controle systemen voor toepassingen als verwarming, ventilatie, airconditioning, verlichting, toegangscontrole en branddetectiesystemen. Het protocol biedt mechanismen waarmee willekeurige onderdelen van het gebouwbeheersysteem 36
informatie kunnen uitwisselen. Het BACnet-protocol kan daardoor worden gebruikt door computers, maar ook direct door digitale controllers voor algemeen of applicatie specifiek gebruik. Netwerken voor gebouwbeheersystemen zijn lokale netwerken (LAN). Deze systemen hoeven niet in één gebouw te liggen. Systemen van verschillende gebouwen kunnen door een LAN worden verbonden. Soms is er behoefte is aan informatie-uitwisseling met apparatuur in een gebouw dat fysiek buiten het bereik van de beheerder ligt. Dan nog kan dat via langeafstandscommunicatie aan de LAN worden gekoppeld. Deze lange afstandscommunicatie gaat per kabel NORMEN EN RICHTLIJNEN
of telefoonlijn en de afhandeling van deze data wordt niet beschouwd als onderdeel van het BACnet. Gebouwbeheersystemen zijn, net als onze zenuwen en vitale delen, statisch. Zij verplaatsen zich niet van plek naar plek en de functies die zij moeten uitvoeren veranderen niet opeens. Zelfs de meest geavanceerde robots bakken niet de ene dag brood en doen de volgende een openhartoperatie. BACnet is gebaseerd op een architectuur van vier lagen, die de fysieke link, de data link, netwerk en applicatielagen stapelt. De fysieke link betreft de verbinding tussen de systemen per kabel of draadloze verbinding. De data link is het laagste niveau dataoverdracht en regelt toegang tot het medium, adressering en foutafhandeling. De netwerklaag kan worden toegepast als er meerdere netwerken in een gebouwbeheersysteem zijn en regelt dan onder andere routing van data en foutafhandeling. De applicatielaag verzorgt de communicatie waardoor de toepassing zijn werk kan doen. Het gebruik van wijdverbreide en beschikbare technieken op basis van ISO 8802-3 ‘Informatietechnologie Telecommunicatie en informatie-uitwisseling tussen systemen’ voor het netwerk van een gebouwbeheersysteem, is aan te bevelen vanwege het verlagen van de kosten, het verhogen van de prestaties en openen van nieuwe deuren voor systeem integratie. Deel 6 ‘datacommunicatie en conformiteitsbeproeving (uit 2009)’ geeft een standaardmethode waarmee kan worden gecontroleerd of alle in de projectdocumentatie gemelde en vereiste eigenschappen van het gebouwbeheersyteem, en aanwezig zijn en of ze voldoen aan de BACnet standaard. Hier wordt gebruik gemaakt van het Protocol Implementation Conformance Statement. Deel 7 ‘impact on energy performance of buildings (in ontwikkeling)’ biedt een methode om de invloed op de energiehuishouding op te sommen van de gebouwgebonden installaties. Met de gegeven gedetailleerde methoden kunnen dan gemakkelijk rekenwaarden voor energie prestatie berekeningen worden verkregen. Tevens wordt een versimpelde rekenmethode aangereikt om tijdens de ontwerpfase een eerste aanname te kunnen doen
van de invloed van onderdelen van het gebouwbeheersysteem uitgaande van standaard bouwwerken. SAMENSPEL VAN DE ZEVEN DELEN
Door te conformeren aan NEN-ENISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ maken ontwikkelaars, ontwerpers en installateurs automatisch gebruik van elkaars expertise. Voor elke partij worden de projectorganisatie, de eisen en de deadlines duidelijk. Ook is in één oogopslag duidelijk of een (sub) systeem past binnen de randvoorwaarden van het totale gebouwbeheersysteem. Door optelling van de productgegevens van de fabrikant kan de energiehuishouding worden bepaald. Met het toepassen van software kunnen de systemen naderhand op basis van het werkelijke gebruik verder worden ingesteld en geoptimaliseerd. De norm geeft de mogelijkheid om eindelijk van alle verschillende subsystemen één geïntegreerd gebouwbeheersysteem te maken. De voorheen gevoelloze en afstandelijke installaties van een gebouw krijgen dankzij deze nieuwe standaard eindelijk hart en ziel en een stem.
goede internationale normen voor gebouwbeheersysteem te ontwikkelen. Daarnaast werkt deze Technische Commissie nauw samen met een Technische Commissie van CEN. CEN (European Committee for Standardization ) is het Europese samenwerkingsverband van nationale normalisatie instanties. Zij bestaat uit de instituten van alle 27 landen van de EU, samen met IJsland, Noorwegen en Zwitserland. Het hoofdkantoor staat onder andere vanwege de nauwe relatie met de Europese Commissie in Brussel. Het Nederlandse normalisatie instituut NEN is lid van CEN. Binnen CEN is Technische Commissie 247 ‘Building Automation, Controls and Building Management’ verantwoordelijk voor de normalisatie van gebouwbeheersystemen en gebouwmanagement. Deze normen behelzen o.a. definities, vereisten, functionaliteit en testmethoden van gebouwautomatiseringsproducten en systemen, met als doel een technisch efficiënt en commercieel aantrekkelijk gebouwbeheer binnen heel Europa. INVLOED VAN NEDERLAND
NORM ONTWIKKELING
De norm NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ is ontwikkeld in de International Organisation for Standardisation (ISO). ISO is een vereniging die bestaat uit de nationale normalisatie instituten, waaronder NEN voor Nederland, maar ook die van bijvoorbeeld Rusland, Uruguay en Kazachstan. Het centrale secretariaat van ISO is gevestigd in Genève, Zwitserland. Binnen ISO is de Technische Commissie 205 verantwoordelijk voor het ontwikkelen van internationale standaarden voor ‘de bebouwde omgeving’. De belangrijkste werkgebieden van deze commissie zijn het ontwerpen van energiezuinige gebouwen, gebouwbeheersystemen, inpandige luchtkwaliteit, akoestisch- en visueel binnenklimaat. De commissie zorgt ervoor dat de verschillende standaarden op elkaar aansluiten, zodat een eenduidig systeem ontstaat. In deze technische commissie bestaan verschillende werkgroepen. Werkgroep 3 ‘Building control system design’ is speciaal opgericht voor de gebouwbeheersystemen. Hierin nemen uit de hele wereld experts plaats om
Binnen Nederland volgt een commissie van NEN de ontwikkeling van deze normen. Deze commissie geeft op gezette tijden commentaar op normen die in ontwikkeling zijn. Met tekstvoorstellen en strategisch voor- of tegenstemmen kan de inhoud van de normen naar Nederlandse hand worden gezet. Vanuit de TVVL heeft de afdeling GB aan de commissie meegewerkt. Ook u of uw organisatie kan nog aan de ontwikkeling van NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ deelnemen om de Nederlandse belangen in internationaal verband te behartigen. Hiermee kunt u er bijvoorbeeld voor zorgen dat de resultaten van de in ontwikkeling zijnde NEN-EN-ISO 16484-7 ‘Gebouwbeheersystemen - impact on energy performance of buildings’ één op één in de EPN kunnen worden meegenomen. Dit zal zonder Nederlandse inbreng zeker verloren gaan.
aan te sluiten. Gebouwgebonden installaties kunnen en moeten - als integraal onderdeel van het gebouwontwerp - vroeger in het ontwerptraject worden behandeld en afgestemd. Dat verbetert de kwaliteit en reduceert de kosten. Behandel en benader uw gebouwbeheersysteem dan ook als een specialist en niet als een kwakzalver. Spreek dezelfde taal en beheers de technieken. Voorkomen is immers beter dan genezen. NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ helpt u hierbij. INFORMATIE EN BESTELLEN
Voor prijsinformatie en bestellingen: surf naar de Normshop op de NENwebsite: www.nen.nl of neem contact op met NEN-Klantenservice, telefoon (015) 2 690 391, e-mail: bestel@nen. nl Voor inhoudelijke vragen over deze norm(en) of over het normalisatieproces: mw. ir. A.P. van der Horn, NEN-Bouw, (015) 26 90 286, Annet. [email protected] VOETNOTEN
1. DIN (Deutsches Institut für Normung e. V.), 1999, Economic benefits of standardization: opsomming van resultaten beschikbaar op: www.din.de/cmd?level=tpl-arti kel&cmstextid=63237&languageid =en&bcrumblevel=2 2. NASA, 2005, Geospatial Interoperability Return on Investment Study, beschikbaar op: http://www. isotc211.org/Outreach/Newsletter/ Newsletter_08_2005/TC_211_ Newsletter_08_Appendix_I.pdf 3. ISO, 2005, Business Plan ISO/ TC 205 Building environment design, beschikbaar op http://isotc. iso.org/livelink/livelink?func=doc. Fetch&nodeid=1029799
SAMENVATTING EN CONCLUSIE
Dankzij de norm NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ wordt het alle partijen aantrekkelijker en vele malen makkelijker gemaakt slimme systemen te ontwerpen en op elkaar TVVL Magazine 11/2009
37
Met Daikin slaagt u in elke winkel.
Meer commercieel succes met de retailoplossingen van Daikin.
Buurtsuper of compleet warenhuis… met Daikin kunt u altijd de juiste klimaatoplossing bieden. Ons uitgebreide programma airconditioningsystemen voor de retail heeft voor elke winkeltoepassing en elke wens het juiste systeem. Stuk voor stuk fluisterstil en uiteraard energiezuinig. Zelfs met de winkeldeuren open dankzij de koppeling aan hoogrendement luchtgordijnen. Daarnaast beschikt Daikin over systemen om airconditioning, luchtgordijn, CV-ketel en eventueel ventilatie op elkaar af te stemmen, systemen voor luchtbehandeling én systemen voor het koelen en vriezen van producten. Vergroot uw verkoopkansen en bel (088) 324 54 60. Of kijk op www.daikin.nl/oplossingen.
Daikin maakt het u steeds comfortabeler.
Met veel genoegen stellen wij onderstaande personen als lid van de vereniging aan u voor: De heer ing. H.M.P. van den Bulck Sint Josephstraat 18, Hengstdijk
Grontmij Nederland BV Middelburg
De heer ing. R. van der Mark Starnheim 10, Abcoude
RM Facilitec Abcoude
De heer ing. M. Mulder Heemraadweg 413, Weesp
M.I.B. Weesp
De heer E. te Boekhorst Katwijkstraat 113, Den Haag
E. te Boekhorst raadgevende ingenieur Den Haag
Verenigingsnieuws ■ GROOTS JUBILEUMFEEST 25 september 2009. Alles rondom feestlocatie Hart van Holland ademt uit dat dit een bijzondere avond gaat worden. Een rode loper, charmante gastvrouwen en prachtige galakleding, het is allemaal aanwezig. Kosten nog moeite zijn duidelijk gespaard om van het grote jubileumfeest van de 50-jarige TVVL een bijzondere avond te maken. In de grote feestzaal begint de avond met een spectaculaire lasershow waarbij in vogelvlucht de geschiedenis van de TVVL voorbij komt. De voorstelling begint met een zandloper en langzaam worden de contouren van de oprichters zichtbaar. Ook datum en plaats van oprichting (1959, Utrecht) komen voorbij en via mijlpalen als de oprichting van de verschillende afdelingen, de Technische Raad en het TVVL Magazine komt 2009, het jaar van het jubileum, steeds dichterbij. De lasershow eindigt met een spectaculaire onthulling. In groen en zwart verschijnt namelijk het nieuwe TVVL-logo. Het wordt ontvangen met een luid applaus vanuit de zaal. De toon is gezet!
die zal leiden naar de toekomst’. Het jubileumfeest, zo stelt de voorzitter, is een afsluiting van een periode, maar vooral ook het begin van de volgende 50 jaar. “Het afgelopen jaar heeft de TVVL zich de vraag gesteld wie we willen zijn in die toekomst. Vanavond ziet u de eerste antwoorden op die vraag.” Het nieuwe logo noemt de voorzitter een ‘visuele kroon op dat plan’, maar ook slechts een tipje van de sluier als het gaat om de presentatie van de nieuwe huisstijl. De volledige huisstijl, zo belooft de voorzitter, zal in januari 2010 tijdens de nieuwjaarsreceptie worden gepresenteerd.
Anita Witzier
Aanwezigen luisteren naar speech van de voorzitter
Het woord is aan voorzitter Ferry de Vries. Inhakend op de lasershow spreekt hij van ‘een tunnel van licht
Uiteraard is ook tijdens het grote jubileumfeest gastvrouw Anita Witzier van de partij. Na de opening door de voorzitter neemt zij het woord om alle aanwezigen nog eens welkom te heten en het programma toe te lichten. Dat programma blijkt vooral feesten in te houden. “Wij hebben opdracht gekregen het u aan alle kanten naar de zin te maken en dat gaat lukken als we kijken naar de opsomming van fantastische artiesten.” Gekozen is om in verschillende ruimtes verschillende programma’s aan te bieden zodat er voor ieder wat wils is. Zo zijn er op TVVL Magazine 11/2009
ACTUEEL KATERN NOVEMBER 2009
Aanmelding persoonlijke leden
Nieuwe begunstiger Itannex Almelo, T 088 8720000 De heer ing. D.W. Bremmer
■ PANELONDERZOEK De Redactieraad roept de lezers van TVVL Magazine op deel te nemen aan een maandelijks online panelonderzoek over de inhoud en leesbaarheid van TVVL Magazine. Bent u bereid maandelijks een aantal korte vragen te beantwoorden? Stuur dan een e-mail naar [email protected].
Het Plein optredens van een jazz trio en Laura Fygi terwijl in de theaterzaal optredens van onder andere The Dutch Cher en René Froger afgewisseld worden met muziek van DJ Arlo van Sluis. Ook op culinair gebied is er duidelijk voor ieder wat wils vanavond. Zo is er een grillbuffet met à la minute gegrilde gerechten, Chinese wokgerechten, warme Franse baguettes en bovendien een visbuffet. Ook de dessertbuffetten vallen duidelijk in de smaak. Vooral de chocoladefontein met verschillende soorten fruit en koekjes is een topper. Rond negen uur vindt in Club 50 een informele bijeenkomst plaats. Uit handen van prof. Dr. Dipl-Ing. M. (Michael) Schmidt en Dipl-Ing. T. (Thomas) Terhorst, resp. oud voorzitter en directeur van de zustervereniging van de TVVL, VDI-GBG, ontving onze voorzitter een fraaie aquarel. ‘De weg omhoog’ symboliserend inzake “Innovationen in Lebensräumen” door de TVVL en VDI gezamenlijk. Prof. Schmidt onderstreepte voorts dat hij tevens als vertegenwoordiger van het bestuur van REHVA deze avond bijwoonde. Ook namens de brancheorganisatie UNETO-VNI kreeg de TVVL een cadeau. Het betrof een aantal voorbeelden uit de serie ‘Koppen’ van kunstenares Margriet Westervaarder, waaruit op een later moment ‘een echte’ zal worden aanGeschenk VDI-GBG geboden. Ferry de Vries toonde zich er zeer verheugd mee. “We hebben de jubileumreceptie eigenlijk al gehouden tijdens de REHVA Jaarvergadering afgelopen mei in Amsterdam, maar we zijn deze twee organisaties zeer erkentelijk dat zij ook vanavond iets wilden uitreiken. Ik vind dat een buitengewoon sympathiek teken van 35
onze verbondenheid en spreek de hoop uit met beide organisaties ook in de toekomst prettig te kunnen blijven samenwerken.”
niet voorbij. De afterparty georganiseerd door Young TVVL is een trekpleister voor niet alleen diegenen die zich tot de jongeren mogen rekenen. Precies zoals de TVVL dat graag ziet voor de toekomst, sluiten jong en oud de avond op muziek van DJ Ben Liebrand samen swingend af. Op naar de volgende 50 jaar!
Rene Froger De heer Van Dorp overhandigt Ferry de Vries cadeau namens UNETO-VNI
Het is half tien als in De Theaterzaal de eerste gasten voorzichtig beginnen te dansen. Het orkest Lou Roman krijgt de voeten van de vloer met golden oldies als Simply the Best, Disco Inferno en It’s Raining Men. Na een spetterend optreden van The Dutch Cher in De Theaterzaal, volgt een optreden van Laura Fygi op ’t Plein. Haar optreden trekt veel publiek. De reacties zijn heel positief als aan het einde van de avond blijkt dat alle aanwezigen als aandenken, namens de drie platina sponsors Carrier, Imtech en Remeha, een CD van de jazz-zangeres cadeau krijgen. Het miniconcert van René Froger is
■ NIEUW TVVL-LOGO Karakteristiek en toegankelijk Op de jubileumavond van de TVVL werd het nieuwe TVVL-logo onthuld dat in grafische lijnen en vormen een gebouw presenteert in de kleuren groen en zwart. “Door het gekozen perspectief lijkt het alsof je van onderaan tegen het gebouw aankijkt. Dit symboliseert het ‘platformgevoel’ waar de TVVL voor staat en de respectabele positie die de organisatie inneemt”, aldus Voorzitter Ferry de Vries. Onze voorzitter lichtte verder toe dat voor dit logo is gekozen omdat het de verschillende vakdisciplines, die samen TVVL vormen, treffend weergeeft. Tegelijkertijd is het geheel duidelijk, transparant, toegankelijk door de open structuur en nodigt het uit om binnen te treden en deel te nemen. Daarbij is voor de kleur groen gekozen omdat deze staat voor
positivisme, maar ook voor klimaat en bewust omgaan met de leefomgeving. In de pay-off ‘Platform voor mens en techniek’ onderstreept het woord ‘platform’ het logo en geeft het aan dat de TVVL, voor iedereen die daar belang bij en interesse in heeft, plaats biedt voor het uitwisselen van technische kennis en informatie. ‘Platform’ draagt ook uit dat het gaat om het samenbrengen van meningen. De woorden ‘mens’ en ‘techniek’ onderstrepen het belang van de synergie, tussen beide als het gaat om gebouwtechniek.
■ THEMANUMMERS 2010 Publicatie Februari
Onderwerp Simulatie
April Laura Fygi
het andere hoogtepunt van de avond. Alle aanwezigen stromen toe naar De Theaterzaal en eerst voorzichtig, maar al snel uitbundig gaat iedereen los op hits als Nobody Else, Just say Hello en Alles kan een Mens gelukkig maken. Nadat Anita Witzier en Ferry de Vries nog één keer het woord hebben genomen en iedereen hebben bedankt voor hun aanwezigheid, blijkt het feest nog 40 36
Gebruiksvriendelijke installaties Juni Reduceren faalkosten in de bouwketen September Duurzaam waterbeheer November Binnenmilieu, gezondheid en energiebesparing December Gebouw gezien vanuit het keuringsaspect
Contactpersoon Prof.dr.ir. J.L.M. Hensen ([email protected]) Dr. L.C.M. Itard ([email protected]) J.F.P.G. Kerdèl ([email protected]) H. Lodder ([email protected]) Ir.drs. I. Thierauf ([email protected]) G.L. Lugt
Voor het schrijven van de artikelen voor het TVVL Magazine zijn de TVVLauteursinstructies van toepassing. Deze zijn, evenals de symbolenlijst,te downloaden vanaf de TVVL-website: www.tvvl.nl.
ACTUEEL KATERN
Deadline 1-dec 26-jan 30-mrt 29-jun 31-aug 28-sep
Cursussen ■ PROGRAMMA
Aanvangsdatum
Prijzen (voorbehoud) vrijgesteld van BTW leden niet leden examen
TVVL-CURSUSSEN Commissioning DEI 6 lesdagen; afsluitend examen Luchtbehandeling Speciale Ruimten 7 lesdagen; afsluitend examen1 Installatie Project Management (IPM) 5 lesdagen; afsluitend examen1 * Nieuw * Werktuigkunde voor Elektrotechnici 7 lesdagen; afsluitend examen Klimaattechniek voor Arbo-deskundigen 6 lesdagen * Nieuw * Bouwkunde voor E&W 3 lesdagen
11 januari 2010
€ 2.090,=
€ 2.710,=
€ 96,=
13 januari 2010
€ 2.170,=
€ 2.495,=
€ 86,=
18 januari 2010
€ 4.435,=
€ 5.100,=
€ 86,=
18 januari 2010
€ 2.170,=
€ 2.495,=
€ 86,=
20 januari 2010 € 2.065,= Let op: introductieaanbod 4 maart 20102 € 490,=
€ 2.390,=
n.v.t.
