Tussen wetten en praktische bezwaren (II) Verslag kennisdeling in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)
Monica Commandeur en Johan van Rooij
ViaGroen-2013-0001
1
2
Tussen wetten en praktische bezwaren (II) Verslag kennisdeling in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)
Verslag Auteurs dr.ir. M.A.M. Commandeur en J.M. van Rooij
Utrecht, augustus 2015
3
Verantwoording inhoud Commandeur, M.A.M., en J.M. van Rooij, 2015. [Tussen wetten en praktische bezwaren (II). Verslag kenideling in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V), 2013-2015], Utrecht; Omslag: 4 blz.; 2 fot.; 4 log. Verantwoording en inhoudsopgave: 4 blz.; 2 vtn. Inhoud: 36 blz.; 1 kad.; 1 tab.; 1 fig; 49 fot.; 6 vtn. Opmerking: [Tussen wetten en praktische bezwaren (I)], met titel: [Verslag gebiedsinspectie in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V), 2013-2015] is apart verschenen.
Omschrijving inhoud Verslag van een kennisdeling die in het seizoen 2014/2015 is uitgevoerd in het kader van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V), 2013-2015. De kennisdeling bestaat uit een verzameling van korte verslagen van visies van deskundigen en van praktijkproeven betreffende het gifvrij bestrijden van knaagdieren (m.n.: zwarte ratten, bruine ratten en muizen), in een gebied met veel intensieve veehouderij in zuidoost-Brabant. Het doel van dit verslag is om kennis aan te dragen voor de gecoördineerde en voor zover mogelijk gifvrije beheersing van plaag-knaagdieren in het gebied, zodat samenwerking volgens de principes van Integrated Pest Management (IPM) in dit gebied als voorbeeld kan dienen voor gebiedsaanpak.
Kernwoorden Praktijknetwerken, Horizon 2020, operationele groepen, innovatie, Integrated Pest Management, IPM, gebiedsgerichte aanpak, ecosysteemdiensten, biodiversiteit, plaagdieren, ongedierte, knaagdieren, ratten, muizen, intensieve veehouderij, CO2
Fotoverantwoording Omslagfoto voorzijde: Monica Commandeur (2014), achterzijde Johan van Rooij (2015) alle foto’s inhoud: Monica Commandeur (2014/2015), tenzij anders aangegeven. Verantwoording vormgeving Monica Commandeur, Utrecht
© 2015 Monica Commandeur, Utrecht.
–
–
– – –
Deze uitgave is vervaardigd in eigen beheer door Monica Commandeur1, met kennisinbreng van Johan van Rooij2, op basis van de EU-POP2 Subsidieregeling Praktijknetwerken Veenkoloniën 2013-2015 en met dank aan de deelnemers aan het Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V). Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave (tekst, kaders, figuren, tabellen, foto’s, vormgeving en andere toevoegingen) komen overeen met de CC-BY-NC-SA voorwaarden (tenzij anders vermeld) en zijn dus toegestaan, mits: ÷ met duidelijke bronvermelding; ÷ in functionele relatie tot het bronmateriaal. Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin. Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden. De opsteller en auteurs van deze uitgave aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten ervan, of van de toepassing van de adviezen.
1
Monica Commandeur werkt als onafhankelijk senior deskundige en projectleider veerkrachtige agrarische productiesystemen via Nedworc Foundation, Bunnik; contact:
[email protected]
2
Johan van Rooij is docent bij Kenniscentrum Dierplagen (KAD); coördinator zwarte rat bestrijding samenwerkende gemeentes Brabant/ Limburg; en commercieel bedrijfsleider bij Van Eck Bedrijfshygiëne BV, Son; contact:
[email protected]
4
Inhoud Samenvatting
7
Inleiding
9
Algemene conclusie
Aanvullende kennis over het gebied Aanvullende kennis over gifvrije vangmethoden Doorkijk naar een mogelijk vervolg
7
9 9 9
Roofvogels
11
Beleidsuitvoering schone sloten
15
Innovatieve vallen voor buiten
19
Verdelgen van ratten in holen in de grond met CO2
25
Innovatieve vallen voor binnen
29
Voorproeven verdelging van ratten met CO2 in de stal
35
Verdelging van ratten met CO2 in de stal
37
Algemene conclusies
41
Gebiedssituatie voor wat betreft roofvogels en sloten schonen Innovatieve en alternatieve vangsystemen CO2 als verdelgingsmiddel Perspectief voor de deelnemers in het gebied – en voor anderen
41 41 42 42
5
6
Samenvatting
In het najaar van 2014 zijn er in een afgebakend gebied in Oirschot gebiedsinspecties uitgevoerd op de aanwezigheid van plaag-knaagdieren (zie verslag gebiedsinspectie; deel I). De resultaten zijn met de kerngroep van deelnemers aan het Praktijknetwerk “Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)” besproken. Daaruit kwam naar voren, dat er zowel behoefte was aan extra kennis over het gebied als over specifieke, gifvrije vangmethoden, zowel het gebruik buiten als binnen. Dit verslag bevat een bundeling van zeven korte verslagen aangaande de diverse onderwerpen van interesse. De zeven korte verslagen betreffen de volgende thema’s: • Situatie m.b.t. roofvogels en andere roofdieren in het gebied die jagen op knaagdieren; • Overzicht van het beleid m.b.t. het schonen van de verschillende sloten in het gebied; • Een proef met innovatieve en alternatieve vangsystemen voor buiten; • Een proef met CO2 verdelging in een rattenhol buiten; • Een proef met innovatieve, alternatieve en klassieke vangsystemen voor binnen; • Twee proeven met CO2 verdelging in enkele lege vleesvarkensstal-afdelingen binnen.
Algemene conclusie Door allerlei perikelen rondom de start van dit project, is het project feitelijk vrijwel geheel uitgevoerd vanaf najaar 2014. Daardoor zijn nog niet alle resultaten beschikbaar bij de oplevering eind juni 2015. Op twee bedrijven is er een kerkuilenkast geplaatst. Die kasten zijn bij de projectoplevering nog niet bewoond. In het gebied en op de bedrijfserven zijn bovendien op strategische plaatsen vangmolens met vloeistof neergezet. Die staan er bij de projectoplevering te kort om de resultaten te evalueren. Uit de inspecties en uit de proeven die zijn uitgevoerd zijn wel enkele algemene conclusies getrokken: Voor alle vangsystemen (inclusief de giftige, maar zeker de niet-giftige) geldt blijkbaar dat het succes in belangrijke mate afhangt van het vermogen van de bestrijder om het gedrag van de knaagdieren te kennen en de signalen te “lezen” over de manier waarop zij de omgeving benutten. Het zou daarom nuttig zijn, als de bestaande kennis hierover op een aansprekende, praktische manier wordt ontsloten en actief wordt verspreid in de gehele landbouwsector en naar allerlei andere grondbeheerders. Om het knaagdierenbestand in dit gebied integraal te beheersen is het nodig, dat er samenwerking volgt op de huidige kennisdeling. Dat betekent dat er een proces op gang moet komen, waarbij de bedrijven leren om hun gebouwen beter af te schermen tegen knaagdieren van buitenaf – en dat ze hun buren erbij moeten betrekken, als ze activiteiten ondernemen die verstorend werken op de gewoonten van de aanwezige knaagdieren. Er is geen bestaand model van aanpak voor de uitvoering van zo’n proces. Daarom vereist dit deskundige begeleiding – gepaard aan methodologische analyse.
7
8
Inleiding
In het najaar van 2014 zijn er in een afgebakend gebied in Oirschot gebiedsinspecties uitgevoerd op de aanwezigheid van plaag-knaagdieren (zie verslag gebiedsinspectie; deel I). De resultaten zijn met de kerngroep van deelnemers aan het Praktijknetwerk “Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)” besproken. Daaruit kwam naar voren, dat er zowel behoefte was aan extra kennis over het gebied als over specifieke, gifvrije vangmethoden, zowel het gebruik buiten als binnen. Dit verslag bevat een bundeling van zeven korte verslagen aangaande de diverse onderwerpen van interesse.
Aanvullende kennis over het gebied Er bleken twee onderwerpen betreffende hun gebied waarover de deelnemers aan het praktijknetwerk meer kennis wilden hebben. Hierover is nadere informatie opgevraagd bij deskundigen. Daaruit zijn twee korte verslagen ontstaan: a) De aanwezigheid en activiteiten van roofvogels in het gebied a. De deelnemers hadden zelf het gevoel dat het gebied een foerageergebied zou kunnen zijn voor meer roofvogels dan momenteel in het gebied. b) De activiteiten van de diverse instanties in het kader van het sloten schonen a. Wat is precies het regime voor het sloten schonen voor de sloten in het gebied? b. Waarom worden sommige sloten veel later geschoond dan andere?
Aanvullende kennis over gifvrije vangmethoden Voor het onderzoek naar gifvrije vangtechnieken werden vier situaties gedefinieerd aan de hand van diverse vangmethoden verdeling met CO2. Daarover zijn vijf korte verslagen gemaakt. Methode/ locatie
Buiten – op of rond het erf
Binnen – in de stal
1 verslag 1 verslag
1 verslag 2 verslagen
Diverse vangmethoden Verdelging met CO2
Uit deze korte verslagen zijn aan het eind van dit deelrapport enkele algemene conclusies getrokken voor de bespreking in de tweede helft van 2015 met de deelnemers in het gebied – en evt. daarbuiten.
Doorkijk naar een mogelijk vervolg Op twee bedrijven in het gebied is een kerkuilenkast geplaatst. Daarnaast is er een flinke hoeveelheid vangmolens met vloeistof aangeschaft voor strategische plaatsing, zowel op de erven als verspreid in het gebied. Deze acties zijn bedoeld om de samenwerking in het gebied bij de knaagdierbeheersing te ondersteunen. Naar verwachting zullen daarmee pas in de winter van 2015/2016 voldoende resultaten worden geboekt voor evaluatie met de deelnemers en bespreking anderen. We hopen daarom, dat er mogelijkheden worden gecreëerd om nog een deel III in deze reeks toe te voegen, want dat betekent, dat het praktijknetwerk kan doorgaan met activiteiten, waarin de samenwerking centraal zal staan.
