Tussentijdse evaluatie Inhoud
1 Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Bronvermelding Overzicht geïnterviewde professionals Overzicht locaties peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gemeente Rheden Overzicht aantal v.v.e. kinderen binnen de gemeente Rheden Overzicht kwaliteitsaspecten v.v.e. voorzieningen Inventarisatie stand van zaken inspanningsafspraken 7. Inventarisatie stand van zaken Opdrachtgever: resultaatafspraken
College van Burgemeester en Wethouders Regie: Jet Favier - Philipsen
TUSSENTIJDSE EVALUATIE VAN DE RHEDENSE VISIE "SPELENDERWIJS!" OP VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN 2011-2014 Uitvoering: Iris Kwak (BMC Groep) Datum vaststelling: 6 maart 2013
2
Samenvatting
April 2011 heeft de raad van de gemeente Rheden de nota Spelenderwijs, visie op voorschoolse voorzieningen, vastgesteld en de motie ‘Meer peuters in zicht’ aangenomen. Met deze evaluatie wordt verantwoording afgelegd aan de
gemeenteraad over de uitvoering van de nota Spelenderwijs. In deze evaluatie wordt de voortgang van het beleid onderzocht en wordt nagegaan of doelstellingen uit de nota gerealiseerd (kunnen) worden en geactualiseerd moeten worden. De economische crisis, de beëindiging van subsidies op peuterspeelzalen en verlaging van de toelage kinderopvang voor ouders heeft tot gevolg dat er een financiële drempel is ontstaan wat betreft toegang tot voorschoolse voorzieningen. Mede door deze ontwikkelingen is het lastig om de motie ‘Meer peuters in zicht’ op korte termijn volledig te bewerkstelligen en verdwijnen vindplaatsen van peuters. Kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken verdwijnen uit het zicht. Een positief gevolg is de opkomst van informele (peuter)speelgroepjes. De kwaliteit van de voorschoolse educatie binnen de gemeente Rheden, het integrale v.v.e. programma en de condities waaronder deze worden uitgevoerd zijn tot op heden voldoende. Alle geïndiceerde kinderen kunnen op dit moment geplaatst worden. Wel zijn er een aantal aandachtspunten met betrekking tot de kwaliteit van de v.v.e.(bijlage 5). Onder de voorwaarden dat de v.v.e. coördinator en locaties hier actief mee aan de slag gaat is de verwachting dat hier op korte termijn verbetering in komt. Het bereik van de gemeente Rheden wat betreft v.v.e. kinderen is vergroot. Waar mogelijk is er sprake van harmonisatie en wordt segregatie tegengaan. De harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang verloop echter, met name in Velp, moeizaam. Dit heeft onder andere te maken met de wetgeving en de CAO’s Kinderopvang en Welzijn. Gezien de economische crisis voorduurt, valt niet te verwachten dat dit op korte termijn verbetert. De gemêleerdheid van de groepen wordt door deze verschillen belemmerd, waardoor de effectiviteit van het v.v.e. programma als geheel vermindert. Met de samenwerkingsovereenkomst Voor- en Vroegschoolse Educatie is de goede weg ingezet wat betreft samenwerkende kindervoorzieningen. Het is van belang dat de doorgaande leerlijn en de samenwerking rondom de doorgaande leerlijn gecontinueerd en verder uitgebouwd wordt. Er moet meer zicht komen op de resultaten die de vroegscholen boeken. Het is aan te bevelen in iedere kern één basisscholen aan te wijzen als vroegschool de doorstroming naar die scholen te stimuleren. Idealiter wordt het (leerling)volgsysteem op alle v.v.e. locaties gedigitaliseerd.
3
Inleiding April 2011 heeft de raad van de gemeente Rheden de nota Spelenderwijs, visie op voorschoolse voorzieningen, vastgesteld. Hierbij is gekozen voor scenario 2, een focus op voorschoolse educatie met oog op kwaliteit. Daarnaast is de motie ‘Meer peuters in zicht’ aangenomen, waarin het college de opdracht krijgt om met de
beschikbare budgetten zoveel mogelijk kinderen te bereiken, kleine, particuliere, organisaties te betrekken bij de uitvoering en netwerken zoals het CJG in te zetten om de doelgroep te bereiken. In 2011 hebben twee werkgroepen de uitvoering van het beleid verder vormgegeven. Eén werkgroep heeft een procedure voor signalering en verwijzing van doelgroepkinderen ontwikkeld. De tweede werkgroep, doorgaande lijn, heeft een samenwerkingsovereenkomst opgesteld die door gemeente, consultatiebureau, onderwijs en v.v.e. aanbieder (Carion) is ondertekend. Ook is sinds maart 2012 een v.v.e. coördinator aangesteld. In 2012 is Kinderij op een aantal kinderdagverblijven gestart met peuterarrangementen. In samenwerking met de coördinator CJG wordt gewerkt aan goede zorgstructuren voor de voorschoolse voorzieningen en aansluiting bij de ZorgAdviesTeams (ZAT) 0-12. Met de raad is afgesproken het beleid na 1,5 jaar te evalueren. Ook is afgesproken de raad te informeren wanneer de uitvoering van het beleid in gevaar komt. Met deze evaluatie wordt voor de eerste keer verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad over de uitvoering van de nota. In deze evaluatie wordt de voortgang van het beleid onderzocht en wordt nagegaan of doelstellingen uit de nota gerealiseerd (kunnen) worden en geactualiseerd moeten worden. Kanttekening bij deze eerste evaluatie is vanzelfsprekend dat het beleid nog maar kort geleden is vastgesteld en dat de effecten van het beleid nog niet volledig kunnen worden beoordeeld. Het college wil met deze evaluatienotitie duidelijk maken aan de raad wat de eerste resultaten van het beleid zijn. In deze tussenevaluatie worden de doelstellingen uit de nota getoetst. Doelstellingen uit de nota Spelenderwijs/het Rhedense v.v.e. beleid 1. Realiseren van een doeltreffend en dekkend aanbod voorschoolse voorzieningen voor alle 2,5 tot 4 jarigen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen (voorschools en schools). 2. Realiseren van een doeltreffend en dekkend aanbod v.v.e. voor alle doelgroep kinderen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen (voorschools en schools). 3. Heldere criteria voor het bepalen van de doelgroep voor voorschoolse educatie. Daarnaast een indicatieprocedure en toeleiding- en wervingstrategie. Bij de toetsing van de doelstellingen wordt rekening gehouden met de 10 uitgangspunten van de visie en recente maatschappelijke ontwikkelingen. Uitgangspunten uit de nota Spelenderwijs 1. Het kind en zijn ontwikkeling staat centraal 2. Voorschoolse educatie is primair gericht op de bestrijding van (het risico op) taalachterstanden 3. Kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, met (een risico op) een taalachterstand in de Nederlandse taal behoren tot de v.v.e. doelgroep voor de gemeente Rheden.
