Tussenrapportage Onderwijzen aan de Homo Zappiens
Inhoud Inleiding ...................................................................................................................... 3 Verslag van fase 1 ...................................................................................................... 3 Vragenlijst voor de leerlingen van groep 7 en 8. ....................................................... 15 De resultaten van de vragenlijst bij de leerlingen. .................................................... 22 Vragenlijst Leerkrachten ........................................................................................... 42 De resultaten van de vragenlijst bij de leerkrachten. ................................................ 48 Uitkomsten bevraging leerlingen en leerkrachten ..................................................... 80 Verslag van fase 2 .................................................................................................... 82 Tot slot. ..................................................................................................................... 88
2
Inleiding In deze tussenrapportage doen wij verslag over de periode oktober 2007 – maart 2008. In de verslaggeving laten we vooral zien met welke activiteiten we bezig zijn en hoe de processen verlopen. We zijn er van overtuigd dat andere scholen\andere leerkrachten deze fasen ook moet “beleven” om serieus met de uitdaging van de Homo Zappiens aan de slag te kunnen gaan. In concreto rapporteren we over de eerste twee fasen van ons onderzoek: 1. Is er kennis in Nederland gedaan over de nieuwe leerkenmerken van de basisschoolleerling? Is er kennis in het buitenland over de nieuwe leerkenmerken van de basisschoolleerling? Is deze kennis vertaald in een onderwijskundige aanpak? 2. Het ontwikkelen van een onderwijskundige aanpak op basis van de kenmerken van de nieuwe leerling.
Verslag van fase 1 De leden van de werkgroep Homo Zappiens hebben zich in deze fase verdiept in de wereld van de Homo Zappiens. Iedereen heeft het boek Growing up in a digital age van Wim Veen en Ben Vrakking bestudeerd. Het bleek dat voor veel leden van de werkgroep dit boek een openbaring was. Op basis daarvan hebben we de werkgroepleden een drietal opdrachten gegeven. De titel van ons nader onderzoek luidde:
Hoe kun je gids zijn in een wereld die je zelf (misschien) nog moet ontgidsen? Opdracht 1. In deze opdracht word je uitgenodigd om materiaal te bekijken die wat meer ingaan op de veranderingen die we zien en de effecten daarvan op hoe we leren en werken. Dat resulteert in vragen die we ons kunnen stellen t.a.v. opvoeding en onderwijs. Het is dus niet zozeer een literatuurlijstje wat hieronder staat, maar voorbeelden, verhalen om het allemaal wat tastbaarder en levendiger te maken. Om in te grasduinen. Dit onderdeel is door Ton Zijlstra samengesteld.
Welke veranderingen zijn waarneembaar? Het internet (hand in hand met digitalisering) is een nieuwe infrastructuur. Nieuw infrastructuur (net als wegenbouw) leidt tot: o Veel meer verbindingen tussen mensen o Veel meer dynamiek en transacties over die verbindingen o Veel meer informatie die ons langs meer kanalen en verbindingen bereikt. Die kwantitatieve verandering leidt tot kwalitatieve effecten. Dat dit gebeurt, is op zich niet omstreden. Het is niet persé goed of slecht, maar wel anders.
•
•
Filosoof Jos de Mul zegt hierover het volgende (m.b.t. informatieoverlaat) (5 min.): http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/35446114/items/37385562/media/37385624 o De enorme impact van digitalisering en internet: o Information Revolution http://www.youtube.com/watch?v=-4CV05HyAbM. o The machine is us/ing us: http://www.youtube.com/watch?v=NLlGopyXT_g
3
•
De effecten van al die versnelling en informatie zijn ook heel leesbaar verwoord in dit Noorse boek: o The Tyranny of the Moment http://folk.uio.no/geirthe/Tyranny.html.
De informatieoverlaat leidt tot andere strategieën in de omgang met informatie, en de perceptie van (kennis)werk. Kijk naar de key note van Ton Zijlstra op de Universiteit van Leuven vorig jaar daarover: http://www.avnet.kuleuven.be/openminds/TonZijlstra.mov. Onze kinderen groeien op in die veranderde omgeving. Voor hen is het niet een toevoeging maar het was er altijd al. Voor mij was er altijd televisie, voor mijn ouders niet. Voor onze kinderen is er altijd die kleinere wereld met meer verbindingen, meer dynamiek, en meer informatie geweest. Kinderen doen dus simpelweg wat er in hun omgeving mogelijk is, aangereikt wordt etc. Hoe studenten dat zelf ervaren: http://www.youtube.com/watch?v=dGCJ46vyR9o We ervaren bijvoorbeeld dat kinderen multitasken. Of dat werkt, echt zo is, of het effectief is, daar wordt over getwijfeld. Duidelijk is wel dat kinderen het proberen als strategie om al die kanalen te bedienen, al die verbindingen open te houden. En om eerlijk te zijn: ik (= Ton Zijlstra) deed het vroeger zelf ook als tiener (en nog): 3 tv-programma's tegelijk volgen. (een serie, een actiefilm en het nieuws konden voor mij als tiener prima door elkaar om in alle drie de verhaallijn vast te houden). Kinderen die hun weg vinden in een informatieomgeving, maar waarin ze nog niet heel intensief gegidst worden door hun opvoeders/docenten: Zoals te zien in de boeiende aflevering van Tegenlicht gisteravond: •
Ik en het web: http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/35446114/ (30 min) (en deze nabeschouwing er op: http://www.skallagrigg.net/?p=90#more-90 )
Dat leidt tot meerdere vragen: • Hoe moet een klas er uit zien? http://www.youtube.com/watch?v=Fnh9q_cQcUE. • Wat moeten we zelf leren om gids te kunnen zijn voor kinderen in die veranderde, snellere, verbonden, informatie-overladen wereld? Zodat school niet overbodig wordt gevonden: http://phronesis.typepad.com/weblog/2007/09/bolonha---out-o.html ) Hoe boei je studenten bijvoorbeeld? Kan dat nog? http://www.youtube.com/watch?v=vZ1jFaXgTnw Welke informatievaardigheden moeten we ons bewuster eigen maken en vervolgens aan onze kinderen meegeven? http://en.wikipedia.org/wiki/Information_literacy En geldt iets dergelijks ook voor het schrijven/maken/creëren van dingen om zelf aan de informatiestroom te kunnen bijdragen? http://weblogg-ed.com/2007/pushing-writing-literacy/ Onderdompeling in het gebruik van tools is nodig om het gebruik en het effect te begrijpen.
4
Vandaar dat ik (= Ton Zijlstra) zelf veel experimenteer: http://www.zylstra.org/blog/archives/2007/10/the_long_list_o.html Dan kun je ook een actieve rol nemen als opvoeder/docent http://www.smh.com.au/news/technology/sack-the-net-nanny-talk-to-yourkids/2007/09/24/1190486224785.html Wat moeten we ze meegeven om straks als volwassene te kunnen functioneren en hun eigen weg te kunnen vormgeven? In een sterker verbonden wereld die overvloed van informatie kent verandert leren. George Siemens verwoordt dat bijvoorbeeld in zijn Connectivisme als: kennis is verbonden zijn, leren is netwerken bouwen (tussen mensen, objecten en jezelf) Grasduin eens in zijn blog: http://www.elearnspace.org/blog/ Of kijk op knowingknowledge.com http://www.knowingknowledge.com/book.php voor het boek Knowing Knowledge dat hij schreef of lees het boek in de Wiki: http://ltc.umanitoba.ca/KnowingKnowledge/index.php/Main_Page of bekijk deze video's waarin George Siemens het zelf uitlegt: http://www.homozappiens.nl/video Wat voor vormen kunnen we zinvol gebruiken die aansluiten bij de wereld die voor de kinderen 'is' ook al is het voor ons 'net nieuw'. Werkvormen die onze leerdoelen dichter bijbrengen:
Nadenken over vormen van e-learning. http://www.nu.nl/news/1233911/50/School_lanceert_nieuwe_manier_van_E-learning.html Nadenken of de verboden die we invoeren wel productief zijn http://www.goldenswamp.com/2007/10/09/will-educators-kids-or-sheer-inevitability-bring-mobiles-intoschools/ Of dat we die apparaten die kinderen hebben juist kunnen benutten: http://www.zentation.com/viewer/index.php?passcode=4ctuYSIIea Dat vergt experimenten: http://www.hansonexperience.com/my_weblog/2006/11/nieuwe_media_in_het_onderwijs.html http://www.karssenberg.nl/weblog/2007/09/camera-in-de-les.html#comments
Studiedag met Wim Veen. In het kader van opdracht 1 hebben de leden van de werkgroep ook een studiedag met als titel De Homo Zappiens aan het werk bijgewoond. Deze studiedag werd georganiseerd door Ton Zijlstra van Proven Partners en Wim Veen was de hele dag aanwezig. Wim Veen verzorgde ook de inleiding. Op deze url is het één en ander te zien: http://www.tofonderwijs.nl/homozappiens/index.htm
5
Opdracht 2. Zijn er dingen die je opvallend vind in je lessen\school waar aan je kunt merken dat kinderen anders doen. Zie je kinderen dingen doen die echt anders zijn, foto’s maken; filmpjes maken. We hebben een gebruikersaccount aangemaakt op Flickr.com. Zoals in het onderzoeksvoorstel aangekondigd, willen we graag voor en met elkaar tastbaar maken welke veranderingen we zien, of juist niet. Als onderdeel verzamelen we gedurende de looptijd van het project zgn. Flickr-stories. We maken allemaal foto's van situaties die ons opvallen. Dat zou kunnen gaan om hoe kinderen anders werken of spelen dan je zelf deed, of hoe ze dingen doen die je niet kent, of juist hoe ze dingen doen die niet veranderd zijn. Of opvallende zaken in je omgeving die over dit soort onderwerpen gaan. Als je foto's hebt gemaakt, met een digitaal fototoestel, of met je telefoon, kun je die vervolgens met de groep delen en voorzien van een korte toelichting (waarom vond je het opvallend, wat is er in de foto aan de hand). Om een foto te delen met de groep, of om foto's te bekijken ga je naar: http://www.flickr.com/ Klik op Sign In (rechtsboven) Log in met: gebruikersnaam: homozappienstof wachtwoord: TOFonderwijs12 Je komt dan in het overzicht met foto's. Ton heeft om te beginnen al vast een foto met toelichting geplaatst. Zie http://www.flickr.com/photos/18588681@N06/1884777057/ Om zelf een foto te plaatsen, kun je de site zelf gebruiken, maar (als je de foto met je telefoon hebt gemaakt bijv) e-mail is ook handig. Mail de foto naar: [email protected] Met als onderwerp de titel van de foto, en in het mailtje de begeleidende tekst. Dan komt de foto vanzelf in het overzicht te staan.
