Tuinbouw
De tuinbouwsector is qua oppervlakte misschien een kleinere landbouwsector, met slechts 8 % van de totale Vlaamse cultuurgrond, maar hij is wel verantwoordelijk voor bijna een derde van de totale landbouwproductie. Binnen de tuinbouwsector kunnen drie deelsectoren onderscheiden worden: de groenteteelt, de fruitteelt en de sierteelt. Elk van deze deelsectoren kent zowel teelt in open grond als teelt onder glas. Het marktgebeuren in de tuinbouwsector wordt sinds 1997 sterk bepaald door de Europese Gemeenschappelijke Marktordening voor groenten en fruit (GMO). Deze GMO werd in 2007 grondig hervormd. 2008 is in dat opzicht een overgangsjaar tussen de oude en de nieuwe GMO. Doelstelling van de GMO groenten en fruit is de Europese groente- en fruitsector concurrerend en rendabel te houden door middel van een marktgerichte productie en concentratie van het aanbod. De glastuinbouw wordt sinds enkele jaren sterk geconfronteerd met structureel stijgende energiekosten, strengere milieunormen en verhoogde eisen met betrekking tot de voedselveiligheid. Deze evoluties, samen met de nieuwe, technische ontwikkelingen, zoals de warmtekrachtkoppeling, creëren een nood aan vernieuwing en schaalvergroting van het glasareaal. Door de dikwijls te beperkte plaatselijke uitbreidingsmogelijkheden ontstaat er vandaag een behoefte aan nieuwe vestigingsmogelijkheden.
1 Structuur 1.1 Areaal Van de totale oppervlakte cultuurgrond wordt bijna 8 % gebruikt voor tuinbouwteelten (49.599 ha in 2007). De groenteteelt vertegenwoordigt het grootste aandeel (56 %) in het tuinbouwareaal terwijl fruitteelt bijna een derde inneemt. De resterende oppervlakte wordt gebruikt voor sierteelten (figuur 8.1). 184
Figuur 8.1: Bestemming van de cultuurgrond, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Sinds 2001 blijft het tuinbouwareaal steeds rond 50.000 hectare schommelen. Na een lichte stijging in 2006 is het areaal opnieuw gedaald tot het niveau van 2005 en bedraagt in 2007 49.599 hectare. Deze daling is bijna volledig toe te schrijven aan de daling van de openluchtteelten, en meer bepaald de groenten in openlucht (figuur 8.2). Het aandeel van de tuinbouwteelt onder glas schommelt sinds 2001 steeds rond 4,3 % van het tuinbouwareaal. In 2007 bedraagt het areaal serres 2.140 ha. De laatste vier jaren kent dit areaal een zeer lichte afname van enkele tientallen hectares. Figuur 8.2: Evolutie van het tuinbouwareaal, ha, 1997-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
185
Groenteteelt Ruim 96 % van het areaal voor groenteteelt, nl. 26.735 ha, wordt gebruikt voor vollegrondsgroenten (= openluchtteelt). De voornaamste teelten zijn groene erwten, groene bonen, wortelen, spinazie, spruitkool, bloemkool, witloofwortelen en prei, samen goed voor iets meer dan 80 % van het areaal voor vollegrondsgroenten (figuur 8.3). De daling in het areaal groenteteelt in openlucht, met 1,7 % in vergelijking met 2006, is bijna volledig toe te schrijven aan de daling van het areaal groene bonen (+10,9 %), groene erwten (-7,9 %) en prei (-2,4 %). Het areaal rode kool (+27,7 %) en knolselder (+18,7 %) kende daarentegen een toename. Slechts 4 % van het areaal voor groenten is bestemd voor glasgroenten. De belangrijkste glasgroenten zijn tomaten en kropsla, met respectievelijk 45 % en 22 % van het areaal glasgroenten dat 1.081 ha bedraagt. Figuur 8.3: Verdeling van het groenteareaal in openlucht en onder glas over de diverse gewassen, 2007 1. openlucht
2. onder glas
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
186
Vlaanderen neemt ongeveer 70 % van het nationale groenteareaal in openlucht voor zijn rekening. In Vlaanderen heeft West-Vlaanderen duidelijk het grootste groenteareaal in openlucht met bijna 65 % (figuur 8.4). Opvallend hierbij is dat Vlaanderen over ruim 99 % beschikt van het groenteareaal onder glas. Meer dan de helft hiervan is terug te vinden in de provincie Antwerpen. Figuur 8.4: Verdeling van het groenteareaal over de gewesten en provincies, 2007 1. openlucht
2. onder glas
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Fruitteelt Het totale areaal fruitteelt blijft sinds 1998 nagenoeg constant. Sinds 2005 is er echter een lichte daling merkbaar, namelijk 5 % in 3 jaar, tot 15.652 ha. Deze daling is volledig toe te schrijven aan de afname van het areaal appelen. Ruim 98% ofwel 15.340 ha van het areaal voor fruitteelt is openluchtteelt. De voornaamste fruitteelten in openlucht zijn peren en appelen met een oppervlakte van respectievelijk 6.680 en 6.544 ha, goed voor 44 % en 43 % van de totale fruitoppervlakte in openlucht (figuur 8.5). Sinds 1999 neemt het areaal appelen geleidelijk af met gemiddeld 3 % per jaar. Deze daling wordt voor een groot deel gecompenseerd door de toename van het perenareaal. In 2007 is het areaal peren voor het eerst groter dan het areaal appelen. 187
Het areaal aardbeien in openlucht is de laatste twee jaren sterk gedaald, nadat dat sinds 2003 telkens een lichte stijging heeft gekend. In 2007 is er ruim 678 ha aardbeienteelt in openlucht, een daling van ruim 27 % in twee jaar tijd. Het areaal klein fruit in openlucht (bessen, frambozen en wijnstokken), 211 ha, vertegenwoordigt slechts 1,4 % van het totale areaal fruitteelt, maar is de afgelopen vijf jaar met bijna 33 % toegenomen. Het areaal fruitteelt onder glas bedraagt 312 ha en is goed voor bijna 2 % van het totale areaal fruitteelt. De afgelopen vijf jaar is dit areaal met bijna een derde toegenomen. Deze toename is volledig toe te schrijven aan de toename van het areaal aardbeien onder glas, dat in 2007 268 ha bedraagt. Figuur 8.5: Verdeling van het fruitareaal in openlucht en onder glas over de diverse teelten, 2007 1. openlucht
2. onder glas
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
188
Met ruim 90 % van het nationale areaal is fruitteelt duidelijk een Vlaamse aangelegenheid. De fruitteelt is vooral terug te vinden in de provincie Limburg en in mindere mate in VlaamsBrabant (figuur 8.6). Figuur 8.6: Verdeling van het fruitareaal over de gewesten en provincies, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Sierteelt De sierteelt is met 5.744 ha verantwoordelijk voor bijna 12 % van de tuinbouwoppervlakte. Ruim 88 % van de sierteeltoppervlakte, 5.080 ha, is openluchtareaal. Ruim 2.975 ha hiervan wordt ingenomen door sierplanten van de boomkwekerij (rozen, heesters, struiken, enz.). Bosplanten (voornamelijk loofboomplanten) en fruitplanten zijn verantwoordelijk voor respectievelijk 560 en 588 ha (figuur 8.7). Slechts iets meer dan 11 % van het sierteeltareaal, 664 ha, bevindt zich onder glas. Twee derde hiervan wordt ingenomen door azalea’s, potplanten en perk- en balkonplanten. Figuur 8.7: Verdeling van het sierteeltareaal in openlucht en onder glas over de diverse teelten, 2007 1. openlucht
189
2. onder glas
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Net als bij fruitteelt is Vlaanderen verantwoordelijk voor ongeveer 90 % van het totale Belgische areaal sierteelt. De sierteelt is vooral verspreid over de provincies Oost-Vlaanderen en in mindere mate Antwerpen en West-Vlaanderen (figuur 8.8).