4. Indicatiestelling voor v.v.e. op basis van objectieve criteria. 5. Adequaat en dekkend aanbod voorschoolse educatie voor alle doelgroepkinderen. 6. Voorschoolse educatie is toegankelijk voor alle doelgroepkinderen en hun ouders. 7. Harmonisatie van peuterspeelzalen en kindvoorzieningen tot integrale kindcentra. 8. Segregatie tegengaan door gemengde groepen op geharmoniseerde voorzieningen. 9. Doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie. 10. Financiële kaders zijn bepalend voor de beleidsontwikkeling voorschoolse voorzieningen . Maatschappelijke context De tussenevaluatie vindt plaats anderhalf jaar na vaststelling van de nota Spelenderwijs door de gemeenteraad. In de die periode is de context waarbinnen de nota wordt uitgevoerd ingrijpend gewijzigd: • De economische crisis duurt voort en leidt tot toenemende werkloosheid. Dit heeft geleid tot een afnemende vraag naar kinderopvang.
•
De beleidswijzigingen van de rijksoverheid (verlaging toelage kinderopvang voor ouders) heeft tot gevolg dat kinderopvang voor veel ouders te duur is geworden. Ook dit leidt ook tot opzeggingen in de kinderopvang. • De beëindiging van de subsidies op peuterspeelzalen heeft tot gevolg dat peuterspeelzalen hun deuren sluiten. Harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang is moeizaam gezien verschillende wetgeving en CAO’s. • Strenge wet- en regelgeving voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk maakt aanbod kostbaar. • Tenslotte geldt dat er landelijk evaluaties zijn uitgevoerd naar de effectiviteit van v.v.e. programma’s. Bij deze tussenevaluatie is rekening gehouden met de gewijzigde beleidscontext. Ook de aanbevelingen zijn geënt op de gewijzigde situatie.
4
Opzet en uitvoering van de evaluatie 4.1
Doelstellingen en onderzoeksvragen In opdracht van de gemeente is er een onafhankelijk, tussentijdse evaluatie van het beleid op voorschoolse voorzieningen zoals verwoord in de visie Spelenderwijs (2011) uitgevoerd. Doel van de evaluatie is een eerste verkenning van de uitvoering van het v.v.e. beleid, en inzicht te krijgen in de doelmatigheid van het beleid binnen de maatschappelijke context. Op basis van deze toetsing worden aanbevelingen gedaan voor (eventuele) aanpassing en/of bijsturing van het beleid. Om de doelstellingen te beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. In hoeverre worden de beoogde beleidseffecten/doelstellingen uit de Nota ‘Spelenderwijs!’ gehaald? 2. In hoeverre is sprake van eventuele onvoorziene en (on)gewenste neveneffecten? 3. In hoeverre zijn de uitgangspunten uit de nota ‘Spelenderwijs’ terug te zien in de uitvoering?
4.2
Onderzoeksaanpak De toetsing van beleid heeft plaatsvonden op basis van bronnenonderzoek (bijlage 1). In 2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs in het kader van het onderzoek ‘Bestandsopname v.v.e.’ de kwaliteit van de Rhedense voor- en vroegschoolse educatie getoetst. De uitkomsten van dit onderzoek zijn onder andere meegenomen in de evaluatie. Voor verdieping zijn interviews gehouden met betrokkenen (bijlage 2). De evaluatie beperkt zich tot de doelstellingen uit de nota Spelenderwijs en de motie ‘Meer peuters in zicht’. Voortgang van de doelstellingen uit ander, aanpalend jeugdbeleid zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin en handhaving kinderopvang worden in deze evaluatie niet getoetst.