€
590,=
n.v.t.
medio februari 2010 11 mei 2010 18 mei 2010 25 mei 2010
€ 1.670,= € 325,= € 325,= € 325,=
n.v.t.
TVVL-TRAININGEN EN WORKSHOPS Ontwerpvaardigheden klimaatinstallaties 4 lesdagen WS Zwembaden (1 dag) WS Medische en technische gassen (1 dag) WS Stoominstallaties (1 dag) 1) 2)
SPHBO-geregistreerde post-hbo-cursussen. Onder voorbehoud
* Nieuw * Bouwkunde voor E & W Voor installatietechnische functionarissen (W & E) is bouwtechniek wellicht de belangrijkste nevendiscipline. Want bij het ontwerp, de realisatie en het beheer van een gebouw is een integrale benadering belangrijk voor de kwaliteit en efficiëntie van het realisatieproces en de gewenste prestaties van het eindproduct. Hierbij is relevante kennis van andere disciplines, zoals de bouwkunde, essentieel. De nieuwe TVVL cursus ‘Bouwkunde voor W & E’, behandelt vanuit een breed perspectief de discipline bouw waarbij de dagelijkse praktijk voor zowel de W- als de E- installatietechnicus voorop staat. Introductieaanbod Voor de eerste cursusgroep ‘Bouwkunde voor W&E’ geldt een speciale introductieprijs. De introductiekorting bedraagt maar liefst 50% waardoor u voor deze pilotcursus slechts € 490,00 / € 590,00 (leden/niet leden) betaalt. De voorwaarden vindt u op www.tvvl.nl.
* Nieuw * W voor E De cursus Werktuigkunde voor Elektrotechnici (W voor E) biedt Elektrotechnische medewerkers de mogelijkheid om basiskennis op te doen van de diverse werktuigkundige installaties zoals de warmte- en koudevoorziening (Energieopwekking), klimaatsystemen, automatisering gebouwgebonden installaties en sanitaire installaties. Er wordt specifiek ingegaan op de raakvlakken tussen de W- en E disciplines. Hiermee wordt brede kennis en een betere begripsvorming verkregen op het terrein van W-installaties. De cursist is na afloop in staat om
€ € € €
1.450,= 275,= 275,= 275,=
Kijk op www.tvvl.nl bij cursussen voor de laatste informatie en de voorwaarden van het introductieaanbod.
binnen multidisciplinaire projectteams effectiever te opereren. Luchtbehandeling Speciale Ruimten Speciale ruimten passen, door hun afwijkende klimaatcondities, qua dimensionering niet in een standaard ontwerpstramien voor de luchtbehandelinginstallaties. Afhankelijk van de toepassing is kennis nodig van de binnencondities en uitvoering van de installatie. Bij het ontwikkelen van deze cursus is uitgegaan van het vastleggen van het Programma van Eisen voor de binnencondities in speciale ruimten. Aspecten als veiligheid, gezondheid, comfort, milieu- en energiegebruik krijgen eveneens ruime aandacht. Commissioning Uit een studie van TNO blijkt dat circa 70% van de installaties niet naar behoren functioneert. Commissioning is een gefaseerd proces gericht op de kwaliteitsbeheersing en prestatieborging van installaties. Dit proces begint bij de start van een project met een commissioningplan en beschrijft de organisatie en uitvoering van kwaliteitsborging in alle fasen. Deze cursus is bestemd voor de meer ervaren hbotechnicus klimaattechniek die zich wil ontwikkelen tot een zelfstandig opererende ‘Commissioning Autoriteit’. Installatie Project Management Het ontwerpen en realiseren van nieuwe installaties in bouwprojecten is afhankelijk van alle aspecten van de organisatie die het gebouw en de daarin voorkomende installaties gaat gebruiken. De specifieke werkprocessen van de gebruiker en de huisvesting, waarbij de installaties TVVL Magazine Magazine 11/2009 X/2009 TVVL
een belangrijk onderdeel zijn, hebben een onderlinge samenhang en vragen om een integrale benadering door het bouwteam. TVVL biedt in samenwerking met K & R Consultants de post-hbo leergang ‘Installatie Project Management (IPM)’ aan. Deze leergang is ontwikkeld voor hoger opgeleide technici, die hun inzichten en vaardigheden verder willen verbreden voor de samenwerking (het geïntegreerd ontwikkelen en realiseren van installaties) in een bouwteam. Training Ontwerpvaardigheden klimaatinstallaties Deze vierdaagse training richt zich op het opstellen van een Programma van Eisen (PvE) en het maken van een voorontwerp voor klimaatinstallaties. Wat zijn de cruciale stappen in dit proces? Welke vragen moet de ontwerper de opdrachtgever stellen? Welke factoren beïnvloeden de keuze voor het ontwerp? De cursist leert deze vragen te beantwoorden. Het maken van de juiste af- en overwegingen en het inzicht dat de ontwerper in het proces heeft, tellen in deze cursus zwaarder dan de rekenvaardigheden. Workshops sanitaire en aanverwante technieken In mei 2010 gaan in aansluiting op de cursus Sanitaire Technieken, drie ééndaagse TVVL-workshops van start. Deze workshops behandelen de “Aan Sanitair Verwante Installaties”. Op de volgende workshops kan afzonderlijk worden ingeschreven: • Workshop Zwembaden. • Workshop medische en technische gassen. • Workshop stoomtechniek. 41
■ STAGEPLAATS BESCHIKBAAR? TVVL vraagt haar begunstigers zich beschikbaar te stellen als stagebedrijf voor hbo-studenten in een technische studierichting. U kunt uw organisatie aanmelden bij [email protected]. Voor vragen kunt u bellen naar 033 4345764.
■ VERGADERAGENDA
TVVL-BESTUREN EN -COMMISSIES
24 nov 26 nov 1 Dec
2009 I&E 2009 Bestuur GB 2009 Redactie/Redactieraad
■ VDI-RICHTLINIEN Onze zusterorganisatie VDI-GBG (Verein Deutscher Ingenieure, Gesellschaft Bauen und Gebäudetechnik), heeft de TVVL onderstaande, recent verschenen nieuwe uitgaven ter beschikking gesteld. De documenten zijn op het TVVL Verenigingsbureau in te zien. Bestellingen via Beuth Verlag GmbH, 10772 Berlijn. Het betreft: Code VDI 2035
Datum Aug. 2009
VDI 2077
Blatt 2 März 2009
VDI 2083 VDI 2083
■ VACATURE Regiocommissie Midden-Nederland Binnen de regiocommissie MiddenNederland is er plaats voor twee nieuwe enthousiaste commissieleden. Wij willen als regiocommissie een afspiegeling zijn van de vereniging en streven naar een bezetting van een mix van leveranciers, adviseurs en installateurs. Voor één van de twee vacatures zien wij graag invulling van iemand vanuit de afdeling Elektrotechniek. Onze regiocommissie komt gemiddeld vijf keer per jaar bij elkaar en organiseert ongeveer zes activiteiten per jaar. Woon en / of werk je in regio Midden-Nederland en heb je zin om onze commissie te komen versterken? Stuur een mail naar Sandra van EwijkJansma van het Verenigingsbureau: [email protected]. Roy Titulaer voorzitter regio Midden-Nederland
Ing. Marie-Anne van den Dool (34) is in dienst getreden als projectmanager bij DWA installatie- en energieadvies. Van den Dool gaat leidinggeven aan grote multidisciplinaire projecten. Na haar studie commercieel ingenieur werkte ze zeven jaar als adviseur/projectmanager.
Beiblatt Juli 2009 Blatt 8.1 Jan. 2009 Blatt 13.1
VDI 2083
Jan. 2009 Blatt 13.2
VDI 2160 VDI 3804
Okt. 2008 März 2008
VDI 3814
Juli 2009 Blatt 2 Dec. 2008
VDI 4710
VDI 6002
VDI 6004 VDI 6019
Blatt 1 Jan. 2009 Blatt 2 Mai 2009 Blatt 3 Juli 2009 Blatt 2
Titel Vermeidung von Schäden in Warmwasserheizungsanlagen Heizwasserseitige Korrosion. Verbrauchskostenabrechnung für die Technische Gebäudeausrüstung. Verfahren zur Berücksichtigung der Rohrwärmeabgabe. Reinraumtechnik. Molekulare Verunreinigung der Reinraumluft (AMC). Reinraumtechnik. Qualität, Erzeugung und Verteilung von Reinstwasser. Grundlagen. Reinraumtechnik. Qualität, Erzeugung und Verteilung von Reinstwasser. Mikroelektronik und andere technische Anwendungen. Abfall-sammlung in Gebäuden und auf Grundstücken. Raumlufttechnik. Bürogebäude (VDI-Lüftungsregeln). Gebäudeautomation (GA). Gesetze, Verordnungen, Technische Regeln. Meteorologische Grundlagen für die Technische Gebäudeausrüstung. Au ereuropäische Klimadaten. Solare Trinkwassererwärmung. Anwendungen in Studentenwohnheimen, Seniorenheimen, Krankenhäusern und auf Campingplätzen. Schutz der Technischen Gebäudeausrüstung. Vandalismus und Zerstörung. Ingenieursverfahren zur Bemessung der Rauchableitung aus Gebäuden. Ingenieursmethoden.
Programma regionale activiteiten Midden-Nederland 20 november Excursie: “Nieuwbouw RABO-bank hoofdkantoor“ Noord-Holland 26 november Excursie: Brandstore Heineken. Zuid-Holland 20 november
Lunchbijeenkomst: Criteria Duurzaam inkopen/C2C.
WPC Rotterdam
Etten-Leur
Lezing: Persoonlijke ventilatie. Dinerbijeenkomst: Creditmanagement en de kredietcrisis.
Noord-Nederland 9 december Excursie: installaties in de drukkerij.
42
Amsterdam
West-Brabant & Zeeland 18 november Dinerbijeenkomst: Creditmanagement en de kredietcrisis. Oost-Brabant 26 november 18 november
Hans Platel (r) heeft na 42 jaar afscheid genomen van Biddle. Hij is met pensioen gegaan. In West-Nederland was hij het gezicht van Biddle. Platel wordt opgevolgd door de uit Utrecht afkomstige Sebastiaan Westerveld.
Utrecht
Waalwijk Etten-Leur
Leeuwarden
Oost-Nederland 26 november Trade-show: Innovatie ontwerpen en componenten.
Voor het meest actuele regio-overzicht zie www.tvvl.nl (programma onder voorbehoud) ACTUEEL KATERN
n.n.b.
Een TVVL-begunstiger aan het woord TVVL gefeliciteerd! Dank aan alle vrijwilligers die zich met hart en ziel inzetten voor het vakgebied. Veel bevlogenheid voor de komende jaren en veel duurzaamheid en energie toegewenst. “DE MENS IS MEER WAARD DAN DE EURO”
Van Dorp installaties bv is een landelijk opererend installatiebedrijf met tien vestigingen en telt circa 750 medewerkers. De organisatie biedt een totaalpakket aan technische oplossingen en ontwerpt, realiseert en beheert alle techniek in gebouwen. Kennis en respect voor de klant, het product, de mensen en het milieu staan hoog in het vaandel. De missie luidt dan ook: “Het berekenen, tekenen, realiseren en beheren van installaties voor het welzijn van mens, dier en product. Wij doen dit met respect voor de mens en zijn omgeving en hanteren daarbij de norm: De mens is meer waard dan de euro.” MISSIE
Van Dorp installaties geeft onder andere vorm en inhoud aan haar missie met de oprichting van de Van Dorp Foundation in 2004. Henk Willem van Dorp MBA, directeur, vertelt: “1/5 van de mensen op deze wereld is heel erg rijk en 1/5 van de mensen op deze wereld is heel erg arm. Ik ben van mening dat de bovenste 1/5 de onderste 1/5 zou moeten helpen”. Het doel is om net zoveel mensen op te leiden als Van Dorp installaties in dienst heeft. “Een haalbaar doel als je niet de hele wereld kunt veranderen”, aldus Van Dorp. In 2004 is een aantal projecten gestart in Uganda, waaronder een basisschool met inmiddels 650 kinderen, een school voor vluchtelingen en twee vakscholen. “Wij bieden voornamelijk financiële steun, maar gaan dit jaar ook kijken hoe we concreet een bijdrage kunnen leveren op gebied van duurzame energie. Op de basisschool in Lowero is bijvoorbeeld nog geen elektriciteit. Daar willen we een installatie maken op zonnecollectoren. Het enige waar ze daar geen gebrek aan hebben is zon”.
DUURZAAMHEID
“Duurzaamheid is mijn vak”, aldus Van Dorp. Binnen Van Dorp installaties houdt een aantal medewerkers zich volledig bezig met het ontwikkelen van duurzame concepten. Een van de voorbeelden is het werken met PCM-materialen, PCM staat voor Phase Change Materials. Deze materialen kunnen grote hoeveelheden energie opslaan en weer afgeven door middel van faseveranderingen, zoals van vloeibaar naar vast en vice versa. “Op ons nieuwe kantoor in Zevenaar zit dit materiaal in het plafond. ’s Nachts bevriest het materiaal door de koude buitenlucht en overdag ontdooit het bij een temperatuur van 20 graden Celsius en hebben we gratis koeling”.
Henk Willem van Dorp
gie en duurzaam bouwen zijn, gericht op kosten van gebouwtechnieken. In het bijzonder in de richting van het verduurzamen van installaties”, aldus Van Dorp. Ook is Van Dorp groot voorstander van een Masteropleiding installatietechniek, gebaseerd op het hele vakgebied met daarin opgenomen de cursussen van de TVVL. De TVVL cursussen zijn van goede kwaliteit en de docenten zijn altijd mensen uit de praktijk.
AUTARKIE
Een andere duurzame oplossing waar Van Dorp installaties haar bijdrage aan levert zijn Autarkische systemen. Autarkie staat voor een ontwerpstrategie waarbij woningen en gebouwen zo veel mogelijk zelfvoorzienend zijn op gebied van energie. Energie om te verwarmen, te koelen, te ventileren, maar ook om te verlichten en overige elektrische apparatuur te laten werken. “Het zou goed zijn als de overheid bouwkavels afgaf zonder elektriciteitsaansluitingen, zodat de bewoner of gebruiker zelf de installaties en de energievoorziening kan kiezen”, aldus Van Dorp. TVVL KENNISPLATFORM
“De TVVL speelt een belangrijke rol als ontmoetings- en kennisplatform”. De TVVL zou volgens Van Dorp meer voorop kunnen lopen en meer inspelen op de technieken en thema’s van de toekomst. “Een goede aanvulling op het cursusaanbod zou een cursus duurzame enerBEGUNSTIGERPROFIEL
PRIJSVRAAG
Een goed initiatief voor de TVVL om het vakgebied veilig te stellen door middel van opleidingen is bijvoorbeeld jaarlijks een prijsvraag uit te schrijven onder studenten voor het meest duurzame ontwerp. De TVVL roept een jury in het leven die de inzendingen beoordeelt en jaarlijks een winnaar bepaalt. Een ander initiatief is dat een aantal studenten jaarlijks een pand ontwikkelt dat nog energiezuiniger is en innovatiever dan eerdere ontwerpen. “Hiermee help je studenten kennis en vaardigheden op gebied van installatietechniek te ontwikkelen en geef je vorm en inhoud aan de TVVL als kennisplatform”, aldus Van Dorp.
43
Complete serie ISSO-publicaties in voorbereiding
Procedures en richtlijnen voor beheer en onderhoud Veel gebruikers en bewoners in gebouwen zijn ontevreden met het binnenklimaat. Nader onderzoek leert dat de installaties meestal goed zijn ontworpen. Ook de aanlegfase verloopt veelal zonder fouten. Maar door onvoldoende beheer en onderhoud aan de installaties ontstaan na verloop van tijd vaak toch klachten. ISSO werkt, samen met vele marktpartijen, aan een kennisproject om de installatiesector en de facilitaire wereld op dit onderdeel op het juiste pad te zetten. Dit project staat volledig in het teken van duurzaam beheer en onderhoud van klimaatinstallaties. - door ISSO* GEBASEERD OP NORMEN
ISSO is het project duurzaam beheer en onderhoud gestart vanwege een combinatie van factoren, zoals de groeiende aandacht voor een gezond binnenklimaat, de noodzaak om installaties zo energie-efficiënt mogelijk te laten draaien, en het feit dat steeds meer opdrachtgevers bepaalde garanties voor de prestatie aan installaties wensen of eisen. Dit moet resulteren in een procedure voor het opleveren van installaties, gebaseerd op NENEN125991. De opleveringsdocumenten kan men in een later stadium als nulmeting gebruiken. Daarnaast komen er meerdere technische richtlijnen voor beheer en onderhoud die hun basis in NEN-EN-normen en ISSO-publicaties zullen vinden. Dit alles moet binnen niet al te lange tijd uitmonden in negen ISSO-publicaties en twee ISSO-brochures. Ook gaat men voorlichting en opleidingen verzorgen. In elk geval zullen de ISSOpublicaties alle benodigde procedures bevatten, maar ook diverse praktische middelen die de partijen kunnen inzetten voor controle van het ontwerp en het handhaven van de gewenste (ontwerp)functionaliteit en kwaliteit van de klimaat- en automatiseringsinstallatie. Zowel de procedures als de hulpmiddelen zullen - om ze gebruiksvriendelijk te houden - zoveel mogelijk worden voorzien van schema’s en figuren uit bestaande documentatie, zoals de hydraulische schema’s uit ISSO-publicatie 31 en ISSO-publicatie 44. Tegelijk zal ISSO binnen dit project, wanneer er nog technische informatie ontbreekt, aanvullende kennis verzamelen en toevoegen. Daarnaast wil men, door gebruik te maken van de beschikbare NEN-EN-normen, aansluiting vinden bij procedures en richtlijnen in andere Europese landen, zodat de nieuwe publicaties ook bij internationale aanbestedingen kunnen worden gebruikt.