9
10
Roofvogels Regeling LNV subsidies Praktijknetwerken 2013 Aanvraagnummer 4090011676620.1 Hoofdaanvrager Britt BV, Oirschot KvK 17085509 Projectbegeleider Monica Commandeur Tel 030 29 35 307 Mobiel 06 10 75 81 84 Bosmuis 3
Bruine rat 4
Zwarte rat
[email protected]
Verslag: Rinus Sterken en Monica Commandeur, januari 2014
Het is goed gesteld met de roofdieren in het werkgebied van Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V). Toevoegen van bijv. extra roofvogelkasten op de bedrijfslocaties om de muizenoverlast op de bedrijven te verminderen, zou ook ongewenste gevolgen kunnen hebben. Dat stelt de IVN werkgroep Oirschot in dit verslag. Inleiding Het Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V) heeft aan de IVN vogelwerkgroep Oirschot (tevens vogeldeskundige van Brabants Landschap) de volgende vragen gesteld: a) Wat kunt u vertellen over de aanwezigheid van roofvogels die graag muizen vangen in (de nabije omgeving van) het werkgebied van het Praktijknetwerk IKM-V? b) Heeft het volgens u zin om op de betreffende bedrijven extra roofvogelkasten op te hangen? – Zo ja, voor welke roofvogels? – En op welke termijn kunnen we dat realiseren? c) Heeft u nog andere suggesties om de muizenoverlast (en evt. de rattenoverlast) op deze bedrijven terug te dringen door “slim” gebruik te maken van mogelijkheden die de natuur biedt? In dit verslag zijn de antwoorden samengevat van Rinus Sterken, namens IVN werkgroep Oirschot. Luchtfoto samengesteld uit Google Maps® (2014)
Overzicht van de bestaande verspreiding Op een korte afstand (200 mtr) is er een reigerkolonie met zeker 25 broedsel (dus 50 oudervogels) per jaar. Daar zijn er dus vele hongerige keeltjes te voeden. Ook op korte afstand (300 mtr) broeden de kerkuilen. Zij zijn dagelijks actief in het genoemde werkgebied. Zij staan garant voor tientallen muizen die worden gedood en naar de nestkast worden gebracht. Daarnaast broeden op een steenworp afstand (100 mtr) buizerds. Ook zijn er torenvalken dagelijks boven deze velden te vinden. Zij nemen ook hun deel van de buit. Er is veel voedsel nodig voor de 5 valkenjongen en 3 buizerdjongen. De vos neemt ook zijn flink grote deel van de buit. 3 4
Foto © Rasbak (2004) Wikimedia commons CC-BY-SA-3.0; bosmuis (Apodemus sylvaticus) CC-BY-SA-3.0 Foto © Van Eck Bedrijfshygiëne B.V.; bruine rat (Rattus norvegicus)
11
Blauwe reiger De blauwe reiger is een waadvogel, die voorzichtig door ondiep water schrijdt of doodstil wacht op een naderende prooi. Hij heeft een voorkeur voor een waterdiepte van 20 tot 40 cm. Als hij een prooi waarneemt schiet de kop met de lange snavel razendsnel vooruit. Bijzonder is dat hij daarbij blijkbaar precies met de breking van het licht op het grensvlak van lucht en water rekening houdt. In grasland jaagt hij op muizen, kikkers en sprinkhanen, kleine vogels en wormen. De tekst in dit tekstvak is integraal overgenomen uit: nl.wikipedia.org/wiki/Blauwe_reiger
Foto: Matthias Barby (2010); Wikimedia Commons CC-BY 3.0 Een blauwe reiger (Ardea cinera) met een buitgemaakte muis
Buizerd Wat voedsel betreft is de buizerd een echte opportunist, hij eet wat voorhanden is. Vandaar ook z'n brede verspreiding. Muizen en mollen of konijnen vormen vaak het hoofdvoedsel samen met kikkers en kleine vogels. Maar een buizerd kan als het nodig is snel overschakelen op een ander voedingspatroon: ook dieren als eekhoorns, hazelwormen, waterhoenen, insecten, verschillende amfibieën of zelfs vissen zijn dan niet veilig. Ook eet hij wel aas, meestal verkeersslachtoffers. Als hij een prooi ziet, laat de buizerd zich er als een baksteen op vallen. De tekst in dit tekstvak is integraal overgenomen uit: nl.wikipedia.org/wiki/Buizerd
Foto: Marek_Szczepanek (2005); Wikimedia Commons CC-BY-SA-3.0 Buizerd (buteo buteo)
Kerkuil De kerkuil leeft in open of halfopen laaglandgebieden waaronder cultuurland als steden, dorpen en landbouwgrond. Het plaatsen en onderhouden van speciale nestkasten voor deze uilensoort (in combinatie met zachte winters) bleek enorm succesvol. ’s Nachts gaat de kerkuil op zoek naar kleine knaagdieren en soms ook kleine vogels. Tijdens de jacht vliegt hij vooral laag over de grond. De tekst in dit tekstvak is overgenomen uit: nl.wikipedia.org/wiki/Kerkuil
12
Foto: André Eijkenaar (2009) Wikipemedia CC-BY-3.0 nl; Kerkuil (Tyto alba)
Torenvalk Torenvalken bouwen zelf geen nest, maar kiezen vaak een oud kraaiennest als nestplaats. Ook gebruiken ze graag nestkasten waar ze zicht hebben op een open ruimte waar ze kunnen speuren naar voedsel. Het voedsel bestaat voornamelijk uit kleine zoogdieren en insecten, bijvoorbeeld muizen en kevers. Torenvalken kunnen stil in de lucht hangen met snelbewegende vleugels ("bidden") en een gespreide staart. Tijdens het bidden kijken ze naar beneden op zoek naar een prooi. Als ze deze hebben gevonden, duiken ze erop af. De tekst in dit tekstvak is integraal overgenomen uit: nl.wikipedia.org/wiki/Torenvalk Foto: Andreas Trepte (2009); CC-BY-SA-2.5; Torenvalk ♂ (Falco tinnunculus)
Vos De vos is een opportunist: hij eet bijna alles. Zijn prooien zijn meestal kleine en middelgrote prooidieren, zoals grote kevers, muizen en andere knaagdieren, konijnen, hazen, vogels en eieren, regenwormen en egels. Ook vruchten en bessen (vooral bramen) worden gegeten, evenals aas, placenta's en afval. Dagelijks moet een vos ongeveer vijfhonderd gram aan voedsel binnenkrijgen. Een vos doodt soms meer dan hij nodig heeft. Hij is meestal zeer succesvol in het terugvinden van begraven voedsel. De tekst in dit tekstvak is overgenomen uit: nl.wikipedia.org/wiki/Vos_%28dier%29
Foto: I. Malene (2005) Wikipmedia Commons CC-BY-2.5; Vos (Vulpes vulpes)
Geen extra roofdieren aantrekken Er is geen directe noodzaak om in dit gebied nog meerdere nestplaatsen voor torenvalken toe te voegen omdat die dan in elkaars territorium gaan vertoeven, wat daardoor weer voor onrust gaat zorgen. En het draagt ook zeker niet bij om de knaagdierproblemen aan te pakken. Onnodig geplaatste paalkasten voor deze vogelsoort wordt steevast door Kauwtjes of Holenduiven gekraakt. Dat is ook niet wat we willen. De buizerd zoekt in de broedtijd zijn horst in de groene zoom aan het Beerzedal wel weer op en is met enkele vleugelslagen in uw 'actie gebied'. Met meestal 3 jongen heeft die ook een flink deel van de prooien nodig. En voor de steenuilen of kerkuilen is er zeker ook geen noodzaak om die te lokken. Die sterven een langzame dood als zij half-vergiftigde knaagdieren eten, of zij stapelen het gif op in hun lichaam en komen zo niet meer tot broeden door onbevruchte legsels.
13
Steenuil
De steenuil is de kleinste uil in de Benelux. Het voedsel van de steenuil is aangepast aan zijn grootte, hij pakt wel muizen als hij kan, maar ook veel regenwormen, kevers en andere insecten en soms kikkers. Soms komt de steenuil met prooien aanzetten die verrassend groot zijn ten opzichte van zijn eigen formaat, zoals ratten. Hij heeft verschillende jachttechnieken. Loeren vanaf een paaltje, over de grond lopen en rennen of jagen vanuit een lage vlucht.