5 5.1 6
Evaluatie
Ontwikkelingen op het gebied van de voorschoolse voorzieningen Aanbod en kwaliteit van voorschoolse voorzieningen Het uurtarief (€ 6.36) van de grootste kinderopvangaanbieder binnen de gemeente Rheden (tot voor kort Kinderij) is nagenoeg gelijk aan het gemiddelde landelijk uurtarief (Factsheet kinderopvang, 2012). Ondanks dit gegeven is er sprake van een financiële drempel voor ouders. Vanaf 1 januari 2010 zijn de reguliere peuterspeelzaalsubsidies afgebouwd, per 1 januari 2013 ontvangen reguliere peuterspeelzalen geen
gemeentelijke subsidie meer. Als gevolg hiervan is een aantal reguliere, professionele peuterspeelzalen inmiddels gesloten (bijlage 3). De daling van de kinderopvangtoeslag voor ouders via de belastingdienst sinds 2011 heeft echter tot gevolg dat de vraag naar peuterspeelzaalwerk is gestegen en de vraag naar kinderopvang gedaald. Dit heeft geleid tot faillissementen in de kinderopvang. Hierdoor is er sprake van verarming van het (professionele) aanbod voorschoolse voorzieningen. Een positief gevolg van de financiële drempel is de opkomst van informele (peuter)speelgroepjes. In Pand 31 in Rheden wordt twee keer per week een peuterochtend georganiseerd door een buurtbewoonster. Daarnaast is er binnen OBS ‘t Schaddeveld in Dieren een soortgelijk speelgroepje opgericht door ouders. Deze initiatieven richten zich vooral op spelen en ontmoeten en worden gerund door vrijwilligers. Zij kunnen niet gezien worden als vervanging van het professionele aanbod. Deze speelgroepjes vallen niet onder de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Zij worden ook niet getoetst op kwaliteitseisen zoals in deze wet bepaald, zoals groepsgrootte, opleidingsniveau van personeel en leidster-kindratio. Uit de meest recente rapporten behorende bij de wettelijke GGD inspecties (VGGM inspectierapporten, 2012) komt naar voren dat de kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen binnen de gemeente Rheden in het algemeen goed en verantwoord is. De locaties ademen een prettige sfeer uit, de interactie tussen de beroepskrachten en de kinderen is goed. Beroepskrachten bieden structuur en gaan op een vriendelijke manier met de kinderen om. De wetgeving op het gebied van personeel, ouders, veiligheid, gezondheid, accommodatie, pedagogisch beleid, groepsgrootte en klachten wordt nageleefd. Indien locaties tijdens de inspectie in overtreding waren, is overleg en overreding toegepast. Naar aanleiding hiervan hebben de betreffende voorzieningen aanpassingen doorgevoerd. Uit de maandrapportage kinderopvang van de VGGM (december 2012) blijkt dat het overgrote deel van de voorschoolse voorzieningen een groen risicoprofiel heeft. Twee van de voorschoolse voorzieningen heeft een geel risicoprofiel en één een rood risicoprofiel (voor een toelichting van de profielen zie bijlage 3). Doel van het model risicoprofiel is om per locatie de kans in te kunnen schatten of een houder verantwoorde kinderopvang biedt en blijft bieden. De uitkomsten worden benut voor het bepalen van vorm en mate van een volgend inspectie-onderzoek. Het risicoprofiel dient daarmee expliciet als hulpmiddel om het toezicht zo adequaat mogelijk in te zetten. Het is geen inspectierapport dat een oordeel weergeeft over de kwaliteit van de opvang. Samenwerking en segregatie Waar mogelijk integreerde Kinderij peuterarrangementen in de kinderopvang. Kinderdagverblijf De Burcht in Dieren, Kinderdagverblijf De Leeuwenkoning 2 in Rheden en Kinderdagverblijf Mickey boden in 2012 op woensdag- en vrijdagochtend Peuterspelerij aan. Wel blijkt dit lastig in verband met de Wetgeving en de CAO Kinderopvang en CAO Welzijn. Met name de kwaliteitseisen op het gebied van stamgroepen en leidsterkindratio bemoeilijken dit proces. Daarnaast is het vanuit commercieel oogpunt niet altijd interessant om peuterarrangementen aan te bieden. De kostprijzen (en ouderbijdragen) voor peuterarrangementen op kinderopvang zijn hoger dan regulier peuterspeelzaalwerk in verband met Wetgeving en het ontbreken van subsidie. Segregatie binnen de kinderopvang is lastig te sturen. Binnen de kinderopvang is namelijk sprake van marktwerking. Niet alleen ouders hebben keuzevrijheid, ook aanbieders hebben de vrijheid zich te richten op specifieke doelgroepen. Zicht op kinderen Het aantal voorschoolse voorzieningen is teruggelopen. Dit zijn echter belangrijke vindplaatsen voor kinderen met (risico op) een taalachterstand. Leidsters op deze voorzieningen hebben een signalerende functie. Hierdoor komt een kind, als er tijdens het consultmoment van 24 maanden op het consultatiebureau geen bijzonderheden zijn, pas weer in beeld bij 36 maanden. Dit terwijl juist kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar een grote (taal)ontwikkeling doormaken. Doordat deze kinderen tussentijds niet in beeld zijn worden de problemen pas in een later stadium gesignaleerd. Cijfers om deze bewering te onderbouwen ontbreken echter.
De voorschoolse voorzieningen hebben niet alleen een signalerende functie voor taalproblemen, maar ook voor andere opgroei- en opvoedproblematiek. Ze zijn een belangrijke schakel binnen het CJG-netwerk. Wanneer deelname aan voorschoolse voorzieningen daalt zijn er minder kinderen in beeld. Zowel de jeuggezondheidszorg (consultatiebureaus), de v.v.e. coördinator, CJG-coördinator en de gemeentelijke logopedie noemen dit een zorgwekkende ontwikkeling.