44
NORMEN EN RICHTLIJNEN
O
p dit moment verwijzen opdrachtgevers bij het opleveren en beheren van klimaatinstallaties al vaak naar NENEN-normen en ISSO-publicaties. Toch zijn de bestaande NEN-EN-normen en de in het verleden verschenen ISSO-publicaties die men nu aanwijst, vrijwel nooit bedoeld om als procedure voor beheer en onderhoud te dienen. Een specifiek, objectief document met procedures en richtlijnen waarnaar een opdrachtgever kan verwijzen bij het opleveren of beheren van een klimaatinstallatie bestond tot op heden niet. Het nieuwe project omvat de realisatie van een complete serie ISSOpublicaties waarmee opdrachtgevers, gebouwbeheerders, adviseurs en installateurs handvatten krijgen om technisch inhoudelijk en contractueel duurzaam beheer en onderhoud van klimaatinstallaties in de praktijk te versterken. De serie ISSO-publicaties zal zowel technische als organisatorische * Instituut voor Studie en Stimulering van Onderzoek, Rotterdam
Meten is weten
FOTO 3 -
Utiliteitsgebouwen
- FOTO 1 -
Koelmachine
Meten aan de schakelkast
- FOTO 2 -
- FOTO 4 -
richtlijnen omvatten voor bestaande en nieuwe utiliteitsgebouwen. ONDERZOEK IN DE PRAKTIJK
ISSO maar ook de andere marktpartijen die bij de publicaties zijn betrokken, zoals TNO, adviesbureau Halmos, de TVVL, Uneto-Vni en de Rijksgebouwendienst, stellen vast dat er de laatste jaren steeds minder nieuw wordt gebouwd. Dit betekent dat de bestaande gebouwenvoorraad langer dienst moet doen. Daardoor neemt het belang van beheer en onderhoud sterk toe. Voordat dit kennisproject van start ging, voerde men enkele quick scans en pilotprojecten uit met installaties van verschillende opdrachtgevers. Bij deze pilotprojecten zijn in gebouwen, onder meer van de Rijksgebouwendienst, inspecties opgestart om de kwaliteit in die gebouwen over comfort en gezondheid in kaart te brengen en vervolgens te verbeteren, zodat daarmee het energiegebruik terugloopt en de productiviteit van de medewerkers stijgt. Deze pilots hebben de doelstelling: - verbeteren van de kwaliteit in gebouwen (belang voor marktpartij); - vergroten van inzicht (geeft informatie over de publicaties). Met de kennis en de ervaringen die
hieruit is voortgekomen, worden op dit moment richtlijnen opgesteld voor het opleveren van klimaatinstallaties in nieuwbouwprojecten. Bij het starten van een nieuw project zal in de programmafase een commissioningplan moeten worden opgesteld. Het beste is wanneer dit commissioningplan wordt opgezet conform de MKK-structuur. Dit commissioningplan bepaalt welke documenten aan het eind van iedere fase aanwezig moeten zijn en welke van deze documenten men aan het einde van het project moet archiveren. De opleveringsdocumenten zullen dienst doen als nulmeting voor het beheren van de klimaatinstallatie. Vervolgens kan men dan technische en organisatorische richtlijnen opstellen voor het duurzaam beheren en onderhouden van deze nieuwe gebouwen. MATIGE PRESTATIES
Uit de gehouden quick scans en de monitoring komt een beeld naar voren dat circa 70 procent van de klimaatinstallaties niet naar behoren functioneert. Eén van de voornaamste oorzaken is het feit dat preventief en correctief onderhoud van installaties vaak wel is georganiseerd, maar dat functioneel onderhoud van de klimaatinstallatie, toegesneden op de actuele indeling en gebruik van het geTVVL Magazine 11/2009
bouw, slechts zeer zelden plaatsvindt. Dit resulteert in een matige kwaliteit van het binnenmilieu en een te hoog energiegebruik. Eind 2008 maakte bureau Integron resultaten bekend van een onderzoek naar de beleving van gebruikers van kantoren en zorggebouwen. De waardering voor het binnenklimaat op de werkplek blijkt bijzonder laag. De 217 ondervraagde professionals met een werkplek in de zorg (niet klinisch) of op kantoor geven het binnenklimaat een gemiddelde waardering van 5.8. Het verbeterpotentieel blijkt met 71 procent erg hoog. Volgens Integron is er na dit onderzoek maar één conclusie mogelijk: de beleving van het binnenklimaat op de werkplek is in ons land ronduit negatief. Als het gaat om de tevredenheid dan is men nog het meest tevreden over de luchtkwaliteit en de temperatuur op de werkplek, beiden krijgen in een beoordeling een 6.1. Dat dit nog altijd een lage score is, mag duidelijk zijn. Het minst tevreden is men over de constante klimaatbeheersing, beoordeeld met een 5.5, en de mogelijkheden om het klimaat te beïnvloeden dat een 5.4 kreeg. De ontevredenheid manifesteert zich niet zelden in lichamelijke klachten. Dagelijks ervaren mensen de negatieve gevolgen van een slechte klimaatbeheersing op de werkplek. Hoofdpijn, vermoeidheid en concentratieverlies zijn de klachten die het meest worden genoemd. Door die negatieve klachten hebben mensen steeds meer de behoefte om individueel het binnenklimaat op de werkplek te kunnen beïnvloeden. Mensen geven ook aan dat zij, om klachten als hoofdpijn, concentratieproblemen en vermoeidheid tegen te gaan, het raam openzetten omdat zij hiermee het binnenklimaat in zekere mate in hun voordeel beïnvloeden. ONDERHOUD CREËERT WAARDE
Begin 2009, op een symposium over het combineren van energiebesparing en comfortverhoging in gebouwen, zei Roberto Traversari, hoofd van de afdeling koude, warmte en installaties van TNO, dat gebouwbeheerders nadrukkelijker moeten werken aan methoden om comfort meetbaar te maken. Op dit moment leeft bij beheerders nog te veel het idee, zo vindt Traversari, dat zij een minimale temperatuur in het gebouw moeten handhaven. De focus bij nieuwbouw op een specifieke ont45
werptemperatuur is veel te absoluut. Daarmee verdwijnt de aandacht voor andere factoren, die eveneens bepalend zijn bij een leefbaar en comfortabel binnenmilieu, te veel naar de achtergrond. Ook benadrukte Traversari dat beheerders en facility managers het onderhoud en beheer van installaties “niet als een kostenpost moeten zien, maar als een manier om voor iedereen in het gebouw waarde te creëren. Zie het als een kans. Onderzoek van SBR toont aan dat een hoge mate van welbevinden bij mensen zorgt voor een 7 procent hogere productiviteit.” Daarom vindt zij het aansturen van onderhoudsdiensten op basis van storingen een achterhaalde praktijk. Beheer en onderhoud zullen veel meer een preventieve inslag moeten hebben. Een belangrijke gedachte, die in de nieuwe publicaties een centrale plek zal innemen, is dan ook dat duurzaam beheer en onderhoud van gebouwen een andere instelling vraagt van zowel gebouweneigenaren, gebouwbeheerders als ook van het uitvoerend personeel. Het is erg belangrijk dat alle kennis die met de nieuwe ISSOpublicaties op de markt komt, ook daadwerkelijk zal worden toegepast. Daarom werkt ISSO, al voor het verschijnen van de publicaties, aan
Schakelkast
- FOTO 5 -
Kabelgoten
- FOTO 6 -
46
een bijpassend kennisoverdrachttraject. Dit zal enerzijds bestaan uit workshops. Anderzijds zal men ook een opleidingstraject ontwikkelen voor adviseurs en installatiebedrijven. Deze opleidingen zullen het gehele werkveld omvatten. Tot slot gaat men ook, juist om die noodzakelijke kwaliteit van het beheer en onderhoud te bewaken, een certificeringsrichtlijn ontwikkelen. Dat gebeurt in samenwerking met de Stichting KBI, die al diverse andere certificeringstrajecten voor de installatiewereld heeft ontwikkeld en deze ook beheert. INVULLING VAN DE PUBLICATIES
Om functioneel onderhoud mogelijk te maken, moet men bepalen wat we met zijn allen van een klimaatinstallatie mogen verwachten. Dit begint al bij het initiële Programma van Eisen, waarin we beschrijven welke uitgangspunten we bij het ontwerp van een klimaatinstallatie hanteren. Op dit moment is daarover veelal niets terug te vinden. Maar ook moeten we invulling geven aan een nieuwe benadering in het bouw- en onderhoudsproces waarmee het mogelijk wordt om klimaatinstallaties ook gedurende de levensduur van het gebouw ‘functioneel optimaal’ te laten presteren. De ISSO-publicaties gaan al deze onderdelen beschrijven om uiteindelijk een duurzaam beheer van klimaatinstallaties mogelijk te maken. Daarom is het belangrijk dat bij de verschillende publicaties vele relevante en vertegenwoordigende partijen een bijdrage leveren. Zij leveren hun bijdragen in Contactgroepen, voor elke publicatie een andere. Bij de verschillende publicaties zullen daarom vaak weer andere partijen betrokken zijn. Om te beginnen moet men bij het onderwerp beheer en onderhoud een onomstreden uitgangssituatie opstellen. Het gaat daarbij om richtlijnen voor het opleveren van de installatie en methodes om de uitgangspunten vast te leggen. Om die reden kent de ontwikkeling van de publicaties een heldere volgorde. Uiteindelijk zal ISSO de volgende publicaties over dit onderwerp op de markt brengen. - ISSO-brochures - Het rendement van duurzaam beheerde gebouwen voor installateurs en voor gebouweigenaren; - ISSO-publicatie 100 - Hoe duurzaam zijn bestaande gebouwen;
NORMEN EN RICHTLIJNEN
- ISSO-publicatie 101 - Termen en definities voor beheer en onderhoud van gebouwinstallaties; - ISSO-publicatie 102 - Prestatie-indicatoren voor beheer en onderhoud; - ISSO-publicatie 103 - Monitoren van installaties. Van gegevens naar informatie voor beheer en onderhoud; - ISSO-publicatie 104 - Stappenplan hoe duurzaam beheer en onderhoud te realiseren; - ISSO-publicatie 105 - Energetisch beheer van koelinstallaties o.a. in het kader van de EPBD; - ISSO-publicatie 106 - Technische inspectiemethoden met nulmeting voor duurzaam beheer en onderhoud (bestaande gebouwen); - ISSO-publicatie 107 - Opleveringsprocedure met nulmeting (nieuwbouw); - ISSO-publicatie 108 - Technische inspectiemethoden voor duurzaam beheer en onderhoud. EERSTE VIER PROJECTEN
In 2009 is een voortvarende start gemaakt met het uitwerken van de serie ISSO-publicaties. Omdat sommige publicaties voortborduren op anderen, is er begonnen met de publicaties die een basis leggen in de kennisoverdracht. Concreet betekent dit dat men is begonnen met ISSO-publicatie 100. Hierin wordt het probleem geschetst. Op basis van deze kennis zullen er ook voorlichtingsbrochures worden gemaakt om de markt te informeren. Om de communicatie tussen de verschillende partijen te verbeteren, wordt voor onderhoud en beheer ook ISSOpublicatie 101 opgesteld. Deze doet dienst als praktijkrichtlijn en maakt gebruik van andere, al bestaande normaliserende documenten (NEN, NVDO, e.a). ISSO-publicatie 101 zal bestaan uit twee onderdelen. Daarin vindt men onder meer een dynamisch overzicht van begrippen en definities. In dit standaard overzicht worden alle gangbare begrippen en definities in heldere taal toegelicht. Ook is men met ISSO-publicatie 104 van start gegaan. Deze publicatie is bedoeld als stappenplan om de huidige situatie te inventariseren. Voor veel gebouweigenaren en beheerders is deze publicatie hét instrument om zelf een check uit te voeren en om er achter te komen wat de stand van zaken is als het gaat om duurzaam beheer en onderhoud in
ISSO publicatie 100
kg 99.01
Brochure
Belang van beheer en onderhoud voor comfort en energiegebruik.
ISSO publicatie 101
Het belang van beheer en onderhoud.
kg 99.02
Standaard contractvormen voor beheer en onderhoud.
ISSO publicatie 102
kg 99.03
Prestatie indicatoren voor beheer en onderhoud.
ISSO publicatie 103
kg 99.04
Monitoren van installaties. Van gegevens naar informatie voor beheer en onderhoud.
Bestaande bouw
Nieuwbouw kg 99.05
ISSO publicatie 104
ISSO publicatie 107
Stappenplan hoe duurzaam beheer en onderhoud te realiseren.
kg 99.08
Opleveringsprocedure met nul-meting
kg 99.06
ISSO publicatie 105
Energetisch beheer van koelinstallaties o.a. in het kader van de EPBD.
kg 99.07
ISSO publicatie 106
ISSO publicatie 108
Technische inspectie methoden met nulmeting voor duurzaam beheer en onderhoud.
Software
kg 99.10
Ontwikkeling software duurzaam beheer en onderhoud.
kg 99.09
Technische inspectiemethoden voor duurzaam beheer en onderhoud.
Instructiemateriaal
kg 99.11
Ontwikkeling cursusmateriaal duurzaam beheer en onderhoud.
Beoordelingsrichtlijn
kg 99.12
Ontwikkeling BRL’s duurzaam beheer en onderhoud.
ISSO-projecten duurzaam beheer en onderhoud van klimaatinstallaties KG 99.
- FIGUUR 1 -
hun gebouw. Hiermee zullen eigenaren en beheerders ook in staat zijn om hun vragen, wensen en eisen voor de onderhoudsbedrijven beter te formuleren. De derde publicatie die inmiddels in gang is gezet, is nummer 106. Eind
2009 moet deze in definitief concept gereed zijn. Deze ISSO-publicatie is de methode voor een nulmeting. De Rijksgebouwendienst heeft al aangegeven dat zij de kennis in deze publicatie vanaf medio 2010 gaat voorschrijven
TVVL Magazine 11/2009
als randvoorwaarde bij aanbestedingen voor beheer en onderhoud. Het bovenstaande schema schetst de onderlinge samenhang van de ISSOpublicaties over beheer en onderhoud die nu in ontwikkeling zijn.
47
TVVL Stuurgroep Commissioning Ir. J. Schonewille
In het themanummer “prestatieborging” van TVVL Magazine, december 2008, is Commissioning uitvoerig beschreven als een methode voor prestatieborging van installaties [1], [2]. Een belangrijke conclusie is dat de markt van Commissioning nog verder dient te worden ontwikkeld en dat kennisoverdracht daarbij een belangrijk middel is. TVVL levert met de cursus “Commissioning duurzame installaties” een goede bijdrage. De stuurgroep Commissioning, onderdeel van het Curatorium Cursussen, heeft de taak om deze cursus te actualiseren en te verbeteren. Dit artikel geeft een overzicht van onderwerpen die in de stuurgroep aan de orde zijn. - door ir. J. Schonewille*
C
ommissioning moet worden toegepast om de kwaliteit van gebouwen en installaties op het gewenste niveau te krijgen en te houden. Ondanks regelgeving en richtlijnen is de resulterende kwaliteit van installaties veelal voor verbetering vatbaar. Dit blijkt uit een studie van TNO waarin meer dan 50 installaties door middel van een quick scan zijn beoordeeld op goede werking. De conclusie luidt dat circa 70 % van de klimaatinstallaties niet naar behoren functioneert. De TVVL is van mening dat de prestaties van klimaatinstallaties kunnen worden verbeterd door de introductie van Commissioning in het bouwproces. De beoogde doelen zijn: i: grotere tevredenheid gebruikers met het binnenklimaat, ii: betere kwaliteit van de systemen, iii: minder storingen, iv: lager energiegebruik, v: lagere lifecycle-kosten. Commissioning kan een belangrijke bijdrage leveren bij het realiseren van de doelstellingen van het nationale CO2- en energiereductiebeleid. Het biedt meer zekerheid dat de beoogde prestaties bij oplevering, maar ook gedurende de beoogde levensduur worden gehaald. 48
Ontwerp zonder Commissioning planning Ontwerp incl. Commissioning planning
Ad-hoc Commissioning (oplevering)
Realisatie Contante waarde exploitatie kosten Realisatie Commissioning Kosten
Lagere lifecycle-kosten.
- FIGUUR 1 Commissioning is een gefaseerd proces gericht op de kwaliteitsbeheersing en prestatieborging van installaties. Dit proces begint bij de start van een project met een Commissioningplan. Het plan beschrijft de organisatie en uitvoering van kwaliteitsborging in alle fasen van een project. Bij bestaande installaties is Commissioning gericht op het in stand houden van de goede werking en het verifiëren van geleverde prestaties. Belangrijke indicatoren zijn: de kwaliteit van het binnenklimaat, het aantal klachten, het aantal storingen per jaar, het energiegebruik.
Zoals hiervoor aangegeven begint het Commissioningproces bij de start van het project, zo vroeg mogelijk dus. Dat is in figuur 2 nog eens illustratief weergegeven. De x-as geeft de verschillende bouwfasen weer t/m ingebruikname. De y-as geeft enerzijds de kosten weer van noodzakelijke aanpassingen die in het bouwproces moeten worden gedaan en anderzijds het voordeel en kostenbesparing op de momenten dat met het Commissioning-proces wordt gestart. De stuurgroep heeft zich voorgenomen om de kosten en baten van Commissioning te illustreren aan de hand van een businesscase.
VOORDELEN COMMISSIONING
Een belangrijk voordeel van Commissioning is de potentiële besparing op lifecycle-kosten. Uit figuur 1 blijkt dat extra inspanningen moeten worden geleverd in de ontwerp en realisatiefasen. Daartegenover staat een lagere contante waarde van de exploitatiekosten in de gebruiksfase. COMMISSIONING
Uit figuur 2 blijkt dat de kosten voor aanpassingen laag zijn en de besparingen hoog als Commissioning vroeg in het bouwproces wordt ingezet. Denken we dat Commissioning pas bij de oplevering kan starten dan is de kans * Stuurgroep Commissioning, voorzitter.
Comfort-prestatie van het gebouw
Wanneer zullen we starten met commissioning? Voordeel en kosten besparing
Kosten t.b.v. aanpassingen
€
Gebruiksfase
Momentaan verhogen van prestaties
Comfort niveau bij oplevering op basis van ontwerp
Maximum
Minimum Minimum comfort niveau
Concept
Ontwerp
Bouw
Oplevering Ingebruikname Tijd
Uitvoeren van: x Inspecties aan installaties x Functionele Prestatie Testen (FPT) x Verbeterslag door aanpassingen
Startmomenten Commissioning in de verschillende bouwfasen als functie van kosten en baten.
Het verloop van de comfortprestaties in een gebouw als functie van de tijd.