Opdracht 3. We hebben de leden van de werkgroep Homo Zappiens gevraagd om een reflectie te geven op de gelezen literatuur, het bekijken van het beeldmateriaal e.d.. Wil je rekening houden met de leerlingkenmerken van de Homo Zappiens, dan moet je dit doorleven. Je moet je laten “onderdompelen”. Snappen en voelen waar ze mee bezig zijn. Vandaar deze opdracht. Een bloemlezing van de reacties en de reflecties van de werkgroepleden zijn hieronder weergegeven. We hebben enige sturing gegeven door een aantal vragen te stellen.
•
kennisontwikkeling:
o
Is er kennis in Nederland opgedaan over de nieuwe leerkenmerken van de basisschoolleerling
?
o.a. 2 boeken “Einstein” Google op: Dubbelrecensie "Generatie Einstein" en "Homo Zappiens"
o En is deze kennis er in het buitenland ? 6
Wanneer je het boek ,,Homo Zappiens” hebt gelezen en bepaalde websites en filmpjes hebt bekeken is het wel duidelijk dat de leerkenmerken van de kinderen aan een bepaalde ontwikkeling onderhevig is. Dit maakt prof. W. Veen in zijn boek ook duidelijk. Ook worden deze ontwikkelingen onderstreept in een aantal filmpjes die ik heb bekeken. Dit waren zowel fragmenten van de Nederlandse televisie als fragmenten uit het buitenland. Dus ja, er is zowel in Nederland als in het buitenland kennis opgedaan over de nieuwe leerkenmerken van de basisschoolleerling.
Je ziet veranderingen die gaande zijn: Internet, mobieltje, Ipod en Iphone behoren toe een nieuwe infrastructuur en die leidt tot: • meer verbindingen tussen mensen • meer dynamiek en transacties over die verbindingen • meer informatie die ons langs meer kanalen en verbindingen bereikt. Bij het verdiepen in deze materie kom je o.a. tegen: • De informatieoverlaat • Wat moeten we zelf leren om gids te kunnen zijn voor kinderen • Welke informatievaardigheden moeten we ons bewuster eigen maken • Hoe boei je studenten • Onderdompeling in het gebruik van tools • Connectivisme • Nadenken over vormen van e-learning Het mag duidelijk zijn dat deze verbindingen zich niet beperken tot Nederland. Mondiaal wordt er overal over gesproken. Grenzen vervagen! Een uitgave van JSW: Bevlogen onderwijs bespreekt ook een aantal aspecten voor wat betreft het nieuwe leren. In deze vormen van onderwijs komen ook aspecten naar voren die aansluiten bij de nieuwe leerkenmerken van de leerlingen. In dit themanummer worden een aantal praktische voorbeelden toegelicht. Hierin wordt ook stilgestaan bij het feit dat meer moet inzoomen op de behoeften en competenties van het kind. Over verschillende aspecten van leerkenmerken van kinderen zijn diverse boeken en publicaties geschreven. Als het gaat om het multitasken worden hier vraagtekens bij gezet en zelfs aangegeven dat kinderen niet kunnen multitasken (artikel neuropsycholoog). Verder wordt er verwezen naar de Netwerkgeneratie waar kinderen steeds meer gebruik maken van sociale software om zo tegemoet te komen aan kennis die zijzelf vergaren. Dus steeds meer zelf betekenis en inhoud gaan geven aan opgedane kennis (een betekenisgerichte en toepassingsgerichte leerstijl). Ik vraag mij echter af of multitasken in het hele verhaal een centrale rol moet innemen, of moet het met name gaan over hoe de jeugd kennis vergaart en hier betekenis aan geeft. Een ander belangrijk aspect is naar mijn idee ook dat je ervoor kunt zorgen dat kinderen zelf sturing kunnen geven aan het onderwijsproces binnen afgesproken kaders. Probeer binnen dit alles op zoek te gaan naar bijzondere combinaties van talenten bij leerlingen, zodat er een kleurrijke en inspirerende leerroutes ontstaan. Ruimte geven aan verschillende leerstijlen. Het delen van deze kennis met anderen. Kiezen voor minder doceren en juist meer faciliteren. Binnen dit alles moet je vertrouwen hebben in de kundigheid van kinderen en dit vertrouwen naar hen uitspreken. Naar mijn idee moet je kinderen minder afhankelijk maken van de leerkracht. Een ander belangrijk aspect blijft ook het hetgeen wij gestalte willen geven past binnen de diverse scholen binnen ons bestuur. Hoe is dit alles inpasbaar zonder dat je de balans binnen een school verstoort. Het lijkt mij noodzakelijk om bespreekbaar te maken voor welke scholen het praktisch kan 7
worden ingezet en voor welke scholen het alleen gaat om het kennis geven van. Scholen zijn misschien al jaren bezig om de visie op onderwijs en kijk op kinderen gestalte te geven of hebben dit proces net achter de rug. Is ieder basisschool voor hetgeen wij willen klaar? Natuurlijk moet een school een open view houden voor wat betreft de kinderen en de manier hoe zij o.a. leren, maar we moeten ons wederom afvragen of deze ontwikkeling past binnen die van de schoolontwikkeling. Welke effecten brengt het teweeg. Het moet natuurlijk wel zo zijn dat je het onderwijs zo goed mogelijk afstemt op de behoeften van het kind (zie bovenstaand stuk). Binnen dit alles past naar mijn idee heel goed het volgende voorbeeld: Een jongen op een basisschool krijgt extra ondersteuning voor wat betreft het lezen. Hiervoor wordt leesladder ingezet. Van de leerkracht krijg ik te horen dat het programma niet aanslaat, dus niet het gewenste effect heeft. Tijdens een ICT-les maak ik gebruik van een programma waarbij het lezen van woorden ook wordt gestimuleerd. Echter deze jongen is er niet achter weg te slaan en dit valt de leerkracht ook op. Het programma is minder geavanceerd, maar weet het kind veel meer te boeien. Wat is hiervan nu de oorzaak. Het sluit veel beter aan bij de behoeften van dit kind en toch oefent het met woorden. Ook anderen kinderen die met dit programma werken beleven hier plezier aan. Waardoor komt dit nu? Is het uitdagender, zit er meer vaart in het spel, ligt het aan de lay-out…… Bovengenoemde ontwikkeling is belangrijk voor leerkrachten. Op deze manier komen ze tot inzicht in de veranderende leerling. De leerling gaat profiteren van de nieuwe aanpak. Beide worden intensief betrokken bij de ontwikkeling van de nieuwe onderwijskundige aanpak: Learning by design. Coöperatief leren , leren leren en ontdekkend leren zijn items die goed aansluiten bij de kinderen van tegenwoordig. Je ziet al dat vele scholen hiermee bezig zijn en dit geldt ook voor de TOF-scholen Prof. Wim Veen heeft in 2005 onderzoek gedaan naar het leren van jongeren, 14-20 jarigen, de net-generatie. Hij heeft op basis van literatuur het onderstaande overzicht gemaakt van kenmerken van deze ‘netgeneratie’. • netwerk als lifestyle Jongeren zijn georiënteerd op netwerken: dit zie je momenteel ook bij basisschoolleerlingen • jongeren zijn lid van community’s, echte of virtuele: dit zie je momenteel ook bij basisschoolleerlingen. Zij maken geen onderscheid tussen face to face communicatie en communicatie op afstand. De communicatie is alleen anders. Ik denk dat basisschoolleerlingen daar nog wel onderscheid in maken • Multitasking Ze kunnen aan meerdere taken tegelijk werken en kunnen sneller overschakelen. Dit vraagt echter wel veel inspanning en concentratie. Ook basisschoolleerlingen doen dit, maar summier en nog niet algemeen; ze hebben graag muziek op de achtergrond • Twitch speed en niet lineair denken Jongeren behoren tot de instant generatie, wat wil zeggen dat ze minder geduld hebben, grotere behoefte aan snelheid en onmiddellijke behoefte bevrediging. Ze hebben kortere attentieperiodes. Ze zijn gewend aan sterk stimulerende visuele informatie. Studenten lijken ‘hypertekst minds’ te ontwikkelen. Ze hebben moeite om een sequentieel verhaal te volgen, ze willen eigen keuzes maken, zelf de volgorde bepalen en van ene naar andere toepassing hoppen. Basisschoolleerlingen gaan ook af op kleurtjes, scannen ook, maar maken nog geen eigen keuzes: ze zoeken naar antwoorden en het eerste wat maar in de buurt komt is het antwoord; ze missen een kritische blik
8
• Eigen taal Ze ontwikkelen een eigen nieuwe vocabulaire en een nieuwe afgekorte taal. Gesprekken lijken voor ouderen in telegram stijl te verlopen. Basisschoolleerlingen kijken de msn-taal van ouderen af en imiteren, vinden het stoer. • Technologie als lucht Nieuwe media maakt integraal deel uit van hun leven. De activiteiten die met de nieuwe technologie mogelijk zijn, zijn belangrijk, niet de technologie zelf. Er is een groot verschil in gebruik van ICT in school en privé. Bij basisschoolleerlingen zijn de verschillen nog niet significant t.a.v. de pc, wel t.a.v. nintendo’s etc. Mobieltje doet in groep 7 zijn intrede, in groep 8 neemt het een vlucht; zijn zeer geïnteresseerd in de mogelijkheden en vinden alle mogelijkheden. • Inverse opvoeding. Kinderen weten meer over ICT toepassingen dan hun ouders, zij voeden hun ouders hierin op. Door veelheid aan informatie, meningen en standpunten worden leerlingen kritische kijkers en lezers. Ouders hebben snel te maken met hun mondigheid. Dit vindt ook plaats op de basisschool; ze vertellen je haarfijn over Kriminals en Habbohotel. • Zelfsturing geeft zelfvertrouwen ICT (met name het Internet) biedt jongeren controle. Het biedt de mogelijkheid zichzelf te ontwikkelen als onafhankelijke zelfsturende individuen. Jongeren zoeken naar interactie, zowel in hun persoonlijk leven, online activiteiten als hun verwachtingen ten aanzien van het onderwijs. • Meerdere identiteiten Naast hun zeg maar fysieke identiteit, hebben veel jongeren ook een virtuele identiteit. Hierdoor kunnen zij experimenteren met verschillende aspecten van hun persoonlijkheid. Ze verkennen een veelvoud van communicaties en verkennen hun eigen ik ten opzichte van anderen. Een jongen vertelde me dat je in Habbohotel de kans hebt vrienden te maken, op hyves gaan ze snel zoeken naar vrienden; dit neemt een grote vlucht in enkele weken tot in groep 5. • Samenwerken Jongeren werken graag in teams. Dit hebben ze geoefend tijdens het spelen van games. Ze besteden meer aandacht aan medestudenten dan aan docenten. Ook basisschoolkinderen zijn geneigd elkaar te helpen
Indien deze kennis ergens is gevonden, is deze vertaald in een onderwijskundige aanpak ? o
In hoeverre gaan leerlingen echt multitasken? Is het multitasken of is het ‘monotasken met een hoog switchgedrag?
o
Wat is je mening over de effectiviteit van het leren m.b.t. multitasken.
o
Hoe denken leerlingen over deze manier van leren
o
Willen ze het (graag) op deze manier ?
