Akkerbouw
De akkerbouw omvat een brede waaier van gewassen: granen, nijverheidsgewassen (suikerbieten, vlas, koolzaad, enz.), aardappelen en droog geoogste peulvruchten. De analyse in dit hoofdstuk wordt toegespitst op de drie belangrijkste teelten: granen, aardappelen (exclusief pootaardappelen) en suikerbieten. De voedergewassen (voedermaïs, weiden, enz.), die vooral verband houden met de rundveehouderij, werden niet als akkerbouwteelt beschouwd, maar werden opgenomen in het hoofdstuk over de rundveesector. Actuele uitdagingen in de akkerbouwsector hebben betrekking op de rentabiliteit (dalende verkoopprijzen en stijgende kosten), het landbouwbeleid (o.a. suikerhervorming en de Health Check) en de non-foodteelten (biobrandstoffen).
1 Structuur 1.1 Areaal Van de totale Vlaamse oppervlakte cultuurgrond is bijna één derde bestemd voor akkerbouwgewassen (204.798 ha in 2007). De graanteelt vertegenwoordigt het grootste aandeel in het akkerbouwareaal. Aardappelen en suikerbieten komen op de tweede en derde plaats (figuur 9.1). 216
Figuur 9.1: Bestemming van de oppervlakte cultuurgrond, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Het akkerbouwareaal is sinds 2001 licht toegenomen, wat toe te schrijven is aan de uitbreiding van het areaal granen (figuur 9.2). Figuur 9.2: Evolutie van het akkerbouwareaal, ha, 1997-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
217
Vlaanderen neemt minder dan de helft van het nationale akkerbouwareaal voor zijn rekening. De provincie West-Vlaanderen beschikt over de grootste oppervlakte akkerbouw (figuur 9.3). Figuur 9.3: Verdeling van het akkerbouwareaal over de gewesten en provincies, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Biobrandstoffen De Europese Unie stelde in maart 2007 voor dat tien procent van het Europese transport tegen 2020 op biobrandstoffen moet rijden. De doelstelling voor biobrandstoffen maakt deel uit van het ambitieuze klimaatpakket dat de uitstoot van CO2 in de Europese Unie tegen 2020 met 20 procent moet verminderen t.o.v. 1990. Biobrandstoffen worden op dit moment vervaardigd op basis van gewassen zoals bieten, koolzaad, maïs, tarwe, soja en palmnoten. De belangrijkste producenten op dit moment zijn de Verenigde Staten en Brazilië. In België lanceerde de federale overheid een oproep voor kandidaten om een erkenning te verkrijgen om aan een verminderd accijnzentarief biobrandstoffen te mogen produceren voor de Belgische markt. In oktober 2006 werden de quota toegekend met recht op defiscalisatie. De erkenning voor biodiesel verliep in twee fasen: een voorlopige erkenning voor 2007 en een definitieve tot 2013. Voor bio-ethanol geldt de erkenning vanaf oktober 2007. De realisatie van de productie van biobrandstoffen is in Vlaanderen in 2007 op gang gekomen. In Ghent Bio-Energy Valley wordt een productie van 300.000 m³ bio-ethanol (Alco Bio Fuel) en 250.000 ton biodiesel (Bioro) beoogd. Oleon, gespecialiseerd in het verwerken van natuurlijke oliën en vetten, investeerde in een nieuwe installatie voor biodiesel in Ertvelde. Het chemiebedrijf Proviron bouwde een van zijn units in Oostende (Plassendale) om tot een productie-eenheid voor biodiesel. Flanders Bio Fuels, een in 2005 opgerichte kmo die biodiesel en groene stroom maakt uit o.a. 218
Granen De graanteelt beslaat een oppervlakte van 121.002 ha. Tarwe vormt het grootste aandeel, gevolgd door korrelmaïs (figuur 9.4). Figuur 9.4: Verdeling van het graanareaal over de diverse graangewassen, 2007
Bron Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
plantaardige afvalolie en koolzaadolie, kreeg in augustus 2006 een milieuvergunning om in Gistel biodiesel te produceren uit palmolie, visolie, zonnebloemolie en frituurolie. Syral (dochter van de internationale suikergroep Tereos) produceert bio-ethanol in Aalst op de vroegere fabriekssite van Amylum/Tate & Lyle. Dow Halterman was de eerste producent in België van biodiesel op industriële schaal. Het bedrijf produceert biodiesel voor de Duitse markt. In Wanze nabij Hoei is een bio-ethanolfabriek in opstart die per jaar 300.000 m³ ethanol zal produceren uit tarwe en suikerbieten. Milieu en sociale impact van productie van biobrandstoffen