Energie en vestiging glastuinbouw De problematiek van nieuwe vestigingsplaatsen voor glastuinbouw, de structureel stijgende energiekosten, de milieunormen (water, lucht en bodem) en eisen met betrekking tot de voedselveiligheid maken een vernieuwing en schaalvergroting van het glasareaal in Vlaanderen noodzakelijk. Nieuwe ontwikkelingen en evoluties op het vlak van de opvang van regenwater, het gebruik en behandeling van voedingswater en afvalwater, het rationeel gebruik van energie, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, het klimaatbeheer in de serre en de verbetering van de arbeidsproductiviteit vinden makkelijker hun toepassing in moderne en grotere bedrijven. Vlaanderen is een heel energie-intensieve regio door de aanwezige industrie en de hoge bevolkingsdichtheid. Op het vlak van energie en opvang van (regen)water kunnen er zich interessante samenwerkingsvormen ontwikkelen zowel binnen de sector als met partners buiten de sector. Restwarmte en CO2, afkomstig van WKK- en andere (industriële, afvalverbrandings-) installaties, kan men bijvoorbeeld afleiden naar de glastuinbouw waar deze restproducten gevaloriseerd kunnen worden. Ook omgekeerd kan de glastuinbouw elektriciteit leveren voor algemeen gebruik. Dit kan zowel voor de glastuinbouwsector als voor de industrie bedrijfseconomische voordelen opleveren evenals substantiële voordelen voor het milieu. 190
Figuur 8.8: Verdeling van het sierteeltareaal over de gewesten en provincies, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
1.2 Productie-eenheden Voor volgende analyses wordt de tuinbouw beschouwd als de groenteteelt, de fruitteelt en de sierteelt, en wordt de categorie “andere” (figuur 8.1) niet opgenomen als tuinbouwteelt.
1.2.1 Aantal bedrijven In 2007 zijn ongeveer 17 % van de Vlaamse landbouwexploitaties gespecialiseerde tuinbouwbedrijven, wat overeenkomt met 5.423 bedrijven. Het aantal bedrijven dat tuinbouwgewassen teelt, ligt echter hoger en bedraagt 9.098 in 2007. Dit komt overeen met bijna 29 % van alle Vlaamse landbouwbedrijven. Hiervan telen 5.299 bedrijven groenten, 2.642 bedrijven telen fruit, en 1.878 bedrijven doen aan sierteelt (figuur 8.9).
Gezien deze noodzaak tot vernieuwing en schaalvergroting en de dikwijls te beperkte plaatselijke uitbreidingsmogelijkheden is er duidelijke behoefte aan nieuwe vestigingsmogelijkheden. Om deze ontwikkelingen te ondersteunen wordt de volgende jaren het accent gelegd op de mogelijkheden voor ontwikkeling van klein- en grootschalige glastuinbouwbedrijventerreinen en clusters waarbij glastuinbouwers, onderling of met andere sectoren, op ruimtelijk vlak kunnen samenwerken rond gemeenschappelijke voorzieningen zoals energie, opvang en behandeling van (afval)water, groenbuffering met betrekking tot landschapsinpassing, afzet van tuinbouwproducten enz. Anno 2008 zitten een aantal projecten in de procedure van goedkeuring zoals Stokstorm (18 ha glastuinbouw in de omgeving van Deinze), Oudenburg (40 à 45 ha), Beveren-Waas (40 à 45 ha) en Roeselare (+/- 18 ha). Ook in het glastuinbouwconcentratiegebied Hoogstraten en Sint KatelijneWaver worden de nodige stappen gezet om nieuwe vestigingsplaatsen te ontwikkelen. Vanuit het beleid kunnen investeringen in dergelijke duurzame projecten ondersteund worden met financiële middelen afkomstig uit de Gemeenschappelijke Marktordening voor groenten en fruit (toepassing milieuvriendelijke teelttechnieken), het Vlaamse Investeringsfonds (investeringen in serrebouw en duurzame energie- en watertechnologie) en het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (duurzame ontwikkeling van bedrijventerreinen). 191
Figuur 8.9: Aandeel bedrijven met tuinbouwgewassen in het totaal aantal landbouwbedrijven van de provincie, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
1.2.2 Bedrijfsgrootte De combinatie van een lichte afname van het totale tuinbouwareaal en een relatief grotere daling van het aantal tuinbouwbedrijven wijst op een schaalvergroting. De gemiddelde oppervlakte tuinbouwgewassen per bedrijf stijgt de afgelopen tien jaar met bijna 53 % en bereikt in 2007 5,4 ha (figuur 8.10). In Wallonië ligt dit kengetal veel hoger (8,7 ha in 2007), wat voornamelijk ligt aan het feit dat de bedrijven met groenten in Wallonië gemiddeld veel groter zijn. Het gemiddelde areaal tuinbouw in openlucht bedraagt in Vlaanderen 6,08 hectare, en dat van tuinbouw onder glas bedraagt 0,65 hectare. Figuur 8.10: Evolutie van het aantal bedrijven met tuinbouwgewassen en de gemiddelde oppervlakte tuinbouwgewassen per bedrijf, 1997-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