- FIGUUR 2 -
- FIGUUR 3 -
groot dat daar aanzienlijke kosten mee gemoeid zijn. Dat is zeker het geval als installaties of onderdelen van installaties moeten worden vervangen. De noodzaak van Commissioning wordt nog eens geïllustreerd in figuur 3 waar het comfortprestatieniveau in een gebouw als functie van de tijd is weergegeven. In de gebruiksfase van het gebouw zal in de loop van de tijd de comfortprestaties afnemen. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Verminderde comfortprestaties resulteren in een toename van het aantal klachten. Op een gegeven moment is een dieptepunt bereikt en worden door de gebouwgebruiker professionals ingeschakeld om na te gaan hoe het comfortniveau weer op een gewenst niveau (grijze onderbroken lijn) kan worden teruggebracht. Zonder verdere acties zal na verloop van tijd het hier geschetste beeld van prestatievermindering zich herhalen. Prestatieterugloop is tot een minimum te beperken als Permanente Commissioning wordt toegepast. LEERGANG COMMISSIONING
De markt van Commissioning moet nog verder worden ontwikkeld. Hierbij is kennisoverdracht naar alle bij het gebouwproces betrokken partijen van belang. Eén van de belangrijke instrumenten om dit te realiseren is de TVVL cursus “Commissioning duurzame energie installaties”. Deze leergang is het resultaat van een door het Ministerie van Economische Zaken ondersteund Europees Project. Doelstelling van het project was het realiseren van een cursus en een ondersteunde cd-rom. De TVVL is in 2004 gestart met de leergang Commissioning Duurzame Energie-installaties (DEI) ,bestemd
voor de ervaren hbo-technicus klimaattechniek, die zich wil ontwikkelen tot “Commissioning Autoriteit”. De Commissioning Autoriteit (CA) is een gekwalificeerd persoon, c.q. bedrijf of bureau, die het hele Commissioningproces coördineert en overziet. De CA kan zijn rol op verschillende wijzen invullen. De CA kan zijn diensten aanbieden als onafhankelijk technisch accountant, die het proces bewaakt en voor de opdrachtgever controleert of de van tevoren afgesproken kwaliteit in ontwerp en uitvoering wordt geleverd. De CA kan zijn rol ook invullen als Commissioningmanager die direct leiding geeft aan de uitvoering van Commissioningactiviteiten. De TVVL cursus richt zich vooral op de uitvoering van het Commissioningproces bij nieuwbouwprojecten binnen de utiliteitsbouw. In de cursus komen verschillende onderdelen van het Commissioningproces aan bod: 1. de rol van Commissioning en de Commissioning Autoriteit in het bouwproces; 2. commissioning, opdracht; 3. commissioning, bestek en tekeningen; 4. commissioning, vóór inbedrijfstelling; 5. commissioning, bij inbedrijfstelling; 6. commissioning, bij oplevering; 7. commissioning, einde garantieperiode. In voorbereiding is een cursusdeel over recommissioning en permanente Commissioning van bestaande installaties. MARKTONTWIKKELING VERSUS LEERGANG COMMISSIONING
Oud-cursisten melden terug dat er weinig marktvraag is naar CommisTVVL Magazine 11/2009
sioningdiensten. Zij melden ook dat de cursus onvoldoende praktische hulpmiddelen biedt om het vak van commissioner te kunnen uitoefenen en ervaren dit als een gemis. De cursus geeft wel goed inzicht in het proces maar levert geen gereedschapskist met instrumenten. Degelijke toolboxes bestaan wel in Angelsaksische landen waar Commissioning van gebouwinstallaties verder is ontwikkeld dan in Nederland. Ook in de procesindustrie wordt Commissioning professioneel toegepast. Een toenemend aantal opdrachtgevers onderkent het belang en de voordelen van Commissioning. Desondanks ontwikkelt de markt voor Commissioning in Nederland zich onvoldoende en gefragmenteerd. We constateren wel positieve ontwikkelingen. Zo hebben TNO en Halmos met monitoring in meer dan 50 gebouwen aangetoond dat Commissioning nodig is om de kwaliteit en de prestaties van installaties te borgen. Onderzoek in Amerika heeft aangetoond dat Commissioning lonend is [3]. Grote marktpartijen en dan vooral de gebouweigenaren/ huurders nemen initiatieven om te komen tot een betere kwaliteit in hun gebouwen. Stichting ISSO heeft een platform Duurzaam Beheer en Onderhoud opgericht waarin marktpartijen en opdrachtgevers bij elkaar zijn gebracht. De verwachting is dat een nieuwe publicatieserie van ISSO over dit onderwerp de vraag naar Commissioningdiensten vanaf 2010 positief zal beïnvloeden. Wij verwachten ook dat er in de komende jaren een toenemende vraag zal zijn naar Commissioning gerelateerde activiteiten. Dit betreft het borgen van de prestaties van gebouwinstallaties voor comfort, gezondheid en ener49
giegebruik. Vanuit de installatiesector neemt de aandacht voor dit onderwerp toe. Er was grote belangstelling voor twee workshops (16 en 23 april 2009), georganiseerd door TNO/ TVVL en Uneto-Vni. Het organiseren van workshops en het geven van een cursus Commissioning is naar de mening van de stuurgroep onvoldoende. Het marktsegment zal moeten worden gefaciliteerd om dit verder te kunnen oppakken. DUTCH BUILDING COMMISSIONING ASSOCIATIONS (DBCA)
In een aantal landen zijn zg. Building Commissioning Associations actief. Deze clubs zijn opgericht om het praktische Commissioningwerk professioneel te ondersteunen en tevens te zorgen dat het geheel die kwaliteit blijft uitstralen die wenselijk is voor een tevreden opdrachtgever. Deze Associations vertegenwoordigen de Commissioningmarkt/deelnemers. De onderstaande activiteiten behoren bij de Commissioning Association (CAS): - voorlichting/ communicatie; - training; - certificering; - standaardisatie; - kwaliteitsborging; - procedures en richtlijnen; - internationale contacten met CAS’s. In de Commissioning Association zijn zowel commissioners als ook de toeleverende industrie e.a. vertegenwoordigd. De TVVL stuurgroep Commissioning en de TVVL afdeling GB hebben momenteel intensief overleg over nut en noodzaak voor het oprichten van een Dutch Building Commissioning Association (DBCA). De DBCA heeft als taak het marktsegment te gaan ondersteunen door de DBCA ontwikkelde standaard Commissioningproces protocollen/ templates die in het werkveld worden gebruikt door verschillende doelgroepen. Als voorbeeld: installateurs, service bedrijven etc. Belangrijk is dat deze protocollen (de facto standaards!) door opdrachtgevers worden geaccepteerd. Voorbeelden van protocollen zijn: - opzetten van een Commissioningplan voor de verschillende fasen in het bouwproces (van ontwerp tot in gebruiknamen); 50
- monitoring en Verificationplan; - het opzetten van een Commissioningteam; - de rol en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen in het Commissioningteam gedurende de verschillende fasen in het bouwproces; - beschikbaar stellen van standaard contractdocumenten; - prefunctional performance checklists van apparaten; - functionele performance checklists van apparaten; - testprocedures; - TAB-plan checklist; - commissioningproces checklist voor de bouwfase (constructiefase); - eisen die worden gesteld aan Commissioningtraining; - etc.
toekomstige DBCA moet houden. De stuurgroep van de Cursus Commissioning heeft voornoemde visie voorgelegd aan het bestuur van de TVVL. CURSUSINFORMATIE “COMMISSIONING DUURZAME INSTALLATIES”
De eerstvolgende Cursus Commissioning van de TVVL start op 18 januari 2010. De les bestaat uit zes lesdagen en wordt afgesloten met een examen. De kosten bedragen € 2.090,00 voor leden van de TVVL en medewerkers van TVVL-begunstigers en € 2.710,00 voor niet leden. Meer informatie over de cursus, zoals uitvoering en aanmelding kunt u vinden op www.tvvl.nl bij cursussen. REFERENTIES
De taak van de Association is dat zij zulke protocollen uitwerkt/ laat uitwerken en aan de leden beschikbaar stelt. Hierbij moet worden gedacht aan het plaatsen van deze documenten op de website van de association die dan kunnen worden gedownload door haar leden. De stuurgroep Commissioning wil, samen met de TVVL afdeling GB, zich inzetten om: - de marktontwikkeling voor Commissioning te stimuleren en waar nodig te faciliteren, - de gewenste marktontwikkeling op gang te brengen door de oprichting van een Dutch Building Commissioning Association (DBCA); - te zorgen dat de DCAB is gelieerd aan een internationale koepelorganisatie om toegang te krijgen tot het bestaande instrumentarium voor commissioners; - het internationaal beschikbare instrumentarium beschikbaar te krijgen voor de Nederlandse Commissioning praktijk; - de vereniging TVVL te enthousiasmeren om het initiatief te nemen tot de oprichting van de Dutch Building Commissioning Association (DBCA). De stuurgroep Commissioning is van mening dat: - het bestuur van de DBCA moet worden samengesteld uit vertegenwoordigers van brancheorganisaties, kennisinstituten en opdrachtgevers. - de TVVL een sterke binding met de COMMISSIONING
1. “Commissioning en Documentenstroom in één overzicht”, TVVL Magazine nr. 12, blz. 52-59, december 2008, Henk C. Peitsman B.Sc., TNO Bouw en Ondergrond, afd. Energie, Comfort en Bouw, Delft 2. “Permanente- of Voortgaande Commissioning”, TVVL Magazine nr. 12, blz. 34-40, december 2008, Henk C. Peitsman B.Sc., TNO Bouw en Ondergrond, afd. Energie, Comfort en Bouw, Delft; ing. A. Kooijman, Akotech, Abcoude. 3. “The Cost-Effectiveness of Commercial-Buildings Commissioning”, A Meta-Analysis of Energy and Non-Energy Impacts in existing Buildings and new construction in the United States, Evan Mills, Hannah Friedman, Tehesia Powell, Norman Bourassa, David Claridge, Tudi haasl, Mary Ann Piette, LBNL-56637, December 15, 2004, Lawrence Berkeley National Laboratory, Portland Energy Conservation Inc., Energy Systems Laboratory, Texas A&M University.
aardwarmte
HR-WTW
Thomas Edisonweg 37, 5151 DH Drunen tel. 0031-(0)416 - 38 72 50, fax 0031-(0)416 - 38 72 51 www.bo-air.nl, e-mail: [email protected]
www.remon.com
Ecovent III en Ecovent SU 800-15000 m3/h Remon Aardwarmte Voorsprong door techniek t boringen voor WKO-systemen t levering inclusief besturing en pompen t gesloten bronsystemen tot 300 meter diep (hoe dieper de bron, hoe hoger het rendement: tot 12 kW per lus / VBWW - verticale bodemwarmtewisselaar!) t grote en kleine boormachines, geschikt voor elk terrein t indien gewenst vooraf gegaan door een geologische analyse t boorgat volledig opgevuld d.m.v. cementeren (voorschrift 2009) t méér dan 30 jaar ervaring t EGB-erkend boorbedrijf Bel vandaag nog. We staan u graag te woord! Marum 0594 64 80 80
| Dalfsen 0529 43 50 40
| Ospel 077 466 00 45
Alles u %.%2')%"%30!2).' DANKZIJ i één hat OPTIMALISERING BESTAANDE INSTALLATIES nd!
s 'ESPECIALISEERD IN ONTWERPEN LEVEREN EN INSTALLEREN VAN COMPLETE MEET EN REGELSYSTEMEN VOOR KLIMAATINSTALLATIES IN GEBOUWEN s 0ERFECTE AFSTEMMING OP UW WENSEN DANKZIJ VRIJE KEUS FABRIKANTEN s 6EEL PROCESKENNIS VAN KLIMAATINSTALLATIES IN GEBOUWEN +IJK OP www.numanenkant.nl VOOR MEER INFORMATIE OF BEL
Numan & Kant b.v. Strijen T: (078) 674 14 60 E: [email protected]
Terugblik Commissioning workshop H.C. Peitsman B.Sc
TNO Bouw en Ondergrond organiseerde in nauwe samenwerking met UNETO -VNI en de TVVL in april twee workshops die zich richtte op de (i) gebouweigenaar - gebouwbeheerder - belegger facilitair manager en (ii) de onderhoud- en beheerpartijen (installateurs). De workshops werden georganiseerd in het kader van het project “Prestatieborging Klimaatinstallaties” dat in opdracht van de TVVL wordt uitgevoerd door TNO Bouw en Ondergrond. Het project wordt financieel ondersteund door SenterNovem, UNETOVNI en TNO Bouw & Ondergrond. De leden van de TVVL-afdeling Gebouwautomatisering en Beheer (GB) zijn sterk betrokken bij het project omdat beide workshops in het verlengde liggen van de GB-activiteiten duurzaam onderhoud en beheer. - door H.C. Peitsman B.Sc*
E
en gebouweigenaar verwacht dat de comfort- en energieprestatie van zijn gebouw gegarandeerd blijven. De vraag waarop door een gebouweigenaar/gebruiker met een volmondig JA moet worden geantwoord is: “Levert de installatie in uw gebouw de comfort- en energieprestatie op die u ervan verwacht?” Om comfort- en energieprestaties in een gebouw blijvend te kunnen garanderen is prestatieborging van klimaatinstallaties van essentieel belang. Prestatieborging is mogelijk met “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, het sleutelwoord voor alle belanghebbende partijen. Bij “Duurzaam Onderhoud en Beheer” horen onderhoudscontracten op basis van een prestatieverplichting. Het huidige onderhoud van klimaatinstallaties is nog veelal gebaseerd op basis van inspanningsverplichting, die wordt vastgelegd in preventieve- en correctieve onderhoudscontracten. De onderhoudspartij wordt hiermee
52
afgerekend op basis van een geleverde inspanning en niet op basis van een geleverde prestatie. In de vastgoedsector is een verschuiving waarneembaar van onderhoudscontracten op basis van een inspanningsverplichting naar contracten op basis van een prestatieverplichting. Voor de gebouweigenaar, -beheerder, belegger en facilitair manager heeft de workshop laten zien dat “Duurzaam Onderhoud en Beheer” en Commissioning de volgende voordelen oplevert: - verhoging van het comfort voor de gebruikers; - verhoging van de arbeidsproductiviteit; - verlaging van het kortdurend ziekteverzuim; - veilig stellen of verhoging van de vastgoedwaarde; - bescherming tegen toekomstige (wettelijke) aansprakelijkheid; - vermindering van de reparatie- en vervangingskosten; - minder storingen; COMMISSIONING
- levensduurverlenging van de installatie; - vermindering van de energierekening met gemiddeld 5 tot 15 procent. WORKSHOP 16 APRIL 2009
De workshop voor gebouweigenaren, -beheerders, beleggers en facilitair managers is met een brede keuze van sprekers een aantrekkelijke workshop geworden. De voorzitter van deze bijeenkomst was Jan Kerdèl, voorzitter van de TVVL-afdeling Gebouwenautomatisering en Beheer (GB). Om de cirkel rond te krijgen van constatering tot oplossing zijn we begonnen met een presentatie die een overzicht gaf van (i) de huidige realiteit van de geleverde prestatie van de installaties in gebouwen om uiteindelijk uit te komen bij (ii) duurzaam onderhoud en beheer om de gewenste prestatieborging van comfort- en energie te realiseren. * TNO en Ondergrond
Hierbij een samenvatting van de presentaties: 1. DE PRAKTIJKERVARINGEN VAN EEN ONDERZOEKER[1]
De onderzoeker heeft op basis van een groot aantal praktijkcases ons deelgenoot gemaakt van zijn bevindingen. Bevindingen Belangrijke bevindingen zijn dat (i) installaties functioneren niet als beoogd en (ii) hoe de installatie wel moet functioneren is bij de organisatie en onderhoudspartijen vaak niet bekend. Aan Functioneel onderhoud aan gebouw en installaties wordt niets gedaan. Welk binnenklimaat mag worden verwacht is vaak onduidelijk. Om een beoordeling te kunnen geven wat mag worden verwacht van een installatie zijn uitgangspunten in het PvE vastgelegd voor gebruikstijden, interne warmtelasten en binnenklimaatcriteria. Deze informatie is vaak niet meer beschikbaar. Binnen de organisatie is er vaak geen technicus meer beschikbaar met de juiste kennis en motivatie, die verbeteringen kan bereiken. Duurzaam beheer Met Duurzaam Beheer willen we bereiken dat de hiervoor genoemde constateringen worden voorkomen. Bij bestaande gebouwen en installaties moeten de prestaties worden teruggebracht op het niveau als beoogd bij het ontwerp en deze prestaties moeten op de lange termijn ook geborgd blijven! Duurzaam beheer vraagt van alle partijen in de bouwsector een andere houding! Om Duurzaam Beheer in een gebouw te realiseren zal de opdrachtgever zijn visie moeten bijstellen voor beheer en onderhoud. Het is de facilitair manager die de vraag moet creëren om hier invulling aan te kunnen geven. Nieuwe contractstructuren zijn nodig die een focus hebben op een geleverde prestatieverplichting voor binnenmilieu en energiegebruik. Belangrijk is ook te constateren dat het gebouw vaak anders wordt gebruikt dan in het ontwerp is aangenomen. Zorg dan ook tijdig voor aanpassingen aan installaties en instellingen zodat de installatie is afgestemd op het werkelijke gebouwgebruik. Randvoorwaarden Opleveren Het opleveren van gebouw en instal-
laties aan de gebruiker is een belangrijk moment, want liggen dan ook de prestaties vast van gebouw en installaties? Is dit ook aantoonbaar? Hoe zit het met de garanties. Een handleiding van het gebouw met installaties kan hier uitkomst bieden. In een zogeheten kerndocument moet e.e.a. worden vastgelegd. Te denken valt aan tekeningen met functionele aspecten van de aanwezige (klimaat)installatie en capaciteiten. Tevens zijn gebruiksgegevens, functies en binnenklimaatcriteria in het document opgenomen. Bewaak functionele wijzigingen Bij functionele wijzigingen in gebouw moet worden nagegaan of installaties nog voldoen, zo nodig aanpassingen doorvoeren en vastleggen. Bewaak de prestatie Belangrijk is het om klachten serieus te nemen. Bewaak het binnencomfort door middel van eenduidige monitoring. Bewaak de prestaties van de installaties op functie en energiegebruik. Structurele klachtenafhandeling Het op een eenduidige manier registreren van comfortklachten gevolgd door een goede afhandeling is erg belangrijk. Voorkom op basis van klachten “ad hoc” verstellingen aan installaties! De onderhoudspartij Een veranderende onderhoudsmarkt vergt ook dat door onderhoudspartijen aan kennisopbouw moet worden gedaan. Onderhoud van componenten is onvoldoende. Dit moet worden aangevuld met kennis van onderhoud van integrale systemen (gebouw en installatie), met de functie/doelstelling als basis. Prestatiegerichte contracten betekent voor de onderhoudspartij zelf risico dragen en afwegingen maken. Prestatiegerichte contracten vragen om aantoonbaar resultaat. Dat heeft tot gevolg dat een meteringplan moet worden opgesteld, waarmee de afgesproken prestaties kunnen worden gemeten en aangetoond. Samenvatting Samengevat zijn de belangrijkste conclusies te benoemen: - van denken in techniek naar denken in prestaties; - realiseer je dat een installatie er is om een bepaalde prestatie te realiseren; - contractvormen moeten aansluiten bij de prestaties over comfort en energie; TVVL Magazine 11/2009
- de prestaties moeten gedurende de levensduur meetbaar zijn; - onderhoud en beheer moet worden uitgevoerd om de beoogde prestaties te halen; - de prestaties moeten worden geborgd in het totale proces van initiatief tot sloop; - kennis- en opleidingsniveau moeten hierbij aansluiten en daarom aandacht voor; - verbeteren van het kennisniveau en draag zorg voor de noodzakelijk opleidingen. De hiervoor gepresenteerde ervaringen hebben het marktsegment kunnen overtuigen dat ondersteunende ISSO-publicaties noodzakelijk zijn om richtlijnen te geven om te komen tot Duurzaam beheer en onderhoud. Momenteel zijn een aantal ISSOpublicaties op dit vlak in uitvoering genomen. [2]. 2. DE PRAKTIJKERVARINGEN VAN EEN ADVISEUR[3]
De adviseur laat zien dat TNO en Halmos in de afgelopen jaren een groot aantal utiliteitsgebouwen uitgebreid hebben bezocht en gemonitored. De hoofdreden van de bezoeken waren het grote aantal comfortklachten in de gebouwen. De resultaten van de onderzoeken geven een helder beeld van de huidige kwaliteit van gebouwen en installaties weer over comfort en energiegebruik. Energiegebruik Dat Duurzaam beheer noodzakelijk is blijkt uit het feit dat een benchmarking in Nederland heeft aangetoond dat (i) gemiddeld genomen het gemeten energiegebruik 25 % hoger is dan van de gegevens op papier mag worden verwacht en dat dit enerzijds te wijten is aan de slechte instellingen van de installatie en anderzijds aan een hoog aandeel energie voor het bedrijfsproces. Comfort Meer dan 70 % van klimaatinstallaties in Nederland heeft problemen en werkt niet optimaal. De comfortproblemen worden in 90 % van de gevallen veroorzaakt door het niet goed functioneren van de klimaatinstallatie. Impact op organisaties De medewerkers van de technische 53
dienst wisten te melden dat ze 60 tot 70 % van hun tijd kwijt zijn met het oplossen van storingen en comfortklachten. Het resultaat van een nietoptimaal binnenklimaat resulteert in een (i) lagere arbeidsproductiviteit en (ii) hoger ziekteverzuim Onderzoek naar de kwaliteit van installaties TNO en Halmos hebben op basis van hun ervaringen een effectieve methode ontwikkeld om problemen in installaties op te sporen. Een onderzoek in een groot aantal (meer dan 50 U-gebouwen) heeft een duidelijk beeld opgeleverd over: - de aangetroffen kwaliteit over energie en comfort in gebouwen; - mogelijke oorzaken (waar gaat het mis in het bouwproces?); - kennis van organisaties en betrokken partijen; - beschikbare informatie over installaties en kwaliteit. Een optimale afstemming van gebruik, gebouw en installatie is visueel weergegeven in figuur 1. Op de snijlijnen van de drie cirkels is het duurzaam,-
Optimale afstemming gebruik, gebouw en installatie.
- FIGUUR 1 -
Een voorbeeld van een installatie van opwekking tot afgifte.