De productie van de grondstoffen voor het aanmaken van biobrandstoffen werd de voorbije jaren zwaar op de korrel genomen. De grootschalige productie van soja en palmnoten in derde landen leidt tot een achteruitgang van de biodiversiteit en de vernietiging van het regenwoud. In Europa leidt het tot een verdere intensivering en schaalvergroting. Naast milieuoverwegingen zijn er ook andere risico’s verbonden aan biobrandstoffen. De omschakeling van een deel van de gewasproductie van voeding naar energie is medeverantwoordelijk voor de stijging van de voedselprijzen en bedreigt de voedselzekerheid. Volgens de OESO kunnen biobrandstoffen de uitstoot van broeikasgassen met maximaal drie procent indijken. De prijs die daarvoor betaald moet worden, is volgens een OESO-rapport onevenredig groot. De diverse stelsels van subsidiëring worden in vraag gesteld. In 2006 gaven de zowat 30 OESO-lidstaten in totaal 11 miljard dollar uit aan subsidies voor de productie van biobrandstoffen. Volgens de OESO zou de productie van biobrandstoffen zonder die overheidssteun niet leefbaar zijn. 219
De oppervlakte korrelmaïs is in de afgelopen 10 jaar meer dan verviervoudigd (figuur 9.5). De uitbreiding van de oppervlakte korrelmaïs doet zich zowel voor op veebedrijven als op niet-veebedrijven, maar op de veebedrijven kent de korrelmaïsteelt de sterkste uitbreiding. Veel veebedrijven hebben een ruwvoeroverschot, wat ruimte schept voor deze teelt. Figuur 9.5: Evolutie van het graanareaal, ha, 1997-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen Eind 2008 worden duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen bepaald. Op de Europese markt worden enkel biobrandstoffen toegelaten die minstens 35 procent minder CO2 uitstoten dan fossiele brandstoffen. Die drempel kan in 2017 eventueel verhoogd worden tot 50 procent of meer, afhankelijk van een studie die de Europese Commissie in 2014 moet uitvoeren. De Commissie moet dan nagaan hoe het gesteld is met de ontwikkeling van biobrandstoffen van de zogenaamde ‘tweede generatie’. Dat zijn biobrandstoffen die geproduceerd worden op basis van hout, stro en bioafval. Hun CO2-reductiepotentieel is veel groter. Er wordt ook een uitzondering gemaakt voor biobrandstoffen die gemaakt worden op basis van gewassen die geteeld werden op marginale gronden. Hiervoor is een bonus voorzien in de berekening van de CO2-reductie. Hierdoor zou de druk op de vruchtbare landbouwgronden moeten verminderen. De criteria gelden zowel voor producenten binnen de EU als producenten uit derde landen die uitvoeren naar Europa. Naast de ecologische criteria zijn er ook enkele niet-bindende sociale criteria voor producenten, zoals het verbod op kinderarbeid. 220
De graanteelt is vooral verspreid over de provincies West-Vlaanderen en in mindere mate Vlaams-Brabant (figuur 9.6). Figuur 9.6: Verdeling van het graanareaal over de gewesten en provincies, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Aardappelen Het aardappelareaal (41.031 ha in 2007) schommelt van jaar tot jaar (figuur 9.7). Volgens het oogsttijdstip wordt de teelt ingedeeld in vroege aardappelen en in bewaaraardappelen. De vroege aardappelen vertegenwoordigen 27,5 % van het aardappelareaal. Hoewel het bintje aan belang inboet, blijft dit aardappelras met een aandeel van 69 % in het areaal bewaaraardappelen, de meest geteelde variëteit.
Korte-omloophout Korte-omloophoutteelten zijn aanplantingen van snel groeiende boomsoorten, zoals wilg en populier, die in een heel dicht plantverband staan. Hierdoor produceren ze veel biomassa die driejaarlijks geoogst kan worden. De oogst bedraagt tussen de tien en vijftien ton droge stof per hectare per jaar, wat overeenkomt met 5.000 liter stookolie. Na elke oogst schieten uit de stronken nieuwe takken, zodat het plantenmateriaal gedurende verschillende decennia hout kan blijven produceren. De geoogste houtchips kunnen worden gebruikt in electriciteitscentrales en in WKK-installaties in de glastuinbouw. In Scandinavië maakt men al tientallen jaren gebruik van korte-omloophout als duurzame brandstof en beschikt men dan ook over flink wat expertise inzake de aanleg, het beheer en de verdere verwerking ervan.