Foto: Trebol-a (2010); Wikimedia commons CC-BY-SA-3.0; Steenuil (Athene noctua)
De tekst in dit tekstvak is overgenomen uit: nl.wikipedia.org/wiki/Steenuil
Opmerkingen Dag- en nachtroofvogels zijn geen voedselconcurrenten, maar foerageren gewoon in hetzelfde gebied; alleen op andere tijden. Torenvalken foerageren hier ook, maar broeden er niet. In het gebied staan weliswaar torenvalkkasten op palen, maar helaas zijn daar kauwen en holenduiven gaan broeden. Er vliegen trouwens (heel voorzichtige schatting) 80-100 kauwtjes ‘s morgens vanuit de kern Spoordonk naar de velden rondom het dorp, om dan tegen het avondschemer weer uit de velden naar hun slaapplaats bij de woningen in Spoordonk te vliegen om te slapen (wintertijd). Vele paartjes broeden er ook in ongebruikte schoorstenen van die woningen en dat gaat zo al jaren lang (zomertijd). De mensen voeren ze ook in de wintermaanden, omdat dan de vogels door de winter te helpen. Ook ooievaars worden regelmatig foeragerend gezien in de buurt. En we hopen natuurlijk dat een paartje ooievaars hun intrek zal nemen op de nestpaal. Dat geeft dan nog meer druk op de voedselvoorraad. Overige adviezen Zorg ervoor dat de terreinen vrij te betreden zijn voor genoemde vogel- en diersoorten. De natuur draagt dan haar steentje echt al heel goed bij. Kijk vooral rond op je erf en neem de maatregelen die zorgen voor het wegnemen van overlast van deze dieren. Daarnaast: zorg juist voor wat rommelhoekjes; maak niet alles zo schoon en opgeruimd mogelijk, maar doe dat wel op geschikte plaatsen. Tegen de volwassen ratten zijn er geen goede roofdieren, die afdoende hun aantal kunnen verkleinen. Voor hen zijn er innovatieve, gifvrije vangsystemen nodig. De zwarte rat is een echte boombewoner. Die komen we ook regelmatig tegen in de nestkasten in Oirschot. Het omhoog brengen van opslagmaterialen (zoals een houtstapel) heeft voor de wering van zwarte ratten daarom geen zin. Totaal verwilderde katten stropen de buurt ook af. Zij zijn hinderlijke roofdieren in de nabijgelegen groene zoom van Natuurmonumenten aan de Beerze. Vanuit dat oogpunt is het bejagen van deze verwilderde katten gewenst, om bodem-broedende vogelsoorten wat extra hulp te bieden. Voor meer informatie over dit Praktijknetwerk en andere praktijknetwerken: www.verantwoordeveehouderij.nl; www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl; www.innovatieveenkolonien.nl/projecten
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
14
Beleidsuitvoering schone sloten
Regeling LNV subsidies Praktijknetwerken 2013 Aanvraagnummer 4090011676620.1 Hoofdaanvrager Britt BV, Oirschot KvK 17085509 Projectbegeleider Monica Commandeur Tel 030 29 35 307 Mobiel 06 10 75 81 84
Bruine rat 5
[email protected]
Verslag: Cees van de Schoot en Monica Commandeur, februari 2014 Volgens de keur van het Waterschap zijn de gemeente Oirschot en de aangelanden ieder voor 50% verantwoordelijk voor de schouwplicht van de bermsloten. De gemeenteraad van Oirschot heeft besloten om het onderhoud in zijn geheel en voor eigen kosten in voldoende mate uit te voeren. Daarom hoeven de boeren niets meer te doen, maar ze mogen het wel. Het is echter wel belangrijk om ook rekening te houden met de activiteiten van het project Food4bees.
Inleiding
Het Praktijknetwerk Integraal Knaagdier Management - Veehouderij (IKM-V) heeft aan de gemeente Oirschot de volgende vragen gesteld: a) Wat is precies het beleid van de gemeente Oirschot betreffende het schonen van sloten in het projectgebied van het Praktijknetwerk? b) Is het mogelijk om in het kader van het Praktijknetwerk extra maatregelen te nemen tegen bruine ratten, bijv. vaker maaien of met CO2 afdoden? Aansluitend heeft het Praktijknetwerk contact gehad met de Stichting Food4bees, cel Oirschot. In dit verslag zijn de antwoorden samengevat van Cees van de Schoot en Peter Stabel en Ad van Gestel (gemeente Oirschot), aangevuld met informatie van Eric Sessink (Stichting Food4bees).
Het beleid in beeld
In Bijlage 1 is het beleid in één beeld bijeen gebracht van het Waterschap, de gemeente en de Stichting Food4bees samen. Het Waterschap onderhoudt zelf de hoofdsloten (donkerblauw) door ze een- à tweemaal per jaar te schonen. De sloten die direct daarop aansluiten vallen onder de schouwplicht (lichtblauw) en moeten jaarlijks worden geschoond. Daarnaast onderhoudt de gemeente eenmaal per twee jaar ook een groot aantal niet-schouwplichtige sloten (groen). Schouwplichtige sloten moeten voor 1 januari zijn geschoond. Hoewel de aanlandigen voor 50% daarvoor verantwoordelijk zijn, zorgt de gemeente tussen 15 september en 15 november dat de sloten en bermen er netjes bij liggen voor de schouw. Als de aanlandigen er behoefte aan hebben om de bermen vaker te maaien, dan staat hen dat vrij om te doen. Overigens heeft de gemeente geen principiële bezwaren als er in het kader van het Praktijknetwerk ook andere (niet-giftige) methoden zouden worden uitgeprobeerd om de rattenpopulatie te reguleren. 5
Detail van foto: Peter Pearson (2007) Flickr – Wikipedia Creative Commons; bruine rat (Rattus norvegicus)
15
Project “Bloeiende bermen Spoordonk-Noord” Dit is één van de projecten van Stichting Food4Bees betreffende het insectvriendelijk onderhouden van bermen. In dit project neemt Food4Bees cel Oirschot voor een periode van drie jaar (vanaf najaar 2014) het beheer van bermen en sloten van de gemeente over. Er wordt zo laat mogelijk in het jaar gemaaid en het maaisel wordt verwijderd om de bodem te verarmen. Bovendien worden er bloemen bij gezaaid in de bermen. De sloten die bij dit project zijn betrokken, zijn aangegeven in Bijlage 1 bij dit korte verslag met respectievelijk oranje (schouwplichtig) en gele lijnen (niet-schouwplichtig). Het doel van dit project is: op een dusdanig ecologisch verantwoorde manier beheren van bermen en sloten dat: • meer bloeiende planten als voedsel voor bestuivende insecten ontstaat • in middenseizoen en vooral de meest kwetsbare voor- en naseizoen • gunstige omstandigheden voor andere flora en fauna (biodiversiteit) • aantonen dat door samenwerking met weinig middelen veel bereikt kan worden • aantrekkelijk maken van buitengebied Oirschot: verbeteren algehele biodiversiteit In het project wordt intensief samengewerkt met studenten van de HAS Den Bosch. Er worden vier verschillende manieren van bermen maaien beproefd. Bovendien is er een speciaal maairegime voor veiligheidsplekken waar er vrij zicht moet zijn voor het verkeer. Voor meer informatie zie: http://www.food4bees.com/bloeiende-bermen-spoordonk-noord/#sthash.Rr320xLa.dpuf Strijdige of elkaar aanvullende projectdoelen? Bij de start van het project Food4bees zijn de initiatiefnemers langs geweest bij alle aanlandige boeren en bewoners om het project uit te leggen. Sommigen waren direct enthousiast, terwijl anderen ongerust waren dat het project meer overlast van ratten zou aantrekken. Dit roept de vraag op of we in het kader van het Praktijknetwerk Integraal Knaagdiermanagement nou juist wel of juist geen extra maatregelen zouden moeten nemen in de Food4bees-bermen. De coördinator van cel Oirschot (Eric Sessink) wil daarom graag overleg met de plaagdierdeskundige van ons Praktijknetwerk IKM-V (Johan van Rooij) om de activiteiten af te stemmen. Een goede samenwerking tussen de beide projecten zou boeiende inzichten kunnen opleveren.
Voor meer informatie over dit Praktijknetwerk en andere praktijknetwerken: www.verantwoordeveehouderij.nl; www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl; www.innovatieveenkolonien.nl/projecten
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
16
Bijlage I: Overzicht van het officiële sloten onderhoud in het werkgebied van het Praktijknetwerk IKM-V
17
18
Innovatieve vallen voor buiten
Regeling LNV subsidies Praktijknetwerken 2013 Aanvraagnummer 4090011676620.2 Hoofdaanvrager Britt BV, Oirschot KvK 17085509 Projectbegeleider Monica Commandeur Tel 030 29 35 307 Mobiel 06 10 75 81 84
[email protected]
Vangmolen met vloeistof
Elektrisch vangsysteem
Klapval met uitstekende ladderstrips
Verslag: Johan van Rooij, juni 2015
Het bestrijden van knaagdieren buiten is sterk aan banden gelegd. Zo mogen er geen gifstoffen meer gebruikt worden tegen alle knaagdieren, waaronder bijv. zwarte ratten en huismuizen. Al met al genoeg redenen om een onderzoek met vallen uit te voeren, zonder gebruik van gifstoffen. Johan van Rooij ging internationaal op zoek naar de mogelijkheden en testte enkele vangsystemen uit. Inleiding Het bestrijden van knaagdieren buiten is sterk aan banden gelegd. Zo mogen er geen gifstoffen meer gebruikt worden tegen alle knaagdieren, waaronder bijv. zwarte ratten en huismuizen. Voor het met chemicaliën bestrijden van bruine ratten buiten is een uitzondering gemaakt, maar daarvoor gelden strikte regels, waaraan men moet voldoen. (zie: www.ctgb.nl/ informatie-over-rodenticiden). De publicatie beschrijft dat de gifstoffen alleen gebruikt mogen worden rondom gebouwen; dus niet in slootkanten, rondom maiskuilen of andere plaatsen van gebouwen verwijderd. Daarnaast mogen ze alleen toegepast worden, als men hiervoor een speciale ontheffing ontvangen heeft van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). En dan nog alleen als de bestrijding volgens Integraal Plaagdier Management (IPM) uitgevoerd wordt (Zie ook: Kader 1) Al met al genoeg redenen om een onderzoek met vallen uit te testen, zonder gebruik van gifstoffen. Inventarisatie van geschikte vangsystemen Alvorens te starten is geïnventariseerd wat de mogelijkheden zijn. Gedacht werd aan vangkooien waarin knaagdieren levend gevangen worden, klapvallen en innovatieve vangkooien.