6.1
Ontwikkelingen op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie Aanbod, kwaliteit en effectiviteit van voor- en vroegschoolse educatie Vanaf 8 februari 2012 zijn er 80 v.v.e. plaatsen gerealiseerd op voorschoolse voorzieningen binnen de gemeente Rheden. Dit zijn voldoende plaatsen voor de minimaal te bereiken v.v.e. doelgroep van 68 kinderen. Uit de rapportage van de v.v.e. coördinator blijkt dat in 2012 gemiddeld 65,6 kinderen deelnamen aan v.v.e. (bijlage 4). Rond oktober is er een wachtlijst geweest bij Het Zandkasteel. Tot op heden kunnen alle kinderen met een v.v.e. indicering echter weer geplaatst worden. Zowel Dieren, Rheden als Velp, alle grote dorpskernen binnen de gemeente, beschikken over een v.v.e. peuterspeelzaal. Locaties zijn aantrekkelijk, hebben een goede ligging en er is deskundig personeel werkzaam. Deze peuterspeelzalen vallen allemaal onder de organisatie Carion. Wat betreft de vroegscholen wordt alleen binnen de kernen Dieren en Velp een integraal v.v.e programma op een tweetal basisscholen aangeboden. Zoals bekend heeft de Inspectie van het Onderwijs, in het kader van de landelijke v.v.e. bestandsopname, de kwaliteit van de Rhedense voor- en vroegschoolse educatie getoetst. Hiervoor hebben zowel de gemeente zelf, als de voor- en de vroegscholen binnen de gemeente Rheden een vragenlijst ontvangen. Van de zeven benaderde basisscholen hebben er drie aangaven dat ze niet tot de doelgroep behoorden (tabel 2), terwijl zij wel meer dan 6% gewichtenleerlingen hebben1. Deze scholen bieden niet een erkend integraal v.v.e. programma aan maar zij hanteren een andere handelswijze met betrekking tot het tegengaan van (de kans op) een taalachterstand bij kinderen. Op het moment van de Inspectie waren er vier voorschoolse educatie voorzieningen binnen de gemeente Rheden: peuterspeelzalen ‘De Rakkertjes’, ‘Schatkist’, ‘Triangel’ en ‘Het Zandkasteel’. Inmiddels is ‘Het Zandkasteel’ samengegaan met ‘Triangel’. Deze voorscholen zijn allen bezocht door de Inspectie. Daarnaast is er één vroegschool bezocht, groep 1 en 2 van basisschool Annie M.G. Schmidt.
Tabel 2: Overzicht van de voor- en vroegscholen in de gemeente Rheden (per 1-1-2013). (Voor)scholen met een * hebben een digitale vragenlijst gekregen en (voor)scholen met ** zijn (ook)bezocht. De scholen die tussen haakjes vermeld staan hebben de vragenlijst niet ingevuld. Voorschoolse voorziening Schatkist ** (Velp) Het Zandkasteel ** (Dieren) De Rakkertjes ** (Rheden)
Vroegschoolse voorziening OBS Annie M.G. Schmidt** (Mauritiusschool*) (RK) De Vlinder *) De Wensvogel * OBS Kameleon * (Roncallischool *) OBS Kleurenrijk
1 Dit betreft de drempel voor aanvullende financiering vanuit het Rijk voor Onderwijsachterstandenbeleid. Leerlinggewichten worden toegekend op grond van het opleidingsniveau van de ouders.
In de gemeente Rheden wordt binnen de voorschoolse voorzieningen Schatkist, Het Zandkasteel en De Rakkertjes en de vroegscholen Annie M.G. Schmidt en De Kameleon gewerkt met het integrale v.v.e. programma Piramide. Op een aantal kinderdagverblijven wordt aanvullend gewerkt met het integrale v.v.e. programma Startblokken. De Inspectie van het Onderwijs beoordeelt dit v.v.e. programma over het algemeen als voldoende. Het aanbod is in voldoende mate doelgericht en gericht op de taalontwikkeling. Sinds de zomervakantie in 2012 is er in de gemeente een v.v.e. coördinator aangesteld. Deze v.v.e. coördinator heeft verschillende taken: kwaliteitsbewaking, deskundigheidsbevordering, advisering en beleidsadvisering (v.v.e. coördinator rapportage, 2012). De Inspectie Onderwijs beoordeelt de v.v.e. coördinatie als voldoende. Kanttekening is dat de v.v.e. coördinator werkzaam is binnen de grootste peuterspeelzaal-/kinderopvangaanbieder binnen de gemeente Rheden. De andere aanbieders ervaren een zekere drempel haar te benaderen. Naast coördinatie op uitvoerend niveau wordt ook op bestuurlijk niveau afgestemd. Voor-en vroegschoolse educatie is één van de thema’s op het LOJEF (Lokaal Onderwijs en Jeugd Forum), dit is het bestuurlijk overleg tussen gemeenten, onderwijs, jeugdgezondheidszorg en kinderopvangorganisaties. (WPO, artikel 167a). De kwaliteit van de uitvoering van de voor- en vroegschoolse educatie op bezochte locaties is in voldoende wat betreft het aanbod, het pedagogisch klimaat en het educatief handelen (bijlage 5). Onderdelen van het pedagogisch klimaat en educatief handelen van de leidsters/leiders en leerkrachten zijn als voorbeeld voor anderen aangemerkt. In de gemeente Rheden is in 2012 vanuit het CJG ingezet op een zorgstructuur voor 0-12 jarigen. Hier zijn ook de voorschoolse voorzieningen bij betrokken. Voor peuters en kleuters die zorg nodig hebben is een zorgadvies team (ZAT-12) opgezet. De externe zorg is van voldoende niveau, de contacten met de externe zorgketen is functioneel en adequaat. Er is sprake van een goede samenwerking met het ZAT 0-12. Onderdelen van het ouderbeleid, de interne zorg en begeleiding, de kwaliteitszorg en de doorgaande lijn van de voor- naar de vroegscholen vragen versterking. Ouders moeten beter over de inhoud van het v.v.e. programma geïnformeerd worden en gestimuleerd worden thuisactiviteiten uit te voeren. De kinderen op de voorscholen worden gevolgd in hun ontwikkeling, echter is er nog verbetering nodig in de structurele informatieoverdracht over de ontwikkeling van kinderen (naar ouders). Afstemming van het aanbod op verschillen in ontwikkelingsniveau en leeftijd is een verbeterpunt. Locatie de Rakkertjes heeft op het gebied van educatief handelen nog een aantal stappen te zetten. De v.v.e. coördinator heeft dit in haar actieplan opgenomen. De evaluatie met betrekking tot de kwaliteit van v.v.e. binnen de v.v.e. locaties vraagt om verbeteringen. Het is van belang dat er een cyclisch kwaliteitszorgproces gericht op v.v.e. waarin de kwaliteit van de uitvoering van v.v.e. wordt geëvalueerd, bijgesteld en geborgd.