221
Figuur 9.7: Evolutie van het aardappelareaal, ha, 1997-2007
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
De aardappel is het enige belangrijke akkerbouwproduct dat in Vlaanderen een groter areaal inneemt dan in Wallonië. Vooral voor de vroege aardappelen domineert Vlaanderen. WestVlaanderen is de Vlaamse provincie waar de meeste aardappelen worden geteeld (figuur 9.8). Figuur 9.8: Verdeling van het aardappelareaal over de gewesten en provincies, 2007 1. vroege aardappelen
222
2. bewaaraardappelen
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Suikerbieten Het areaal suikerbieten (31.268 ha) bleef, als gevolg van het quotumsysteem, redelijk stabiel. De Vlaamse provincie met het grootste areaal suikerbieten is West-Vlaanderen (figuur 9.9). Door de inlevering van quotum worden vanaf 2008 minder suikerbieten uitgezaaid. Figuur 9.9: Verdeling van het areaal suikerbieten over de gewesten en provincies, 2007
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
1.2 Productie-eenheden 1.2.1 Aantal bedrijven Ongeveer 16 % van de Vlaamse landbouwexploitaties (of 5.092 bedrijven in 2007) zijn gespecialiseerde akkerbouwbedrijven. Het aantal bedrijven met akkerbouwgewassen is echter veel groter. Zo telde men in mei 2007 17.381 bedrijven met akkerbouwgewassen of 54 % van de Vlaamse landbouwbedrijven. Dit percentage varieert van 28 % in Antwerpen tot 70 % in Vlaams-Brabant (figuur 9.10). 223
Figuur 9.10: Aandeel bedrijven met akkerbouwgewassen in het totale aantal landbouwbedrijven per provincie, %, 2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Het aantal exploitaties met akkerbouw vertoont een duidelijk dalende trend (-26 % t.o.v. 1995) (figuur 9.11). De meeste exploitaties liggen in West-Vlaanderen (38 %).
1.2.2 Bedrijfsgrootte De combinatie van een lichte toename van het totale akkerbouwareaal en een daling van het aantal akkerbouwbedrijven, wijst op een schaalvergroting. De gemiddelde oppervlakte met akkerbouwgewassen per bedrijf stijgt in de beschouwde periode met 42,4 % en bereikt in 2007 11,8 ha (figuur 9.11). In Wallonië is dit kengetal veel groter (30,4 ha). Figuur 9.11: Evolutie van het aantal bedrijven met akkerbouwgewassen en de gemiddelde oppervlakte akkerbouwgewassen per bedrijf, 1997-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
224
Een indeling per grootteklasse leert dat de meeste akkerbouwers minder dan 5 ha akkerbouw bewerken, maar deze bedrijven vertegenwoordigen slechts 9 % van het akkerbouwareaal en zijn meestal geen gespecialiseerde akkerbouwbedrijven (tabel 9.1). Tabel 9.1: Indeling van de bedrijven met akkerbouwgewassen per grootteklasse, %, 2007 aantal ha akkerbouw per bedrijf
aandeel van de bedrijven
aandeel van het akkerbouwareaal
<5
44,5
9,1
5 tot 10
21,3
13,7
10 tot 20
18,7
24,0
20 tot 30
7,8
17,2
30 tot 40
3,5
11,0
40 tot 50
1,6
6,4
≥ 50
2,6
18,6
100
100
geheel van de bedrijven
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
1.3 Economisch belang op gemeenteniveau In het merendeel van de gemeenten worden akkerbouwgewassen geteeld, maar het belang ervan varieert sterk (figuur 9.12). De gemeenten waar de akkerbouw een belangrijke plaats inneemt, bevinden zich ten oosten van Brussel en in mindere mate in de Polders en in de streek rond Oudenaarde. Figuur 9.12: Belang van de akkerbouwsector per gemeente, 2007 Legende geen akkerbouw < 10 % 10 - 25 % 25 - 40 % > 40 % (max 69 %)
N W
O
0
25
50 Km
Z
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
225
2 Productie 2.1 Productievolume Granen De Vlaamse graanproductie in 2007 bedraagt 1.039.645 ton, wat 43 % uitmaakt van de nationale productie. De productie ligt de laatste jaren op een hoger niveau, wat toe te schrijven is aan de uitbreiding van de korrelmaïsteelt (figuur 9.13). Tarwe is het belangrijkste graangewas, gevolgd door korrelmaïs. Wat de tarweproductie betreft, is de productie gedaald in 2007 ondanks de areaaluitbreiding. De tarweoogst werd gekenmerkt door relatief lage opbrengsten en graan van mindere kwaliteit. Bij de korrelmaïsteelt is er zowel een areaal- als een rendementsstijging. Figuur 9.13: Evolutie van het productievolume van de granen, 1.000 ton, 1997-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
De suikerhervorming Sinds 2005 heeft de suikersector een zeer grondige hervorming ondergaan. Het doel van de Europese Commissie was een daling van de suikerprijs met 36 % te bewerkstelligen en over een periode van 4 jaar een vermindering van het EU-quotum met 6 miljoen ton (ongeveer 30%). Hiervoor werd een tijdelijk herstructureringsfonds opgericht. Wegens het geringe succes van het tijdelijke herstructureringsfonds in de campagnes 2006/2007 en 2007/2008 (verkoop van slechts 2,2 miljoen ton) werd de regeling eind 2007 gewijzigd en werden de voorwaarden aantrekkelijker gemaakt voor zowel de ondernemingen als de suikerbietplanters. Als gevolg van deze wijziging werd bijkomend 3,4 miljoen ton Europees quotum verkocht voor de campagne 2008/2009. Een deel hiervan, namelijk 206.066 ton suikerquotum, werd verkocht door de twee Belgische ondernemingen Iscal Sugar en Tiense Suiker. Deze bedrijven beslisten elk een fabriek te sluiten. In Vlaanderen wordt de suikerfabriek van Moerbeke volledig ontmanteld zodat de Vlaamse suikersector in 2009 nog slechts 1 functionele suikerfabriek op eigen bodem zal hebben, namelijk de suikerfabriek in Tienen. Door de verkoop van suikerquotum is het aantal Vlaamse bietplanters 226
Aardappelen De aardappelproductie (1.943.677 ton in 2007) vertegenwoordigt 62 % van de nationale aardappelproductie (92 % voor de vroege en 56 % voor de bewaaraardappelen) en varieert van jaar tot jaar. In 2007 neemt de aardappelproductie sterk toe als gevolg van een hogere areaal- en knolopbrengst (figuur 9.14). Ook op het vlak van de bewaring zijn er minder problemen dan in het verkoopseizoen 2006. Figuur 9.14: Evolutie van het productievolume van de aardappelen, 1.000 ton, 19972007
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Suikerbieten De suikerbietenproductie blijft redelijk stabiel en bedraagt 2.229.421 ton in 2007 of 39 % van de nationale productie (figuur 9.15). Door een inlevering van bietenquotum zal de productie in de toekomst sterk inkrimpen.