Zijn ze meer taakgericht aan het werk ?
9
o
Vindt ’multitasken’ bij alle taken plaats
We praten steeds over leerlingen. Wat we niet moeten vergeten is dat we met een heleboel type leerlingen te maken hebben in ons onderwijs. De term ,,passend onderwijs” is op dit moment erg hot. Dus allerlei type kinderen moet je onderwijs bieden in je basisschool/klas. In die klas zitten leerlingen die echt multitasken. Voorbeeld uit mijn eigen groep 8: Op vrijdagmorgen kijken we met de hele klas naar het Schooltv Weekjournaal. Ik merk dat er kinderen zijn die tijdens het programma gaan lezen, werken aan de taakbrief (er zijn zelfs overlegsituaties). Andere schooljaren had ik gelijk ingegrepen als schoolmeester: ,,Spullen weg en aandacht voor het scherm”. Nu laat ik het bewust gaan. In de nabespreking van het programma blijkt gewoon dat deze kinderen prima hebben meegekregen waar het tijdens het programma over ging. Bovenstaande geldt voor een aantal kinderen. Er zijn ook een heleboel kinderen die dit niet kunnen. Aandacht en concentratie bij één activiteit werkt bij deze kinderen het beste. Op dit moment kun je bij ons op de basisschool vooral spreken over ‘monotasken met een hoog switchgedrag’. De leerlingen werken aan een taakbrief. Op die brief staan de taken voor een week. Er is geen verplichte volgorde van werken. Leerlingen switchen tussen de taken. Rekensommen worden afgewisseld met het maken van een spellingsoefening, een oefening op de computer. Dit gebeurt zonder interventie van de leerkracht er zijn veel overlegsituaties tussen leerlingen. Voor het grootste gros van de leerlingen blijkt dit een prima werkvorm te zijn. Toch blijkt dat vooral kinderen met leerproblemen hier tegen problemen aanlopen. Deze werkvorm biedt te weinig structuur en houvast, waardoor het kind ,,vastloopt”.
Ik zie kinderen elkaar motiveren, maar ik zie ook kinderen afhaken: zij kunnen niet tegen het schijnbaar ontbreken van structuur… Storen “Multitaskende” leerlingen hun klasgenoten niet die minder goed snel kunnen switchen?
leerkracht/ouder: Column Jan Paalman: “De zapmens blijkt namelijk over een korte aandachtsboog te bezitten en haakt onmiddellijk af als het onderwijs niet leuk is. Tja, daar zitten we echt op te wachten, op een operatieverpleegkundige die na een kwartiertje iets anders leuks wil gaan doen. Echt, het is niet anders: iets goed leren kunnen gaat altijd van au.” Zie hele column >> Het mag duidelijk zijn dat er nergens mensen zijn die precies weten hoe je dit veranderend gedrag vertaald in een onderwijskundige aanpak. Het fenomeen is vrij nieuw, ontwikkeld zich steeds verder en is hierdoor een onderwerp van discussie waarover men het lang niet altijd met elkaar eens is. (b.v. begrip Multitasking, concentratie, leerhouding kinderen etc.). Waar men het wel over eens is, zijn de veranderingen die overal om ons heen plaatsvinden.
Er is en wordt veel over multitasken geschreven. Maar zoals reeds eerder aangegeven staat dit niet centraal, maar je moet het onderwijs meer laten aansluiten bij de competenties en leerstijlen van kinderen. Binnen dit alles worden ze meer verantwoordelijk voor hun eigen handelen en geven zelfsturing aan het onderwijsproces, zodat je samen met hen het onderwijs maakt en invulling geeft. Je moet in deze niet inzetten op het multitasken. Ook omdat hierover de meningen sterk verschillen en het naar mijn idee niet eenduidig is aangetoond. Naast het geen hierboven al beschreven is , zal ook sterk moeten worden ingezet op het plannen en zelfstandig werken. Dit zijn vaardigheden waar de maatschappij om vraagt, het is dus goed dat kinderen die zich eigen maken. Kinderen hebben hierbij wel stevige sturing bij nodig. Ik vraag mij ook af na het lezen van artikelen of naar aanleiding van het beeld wij wel reële eisen stellen. Zo ook wordt aangegeven of het multitasken wel aansluit bij de biologische ontwikkeling van het kind. Belangrijk bij dit alles is ook zorgen voor een motiverende omgeving. Deze kijk op kinderen en manier van werken vraagt ook dat de leerkracht hier mee weet 10
om te gaan. Dit is belangrijke factor om de aandacht van kinderen vast te houden en hen weet te motiveren. Ik denk dat het multitasken van kinderen nog niet echt rendement oplevert. Kinderen moeten zich nog te veel focussen op basale zaken als lezen wat er staat, dat alles wat er maar bijkomt afleidt van de kern. Kinderen zijn nog steeds gebaat bij een goed omlijnde opdracht met bronnen die hun op de weg kunnen zetten. Ze ontberen nog teveel mediawijsheid om ze zomaar te laten googlen. Ze moeten hierin getraind worden. In dat verband zie ik goede zaken in de aanpak van de Hooiberg in Borne. Laat je ze los of kunnen ze niet snel antwoorden op vragen vinden, dan komen ze nergens op uit. In groep 5 was ik bezig met een webkwestie over het ei. Bronnen waren niet helder, ze kwamen nergens op uit. Wanneer ze iets vinden, dan is dat ook het antwoord, kritisch vergelijken doen ze te weinig.
•
Onderwijskundig aanpak o Wat is volgens jou een goede onderwijskundige aanpak als je rekening houdt met het ‘multitasken’ van leerlingen
Hoe geef je het vorm ?
Wat sta je toe ?
Welke bronnen stel je beschikbaar ?
Welke type media laat je leerlingen hanteren ?
Welke type media hanteren leerlingen zonder dat het aangegeven wordt ?
Voor mij is een goede onderwijskundige aanpak m.b.t. ‘multitasken’ een aanpak waarbij leerlingen een keuze hebben tussen werkvormen. Om dit goed te kunnen doen, moet je veel verder gaan dan alleen de organisatie. Het heeft nl. ook gevolgen voor de inrichting van de school. Wim Reinders liet ons een filmpje zien van een school in Engeland. Bepaalde aspecten spreken mij erg aan. Zo kregen kinderen constant visuele prikkels. De meeste kinderen zijn visueel ingesteld. Dus informatiestromen ( nieuws, Discovery Channel ) via televisies in je klaslokaal zouden wat mij betreft op gezette tijden een verrijking zijn. Op die momenten moeten er wel weer werkplekken zijn voor kinderen die “prikkelarm” moeten werken. Een ideaalplaatje zou voor mij ook een laptop zijn voor elke leerling. De leerling beslist over het moment van inzetten. Nu moeten kinderen te vaak werken met de computer wanneer dit in de organisatie past van de leerkracht, terwijl het juist in de organisatie van de leerling zou moeten passen. Een taakbrief zou dan prima verwerkt kunnen worden in een ELO. Op die manier kunnen kinderen er ook thuis mee aan de slag. Wel vind ik dat je voorzichtig moet zijn met ‘thuiswerken’. Er is meer dan school, denk aan hobby’s, sportvereniging, (buiten) spelen. Tijdens het werken aan de zaakvakken is het digitale schoolbord een must. Terwijl kinderen teksten lezen/verwerken kunnen ze tevens een film/presentatie bekijken over het thema.
Kijk naar de grote hoeveelheid (vaak slechte kwaliteit) filmpjes die door jongeren geplaatst zijn en waarvan ze LEREN hoe ze bijvoorbeeld moesten jumpstylen. Ze kijken niet naar de kwaliteit van de opname, maar naar de bewegingen en doen die in een half uur perfect na. (Hoezo leren van video?) Kinderen maken “instructievideofilms” Kinderen maken “podcasts” Kinderen maken hun eigen bedrijf…
11
In het boek “de Homozappiens”van prof W. Veen spreekt hij over essentiële aspecten het onderwijs. Hij het over: vertrouwen, relevantie, talent, uitdaging, onderdompeling en passie Ook een docent moet vertrouwen hebben om dingen te kunnen loslaten. Meegaan met de tijd en daarbij bouwen op de groei, ontwikkeling en onafhankelijkheid. Duidelijk is gebleken dat communicatie is hierbij erg essentieel is!
•
Coöperatief leren, netgeneratie, inzet sociale software, het zelf betekenis geven aan kennis en sturing geven onderwijs zijn een aantal termen die hierbij om de hoeken komen kijken. Belangrijk is dat je een beroep doet op de intrinsieke motivatie van kinderen en hen medeverantwoordelijk stelt voor het onderwijs dat zij volgen.
•
Je moet hierbij om zoek gaan naar een betekenisvolle leeromgeving die aansluit bij de actualiteit en belevingswereld van de kinderen. Dit zorgt voor een actieve betrokkenheid en betekenisgevende omgeving. De leerkracht zal een meer begeleidende rol op zich nemen. Onderzoekthema’s zullen meer ingezet worden. Het principe van Denken delen leren wordt in dit verhaal ook meegenomen. Dit alles vindt plaats in een vooraf gesproken raamwerk waarbinnen de kinderen de nodige vrijheid krijgen. De nieuwe media zal hier ook een belangrijke rol in vervullen (web 2.0 applicaties, sociale software, video, presentatiesoftware, podcast, mobiel en digitale camera, eventueel podcast)
•
Wat je binnen dit alles mee moet nemen is ook hoe de nieuwe kennis wordt verworven, maar ook geïntegreerd wordt. o Kennis Belangrijk is ook hoe de informatie wordt aangeboden (beelddenkers balans met taaldenkers) Maar ook is belangrijk hoe je kennis kunt opbouwen Daarna hoe deze te structureren en het ergens een plek of betekenis geven Naar mijn idee kan dit het beste door: onderzoeken, experimenteren, probleemoplossend bezig te zijn. o Vaardigheden: Als het gaat om de vaardigheden is het belangrijk hiervoor een bepaald model te gebruiken die de mate van succes bepaald. Voldoende tijd uittrekken om de vaardigheden In te oefenen Eigen maken van vaardigheden zodat ze in andere situaties wordt. Door Oblinger en Oblinger (2005) wordt aangegeven “dat de netgeneratie intuïtief is ingesteld om visueel te communiceren, en die vaardigheid mogelijk voortkomt uit hun ervaringen met computerspellen.” Het visuele element zal terug moeten komen, maar ook een gamemodel of elementen hiervan moeten in het project worden meegenomen.