192
Een indeling per grootteklasse leert dat bijna 37 % van de bedrijven met tuinbouw in openlucht meer dan 5 ha tuinbouwgewassen in openlucht teelt (tabel 8.1). Deze bedrijven vertegenwoordigen bijna 83 % van het tuinbouwareaal in openlucht. Ruim 20 % van de bedrijven met tuinbouwgewassen onder glas heeft meer dan 1 ha tuinbouwgewassen onder glas. Samen zijn deze bedrijven goed voor 57 % van de totale oppervlakte tuinbouwgewassen onder glas. Tabel 8.1: Indeling per grootteklasse van de bedrijven die tuinbouwgewassen telen, 2007 openlucht aantal ha tuinbouw per bedrijf
onder glas
% bedrijven % areaal
aantal ha tuinbouw % bedrijven % areaal per bedrijf
<1
26,0
1,6
< 0,5
54,7
16,3
1 tot 2
13,5
3,1
0,5 tot 1
24,7
26,6
2 tot 5
23,8
12,7
1 tot 1,5
10,5
19,0
5 tot 10
19,2
22,3
1,5 tot 2
4,3
11,2
10 tot 15
7,5
15,0
2 tot 2,5
2,8
9,4
10,0
45,3
2,5 tot 3
1,2
4,8
nvt
nvt
≥3
1,7
12,6
100
100
100
100
≥ 15 geheel van de bedrijven
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Groenteteelt Voor de bedrijven met groenteteelt bedraagt in 2005 het gemiddelde areaal groenten 5,25 hectare. Het gemiddeld areaal groenten in openlucht bedraagt 6,0 hectare, en dat van groenten onder glas bedraagt 0,8 hectare. Uit tabel 8.2 blijkt dat ruim 40 % van de bedrijven met groenten in openlucht, meer dan 5 hectare hiervan teelt. Deze bedrijven vertegenwoordigen 79 % van het areaal groenten in openlucht. 27 % van de bedrijven teelt meer dan 1 hectare groenten onder glas. Samen zijn deze bedrijven goed voor 63 % van de totale oppervlakte groenten onder glas. Tabel 8.2: Indeling per grootteklasse van de bedrijven die groenten telen, 2007 openlucht aantal ha groenten per bedrij
onder glas
% bedrijven % areaal
<1
16,7
1 tot 2 2 tot 5
aantal ha groenten % bedrijven % areaal per bedrijf
1,1
< 0,5
41,8
10,3
12,9
3,0
0,5 tot 1
29,9
26,6
30,2
16,4
1 tot 1,5
14,6
21,0
5 tot 10
24,2
28,1
1,5 tot 2
5,8
12,2
10 tot 15
7,4
14,8
2 tot 2,5
3,9
10,4
≥ 15
8,6
36,6
2,5 tot 3
1,6
5,5
nvt
nvt
≥3
2,5
14,0
100
100
100
100
geheel van de bedrijven
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
193
Fruitteelt In 2005 is het gemiddelde areaal fruit voor bedrijven met fruitteelt 5,92 hectare. De gemiddelde oppervlakte fruit in openlucht bedraagt 6,61 hectare, terwijl die van fruit in serres 0,41 hectare bedraagt. Tabel 8.3 toont aan dat 36 % van de bedrijven met fruitteelt in openlucht meer dan 5 hectare fruitteelt in openlucht heeft. Samen vertegenwoordigen deze bedrijven bijna 90 % van het totale areaal fruitteelt in openlucht. Bijna 14 % van de bedrijven heeft echter een oppervlakte fruitteelt in openlucht groter dan 15 hectare, samen goed voor ruim 58 % van de totale fruitteelt in openlucht. Bijna 10 % van de bedrijven met fruitteelt onder glas heeft meer dan 1 hectare fruitteelt onder glas, samen goed voor ruim 41 % van de oppervlakte fruitteelt onder glas. Tabel 8.3: Indeling per grootteklasse van de bedrijven die fruit telen, 2007 openlucht aantal ha fruit per bedrijf
onder glas
% bedrijven % areaal
aantal ha fruit per % bedrijven % areaal bedrijf
<1
40,5
1,9
< 0,5
71,4
26,9
1 tot 2
10,8
2,2
0,5 tot 1
19,0
31,6
2 tot 5
12,5
6,0
1 tot 1,5
5,1
14,2
5 tot 10
13,2
14,7
1,5 tot 2
2,0
7,9
10 tot 15
9,1
17,0
2 tot 2,5
1,1
5,4
13,9
58,2
2,5 tot 3
0,4
2,6
nvt
nvt
≥3
1,1
11,5
100
100
100
100
≥ 15 geheel van de bedrijven
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Sierteelt Voor bedrijven met sierteelt is de gemiddelde oppervlakte sierteeltgewassen gelijk aan 3,06 hectare. Het gemiddeld areaal sierteelt in openlucht is 3,39 hectare en voor sierteelt onder glas 0,53 hectare. Meer dan 15 % van de bedrijven die aan sierteelt in openlucht doen, heeft een oppervlakte sierteelt die groter is dan 5 hectare. Samen vertegenwoordigen deze bedrijven bijna 72 % van de totale sierteeltoppervlakte in openlucht. Van de bedrijven met sierteelt in openlucht heeft 4 % een oppervlakte sierteelt in openlucht die groter is dan 15 ha, samen goed voor bijna 45 % van de totale oppervlakte sierteelt in openlucht (tabel 8.4). Bijna 16 % van de bedrijven met sierteelt onder glas, heeft meer dan 1 hectare sierteelt onder glas, samen goed voor 52 % van de totale oppervlakte sierteelt onder glas.