die leveren aan Iscal Sugar of Tiense Suiker met ongeveer 44% gedaald. Van alle Vlaamse en Waalse planters die de teelt hebben verlaten, door die verkoop van suikerquotum, is ongeveer 70% Vlaams. Een kleine 80% hiervan leverde aan Iscal Sugar. Het inkomensverlies dat de bietplanters lijden door deze verregaande hervorming (suiker(biet) prijsdaling en quotumvermindering), wordt op twee manieren opgevangen. Eerst is er de ontkoppelde betaling die ongeveer 60 % van het inkomensverlies door de prijsdaling compenseert en die geïntegreerd werd in de bedrijfstoeslagregeling. Ten tweede wordt een deel (10 %) van de herstructureringssteun, die de ondernemingen ontvangen voor de verkoop van hun suikerquotum, toebedeeld aan de planters die leveringsrechten hebben afgegeven. Deze laatste steun zal in juni 2009 uitbetaald worden. Ook het Vlaamse deel van de diversificatiesteun, dat uit het tijdelijke herstructureringsfonds wordt bekostigd, zal voornamelijk benut worden ten voordele van de bietplanters. Op Europees niveau is er eind 2008 ongeveer 5,6 miljoen ton verkocht quotum, wat maakt dat de Commissie nog 350.000 ton moet opkopen voor de campagne 2009/2010 om de beoogde 6 miljoen te bereiken. Het lijstje van de 4 lidstaten zonder productiequota voor suiker (Cyprus, Estland, Luxem227
Figuur 9.15: Evolutie van het productievolume van suikerbieten, 1.000 ton, 19972007
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
2.2 Productiewaarde Met een eindproductiewaarde van 506 miljoen euro (voorlopig cijfer) is de akkerbouw goed voor 10,3 % van de waarde van de Vlaamse land- en tuinbouwproductie in 2007. Het aandeel van de akkerbouwsector is hiermee beduidend lager dan dat van veeteelt (58,1 %) en tuinbouw (31,6 %). Wat de individuele gewassen betreft, is de aardappel het belangrijkste akkerbouwproduct. De aardappelen realiseren in 2007 43 % van de omzet in de akkerbouwsector, de suikerbieten 11 % en de granen 28 %. In 2007 bereikt dit kengetal de hoogste waarde van de afgelopen 10 jaar (figuur 9.16). Met uitzondering van suikerbieten, stijgt de productiewaarde bij de meeste akkerbouwproducten ten opzichte van 2006.
burg en Malta) wordt nu aangevuld met 5 extra lidstaten (Bulgarije, Ierland, Letland, Portugal en Slovenië), die hun volledig quotum hebben verkocht, waardoor de suikerproductie nu meer geconcentreerd gebeurt. De quotumdaling van 6 miljoen ton zal ook maken dat de Europese Unie van een netto-exporteur naar een netto-importeur van suiker evolueert. Het raffineren van ingevoerde ruwe suiker, de productie van bio-ethanol en de bevoorrading van de chemische en fermentatie-industrie met buitenquotumsuiker lijken mogelijke toekomstige opties. Volatiliteit op de wereldmarkt De wereldmarkt voor suiker kent een grote instabiliteit. Landbouwproducten worden hoe langer hoe meer onderhevig aan de volatiliteit van de vrije markt door de afbouw van beschermende landbouwmaatregelen. Een gestegen wereldvraag naar voedsel in combinatie met slinkende stocks stuwt de prijzen naar omhoog en hogere productiekosten maken dat hogere prijzen nodig zijn om verder rendabel te kunnen blijven produceren. In die zin zijn landbouwgrondstoffen nu ook interessant geworden voor investeerders en speculanten. Na de sterke prijsstijging van suiker in 2005/2006 leek alles opnieuw de goede richting uit te gaan. Maar tussen 2006 en 2008 steeg de suikerproductie zodanig dat er telkens een overschot van 10 miljoen ton op de wereldmarkt bestond. 228
De graangewassen (exclusief korrelmaïs) noteren de grootste waardestijging (+53,9 %) als gevolg van een forse prijsstijging. De Vlaamse graanoogst is kleiner als gevolg van de slechte weersomstandigheden, alhoewel het areaal iets uitbreidde. De productiewaarde van de aardappelen stijgt met 6,7 %. De aardappelproductie in volume neemt sterk toe. De aardappelprijzen daarentegen daalden gevoelig op de vrije markt. Wat de suikerbieten betreft, neemt de productiewaarde af met 18 %, wat toe te schrijven is aan de dalende prijzen. De MTR-hervorming leidt tot een aanzienlijke verlaging van de prijsondersteuning. Figuur 9.16: Evolutie van de eindproductiewaarde van de akkerbouwproducten, miljoen euro, 1997-2007
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Vlaanderen heeft een aandeel van 48 % in de nationaal gerealiseerde waarde voor de akkerbouw. Enkel voor aardappelen neemt Vlaanderen meer dan de helft voor zijn rekening.