•
Kenmerken van wat Wim Veen hierboven zegt vind je terug in het volgende: Brown (2005) wijdt enkele woorden aan de vertaling van de algemene leerprincipes naar de eisen van medewerkers (in ons geval leerkrachten). Hij stelt dat het belangrijk is dat leerkrachten zelf ervaren hoe het is om met nieuwe media te werken. Het is noodzakelijk om te leren wat de kracht en de beperkingen, de verschillen en de benodigde vaardigheden zijn, alvorens het goed gebruikt kan worden in de praktijk. Op basis van het literatuur onderzoek van Veen (2005) is er vraag is naar leeromgevingen met de volgende kenmerken: • zelfsturing; • samenwerkend leren; • leren door doen. Deze kenmerken van de leeromgeving komen het meest overeen met zelfsturend leren. Voor de rapportage van de bevindingen is dit de leidraad voor het screenen van literatuur met betrekking tot de 12
relatie ‘leren van kinderen’ en ‘didactisch handelen van de leerkracht’. Ik neig er meer naar de volgende elementen een plaats te geven: In ‘Leren in vijf dimensies’ van Marzano en Miedema (2005) wordt ingegaan op het vormgeven van activerend leren om daarmee de leerling op weg te helpen naar een zelfstandige lerend individu. Bij het vormgeven van de leer en denkactiviteiten van de leerling staan vijf dimensies centraal. 1. Motivatie Motivatie en zin in leren zijn belangrijke voorwaarden voor het leren. In deze dimensie komen strategieën, technieken, aanbevelingen aan de orde ten behoeve het zin hebben/krijgen in leren, gemotiveerd te worden en/of te blijven door aandacht te besteden aan: hoe een school- en klassenklimaat motiverend werkt; hoe de motivatie voor schoolse taken en opdrachten te bevorderen; hoe de betrokkenheid van de leerling bij het eigen leren te bevorderen. 2. Nieuwe kennis verwerven en integreren In deze dimensie staan strategieën centraal die aandacht besteden aan de wijze waarop leerlingen kennis verwerven en inpassen in aanwezige kennis. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de wijze waarop leerlingen vaardigheden opdoen. Als je naar de vier didactische principes van Bolhuis (2000) kijkt, is deze dimensie, samen met dimensie 3 en 4, te plaatsen onder het tweede didactische principe. 3. Bestaande kennis verbreden en verdiepen Voor het verbreden en verdiepen van kennis moet je de beschikking hebben over hogere denkvaardigheden, zoals vergelijken, classificeren, abstraheren, induceren, deduceren, stelling onderbouwen, fouten analyseren en perspectieven analyseren. Marzano en Miedema geven aan dat het aanleren van deze denkvaardigheden de nodige tijd kost. 4. Onderzoek doen Volgens Marzano en Miedema (2005) staat het onderzoekend leren hoog in het vaandel van de school met een actieve en zelfstandige leerling. Leerlingen kunnen hun kennis gebruiken om de wereld om hun heen te onderzoeken, wat heb je anders aan kennis die je niet kunt gebruiken. Bij onderzoekend leren gebruiken leerlingen kennis uit dimensie 2 en dimensie 3. Presenteren, reflecteren, samenwerken, communiceren in relatie tot het toepassen van kennis, daar gaat het hierom. Het vierde didactische principe van Bolhuis (2000) komt sterk overeen met deze dimensie. Ook bij Brandsford (1999) komt dit aan de orde als hij aangeeft dat voor diepte leren zowel een kennisbasis nodig is als onderzoeksvaardigheden passend bij het kennisdomein. 5. Reflectie In deze dimensie staat het ontwikkelen van reflectieve denkgewoontes centraal, kritisch denken, creatief denken en zelfregulatie en zelfsturing. Deze dimensie is net als dimensie 1 altijd op de achtergrond aanwezig. Leerlingen die bewust zijn van hun leren en nadenken over wat zij doen zijn betere leerders dan leerling die alleen naar buiten kijken en nooit naar binnen. Denkgewoontes maken het leren efficiënt en effectief. Goede denkgewoontes maken leerlingen ‘intelligent’. Dimensie 5 bevat hele serie strategieën om dit soort denken op te roepen, met leerlingen te bespreken, te belonen, te modelleren, te plannen en te toetsen. Enkele van de uitgangspunten waarop het leren in vijf dimensies berust, zijn: • leren bestaat uit onderling afhankelijke, samenhangende manieren van denken (de 5 dimensies); • het onderwijs moet expliciet aandacht besteden aan leren leren . Dit is ook terug te vinden bij het eerste didactische principe bij Bolhuis (2000) en bij Derksen, Engelen, Berger en Sleegers (1999) (zie verderop). • de beoordeling moet meer gericht zijn op assessment (wat doen leerlingen met de kennis) in plaats van toetsen van onthouden van informatie (zie ook Brandsford et all (1999, blz. 232 -233)). Volgens Marzano, Miedema (2005) is het met ‘leren in vijf dimensies’ mogelijk een
13
onderwijssetting te creëren, waarin leerlingen leren te leren en te denken. Volgens de auteurs de voorwaarden voor de actieve en zelfstandige leerling. Veel van dit soort zaken zie je ook terug in het project van de Hooiberg uit Borne (Leren Onderzoeken). Wanneer je erin slaagt het gebruik van moderne middelen te combineren met uitgangspunten zoals beschreven in bovenstaande 5 dimensies, waarbij kinderen ook nog eens betrokken aan een taak werken ben je een heel eind. Ik geloof in vormen waarbij kinderen sterk zelf verantwoordelijk zijn, uitgedaagd worden dingen uit te zoeken en waarbij je ze zonder dat ze het merken toch in een richting duwt waarbij ze iets leren (kennis) in combinatie met eigen onderzoek.: hoe kom je aan die kennis? Hoe dat precies vorm gegeven moet worden: Eva help ons! Tot zover deze bloemlezing. Ons is duidelijk geworden dat we met een zeer boeiend proces bezig zijn. Willen we onze leerlingen blijven boeien dan moeten we écht in teamverband gaan nadenken over een andere didactiek. Om ook de meningen van leerlingen en leerkrachten t.a.v. dit onderwerp te peilen, hebben we zowel bij de leerlingen als de leerkrachten een vragenlijst afgenomen. Deze vragenlijst is opgesteld door Wim Veen en Ton Zijlstra; besproken met de werkgroepleden en in december 2007 afgenomen. In de komende paragrafen worden de vragenlijsten gepresenteerd, de voornaamste uitkomsten van het onderzoeken en we sluiten af met conclusies en aanbevelingen.
14
Vragenlijst voor de leerlingen van groep 7 en 8. Deze lijst is afgenomen op alle TOF-scholen. Het gaat dan om in totaal 10 basisscholen. 550 leerlingen hebben deze vragenlijst ingevuld. De vragenlijst is in december 2007 afgenomen. Het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van professor Wim Veen (UT Delft).
Algemene vragen Vraag 1: Hoe oud ben je? Ik ben ….. jaar oud
Vraag 2: Ben je een jongen of een meisje? Jongen / meisje (doorstrepen wat niet van toepassing is)
Vraag 3: In welke groep zit je? Ik zit in groep …..
Vraag 4: Heb je broertjes of zusjes en hoe oud zijn die? (invullen voor zover van toepassing) Ik heb een broer / zus en die is …. jaar oud Ik heb een broer / zus en die is …. jaar oud Ik heb een broer / zus en die is …. jaar oud Ik heb een broer / zus en die is …. jaar oud
Vraag 5: Hebben jullie een computer thuis? (Aankruisen wat van toepassing is) [ ]
Ja, een PC
[ ]
Ja, een laptop
[ ]
Nee
Vraag 6: Waar staat de computer bij jullie thuis? (Aankruisen wat van toepassing is) [ ]
in de woonkamer,
[ ]
in mijn eigen kamer,
[ ]
ergens anders in huis
Vraag 7: Kun je thuis internetten? [ ]
Ja
[ ]
Nee
Vraag 8: Heb je een mobieltje? [ ]
Ja
[ ]
Nee
15
Vraag 9: Heb je een Gameboy of een Nintendo DS, of ander handspelcomputertje? [ ]
Ja
[ ]
Nee
Vraag 10: Hebben jullie thuis een Nintendo, PS2/3 of Xbox 360 spelcomputer? [ ]
Ja
[ ]
Nee
Welke dingen doe je allemaal? Vraag 11: Welke dingen heb je gisteren gedaan? (Geef bij elke regel aan of je het gisteren hebt gedaan door het vakje aan te kruisen. Kun je er dan ook achter zetten hoeveel tijd je dit gisteren ongeveer hebt gedaan?)
[ ] (a) achter de computer gezeten ( … uur) [ ] (b) computerspelletjes gespeeld ( … uur) [ ] (c) met speelgoed gespeeld ( … uur) [ ] (d) een bordspel gedaan ( … uur) [ ] (e) op internet geweest ( … uur) [ ] (f) televisie gekeken ( … uur) [ ] (g) in een boek of tijdschrift gelezen ( … uur) [ ] (h) de radio aangehad ( … uur) [ ] (i) naar muziek op een CD geluisterd ( … uur) [ ] (j) naar muziek op MP3 geluisterd ( … uur) [ ] (k) andere CD geluisterd (luisterboek, voorgelezen verhaaltjes) ( … uur) [ ] (l) naar een vereniging (bijv. sportvereniging, of scouting) geweest (... uur) [ ] (m) buiten gespeeld ( … uur) [ ] (n) naar school geweest ( … uur) [ ] (o) naar een verjaardagsfeestje geweest (… uur)
Vraag 12: Welke dingen van het vorige lijstje vind je het leukst om te doen? (Kies de 3 leukste, herhaal de letter uit de lijst bij de vorige vraag, en schrijf je reden er achter) 1 letter …. Waarom vind je dit leuk om te doen? ……………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………. 2 letter …. Waarom vind je dit leuk om te doen? ……………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………. 3 letter …. Waarom vind je dit leuk om te doen? 16
……………………………………………………………………………………………………………………. Vraag 13: Welke van de volgende dingen doe je/bekijk je wel eens op internet? (Kruis de vakjes aan die van toepassing zijn) [ ] (a) MSN-en of chatten [ ] (b) Hyves [ ] (c) Spele.nl [ ] (d) Habbohotel / habbo.nl [ ] (e) Runescape [ ] (f) Kids.kennisnet.nl [ ] (g) Speleiland.nl [ ] (h) Clipjes.nl [ ] (i) Clippagina.nl [ ] (j) Dibble.nl [ ] (k) Picasa [ ] (l) Youtube / Google Video [ ] (m) Surfsleutel.nl [ ] (n) Unreal Power Criminals [ ] (o) Windows Live Spaces [ ] (p) Iets anders: …..