Effectiviteit VVE De rapportage van de Inspectie van het Onderwijs (2012) laat zien dat de resultaten van het v.v.e. programma ten tijde van de uitgevoerde bezoeken nog niet meetbaar waren. Omdat dit beleid pas anderhalf jaar wordt uitgevoerd zijn er nog geen gegevens van de effectiviteit van de v.v.e. beschikbaar. Het doorlopen van een v.v.e. programma duurt bijna 4 jaar (vanaf 2,5 op de peuterspeelzaal, tot en met 6 jaar (einde groep 2 op de basisschool). Pas sinds mei 2012 worden kinderen door het consultatiebureau gescreend op taalachterstanden en zo nodig verwezen naar v.v.e. Zodoende kan nog niets gezegd worden over het taalniveau dat deze kinderen na afronding van het volledige v.v.e. programma hebben behaald. Wel heeft de v.v.e. coördinator in dit kader inmiddels een aantal stappen ondernomen. Zo wordt er op dit moment een peutervolg-systeem geïmplementeerd. Binnen de uitvoering van het v.v.e. programma op de peuterspeelzalen zijn de resultaten van het v.v.e. programma meetbaar. Er worden CITO (peuter)toetsen afgenomen en observaties uitgevoerd door de leidsters en de v.v.e. coördinator. Uit de resultaten van de v.v.e. coördinator blijkt dat kinderen baat hebben bij het programma, met name wanneer het programma zowel op de voor- als de vroegschool gevolgd wordt (cijfers zijn hierbij op dit moment niet beschikbaar i.v.m. de omstandigheden rondom Carion). De doorgaande leerlijn is hiervoor van belang
Subsidies & financiën vanuit de gemeente De gemeente Rheden heeft in de subsidiebeschikking als voorwaarde opgenomen dat de voorschoolse educatie moet voldoen aan de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie. De daadwerkelijke kwaliteit van de v.v.e. locaties zijn pas sinds de v.v.e. bestandsopname van de Inspectie van het Onderwijs in 2012 inzichtelijk geworden. Vooralsnog heeft de gemeente niet afgerekend op de genoemde subsidievoorwaarden wanneer deze niet volledig werden gerealiseerd. De gemeente heeft de afgelopen jaren samen met Carion geïnvesteerd in het verbeteren van de kwaliteit, deze is over het algemeen voldoende bevonden door de Inspectie van het Onderwijs. De subsidieregeling had naast het bewaken en bevorderen van de v.v.e. kwaliteit tot doel andere aanbieders de mogelijkheid te bieden aanbod op dit gebied te realiseren en in aanmerking te komen voor subsidie. Dit is in de praktijk nog niet tot uiting gekomen. Aanbieders hebben wel interesse om v.v.e. aan te bieden maar het ontbreekt aan middelen om bijvoorbeeld leidsters te scholen. De v.v.e. coördinator is geschoold om leidsters te trainen. De gemeente hoopt hiermee kennis en kunde ook voor andere partijen beschikbaar te maken. Tabel 3: Financieel overzicht v.v.e. 2012 Inkomsten
Uitgaven
Rijksbijdrage voorschoolse educatie
€257.722,-
Realisatie 68 v.v.e. plaatsen (Carion)
€347.067,-
Gemeentelijke bijdrage
€59.465,-
Coördinatie 8 uur per week
€18.981,-
Train de trainer Piramide
€5.000,-
Totaal
€370.998,-
Totaal
€317.187,-
In tabel 3 is een financieel overzicht te vinden met betrekking tot de uitvoering van het v.v.e. beleid. De overschrijding van €53.811,- is gedekt door de huisvesting v.v.e., uit het Carion budget te financieren. Daarnaast is van de subsidie v.v.e. 2011 een bedrag van Carion teruggevorderd omdat ze minder dan de beoogde 68 v.v.e. plaatsen hadden gerealiseerd. In 2012 is dit aantal wel gerealiseerd. Sinds 2011 worden welzijnssubsidies conform de BCF-methodiek (Beleidsgestuurde contract financiering) beschikt. De gemeente schrijft een opdracht uit, Carion werd vervolgens gevraagd aan te geven hoe, en tegen welke kosten zij dit kunnen realiseren. Dit heeft de kosten voor v.v.e. ten opzichte van eerdere jaren aanzienlijk verhoogd. Samenwerking en segregatie 1 april 2012 is de samenwerkingsovereenkomst Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Rheden ondertekend. Partijen1 die hier deze overeenkomst ondertekend hebben stellen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor het realiseren van een dekkend en kwalitatief volwaardig v.v.e. aanbod. Met deze overeenkomst zijn een aantal inspanning- en resultaatafspraken gemaakt. Om na te gaan of de samenwerking op het gebied van v.v.e. nageleefd worden de inspanningsafspraken geëvalueerd in bijlage 6 en de resultaat afspraken in bijlage 7. De v.v.e. coördinator geeft aan dat er op één v.v.e. locatie, het Zandkasteel in Dieren, met succes is geharmoniseerd. V.v.e. kinderen van de peuterspeelzaal worden op deze voorschoolse voorziening gemengd opgevangen met de kinderen van het kinderdagverblijf. Kinderen kunnen zo van elkaar leren waardoor segregatie actief wordt tegengegaan. Harmonisatie en het tegengaan van segregatie in Velp is op dit moment moeilijk. Het kinderdagverblijf ligt te ver van v.v.e. peuterspeelzaal om dit te realiseren. De v.v.e. coördinator ziet een start van een kinderdagverblijf groep in de Schatkist als mogelijke oplossing.