19
Kader 1: Citaat uit de antwoordbrief d.d. 16-12-2014 van staatssecretaris Mansveld van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) op vragen in de Tweede Kamer van mw. Lodders betreffende het toestaan van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen buiten tegen ratten. […] Buitengebruik wordt toegestaan onder voorwaarden, waarbij ongediertebestrijders en agrariërs eerst Integraal Plaagdier Management (IPM, Integrated Pest Management) moeten toepassen. Dit betekent dat zij preventieve maatregelen moeten nemen, bij overlast niet-chemische methoden toepassen en pas als laatste redmiddel chemische middelen mogen inzetten. Het juist toepassen van IPM moet worden geborgd door middel van een onafhankelijke certificering voor bedrijven en agrariërs die de middelen buiten willen toepassen. Er is een overgangsperiode tot 1 januari 2017 om een ieder de mogelijkheid te geven te voldoen aan de voorwaarden. In de tussentijd moet een ieder die de middelen buiten wil gebruiken, zich melden bij de ILT [Inspectie Leefomgeving en Transport – JvR].
-
Klapvallen. Klapvallen hebben een beugel die met een klap in de nek van de rat of muis terecht komt, zodra het loopplankje (vaak voorzien van lokaas) wordt beroerd. Het is de bedoeling dat het dier in één klap dood is. o Het onbeschermd plaatsen van klapvallen is geen optie, omdat het gevaar van bijvangsten van amfibieën, kleine vogels en andere (kleine) diersoorten te groot is. o Beschermde klapvallen, geplaatst in een afgesloten kistje, is mogelijk wel een optie. • Deze optie is uitgetest.
-
Conventionele vangkooien. Hierin worden de dieren levend gevangen. Er zijn diverse varianten. o Vangkooien moeten daarom dagelijks gecontroleerd worden. o Het gevaar voor bijvangsten van vogels, egels en amfibieën is aangetoond. Om die reden is deze optie niet uitgevoerd.
-
Innovatieve vangkooien . a) Elektrisch vangsysteem met zonnepaneel. • Deze optie is uitgetest. b) Vangmolen met vloeistof. Een vangsysteem, waarin dieren gevangen worden en direct afgedood in een alcoholhoudende substantie. De gevangen dieren worden zo tevens geconserveerd. • Deze optie is uitgetest.
Proefopzet Bedrijfssituatie Er is gekozen om de proeven uit te voeren op het geitenbedrijf, omdat bij de inspectie vooraf daar zowel ratten als muizen buiten bij de kuilen aangetroffen zijn.
20
Opmerking: alle gebruikte materialen blijven standaard achter op het bedrijf om kruisbesmetting door eventuele ziektekiemen naar andere bedrijven te voorkomen. De gebruikte vangmaterialen zijn dus niet meer geschikt om later opnieuw te gebruiken op andere bedrijven.
Proef 1. Beschermde klapvallen In de aanwezige lokaaskisten is het lokaas verwijderd en zijn klapvallen voor zowel ratten als muizen geplaatst. Tevens is een gele ladderstrip (tie-wrap) vastgemaakt aan de vallen, zodat van buiten te zien is of de val is afgegaan. Dit bespaart controletijd. Proef 1. Resultaten beschermde klapvallen In de kapvallen werden regelmatig knaagdieren gevangen; maar ook soms kleine vogels, een mol en een enkele kikker. Gezien deze bijvangsten is deze proef dan ook gestaakt. Opgemerkt moet worden dat de kisten waarin ze geplaatst zijn al geruime tijd aanwezig waren, en daardoor vrij makkelijk belopen werden door knaagdieren. Proef 1. Conclusie en aanbeveling Onderzocht dient te worden of het mogelijk is om de lokaaskist zodanig te ontwerpen dat bijvangsten achterwege of zeer beperkt blijven. Opmerking: hiervoor zijn ideeën ontstaan tijdens de proeven. Proef 2. Innovatief vangsysteem met zonnepaneel Dit vangsysteem is van Deense makelij en bestaat uit: - Inloopgedeelte met bewegingsdetectie; - Elektronisch afdoodsysteem; - Opvangbak voor gevangen dieren; - GPS met zend- en ontvangmechanisme voor digitale registratie (met SIM-kaart); Zonnepaneel voor stroom voorziening.
21
Proef 2: Uitvoering Deze proef is op dezelfde locatie uitgevoerd, gelijktijdig met de klapvallen. Na plaatsing van het vangsysteem werd binnen enkele dagen de eerste muis gevangen en afgedood. De ontvanger (lees onderzoeker) ontving een sms over de vangst en ging controleren. De vangst werd bevestigd. De dode muis werd verwijderd en het systeem werd opnieuw in werking gezet. Het elektronisch mechanisme ging na enkele dagen stuk en het systeem werd teruggestuurd naar de fabrikant voor reparatie. Na reparatie is het systeem opnieuw geplaatst, maar vangsten bleven uit. Proef 2: Conclusie en aanbeveling -
Het vangsysteem is duur in aanschaf (ca. € 800,=) en fragiel door vele elektronische delen. Tevens dient er een sim-kaart in te zitten, waardoor gebruik op grotere schaal tot hoge maandelijkse kosten zal leiden. (ca. € 10,= per maand per vang-eenheid).
-
De werking van het systeem is goed. Er is een snelle berichtgeving als er vangsten zijn. Dit bespaart in controlekosten. Reparatie kan echter alleen in de fabriek en is dus lastig. (N.B.: de fabriek is in Denemarken).
-
De val kan verbeterd worden door o.a.: o Goedkoper zend- en ontvangsysteem; o Betere bescherming van de elektronische delen is nodig, waardoor het systeem niet zo snel kapot gaat; o Kostprijs verlaging.
Proef 3. Innovatief vangsysteem: de vangmolen met vloeistof Proef 3 Vangmolen met vloeistof: uitvoering Ook deze proef is uitgevoerd nabij de maiskuil van het geitenbedrijf, waar sporen van zowel ratten als muizen voorkwamen. Om het systeem te beschermen tegen invloeden van buitenaf (weersinvloeden en diefstal) zijn de vallen geplaatst in een beschermkast van aluminium. In de kast is lokaas gelegd om de knaagdieren te lokken en in de val te vangen. Het lokaas bestond uit zonnebloempitten, vogelzaden en pindakaas.
22
Het val-vangsysteem van de vangmolen met vloeistof wordt gedemonstreerd Proef 3 Vangmolen met vloeistof: Resultaten In de omkasting kwamen al gauw muizen. Ratten kwamen pas na enkele weken. De muizen werden vrij snel gevangen; de ratten daarentegen niet. Opmerkingen: 1. De resultaten zijn beïnvloed door de bestrijding met klapvallen: de overlast moest weg. 2. Tevens werden 2 vogels gevangen. o N.B.: onderzocht moet worden of dit vermeden kan worden.
Proef 3 Vangmolen met vloeistof: Conclusies en aanbeveling -
Goede resultaten, met een enkele bijvangst.
-
Verder onderzoek met deze kooien wordt aanbevolen, gezien de snelle resultaten met muizen.
-
Bij vervolgonderzoek dient het gebied waar gevangen wordt anders te zijn, namelijk niet nabij een plaats waar ratten direct bestreden moeten worden en langere tijd getest kan worden.
Algehele conclusie met bovenstaande proeven 1. Knaagdieren bestrijding met giftig lokaas dient zoveel mogelijk te worden vermeden, waardoor het zoeken naar alternatieven nuttig is. 2. Innovatieve vangkooien hebben de voorkeur boven conventionele methodes, omdat daarbij de bijvangsten veel minder zijn. 3. Nadelen van de innovatieve kooien zijn de kosten en sommige systeem beperkingen. Ontwikkelingen hierin zijn zeker aan te bevelen.
23
Voor meer informatie over dit Praktijknetwerk en andere praktijknetwerken: www.verantwoordeveehouderij.nl; www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl; www.innovatieveenkolonien.nl/projecten
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
24
Verdelgen van ratten in holen in de grond met CO2
Regeling LNV subsidies Praktijknetwerken 2013 Aanvraagnummer 4090011676620.1 Hoofdaanvrager Britt BV, Oirschot KvK 17085509 Projectbegeleider Monica Commandeur Tel 030 29 35 307 Mobiel 06 10 75 81 84
Bruine rat (Rattus norvegicus)(JvR)
Rattenhol langs de slootkant
[email protected]
Verslag: Johan van Rooij 6, juni 2015
Het bestrijden van knaagdieren buiten is sterk aan banden gelegd. Zo mogen er geen gifstoffen meer gebruikt worden tegen alle knaagdieren, waaronder bijv. zwarte ratten en huismuizen. Al met al genoeg redenen om een onderzoek uit te voeren naar innovatieve verdelgingsmethoden, zonder gebruik van gifstoffen. Johan van Rooij onderzocht met enkele collega’s de mogelijkheid van verdelging met CO2 Aanleiding Bruine ratten leven veelal in slootkanten en riolen. Daar nestelen ze en halen hun eten in de directe omgeving. Veelal zitten deze holen op plaatsen waar bestrijding met vangkooien, klapvallen en/of chemische middelen (rodenticiden) onwenselijk, lastig, of zelfs onmogelijk is. Dit heeft vaak te maken met omgevingsfactoren. Enkele redenen hiervoor zijn: - Bij het gebruik van rodenticiden is er grote kans op doorvergiftiging naar andere diersoorten (denk aan wilde roofdieren en kadavereters, maar ook aan honden en katten). Tevens is er een onbedoelde belasting van het milieu als er rodenticiden in het slootwater terecht komen. -
Bij het gebruik van klapvallen en vangkooien bestaat de kans dat er andere dieren gevangen en/of gedood worden; te denken valt aan bijvoorbeeld kikkers en paden of egels.
Om dus ratten in de grond snel en effectief te kunnen bestrijden is een proef gedaan met het gebruik van koolzuurgas (CO2) in het kader van het Praktijknetwerk Integraal Knaagdiermanagement Veehouderij – IKM-V, dat in de gemeente Oirschot wordt uitgevoerd. In het onderstaande wordt toegelicht hoe de proef is uitgevoerd en wat de resultaten en conclusies zijn.
6
Foto verantwoording pag 25-28, indien (JvR), foto: Johan van Rooij (2015) © Van Eck Bedrijfshygiëne B.V.