Vraag 14: Welke dingen van het vorige lijstje vind je het leukst om te doen? (Kies de 3 leukste, herhaal de letter uit de lijst bij de vorige vraag, en schrijf je reden er achter) 1 letter …. Waarom vind je dit leuk om te doen? ……………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………. 2 letter …. Waarom vind je dit leuk om te doen? ……………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………. 3 letter …. Waarom vind je dit leuk om te doen? ……………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………….
Vraag 15: Speel je ook wel eens computerspelletjes van CD-ROM? [ ]
Ja
[ ]
Nee
Zo ja, welke speel je nu vaak? 1
……………………..…
2
……………………….
3
……………………….
17
Vragen over computergebruik en school Vraag 16: Maak je op school wel eens gebruik van de computer voor lessen? (één antwoord aankruisen) [ ] Nee, nooit voor les [ ] Ja, maar niet elke week [ ] Ja, 1 keer per schoolweek [ ] Ja, 2 of 3 keer per schoolweek [ ] Ja, elke dag
Vraag 17: Maak je thuis wel eens gebruik van de computer voor lessen? (één antwoord aankruisen) [ ] Nee, nooit voor les [ ] Ja, maar niet elke week [ ] Ja, 1 keer per schoolweek [ ] Ja, 2 of 3 keer per schoolweek [ ] Ja, elke dag Vraag 18: Voor welke lessen maak je gebruik van de computer? (Kruis alle lessen aan die van toepassing zijn) [ ] Wereldoriëntatie [ ] Aardrijkskunde [ ] Rekenen [ ] Taal [ ] Geschiedenis [ ] Engels [ ] Biologie [ ] Natuurkunde [ ] Tekenen [ ] Iets anders: …………………………….
Vraag 19: Vind je lessen met de computer leuk of stom? (één antwoord aankruisen) [ ] Heel stom [ ] Stom [ ] Niet leuk en ook niet stom [ ] Leuk [ ] Heel leuk
18
Vraag 20: Waarom vind je les via de computer leuk of stom zoals je in de vorige vraag zei? ……………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………….
Wat vind je van de volgende zinnen? Geef telkens aan of je het er mee eens of niet mee eens bent.
Vraag 21: Via spelletjes op de computer leren is leuker dan met boeken. (één antwoord aankruisen) [ ] Helemaal mee oneens [ ] Oneens [ ] Niet eens en ook niet oneens [ ] Eens [ ] Helemaal mee eens
Vraag 22: Als ik iets wil opzoeken doe ik dat niet in boeken maar op internet. (één antwoord aankruisen) [ ] Helemaal mee oneens [ ] Oneens [ ] Niet eens en ook niet oneens [ ] Eens [ ] Helemaal mee eens
Vraag 23: Alle kinderen hebben recht op een eigen computer. (één antwoord aankruisen) [ ] Helemaal mee oneens [ ] Oneens [ ] Niet eens en ook niet oneens [ ] Eens [ ] Helemaal mee eens
Vraag 24: Leren met een computer gaat veel sneller dan met een boek. (één antwoord aankruisen) [ ] Helemaal mee oneens [ ] Oneens [ ] Niet eens en ook niet oneens [ ] Eens [ ] Helemaal mee eens
19
Vragen over thuis Vraag 25: Zijn er thuis regels over (aankruisen wat van toepassing is) Hoe lang je tv mag kijken?
[ ] Ja
[ ] Nee
Achter de computer mag zitten?
[ ] Ja
[ ] Nee
Hoe lang je mag internetten?
[ ] Ja
[ ] Nee
Hoe lang je mag chatten?
[ ] Ja
[ ] Nee
Met je spelcomputer mag spelen?
[ ] Ja
[ ] Nee
Buiten mag spelen?
[ ] Ja
[ ] Nee
Gebruik van je telefoon?
[ ] Ja
[ ] Nee
Computerspellen die je van je ouders niet mag spelen?
[ ] Ja
[ ] Nee
Vraag 26: Als ik thuis voor school aan het werk ben (aankruisen wat van toepassing is) [ ] dan staat de computer aan [ ] staat msn aan [ ] staat de tv aan [ ] staat de radio aan [ ] luister ik naar muziek [ ] gebruik ik mijn mobieltje
Vraag 27: Gebruiken je moeder en/of vader ook een computer? (één antwoord aankruisen) [ ] Nee, nooit [ ] Ja, soms [ ] Ja, regelmatig [ ] Ja, elke dag Vraag 28: Weet je wat je moeder en/of vader op de computer doen? [ ] Ja [ ] Nee
Vraag 29: Kijk je wel eens mee als je moeder en/of vader op de computer bezig is? (één antwoord aankruisen) [ ] Nee, nooit [ ] Ja, soms [ ] Ja, regelmatig [ ] Ja, elke dag
20
Vraag 30: Kijken je moeder en/of vader wel eens mee als je zelf op de computer bezig bent? (één antwoord aankruisen) [ ] Nee, nooit [ ] Ja, soms [ ] Ja, regelmatig [ ] Ja, elke dag
Vraag 31: Doe je wel eens spelletjes of iets anders samen met je ouders op de computer? (één antwoord aankruisen) [ ] Nee, nooit [ ] Ja, soms [ ] Ja, regelmatig [ ] Ja, elke dag
Vraag 32: Doe je wel eens spelletjes of iets anders met je broers of zussen op de computer? (één antwoord aankruisen) [ ] Nee, nooit [ ] Ja, soms [ ] Ja, regelmatig [ ] Ja, elke dag
Vraag 33: Maak je zelf wel eens foto's? (aankruisen wat van toepassing is) [ ] Nee, nooit [ ] Ja, met mijn mobieltje [ ] Ja, met een camera
Vraag 34: Welke van de volgende dingen heb je wel eens gedaan op internet? (aankruisen wat van toepassing is) [ ] een filmpje van internet gedownload? [ ] een videoclipje gemaakt voor/op internet? [ ] een tekenfilmpje/cartoontje gemaakt op internet? [ ] een mp3 (muziek) gedownload? [ ] een ringtone gedownload, of gekocht via SMS? [ ] een videoclip gedownload? [ ] een berichtje geschreven (op een weblog of Hyves bijv.)? [ ] iets op Marktplaats.nl gezet of gekocht
Dit waren alle vragen. Dank je wel voor het invullen!
21
De resultaten van de vragenlijst bij de leerlingen. Hieronder worden alleen de belangrijkste resultaten getoond.
“Hebben jullie een computer thuis?”
“Waar staat de computer bij jullie thuis?”
22
“Kun je thuis internetten?”
“Heb je een mobieltje?”
23
“Heb je een handspelcomputer zoals bijvoorbeeld een Gameboy of een Nintendo DS?”
“Hebben jullie thuis een spelcomputer zoals een Nintendo Wii, PS2/3 of Xbox 360?”
24
“Welke dingen heb je gisteren gedaan?”
25
“Welke dingen uit het vorige lijstje (m.b.t. wat je gisteren gedaan hebt) vind je het leukst om te doen?”
26
27
“Welke dingen doe je/ bekijk je wel eens op internet?”
“Welke dingen uit het vorige lijstje (m.b.t. activiteiten op internet) vind je het leukst om te doen?”
28
29
“Speel je ook wel eens computerspelletjes van CD-ROM?”
30
“Maak je op school wel eens gebruik van de computer voor lessen?”
“Maak je thuis wel eens gebruik van de computer voor lessen?”
31
“Voor welke lessen maak je gebruik van de computer?”
32
“Vind je lessen met de computer leuk of stom?”
“Via spelletjes op de computer leren is leuker dan met boeken..”
33
“Als ik iets wil opzoeken doe ik dat niet in boeken maar op internet..”
34
“Alle kinderen hebben recht op een eigen computer..”
“Leren met een computer gaat veel sneller dan met een boek..”
35
“Zijn er regels over…?”
36
“Als ik thuis voor school aan het werk ben..”
“Gebruiken je moeder en vader ook een computer?”
37
“Weet je wat je moeder en vader doen op de computer?”
“Kijken je moeder en vader wel eens mee als je zelf op de computer bezig bent?”
38
“Doe je wel eens spelletjes of iets anders samen met je ouders op de computer?”
“Doe je wel eens spelletjes of iets anders samen met je broers of zussen op de computer?”
39
“Maak je zelf wel eens foto’s?”
40
“Welk van de volgende dingen heb je wel eens gedaan op internet?”
41
Vragenlijst Leerkrachten Aan alle leerkrachten van de 10 TOF-scholen in gevraagd om deze enquête in te vullen. Het gaat dan om een groep van 150 leerkrachten. Het onderzoek is in december 2007 uitgevoerd.
Algemene vragen Vraag 1: Hoe oud ben je? ….. ..
Vraag 2: Ben je een vrouw of een man? M / V
Vraag 3: Wat is je rol/functie binnen de school? O Leerkracht O Stagiair O Andere medewerker (staf/directie)
Vraag 4: Aan welke groep(en) geef je les en op welke school? Groep(en): ………………………….. School: ………………………………………………………………….
Vraag 5: Heb je kinderen en hoe oud zijn die? (invullen voorzover van toepassing) Ik heb ………… zonen van …………………… jaar oud Ik heb ………… dochters van …………………… jaar oud
Vraag 6: Heb je een computer thuis? (Aankruisen wat van toepassing is, meerdere antwoorden mogelijk) O
Ja, een PC
O
Ja, een laptop
O
Nee
42
Vraag 7: Waar staat de computer bij je thuis? (Aankruisen wat van toepassing is, meerdere antwoorden mogelijk) O
in de woonkamer
O
in een werkkamer
O
ergens anders op een vaste plek in huis
O
geen vaste plek (draadloos/wifi)
Vraag 8: Heb je thuis een internetaansluiting? O
Ja, via inbellen
O
Ja, via breedband (kabel of ASDL)
O
Nee
Vraag 9: Heb je een mobiele telefoon? O
Ja
O
Ja, een smartphone (zoals Palm Treo, Blackberry, Windows mobile, Nokia N95 etc)
O
Nee
Vraag 10: Heb je een handspelcomputer zoals een Gameboy of een Nintendo DS? O
Ja
O
Nee
O
Weet niet / Ken ik niet
Vraag 11: Heb je thuis een spelcomputer/gameconsole zoals Nintendo Wii, PS2/3 of Xbox 360? O
Ja
O
Nee
O
Weet niet / Ken ik niet
Je eigen ervaringen met internet en (multi-)media Vraag 12: Welke van de volgende dingen heb je wel eens van gehoord, doe je/bekijk je wel eens op internet, of zie je je kinderen op internet doen? (Kruis alle vakjes aan die van toepassing zijn) (a) MSN-en of chatten
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(b) Hyves
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(c) Spele.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(d) Habbohotel / habbo.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(e) Runescape
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(f) Kids.kennisnet.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(g) Speleiland.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(h) Clipjes.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen 43
(i) Clippagina.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(j) Dibble.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(k) Picasa
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(l) Youtube / Google Video
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(m) Surfsleutel.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(n) Unreal Power Criminals
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(o) Windows Live Spaces
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(q) Flickr.com
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(r) LinkedIn.com
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(s) Facebook.com
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(t) Schoolbank.nl
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(u) Myspace.com
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(v) GoogleDocs
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(w) Gmail / Hotmail
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(x) Amazon.com/Bol.com
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(y) Marktplaats.nl/Ebay.com
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
(z) Iets anders nl. : ……….