6.2
Ontwikkelingen op het gebied van signalering en toeleiding
De gemeente Rheden hanteert in de notitie ‘Spelenderwijs’ de volgende definitie van een doelgroeppeuter: kinderen met (een verhoogd risico op) taalachterstanden, die door hun opvoeding of omgeving onvoldoende voorbereid zijn op het leren op school. Als criteria gelden: 1) Alleen buitenlandse taal als voertaal in het gezin 2) Op basis van test op twee opeenvolgende consulten wordt niet voldaan aan de minimum spreeknorm. Het indicatiecriterium ‘Alleen buitenlandse taal als voertaal in het gezin’ blijkt op zichzelf geen goede indicator. Sommige kinderen spreken de Nederlandse taal goed, ondanks het feit dat er in het gezin geen Nederlands gesproken wordt. Met betrekking tot het tweede criterium van de doelgroep voor voorschoolse educatie, niet voldaan aan de minimum spreeknorm, doet de gemeente expliciet een beroep op de expertise van de jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen van de consultatiebureaus. Sinds mei 2012 voert het consultatiebureau in de gemeente Rheden de indicering uit. Hier is het werkproces ‘screening (risico) op taalachterstanden bij peuters en verwijzing naar voorschoolse educatie’ voor opgesteld. Zowel, het signaleren en toeleiden naar voorschoolse educatie als de taken en verantwoordelijkheden van het consultatiebureau en de voorscholen staan in het werkproces beschreven. Doel van dit werkproces is op adequate en onafhankelijke wijze vaststellen of een peuter behoort tot de gemeentelijke doelgroep voor voor- en vroegschoolse educatie (v.v.e.). Met andere woorden, of een peuter een risico op een taalachterstand heeft. In dat geval worden ouders door het Consultatiebureau verwezen naar een voorziening voor voorschoolse educatie. Indien het Consultatiebureau twijfelt over een mogelijke indicatie wordt de gemeentelijke logopedie ingeschakeld. Dit is van 1 april 2012 tot en met 31 december 2012 twee keer voorgekomen. In maart 2013 zal het werkproces, waar nodig, geactualiseerd worden. Er is door de gemeente en het onderwijs geen specifieke definitie van een doelgroepkleuter bepaald. Dit wordt door de onderwijsinspectie benoemd als verbeterpunt. Bereik van de doelgroep Het bereik van de doelgroeppeuters voor v.v.e. was in 2010 in totaal 79%, de Inspectie van het Onderwijs haalt dit naar voren als verbeterpunt. Voor de invoering van het werkproces ‘screening (risico) op taalachterstanden bij peuters en verwijzing naar voorschoolse educatie’ voerde de aanbieder van v.v.e. (Carion/Kinderij) zelf de indicering uit. Kinderen op andere locaties waren destijds minder goed in beeld. Met de invoering van het werkproces ‘screening (risico) op taalachterstanden bij peuters en verwijzing naar voorschoolse educatie’ via het consultatiebureau is sprake van een verbeterd zicht op doelgroepkinderen. Het zicht van het Consultatiebureau lag in 2011 op 97%, de verwachting is dat dit percentage in 2012 ongeveer gelijk ligt. Dit betekent dat bijna alle kinderen door het consultatiebureau gescreend worden op (risico’s op) taalachterstanden. Kinderen met (risico’s op) een taalachterstand worden doorverwezen naar een v.v.e. voorziening. Het bereik van de doelgroeppeuters lag in 2012 op 96%, een aanzienlijke verhoging ten opzichte van 2010. Door de invoering van dit proces is er in mei, een jaar na invoering van het nieuwe werkproces, meer zicht op het non-bereik van de gemeente. De gemeente heeft dan meer zicht op hoeveel kinderen een taalachterstand hebben (gegevens consultatie bureau) en hoeveel van deze kinderen ook daadwerkelijk deelnemen aan v.v.e.. Kinderen die een voorschoolse voorziening bezoeken blijven daarnaast nog in het zicht van de pedagogisch medewerksters en logopedie. Logopedie verwijst kinderen van andere locaties dan van Kinderij/Carion naar het Consultatiebureau voor v.v.e. indicering. Een zorg van logopedie hierbij is dat deze kinderen niet altijd op een v.v.e. locatie terecht komen omdat ze al een andere voorschoolse voorziening bezoeken. Daarnaast komen kinderen, die geen indicatie van het Consultatiebureau krijgen, door het stopzetten van de subsidies voor peuterspeelzalen, niet meer op een voorschoolse voorziening terecht (tenzij ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag). Deze kinderen verdwijnen uit het zicht van logopedie en andere CJGpartners.