25
Koolzuurgas (CO2) Koolzuurgas of koolstofdioxide (CO2) is een product dat overal in de atmosfeer voorkomt. In de droge buitenlucht zit ongeveer 0,036% CO2. Koolzuurgas wordt overdag opgenomen door planten, die het koolstofatoom (C) gebruiken bij de aanmaak van suiker en dan zuurstof (O2) afgeven. Alles wat energie verbruikt heeft zuurstof nodig, zoals diezelfde planten ’s nachts, maar ook mensen, dieren en dode brandstoffen. Ze gebruiken zuurstof om te ademen, en om suikers te verbranden, waardoor de Catomen uit de suikers aan O2 wordt gebonden. Daardoor wordt er weer CO2 aan de lucht afgegeven. De concentratie CO2 in uitgeademde lucht is ongeveer 4 -5%, maar die concentratie verdunt dan weer snel in de omgevingslucht. Als verdelgingsmiddel werkt CO2 in zeer hoge concentraties snel, want de adem stokt en de totale energiehuishouding wordt onmiddellijk geheel stilgelegd. Hierdoor zijn er geen schadelijke nevenwerkingen voor het betreffende dier, is er geen extra belasting voor het milieu en is er geen kans op doorvergiftiging naar andere diersoorten. Er blijft ook geen residu achter waardoor eventuele roofdieren gevaar lopen vergiftigd te worden. Het is echter wel belangrijk dat er zeer zorgvuldig wordt omgesprongen met CO2 in hoge concentraties. Dat is werk voor speciaal getrainde deskundigen, die weten hoe zij de juiste veiligheidsmaatregelen moeten nemen, want onzorgvuldig of onoordeelkundig gebruik van geconcentreerd CO2 is levensgevaarlijk.
Opzet proef
Rattehol langs de slootkant
Sporen van ratten onder een kuilzeil
Er is eerst gezocht is naar een goede locatie waar de proef uitgevoerd kan worden; d.w.z.: een rattenhol dat goed bereikbaar is en dat geen verbinding heeft met het riool (om geen CO2 in de riolering te laten verdwijnen). Uiteindelijk zijn we uitgekomen bij een maiskuil, waar rattenholen onder het zeil langs de kuil gevonden zijn.
26
Allereerst is gezocht naar alle holuitgangen, zodat er bekend is waar de raten eventueel uit zouden kunnen ontsnappen.
CO2 cilinder met pistool, zoals die buiten wordt gebruikt(JvR)
De CO2 die toegepast wordt zit in een cilinder, in dit geval: een cilinder van 7 kilo. Hierop is een drukregelaar gemonteerd, om de druk terug te brengen van ca. 70 bar naar ca. 5 bar. Dit om te voorkomen dat er ongecontroleerd gas kan ontsnappen. De uitvoering is in de buitenlucht De medewerkers werden voorzien van CO2 verklikker om geen gevaar te lopen tijdens de toepassing.
De toepassing wordt uitgevoerd met een speciaal pistool, dat ontworpen is om CO2 gericht te kunnen te doseren.
Uitvoering proef In totaal zijn 3 mensen ingezet om de proef uit te voeren: 1 persoon voor de toepassing van CO2 en 2 personen om de ander holen in de gaten te houden. Zodra de CO2 in de gangen gedoseerd werd, kwam het ook direct uit enkele andere holen. Dit gaf aan dat de holen met elkaar in verbinding stonden. Binnen 20 seconden kwamen er ook 3 ratten uit de holen, die mechanisch afgedood zijn. Daarna werden geen ratten meer gezien. Daarna is nog enkele malen CO2 gedoseerd in de gangen, maar er werden geen ratten meer gezien. Na de proef is nog enkele dagen gecontroleerd of de holen nog bewoond waren. Dit was niet het geval. De holen zijn dichtgemaakt en er zijn geen ratten meer waargenomen. In totaal is ca. 0,5 kilo CO2 toegepast.
27
Zodra de CO2 in de gangen gedoseerd werd, kwam het gas ook direct uit enkele andere holen(JR–JvR)
Conclusies •
Het doel van het verdelgen van ratten is bereikt, de manier waarop is niet wenselijk: de toegepaste CO2 heeft niet de ratten gedood, maar verjaagd uit de holen. Hierdoor moesten de dieren mechanisch gedood worden.
•
Voor volgende proeven dient voorkomen te worden dat de ratten kunnen ontsnappen: de andere holingangen zullen afgedicht moeten worden, of voorzien worden van vangmechanismen.
•
De werkzaamheid van de CO2 methode is goed en is goed uit te voeren. Gevaar voor de medewerkers is er niet geweest, d.w.z.: de verklikkers, die waarschuwen als de CO2 concentraties te hoog zijn voor de medewerkers, zijn niet afgegaan.
•
De hoeveelheid benodigd CO2 is minimaal, dus betaalbaar.
Voor meer informatie over dit Praktijknetwerk en andere praktijknetwerken: www.verantwoordeveehouderij.nl; www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl; www.innovatieveenkolonien.nl/projecten
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
28
Innovatieve vallen voor binnen Regeling LNV subsidies Praktijknetwerken 2013 Aanvraagnummer 4090011676620.1 Hoofdaanvrager Britt BV, Oirschot KvK 17085509 Projectbegeleider Monica Commandeur Tel 030 29 35 307 Mobiel 06 10 75 81 84
zwarte rat (Rattus rattus)
vangkooi met zwarte rat in varkensstal
(JvR)
[email protected]
Verslag: Johan van Rooij 7, juni 2015 Om de overlast van ratten in stallen terug te dringen wordt vaak gebruik gemaakt van giftig lokaas. Als er genoeg voer beschikbaar is geeft dit soms niet het gewenste resultaat. Bovendien brengt het risico’s mee voor het milieu, o.a. vanwege doorvergiftiging naar andere dieren. Johan van Rooij ging internationaal op zoek naar alternatieve mogelijkheden en testte enkele vangsystemen uit. Inleiding Om de overlast van ratten in stallen terug te dringen wordt vaak gebruik gemaakt van giftig lokaas. Dit geeft over het algemeen het beoogde resultaat, maar soms ook niet. Zeker bij overlast van zwarte ratten kan dit nogal eens problemen opleveren. De oorzaak is vaak dat er genoeg voer voorhanden is. Omdat zwarte ratten kieskeurig zijn in het kiezen van hun voedsel eten zij daardoor vaak niet van het lokaas. Daarnaast is het gebruik van giftig lokaas onwenselijk vanwege kans op doorvergiftiging naar andere dieren en risico’s voor het milieu. Deze proef is opgezet om zwarte ratten in stallen te bestrijden, zonder gebruik te maken van giftig lokaas. Proefopzet Bedrijfssituatie De proef is uitgezet in een varkensstal met overlast van zwarte ratten. De proef is uitgevoerd in de vleesvarkensstallen, omdat daar de overlast het grootst was en omdat daar de vangmiddelen vrij goed te plaatsen zijn. De stal bestaat uit 36 afdelingen. • Afdelingen 1 – 13 zijn in een oude stal, met een ventilatiesysteem zonder onder beluchting. • Afdelingen 14 – 21 zijn nieuwere afdelingen. Deze afdelingen zijn groter. Rondom de afdelingen is isolatie aangebracht. In deze afdelingen is een ventilatiesysteem met beluchting vanaf boven. • Afdelingen 22 – 36 zijn de allernieuwste afdelingen, met een ventilatiesysteem met zowel boven als onder beluchting. Inspecties Voordat de proeven startte zijn alle stallen en afdelingen, alsmede de ventilatiesystemen grondig geïnspecteerd op sporen en signalen die wijzen op de overlast van ratten en die informatie geven over de looppaden die de ratten daarbij gebruiken. 7
Foto verantwoording pag 29-34, indien (JvR), foto: Johan van Rooij (2015) © Van Eck Bedrijfshygiëne B.V.
29
Tijdens de proeven is nauwkeurig gekeken naar de hoeveelheid ratten per afdeling. Die aantallen zijn bepaald door ‘s avonds en ‘s nachts inspecties uit te voeren. Vallen Er is gezocht naar bestaande vallen, alsmede naar vallen die in Nederland (nog) niet gebruikt worden. Mede vanwege de aard van de overlast is in de proef is gekozen voor de volgende vangmiddelen : - Uitzet van vangkooien in afdelingen 1 - 13 - Uitzet van innovatief vangsysteem (vangmolen met vloeistof) in afdelingen 1 – 13 - Uitzet van conventionele klapvallen in afdelingen 22 - 36 Alle vangmiddelen zijn dagelijks gecontroleerd. Opmerking: alle gebruikte materialen blijven standaard achter op het bedrijf om kruisbesmetting door eventuele ziektekiemen naar andere bedrijven te voorkomen. De gebruikte vangmaterialen zijn dus niet meer geschikt om later opnieuw te gebruiken op andere bedrijven.
Een van de drie types vangkooien(JvR)
Vangmolen met vloeistof(JvR)
Klapval
Uitvoering Proef 1: vangkooien op afdelingen 1 – 13 Er zijn 3 types vangkooien geplaatst. Het zijn alle drie kooien waar maar één rat tegelijk in gevangen kan worden (zogenaamde single catch vallen). Vangkooien voor meerdere ratten (multi catch) zijn in Nederland niet in de handel. De kooien zijn geplaatst in de gangen en op muurtjes. De kooien zijn voorzien van voer (lokaas) met zonnebloempitten en varkensvoer. De kooien op de muurtjes zijn vastgezet om te voorkomen dat varkens de kooien eraf stoten. Het lokaas werd tenminste wekelijks ververst en indien nodig, vaker. (ivm stof op het lokaas). De kooien zijn dagelijks gecontroleerd, zowel door het personeel van het varkensbedrijf, als door de onderzoeker.
30
Resultaten Proef 1 vangkooien -
De vangsten waren minimaal. In sommige kooien werd niets in gevangen. o Opmerking: opvallend was dat de kooien met draad aan de onderzijde minder goed betreden werden, dan kooien met een dichte onderzijde. Na het inleggen van een bodem (van karton of papier) werd de betreding beter.