O Van gehoord O Zelf gedaan O Zie ik mijn kinderen doen
Vraag 13: Maak je zelf wel eens foto's? (aankruisen wat van toepassing is) O Nee, nooit O Ja, met mijn mobieltje O Ja, met een digitale camera O Ja, met een niet-digitale camera
Vraag 14: Welke van de volgende dingen doe je wel eens / heb je wel eens gedaan op internet? (aankruisen wat van toepassing is) O een filmpje van internet gedownload? O een videoclipje gemaakt voor/op internet? O een tekenfilmpje/cartoontje gemaakt op internet? O een mp3 (muziek) gedownload? O een ringtone gedownload, of gekocht via SMS? O een videoclip gedownload? O een berichtje geschreven (op een weblog of Hyves bijv.)? O iets op Marktplaats.nl gezet of gekocht O een foto gepubliceerd, of een fotoalbum gemaakt O een video geupload naar bijv. Youtube of Googlevideo O een reactie gegeven in een weblog O een eigen weblog bijgehouden O een forumdiscussies deelgenomen O bookmarks gedeeld (bijv. del.icio.us, Digg of Furl)
44
Vraag 15: Speel je momenteel ook computerspelletjes van CD-ROM (op je PC, laptop of Gameconsole)? O
Ja
O
Nee
Zo ja, welke speel je momenteel?
1
……………………..…
2
……………………….
3
……………………….
Vragen over computergebruik en school Vraag 16: Maak je op school wel eens gebruik van de computer voor lessen? (één antwoord aankruisen) O Nee, nooit voor les O Ja, maar niet elke week O Ja, 1 keer per schoolweek O Ja, 2 of 3 keer per schoolweek O Ja, elke dag
Vraag 17: Voor welke lessen maak je gebruik van de computer? (Kruis alle lessen aan die van toepassing zijn) O Wereldoriëntatie O Aardrijkskunde O Rekenen O Taal O Geschiedenis O Engels O Biologie O Natuurkunde O Tekenen O Iets anders: …………………………….
45
Vraag 18: Ben je bekend met, of heb je voor lessen wel eens gebruik gemaakt van: (a) Schooltv.nl
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(b) Beeldbank schooltv
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(c) Nederland-e (Teleac)
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(d) Kids.kennisnet.nl
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(e) Teleblik.nl
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(f) RekenWeb
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(g) Beeldbank Schooltv
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(h) Klassetv.nl
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(i) Eigen schoolwebsite
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(j) Methode-website
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(k) GoogleEarth/GoogleMaps
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(l) POLS toolbar
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(m) Op onderwijs gerichte nieuwsbrieven
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
(n) Iets anders: …………………………….
O Bekend mee O Al eens gebruikt voor lessen
Vraag 19: Zijn de lessen anders als je van de computer gebruik maakt, dan wanneer je dat niet doet? Ten aanzien van hoe je de lessen zelf ervaart: ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… Ten aanzien van hoe je leerlingen de lessen ervaren: ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………
Vragen over thuis / het gezin (Als je geen thuiswonende kinderen hebt, kun je de vragen 20 tot en met 23 overslaan) Vraag 20: Heb je thuis regels met je kinderen afgesproken over (aankruisen wat van toepassing is) Hoe lang ze tv mogen kijken?
O Ja
O Nee
Achter de computer mogen zitten?
O Ja
O Nee
Hoe lang ze mogen internetten?
O Ja
O Nee
Hoe lang ze mogen chatten?
O Ja
O Nee
Met de spelcomputer mogen spelen?
O Ja
O Nee
Buiten mogen spelen?
O Ja
O Nee
Gebruik van de mobiele telefoon?
O Ja
O Nee
Computerspellen die ze niet mogen spelen?
O Ja
O Nee 46
Vraag 21: Weet je wat je kinderen op de computer doen? O Ja, goed O Gedeeltelijk wel, gedeeltelijk niet O Nee, niet goed
Vraag 22: Kijk je wel eens mee als je kinderen op de computer bezig zijn? (één antwoord aankruisen) O Nee, nooit O Ja, soms O Ja, regelmatig O Ja, elke dag
Vraag 23: Doe je wel eens spelletjes of iets anders samen met je kinderen op de computer? (één antwoord aankruisen) O Nee, nooit O Ja, soms O Ja, regelmatig O Ja, elke dag
Dit waren alle vragen. Dank je wel voor het invullen!
47
De resultaten van de vragenlijst bij de leerkrachten. Hieronder worden alleen de belangrijkste resultaten getoond.
“Heb je een computer thuis?”
“Waar staat de computer bij je thuis?”
48
“Heb je thuis een internetaansluiting?”
“Heb je een mobiele telefoon?”
49
“Heb je een handspelcomputer zoals bijvoorbeeld een Gameboy of een Nintendo DS?”
50
“Hebben jullie thuis een spelcomputer/ gameconsole zoals een Nintendo Wii, PS2/3 of Xbox 360?”
51
“Welke van de volgende dingen heb je wel eens van gehoord, doe je/ bekijk je wel eens op internet, of zie je je kinderen op internet doen?”
52
53
54
55
“Maak je zelf wel eens foto’s?”
56
“Welke dingen doe je heb je wel eens gedaan op internet?”
“Speel je momenteel ook computerspelletjes van CD-ROM?”
57
“Maak je op school wel eens gebruik van de computer voor lessen?”
“Voor welke lessen maak je gebruik van de computer?”
58
“Ben je bekend met, of heb je voor lessen wel eens gebruik gemaakt van:?”
59
60
61
“Heb je thuis regels met je kinderen afgesproken over..?”
“Weet je wat je kinderen op de computer doen?”
62
“Kijk je wel eens mee als je kinderen op de computer bezig zijn?”
“Doe je wel eens spelletjes of iets anders samen met je kinderen op de computer?”
63
De resultaten We hebben op woensdag 12 maart 2008 onder leiding van Ton Zijlstra de resultaten van de vragenlijst besproken. Ton had er een mooie impressie van gemaakt.
Resultaten
64
~ 550 leerlingen 150 leerkrachten
65
d
Geen significante dwarsverbanden
66
Wat hebben ze?
67
68
69
70
71
Activiteiten
72
On line
73
Vaardigheid
74
Regels thuis
75
76
77
Kans om te gidsen: niet algen, 78
~
150 eerkrachten
79
Uitkomsten bevraging leerlingen en leerkrachten Inleiding In december 2007 is een vragenlijst uitgezet bij de leerlingen van groepen 7 en 8 van de scholen van de Tubbergse Onderwijs Federatie. Tevens is een tweede vragenlijst uitgezet onder de leerkrachten van deze basisscholen. Rond de 550 leerlingen vulden een vragenlijst in, evenals zo'n 150 leerkrachten.
Uitkomsten en conclusies 1. Er zijn geen significante correlaties gevonden op basis van leeftijd, geslacht of school, of enig ander kenmerk. 2. Computer en breedband zijn in nagenoeg alle huishoudens beschikbaar, voor zowel leerlingen als leerkrachten. In ruim één derde van de huishoudens is zowel een PC als een laptop aanwezig. 3. Tweederde van de leerlingen in groep 7 en 8 beschikt over een eigen mobiele telefoon. 4. Vijftig procent van de leerlingen heeft thuis een spelcomputer, zestig procent een handspelcomputer. Onder leerkrachten zijn deze apparaten veel minder beschikbaar (22% en 17% respectievelijk.) Op dit vlak is er dus een groot verschil tussen leerling en leerkracht. 5. De helft van de leerlingen geeft aan minimaal 2 maal per week op school voor de les met een computer te werken. 94% geeft aan de computer wel eens voor les te gebruiken. Deze cijfers liggen lager dan bij een vergelijkbaar onderzoek (zelfde vragen) van KPN/Qrius in het najaar van 2007. 6. De leerlingen geven bij individuele vakken/onderwerpen aan vaker gebruik van de computer te maken voor lessen dan in het KPN/Qrius onderzoek. Dit duidt mogelijk op betere integratie van computers in de lessen (i.p.v. aparte 'computerlessen') 7. De leerlingen hebben voor rekenen en taal een heel ander beeld t.a.v. de inzet van computers voor de les, dan de leerkrachten voor diezelfde lessen (25% tot 30%) verschil. Voor andere vakken ligt de perceptie van leerling en leerkracht min of meer gelijk. 8. Op vragen over in hoeverre leren met behulp van computergebruik leuker, sneller en effectiever is liggen de antwoorden een stuk genuanceerder dan in het KPN/Qrius onderzoek. De leerlingen stellen zich dus nuchterder op. Wellicht ook ligt het aan de context waarin het Qrius onderzoek plaatsvond (' de school van de toekomst') 9. In de tijdsbesteding van leerlingen is school de grootste factor, vervolgens buiten spelen, tv kijken, radio luisteren, computergebruik. Gevraagd naar wat men het leukst vindt staat buiten spelen bovenaan, gevolgd door computergebruik. Kennelijk spelen regels over computergebruik een rol bij de tijdsbesteding. 10. Onder door leerlingen bezochte internetsites domineert spelen en chatten. Ook hier is de activiteit die het vaakst het leukst gevonden wordt (chatten) niet de activiteit die het meest wordt gedaan. 11. Tweederde van de leerlingen heeft wel eens een MP3 gedownload, de helft een site gemaakt of berichten op internet geschreven. Opvallend is dat veertig procent zelf op Marktplaats.nl handelt. Een derde heeft wel eens filmpjes of video gedownload. 12. Tweederde van de leerlingen kent thuis regels voor computergebruik of spellen die verboden zijn. Ruim een derde kent regels voor tv kijken en gebruik van de telefoon. 13. Driekwart van de kinderen kijkt wel eens mee met wat ouders op de computer doen, en vice versa. Maar in een zesde van de gevallen gebeurt dat regelmatig.