In 2007 boekte suiker een droevig record door als enige landbouwgrondstof geconfronteerd te worden met een prijsdaling. In november 2007 was suiker de zwakste groeier. De markt kwam in de tang terecht tussen enerzijds belangrijke wereldoverschotten en anderzijds investeringsfondsen die op een goedkope grondstof speculeren. Sinds 2007 tekenden beleggingsfondsen massaal in op suiker, wat de suikerprijzen deed stijgen, ondanks de massale overschotten. De fondsen verwachtten dan ook een terugval van de suikerproductie en speculeerden op lange termijn op een heropleving van de suikerkoers. In vergelijking met de andere teelten werd onevenredig veel in suiker geïnvesteerd. De evolutie van de suikerprijs in 2008 hangt af van de uiteindelijke balans van de campagne 2007/2008. Is de oogst van sojabonen en graan goed, waardoor de marktdruk en de prijzen zullen terugvallen, dan dreigen sombere tijden voor de suikermarkt. Is de oogst van sojabonen en graan daarentegen teleurstellend, dan zullen de prijzen van graan e.a. opnieuw stijgen en zal suiker de opwaartse trend kunnen volgen, omdat de fondsen geneigd zullen zijn belangrijke aankopen te doen van de laag gewaardeerde suiker op de termijnmarkt. Op langere termijn zal veel afhangen van hoe snel meer rendabele teelten gestimuleerd zullen worden. 5% beweging in de teelten kan een enorm effect teweegbrengen op de suikermarkt in 2008/2009. Sinds begin 2008 is de koers van de suiker op de markt in Londen opnieuw gestegen tot de niveaus van eind 2006. 229
3 Aanwending van de productie 3.1 Consumptie In tabel 9.2 worden de aankoopcijfers van de voornaamste voedingsartikelen op basis van akkerbouwproducten door de gezinnen weergegeven. Al de vermelde producten, behalve de verwerkte aardappelen, vertonen een daling in volume, wat toe te schrijven is aan een gewijzigd consumptiepatroon (meer substitutieproducten, bereide of kant-en-klaargerechten, meer eten buitenshuis, enz.). Voor de producten op basis van graan is deze afname ten opzichte van 2000 ook merkbaar in geldwaarde. Tabel 9.2: Evolutie van de aankoop van producten op basis van akkerbouwproducten, 2000-2007
kg per inwoner 2000
verse aardappelen
2007
2000
2005
2007
43,3
38,4
38,0
13,0
18,0
26,5
nb
6,0
7,0
nb
8,5
12,0
106,8
87,5
83,2
134,7
127,2
128,7
10,1
7,1
6,1
5,9
4,5
4,6
verwerkte aardappelen brood (in eenheden)
2005
euro per inwoner
bloem
Bron: GfK Panel Services Benelux, VLAM
3.2 Zelfvoorzieningsgraad De suiker- en aardappelsector hebben een zelfvoorzieningsgraad groter dan 100, wat wil zeggen dat de nationale productie groter is dan de nationale behoefte. Deze sectoren zijn sterk exportgericht. België is niet zelfvoorzienend wat de granen betreft (tabel 9.3). Tabel 9.3: Zelfvoorzieningsgraad van enkele belangrijke akkerbouwproducten, België, %, 2006/2007
zelfvoorzieningsgraad
granen*
52
aardappelen
180
witte suiker
148
* cijfer 2004/05
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
3.3 Buitenlandse handel In geldwaarde uitgedrukt, vertoont de buitenlandse handel voor het geheel van de akkerbouwproducten in 2007 een positief saldo van 586 miljoen euro. De handelsbalans voor enkele belangrijke akkerbouwproducten wordt weergegeven in tabel 9.4. Vooral de graanproducten en de aardappelen dragen bij tot dit positieve saldo. 230
Tabel 9.4: Buitenlandse handel in akkerbouwproducten per productcategorie, België, miljoen euro, 2007
invoer
uitvoer
saldo
granen
1.266,8
477,2
-789,5
graanproducten
1.629,6
2.619,5
989,8
aardappelen
365,9
1.068,1
702,1
suikerhoudende gewassen en producten
480,2
860,2
380,1
oliehoudende zaden en producten
1.864,0
864,7
-999,3
overige gewassen en derivaten
3.323,7
3.627,0
303,3
totaal akkerbouw
8.930,2
9.516,6
586,4
6.644,7
8.016,7
1.371,9
waarvan: intra-EU-25
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van Eurostat
Qua import- en exportwaarde vertegenwoordigt de akkerbouw respectievelijk 33 % en 32 % van de totale invoer- en uitvoerwaarde van de landbouwproducten. Figuur 9.17 toont aan dat onze belangrijkste handelspartners Frankrijk, Nederland en Duitsland zijn. Er wordt echter ook veel handel gevoerd met landen buiten de EU-25: 26 % voor de invoer en 16 % voor de uitvoer. Figuur 9.17: Buitenlandse handel in akkerbouwproducten volgens handelspartner, België, 2007 1. invoer