-
In de vangkooien werden de ratten levend gevangen. Hierdoor ontstond het probleem met afdoden: de ratten moesten uit de kooien gehaald worden, of de kooien moesten in zijn geheel worden verwijderd om de ratten af te doden met CO2.
Vleesvarkensstal met vangkooien(JvR)
Conclusies Proef 1 vangkooien -
Het werken met vangkooien in stallen is een bewerkelijke methode, omdat er maar één rat tegelijk gevangen kan worden en de ratten levend uit de kooi gehaald moeten worden.
-
Deze manier van bestrijden wordt niet aangeraden, omdat de vangsten tegenvallen en het leeghalen en afdoden bewerkelijk is.
Proef 2: Innovatief vangsysteem: de vangmolen met vloeistof De vangmolen met vloeistof is een apparaat afkomstig uit Italië. De val is gemaakt van kunststof en is behoorlijk groot (ca. 60 cm hoog, 45 cm lang en 30 cm breed). Dit maakt ook dat ze op de afdelingen alleen achterin geplaatst kunnen worden, omdat het personeel anders niet bij alle varkenshokken kan komen. De vallen kunnen ook niet geplaatst worden op plaatsen waar de varkens bij kunnen, omdat deze dan de vallen zullen slopen. Het vangmolen met vloeistof systeem is al enige tijd op de markt, maar wordt nog weinig of niet ingezet voor het vangen van zwarte ratten. Dit heeft o.a. te maken met de prijs en wisselende resultaten.
31
De EKO1000 val werkt met een elektronisch aangestuurd mechanisme, waarbij ratten (en muizen) zelf een trigger mechanisme activeren. Zodoende vallen zij in een bak, waarin zich een vloeistof bevindt die de ratten afdoodt en conserveert. De val kan meerdere ratten of muizen vangen en behoeft niet dagelijks gecontroleerd te worden, omdat de dieren afgedood en geconserveerd worden. (JvR) (JvR)
Deze proef met het vangmolen met vloeistof vangsysteem is opgezet, vanwege twee redenen: 1. Testen of deze val werkt voor het vangen van zwarte ratten in stallen; 2. Testen van de effectiviteit t.o.v. conventionele vallen (zoals in Proef 1 beschreven). Proefopzet Proef 2 (vangmolen met vloeistof) A. Een deel van de vallen werden in eerste instantie zodanig geplaatst dat ratten niet gevangen werden. Dit was bedoeld om gewenning aan de val te krijgen. De ratten konden in en uit lopen om buiksmeer, uitwerpselen en urinesporen achter te laten. De gedachte was, dat daardoor de angst voor de val af zou nemen. B. Een ander deel van de vallen werd direct op vangst gezet om te bezien of er verschil tussen de twee manieren zat.
Resultaten Proef 2 (vangmolen met vloeistof) A. Pas a een lange tijd (ca. 3 maanden) waren er sporen dat er een rat in de val is geweest. Opmerking: vanwege de overlast van de ratten, is de bestrijding op andere wijze doorgegaan in de betreffende afdeling. Nadat die ene rat in de val is geweest zijn er op die afdeling in het geheel geen ratten meer gezien. B. In de vallen die op vangst stonden is de eerste rat na 2 dagen gevangen. Dit was een jonge rat van ca. 6 weken oud (zie foto). Daarna zijn ook hierin geen ratten meer gevangen.
32
Conclusies Proef 2 (vangmolen met vloeistof) -
De tijd was te kort voor deze vallen. De resultaten geven een slecht beeld van de mogelijkheden, omdat er op de afdeling weinig ratten waren. De mogelijkheden dienen verder onderzocht te worden.
-
De plaatsingsmogelijkheden van de systemen is zeer beperkt, omdat ze zo groot zijn. Daardoor dienen de ratten naar de vallen toe te komen in plaats van andersom. Dat maakt de systemen slechts beperkt werkbaar.
-
De mogelijkheden om het vangmolen met vloeistof vangsysteem tegen plafonds te plaatsen dienen onderzocht te worden, omdat de keuze van plaatsing dan ruimtelijk veel meer mogelijkheden biedt.
Proef 3: klapvallen op afdelingen 22 – 36 Per afdeling is gekeken naar de overlast. Aan de hand daarvan is het aantal klapvallen geplaatst. De vallen zijn vastgezet met kabelbinders (tie-wraps) om te voorkomen dat ze van de leidingen zouden vallen of verplaatst zouden worden door de ratten. De klapvallen zijn uitgezet op de looppaden van de ratten. Daar deze ratten zowel van boven via de plafonds als vanonder uit de beluchtingsputten kwamen, zijn op zowel de hoge als de lage looproutes klapvallen geplaatst. Gemiddeld zijn er ca. 15 klapvallen per afdeling geplaatst. De klapvallen zijn niet voorzien van lokaas omdat ze precies op de looproute zijn geplaatst. De bedoeling was, dat de ratten hierdoor door de vallen moesten lopen.
Klapvallen in serie geplaatst in tegengestelde richting
Resultaten Proef 3 met klapvallen •
In totaal werden op deze manier een groot aantal ratten gevangen, maar oudere (> 1.5 jaar) ratten lieten zich niet vangen. Sprongen soms over de klemmen of kozen een andere looproute. Opmerking: tijdens de proef zijn een aantal vallen verplaatst omdat ratten een andere looproute gingen bewandelen.
•
Ratten vanuit de putten werden nauwelijks gevangen. Opmerking: de problemen die zich voordeden waren o.a. veroorzaakt door de varkens. De klapvallen waar de varkens bij konden werden ontgrendeld door de varkens. Hierdoor is het wegvangen van ratten uit de hokken niet mogelijk geweest. Dit gold echter alleen voor de ratten die uit de beluchtingsput kwamen.
33
Conclusies Proef 3 met klapvallen -
Voor het vangen van zwarte ratten met klapvallen is belangrijk om op alle looproutes vallen te plaatsen, omdat de looproutes veelal leiden naar plaatsen waar voedsel te halen is. -
Omdat ratten van twee kanten kunnen komen dienen er tenminste twee vallen met de ruggen naar elkaar toe geplaatst te worden op de looproute. Om te voorkomen dat ratten over de klemmen springen dienen deze kort bij elkaar geplaatst te worden.
-
Klemmen dienen dagelijks gecontroleerd te worden en waar geen vangsten of sporen meer zijn, kunnen ze verplaatst worden naar andere plaatsen, zodat de vallen efficiënt worden ingezet. Er dient per looproute tenminste één val achter te blijven, omdat er nieuwe ratten kunnen komen. Deze kunnen dan direct afgedood worden.
-
In de vallen worden vooral jonge ratten gevangen. Dit komt, omdat deze waarschijnlijk niet zo wantrouwend zijn als de volwassen ratten.
-
Opmerking: klapvallen voorzien van lokaas en lokstof leveren niet meer vangsten op.
Algehele conclusies en aanbevelingen 4. Zwarte ratten zijn met giftig lokaas slecht te bestrijden in de stallen. Aan die methode kleven ook andere bezwaren, waardoor het zoeken naar alternatieven nuttig is. 5. De drie onderzochte vangmethoden, al dan niet met gebruik van lokaas, maar zonder giftig lokaas (vangkooien, het innovatieve vangmolen met vloeistof vangsysteem en klapvallen) hebben weinig spectaculaire resultaten opgeleverd. Het meest veelbelovend was Proef 3 met de klapvallen. 6. Bij geen van de drie vangmethoden was het mogelijk om ratten te vangen in de varkenshokken, omdat de varkens de vangsystemen slopen. 7. De resultaten laten zien, dat in sommige opzichten vervolgonderzoek nuttig kan zijn: a. Proef 1: Nader onderzoek van conventionele vangkooien lijkt weinig perspectief te bieden. b. Proef 2: Bij het vangmolen met vloeistof systeem zou het plaatsen van de vangsystemen tegen het plafond nader onderzocht kunnen worden. c.
Proef 3: Bij klapvallen is het interessant om nader te onderzoeken, of een strategisch nog vernuftiger plaatsing mogelijk is – en of dan ook oudere ratten gevangen kunnen worden. Voor meer informatie over dit Praktijknetwerk en andere praktijknetwerken: www.verantwoordeveehouderij.nl; www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl; www.innovatieveenkolonien.nl/projecten
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
34
Voorproeven verdelging van ratten met CO2 in de stal
Regeling LNV subsidies Praktijknetwerken 2013 Aanvraagnummer 4090011676620.1 Hoofdaanvrager Britt BV, Oirschot KvK 17085509 Projectbegeleider Monica Commandeur Tel 030 29 35 307 Mobiel 06 10 75 81 84
Zwarte rat (Rattus rattus)
[email protected]
Verslag: Johan van Rooij, april 2015
In de zoektocht naar niet-giftige verdelgingsmethoden van ratten is het idee ontstaan om een bestrijding met middelen uit de natuur (een zogenaamde fysische bestrijding) uit te testen. Hieronder volgt een verslag over een voorproef van rattenverdelging met CO2 in een vleesvarkensstal. Inleiding Op een varkensbedrijf in het onderzoeksgebied is gezocht naar een ruimte waar ratten aanwezig waren en waar mogelijkheden zijn voor bestrijding. Omdat varkensstallen vaak verdeeld zijn in diverse afdelingen en deze onderling vaak vrijwel geheel gescheiden zijn, is dit een goede locatie om een proef uit te voeren. Na de uitvoering van stal inspecties is voor de voorproeven gekozen voor één afdeling (n° 36), waarin ratten waren aangetroffen. Hieronder volgt een korte beschrijving van de inspecties en de proeven. Inspecties Tijdens de inspectie zijn ca. 7 zwarte ratten gezien. De ratten nestelden en verbleven onder de vloer van de varkenshokken in ventilatiekanalen en konden zich gemakkelijk via de openingen naar de brijvoerbakken verplaatsen om te gaan eten. Omdat dit alles ook goed bereikbaar is voor de varkens is het onmogelijk om daar een bestrijding uit te voeren, zowel via de toepassing van gif (rodenticiden), als via het vangen met klapvallen of andere vangmiddelen.