- FIGUUR 2 54
vriendelijk- en comfortabel gebouw weergegeven. Onvolkomenheden Van de onvolkomenheden in een gebouw is 85 % geconstateerd in de Realisatie- en de Onderhoud- en Beheerfase van een gebouw. De achterliggende oorzaken is toe te schrijven aan: - men denkt in technische componenten en niet in prestaties van concepten en systemen; - in het uitvoerende bouwproces is men gericht op het aanbrengen en installeren van componenten en gebouwonderdelen, niet op de beoogde functie en prestatie hiervan; - er zijn geen financiële voordelen of nadelen voor partijen om optimaal te presteren; - de kwaliteit van het binnenmilieu en energiegebruik worden niet gemeten, wel de geleverde inspanningen van de onderhoudspartij. Preventief en correctief onderhoud; - bij klachten worden veelal ad hoc maatregelen getroffen, zonder dat duidelijk is waar de problemen door worden veroorzaakt; - Symptoombestrijding in plaats van bronbestrijding. Functionele inspectie Als het gaat om het uitvoeren van functionele inspecties, moet men zich goed realiseren dat het niet gaat om te controleren of iets aanwezig is, maar dat het gaat om het controleren of iets naar behoren functioneert. Overigens de controle vindt plaats van opwekker tot afgifte, zie als voorbeeld figuur 2. Om een indicatie te geven welke mankementen de adviseur tegen kwam, heeft hij een mankementen top 10 opgesteld. Mankementen top 10 1. Ad hoc pleisters en elastiekjes door onderhoudspartij/beheer om (lokaal) klimaatklachten “op te lossen”. Regelingen zijn instabiel. 2. Inregeling van installatie klopt niet en wijkt sterk af van inregelrapportages. 3. Opnemers in installatie zijn niet gecontroleerd, gekalibreerd en/of ingesteld, zodat de installatieregeling afwijkende informatie krijgt. 4. Thermostatische radiatorkranen in kantoortuinen staan op volstrekt willekeurige standen en bediening is ook bij beheerders onbekend. COMMISSIONING
5. Setpoints inblaastemperatuur luchtbehandeling kloppen niet. 6. Opnemer buitenluchttemperatuur wijkt af en hangt in de zon. 7. Indeling en gebruik sterk afwijkend van beoogde indeling en gebruik. Voorbeeld: Kantoorfunctie heeft onvoldoende verse lucht voor vergaderen. 8. Lijnroosters blazen in willekeurige richtingen (ernstige tochtklachten). 9. Lokale naregelingen zijn defect (vooral thermische klepjes) VAV. 10. Vaak ontevreden gebruikers terwijl binnenklimaat voldoet aan (ruime) ontwerpcriteria. Tegelijkertijd zijn er duidelijk optimalisatiemogelijkheden voor comfort en energiegebruik. Hoe deze paradox te doorbreken? Communicatie! Verwachting van de klimaatinstallatie Op de vraag wat er van een klimaatinstallatie mag worden verwacht, is meestal niet bekend. De adviseur heeft ook geconstateerd dat gegevens over uitgangspunten van het installatieontwerp veelal niet (meer) aanwezig zijn. Dit betreft o.a. interne warmtelasten, functie gebruikstijden en binnenmilieucriteria. Ruimtes worden vaak anders gebruikt dan initieel beoogd, gebruiks- en indelingswijzigingen vinden plaats zonder dat de installatie hierop wordt aangepast. Wat is de kern van het probleem? - Installaties functioneren niet als beoogd (zie top 10) Hoe installaties daadwerkelijk functioneren is bij organisatie en onderhoudspartijen vaak niet bekend. - Functioneel onderhoud aan gebouw en installaties vindt niet plaats. - Welk binnenklimaat mag worden verwacht? Gegevens van (als in PvE) gebruikstijden, interne warmtelasten en binnenklimaatcriteria zijn niet (meer) aanwezig. - Iemand met de juiste kennis en motivatie kan veel verbeteringen bereiken, maar hoe krijg je dat georganiseerd? - Contractueel is dit nauwelijks te regelen in verband met toetsbaarheid. Hoe dan selecteren op prijs in relatie tot kwaliteit? - De benodigde kennis blijkt bij installateurs niet aanwezig. Niet alleen kijken naar installatie maar gehele energiebalans van binnenklimaat
Een gebouw met een goede performance is een win-win situatie voor alle partijen Ontwikkelaar Îbetere marktwaarde. Eigenaar Îbetere marktwaarde/ huur. Huurder Îbeter comfort; minder ziekteverzuim hogere arbeidsproductiviteit. Beheerder Îkomt toe aan zijn kerntaken (minder brandjes blussen) en regierol is mogelijk. Installateur Îmogelijkheid om zich te onderscheiden onderhoudpartij en kosteneffectief onderhoud. 3. EEN GEBOUWGEBRUIKER AAN HET WOORD [4]
In 2005 is een klant- tevredenheidsonderzoek uitgevoerd in de ING hoofdkantoorpanden. Hieruit bleek dat: i: de bewoners ontevreden waren over de installaties; ii: het klimaat niet duidelijk was geformuleerd; iii: de bewoners graag zouden zien dat verlichting en binnenklimaat als speerpunt wordt betiteld. Uit ervaring tot nu toe blijkt dat er zeer regelmatig incidenten zijn met installaties. Om een paar incidenten te benoemen: i: op een etage bleek een luchtklep al vijf jaar niet te werken (bleef altijd gesloten); ii: 40 % van de ruimteregelingen functioneerden niet; iii: er waren installatieonderdelen die niet waren gemonteerd. Hieruit werden zowel door contractors, eigen beheer en adviseurs foute conclusies getrokken. Tevens werd er een stelling geponeerd dat ING-medewerkers verwend waren. Project aanpak Lokale aanpak Gekozen is voor een lokaal project aanpak. Echter dat bleek niet aan te slaan. De contractors en eigen beheerders bleven in de verdediging. Het uitvoeren van pilots met adviseurs bleek niet aan te slaan. Externe aanpak ING heeft TNO Bouw ingeschakeld omdat TNO Bouw inmiddels al ervaring had opgedaan bij het uitvoeren van zg. Quickscans bij andere financiële instellingen. In een twintigtal grote locaties zijn door TNO Bouw Quickscans uitgevoerd. Op basis van
Een voorbeeld van de onderzochte ING panden.
- FIGUUR 3 de uitkomsten van deze Quickscans heeft de ING-beheerder een plan van aanpak geschreven om de geconstateerde gebreken op te lossen. Bij het uitvoeren van de Quickscans zijn eerst de locaties gekozen met de meeste klachten. De klachten varieerde van 80 % tot 6 %, d.w.z. dat er een pand was waarvan 80 % van de bewoners over een jaar gezien wel eens klacht had geuit en waren ook panden waar dat minimaal was zoals hier aangegeven van slechts 6 %. Een voorbeeld van een ING pand is in figuur 3 weergegeven. Ervaring tot nu toe - Ontwerpen en uitgangspunten gebouwen vrijwel altijd in orde. - Eenvoud in regeltechniek is een plus. - Ruimteregeling is kwetsbaar. - Onderhoud ruimteregeling wordt vrijwel nooit goed uitgevoerd. - Er is geen ideale ruimteregeling/ indeling. - VAV-systeem blijkt kwetsbaar te zijn. - Klimaatplafonds, vraagt veel aandacht. - Hydraulisch evenwicht is kwetsbaar. - Klachten oplossen zonder kennis genereert klachten! De gevonden gebreken zijn in een top vijf onder te brengen, te weten: - geen goede controle bij oplevering; - geen onderhoud; - geen goede klachtenanalyse; - geen aandacht ruimtemutaties; - geen basiskennis ruimteregelingen en ventilatiesystemen. Zichtbaarheid van de resultaten Opmerkelijk was dat ondanks het vinden van veel opleverfouten en het verhelpen hiervan, het effect op de resultaten van het pilotpand uitbleven. Het geheel had toch een bepaalde doorlooptijd nodig. Na een periode van twee jaar was een reductie in klachten meetbaar van 18 % naar 10 %. TVVL Magazine 11/2009
Knelpunten Bij de uitwerking zijn de volgende knelpunten te formuleren: - een technische benadering is moeilijk tegen te gaan; - gegevens ontbreken vaak van toegepaste installatieonderdelen; - kennis bij onderhoudspersoneel is vaak onvoldoende; - weinig bereidheid van onderhoudsfirma’s om hierin mee te denken. ING werkt er naar toe om resultaatafspraken in onderhoudscontract of separaat. Het formuleren van eenvoudige prestatie eisen is belangrijk. ING hanteert geen technische uitgangspunten voor prestatie-eisen zoals (i) ruimtetemperatuur en (ii) RV. ING hanteert als uitgangspunt voor prestatie-eisen de mate van klanttevredenheid! Dat houdt in het meten van: - % klachten; - beschikbaarheid; - microbiologische kwaliteit; - adequate afhandeling van incidenten. 4. ISSO, PROJECT DUURZAAM BEHEER EN ONDERHOUD[5]
De bevindingen van TNO en Halmos is de basis geweest om een reeks nieuwe ISSO-publicaties op te starten op het gebied van Onderhoud en Beheer. De opgedane kennis wordt hiermee toegankelijk gemaakt voor de installatiesector. Richtlijnen worden opgesteld voor (i) duurzaam beheer en onderhoud en (ii) functionele controle voor het opleveren van klimaatinstallaties. Aan de hand van herkenbare voorbeelden zal draagvlak en bewustwording worden gecreëerd bij gebouweigenaren en huurders voor duurzaam beheer en onderhoud. Het project is er ook op gericht om betere communicatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer tot stand te brengen. Een aanzet hiervoor is om standaard contractvormen te ontwikkelen die zowel de opdrachtgever als 55
opdrachtnemer kunnen onderschrijven. Prestatiecontracten vormen een belangrijk onderdeel bij het realiseren van duurzaam beheer en onderhoud. Hiervoor zullen prestatie-indicatoren (KPI’s) worden gedefinieerd die eenduidig en betrouwbaar zijn. Dat houdt in dat KPI’s goed toetsbaar moeten zijn en bijvoorkeur toepasbaar in meerdere bouwfasen. Prestatie-indicatoren moeten worden gemonitored. Een publicatie zal worden gewijd aan de noodzaak van monitoring. Ingegaan wordt op: i: waar moet ik meten; ii: hoe moet ik meten; iii: hoe zet ik meetdata om in bruikbare informatie; iv: welke instrumenten heb ik hiervoor nodig. Een publicatie wordt gerealiseerd hoe de functionele kwaliteit van een installatie kan worden vastgesteld. Hiervoor worden functionele inspectierichtlijnen opgesteld. Het ISSO-project hoopt hiermee het marktsegment te kunnen ondersteunen met een serie nieuwe richtlijnen om Duurzaam Beheer en Onderhoud te kunnen realiseren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen (i) bestaande gebouwen en (ii) nieuwe gebouwen. Het project Duurzaam Beheer en Onderhoud zal het volgende aan publicaties opleveren. - Publicatiereeks voor de bestaande gebouwen: - Deel 1: Hoe duurzaam zijn bestaande gebouwen? - Deel 2: Hoe te komen tot Duurzaam Beheer in bestaande gebouwen? - Deel 3: Functionele inspectie richtlijnen en prestatieborging. - Deel 4: De noodzaak van monitoring. - Deel 5: Prestatiecontracten en prestatie-indicatoren. - Publicatiereeks voor de nieuwe gebouwen: - Deel 6: Opleveren van klimaatinstallaties. - Deel 7: Duurzaam beheren en onderhouden van nieuwbouw klimaatinstallaties. 5. TNT POST GEBOUWEN GECERTIFICEERD [6]
De presentatie gaf een uitleg over het 56
streven naar een groen ondernemerschap van TNT Post. Een aantal bedrijfskenmerken: - TNT Post is actief op het gebied van het wereldwijde vervoer van documenten, pakketten, pakjes en goederen; - bestaat uit twee divisies: Post en Expresse; - heeft circa 163.000 medewerkers in dienst wereldwijd; - TNT hecht veel waarde aan maatschappelijk verantwoord ondernemerschap; - in 2007 en 2008 bereikte de onderneming de eerste plaats in de Dow Jones Sustainability Index; - in augustus 2007 heeft TNT Planet Me gelanceerd. Het “Planet Me” initiatief TNT Post meent dat aanpassingen in haar bedrijfsactiviteiten, samen met maatregelen in de privé-sfeer van haar medewerkers, een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen de klimaatverandering. Dat is de leidende gedachte achter “Planet Me” om het eerste post- en expresbedrijf ter wereld te worden dat emissievrij opereert. Om deze ambitie te kunnen verwezenlijken moet er méér worden gedaan dan enkel de wettelijke regels naleven en ook méér doen dan wat de klanten van TNT Post verwachten. De aanpak van TNT Post is: - tegenover hun stakeholders transparant te zijn als het gaat om de milieutargets, de vorderingen die ze maken en de uitdagingen waarvoor ze staan; - het streven naar beperking van de CO2-uitstoot in al hun activiteiten en dat niet te beperken tot maatregelen voor hun bedrijfswagens; - zich richten op terugdringing van de CO2-emissies in hun dagelijkse operationele activiteiten en niet proberen zich te onttrekken aan hun verplichtingen door ‘CO2-kredieten’ aan te kopen; - door de medewerkers actief aan te moedigen zelf maatregelen te nemen om de klimaatverandering tegen te gaan. Het initiëren op bedrijfsniveau van initiatieven die kunnen worden omgezet in persoonlijke besluiten en maatregelen in de privé-sfeer. Planet Me is een uit drie componenten bestaande strategie voor het terugCOMMISSIONING
dringen van de CO2-uitstoot. Deze componenten zijn: count carbon: het commitment voor rapportage over en transparantie omtrent TNT Post CO2-uitstoot; code orange: het bedrijfsbrede programma van TNT Post voor terugdringing van de CO2-uitstoot in de operationele activiteiten; choose oranje: een programma dat tot doel heeft de TNT Post-medewerkers te stimuleren op persoonlijk vlak maatregelen te nemen om het voortbestaan van de planeet aarde veilig te stellen. Waarom TNT Post actie onderneemt De reden waarom TNT Post actie tegen de klimaatverandering onderneemt, is heel eenvoudig: TNT Post draagt bij aan het probleem en daarom moeten zij ook deel uitmaken van de oplossing aldus de presentator. Code Orange Code Orange is een verplicht programma dat raakt elk aspect van het bedrijf, waardoor het milieu rentmeesterschap in het hart zit van de strategie en cultuur van TNT Post. Code Orange ontwikkelt nieuw beleid in acht gebieden, te weten: - luchtvaart; - gebouwen; - zakenreizen; - groene investeringen; - leaseauto’s; - bedrijfsvoertuigen; - partnership met klanten; - inkoop. De acht gebieden zijn door TNT Post gevisualiseerd zoals in figuur 4 is weergegeven. TNT Post-gebouwen In de bestaande TNT Post-gebouwen zullen energiebesparende maatregelingen worden gerealiseerd en duurzaam beheer en onderhoud geïntroduceerd.
De acht aandachtsgebieden van TNT Post.
- FIGUUR 4 -
Waarom certificeren van gebouwen? Labels en certificeringen van gebouwen is voor TNT Post geen doel op zich. Het moet worden gezien als communicatiemiddel naar de TNT Post stake holders. Het wordt gebruikt als hulpmiddel bij ontwerpprocessen en als middel om leveranciers te kunnen aansturen. TNT Post maakt gebruikt van meerdere energielabels zoals (i) LEED, (ii) Creencalc en (iii) Breeam.
energiezuinige koffieautomaten, is het meubilair recyclebaar, is de bestrating van tweedehands klinkers en staan er grotere containers voor papier en restafval zodat ze minder vaak moet te worden geleegd. De combinatie van al deze technieken en maatregelen in één bedrijfspand is bijzonder en resulteert in een energiebesparing van ruim 70 procent.
TNT Post-vestiging Veenendaal Bij het ontwerp van de nieuwe TNT Post-vestiging te Veenendaal zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: - ontwerp volgens Trias Energetica; - het gebruik van duurzame energiebronnen (bodemwarmte, zonneenergie, wind, etc.); - het gebruik van eindige energiebronnen zo efficiënt (hoog rendement) mogelijk; - CO2 emissievrij; - investeringsafweging op basis van TCO; - opgebouwd uit de bouwstenen: Modulair, Energie, Water, Zon, Gevoel, Daglicht.
De presentatie van Stichting Marktwerking Installatietechniek (SMI) gaf een helder beeld waar een opdrachtgever op moet letten bij het op de markt zetten van onderhoudswerkzaamheden aan technische installaties. De manier waarop dit gebeurt is sterk bepalend voor het resultaat. Wanneer een opdrachtgever duurzaam onderhoud wil, zal hier in de aanbestedingsfase terdege rekening mee moeten worden gehouden. Hiervoor is belangrijk dat het de opdrachtgever erom gaat met aspecten als: i: selectie van gegadigden, ii: het “transparant” bepalen van de meest duurzame aanbieding, iii: welke informatie (schouwing, conditie overzicht) stelt de opdrachtgever beschikbaar voor de installateur om tot een aanbieding te komen, iv: looptijd contract (beperkt onder Europese regelgeving), v: hoe verwerkt de opdrachtgever de prestatie verplichting etc.
Het distributiecentrum van TNT Post in Veenendaal is op dit moment het duurzaamste gebouw van Nederland. De figuren 5, 6, 7 en 8 geven een indruk van het distributiecentrum. Op basis van de certificeringmethodiek Greencalc, ontwikkeld door de Rijksgebouwendienst, heeft het distributiecentrum een score van 632 punten behaald. Hiermee heeft TNT Post de nummer één positie veroverd in de top tien van duurzaamste gebouwen van Nederland. De hoogste score tot nu toe bedroeg 323 punten. Er zijn tal van creatieve oplossingen bedacht om het distributiecentrum, dat in oktober 2008 werd opgeleverd, zo duurzaam mogelijk te maken. Het ontwerp is er op gericht om zoveel mogelijk daglicht binnen te laten, waardoor minder kunstlicht nodig is. De energie die nodig is, wordt op duurzame wijze door het gebouw zelf opgewekt. Meer dan 300 zonnepanelen vangen zonlicht op en zetten dit om in energie. Verwarming en koeling vinden plaats door grondwater op te pompen. Verder wordt het regenwater opgevangen in een vijver om daarmee de ecotoiletten te spoelen, is er gekozen voor
6. AANBESTEDEN VAN DUURZAAM ONDERHOUD EN BEHEER [7]
Naar de ervaring van SMI blijkt dat in het kader van aanbesteden een top vier van ergernissen valt te benoemen, te weten: 1. het aanbesteden gaat op een traditionele manier, d.w.z.: velen rekenen, slechte communicatie, eenzijdige regeling; 2. het proces is in zijn geheel niet transparant; 3. vaak een te lage directie begroting; 4. bewijslast is moeilijk. Een voorbeeld vanuit de praktijk werd getoond van een grote beheerder die een groot aantal percelen E en W in één keer op de markt zet. Er is geen schouwing gedaan, maar er is wel een inventarisatielijst beschikbaar. Uitgangspunt is gunning op basis van laagste prijs. Het resultaat was dat de beheerder een miljoenenbesparing heeft kunnen realiseren van 45 % van TVVL Magazine 11/2009
Indruk van het TNT Post distributiecentrum Veenendaal.
- FIGUREN 5 T/M 8 het budget. Op zich een Groot succes!! De keerzijde hiervan is dat: i: door alle percelen gelijk aan te besteden er een grote werkdruk ontstaat bij de installateurs; ii: de installatielijsten blijken onvolledig te zijn; iii: er is geen inzicht op de condities van de installaties; iv: 80 % van de percelen blijken gewisseld te zijn, met alle problemen van dien; v: door de lage prijzen krijg je opportunistisch gedrag; vi: er wordt marginaal onderhoud gepleegd; vii: duurzaam was niet de focus bij de 57
Soort contract
aanbesteding; viii: en daardoor ontevreden gebruikers. De periode na 2003 kenmerkt zich in de aanbesteding door: i: een krampachtige verhoudingen; ii: het overleg met marktpartijen is uitgebannen; iii: de algemeen gebruikte uniforme aan bestedingsreglementen (UARen) zijn vervangen door eenzijdige inkoop-reglementen (Aanbestedingsreglement Werken van bijv. van de overheid); iv: de creativiteit en innovatie staat daardoor onder druk; v: de focus van opdrachtgevers aanbesteden op de laagste prijs. Uitleg werd gegeven over de verschillende aanbestedingsprocedures. Een overzicht werd gepresenteerd van verschillende contractvormen met hun specifieke kenmerken. Het overzicht is weergegeven in tabel 1 Partnerselectie Het selecteren van een goede partner als opdrachtgever is evident. Een aantal belangrijke punten die werden besproken: i: definieer de selectiecriteria waarop moet worden gekozen; ii: is er bekendheid met/ ervaring opgedaan met het milieuzorgsysteem; iii: zijn er referenties over prestatiecontracten; iv: wat is de ervaring, de kennis en de kunde? v: wat doet het bedrijf zelf en wat besteden ze uit? Goed opdrachtgeverschap Goed opdrachtgeverschap is mede de basis voor duurzaam onderhoud en beheer. Belangrijke punten die invulling geven aan een goed opdrachtgeverschap zijn: - een goede overlegstructuur met de opdrachtnemer; - goede informatieverschaffing. (Denk hierbij ook aan de informatie die staat in het gebouwdossier.); - geef duidelijkheid als het gaat om meerdere huurders; - relatie opbouwen. (Denk hierbij aan een langere contract termijn); - beloon verbeteringsvoorstellen van de opdrachtnemer; - een goede betalingsdiscipline is van groot belang! 58
Soort werk
Afrekening
Capaciteit
Detachering
Per eenheid
Inspanning
Uitvoering werkzaamheden
Per activiteit
Resultaat
Handhaven technische conditie
Contractprijs
Prestatie
Output en beschikbaarheid
Contractprijs
Overname installatie, Output garantie
Prijs per eenheid
Outsourcing
De te onderscheiden contractvormen met hun specifieke kenmerken.