194
Tabel 8.4: Indeling per grootteklasse van de bedrijven met sierteelt, 2007 openlucht aantal ha sierteelt per bedrijf
onder glas aantal ha sierteelt % bedrijven % areaal per bedrijf
% bedrijven
% areaal
<1
50,1
5,6
< 0,5
65,3
23,7
1 tot 2
17,8
7,1
0,5 tot 1
19,0
24,0
2 tot 5
16,8
15,7
1 tot 1,5
8,1
18,0
5 tot 10
8,2
17,0
1,5 tot 2
3,5
11,0
10 tot 15
2,8
9,7
2 tot 2,5
2,3
9,3
≥ 15
4,3
44,8
2,5 tot 3
0,8
3,9
nvt
nvt
≥3
1,0
10,1
100
100
100
100
geheel van de bedrijven
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
1.3 Economisch belang op gemeenteniveau Onderstaande figuren geven het belang van de verschillende sectoren weer voor elke gemeente. Groenteteelt Zoals uit figuur 8.11 blijkt, is de groenteteelt vooral van groot belang voor de streek rond Sint-Katelijne-Waver en in mindere mate voor de streek rond Roeselare. Voor 14 Vlaamse gemeenten heeft de groenteteelt een aandeel van hoger dan 50 % van de waarde van de totale landbouw van die gemeente. Figuur 8.11: Economisch belang van de groentesector per gemeente, 2007 Legende geen groenten <5% 5 - 15 % 15 - 35 % > 35 % (max 91 %)
N W
0
O
25
50 Km
Z
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
195
Fruitteelt Voor 14 Vlaamse gemeenten draagt de fruitteelt voor meer dan de helft bij tot de totale waarde van hun landbouw. De fruitteelt is vooral van groot belang voor de streek rond SintTruiden (figuur 8.12). Figuur 8.12: Economisch belang van de fruitsector per gemeente, 2007 Legende geen fruit <5% 5 - 15 % 15 - 35 % > 35 % (max 90 %)
N W
0
O
25
50 Km
Z
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Sierteelt De sierteelt is vooral belangrijk voor de streek rond Lochristi, en in mindere mate voor enkele gemeenten in de Kempen en de Zandstreek rond Antwerpen (figuur 8.13). Voor 14 Vlaamse gemeenten vertegenwoordigt de sierteelt meer dan de helft van de totale waarde van hun landbouw. Figuur 8.13: Economisch belang van de sierteeltsector per gemeente, 2007 Legende geen sierteelt <5% 5 - 25 % 25 - 50 % > 50 % (max 89%)
N W
0
O
25
50 Km
Z
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
196
2 Productie 2.1 Productievolume Groenteteelt De Vlaamse productie van groenten in 2007 bedraagt 1,4 miljoen ton wat overeenkomt met 86,5 % van de nationale groenteproductie. De productie van groenten kent hiermee een stijging na twee opeenvolgende jaren met een lichte daling (figuur 8.14). Figuur 8.14: Evolutie van het productievolume van de groenten, 1.000 ton, 20012007
Bron: Departement Landbouw en Visserij
In 2007 gebeurt 72 % van de totale productie van groenten in openlucht. De voornaamste teelten zijn wortelen, prei, bloemkool, spinazie en bonen, met respectievelijk 19 %, 16 %, 9 %, 9 % en 7 % van de totale Vlaamse groenteproductie in openlucht. De groenteteelt onder glas is samen met de champignonteelt goed voor 28 % van de totale productie van groenten. De tomaten zijn, met 59 % van totale productie van de beschutte groenteteelt, duidelijk het belangrijkste gewas dat onder glas wordt geteeld. De diverse slasoorten en de champignons zijn verantwoordelijk voor respectievelijk 17 % en 9 %. Fruitteelt De Vlaamse productie van fruit bedroeg in 2007 649.056 ton en vertegenwoordigt hiermee 91 % van de Belgische productie van fruit. De belangrijkste fruitsoort is appelen, met 50 % van de totale fruitproductie. Peren en aardbeien vertegenwoordigen respectievelijk 43 % en 6 % van de totale Vlaamse fruitproductie (figuur 8.15).
197
Figuur 8.15: Evolutie van het productievolume van het fruit, 1.000 ton, 2001-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Sierteeltsector Voor de sierteeltsector zijn geen gegevens over het productievolume voorhanden.
GMO groenten en fruit Het marktgebeuren in de sector groenten en fruit wordt sinds 1997 sterk gedomineerd door de Europese Gemeenschappelijke Marktordening voor groenten en fruit (GMO). Deze GMO werd in 2007 grondig hervormd. 2008 is in dat opzicht een overgangsjaar tussen de oude en de nieuwe GMO. De vorige GMO, die dateerde van 1996, werd daarbij volledig herzien en ook de toepassingsbepalingen uit 2003 werden volledig opnieuw bekeken. De GMO voor groenten en fruit heeft als doelstelling de Europese groente- en fruitsector concurrerend en rendabel te houden door middel van een marktgerichte productie en concentratie van het aanbod. Het belangrijkste middel daartoe zijn, volgens de GMO-regelgeving, de producentenorganisaties (PO’s). Deze producentenorganisaties kunnen, na erkenning door de betrokken lidstaat, een operationeel programma indienen waarin zij acties opnemen die bijdragen om de doelstellingen van de GMO te bereiken. Voor het uitvoeren van deze acties kan er dan Europese steun worden uitgekeerd volgens het cofinancieringsprincipe (voor elke euro Europese steun moet de PO zelf een euro bijleggen). Maximaal kan een PO jaarlijks 4,1 % van zijn waarde van de verkochte productie als steun ontvangen. Dit komt neer op een jaarlijkse Europese steun van ongeveer 45 miljoen euro. Dit wil zeggen dat elk jaar 90 miljoen euro in de sector geïnvesteerd wordt via de operationele programma’s. Dit bedrag loopt nog steeds in stijgende lijn. In de Europese groente- en fruitsector staat Vlaanderen met een organisatiegraad van bijna 90 % aan de top van het Europese peloton. Dit betekent dat bijna 90 % van alle groenten en fruit via een producentenorganisatie naar de markt gebracht wordt. Concentratie van het aanbod is geen hol begrip in Vlaanderen. Het aantal actieve leverende leden stabiliseert zich tegenwoordig rond 11.000 leden in één van de elf erkende producentenorganisaties. De trend van het dalende aantal bedrijven wordt deels opgevangen doordat steeds meer telers aansluiting zoeken bij een producentenorganisatie. 198
2.2 Productiewaarde De tuinbouw is in 2007, met een eindproductiewaarde van 1.532 miljoen euro (voorlopig cijfer), goed voor ruim 31,6 % van de waarde van de Vlaamse land- en tuinbouwproductie. Het aandeel van de tuinbouwsector schommelt van jaar tot jaar, maar blijft steeds rond 30 % (figuur 8.16). Groenteteelt Het aandeel van de groenteteelt in de totale waarde van de Vlaamse tuinbouwproductie bedraagt met 631 miljoen euro 40 %. Binnen de groenteteelt is 45 % van waarde afkomstig van de vollegrondsteelten (openlucht). De voornaamste vollegrondsteelten zijn prei, witloof en bloemkool, met respectievelijk 20 %, 18 % en 11 % van de waarde van de vollegrondsteelten. De groenteteelt onder glas is verantwoordelijk voor 55 % van de productiewaarde van de totale groenteteelt. Tomaten en sla zijn met respectievelijk 54 % en 12 % van de productiewaarde van de groenteteelt onder glas de voornaamste groenteteelten onder glas. Fruitteelt Met 397 miljoen euro bedraagt het aandeel van de fruitteelt in de totale waarde van de Vlaamse tuinbouwproductie 25 %. Het aandeel van de drie belangrijkste teelten voor de productiewaarde van de fruitteelt, appelen, peren en aardbeien, bedraagt respectievelijk 34 %, 34 % en 24 %.