35
Proef 1 In de kelder is de ventilator van het luchtkanaal afgeplakt, evenals bovengronds de naden onder de deuren en kieren van de gootjes. De CO2 (in cilinders van 7 kilo) is in een verwarmingsbak geplaatst om bevriezing tijdens toepassing te voorkomen: anders bevriezen de slangen en komt er geen CO2 meer vrij. Via de slangen wordt de CO2 in het luchtkanaal gedoseerd. Tijdens deze toepassing werd bovengronds continue gemeten of er CO2 boven de roosters uitkwam. Als dit het geval was, dan is ondergronds een hoge concentratie aanwezig die de ratten afdoodt. (40-45%). Tijdens de uitvoering bleek dat er tocht is ontstaan in de kelder, waardoor de CO2 snel verdween. De proef is toen gestaakt, omdat eerst onderzocht moest worden wat de oorzaak is. Uiteindelijk bleek dat alle ventilatoren via een klimaatbeheersingssysteem met elkaar verbonden zijn. Het afplakken van de ventilator verstoorde de werking van dit systeem. Het systeem ging automatisch veel lucht blazen om de verstoring op te heffen. Proef 2 Voor de 2e keer is de proef ingezet, wederom op dezelfde afdeling. Nu werd de ventilator losgekoppeld van het klimaatsysteem. Dit keer verloopt de proef snel en goed. Resultaat is dat de ratten die bij de inspectie gezien waren allen dood werden aangetroffen. Discussie In de normale bedrijfsvoering in de varkenshouderij ligt een afdeling maximaal 4-5 dagen leeg na aflevering van de vleesvarkens. Dit is te kort om een goede bestrijding uit te voeren met reguliere vangmiddelen. Vandaar dat er is nagedacht over alternatieve bestrijdingsmethoden. Waarom CO2? Dit heeft een aantal voordelen: het is vrijgesteld als biocide om te gebruiken ter bestrijding van knaagdieren. Het is vrijelijk verkrijgbaar en goed toe te passen. CO2 is zwaarder dan lucht en zal dus laag in de stal blijven. Bijkomend voordeel is, dat er bij toepassing een snel coma intreed (seconden) en er dus geen dierenleed is, maar ook dat de dieren niet merken dat er iets gebeurd en dus ook niet vluchten naar elders. Nadelen zijn dat het gebruik van CO2 ook voor mensen gevaarlijk is en het voor de toepasser en de omgeving veilig moet blijven. De toepasser zal daarom met ademlucht apparatuur moeten werken. Conclusies De toepassing van CO2 ter bestrijding van ratten tijdens de leegstand van varkensafdelingen: 1. Kan goed werken in een besloten ruimte die laag is, omdat CO2 zwaarder is dan lucht. 2. Is arbeidsintensief, omdat vanwege de veiligheid met 3 personen moet worden gewerkt en er veel CO2 nodig is. (in dit geval ca. 40 kg) 3. Kan gevaarlijk zijn voor de toepassers, maar is wel zeer effectief en diervriendelijk. 4. Er mogen geen dieren aanwezig zijn, dus niet altijd toepasbaar op varkensbedrijven. 5. Geadviseerd wordt om nadere proeven uit te voeren in andere afdelingen of de gehele stal. Hiervoor zal een locatie moeten worden gevonden.
Voor meer informatie over dit Praktijknetwerk en andere praktijknetwerken: www.verantwoordeveehouderij.nl; www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl; www.innovatieveenkolonien.nl/projecten
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
36
Verdelging van ratten met CO2 in de stal
Regeling LNV subsidies Praktijknetwerken 2013 Aanvraagnummer 4090011676620.1 Hoofdaanvrager Britt BV, Oirschot KvK 17085509 Projectbegeleider Monica Commandeur Tel 030 29 35 307 Mobiel 06 10 75 81 84
Zwarte rat (Rattus rattus)
[email protected]
Verslag: Johan van Rooij 8, juni 2015 Ratten verdelgen in de stal met CO2 is mogelijk, mits goed voorbereid en zorgvuldig uitgevoerd. Dat valt af te leiden uit het onderstaande experiment, dat met CO2 is uitgevoerd in een vleesvarkensstal in het kader van het Praktijknetwerk “Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)”. Inleiding Voor de bestrijding van knaagdieren zijn zowel chemische knaagdierbestrijdingsmiddelen (biociden) als ook mechanische vallen voorhanden. De problemen die hierbij voorkomen zijn de bereikbaarheid van locaties om te bestrijden (bv plaatsen waar vee aanwezig is) of het gebruik van biociden niet gewenst is. Tevens is dan nog maar de vraag of de knaagdieren van de biociden gaan eten of in de vallen willen lopen. Zeker met zwarte ratten bestrijding kan dit zeer problematisch zijn, omdat deze naast schuw ook kieskeurig zijn in hun dieet. Al met al genoeg redenen om hier met andere ogen naar te kijken en met een compleet andere manier van bestrijding te experimenteren. Hierdoor is het idee ontstaan om een bestrijding met middelen uit de natuur (een zogenaamde fysische bestrijding) uit te testen. Hieronder volgt een verslag van een experiment met rattenverdelging in een vleesvarkensstal met CO2. Proef verdelging van ratten met CO2 in stallen Alle levende dieren hebben zuurstof nodig om te overleven. Dus het gebrek hieraan kan een mogelijke bestrijding zijn. Uiteraard hebben het aanwezige vee alsook het aanwezige personeel zuurstof nodig, dus voor de veiligheid mogen er tijdens de toepassing geen van beiden aanwezig zijn. Achtergrondinformatie Proefondervindelijk is het afdoden met CO2 ook een diervriendelijke methode gebleken. Bij voldoende aanwezige CO2 (lees: voldoende afwezigheid van zuurstof) zorgt de aanwezige CO2 ervoor dat de hersenen geen zuurstof meer krijgen en niet meer kunnen werken. Het gevolg is een snelle intreding van een coma (binnen 20 sec), waarna de dood vrij snel volgt. Door het snelle verlies van bewustzijn wordt pijn vermeden. 8
Foto’s pag 37-40 indien (JvR), foto: Johan van Rooij © Van Eck Bedrijfshygiëne B.V.
37
Methode Op een varkensbedrijf in het onderzoeksgebied is gezocht naar een ruimte waar ratten aanwezig waren en waar mogelijkheden zijn voor bestrijding. Omdat varkensstallen vaak verdeeld zijn in diverse afdelingen en deze onderling vaak vrijwel geheel gescheiden zijn, is dit een goede locatie om een proef uit te voeren. Voordat de proef in gang gezet kon worden, zijn een aantal zaken onderzocht i.v.m. de veiligheid: -
Is de ruimte goed af te sluiten?
-
Is de ruimte vrij van vee (varkens)?
-
Hoe is de ventilatie, is er geen gevaar voor verspreiding naar andere ruimten?
-
Is er genoeg tijd voor toepassing; is er geen personeel of derde die gevaar kan lopen?
-
Hoe kan de veiligheid van de toepassers gegarandeerd worden?
-
Is het mogelijk om te monitoren of de proef effect heeft?
Toen bovenstaande onderzocht en veiliggesteld is en de nodige afspraken gemaakt zijn, kon de proef van start gaan. (JvR)
Uitvoering Onder de stal bevindt zich een put voor het luchtaanvoer van het ventilatie systeem. Van daaruit vindt normaliter de luchtaanvoer plaatst naar de stal van onder de voerbakken. Als de ratten zich eenmaal in de ventilatieputten gevestigd hebben, dan is het vrijwel onmogelijk om ze in die ruimte te bestrijden. Links op de foto in de spleet lijkt net het puntje van een rattensnuit te zien.
38
De bestrijding zou plaatsvinden naar onderen toe, dus behoefde ook niet de gehele stal gevuld te worden met CO2. Op de desbetreffende afdeling werden allereerst alle openingen naar buiten, zoals ventilatiekokers, kieren onder de deur e.d. afgedicht met plastic. Vervolgens werden in de ruimte op ca. 1 meter hoogte meters geplaatst om het gehalte CO2 te meten.
(JvR)
Buiten de toegangsdeur werden tevens CO2-meters geplaatst en elke medewerker (3 in totaal) kreeg en CO2 verklikker opgespeld. Deze verklikker maakt een geluid als het CO2 niveau te hoog wordt. Dat is overigens nog ver onder de norm waarop het gevaar op kan leveren voor mensen of dieren. Tevens werd door de toepasser van de CO2 een ademluchtbescherming opgedaan met gasfles voor ademlucht. Toen kon de proef beginnen. De proef Er werden flessen met CO2 opgedraaid in de afdeling en de CO2 kon zich verspreiden door de ruimte. Aangezien CO2 zwaarder is dan lucht, zakte deze naar beneden en kwam in de ventilatieputten onder de afdeling terecht, precies waar we deze wilde hebben. Als in de putten werd gemeten dat er een niveau bereikt was van 40% CO2, dan was dat ruim voldoende om ratten af te doden. Deze concentratie werd gedurende ca. 30 minuten aangehouden. Ondertussen vonden metingen plaats in de aanliggende ruimtes en gang. Na 30 minuten werden de plastic afdichtingen weggehaald en werd de ventilatie aangezet. Er werd continu gemeten, totdat de te hoge concentratie CO2 was verdwenen en de ruimte dus weer betreden kon worden. Daarna werd alles opgeruimd en werd er gekeken of de aanwezige ratten nog in leven waren. Dit was niet het geval. De proef is dus een succes gebleken.