7
Conclusie en aanbevelingen
De beschikbare bronnen verschillen in kwaliteit en concreetheid. Bovendien heeft de evaluatie, zoals aangegeven, het karakter van een eerste tussenevaluatie. Ondanks deze beperkingen kunnen nu reeds enkele conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden geformuleerd, die richting geven aan de verdere ontwikkeling van VVE in de gemeente Rheden
7.1
Zijn de uitgangspunten uit de nota ‘Spelenderwijs’ terug te zien in de uitvoering? Het kind en zijn ontwikkeling staat centraal De nota Spelenderwijs stelt het kind en zijn ontwikkeling centraal. In de uitvoering is te merken dat de voorschoolse (educatie)voorzieningen dit nastreven. Afspraken tussen scholen en voorscholen met betrekking tot de doorgaande lijn en de ontwikkeling van interne en externe zorgstructuren in samenwerking met CJG geven hier uiting aan. Voorschoolse educatie is primair gericht op de bestrijding van (het risico op) taalachterstanden Er is binnen de v.v.e. voorzieningen sprake van een integraal v.v.e. programma dat primair gericht is op de bestrijding van taalachterstanden. Kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, met (een risico op) een taalachterstand in de Nederlandse taal behoren tot de v.v.e. doelgroep voor de gemeente Rheden. Door de intreding van het werkproces ‘screening (risico op) taalachterstanden bij peuters en verwijzing naar voorschoolse educatie’ door het consultatiebureau is het bereik van de gemeente Rheden gegroeid. De kans dat kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar met een (risico op) een taalachterstand in de Nederlandse taal worden gesignaleerd is hierdoor vergroot. Kinderen bij wie tijdens het 24 maanden consult geen bijzonderheden opgemerkt zijn, worden pas voor het 36 maanden consult alsnog in de gaten worden gehouden. Vooral kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken vallen buiten beeld. Indicatiestelling voor v.v.e. op basis van objectieve criteria. Tijdens een eerste evaluatie van het werkproces ‘screening (risico op) taalachterstanden bij peuters en verwijzing naar voorschoolse educatie’ is naar voren gekomen dat het indicatiecriterium ‘alleen buitenlandse taal als voertaal in het gezin’ op zichzelf geen goede indicator is. Sommige kinderen spreken goed Nederlands, ondanks het feit dat er in het gezin geen Nederlands gesproken wordt. Adequaat en dekkend aanbod voorschoolse educatie voor alle doelgroepkinderen. Alle doelgroepkinderen met indicatie kunnen op dit moment geplaatst worden. De kwaliteit van de v.v.e. is door de Inspectie van het Onderwijs als voldoende beoordeeld. Voorschoolse educatie is toegankelijk voor alle doelgroepkinderen en hun ouders. Zolang er sprake is van een v.v.e. indicering is de voorschoolse educatie toegankelijk voor alle doelgroepkinderen en hun ouders. Wanneer hier geen sprake is, is er een financiële drempel voor ouders, met name wanneer zij geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Harmonisatie van peuterspeelzalen en kindvoorzieningen tot integrale kindcentra, segregatie tegengaan door gemengde groepen op geharmoniseerde voorzieningen, doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie. Zowel wat betreft harmonisatie, segregatie als de doorlopende leerlijn zijn de eerste stappen gezet. Met name onderlinge communicatie tussen de betrokken partijen (voorscholen, scholen en CJG) blijkt belangrijk te zijn. Hierin speelt de v.v.e. coördinator een belangrijke rol. Financiële kaders zijn bepalend voor de beleidsontwikkeling voorschoolse voorzieningen. De financiële kaders bemoeilijken op een aantal punten de uitvoering van het beleid. Vooral het aanbod voor kinderen zonder v.v.e. indicering is niet in stand te houden. De gemeente is zonder aanvullende financiële
middelen aangewezen op de goodwill van particuliere aanbieders. Voor hen is het gezien wetgeving en verschillen in CAO niet altijd aantrekkelijk om peuteraanbod te ontwikkelen.