- TABEL 1 -
De vier typen Commissioning geprojecteerd in de vijf projectfasen.
- FIGUUR 9 -
7. DE ERVARING IN DE INTERNATIONALE COMMISSIONING WERKGROEP [8]
In [9] is uitgebreid de vier representatieve commissioningtypen beschreven. In figuur 9 zijn deze vier typen nog eens visueel weergegeven. In de samenvatting zal het onderdeel “kosten effectieve commissioning voor bestaande- en nieuwe energiezuinige gebouwen” worden ingegaan. Kosteneffectiviteit van commissioning in nieuwbouw alsook bestaande bouw In de presentatie is aangegeven dat commissioning geen doel op zich is. Het is een middel om Duurzaam Beheer en Onderhoud te kunnen realiseren. Voor het initiëren van een markt voor Duurzaam Beheer en Onderhoud is het naast het opstellen van richtlijnen ook belangrijk om marktpartijen te overtuigen van het nut van commissioning. Naast allerlei nuttige maatschappelijke argumenten zal het COMMISSIONING
belangrijkste argument voor het al dan niet toepassen van commissioning zijn en blijven de economische rentabiliteit. Oftewel de terugverdientijd van commissioning. In Nederland is tot nu toe weinig ervaringen opgedaan met het toepassen van Commissioning in utiliteitsgebouwen. Daardoor kunnen we in Nederland ook niet putten uit ervaringscijfers waarop een duidelijke businesscase voor commissioning kan worden opgesteld. In Amerika en Engeland zijn bedrijven die zich louter en alleen bezighouden met commissioning en is er zo veel ervaring opgedaan met commissioning dat er zelfs effectiviteitstudies en evaluatiestudies zijn uitgevoerd op de gerealiseerde commissioning projecten. De informatie uit deze buitenlandse studies wordt als basis gebruikt in een eerste poging aan te tonen het nut van commissioning en de rentabiliteit daarvan. Belangrijk is rekening te houden met welke kosten en baten in de evaluatie zijn meegenomen. Uit de Amerikaanse
Commissioning kosten gerelateerd aan de totale bouwkosten.
Terugverdientijd van commissioning.
- FIGUUR 10 -
- FIGUUR 11 -
literatuur blijkt dat alleen de baten zijn meegenomen uit gerealiseerde energiebesparing. Andersoortige baten zijn ook interessant om mee te nemen. Hierbij valt te denken aan besparingen door: i: minder storingen in de installaties; ii: vermindering van klimaatklachten; iii: vermindering van improductieve uren door klimaatklachten; iv: vermindering kosten voor oplossen van problemen; v: en natuurlijk niet te vergeten de impact van een niet-optimaal binnenklimaat op de arbeidsproductiviteit en kortdurend ziekteverzuim. Een bijzonder probleem is en blijft natuurlijk het verschijnsel van de ‘split van Cost - Benefit’. Met andere woorden de marktpartij die investeert in een maatregel (bijvoorbeeld commissioning) zal niet altijd ook de baten verwerven. Dit komt mede door de opsplitsing van het bouwproces en de vele marktpartijen daarin. Het internationale onderzoek Resultaten van een Amerikaans onderzoek, “The cost-effectiveness of Commissioning” [10] zijn 224 gebouwen betrokken, verdeeld over 21 Staten (dec. 2004), totaal 2.800.000 m2 vloer oppervlakte. Dit is onderverdeeld in (i) Nieuwbouw (27 %) en Bestaande bouw (73 %). - Totale kosten voor commissioning waren US$ 17 miljoen; - Totale nieuwbouwkosten US$ 1.500 miljoen. Een conclusie is dat de kosten voor commissioning voor bestaande gebouwen circa $3 per vierkante meter en bij
nieuwe gebouwen $10 per vierkante meter bedragen. De terugverdientijd was als “mediaanwaarde” 0,7 jaar bij bestaande gebouwen en 4,8 jaar bij nieuwe gebouwen. De spreiding op deze gemiddelde waarde is groot. Dat geeft ook aan dat het altijd een projectspecifieke terugverdientijd is, afhankelijk van de eigen specificaties en omgeving. In deze genoemde terugverdientijd zijn alleen baten door energiebesparing opgenomen. Indien andere baten worden meegenomen, zal de terugverdientijd fors reduceren. De kosten van Commissioning betreffen een variatie van 0,3 % tot 0,9 % op de totale bouwkosten. Even ter vergelijk het volgende: de gemiddelde kosten in Nederland voor een installatie-adviseur bedraagt 2-3 % van de totale bouwkosten. Hierbij uitgaande van 30-40 % installatiekosten van de bouwkosten en een percentage van ca. 6 % (veelal 3,5~8 % afhankelijk complexiteit en omvang gebouw) voor advieskosten van de installatiekosten (dat zijn alle installaties, dus ook elektrotechnische e.d.) Initiële commissioningkosten (nieuwbouw), Ini-Cx In figuur 10 zijn de kosten voor Initiële Commissioning als functie van de totale bouwkosten in procenten weergegeven. Figuur 10 geeft duidelijk de spreiding weer. In de figuur is af te lezen dat de spreiding van de directe kosten (money out of pocket) ligt tussen de 0.25 % en 2,0 %. In figuur 10 is ook een lijn -1.0 % weergegeven. Deze lijn geeft aan dat door het toepassen van Commissioning de baten direct groter zijn dan de kosten. In dit geval gaat het om TVVL Magazine 11/2009
De niet gerelateerde energiebaten bij het toepassen van Initiële commissioning.
- FIGUUR 12 de zg. netto kosten. Hierbij is ook rekening gehouden met de niet energie gerelateerde baten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het inzetten van een kleinere koelmachine dan oorspronkelijk bedacht. In figuur 11 is de terugverdientijd van Commissioning weergegeven op basis van energiebesparing. De terugverdientijd vertoont een grote spreiding tussen 1 en 20 jaar! Wel moet men zich realiseren dat in de berekening alleen rekening is gehouden met de baten van energiebesparing. Buiten de baten voor energiebesparing is het ook belangrijk om te weten welke baten zijn gemoeid met niet gerelateerde energiebesparing. Binnen de geëvalueerde projecten werden de navolgende actoren/argumenten genoemd zoals in figuur 12 is weergegeven. In figuur 12 gaat het om 44 nieuwe gebouwen waar 95 niet gerelateerde energiebaten zijn waargenomen. Het bijzondere in figuur 12 is, dat daaruit is af te lezen dat op de gebruikelijke kosten van arbeid na, het effect op de genoemde actoren, allemaal in dezelfde orde van grootte liggen tussen 12-19 %.
59
De terugverdientijd van Her-commissioning.
De niet gerelateerde energiebaten bij het toepassen van Her- commissioning.
- FIGUUR 13 -
- FIGUUR 14 -
Her-Commissioningkosten (bestaande bouw), Her-Cx In figuur 13 is de terugverdientijd van Commissioning weergegeven voor bestaande gebouwen op basis van energiebesparing. Als het gebouwen betreft waar nog nooit Commissioning is toegepast wordt dit Achteraf Commissioning genoemd. Betreft het een gebouw waar al eens commissioning is toegepast dat wordt dit Her- of Re-Commissioning genoemd. De terugverdientijd vertoont een groot verschil met nieuwbouw. De spreiding ligt tussen 1 en 12 maanden! Ook hier is in de berekening alleen rekening gehouden met de baten van energiebesparing. In figuur 14 gaat het om een analyse van 36 bestaande gebouwen waar 81 niet gerelateerde energiebaten zijn waargenomen. Uit figuur 14 blijkt dat er grote verschillen zijn waar te nemen tussen de verschillende actoren. Door het opnieuw inregelen van de installatie neemt de levensduur toe van verschillende installatieonderdelen. Verlenging van de levensduur moet hier worden gezien in vermindering van oscillaties en trillingen. Het effect hiervan is 33 % op het totaal (100 %) van de niet energiegerelateerde actoren! Ini-Cx versus Her-Cx Het voordeel van Cx is dat je uiteindelijk bespaart op de lifecycle-kosten van een installatie. Verbetering van de performance en betrouwbaarheid geeft een toename van tevredenheid van de gebruikers. Voor het gebouw met installatie heeft een betere kwaliteit een hogere marktwaarde tot gevolg. Ini-Cx Bij nieuwbouw blijkt uit figuur 11 dat het moeilijk is interessante terug60
verdientijden te realiseren als alleen rekening wordt gehouden met energiebesparing. Wordt bij nieuwbouw ook de exploitatiekosten, dus ook de niet energiebesparende zaken, meegenomen in de berekening dan is Cx ook voor nieuwbouw kostenbesparend. Her-Cx Bij renovatie van bestaande gebouwen (installaties) ligt de focus op verbetering van de installatie als gevolg van energiebesparingen, zie figuur 13. Uit deze figuur blijkt dat met terugverdientijden van minder dan één jaar het een zeer effectief middel is om energie te besparen. REFERENTIES
1.
2.
3.
4.
5.
“Praktijkervaringen van een onderzoeker”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, ir. Jan Ewout Scholten, TNO Bouw en Ondergrond, Delft, Delft 16 april 2009; “Project Duurzaam Beheer en Onderhoud”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, ing. Kees Arkesteijn, ISSO, Rotterdam, Delft 16 april 2009 “Praktijkervaringen van een adviseur”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, drs. Ed Rooijakkers, Halmos B.V., Den Haag, Delft 16 april 2009; “Een gebouwgebruiker aan het woord”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, Hr. Arie-Maarten de Bruin, ING Vastgoed, Amsterdam ZuidOost, Delft 16 april 2009; “Het project Duurzaam Beheer”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, ing. COMMISSIONING
Kees Arkesteijn, ISSO, Rotterdam, Delft 16 april 2009; 6. Aanbesteden van Duurzaam Onderhoud en Beheer”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, ir. Pieter van den Eijnden, Stichting Marktwerking Installatietechniek (SMI), Zoetermeer, Delft 16 april 2009; 7. “Een TNT Post-gebouw gaat voor het groene LEED-certificaat in goud”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, Hr. Bert van Hulsen, TNT Post Den Haag, Delft 16 april 2009; 8. “De ervaringen in de internationale Commissioning werkgroep IEA Annex 47”, lezing TVVL-workshop “Duurzaam Onderhoud en Beheer”, Henk C. Peitsman, TNO Bouw en Ondergrond, Delft, delft 16 april 2009; 9. “Commissioning en Documentenstroom in één overzicht”, TVVL Magazine nr. 12, blz. 52-59, december 2008, Henk C. Peitsman B.Sc., TNO Bouw en Ondergrond, afd. Energie, Comfort en Bouw, Delft 10. “The Cost-Effectiveness of Commercial-Buildings Commissioning”, A Meta-Analysis of Energy and Non-Energy Impacts in existing Buildings and new construction in the United States, Evan Mills, Hannah Friedman, Tehesia Powell, Norman Bourassa, David Claridge, Tudi Haasl, Mary Ann Piette, LBNL-56637, December 15, 2004, Lawrence Berkeley National Laboratory, Portland Energy Conservation Inc., Energy Systems Laboratory, Texas A&M University.
Klanten ervaren een ultiem en uitnodigend gevoel wanneer het nieuwe volautomatische luchtgordijn van Biddle boven de open deur hangt.
Nieuw: hét energiebewuste luchtgordijn
gebruiksvriendelijk
energiebewust
groen
intelligent
Model CA met CHIPS-regeling: Energiebesparing tot 75% Gebruiksgemak: volautomatisch geregeld
Wordt over ‘open gebouwautomatisering’ gesproken, dan gaat het over BACnet. Wanneer dit modulair, meegroeiend en energie-efficiënt is, dan gaat het vanzelfsprekend over SAUTER.
Optimaal comfort en klimaatscheiding
Meer zonder meerprijs! Biddle bv, Postbus 15, 9288 ZG Kootstertille,Tel. 0512 33 55 55 www.biddle.nl
VOELEN IS EEN KUNST
SAUTER EY-modulo: met BACnet/IP. Energiezuinig, open en efficiënt. De modulaire BACnet/ IP-stations SAUTER EY-modulo 5 zijn in elk opzicht de meest intelligente oplossing voor alle eisen die aan gebouw-
DÉ HVAC TRANSMITTER INNOVATIE IN VOCHT- EN TEMPERATUURMETING MET NIEUWE HYGROCLIP2 SPECIAAL VOOR KOSTENKRITISCHE TOEPASSINGEN
management worden gesteld. Met optimale functiemodulen, geïntegreerde Webserver en comfortabele ruimteautomatisering bepaalt SAUTER de nieuwe maatstaf. SAUTER EY-modulo 5 biedt optimale, vrij programmeerbare systeemintegratie (bijv. M-bus, Modbus) en rimpelloos functioneren. Voor meer informatie: www.sauter-controls.com
Kijk voor meer informatie op www.acin.nl/rotronic Systems Components Services
acin instrumenten tel 070 3070703
fax 070 3070938
[email protected]
www.acin.nl
Facility Management
Sleutel tot kosteneffectieve energie-efficiëntie in Europa
Energy Performance Contracting voor Openbare Gebouwen S. le Gentil
Ook al zijn de energieprijzen op dit ogenblik relatief laag, toch is het meer dan duidelijk: dit zal niet blijven duren. Een vertraagde groei in de energieprocedure en een afnemende reservecapaciteit zullen leiden tot hoge energieprijzen. De toenemende bewustwording van het milieu zal de roep naar een grotere energie-efficiëntie nog doen stijgen. Ook op Europees niveau is deze verandering voelbaar en is de legislatieve context voor nieuwe mogelijkheden voor energiebesparingen door middel van verschillende richtlijnen gecreëerd. Een belangrijk instrument hiervoor is EPC, Energy Performance Contracting. De voordelen van Energy Performance Contracting worden gestimuleerd door de European Association of Energy Services Companies (eu-esco). Voorzitter Stephane Le Gentil sprak met ons over de noodzaak van nieuwe EPC. De eerste conferentie over EPC voor oplossingen in openbare gebouwen heeft kort geleden plaatsgevonden in De Lier op 1 oktober 2009.
eu.bac european
esco
association of ener energy services companies
Logo
- FIGUUR 1 -
- door S. le Gentil*
E
nergy Performance Contracting is een praktische methode om de energie-efficiëntie in bestaande openbare gebouwen te verbeteren. EPC is een langdurige partnerschap tussen een klant en een Energiedienstverlener, (internationaal wordt hiervoor de term Energy Service Corporation, ESCO, gebruikt). De ESCO verzorgt een gedetailleerde audit van het gebouw of de gebouwen van de klant en definieert vervolgens de verbeteringsmaatregelen met inbegrip van de besparingen die hiermee
62
zullen worden verwezenlijkt. 1. WAT IS ENERGY PERFORMANCE CONTRACTING (EPC)?
EPC is een overeenkomst tussen de ESCO en de klant die de maatregelen selecteert die zullen worden ingevoerd. The ESCO implementeert ze vervolgens en garandeert de resultaten in overeenstemming met het contract. Door EPC kan de klant de energieefficiëntie van zijn installaties verbeteren, en dit zonder up-front kapitaalkosten. De ESCO garandeert dat de NORMEN EN RICHTLIJNEN
verbeteringen voldoende besparingen zullen genereren om het project voor de duur van het contract te betalen. 2. WAT IS DE LEGISLATIEVE CONTEXT VOOR EPC?
De volgende EU-richtlijnen vormen de basis voor EPC: de Richtlijn betreffende de Energieprestatie van Gebouwen, de Richtlijn betreffende
* Johnson Controls France, Voorzitter EU-ESCO
3. WAAROM HEBBEN WIJ EPC NODIG?
Wanneer men het energiegebruik per sector analyseert dan is het duidelijk dat gebouwen de grootste gebruikers van energie zijn. Zij gebruiken 40 % van alle gebruikte energie. Daarom bieden gebouwen het grootste potentieel voor energiebesparingen. Verder verwacht men dat het globale energiegebruik tussen 2002 en 2025 met 45 % zal toenemen. EPC is een aan elke situatie aanpasbaar instrument om gebouwen te renoveren met als doel een besparing op energie- & en bedrijfskosten. 4. HOE WERKT EPC?
EPC is ontworpen om fondsen te creeren voor een aantal gebouwspecifieke doelstellingen met inbegrip van alle aspecten van verbeteringen op het vlak van de energieprestatie. Zo kan EPC moderniseringen en renovaties van fabrieken, algemene modernisatie van installaties, reparaties en verbeteringen van gebouwen, vervangingen van uitrustingen en opleiding van personeel voor de bediening van nieuwe systemen financieren. Elke EPC is een op maat gemaakte oplossing, ontworpen om specifiek het door een klant gewenste resultaat te verkrijgen. De resultaten van EPC zijn contractueel gegarandeerd door de ESCO, die de oplossing implementeert. 5. HOE WORDT EPC GEFINANCIERD?
EPC is een allesomvattend, zelf-
financierend programma waarvoor geen kapitaalskosten vereist zijn. De te installeren uitrusting en technologieën worden door de gegarandeerde besparingen op energie en bedrijfskosten betaald. De financiering zelf is op maat gemaakt voor elk individueel contract. EPC Handshake.
6. EEN BEETJE MEER UITLEG OVER HET EPC-PROCES? HOE WERKT EPC?
- FIGUUR 2 -
EPC vervangt alle aanvragen en afspraken binnen een conventioneel contract met één enkel voorstel. Het begint met een voorgaande evaluatie van potentiële energieverbeteringen in een installatie. De klant geeft een contract aan een enkele ESCO, die een gedetailleerde studie van het energie- en bedrijfsrendement uitvoert en die de kansen over efficiency voor de installatie van de klant bestudeert. Wanneer het onderzoek gereed is keurt de klant de definitieve lijst van verbeteringen van de ESCO goed. Daarna bereidt de ESCO plannen en specificaties voor, en implementeert zij de overeengekomen energieverbeteringen. De verbeteringen worden tijdens de looptijd van het contract gecontroleerd met behulp van een beproefde methode, zoals IPMVP (International Performance Measurement & Verification Protocol - Intern Prestatie Meet& Controleprotocol).
een onmiddellijke verbetering van de productiviteit zonder bedrijfsonderbrekingen. Aangezien nationale- en Europese energievoorschriften, zoals reducties van CO2-emissies of energiebesparingen zijn vervuld, biedt EPC een voordeel voor overheidsdiensten. Op deze wijze kunnen lange termijn doelstellingen voor een duurzame ontwikkeling en bescherming van het milieu worden verwezenlijkt. 8. IS EPC IS EEN BEPROEFD MODEL? WAAR IS HET GEÏMPLEMENTEERD?
In Noord-Amerika wordt EPC al meer dan 20 jaar gebruikt door openbare instanties om openbare gebouwen te renoveren en te moderniseren. Duizenden openbare gebouwen in NoordAmerika, zoals universiteiten, gemeenschappelijke gebouwen, scholen, etc. zijn met behulp van EPC gerenoveerd en gemoderniseerd. EPC bestaat ook in Europa, meestal in Duitsland en Oostenrijk. Zo zijn bijvoorbeeld in Berlijn honderden openbare gebouwen gedurende meer dan tien jaar met EPC gerenoveerd.