231
2. uitvoer
Bron: Departement Landbouw en Visserij op basis van Eurostat
4 Rentabiliteit 4.1 Prijsevolutie Granen De graanprijs wordt o.a. beïnvloed door het gemeenschappelijke marktprijsbeleid in de graansector. Door de geleidelijke afbouw van de prijsondersteuning van granen en de invoering van een hectaresteun heeft het marktmechanisme steeds meer invloed op de prijsvorming. Figuur 9.18 geeft de evolutie van de tarweprijs weer. De hoge prijs in 2003/04 was te wijten aan lagere oogstresultaten in Europa als gevolg van een langdurige droogte. In 2004/05 was de Europese graanvoorraad opnieuw ruimer door een recordoogst met lagere prijzen als gevolg. Door slinkende graanvoorraden overstijgen de prijsnoteringen vanaf november 2005 systematisch die van het voorgaande seizoen. Ook in 2007/08 stijgen de prijzen verder door. Aan de basis liggen de slechte oogst binnen en buiten Europa, de extreem lage voorraden wereldwijd en de toenemende vraag.
232
Figuur 9.18: Evolutie van de prijs aan producent voor voedertarwe, België, euro per 100 kg, 1997/98-2007/2008
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Aardappelen De gemiddelde seizoenprijs voor aardappelen vertoont op de vrije markt een sterk fluctuerend verloop (figuur 9.19). De marktprijs is vooral afhankelijk van de totale oogstomvang en de kwaliteit. De consumptieaardappelteelt is immers niet onderworpen aan een gemeenschappelijke marktprijsordening. Verder is de vraag vrij inelastisch, zodat een relatief kleine variatie in de productiehoeveelheid een grote prijsverandering veroorzaakt. De hoogste prijs wordt genoteerd in het seizoen 2006/07. Het seizoen werd gekenmerkt door lage rendementen en grote bewaarproblemen als gevolg van de slechte weersomstandigheden tijdens het teeltseizoen. De oogst 2007 was ruimer door een toename van het areaal en de rendementen, wat resulteerde in lagere prijsnoteringen op de vrije markt. Om de schommelingen op de vrije markt op te vangen, worden er contracten afgesloten. Exacte cijfers over het aantal contracten bestaan niet, maar uit vakliteratuur blijkt dat 40 à 50 % van de Vlaamse aardappelen onder contract wordt geteeld. Figuur 9.19: Evolutie van de aardappelprijs aan producent op de vrije markt, België, euro per 100 kg, 1997/98-2007/2008
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
233
Verder wordt ook een belangrijk gedeelte van de consumptieaardappelen rechtstreeks verkocht aan de consument. Uit cijfers van GfK Panel Services Benelux blijkt dat ongeveer 15 % van de aangekochte aardappelen door de Vlaamse gezinnen rechtstreeks bij de producent gekocht wordt. Suikerbieten Net zoals de graanprijs wordt ook de suikerprijs sterk beïnvloed door het gemeenschappelijke marktbeleid. In figuur 9.20 wordt de prijsevolutie van de suikerbieten (16 % suiker) weergegeven die verkocht worden binnen quotum. De prijzen bleven tot 2005/06 redelijk stabiel door de ongewijzigde prijsondersteuning. De MTR-hervorming leidde vanaf 2006/07 tot een aanzienlijke verlaging van de prijsondersteuning. De gegarandeerde prijs voor witte suiker wordt over 4 jaar met 36 % verlaagd, met als gevolg dalende prijzen voor suikerbieten. Volledigheidshalve moet ook vermeld worden dat de ontkoppelde steun in 2007 stijgt van 6,49 euro per ton quotumbieten naar 8,33 euro per ton. De betaling van de buiten quotum geproduceerde bieten die niet overgedragen worden naar een volgende campagne, wordt als industriële suiker gevaloriseerd (individueel of collectief gecontracteerd). De prijs van de als industriële suiker gevaloriseerde bieten varieert per onderneming en is afhankelijk van de contracten die de suikerondernemingen hebben afgesloten met hun afnemers. In 2007 werd een prijs van 16 euro bij de Tiense Suikerraffinaderij en 15 euro per ton (16 % suiker) bij Iscal uitbetaald. Figuur 9.20: Evolutie van de prijs aan producent voor A+B-suikerbieten (16 %), België, euro per 100 kg, 1997/98-2007/2008
Bron: CBB
De uiteindelijk betaalde prijs aan producent wordt eveneens beïnvloed door het suikergehalte. Dit vertoont een licht stijgende tendens, met een uitzonderlijk hoog percentage in 2003/04 door zeer goede weersomstandigheden (figuur 9.21).