7.2
Conclusie en aanbevelingen betreffende de beoogde beleidseffecten/doelstellingen uit de Nota ‘Spelenderwijs!’ Doelstelling 1: Realiseren van een doeltreffend en dekkend aanbod voorschoolse voorzieningen voor alle 2,5 tot 4 jarigen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen (voorschools en schools). Door het stopzetten van de subsidie aan regulier peuterspeelzaalwerk is een deel van de voorzieningen in de gemeente verdwenen. Er is sprake van een verarming van het (professionele) aanbod. Daarnaast is er voor ouders door de verlaging van de toelage kinderopvang een financiële drempel ontstaan. Door deze ontwikkelingen vallen kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken buiten beeld: indien een kind tijdens het consultmoment van 24 maanden op het Consultatiebureau geen bijzonderheden wat betreft taalontwikkeling laat zien, komt het kind pas weer in beeld bij 36 maanden. Dit terwijl kinderen in deze periode een (grote)taalontwikkeling doormaken. Mede door deze ontwikkelingen is het lastig om deze doelstelling en de motie ‘Meer peuters in zicht’ op te bewerkstelligen. Wel heeft de genoemde financiële drempel ook een positief gevolg in de vorm van de opkomst van informele (peuter)speelgroepjes. Op grond van deze conclusie doen wij u de volgende aanbeveling: Er moet een oplossing komen met betrekking tot de monitoring van kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken, zorg ervoor dat deze kinderen in beeld blijven. Doelstelling 2: Realiseren van een doeltreffend en dekkend aanbod v.v.e. voor alle doelgroep kinderen in de gemeente, waar segregatie wordt tegengegaan, op laagdrempelige, samenwerkende kindvoorzieningen (voorschools en schools). Er zijn binnen de gemeente Rheden goede stappen gezet met betrekking tot de realisatie van deze doelstelling. Alle geïndiceerde kinderen kunnen geplaatst worden en het integrale v.v.e. programma, en de condities waaronder deze wordt uitgevoerd, zijn voldoende. Door de aanstelling van de v.v.e. coördinator, de samenwerkingsovereenkomst Voor- en Vroegschoolse Educatie en de uitvoering van het werkproces screening (risico op) taalachterstanden bij peuters en verwijzing naar voorschoolse educatie door het consultatiebureau is het bereik van de gemeente vergroot. De kwaliteit van de voorschoolse educatie binnen de gemeente Rheden is van voldoende niveau. Aandachtspunten zijn deskundigheidsbevordering van de v.v.e. medewerkers, planmatige zorg en begeleiding, structurele overdracht aan ouders en afstemming van het v.v.e. aanbod op de verschillen in ontwikkelingsniveau bij, en de leeftijd van, doelgroepkinderen. Waar mogelijk is er sprake van harmonisatie en wordt segregatie tegengaan. De in kinderdagverblijven geïntegreerde peuterspeelzaalarrangementen zijn door de verlaging van de kinderopvangtoeslag en het verdwijnen van subsidiemogelijkheden, minder toegankelijk voor ouders. Daarnaast verloopt harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang moeizaam door de verschillen in de wetgeving en CAO’s. Door het voorduren van de economische crisis zal de gemêleerdheid van de groepen verminderen, hetgeen een negatief effect heeft op de effectiviteit van het v.v.e. programma. Met de samenwerkingsovereenkomst Voor- en Vroegschoolse Educatie is de goede weg ingezet wat betreft samenwerkende kindervoorzieningen. Het is van belang dat de doorgaande leerlijn en de samenwerking rondom de doorgaande leerlijn en het (leerling)volgsysteem gecontinueerd en verder uitgebouwd wordt. Op grond van deze conclusie doen wij u de volgende aanbevelingen: Gezien het kleine aantal doelgroeppeuters in de gemeente (jaarlijks geschat 68) is het voor het organiseren van een adequate doorgaande lijn van belang dat er nadere afspraken worden gemaakt tussen voorscholen en basisscholen. De grote kernen hebben alle drie de voorschoolse educatie geconcentreerd op
één locatie. Kinderen stromen echter door naar verschillende basisscholen. Het is aan te bevelen in iedere kern één basisschool aan te wijzen als vroegschool en de doorstroming naar deze scholen te stimuleren. Om de doorgaande leerlijn goed neer te zetten is het van belang dat er meer zicht komt op de resultaten die de voorscholen en de vroegscholen boeken. Er moet een terugkoppeling komen van de behaalde resultaten op de vroegschool (met de toetsingsgegevens) aan de v.v.e. coördinator en/of de voorschool. Resultaten van de doorgaande leerlijn moeten sneller en beter inzichtelijk worden. Idealiter wordt het (leerling)volgsysteem op alle v.v.e. locaties gedigitaliseerd. Doelstelling 3: Heldere criteria voor het bepalen van de doelgroep voor voorschoolse educatie. Daarnaast een indicatieprocedure en toeleiding- en wervingstrategie. Met de intreding van het werkproces ‘screening (risico) op taalachterstanden bij peuters en verwijzing naar voorschoolse educatie’ is een heldere indicatie- en toeleiding- en wervingsstrategie tot stand gekomen. Het indicatiecriterium ‘Alleen buitenlandse taal als voertaal in het gezin’ blijkt op zichzelf geen goede indicator. Het bereik van de gemeente is met de invoering van het werkproces naar verwachting gestegen naar 96%. Daarnaast ontstaat hierdoor meer zicht op het non-bereik. Kinderen die geen voorschoolse voorzieningen bezoeken verdwijnen echter uit het zicht tussen de twee consultmomenten van het consultatiebureau. Op grond van deze conclusie doen wij u de volgende aanbeveling: Het indicatiecriterium ‘alleen buitenlandse taal als voertaal’ blijkt niet doeltreffend genoeg. Sommige kinderen spreken de Nederlandse taal goed, ondanks het feit dat er in het gezin geen Nederlands gesproken wordt. Aanbevolen wordt om dit indicatiecriterium aan te passen en hierbij te onderzoeken of het financieel mogelijk is de indicering te verbreden met sociaal-emotionele kenmerken. Een verbreding van de indiceringcriteria zorgt voor een grotere doelgroep en daarmee hogere kosten voor v.v.e.