7. WAT ZIJN DE VOORDELEN VAN EPC EN WIE KAN HET GEBRUIKEN?
Er zijn een aantal voordelen voor EPC, niet in de laatste plaats het feit dat dit een solide investering in de toekomst Additional savings of is. EPC maakt ook budgetneutrale energy price increase upgrades en duidelijke budgetteringen mogelijk. Een ander voordeel zijn de gegarandeerde energiebesparingen, aangezien de ESCO het verschil betaalt indien de besparingen C t Customer savings onder de gegarandeerde waarden Guaranteed savings blijven. Omdat verbeteringen worden betaald uit gerealiseerde besparingen, zijn EPC’s beter geBaseli schikt dan conventionele moderReduced costs ne niseringscontracten. due to performanceBovendien biedt EPC voordelen based solutions voor lokale overheden aangezien EPC zelffinancierend is, geen risico inhoudt, en werkgelegenheid creëert. Time (years) Start of positive EPC biedt ook een oplossing voor Customer to g Duration of pprogram environmental impact retain all savings korte termijn problemen zoals EPC Savings. budgettaire problemen gerelateerd - FIGUUR 3 aan hoge energieprijzen en zorgt voor Energy and Operational Costs
Energie-efficiëntie bij het Eindgebruik en/of Energiediensten, en het Energieefficiëntie Actieplan. De Richtlijn betreffende de Energieprestatie van Gebouwen (Richtlijn 2002/91 en de binnenkort te publiceren revisie) promoot verbeteringen in de energieprestatie van gebouwen. De Richtlijn betreffende de Energieefficiëntie bij het Eindgebruik en/of Energiediensten (Richtlijn 2006/32) stipuleert dat vanaf januari 2009 de lidstaten nationale actieplannen moeten opstellen om een jaarlijkse besparing van 1 % betreffende het gebruik van energie bij de verkoop aan de consument te verwezenlijken. Het doel van het Energieprestatie Actieplan bestaat in een afname van het energiegebruik van 20 % in 2020.
TVVL Magazine 11/2009
63
Gericht op de toekomst www.testo.nl/stationair - www.testo.nl/saveris
Gebouwenklimaat meten en centraal documenteren. Automatisch met testo Saveris™.
Testo heeft zowel stationaire als draadloze oplossingen
Neem contact met ons op, wij informeren u graag over de mogelijkheden. testo BV · Randstad 21-53 · Postbus 1026 · 1300 BA Almere · Telefoon 036-5487000 · Fax 036-5487009 · www.testo.nl · Email: [email protected]
23 0983 09/060
GLOBAL AIR SYSTEMS B.V. Heeft u wel eens gedacht aan kunststof luchtbehandelingskasten of plenums? Wij wel. En als u behalve naar aanschafkosten ook naar onderhoudskosten kijkt, zou u dat ook eens moeten doen.
Global Air Systems staat voor: Akdijije\efcWWj][cWWaj[bkY^jX[^WdZ[b_d]iaWij[d[dfb[dkci 9ehhei_[X[ij[dZ_]"ZkiedZ[h^ekZiWhc 9kijeccWZ["leeh[[d[d[h]_[pk_d_]h[dZ[c[dj :[[bl[hlWd]_d]"j[][Xhk_a[dleeh_[Z[hc[ha[djof[bkY^jX[^WdZ[b_d]iaWij Efj_ed[[b0)&`WWh]WhWdj_[efZ[ecaWij_d]
Global Air Systems: durf vooruit te kijken. ALTENA CLEANING B.V.
Reinigen, coaten en renoveren van koel en warmtetechnische installaties.
ALTENA INDUSTRIAL SERVICES B.V.
Chemisch technisch reinigen van industriële installaties.
ALTENA INSPECTION
Uitvoeren en coördineren van niet-destructief onderzoek.
ALTENA SERVICES B.V.
Voor het reinigen, uitwisselen van filters en inspecteren van uw totale luchttechnische installatie.
Bel voor informatie: +31(0)416-670700 www.altena.com
QUALITY ENVIRONMENT SAFETY AND HEALTH
ISO 9001 ISO 14001 SCC**
Kleveringweg 20, 2616 LZ Delft, telefoon: 015-2153728, fax: 015-2153729
Wij leveren o.a.: Voldoet ruimschoots aan de thermische comfortnormen zoals: NEN-EN-ISO 7730, DIN 1946/2, Arbo-normering AI-7 en ISSO publicatie nr.19.
INDUCOOL plafondkoelpaneel maakt gebruik van alle energetische voordelen van lucht en water. Leverbaar in capaciteiten tot 250 W/m2 of 500W/m1.
Absoluut tochtvrij
• Kiefer - Tochtvrije luchtverdeel-
techniek, type Indul - Indulclip - Inducool, plafond koelpanelen lucht/water - Indultherm, automatisch verstelbare plafond luchtdoorlaat - Concretcool, betonkernactivering met lucht
• Navotherm®
Ventilatorconvectoren t.b.v. kantoren, hotels, e.d.
Het principe Door smalle luchtspleetjes wordt onder een hoek van 45˚ met een inductiefactor van 25 tot 30, lucht ingeblazen. Hierdoor ontstaat een diffuse en walsarme luchtstroming.
INDUL luchtverdeelarmatuur Geschikt voor constante of variabele volumen van 20 tot 100%. Inzetbaar tot -14K. Leverbaar in cap. van 10 tot 160 m3/hm1, in lengten van 500 tot 2500mm. Toepasbaar in metalen-, gips- en systeemplafonds.
.AVOS +LIMAATTECHNIEK "6 is een technische handelsonderneming en importeur van energiesparende produkten en systemen. Ons leveringsprogramma bestaat uit kwalitatief hoogwaardige produkten die in grote mate bijdragen tot verbetering van het comfort in klimaatinstallaties. U vindt ons op internet: www.navos.nl, e-mail: [email protected]
• Quitus
Meet- en inregelventielen 3/8” tot NW 500
• Stramax
Klimaatmatten
• Verwol
Klimaatplafonds, koelplafonds
Horen, zien en voelen Welke zintuigen gebruikt u bij de bediening van het aanrakingsscherm in een gebouwbeheersingssysteem? Meestal alleen uw ogen, soms ook uw oren. Saia-Burgess komt nu met een concept op de markt, waardoor ook de tastzin een plaats krijgt toebedeeld. Dat levert een aantal voordelen op, volgens de fabrikant. De meest in het oog springende zijn kostenbesparingen en extra veiligheid. -door drs. W. Buma
B
ij de haptic touch technologie wordt het aanrakingsscherm bewogen door een microaandrijving waardoor de bediener het
idee heeft dat hij op een echte elektromechanische knop drukt. Via de elektronische besturing is een bijna onbegrensd scala aan ‘druk-
knoppen’ en terugmeldingen te realiseren. Deze extra feedback heeft een aantal voordelen. VEILIGHEID
Allereerst extra veiligheid. Zo kan de gebruiker van het aanrakingsscherm zich beter focussen op processen, als zijn ogen niet constant hoeven te switchen van het scherm naar het proces dat hij monitort. En mocht de aandacht van de gebruiker tijdelijk verslappen bij de bediening van een aanrakingspaneel, dan krijgt hij een voelbare terugkoppeling, zodat hij direct weer bij de les is. Dit in tegenstelling tot de huidige praktijk, waarbij een gebruiker meestal een optische boodschap krijgt, als een proces dreigt te ontsporen. Deze boodschap kan hij gemakkelijk over het hoofd zien, met alle gevolgen van dien. ENERGIEBESPARING
SUBTIELE MISLEIDING We voelen dat we een drukknop bedienen, maar ons oog ziet geen beweging. Hoe is dat mogelijk? De haptic touch technologie misleidt de menselijke tastzin door haar snelheid en een technische truc. De trillingen aan de oppervlakte van een aanrakingsscherm waarin de haptic touch technologie is verwerkt, hebben een hoge frequentie bij een amplitude van minder dan 1 mm. Deze trillingen bestaan enkel op het contactvlak, maar de gebruiker ervaart een sterke neerwaartse schakelbeweging aan de oppervlakte van het paneel. De hand meldt onze hersenen iets dat niet echt bestaat, een illusie dus.
Er zijn uiteraard andere voordelen te bedenken die een meer effectieve en efficiënte bediening van aanrakingsschermen opleveren. Kostenbesparingen, lager energiegebruik, tijdwinst. “Bij de bediening van ventilatiesystemen kan het bijvoorbeeld moeilijk zijn om precies te bepalen of een klep verder open moet of niet”, legt Theo Poulissen uit. Hij is Managing Director bij Saia-Burgess Benelux. “Een direct voelbare terugkoppeling helpt dan om sneller en zorgvuldiger de juiste afstelling te krijgen.” Ook baliepersoneel wordt een dienst bewezen met de haptic touch technologie, volgens Poulissen. “Ze kunnen communiceren met bezoekers en tegelijkertijd blind een aanrakingspaneel bedienen.” OUDE BEKENDE IN NIEUW JASJE
De haptic touch technologie was al bekend in de entertainment industrie. De joysticks van een Playstation of X-Box leveren bijvoorbeeld haptische * Merlijn Media BV
66
PRODUCTNIEUWS
feedback, die voelbaar is voor de gebruiker. Ook is deze technologie al gangbaar in het leger, de gezondheidszorg en de ruimtevaart. Allemaal sectoren die grote budgetten tot hun beschikking hebben en niet op een euro meer of minder hoeven te letten. “Maar voor de automatiseringssector was deze techniek nog onvoldoende ontwikkeld en te duur”, zegt Poulissen. Saia-Burgess had de technologie echter al in huis via Johnson Electric, waar het deel van uitmaakt. Daardoor hoefde het bedrijf niet te betalen voor dure patenten. Het productieproces vindt plaats in het Verre Oosten, wat de kosten verder drukt. En wel zodanig volgens Poulissen, dat Saia-Burgess nauwelijks meerkosten hoeft door te rekenen naar de klant en overweegt om deze technologie standaard te verwerken in haar producten. In ieder geval vanaf de tweede helft in 2010 al in haar 5.7 en 10.4 TFT webpanels. Maar om deze techniek ingeburgerd te laten raken, zal nog behoorlijk wat werk moeten worden verzet. NEDERLANDS CONSERVATISME
“In Duitsland zijn aanrakingsschermen voor de bediening van gebouwbeheersingssystemen al ingeburgerd. In Nederland is de markt vrij conservatief. Dat heeft een aantal oorzaken. Allereerst is de regelgeving strenger bij onze Oosterburen. Je mag practisch niet meer in de schakelkast komen en daardoor is bediening van buitenaf noodzakelijk. Daarnaast vinden Nederlanders dit soort oplossingen al snel te duur. En dat terwijl de aanrakingspanelen veel gebruiksvriendelijker zijn, dan bijvoorbeeld blindplaten op schakelkasten. Ze bieden in een oogopslag een uitgebreid overzicht van diverse processen en daardoor mogelijkheden om snel in te grijpen.”
De actuator in beeld
MARKT VRAAGT OM VERANDERING
De overschakeling op aanrakingspanelen is niet alleen commercieel gezien interessant voor Saia-Burgess maar ook noodzakelijk voor de utiliteitssector, zegt Poulissen. “In de huidige situatie worden gebouwen neergezet en wordt er naderhand nauwelijks meer naar omgekeken. Dat gaat veranderen. De vraag naar flexibiliteit bij gebouwbeheersystemen neemt toe. De EPCnormering dwingt de utiliteit immers
om in te zetten op een optimaal rendement van de gebouwbeheersystemen bij een zo laag mogelijk energiegebruik. En daarvoor zijn webbased oplossingen met aanrakingsschermen de aangewezen vorm van bediening.” CONSEQUENTIES VOOR BRANCHE
Deze ontwikkelingen hebben verregaande consequenties voor de installatiebranche, signaleert Poulissen.
TVVL Magazine 11/2009
“Meer en meer komt de integratie van W&E tot stand. Dat zal leiden tot een grotere vraag naar totaalinstallateurs. Ook het kennisniveau stijgt, waardoor de tweedeling groter wordt tussen installateurs die zich meer richten op plug and play werk en vakgenoten die hooggeschoold zijn en in toenemende mate in een ICT-omgeving weten te opereren.”
67
MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
AB-QM: Perfectie in regeltechniek
ST
AL
STE G S BE ETE
2009
De AB-QM is al jarenlang de beste regelafsluiter in de markt. Dat wordt nu ook aangetoond in een onafhankelijk onderzoek van drukgecompenseerde regelafsluiters door het Engelse BSRIA. In het onderzoek is de werking van diverse regelafsluiters vergeleken. De Danfoss AB-QM presteert op alle fronten als een superieure regelafsluiter. En daar zijn we trots op. De reeks AB-QM regelafsluiters bevat uitvoeringen in de maten DN 10LF tot en met DN 150. Hiermee kunnen volumestromen van slechts 30 l/h tot maar liefst 145.000 l/h worden geregeld én gebalanceerd. Perfectie in regeltechniek dus. Voor elke toepassing. Van kleine fancoil units tot grote luchtbehandelingkasten.
www.bsria.co.uk
Het gebruik van de AB-QM biedt talloze voordelen. Zo wordt energie bespaard terwijl het binnenklimaat verbetert. De installatiekosten dalen drastisch en inregelen is overbodig. De AB-QM staat garant voor gemak, eenvoud, besparing én comfort. Voor meer informatie kijk op www.inregelen.nu of bel 010 - 2492110.
AB-QM - PERFECTIE IN REGELTECHNIEK
Agenda
Berichten
RAPPORT OVER VATHORST
2010 13 januari De Flint, Amersfoort TR-Symposium en Nieuwjaarsreceptie www.tvvl.nl 23–27 januari Milaan Mostra Covegno Fair www.mcexpocomfort.it 1 t/m 5 februari Jaarbeurs Utrecht VSK 2010 www.vsk.nl
22 april Spant!, Bussum Nationaal Brandveiligheidcongres 2010 www.sbr.nl 9-12 mei Antalya, Turkije 10th REHVA WORLD CONGRESS Sustainable Energy Use in Buildings www.clima 2010.org
4 - 5 februari Amsterdam Econergie www.econenergie.nu
19 mei Congrescentrum Triavium, Nijmegen VCCN Cleanroom Symposium www.vccn.nl
15 -16 april Dalfsen Jaarvergadering NVTG www.nvtg.nl
4–5 juni Amsterdam TVVL Jaarvergadering www.tvvl.nl
DUURZAAMHEIDSLABEL Het duurzaamheidslabel BREEAM-NL Nieuwbouw, een certificering voor nieuwbouw en grote renovatieprojecten, is officieel geïntroduceerd. Onlangs stemde het bestuur van de Dutch Green Buil-
ding Council (DGBC) in met de start van BREEAM-NL Nieuwbouw. Dit is het eerste – voor de Nederlandse markt geldende – duurzaamheidskeurmerk voor nieuwbouw, dat internationaal meetelt.
INFORMEREN LEIDT TOT BESPAREN Het periodiek terugkoppelen van informatie over energiegebruik en het geven van tips om energie te besparen, leidt direct tot gedragsverandering. Dat blijkt uit onderzoek dat is
uitgevoerd door de TU Eindhoven en E-bench BV. E-bench is fabrikant van de E-monitor, een display die het gebruik en besparingstips naar gebouwgebruikers communiceert.
HISTORISCH EN ENERGIE ZUINIG Het project Sleephelling op het Noordereiland in Rotterdam ontving recentelijk als eerste renovatieproject in Nederland het keurmerk PassiefBouwen Keur. Voor een gerenoveerde woning gebouwd volgens PassiefBouwen Keur geldt een beperking van de energievraag voor ruimteverwarming
en koeling tot 25 kWh per vierkante meter gebruiksoppervlakte per jaar. Voor het totale primaire energiegebruik geldt een beperking van maximaal 130 kWh per vierkante meter. Dit resulteert in woningen die vier tot vijf keer energiezuiniger zijn dan wettelijk verplicht is.
De fabrikanten van balansventilatiesystemen zijn positief over de uitkomsten van het GGD-onderzoek naar het effect van de verbetermaatregelen in woningen met balansventilatie in de
Amersfoortse wijk Vathorst. Zo juichen zij het initiatief toe om bewoners in Vathorst tegemoet te komen en alsnog te openen ramen, kleppen of schuiven te plaatsen.
CONTROLE VENTILATIE SYSTEMEN UNETO-VNI, de ondernemersorganisatie van de installatiebranche, vindt dat een opleveringsinspectie nodig is om problemen met (balans-) ventilatiesystemen in woningen te voorkomen. De organisatie betreurt het,
dat het ministerie van VROM, ondanks jarenlang aandringen van UNETO-VNI, pas recent heeft toegezegd om eisen te stellen aan bijvoorbeeld het geluidsniveau van deze installaties.
ECONERGIE Econergie is een nationaal vakevenement dat zich richt op de praktische toepassingen van duurzame energieopwekking in de gebouwde omgeving. Het evenement wordt op
4 en 5 februari 2010 in de Passenger Terminal Amsterdam gehouden. Amsterdam wendt Econergie daarom graag aan als een platform om zich te profileren op dit gebied.
INSTALLATIES HOUDEN GESCHIEDENIS LEVEND Cofely Nederland is door de Rijksgebouwendienst gekozen als toezichthouder van de Nederlandse rijksarchieven. Cofely wordt hiermee verantwoordelijk voor het monitoren en onderhouden van de luchtzuiveringsapparatuur en klimaatcondities in de depots van de rijks- en verzelfstan-
digde archieven. Daarnaast gaat Cofely het onderhoud van onder meer de luchtzuiveringsfilters verzorgen. De overeenkomst geldt voor alle twaalf rijksarchieven in Nederland en kwam via een Europese aanbesteding tot stand.
VAKBEURS OVER RENOVATIE Renovatie biedt extra kansen in de bouwbranche voor de installatiesector. Waar andere segmenten inzakken, blijft de markt voor renovatie en onderhoud op peil. Woningcorporaties en andere opdrachtgevers investeren ook de komende jaren volop
in de bestaande woningvoorraad om deze aan te passen aan de eisen van deze tijd. De nieuwe vakbeurs Renovatie & Onderhoud speelt in op deze trend. De beurs vindt plaats op 10, 11 en 12 maart 2010 in de Brabanthallen in ‘s-Hertogenbosch.
Kijk op www.installatienet.nl voor de uitgebreide versie van deze nieuwsberichten
TVVL Magazine 11/2009
69
A. DE JONG INSTALLATIETECHNIEK B.V. te Schiedam is een landelijk opererend installatiebedrijf op het gebied van warmtetechniek en klimaatbeheersing in kantoren, hotels en vele andere utiliteitsgebouwen. Wij hebben met dit specialisme een reputatie opgebouwd waar we trots op zijn. Vanzelfsprekend lukt dat alleen met goedgemotiveerde en deskundige medewerkers.
Het gaat goed met ons bedrijf, daarom zoeken wij ter versterking en uitbreiding van onze teams in Schiedam enthousiaste en ondernemende collega’s die een goede toekomst in de installatietechniek voor ogen hebben.
WIJ WERKEN AAN VELE INTERESSANTE PROJECTEN
Door een groeiende orderportefeuille en het invullen van vrijkomende posities door pensionering hebben wij de volgende vacatures:
ENGINEERING MANAGER
(MT-lid)
HBO niveau richting Installatietechniek of WTB, aangevuld met vakgerichte opleidingen bij o.a. TVVL en Elsevier.
PROJECTLEIDER HBO niveau, bij voorkeur richting Installatietechniek of WTB, aangevuld met vakgerichte cursussen bij o.a. TVVL en/of Elsevier.
CALCULATOR MBO/HBO niveau, bij voorkeur richting Installatietechniek.