234
Figuur 9.21: Evolutie van het suikergehalte van de bieten, België, %, 1995/962004/2005
Bron: CBB
4.2 Technische en financiële resultaten De analyse van de financiële bedrijfsresultaten is gebaseerd op de boekhoudresultaten van 56 bedrijven, met gemiddeld 45,9 ha cultuurgrond. De gegevens van de bedrijfstak akkerbouw hebben betrekking op alle bedrijven met desbetreffende teelt.
4.2.1 Bedrijfstak akkerbouw Wintertarwe De graanoogst 2006 bracht per ha 2,5 % minder op in vergelijking met 2005 wat te wijten was aan de slechte weersomstandigheden in juli en augustus (tabel 9.5). De hitte van juli en het regenweer in augustus gaven aanleiding tot lagere opbrengsten en kwaliteitsproblemen. Tabel 9.5: Evolutie van de opbrengstcijfers van wintertarwe, 2001-2006 rendement (kg per ha)
*
2001
2002
2003
2005
2006
7.976
8.083
8.768
8.391
8.178
gemiddelde prijs (euro per 100kg)
11,7
10,5
13,5
10,5
14,1
opbrengst graan (euro per ha)
934
848
1.186
877
1.152
variabele kosten (euro per ha)
nb
nb
nb
611
610
bruto saldo* (euro per ha)
nb
nb
nb
456
757
inclusief opbrengsten nevenproducten
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Door de tegenvallende Europese oogst stegen de gemiddelde graanprijzen met 34 %. Dit resulteert in een geldelijke opbrengst graan van 1.152 euro per ha.
235
De totale variabele kost per ha voor wintertarwe bleef stabiel. Hiervan nemen bestrijdingsmiddelen het grootste aandeel voor hun rekening (figuur 9.22). De kosten voor meststoffen stegen, terwijl die voor bestrijdingsmiddelen daalden ten opzichte van 2005. Figuur 9.22: Verdeling van de variabele kosten per ha wintertarwe, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Bewaaraardappelen De oogst 2006 werd gekenmerkt door lage opbrengsten (tabel 9.6). Veel partijen kampten ook met bewaarproblemen door glazige aardappelen. Hierdoor werden meer aardappelen direct van het veld en na korte bewaring verkocht. Uit Europese cijfers blijkt dat de productievermindering zich niet alleen in Vlaanderen voordeed, maar in de gehele EU. Deze lagere producties hadden een positief effect op de prijsvorming (+42 %) en op de geldelijke opbrengst per ha (+20 %). Zij bereikten het hoogste niveau van de beschouwde periode. Tabel 9.6: Evolutie van de opbrengstcijfers van bewaaraardappelen, 2001-2006
2001
2002
2003
2005
2006
37.469
46.664
42.054
40.865
34.522
9,1
5,9
11,3
10,9
15,5
3.426
2.733
4.754
4.459
5.351
variabele kosten (euro per ha)
nb
nb
nb
1.541
1.717
bruto saldo* (euro per ha)
nb
nb
nb
2.918
3.658
rendement (kg per ha) gemiddelde prijs (euro per 100kg) opbrengst (euro per ha)
*
inclusief opbrengsten nevenproducten
Bron: Departement Landbouw en Visserij
236
Figuur 9.23 geeft een verdeling van de variabele kosten. Net zoals bij de graangewassen is het aandeel van de bestrijdingsmiddelen het grootst, op de voet gevolgd door pootgoed. De kosten zijn met 11,4 % gestegen. Met uitzondering van de kosten voor bestrijdingsmiddelen, is de stijging merkbaar bij alle kosten, maar het meest uitgesproken bij de kosten voor pootgoed. Figuur 9.23: Verdeling van de variabele kosten per ha bewaaraardappelen, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Suikerbieten Ondanks de moeilijke weersomstandigheden van 2006 hebben de suikerbieten nog behoorlijke opbrengsten opgeleverd (tabel 9.7). Het uitzonderlijk gunstige najaar heeft daartoe bijgedragen. Tabel 9.7: Evolutie van de opbrengstcijfers van suikerbieten, 2001-2006
2001
2002
2003
2005
2006
57.890
65.365
69.608
64.797
66.810
4,7
4,3
4,3
4,0
3,3
2.728
2.825
2.992
2.599
2.237
suikergehalte (%)
nb
nb
nb
16,9
16,4
variabele kosten (euro per ha)
nb
nb
nb
1.096
1.073
bruto saldo* (euro per ha)
nb
nb
nb
1.504
1.169
rendement (kg per ha) gemiddelde prijs (euro per 100kg) opbrengst (euro per ha)
*
inclusief opbrengsten nevenproducten
Bron: Departement Landbouw en Visserij