Op het gebied van nationale en transnationale samenwerking tussen producentenorganisaties is Vlaanderen toonaangevend. De Logistieke en Administratieve Veilingassociatie (LAVA) groepeert 6 producentenorganisaties die één gezamenlijk operationeel programma uitvoeren voornamelijk gericht op verse groenten. Fruitbiz.be verzamelt 2 fruitcoöperaties. Er is een zeer intensieve samenwerking met Nederland en Duitsland o.a. in de door Vlaanderen erkende transnationale unies van producentenorganisaties: European Fruit Cooperation (EFC), dat een samenwerking is tussen Veiling Haspengouw en Fruitmasters uit Nederland en WOG uit Duitsland, INCO, een samenwerking tussen Veiling Hoogstraten en Profruco en Veiling Zundert uit Nederland. Bijna 700 buitenlandse telers (vooral uit Nederland) zijn bovendien rechtstreeks lid van een Vlaamse producentenorganisatie. In 2005 werden twee nieuwe producentenorganisaties erkend in de categorie “voor verwerking bestemde producten” (diepvriesgroenten) nl. VEGRAS en INGRO. Aan deze erkenning zijn zeer vele jaren van overleg en bemiddeling voorafgegaan tussen enerzijds de producenten en anderzijds de verwerkers en de handelaars. Grote vernieuwingen in de GMO groenten en fruit zijn o.a. de introductie van crisispreventie en -beheersmaatregelen met bijvoorbeeld de mogelijkheid om oogstverzekeringen op te nemen. De samenwerking in de keten wordt meer benadrukt. Verder werd een hele reeks van kleinere punten aangepast waardoor het systeem van producentenorganisaties vlotter en flexibeler zou moeten kunnen werken. De basisdoelstellingen, namelijk concentratie van het aanbod en aanpassing van de productie aan de noden van de markt, bleven behouden. Vooral de introductie van zogenaamde crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen is een grote wijziging ten opzichte van het verleden. De interventieregeling, die bestaat uit het uit de markt nemen van onverkochte producten, wordt marginaal. 199
Sierteelt Hoewel de sierteelt amper 12 % van het tuinbouwareaal inneemt, is de sierteeltsector verantwoordelijk voor 532 miljoen euro, ofwel 34 % van de totale waarde van de Vlaamse tuinbouwproductie. Binnen de sierteeltsector zijn de bloemen en sierplanten goed voor 53 % van de productiewaarde, terwijl de kwekerijplanten verantwoordelijk zijn voor de resterende 47 %. Figuur 8.16: Structuur van de eindproductiewaarde, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij
3 Aanwending van de productie 3.1 Consumptie In figuur 8.17 wordt de consumptie weergegeven van de voornaamste groenten. Na een sterke daling in 2006 (met meer dan 10 %), herstelde de groenteconsumptie zich in 2007 lichtjes met een stijging van bijna 3 %. In 2007 kocht elke Belg gemiddeld 57,5 kg verse groenten aan.
Elke lidstaat is verplicht een nationale strategie op te stellen waarin specifiek wordt aangegeven welke accenten de lidstaat wil leggen en in welke richting de sector dient te evolueren. Aan de hand van indicatoren zal het succes van de GMO getoetst worden. In 2008 werd deze nationale strategie voor duurzame operationele programma’s en nationale richtsnoeren voor milieumaatregelen opgemaakt voor de periode 2009-2013. Verder geeft de hervormde GMO ook ruimte voor subsidiariteit voor elke lidstaat. De lidstaten kunnen onder andere keuzes maken op het vlak van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, erkenningscriteria van producentenorganisaties, investeringsbeleid en het bereiken van milieudoelstellingen. De erkenningscriteria werden opgetrokken naar een jaarlijkse waarde van verkochte productie van 1,5 miljoen euro naar 5 miljoen euro. Het minimum aantal leden bleef behouden op minimum 40 leden. In het kader van de hervorming van de GMO werd ook bepaald dat groenten en fruit in de toekomst ook activeerbare hectares worden in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. Deze regeling gaat in Vlaanderen in vanaf 1/1/2009. 200
De voornaamste groenten zijn tomaten, wortelen, uien, witloof en kool, die verantwoordelijk zijn voor respectievelijk 17 %, 16 %, 12 %, 11 % en 10 % van de totale consumptie van verse groenten. In totaal spendeerden de Belgen in 2007 voor 1.295 miljoen euro aan verse groenten, wat overeenkomt met gemiddeld 126 euro per persoon. Dit is 2 % meer dan het jaar voordien. Naast de verse groenten kocht elke Belg gemiddeld 6 kg groenteconserven en 3,8 diepvriesgroenten. Figuur 8.17: Evolutie van de consumptie van de voornaamste groenten, index: 2000 = 100 %, 2000-2007
Bron: GfK Panel Services Benelux, VLAM
In het jaar 2007 werd er bijna 86 kg vers fruit geconsumeerd per persoon, een stijging van 3,6 % ten opzichte van 2006 en weer op hetzelfde niveau als 2005. Deze stijging is voornamelijk toe te schrijven aan de citrusvruchten die samen met de pitvruchten het grootste deel van de fruitconsumptie voor hun rekening nemen, met respectievelijk 33 % en 29 %. De consumptie van steenvruchten is verantwoordelijk voor 6 % (figuur 8.18). Uitgedrukt in besteding, spendeerden alle Belgen samen voor 1.635 miljoen euro aan fruit, goed voor een gemiddelde van 168 euro per persoon, wat 4 % meer is dan het jaar voordien.
In 2008 heeft de Europese Commissie, tegen de wil van zeer veel lidstaten, haar beleid met betrekking tot de handelsnormen voor groenten en fruit drastisch vereenvoudigd door de lijst van communautaire normen terug te brengen van 36 naar 10. In de plaats daarvan komt er een zeer algemene norm met een beperkt aantal basisvereisten. In 2008 heeft de Commissie een plan gelanceerd om vanaf het schooljaar 2009/2010 een schoolfruitactie op stapel te zetten. Dit systeem zal gebaseerd zijn op gedeeltelijke Europese financiering en gedeeltelijke nationale cofinanciering. De schoolfruitactie moet in de strijd tegen obesitas bij kinderen een positieve bijdrage leveren om de consumptie van groenten en fruit omhoog te brengen. De lidstaten zullen hiervoor ook een nationale strategie moeten uitwerken voor de invoering van de gratis uitreiking van groenten en fruit maar vooral voor een reeks begeleidende maatregelen en de kadering van een gezond dieet in het leerplan.