WERKVOORBEREIDER/TEKENAAR KLIMAATINSTALLATIES MBO niveau richting Installatietechniek of WTB eventueel met een aanvullende opleiding in de installatietechniek, zoals TVVL lucht en/of MIT of HIT. Geschikte kandidaten bieden wij o.a.: • een zelfstandige, verantwoordelijke en afwisselde functie in een dynamische organisatie met korte lijnen; • een goed marktconform salaris, naar leeftijd en ervaring en goede secundaire arbeidsvoorwaarden; • winstdelingsregeling van minimaal 8% van het bruto jaarsalaris; • toekomstperspectief in groeiende organisatie met volop ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Uw sollicitatie voorzien van CV bij voorkeur per e-mail zenden aan [email protected] of per brief aan postbus 5, 3100 AA Schiedam, t.a.v. mevr. mr. M. Jonkman. Meer informatie over deze en andere vacatures binnen onze organisatie vindt u op
www.dejong.eu
A. de Jong Installatietechniek is onderdeel van de A. de Jong Groep.
A. de Jong Installatietechniek B.V. is gevestigd aan de ’s-Gravelandseweg 390 in Schiedam. Tel. 010 - 446 92 22
A.O. Smith Water Products Company B.V. te Veldhoven, opgericht in 1972, is het Europese hoofdkantoor van het Amerikaanse bedrijf A.O. Smith Corporation. Wij ontwikkelen, produceren en assembleren warmwatersystemen voor professionele gebruikers zoals hotels, campings en sportlocaties, en opereren in een stabiele markt. A.O. Smith Water Products Company Nederland telt 70 medewerkers. De dienstverlening van A.O. Smith staat in het teken van ‘Innovation has a name’. Als marktleider op het gebied van innovatieve warmwatersystemen binnen de Benelux; ontwikkelen, produceren en assembleren we hoogwaardige gasgestookte boilerinstallaties al dan niet in combinatie met vormen van duurzame energie zoals zonne-energie en warmtepomptechnologie. Door onze persoonlijke marktbenadering vanaf ontwerpfase tot en met aftersales kennen we een zeer divers klantenbestand variërend van ingenieur tot installateur. Op persoonlijke wijze bieden we als fabrikant een aanzienlijke meerwaarde op het gebied van service, advies en ondersteuning.
Ter uitbreiding van ons Nederlandse Verkoopteam zoeken wij op korte termijn een:
Sales Manager De functie Je bent verantwoordelijk voor de verkoop en promotie van onze producten in de regio Noord Nederland. Tot de taken behoren onder andere: - Het onderhouden van contacten met bestaande relaties en het opbouwen van nieuwe relaties. - Het intensief opvolgen van projecten bij adviseurs en installateurs. - Op proactieve wijze uitvoeren van diverse sales activiteiten. - Deelname aan beurzen en het geven van presentaties en lezingen. - Het geven van adviezen en ondersteuning aan groothandelaren, installatiebedrijven, architectenbureaus, nutsbedrijven, ingenieursbureaus en overige beslissers. - Signaleren en rapporteren van marktontwikkelingen met betrekking tot product, prijs en concurrentie.
De ideale kandidaat - Je werk- en denkniveau ligt op MBO/HBO niveau in een technisch/commerciële richting, bij voorkeur installatietechniek. - Je beschikt over commerciële ervaring in de verkoop buitendienst, bij voorkeur in de warmwaterbranche of een aanverwante technische omgeving. - Je bent het type ‘ondernemer’, ambitieus, resultaatgericht, klantgericht en initiatiefrijk. - Je communicatieve vaardigheden, organisatorisch vermogen en flexibiliteit zijn vanzelfsprekend sterk ontwikkeld. - Je bent woonachtig in de driehoek Utrecht, Apeldoorn, Zwolle.
Interesse? Voor meer informatie over deze vacature kun je contact opnemen met Ilona Sanders, telefoonnummer 040 294 25 05. Je schriftelijke sollicitatie met CV kun je sturen naar A.O. Smith Water Products Company B.V. Personeel & Organisatie Postbus 70 5500 AB Veldhoven of via e-mail aan [email protected]. Kijk voor uitgebreide informatie over ons bedrijf op www.aosmith.nl
Vrij ontwerp met rekentool Simulation software facilitates freedom of design - Mw. ir. Y.K. van Koert-Wertwijn Zie pagina / See page 6
Een system engineering benadering A systems engineering approach - Mw. dr.ir. Ph.M. Bluyssen, mw. dr.ir. M.A.R. Oostra, dr.ir. H.M. Böhms Zie pagina / See page 10
GBS hét hulpmiddel voor duurzaam beheer GBS - The leading tool for sustainable management - Ir. J.J. Bil, A.L. Brouwer Zie pagina / See page 20
Kostenbeheersing tijdens de exploitatiefase Cost management in the operation phase - Ing. M. Kooij, ing. M. Nabuurs Zie pagina / See page 24
72
Samenvatting
Summary
Een natuurlijk geventileerde parkeergarage moet voldoen aan de randvoorwaarden zoals deze zijn gesteld in de NEN 2443. Dit zijn randvoorwaarden die een beperking leggen op de ontwerpvrijheid van een parkeergarage voor de ventilatieopening en vorm van de parkeergarage. Met behulp van het computerprogramma COMIS (versie 3.1, 2001) kan worden aangetoond dat ook in parkeergarages die niet voldoen aan de NEN 2443, bijvoorbeeld een parkeergarage met dakopeningen, effectieve ventilatie kan plaatsvinden.
A naturally ventilated parking garage has to satisfy norms such as those stipulated in NEN 2443. These conditions place constraints on the freedom of design for a parking garage as regards the ventilation opening and the shape of the garage. The COMIS program (version 3.1, 2001) was used to demonstrate that effective ventilation is possible even in parking garages which do not comply with NEN 2443, for example in parking garages with roof openings.
Het toepassen van de traditionele “over-de-schutting” methodiek bij het ontwerpen van een gebouw kan leiden tot faalkosten, afleverfouten en ernstige problemen. Een interactieve top-down benadering is vereist, zowel voor het communicatieproces bij het ontwerp, bouw, onderhoud en beheer, als voor het vervullen van de eisen en wensen (voorwaarden en behoeften) van eindgebruikers. De in andere industrieën toegepaste system engineering benadering wordt besproken aan de hand van resultaten van drie Europese projecten en één nationaal project. De uitkomsten laten zien dat toepassing van een system engineering benadering een verbetering lijkt op te leveren voor het bouwproces, met de kanttekening dat we er dan nog lang niet zijn. Behalve de problemen die optreden bij de selectie van de teamleden en het communicatieproces, kan worden geconcludeerd dat om werkelijk bruikbaar te zijn, de system engineering benadering zal moeten worden ondersteund met een duidelijk interactief raamwerk (meer dan alleen top-down dus). Een raamwerk dat relaties en dus interacties tussen de verschillende eisen voor de systeemonderdelen in verschillende fases van een gebouw duidelijk maakt voor alle belanghebbenden. En, een raamwerk waarmee van eisen gebruik kan worden gemaakt bij het opstellen van nog te specificeren eisen voor een bepaald gebouw. Hierdoor kan veel dubbel werk worden voorkomen en kan worden voortgebouwd op bestaande kennis.
The traditional hierarchy of responsibilities in the design and construction of buildings can result in failure costs, completion errors and other serious problems. What is needed is an interactive top-down approach, both towards the communication process in design, construction, maintenance and management, and towards the requirements, needs and wishes of users. The systems engineering approach, as used in other industrial situations, is described by reference to three European projects and one Dutch project. The outcomes indicate that use of a systems engineering approach yields improvements for the building process, although many questions remain to be answered. Besides problems in the selection of team members and in the communication process, it may be concluded that the systems engineering approach needs the support of a clearly interactive framework (i.e. not just top-down) if it is to be truly effective. It must be a framework that makes the relations and hence the interactions between the various requirements for system components in successive phases of a building process clear to all those involved. Furthermore, it must be a framework with which requirements can be used for formulating as yet to be specified requirements for a certain building. This can forestall much duplication of effort and facilitate building on existing knowledge.
Elke klimaatinstallatie is uniek. Met GBS krijgt de installatie ogen en oren waardoor de technische dienst het maximum uit een installatie kan halen. Formuleer in het ontwerpstadium de eisen die worden gesteld aan bediening en beheer; wie gaat dit doen, welke informatie is van belang en wat moet kunnen worden er ingesteld. Installaties worden met de komst van Warmte en Koude Opslag complexer; een goede functionele omschrijving is onontbeerlijk en dient in een vroegtijdig stadium te worden gemaakt. Te veel opnemers is niet goed, maar het ontbreken van cruciale opnemers is nog erger, Voor het beoordelen van de GBSgegevens is een deskundige partij onmisbaar. Uitbesteden van het beheer is, in verband met de noodzakelijke vakkennis veelal een goede oplossing, waarbij een bewuste keus van de GBS-inrichting een harde randvoorwaarde is.
Each HVAC-plant is unique. BMS provides the installation eyes and ears for a good management. Formulate during the design stage the requirements for control and management, who will do this, which information is necessary and what needs to be controlled. Installations with Heat and Cold Storage are complex, a functional definition is essential and has to be made at an early stage. Too many sensors is not good, but a lack of critical sensors is worse. To assess the BMS data, it’s crucial to be an competent expert. Outsourcing of management in connection with the necessary skills is often a good solution; a conscious choice of the BMS-design is a hard condition.
De overheid is tien jaar geleden begonnen met de aanbesteding van PPS-contracten, waarbij ontwerp, bouw en exploitatie van huisvesting langdurig worden uitbesteed. Om de beschikbaarheid van huisvesting jarenlang te kunnen garanderen, is een slim monitoringsysteem noodzakelijk. Het monitoringsysteem van Strukton registreert, signaleert en rapporteert de geplande en ongeplande levering van diensten. Monitoring geeft helder inzicht in de prestaties en is essentieel om elke PPS tot een succes te maken.
Ten years ago, the government started to tender PPPcontracts, where both design and construction as well as real estate & housing is outsourced, based on long contracting terms. To guarantee the availability of real estate & housing, an intelligent monitoring system is required. The monitoring system of Strukton registers, identifies and reports both the planned (scheduled) delivery of the services as well as any unforeseen delivery of service. Monitoring provides a broad insight in performance and has therefore been proven essential to turn PPP into a success.
TVVL Magazine 11/2009
Samenvatting Vergelijking van de energieprestatie-eisen in Europa Comparing Energy Performance Requirements over Europe - Mw. ir. M.E. Spiekman, ir. H.A.L.. van Dijk
In het EU-project ASIEPI worden de energieprestatie-eisen tussen de EU-landen vergeleken. Aan een dergelijke vergelijking kleven diverse uitdagingen. Dit artikel beschrijft de belangrijkste lessen uit een voorstudie naar de vergelijking van EPC-eisen, die is uitgevoerd onder vier lidstaten van de EU, namelijk Nederland, Duitsland, Frankrijk en België (Vlaanderen).
This paper summarizes the aims of the study on comparing the energy performance requirement levels among the EU Member States. For everyone involved in the discussion on this comparison, it is crucial to understand the challenges involved in this task. Therefore this paper gives an overview of the most important lessons learned from a preliminary comparison study of the EP requirement levels in four Member States.
Dankzij de norm NEN-EN-ISO 16484 “Gebouwbeheersystemen” wordt het makkelijker gemaakt slimme gebouwgebonden systemen te ontwerpen en op elkaar aan te sluiten. Gebouwgebonden installaties kunnen en moeten - als integraal onderdeel van het gebouwontwerp - vroeger in het ontwerptraject worden behandeld en afgestemd. Dat verbetert de kwaliteit en reduceert de kosten. De nieuwe internationale en in Europees verband aanvaarde norm NEN-EN-ISO 16484 “Gebouwbeheersystemen” verschaft houvast voor ontwerp, engineering, documentatie, uitvoering en onderhoud van gebouwbeheersystemen.
NEN-EN-ISO 16484 eases the design, integration and implementation of smart Building Automation and Control Systems. Installations, as an integrated part of a building, can and must be addressed much earlier in the design process. This increases the quality and reduces the costs. The new standard NEN-EN-ISO 16484 is accepted as the leading guideline for design, engineering, documentation, construction and maintenance of Building Automation and Control Systems throughout Europe and the rest of the world.
Veel gebruikers en bewoners in gebouwen zijn ontevreden met het binnenklimaat. Nader onderzoek leert dat de installaties meestal goed zijn ontworpen. Ook de aanlegfase verloopt veelal zonder fouten. Maar door onvoldoende beheer en onderhoud aan de installaties ontstaan na verloop van tijd vaak toch klachten. ISSO werkt, samen met vele marktpartijen, aan een kennisproject om de installatiesector en de facilitaire wereld op dit onderdeel op het juiste pad te zetten. Dit project staat volledig in het teken van duurzaam beheer en onderhoud van klimaatinstallaties.
Users and residents of buildings often express dissatisfaction with the interior climate. Further enquiry indicates that HVAC systems are well designed and the installation process is generally error-free. In the course of time, however, deficiencies develop owing to inadequate management and maintenance of the systems. ISSO is cooperating with many market actors on a knowledge project aimed at steering the HVAC and facilities industries towards better performance in this respect. The project gives primary importance to the sustainable management and maintenance of HVAC systems.
In het themanummer “prestatieborging” van TVVL Magazine, december 2008, is Commissioning uitvoerig beschreven als een methode voor prestatieborging van installaties [1], [2]. Een belangrijke conclusie is dat de markt van Commissioning nog verder dient te worden ontwikkeld en dat kennisoverdracht daarbij een belangrijk middel is. De TVVL levert met de cursus “Commissioning duurzame installaties” een goede bijdrage. De stuurgroep Commissioning, onderdeel van het Curatorium Cursussen, heeft de taak om deze cursus te actualiseren en te verbeteren. Dit artikel geeft een overzicht van onderwerpen die in de stuurgroep aan de orde zijn.
The TVVL Magazine Special on Performance Assurance, December 2008, described commissioning as a method for the performance assurance of building systems [1],[2]. An important conclusion was that the market for commissioning had to be developed further, and that knowledge transfer was an important means of doing so. TVVL has been making a valuable contribution through its course on Commissioning Sustainable Installations. The Steering Committee on Commissioning, part of the TVVL Training Committee, takes responsibility for updating and improving this course. This article reviews the issues discussed by the Steering Committee.
TNO Bouw en Ondergrond organiseerde in nauwe samenwerking met UNETO-VNI en TVVL in april twee workshops die zich enerzijds richtte op de (1) gebouweigenaar gebouwbeheerder - belegger - facilitair manager en (2) de onderhoud- en beheerpartijen (installateurs). De workshops werden georganiseerd in het kader van het TVVL-project “Prestatieborging Klimaatinstallaties”. Het artikel geeft een samenvatting van de presentaties gehouden in de workshop voor de eerste doelgroep.
In the context of the TVVL-project “Performance assurance of HVAC installations”, TNO Built Environment and Geosciences organized, in close cooperation with UNETO-VNI and TVVL, two workshops. The first Workshop was addressed to Building owners - Building managers - Investors and Facility managers. The second one to Maintenance and Service companies (Installers) The article is a précis of the presentations in the first workshop.
Zie pagina / See page 30
NEN-EN-ISO 16484 ‘Gebouwbeheersystemen’ NEN-EN-ISO 16484 on Building Management Systems - Mw. ir. A.P. van der Horn, ir. M.L. Lurvink Zie pagina / See page 34
Procedures en richtlijnen voor beheer en onderhoud Procedures and guidelines for management and maintenance - ISSO Zie pagina / See page 44
TVVL Stuurgroep Commissioning TVVL Steering Committee on Commissioning - Ir. J. Schonewille Zie pagina / See page 48
Terugblik op Commissioning workshop 16 april 2009 Looking back on the Commissioning Workshop of April 16th 2009 - H.C. Peitsman B.Sc Zie pagina / See page 52
Summary
TVVL Magazine 11/2009
73
Energy Performance Contracting voor Openbare Gebouwen Energy Performance Contracting for public buildings - S. le Gentil Zie pagina / See page 62
Samenvatting
Summary
Ook al zijn de energieprijzen op dit ogenblik relatief laag, toch is het meer dan duidelijk: dit zal niet blijven duren. Een vertraagde groei in de energieprocedure en een afnemende reservecapaciteit zullen leiden tot hoge energieprijzen. De toenemende bewustwording van het milieu zal de roep naar een grotere energie-efficiëntie nog doen stijgen. Ook op Europees niveau is deze verandering voelbaar en is de legislatieve context voor nieuwe mogelijkheden voor energiebesparingen door middel van verschillende richtlijnen gecreëerd. Een belangrijk instrument hiervoor is EPC, Energy Performance Contracting. De voordelen van Energy Performance Contracting worden gestimuleerd door de European Association of Energy Services Companies (euesco). Voorzitter Stephane Le Gentil sprak met ons over de noodzaak van nieuwe EPC. De eerste conferentie over EPC voor oplossingen in openbare gebouwen heeft kort geleden plaatsgevonden in De Lier op 1 oktober 2009.
Although energy prices are at present relatively low, it is clear enough that this situation will not last long. Slow growth in the energy procedure and a declining reserve capacity will lead to high energy prices. This and increasing environmental awareness will boost demand for higher energy efficiency. This change is evident at a national and European level, and the legislative context for new energy saving options is being created though various guidelines. An important tool for this purpose is EPC or Energy Performance Contracting. The advantages of EPC are propagated by the European Association of Energy Services Companies (eu-esco). The chairman Stephane Le Gentil spoke to us about the need for the new EPC. The first conference on EPC solutions in public buildings took place in De Lier on 1 October 2009.
Voorbeschouwing
december
Het laatste nummer van de TVVL in de oude huisstijl. Dat wordt een collector’s item. Er zal worden teruggekeken op 50 jaar TVVL en de ontwikkeling van onze vakgebieden in die afgelopen 50 jaar. Ook zal veel aandacht worden besteed aan de viering van het 10e lustrum van de vereniging. Wat voorspelde de Club van Rome 37 jaar geleden en waarom hebben wij niet geluisterd? Wouter van Dieren legt dat nog eens haarfijn uit.
REINIGEN, RECONDITIONEREN EN CONSERVEREN VAN KLIMAATTECHNISCHE INSTALLATIES
Luchtbehandelingsinstallaties Conpro reinigt en reviseert luchtbehandelingsinstallaties, past levensduurverlengend onderhoud toe en vervangt diverse onderdelen. Zo bent u verzekerd van goed totaalonderhoud met een schoon resultaat.
Antibacterieel Levensduurverlengend Optimalisatie Alternatief voor vervangen
PROGREEN® A-MIX
Kijk voor meer informatie op: WWW.CONPRO.NL Bunsenstraat 90 | 3316 GC Dordrecht | T 078 - 621 38 51
®
®
Technologie voor Gebouwautomatisering
A-klimaat
078 615 00 00 [email protected] www.alklima.nl
Design your control met de centrale bediening AG-150 Eenvoud, energiebesparing en optimaal comfort voor City Multi VRF systemen. De bediening is een van de belangrijkste onderdelen van een klimaatbeheersinginstallatie. Het beheert niet alleen het klimaat maar ondersteunt ook bij het optimaliseren van de juiste werking met als gevolg energiebesparing. De geavanceerde nieuwe centrale bediening van Mitsubishi Electric, de AG-150, heeft een 9 inch (23 cm) hoge resolutie, touchscreen display met zeer eenvoudige bediening voor maar liefst 150 binnenunits. Deze bediening kan het verbruik per systeem, zone of binnenunit berekenen. Bovendien kan via een internetverbinding het systeem op afstand geregeld worden. Naast de diverse op- en inbouwmogelijkheden is de AG-150 leverbaar in zwart en wit voor perfecte intergratie in elk interieur. Via USB kunnen plattegronden geupload en verbruiksgegevens gedowload worden. De bediening is uitgerust met tal van functies zoals: Geoptimaliseerde opstarttijd bepaling door zelflerend vermogen, controle van de koudemiddelvulling, twee seizoenen schakelklok en een energiebesparing modus.
Energiebesparing
CO2 neutraal
Subsidie 2009
Adviseer een A-klimaat
City Multi VRF systemen zijn zeer efficiënt. Met haar slimme technieken worden zeer hoge rendementen behaald. Ofwel; uitstekende energielabels.
City Multi VRF systemen met energieuitwisseling zijn zeer energiezuinig. Hierdoor kan bij verschillende toepassingen een CO22 neutraal label gevoerd worden.
City Multi VRF systemen komen in aanmerking voor de EIA 2009 subsidie regeling. Daardoor is de installatie kosten efficiënt in gebruik, en in installatie.
Met ons A-Klimaat support programma voor adviseurs stelt Alklima zich ten doel een samenwerking met meerwaarde te creëren. Bel Alklima 078 615 0000.
www.mitsubishi-airco.nl