De campagne 2006/07 is het eerste jaar van de suikerhervormingen zodat de prijs en de geldelijke opbrengst per ha gevoelig gedaald zijn. De gegarandeerde prijs voor witte suiker wordt over 4 jaar met 36 % verlaagd. De landbouwers worden gecompenseerd door middel van ontkoppelde steun, die wordt opgenomen in de bedrijfstoeslag. Voor 2006 bedraagt deze steun 6,49 euro per ton quotumbieten. Er dient wel opgemerkt te worden dat deze premie niet wordt opgenomen in de opbrengst per ha. 237
De toegerekende kosten belopen in 2006 1.073 euro per ha (-2,1 %), waarvan het werk door derden de belangrijkste kostenfactor is (figuur 9.24). De kosten voor zaaigoed, bestrijdingsmiddelen en werk door derden zijn afgenomen, terwijl die voor meststoffen en energie hoger waren. Figuur 9.24: Verdeling van de variabele kosten per ha suikerbieten, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
4.2.2 Bedrijfsresultaten Op de akkerbouwbedrijven is er in 2006 een duidelijke inkomensverbetering ten opzichte van 2005. Het familiale arbeidsinkomen per FAK is verhoogd met 19,7 % (tabel 9.8). De totale opbrengsten blijven echter ontoereikend om de totale kosten (inclusief de vergoeding voor eigen arbeid) te dekken, zodat het netto bedrijfsresultaat negatief is en de opbrengsten per 1.000 euro kosten kleiner zijn dan 1.000. Tabel 9.8: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, euro, 2001-2006
2001
2002
2003
2005
2006
oppervlakte cultuurgrond (ha)
40,6
39,1
41,4
46,2
45,9
aantal VAK
1,46
1,55
1,50
1,49
1,52
aantal FAK
nb
nb
nb
1,42
1,39
rentabiliteit (euro)
totale opbrengsten per ha cultuurgrond
3.150
3.001
3.515
3.520
3.299
kosten per ha cultuurgrond
3.267
3.495
3.567
3.758
3.433
netto bedrijfsresultaat per ha cultuurgrond
-117
-494
-53
-238
-134
opbrengst per 1.000 euro kosten
964
859
985
937
961
familiaal arbeidsinkomen per ha cultuurgrond
881
699
1.048
748
878
familiaal arbeidsinkomen per FAK
nb
nb
nb
24.142
28.898
Bron: Departement Landbouw en Visserij
238
In figuur 9.25 wordt de structuur van de opbrengsten weergegeven. Hieruit blijkt dat veel gespecialiseerde akkerbouwbedrijven naast de akkerbouwteelten ook nog andere activiteiten uitoefenen. De opbrengsten uit marktbare gewassen maken 62 % uit van de totale opbrengsten. De premies in het kader van het GLB zijn echter in de post overige opbrengsten geklasseerd. Figuur 9.25: Structuur van de opbrengsten voor de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Door de betere resultaten van aardappelen en granen liggen de totale opbrengsten uit marktbare gewassen hoger dan in 2006. De compenserende bedragen in de suikersector, die in 2006 bij de bedrijfstoeslag werden gevoegd, zorgden voor een verhoging van de overige opbrengsten. In de steekproef van het LMN zijn er in vergelijking met 2005 minder akkerbouwbedrijven met pluimvee waardoor de opbrengsten uit pluimvee aanzienlijk verminderden en hierdoor ook de totale opbrengsten. Ook aan kostenzijde is het duidelijk dat veel akkerbouwbedrijven een gemengd karakter hebben (figuur 9.26). De kosten voor de berekende lonen, de veevoeders en de kosten voor grond- en gebouwenkapitaal zijn de drie voornaamste kostenrubrieken en nemen samen 57 % van de kosten voor hun rekening. In navolging van de daling bij de totale opbrengsten zijn ook de totale kosten per ha gedaald, wat ook hier vooral toe te schrijven is aan de nevenactiviteiten. Enkele belangrijke evoluties in vergelijking met 2005 en met betrekking tot de marktbare gewassen zijn: een daling van bestrijdingsmiddelen en een stijging van meststoffen, werktuigkosten, werk door derden en lonen.
239
Figuur 9.26: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, 2006
Bron: Departement Landbouw en Visserij
Voor 2007 wordt een stijging van het inkomen verwacht. De opbrengsten zijn hoger door de gunstige prijsontwikkeling. Ook de kosten (o.a. voor energie en meststoffen) nemen toe, maar de opbrengstenstijging compenseert deze kostenstijging gevoelig.
240