39
Conclusies en aanbevelingen •
De manier van bestrijden is effectief. Er zijn ook geen biociden nodig, dus het is ook goed voor het milieu. Ook voor het dierwelzijn is het veilig gebleken.
•
Nadelen en kanttekeningen zijn, dat de ruimte volledig leeg moet zijn en dat de toepassers goed beschermd moeten zijn.
•
Tevens was er nogal wat CO2nodig (ca. 100 kilo). Daardoor was de proef dus vrij kostbaar, zeker omdat er ook meerdere mensen bij moeten zijn, voor de veiligheid.
•
De proef dient verder uitgebreid te worden, vanwege de positieve resultaten. Daarbij moeten de data goed worden vastgelegd. Dan biedt dit systeem zeker mogelijkheden voor de toekomst.
(JvR)
Voor meer informatie over dit Praktijknetwerk en andere praktijknetwerken: www.verantwoordeveehouderij.nl; www.praktijknetwerkenindelandbouw.nl; www.innovatieveenkolonien.nl/projecten
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland
40
Algemene conclusies
De insteek voor dit Praktijknetwerk is niet de recente wetswijziging als zodanig, die het buitengebruik van gif verbiedt tegen plaag-knaagdieren, maar de terugkerende overlast van plaag-knaagdieren tussen buren. Los van de vraag of gifgebruik wel of niet mag (niet dus) vinden de initiatiefnemers van dit Praktijknetwerk de huidige praktijk van individuele aanpak onvoldoende om de overlast op gebiedsniveau te beperken. Om die rondcirculerende overlast terug te dringen willen de initiatienemers een strategisch plan van aanpak ontwikkelen, die het overlast in het hele gebied beperkt.
Gebiedssituatie voor wat betreft roofvogels en sloten schonen Als eerste aanzet tot een gebiedsplan hebben de deelnemers zich laten informeren over de situatie in hun gebied m.b.t. de aanwezige roofvogels en m.b.t. het schonen van sloten. Hoewel de roofvogel deskundige in zijn advies had duidelijk gemaakt, dat er naar zijn inzicht voldoende roofvogels in het gebied foerageren, besloten twee bedrijven – in overleg met de plaagdier deskundige om toch een kerkuilenkast op hun bedrijf te plaatsen. Dat gebeurde in het voorjaar van 2015. De kasten zijn tot nu toe (medio 2015) nog niet bewoond. De informatie m.b.t. het schonen van sloten was zeer verhelderend. Hoewel een aantal boeren op de hoogte was van het feit dat er drie instanties betrokken zijn bij het schonen van sloten in het gebied: het Waterschap, de gemeente en het initiatief Food4Bees, wisten de meeste boeren er niet het fijne van. Overigens is het de knaagdierdruk vanuit de sloten in het gebied niet hoog, omdat het gebied als geheel vrij nat is. Op specifieke plaatsen kunnen er echter wel knelpunten ontstaan. Strategische plaatsing van vangsystemen tussen slootkant en bedrijf zouden die druk kunnen verminderen.
Innovatieve en alternatieve vangsystemen Om werkelijk met IPM aan de slag te gaan, zou in principe alle gifgebruik moeten worden gestopt, zowel buiten als binnen. Daartoe zijn er dus alternatieve, gifvrije vang- en verdelgingsmethoden nodig, die effectief werken, praktisch bruikbaar zijn en niet veel meer kosten dan de huidige systemen. Dat kostenaspect geldt niet alleen voor het deel van de veehouders, dat op dit moment een professionele dierplaagbestrijder goedgekeurde vangkastjes laat zetten, maar ook voor de anderen in het gebied, die op dit moment vrijwel “gratis” systemen gebruiken op basis van eigen huisvlijt of behulpzame buren. Effectieve alternatieve, gifvrije vangsystemen die tevens goedkoop zijn, bestaan echter nog niet. Inmiddels zijn er wel allerlei alternatieve, gifvrije vangmethoden in diverse stadia van ontwikkeling. Sommige methoden bestaan alleen nog als ontwerpidee in ontwikkeling, en zijn zelfs nog niet rijp om als innovatie te introduceren. Andere methoden zijn wel al als innovatie geïntroduceerd, maar hebben zich nog niet in de markt bewezen. En de methoden die wel al op de markt zijn, zijn niet altijd even praktisch, en als ze dat wel zijn, dan zijn ze in de regel tamelijk duur. Op basis van het bovenstaande is Johan van Rooij in de internationaal beschikbare informatie gaan zoeken naar alternatieve vangsystemen. Daarvan zijn er enkele getest op bruikbaarheid in het gebied.
41
De meest innovatieve systemen zijn de vangmolen met vloeistof en het elektrische vangsysteem voor buiten en binnen. Beiden hebben als praktisch nadeel, dat de vangkast vrij groot is. Het elektrische systeem bleek bovendien storingsgevoelig. De vangmolen met vloeistof biedt schuilgelegenheid en voedsel. Toch bleef het succes beperkt. Mogelijk heeft dat te maken met de geur van de vloeistof. Van de typen vangkooien voor binnen, zijn er diverse uitgetest. Zij hebben als voordeel dat ze kleiner zijn en vrijwel overal kunnen worden geplaatst. Het nadeel is, dat de dieren gelokt moeten worden met voedsel – en de aanlokkelijkheid daarvan is beperkt als er voedsel beschikbaar is op plaatsen die de dieren al kennen. De resultaten met geen van die systemen was veelbelovend. Opmerkelijk genoeg blijkt de klassieke klapval tamelijk succesvol – vooral voor het vangen van jonge dieren, indien er veel aandacht wordt besteed aan de tactische plaatsing van de vallen. Daarvoor is een vrij grondige kennis nodig van het typische gedrag van de knaagdieren. Voor wie zich daarin verdiepen is er weinig bruikbare kennis voorhanden. Het inspectieverslag (deel I) was voor de boeren daarom interessant, omdat ze daardoor op een andere manier hun bedrijven leerden bekijken.
CO2 als verdelgingsmiddel In het kader van het “open grenzen” beleid van de Europese Unie (Schengen Akkoord 1995), is er een streng beleid uitgewerkt voor de aanpak van besmettelijke dierziekten. Deze aanpak brengt met zich mee, dat er regelmatig grote aantallen (veelal grotendeels gezonde) landbouwhuisdieren tegelijk worden verdelgd. Als gevolg daarvan zijn er inmiddels verschillende verdelgingsmethoden ontwikkeld. Gaandeweg is gebleken dat de verdelging met CO2 – mits deskundig en op een zorgvuldige manier uitgevoerd, het meest effectief is – en de minste last geeft voor wat betreft dierenwelzijn en milieu. Enkele verdelgers, gespecialiseerd in CO2 technieken, zoeken naar nieuwe toepassingsmogelijkheden. Een van hun inspiraties voor toepassing is de kleinschalige verdelging van plaagdieren in het veld, langs slootkanten, of in stallen. In het kader van ons Praktijknetwerk “Integraal Knaagdier Management – Veehouderij (IKM-V)” zijn er enkele proeven met CO2 gedaan, zowel buiten in een rattenhol, als binnen in een tijdelijk lege stalafdeling (na aflevering van de vleesvarkens). De experimenten bleken effectief en daardoor veelbelovend, maar ook tamelijk duur. Voorlopig geeft CO2-aanpak vooral perspectief voor situaties, waarin de beheersing is mislukt – en de knaagdierdruk ergens extreem hoog is geworden.
Perspectief voor de deelnemers in het gebied – en voor anderen Voor alle vangsystemen (inclusief de giftige, maar zeker de niet-giftige) geldt blijkbaar dat het succes in belangrijke mate afhangt van het vermogen van de bestrijder om het gedrag van de knaagdieren te kennen en de signalen te “lezen” over de manier waarop zij de omgeving benutten. Het zou daarom nuttig zijn, als de bestaande kennis hierover op een aansprekende, praktische manier wordt ontsloten en actief wordt verspreid in de gehele landbouwsector en naar allerlei andere grondbeheerders. Om het knaagdierenbestand in dit gebied integraal te beheersen is het nodig, dat er samenwerking volgt op de huidige kennisdeling. Dat betekent dat er een proces op gang moet komen, waarbij de bedrijven leren om hun gebouwen beter af te schermen tegen knaagdieren van buitenaf – en dat ze hun buren erbij moeten betrekken, als ze activiteiten ondernemen die verstorend werken op de gewoonten van de aanwezige knaagdieren. Er is geen bestaand model van aanpak voor de uitvoering van zo’n proces. Daarom vereist dit deskundige begeleiding – gepaard aan methodologische analyse.
42
43
De initiatiefnemers van dit Praktijknetwerk Integraal Knaagdiermanagement - Veehouderij (IKM-V) willen weten of, hoe en op welke termijn het mogelijk is om te kunnen komen tot een zodanig veerkrachtig gebiedsmanagement systeem voor knaagdieren, dat de gebiedspopulatie beperkt blijft, zonder de inzet van chemische middelen. Deze probleemstelling vereist een innovatief gebiedsproces. Dit deel bevat zeven korte verslagen betreffen de volgende thema’s: (i) Situatie m.b.t. roofvogels en andere roofdieren in het gebied die jagen op knaagdieren; (ii) Overzicht van het beleid m.b.t. het schonen van de verschillende sloten in het gebied; (iii) Een proef met innovatieve en alternatieve vangsystemen voor buiten; (iv) Een proef met CO2 verdelging in een rattenhol buiten; (v) Een proef met innovatieve, alternatieve en klassieke vangsystemen voor binnen; en (vi) Twee proeven met CO2 verdelging in enkele lege vleesvarkensstal-afdelingen binnen. De initiatiefnemer hopen dat kennis over dit onderwerp beter wordt ontsloten en dat er methoden van samenwerken op dit thema wordt uitgewerkt en dit alles wordt verspreid in de landbouwsector en naar de andere grondbeheerders.
Verslag, augustus 2015
Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa 44investeert in zijn platteland