80
De volgende gevolgtrekkingen zijn gemaakt op basis van de uitkomsten: •
De leerlingen beschikken in ruime mate over 'digitale infrastructuur' (computer, internet, spelcomputer). Er is geen sprake van een eerste orde 'digitale kloof'.
•
Spelen en met elkaar in contact staan zijn voor de leerlingen de belangrijkste bezigheden. Ze zijn dus vooral gewoon kind.
•
De kinderen beschikken al over de nodige internet- en computervaardigheden. Daarbij gaat het niet alleen om 'consumptie' van informatie (downloaden, spellen), maar ook om 'productie' (sites bouwen, berichten achterlaten, en het opvallende gebruik van Marktplaats.) Voor kinderen die aan 'productie' doen is het internet dus een ontmoetingsplaats, en niet uitsluitend informatiebron (mentale metafoor).
•
Leerkrachten hebben minder tot weinig ervaring met de sites/middelen die kinderen frequent benutten. De bekendheid van leerkrachten met voor volwassenen gangbare sites en diensten blijft ook achter. Er kan een stap gemaakt worden in het inleven in de leerlingen en de gehanteerde mentale metafoor (ontmoetingsplaats vs informatiebron). Dat inlevingsvermogen leidt mogelijk weer tot in de les bruikbare inzichten.
•
De kinderen hebben nog geen eigen set routines en gewoonten t.a.v. internetgebruik, zoals je dat bij tieners wel ziet. Maar de eerste verkennende stappen zijn/worden gezet. Het beeld van 'revolutie' dat jonge kinderen heel anders zijn dan voorheen is afwezig (hetgeen te verwachten viel), maar er is dus wel degelijk sprake van snelle 'evolutie' en verandering.
Aanbevelingen Op grond van het bovenstaande worden de volgende aanbevelingen gedaan: −
−
−
De kinderen zijn al gewend aan digitale middelen en hebben er toegang toe, maar hebben nog niet hun eigen wereld er mee gebouwd. Er is dus ruimte voor leerkrachten om actief te helpen/ondersteunen bij de stappen die de kinderen nu zetten in de richting van die eigen digitale omgeving. Niet zozeer vanuit angst of beduchtheid voor gevaar, maar met het oog op de kans bij te dragen aan de vorming van mensen die zelfstandig, effectief en verantwoord hun leven inrichten dat in hoge mate is doordrenkt met digitale middelen. Leerkrachten zullen daarvoor ook zelf meer inzicht en hands-on ervaring te krijgen met de toepassingen/sites die de leerlingen gebruiken, en voeling dienen te houden met de veranderingen en trends daarin (populaire sites nu zijn vergeten sites morgen) Er zijn drie sporen denkbaar waarlangs het bovenstaande in het onderwijs kan worden opgenomen: − Het trainen van informatievaardigheden (zoals zoeken, validatie van gevonden antwoorden, etc.) Zie de lijst informatievaardigheden die bijv. de Amerikaanse associatie van bibliotheken als informatiegeletterdheid bestempelt (laatste sheet bijgevoegde presentatie). − De actieve introductie van diensten en middelen (sites zoals de.licio.us voor het delen van favorieten bijvoorbeeld) die kinderen nog niet kennen maar wel zouden kunnen dragen aan effectief werken en leren en bouwen op de al aanwezige mentale metafoor van het internet als ontmoetingsplaats/plek voor interactie. − De inhoud van lessen bouwen op de aanwezige houding van leerlingen (producerend, niet alleen consumerend / internet als ontmoetingsplaats niet uitsluitend als informatiebron) gekoppeld aan een concreet inhoudelijk onderwerp (bijv “China” of “Middeleeuwen”). Actieve introductie van diensten en middelen en het gericht trainen van informatievaardigheden kan hier in verwerkt zijn. 81
Verslag van fase 2 In deze fase hebben we ons georiënteerd op het ontwikkelen van een onderwijskundige aanpak op basis van de kenmerken van de nieuwe leerling. We hebben ons laten leiden door de uitkomsten van het literatuuronderzoek en de enquêtes. Voor het ontwikkelen van een andere onderwijskundige aanpak hebben we een beroep gedaan op Eva Keeris van TNO. Ze is een wetenschapper en gespecialiseerd in de didactiek van gaming. De planning zag er als volgt uit: Workshop 1
Workshop 2
Vertrouwen / kwispelen
Conceptontwerp
We brengen in kaart wat de factoren zijn van de de Homo Zappiens; We denken na over welke van deze factoren ontwerpbaar zijn; We gaan de breedte in; ervaren welke kennis over onderwijs en de Homo Zappiens we hebben als collectief; we ervaren dat alles in het onderwijs ontwerpbaar is.
We maken een korte samenvatting van workshop 1 en gaan vervolgens kiezen welke vak, en welk gedrag we willen ontwerpen. We besluiten met een conceptontwerp van lessen (of van een ontwerpmodel). De nadruk ligt op de onderliggende mechanismen van onderwijs, als wel op de dynamiek.
Voorwaardenscheppend
Voorwaardenvergrotend op zoek naar convergentie
Workshop 3 en 4 Functioneel ontwerp We gaan in deze workshops van concept ontwerp naar functioneel ontwerp. Welke manieren ontwikkelen we om het onderwijs en gewenst gedrag daadwerkelijk te gaan ontwerpen. Hoe ziet het eruit? In welk jasje gieten we het?
Vinden van tools / gereedschappen om gedrag te maken
Workshop 5 Design Document We borgen het ontwerpmodel door samen met elkaar een design document te gaan schrijven dat bestaat uit: • inleiding, • doel / theorie samenvatting (workshop 1); • tijdspad voor ontwerpen van onderwijs met bijhorende ‘events / interventies’ (workshop 2, 3, 4); • assetlijst: wat hebben we daarvoor nodig (workshop 4) Borgen in een document; ontwikkelen van een ontwerpmodel
We hebben nu drie workshops uitgevoerd. De eerste was op 30 januari 2008. De essenties van de drie workshops zullen we hier verwoorden een aangeven hoe de verdere planning er uit zal zien.
82
Workshop 1: 30 januari 2008. We hebben uiteraard weer even stil gestaan bij de Homo Zappiens.
Homozappiëns
We hebben een variant op het spel Twister gespeeld. Er waren een aantal spelregels.
Rood= wat we niet in de hand hebben bij het design Groen= wat we wel kunnen designen Blauw= ergens niet mee eens zijn Geel=aanvulling op een punt Dit zijn de uitkomsten. School/kans: onderwijskundige visie aanpassen leerkracht aansluiten kind Vakinhoud/gevaar: Eindtermen zijn heilig Niet aansluiten bij leerkracht Oude wijn nieuwe zakken (de verpakking is het niet alleen) Informatie overload / wat is relevant - juist/onjuist Vakinhoud/gevaar: Inzet nieuwe digitale media Homo Zappiëns(leerling)/kans: Leerling bepaalt spel/leeromgeving Samen leren met leerkracht (maatjes leren)
83
Homo Zappiëns(leerling)/gevaar: Er is geen universele Homo Zappiëns Omgeving/kans: Herinrichting klaslokalen Aantrekkelijk beeldende omgeving School is één open ruimte Omgeving/gevaar: Blur/onbegrensdheid (na 15.30 uur niet leren) Onbereikbaarheid docent Docent/ gevaar: Dominante rol van de leerkracht We moeten en aan de leerkrachten en aan de leerlingen laten zien dat het ook belangrijk is om even NIET te leren. Er is verschil tussen kennis en wijsheid. Ieder mens heeft een eigen brilletje waardoor hij/zij de wereld om zich heen ziet!
Workshop 2 en 3: 12 en 26 maart 2008. In deze workshop zijn we gaan nadenken over het concept van ons (nieuwe) onderwijs. Twee werkgroepleden hebben op basis van de bespreking een tweetal concepten ontwikkeld.
Concept 1. Binnen het concept dat hieronder staat, zijn zoveel mogelijk de relevante uitkomsten meegenomen die tijdens de workshops en het onderzoek naar voren kwamen. Het bleek hierbij te gaan om een behoorlijke input aan informatie en nu is het zaak deze input te filteren om te komen tot een concept. Dit raamwerk zal ertoe bijdragen om een vertaalslag te maken naar het functioneel ontwerp, de volgende stap. De centrale vraag is hoe wij het beste kunnen aansluiten bij de kinderen van nu. Voorwaarde is wel om dit zo vorm te geven dat het past binnen de werkwijze en visie van de scholen. De kinderen worden tegenwoordig overladen met informatie –informatie overload-. Om toegang te krijgen tot deze informatie maken zij o.a. gebruik van de nieuwe media. Het is nu aan ons hoe wij hen hierbij kunnen begeleiden nu de kinderen waar wij mee werken aan de start van dit alles staan. Doelgroep: Kinderen van groep 6/7/8. Betrokkenen: Groepsleerkracht: - De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de begeleiding van de kinderen. Daarnaast blijft de groepsleerkracht verantwoordelijk voor het uitvoeren van de lessen. De lessen zijn gestructureerd opgebouwd en worden in een digitale omgeving geplaatst. De leerkracht houdt het proces goed in de gaten en helpt de kinderen als zij niet verder kunnen. De leerkracht staat boven de stof en beoordeeld het uiteindelijke resultaat volgens richtlijnen die vooraf bekend zijn. ICT-leerkracht: - De ICT-leerkracht is voorwaarde scheppend bezig. Deze leerkracht zorgt ervoor dat er voldaan wordt aan de technische randvoorwaarden en wel zo dat de groepsleerkracht er geen 84
omkijken naar heeft. Dit houdt in dat als er zich technische problemen zich tijdens de lessen zich voordoen dit aan de ICT –leerkracht op hetzelfde moment of later kan doorgeven. Het kan zijn dat de ICT-leerkracht de lessen plaatst in de digitale omgeving, de benodigde software installeert (in samenspraak met de netwerkbeheerder en applicatie beheerder) en de lessen eventueel aan kan passen. Directie: - De rol van de directie is faciliterend. De directie zorgt ervoor dat dit project doorgang vindt. Daarnaast houdt de directie zich op de hoogte van het verloop van dit project en zal aan het eind van dit project bekijken of en hoe het een plek krijgt binnen het onderwijs. - De directie zoekt naar een vorm van terugkoppeling naar het team toe, zodat teamleden weten waarmee de leerkrachten bezig zijn. Welke lessen: - Zaakvakken: o Nadruk op Aardrijkskunde waarbij elementen van geschiedenis en natuur mee kunnen worden gekomen. - Mediawijsheid: o In de lessen die staan in een digitale omgeving komen verschillende aspecten van mediawijsheid aan bod: Effectieve inzet zoekmachines Het scannen van teksten waarbij relevante kennis centraal om verder te kunnen staat Informatie staven, door verschillende bronnen over hetzelfde onderwerp te raadplegen. Omgaan diverse nieuwe media (bijv.: sociale software, mobieltje, digitale camera’s, web 2.0 applicaties) en de kinderen wijzen op de mogelijkheden. o Om niet alleen maar op een computerlokaal aangewezen te zijn kunnen er werkbladen en relevante informatie uitgedraaid worden om in de klas te gebruiken. Benadrukken aspecten Homozappiens/Generatie Einstein/Netgeneratie: - Communicatie: o Het met elkaar communiceren moet een centrale rol binnen dit project krijgen, waarbij men een beroep kan doen op elkaars expertise en talenten. Het naar buiten toe laten zien waarmee je bezig bent verdient ook de nodige aandacht. Interactie en het samen delen speelt hierbij een relevante rol. Dit gebeurt wel binnen een veilige omgeving. De inzet van sociale software is binnen dit alles onontbeerlijk. - Gemeenschappelijk: o Belangrijk is om het gemeenschapsgevoel te versterken. Dit kan door gezamenlijk met de hele klas aan een eindproduct te werken. - Learning by design: o Door flexibele inzet van diverse strategieën om aan benodigde informatie te komen bevorder je de keuzevrijheid van kinderen. Op deze manier sluit het beter aan op de manier van leren die het beste bij het kind past. Dit alles zal binnen vooraf gesproken kaders plaatsvinden . o Aan eind van dit project worden de resultaten aan elkaar gepresenteerd. Hierbij is het belangrijk dat de kinderen zelf aan kunnen geven op welke manier. Om ervoor te zorgen dat ze over verschillende mogelijkheden beschikken is het belangrijk deze aan te bieden. Hierbij kan de nieuwe media ingezet worden. - Beelddenkers: o We moeten een balans vinden tussen de taaldenkers en de beelddenkers. Wil je aansluiten bij de beelddenkers dan zullen technische en artistieke elementen mee genomen moeten worden. Je moet beelddenkers meer op gevoelsniveau aanspreken. 85
-
Geef ruimte aan het oplossen van problemen. Maak gebruik van herkenbare pico’s en kleuren. Gaming: o Over gamen en kinderen zijn diverse boeken en artikelen geschreven. Het is zeker een activiteit die bij de kinderen van tegenwoordig past. Laten wij een model of elementen die het gamen zo aantrekkelijk maken gebruiken in de uitwerking van de lessen.