201
Figuur 8.18: Evolutie van het thuisverbruik van de voornaamste fruitteeltproducten, index: 2000 = 100 %, 2000-2007
Bron: GfK Panel Services Benelux, VLAM
Wat de sierteelt betreft, wordt de consumptie uitgedrukt in bestedingen (euro per capita). In totaal spendeerden de Belgen in 2007 voor 428 miljoen euro aan sierteeltproducten. Dat komt overeen met een gemiddelde van 46,2 euro per Belg. In vergelijking met het jaar voordien is dit een lichte stijging van 1,6 %, die grotendeels toe te schrijven is aan de stijging van de bestedingen aan balkon- en perkplanten. Snijbloemen bezitten met 33,7 % het grootste aandeel in de sierteeltbestedingen, gevolgd door balkon- en perkplanten met 21,9 % (tabel 8.5). Tabel 8.5: Besteding aan sierteeltproducten, euro per capita, 2004-2007 snijbloemen
2004
2005
2006
2007
15,53
15,01
15,48
15,57
kamerplanten
5,83
6,33
6,83
6,79
bloemstukken en plantencomposities
8,38
8,24
7,37
7,21
balkon- en perkplanten
12,12
9,21
9,47
10,12
bomen en tuinplanten
8,51
5,39
5,33
5,36
bloembollen
1,20
0,75
1,00
1,16
51,57
44,94
45,47
46,20
totaal sierteelt
Bron: GfK Panel Services Benelux, VLAM
202
3.2 Zelfvoorzieningsgraad De groentesector heeft een zelfvoorzieningsgraad groter dan 100, maar België heeft een tekort aan fruit (tabel 8.6). Tabel 8.6: Zelfvoorzieningsgraad van groenten en fruit, België, %, campagne 2006/2007
zelfvoorzieningsgraad
groenten
136
fruit
73
exclusief citrusvruchten
78 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
3.3 Buitenlandse handel In 2007 bedraagt de totale uitvoer van tuinbouwproducten voor België 5.986 miljoen euro en overschrijdt daarmee de import met 445 miljoen euro (tabel 8.7). De groentesector heeft een duidelijk positief handelssaldo. Enkel voor fruit is het handelssaldo negatief, wat betekent dat er meer fruit wordt ingevoerd dan uitgevoerd. Dit handelstekort is vooral te wijten aan de invoer van verse bananen en citrusvruchten. Tabel 8.7: Overzicht van de Belgische handel in tuinbouwproducten, miljoen euro, 2007
invoer
uitvoer
saldo
groenten
1.411
1.840
429
fruit
3.550
3.502
-48
579
643
64
5.541
5.986
445
sierteelt totaal
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van Eurostat
Bijna de helft van de totale import van tuinbouwproducten komt uit landen van de EU-25. Hiervan zijn Nederland, Frankrijk en Duitsland de grootste leveranciers. Ruim 93 % van de uitvoer van de Belgische tuinbouwproducten gaat naar de landen van de EU-25. De voornaamste exportpartners zijn Nederland, Frankrijk en Duitsland (figuur 8.19).
203
Figuur 8.19: Verdeling van de Belgische handel in tuinbouwproducten volgens handelspartner, 2007 1. invoer
2. uitvoer
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van Eurostat
Groenteteelt Dankzij een export van groenten die de import ruim overschrijdt, heeft de groentesector in 2007 een positieve handelsbalans van 429 miljoen euro. Dit is vooral te danken aan de sterke uitvoer van diepvriesgroenten en in minder mate aan de uitvoer van verse tomaten. Binnen de verse groenten zijn de voornaamste exportproducten tomaten, paddenstoelen, prei en kropsla, met respectievelijk 33 %, 10 %, 8 % en 7 % van de uitvoer. Tomaten, uien en sjalotten en bonen zijn dan weer de voornaamste verse groenten die ingevoerd worden, met respectievelijk 16 %, 12 % en 9 % van de invoer (tabel 8.8). 204
Tabel 8.8: Overzicht van de Belgische handel in groenten, miljoen euro, 2007
invoer
verse groenten
589
waarvan
uitvoer 649
saldo 60
tomaten
97
216
120
prei
10
54
45
3
47
44
paddenstoelen en truffels
42
65
22
paprika
35
36
1
wortelen en rapen
39
40
1
uien en sjalotten
70
22
-48
bonen
54
27
-27
aromatische planten
43
22
-20
verwerkte groenten
711
1.142
431
kropsla
waarvan
diepvriesgroenten
260
811
551
geconserveerde groenten
236
199
-38
groentesappen
23
17
-6
olijfoliën en bijproducten
69
27
-42
totaal groenten en aromatische planten
1.411
1.840
429
aandeel in totale tuinbouw
25,5%
30,7%
nvt
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van Eurostat
Fruitteelt De fruitteelt kent een licht negatieve handelsbalans van -48 miljoen euro, wat vooral te wijten is aan de grote import van vers fruit en noten. Binnen het verse fruit valt op dat bijna drie kwart van de invoer toe te schrijven is aan zuidvruchten (bananen, enz.) en citrusvruchten, terwijl van het ingevoerde vers fruit 7 % appelen zijn en 5 % druiven. De voornaamste verse fruitsoorten die uitgevoerd worden, zijn zuidvruchten, appelen, peren en aardbeien met respectievelijk 65 %, 9 %, 9 % en 5 % van de export. De negatieve handelsbalans van vers fruit is toe te schrijven aan de handel in citrusvruchten, zuidvruchten en druiven (tabel 8.9). De negatieve handelsbalans van vers fruit en van noten wordt voor een groot deel gecompenseerd door het handelsoverschot van verwerkt fruit, en dan meer bepaald het ruime handelsoverschot van fruitsappen.