Hoe lang zijn deze lessen 5 lessen (ongeveer 45-60 minuten) Welke inhoud/thema Er zou gekozen kunnen worden voor het thema Bevolking. Om gemeenschappelijk te werken aan het eindproduct zijn er deelthema’s geformuleerd. Om snel binnen de lessen de relevante informatie te vinden wordt er ook gewerkt met pico’s, kleuren en hyperlinks. De lessen zijn duidelijk van opbouw en kinderen weten wat ze moeten doen. Tevens is het belangrijk dat de kinderen weten welke eisen aan het eindresultaat (de eindpresentatie) wordt gesteld. Binnen dit alles zal er planmatig gewerkt worden (ook dit is eigenlijk een vaardigheid op zich). Scenario Hoe de dag eruit zou kunnen zien: De digitale lessen staan klaar in de digitale omgeving. De leerkracht heeft de werkbladen en relevante informatie uitgedraaid. In een planning die bij de kinderen bekend is weten de kinderen of ze met de hele groep achter de computer zitten of dat een groepje kinderen met de computer werkt. De groepsleerkracht kijkt terug op de afgelopen les en wijst de kinderen op de leerpunten die tijdens de vorige les naar voren zijn gekomen. De leerkracht vraagt of iedereen aan het werk kan en maakt een startronde om te kijken of iedereen aan het werk is. Aan het eind van de les kijkt de leerkracht terug en bespreekt met de kinderen de leerpunten die meegenomen worden in de volgende les. De kinderen raadplegen de gemaakte planning en bespreken wie wat tijdens deze les moet doen. Een groepje kinderen bekijkt de reacties en vragen die kinderen gesteld hebben op de weblog / My-spaces. De andere kinderen gaan aan de slag met het zoeken van relevantie informatie over de bevolking in Australië. De groep is bezig om de gevonden resultaten d.m.v. een filmpje in You Tube formaat in beeld te brengen. Ze willen dit gebruiken tijdens de presentatie. Hierbij maken zij gebruik van een werkkaart, zodat zij weten waaraan de presentatie moet voldoen. Een andere groep is bezig om informatie te verschaffen door het raadplegen van een deskundige op dat gebied van de Indianen in Amerika. Een andere groep is bezig om Google Earth te gebruiken om daar relevante informatie in te zetten. Tot slot: Het zou geweldig zijn om aan het eind van dit traject in een digitale omgeving materiaal de lessen en resultaten te plaatsen die aansluit bij de kenmerken van de Homozappiens zoals hierboven is omschreven. Hierbij worden enkele mogelijkheden die de nieuwe media met zich meebrengt ingezet om het onderwijs nog aantrekkelijker te maken. Door de kinderen te laten werken aan een bepaald onderwerp/thema zullen zij zich een aantal vaardigheden eigen maken die hun mediawijsheid vergroot. De leerkracht zal meer de rol van begeleider en die van procesbewaker op zich nemen. De kinderen hebben het gevoel iets gemeenschappelijks te delen en dragen dit ook uit. Binnen dit alles doen wij een beroep op de intrinsieke motivatie van kinderen. De kinderen worden aangesproken op hun verantwoordelijk en de leerkracht en groepsgenoten spreekt hen hierop aan. Ze mogen gebruik 86
maken van diverse strategieën en apparatuur om zelf sturing te geven aan het onderwijsproces die het beste aansluit bij hun eigen leerstijl. We geven hen de verantwoordelijkheid en maken hen minder afhankelijk van de leerkracht (bevordering zelfredzaamheid en zelfstandigheid).
Concept 2. Uit ons onderzoek bij de leerlingen en leerkrachten komen in grote lijnen een aantal aanbevelingen uit: • Geen revolutie, maar evolutie. o Het actief inzetten van nieuwe digitale middelen. Social software / networking (het delen met elkaar) / mobiliteit / ‘omgeving’ in de breedste zin van het woord • Het aanleren van vaardigheden (mediawijsheid). o Vaardigheden / gevaren / kritisch / communicatie / denken vanuit kansen / maar ook online aanwezigheid. • Invulling geven aan nieuwe content. o Learning by Design/ vrijheid van invulling van pad dat je volgt / via content ‘leren leren’ / vertrouwen, loslaten / rol van de toets en meting / kaders. Uitgangspunten voor ons onderwijskundig concept zijn: • • • • • • • •
• • • • •
Kinderen hebben bij het leren vooral behoefte aan bevestiging van het zelfvertrouwen en aan uitdaging. Wanneer kinderen leren, zijn context, relevantie, plezier, spanning en feedback belangrijke ingrediënten om de intrinsieke motivatie te prikkelen. Communicatie door leerlingen over de lesinhoud vinden we erg belangrijk. Leerlingen moeten “connected” kunnen zijn. Een centrale vraag is wie bepaalt de inhoud? De leerkracht? De leerling? Of bepaalt de leerkracht de lesinhoud en bepaalt de leerling de manier waarop hij/zij wil leren. ICT moet faciliteren. Nieuwe applicaties (web 2.0 ) gebruiken. De groepsleerkracht moet zelf uitvoeren. Mediawijsheid is noodzakelijk om informatie te zoeken, vinden, verwerken en beoordelen en vervolgens te gebruiken voor het maken van eigen content. Leerlingen en leerkrachten moeten hierin onderwezen worden. Er zijn verschillende manieren waarop kinderen leren: leren door waarnemen, leren door doen en leren door ontwerpen. Deze manieren van leren moeten leerlingen kunnen gebruiken. Leerlingen werken aan een gezamenlijk product. “Maatjesleren” Het moet toegankelijk zijn: 24/7/52. We kiezen voor een vakgebied; voorstel: een zaakvak. We kiezen voor een groep: voorstel: groep 6.
Een opmerking: Loslaten! Niet alles wat leerlingen leren is zichtbaar in een concreet product! Veel van wat leerlingen leren, vertaalt zich in vaardigheden, inzichten en competenties. We moeten leerkrachten goed informeren over dit project. Dit is een belangrijk element voor het slagen van het project. Leerkrachten moeten weet hebben van de achterliggende ideeën van het project, om het op de juiste manier te kunnen uitvoeren. We moeten een collectieve visie ontwikkelen. Vertaling van ‘oude’ stof in een nieuwe omgeving is moeilijk: oplossing: samen doen met leerkrachten en leerlingen.
87
Nog even om te weten: Parallel aan ons project “loopt” in Hengelo het project Content door kinderen; zie ook http://contentdoorkinderen.blogspot.com/. Daarnaast is er een project op de Hooiberg in Borne uitgevoerd: http://www.de-hooiberg.nl/webgeletterdheid. Van dit project zijn de resultaten nu beschikbaar. Een erg interessant project.
Hoe nu verder.. Op 9 en 23 april zijn de volgende 2 workshops gepland. We gaan dan de concepten bespreken en dit moet uitmonden in een ontwerp van onze onderwijskundige omgeving. De (aangepaste) planning ziet er als volgt uit: 1. Het ontwikkelen van een aantal lessen (zaakvakken) waarin
April 2008
Juni 2008
Augustus
September
2008
2008
Oktober
Oktober
2008
2008
November
November
2008
2008
de nieuwe leerkenmerken opgenomen zijn. Deze activiteiten gaan uitgevoerd worden door de werkgroep van ICT-leerkrachten + Wim Reinders + externe deskundigen. In deze fase gaan we ook de leerlingen betrekken bij het maken van de lessen. Deze fase levert een viertal onderwijskundig vernieuwende lessen op. 2. Het uitvoeren van de ontwikkelde lessen. Deze activiteiten gaan uitgevoerd worden door de werkgroep van ICT-leerkrachten en zal door Wim Reinders gemonitord en geëvalueerd worden. Deze fase levert inzichten op over de effecten van de ontwikkelde aanpak. 3. Het overdragen van onze kennis aan de 10 schoolteams van de TOF en aan andere belangstellenden. Deze activiteiten gaan uitgevoerd worden door de werkgroep van ICT-leerkrachten + Wim Reinders. Deze fase moet opleveren welke kennis beschikbaar is en welke we kunnen gebruiken 4. Afronding van het project
Tot slot. We genieten van dit project. Met veel verve en enthousiasme zijn we elke twee weken een dag aan de slag met dit thema. Er worden boeiende discussies gevoerd. Er ontstaan nieuwe inzichten, nieuwe impulsen, nieuwe energie en nieuw elan. We werken aan beter onderwijs. .
88