205
Tabel 8.9: Overzicht van de Belgische handel in fruit, miljoen euro, 2007 vers fruit
Invoer
uitvoer
2.304
waarvan
2.128
saldo -176
zuidvruchten
1.489
1.387
-101
243
78
-166
59
114
54
druiven
124
62
-62
appelen
154
196
42
44
193
149
1.016
1.267
250
citrusvruchten aardbeien
peren verwerkt fruit waarvan
bevroren vruchten
113
119
6
geconserveerde vruchten
101
80
-21
jam en gelei
46
100
55
fruitsappen
644
919
275
230
108
-122
3.550
3.502
-48
64%
59%
nvt
noten totaal fruit aandeel in totale tuinbouw
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van Eurostat
Sierteelt Het saldo van de Belgische handel voor 2007 in sierteeltproducten is licht positief, namelijk 64 miljoen euro. De voornaamste producten die bijdragen tot deze positieve balans zijn de azalea’s en rododendrons, de kamerplanten en de boomkwekerijproducten. Snijbloemen worden echter vooral ingevoerd (tabel 8.10). Tabel 8.10: Overzicht van de Belgische handel in sierteeltproducten, miljoen euro, 2007
invoer
uitvoer
saldo
sierplanten
274
294
20
waarvan
24
21
-3
0
31
30
97
128
31
122
64
-58
bollen en knollen azalea’s en rododendrons kamerplanten snijbloemen
206
rozen
24
11
-12
perkplanten
31
50
20
306
349
43
zaaigoed
40
27
-13
stekken
19
32
13
boomkwekerijen
43
106
63
snijgroen
60
59
-1
rubbers
143
125
-18
totaal sierteelt
579
643
64
aandeel in totale tuinbouw
10%
11%
nvt
andere tuinbouwproducten waarvan
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van Eurostat
4 Rentabiliteit 4.1 Prijsevolutie Groenteteelt De groentesector kende in 2007 iets minder goede prijzen in vergelijking met het goede jaar 2006. Openluchtgroenten De witloofmarkt is een weinig voorspelbare markt. In 2006 kende de witloofhandel een lichte opflakkering, maar tijdens het seizoen 2007 was de afzet van witloof opnieuw weinig overtuigend. Vergeleken met 2006 daalde de aanvoer van witloof, waardoor de gemiddelde prijs in 2007 daalde met 6 % tot 0,99 euro per kg (figuur 8.20). Deze daling zet zich voort in 2008. Ook de preiteelt ontsnapte niet aan de algemene tendens bij de vollegrondsprijzen en onderging in 2007 een opvallende prijsdaling ten opzichte van 2006. De aanvoer kende een duidelijke stijging van ruim 5 %. De prijs daalde echter disproportioneel met bijna 52 % tot 0,34 euro per kg. Een van de verklaringen hiervoor is dat de Belgische export van prei in 2007 haperde omdat de productie in de rest van Europa voldoende hoog was dankzij de beperkte vorst. Gedurende de eerste zeven maanden van 2007 herstelde de prijs zich terug. De gemiddelde prijsnotering van bloemkolen in 2007 benaderde die van 2006. Het seizoen verliep echter met afwisselend hoge en lage middenprijzen. Het aanvankelijk goede weer in de lente zorgde voor een matige afzet van de wintergroente. Het daaropvolgende slechte zomerweer had echter een positief effect op de afzet. De bloemkolen die in augustus op de markt kwamen waren van mindere kwaliteit door het slechte weer, met zeer lage noteringen in augustus als gevolg. In november en december was er een grote aanvoer met lage prijzen als gevolg. 207
Figuur 8.20: Evolutie van de prijs aan producent voor de voornaamste openluchtgroenten, euro, 1997-2007
Bron: tot 2002: VMV en REO; vanaf 2003: VBT
Beschutte groenteteelt Hoewel het seizoen 2007 startte met uitstekende lentetemperaturen, kampte de glasgroentesector voor de rest van het jaar met koude en donkere weersomstandigheden, waardoor de prijsvorming een stuk minder was dan in 2006. De aanvoer van tros- en losse tomaten kende in 2007 een verschillende evolutie van respectievelijk +3 % en -10 %. De prijs bleef voor beide soorten echter stabiel. Gemiddeld werd de losse soort in 2007 tegen 0,78 euro per kg verkocht, terwijl de trostomaten per kg 0,85 euro opbrachten (figuur 8.21). De tomatenhandel kreeg het in de zomer van 2008 zwaar te verduren door de prijsdaling in combinatie met de hoge energieprijzen. De slateelt kende in 2007 een slecht jaar. Na een redelijk jaar in 2006, kende de slahandel een vrij goede start van het jaar dankzij een onderaanbod op de Europese markt. De daaropvolgende slechte zomer deed niet alleen het aanbod dalen, maar ook de vraag stortte in elkaar. Tot slot zorgde een zachte winter voor een ruim aanbod in binnen- en buitenland, zodat de Belgische export daalde. Deze evoluties zorgden ervoor dat de gemiddelde prijs voor kropsla in 2007 daalde met 18 % tot 0,28 euro per stuk. Ook in het begin van 2008 waren de slanoteringen zeer laag. De komkommerhandel kende een gelijkaardig beeld als bij de slateelt. In het begin van het jaar werden mooie prijsnoteringen gehaald dankzij de goede weersomstandigheden. De slechte zomermaanden zorgden echter voor een sterke daling van de prijzen. In het najaar kende de komkommerprijs nog een korte opflakkering. Toch daalde de gemiddelde komkommerprijs in 2007 met bijna 7 % tot 0,26 euro per stuk.
208
Figuur 8.21: Evolutie van de prijs aan producent voor de voornaamste glasgroenten, euro, 1997-2007
Bron: tot 2002: VMV en REO; vanaf 2003: VBT
Fruitteelt Het aanbod appelen noteerde in 2007 een stijging van bijna 7 % in vergelijking met 2006. In tegenstelling tot de gestegen Belgische productiecijfers, kende Europa in het seizoen 2006/2007 de laagste Europese appeloogst ooit. De lege stocks en de latere seizoensstart zorgden voor een goede marktevolutie in het appelseizoen 2006/2007. Het daaropvolgende seizoen startte met uitstekende prijsnoteringen, als uitloper van het voorgaande seizoen. De gemiddelde appelprijs haalde in 2007 0,39 euro per kg. Dit is een toename van 8,3 % in vergelijking met het jaar voordien (figuur 8.22). Het perenaanbod kent reeds enkele jaren een sterke stijging. In 2007 bedraagt deze stijging in het aanbod bijna 23 %, als gevolg van de verdere uitbreiding van het areaal en het aanbieden van de stocks van het vorige seizoen. De totale geraamde nationale productie van peren kende in 2007 een stijging van ruim 4 % in vergelijking met het voorgaande jaar. Hiermee is de Belgische conférencepeer verantwoordelijk voor een derde van de Europese markt. Mede te wijten aan de sterke stijging van het aanbod aan peren, daalde de prijs voor één kilogram peren in 2007 met ruim 22 % tot 0,458 euro. Deze daling is ook te wijten aan de kleine maat van peren en aan bewaringsproblemen, waardoor de exportprijzen voor peren (voornamelijk naar Rusland) onder druk kwamen te staan. Op het einde van 2007 kende de perenprijs opnieuw een stijging. Ondanks een dalend areaal en stagnerende productiecijfers kenden de meeste aardbeientelers een goed jaar. Dankzij beschutte teelt konden grote productieschommelingen en prijsverschuivingen, zoals in 2006, beperkt worden. De gemiddelde prijs voor aardbeien kende in 2007 een stijging van ruim 7 % tot 2,52 euro per kg.
209
Figuur 8.22: Evolutie van de prijs aan producent voor de voornaamste fruitteelten, euro per kg, 1998-2007
Bron: VBT
4.2 Technische en financiële resultaten 4.2.1 Groente- en aardbeiensector De analyse van de financiële bedrijfsresultaten is gebaseerd op de boekhoudresultaten van 115 gespecialiseerde groentebedrijven, met gemiddeld 5,3 ha cultuurgrond. De gegevens van de bedrijfstak groente- en aardbeienteelt hebben betrekking op alle bedrijven met desbetreffende teelt. Gemiddeld voor alle groente- en aardbeienbedrijven noteert men in 2006 een stijging van de opbrengsten per are cultuurgrond met 13,8 % tegenover 2005. Figuur 8.23 geeft de structuur van de opbrengsten weer. Hieruit blijkt dat op een gemiddeld groentebedrijf ruim 70 % van de opbrengsten afkomstig is van teelten onder glas. Figuur 8.23: Structuur van de opbrengsten voor de gespecialiseerde groentebedrijven, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
210
De kosten stegen eveneens sterk (+14,8 %). Uit de verdeling van de kosten volgens oorsprong (figuur 8.24) blijkt dat de belangrijkste kosten die voor lonen (37 %), verwarming (13 %) en grond- en gebouwenkapitaal (14 %) zijn. Deze maken samen twee derde van de kosten uit. Figuur 8.24: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde groentebedrijven, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Per are uitgedrukt is het arbeidsinkomen toegenomen met 10,5 %. Het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht (VAK) is echter gedaald door de kleinere oppervlakte per VAK. Het inkomen bereikte 70 % van het vergelijkbaar inkomen. Gemiddeld werken er 3,25 arbeidskrachten op de gespecialiseerde groentebedrijven, waarvan 1,85 familiale (tabel 8.11). Tabel 8.11: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven, 2001-2006 2001
2002
2003
2005
2006
referentieoppervlakte (ha)
nb
nb
nb
5,9
5,3
aantal VAK
nb
nb
nb
3,22
3,25
rentabiliteit
opbrengsten per are cultuurgrond
518
511
543
448
510
kosten per are cultuurgrond
541
538
537
486
558
netto bedrijfsresultaat euro/are cultuurgrond
-23
-27
6
-39
-48
opbrengst per 1.000 euro kosten
957
950
1.011
921
913
211
arbeidsinkomen (in euro per VAK)
25.675 26.749 32.094 26.116 25.699
arbeidsinkomen (in euro per are cultuurgrond)
183
181
209
143
158
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Het arbeidsinkomen evolueert echter verschillend naargelang van de deelsector. Bij de glasgroentebedrijven en de aardbeibedrijven werd het arbeidsinkomen per VAK met respectievelijk 6,6 % en 6,0 % neerwaarts bijgesteld. De bedrijven met overwegend groenten in openlucht en de champignonbedrijven noteerden een verhoging van het arbeidsinkomen per VAK van respectievelijk 9,3 % en 19,1 %.
4.2.2 Fruitsector De analyse van de financiële bedrijfsresultaten is gebaseerd op de boekhoudgegevens van 58 gespecialiseerde fruitbedrijven, die gemiddeld 16,9 ha cultuurgrond bezitten. De opbrengsten uit fruit maken bij de gespecialiseerde fruitbedrijven meer dan 95 % van de totale opbreng sten uit (tabel 8.12). De totale opbrengsten zijn de hoogste in de beschouwde periode. De totale kosten per hectare zijn met 7 % gestegen in vergelijking met 2005. De toename van de grondstofkosten (vooral bestrijdingsmiddelen en meststoffen) is procentueel het grootst (+13 %), maar in absolute cijfers zijn de lonen verantwoordelijk voor de grootste stijging. In figuur 8.25 wordt de verdeling van de kosten over de voornaamste kostenrubrieken weergegeven. Hieruit blijkt dat de lonen (berekende + betaalde lonen) en de kosten voor gronden gebouwenkapitaal de voornaamste kosten zijn. Zij zijn samen verantwoordelijk voor bijna twee derde van de totale kosten. Figuur 8.25: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde fruitbedrijven (zonder aardbeienbedrijven), 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
212
Bovenstaande ontwikkelingen resulteren in 2006 in een stijging van het arbeidsinkomen per VAK ten opzichte van 2005 (+ 2,6 %), wat neerkomt op 83 % van het vergelijkbaar inkomen. Gemiddeld werken er 3,93 arbeidskrachten op de gespecialiseerde fruitbedrijven, waarvan 1,58 familiale arbeidskrachten. Tabel 8.12: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (excl. aardbeien), 2001-2006
2001
referentieoppervlakte (ha) aantal VAK opbrengsten per ha cultuurgrond waarvan fruit kosten per ha cultuurgrond netto bedrijfsresultaat euro per ha cultuurgrond opbrengst per 1.000 euro kosten arbeidsinkomen (in euro per VAK) arbeidsinkomen (in euro per ha cultuurgrond)
2002
2003
2005
2006
13,38
13,41
13,53
16,3
16,89
2,6
2,8
2,9
3,6
3,9
11.526
13.378
13.901
14.820
16.041
10.384
11.975
12.530
14.026
15.360
12.305
13.291
13.904
14.939
15.954
-779
87
-3
-120
87
937
1.007
1.000
992
1.005
23.304
28.799
29.131
29.674
30.448
4.523
5.904
6.227
6.571
7.088
Bron: Departement Landbouw en Visserij
4.2.3 Sierteeltsector De analyse van de financiële resultaten is gebaseerd op de boekhoudresultaten van 61 gespecialiseerde sierteeltbedrijven, met een gemiddelde oppervlakte van 1,4 ha. Bijna twee derde van de opbrengsten is afkomstig van teelten onder glas (figuur 8.26). Figuur 8.26: Structuur van de opbrengsten voor de gespecialiseerde sierteeltbedrijven, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
213
De belangrijkste kosten zijn die voor lonen (betaald en berekend), grond- en gebouwenkapitaal, zaad- en plantgoed en energie voor verwarming. Zij maken samen 72 % uit van de totale kosten (figuur 8.27). Figuur 8.27: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde sierteeltbedrijven, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
De totale opbrengsten zijn niet toereikend om de totale kosten te dekken, zodat het netto bedrijfsresultaat negatief is en de opbrengsten per 1.000 euro kosten kleiner zijn dan 1.000.
214
Het gemiddeld arbeidsinkomen per VAK steeg bij de sierteeltbedrijven en bedraagt in 2006 23.112 euro of 63 % van het vergelijkbaar inkomen. Gemiddeld werken er 2,47 arbeidskrachten op de gespecialiseerde sierteeltbedrijven, waarvan 1,67 familiale (tabel 8.13). Tabel 8.13: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde sierteeltbedrijven, 2005-2006
2005
referentieoppervlakte (in ha) aantal VAK
2006
1,4
1,4
2,66
2,47
rentabiliteit
opbrengsten per are cultuurgrond
1.743
1.589
kosten per are cultuurgrond
2.027
1.848
netto bedrijfsresultaat euro/are cultuurgrond
-284
-259
opbrengst per 1.000 euro kosten
860
860
arbeidsinkomen (in euro per VAK)
21.906
23.112
arbeidsinkomen (in euro per are cultuurgrond)
420
400 Bron: Departement Landbouw en Visserij
De evolutie van het arbeidsinkomen per VAK is sterk afhankelijk van de deelsector. De bedrijven gespecialiseerd in de teelt van potplanten en snijbloemen werden geconfronteerd met een dalend arbeidsinkomen met respectievelijk -4,2 % en -10,8 %. Bij de azaleabedrijven evolueerde het inkomen positief (+14,0 %).
215