Toetsregeling Beroepsvaardigheden en thema’s B1.2 Bacheloropleiding Geneeskunde Radboudumc Deze regeling is van kracht vanaf 9 november 2015. 1) Begripsbepaling Het tentamen Beroepsvaardigheden en Thema’s B1.2 maakt deel uit van kwartaal 2 en bestaat uit drie onderdelen: 1.1 De toetsing communicatie en consultvoering Deze toetsing bestaat uit een stationsexamen waarin de student laat zien dat hij/zij de basis van de communicatie en consultvoering beheerst. 1.2 De toetsing klinisch redeneren Deze toetsing bestaat uit twee werkgroepen met voorbereidende opdrachten rondom uiteenlopende casuïstiek. 1.3 Praktijktoets vaardigheden acute geneeskunde Deze toetsing bestaat uit een praktijkexamen waarin de student laat zien dat hij/zij de aangeleerde Vaardigheden Acute Geneeskunde (VAG) beheerst. 2) Doel van de toetsing De toetsing van beroepsvaardigheden en thema’s hoort bij de bacheloropleiding Geneeskunde (GNK) en heeft als doel om het niveau en de ontwikkeling van vaardigheden en het daarbij vereiste kennisniveau te toetsen. 3) Examinator De voorzitter en plv voorzitter van de Commissie Beoordeling Beroepsvaardigheden en Thema’s zijn examinator voor het tentamen beroepsvaardigheden en thema’s B1.2 en de onderdelen daarvan. Commissie Beoordeling Beroepsvaardigheden en Thema’s Voorzitter: Bernadette Cools Plv Voorzitter: Marjolein van de Pol Leden: Ellemieke Rasenberg Bas Schouwenberg 4) Toekenning studiepunten De studiepunten voor Beroepsvaardigheden en Thema’s B1.2 worden toegekend als de drie onderdelen elk met minimaal een voldoende resultaat zijn afgesloten. Het aantal studiepunten voor dit tentamen is weergegeven in de Onderwijs en Examenregeling (OER) De regelingen voor de drie onderdelen worden hieronder in detail beschreven.
-pagina 2-
Vaststelling en bekendmaking van de uitslag De beoordeling voor de onderdelen communicatie en consultvoering en klinisch redeneren wordt uitgedrukt in een ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’. De beoordeling van het onderdeel praktijktoets VAG wordt uitgedrukt in een ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. De uitslag van het examenonderdeel Beroepsvaardigheden en Thema’s B1.2 wordt uitgedrukt in een cijfer 5, 6, 7 of 8. De omzetting van de beoordelingen voor de onderdelen in de uitslag voor het tentamen geschiedt volgens de onderstaande regels: Een beoordeling ‘onvoldoende’ op één van de drie onderdelen leidt tot de uitslag 5. Als de onderdelen zijn beoordeeld met drie ‘voldoendes’ leidt dat tot de uitslag 6. Als de onderdelen zijn beoordeeld met eenmaal ‘goed’ en tweemaal ‘voldoende’ leidt dat tot de uitslag 7. Als de onderdelen zijn beoordeeld met tweemaal ‘goed’ en eenmaal ’voldoende’ leidt dat tot de uitslag 8. In tabelvorm Communicatie Consultvoering Q2
Klinisch Redeneren Q2 Één van de drie onvoldoende
Praktijktoets VAG
voldoende
voldoende
voldoende
6
voldoende
goed
voldoende
7
goed
voldoende
voldoende
7
goed
goed
voldoende
8
Uitslag 5
Toetsregeling Communicatie en Consultvoering Q2 1) Begripsbepaling De toetsing communicatie en consultvoering Q2 betreft de leerlijn Praktijk en Principes van de Geneeskunde (PPG) en bestaat uit een stationstoets waarin de student in een gesprek met een simulatiepatiënt laat zien dat hij/zij de basis van communicatie en consultvoering beheerst. De prestatie wordt beoordeeld door de simulatiepatiënt op basis van vastgestelde beoordelingscriteria. 2) Doel van de toetsing De toetsing communicatie en consultvoering Q2 hoort bij de bacheloropleiding Geneeskunde (GNK) en heeft als doel om het niveau en de ontwikkeling van vaardigheden te toetsen. 3) Examinator De voorzitter en plv voorzitter van de Commissie Beoordeling Beroepsvaardigheden en Thema’s zijn examinator van de toetsing communicatie en consultvoering Q2
-pagina 3-
4) Leerdoelen en beoordeling 4.1 Leerdoelen De student begrijpt de functie van een aantal communicatievaardigheden, te weten: luisteren, aanmoedigen, non-verbaal reageren, begrip tonen en doorvragen. De student heeft oog voor signalen die iemand kan uitzenden tijdens een gesprek en kan hier op een adequate manier op reageren De student kent de vaardigheden: herhaling, parafraseren, stiltes laten vallen en hardop denken, om iemand aan te moedigen zijn verhaal te vertellen. De student weet hoe hij/zij non-verbaal kan reageren om iemand aan te moedigen zijn verhaal te vertellen. De student kan in contacten met iemand de principes van “aandachtig luisteren” toepassen. De student kan iemand laten ervaren dat hij/zij begrip heeft voor zijn/haar situatie. De student kan op een prettige manier contact maken met iemand De student kan op een prettige manier aansluiting zoeken bij iemand. 4.2 Inschrijving deelname en niet-deelname De stationstoets vindt plaats in week 9 en 10 van kwartaal 2. Deelname is verplicht. Informatie over de precieze data, inschrijving en indeling voor deelname is beschikbaar via Blackboard. Studenten die niet deelnemen krijgen de uitslag Niet Deelname (N.D.). 4.3 Stationstoets De stationstoets bestaat uit twee stations waar studenten hun communicatievaardigheden laten zien in een gesprek met een simulatiepatiënt. De vaardigheid van de student wordt beoordeeld door de simulatiepatiënt. De logistieke organisatie wordt verder toegelicht op Blackboard. 4.4 Beoordelingscriteria. De communicatievaardigheden worden beoordeeld op basis van beoordelingscriteria en prestatieniveaus die zijn vastgelegd in een rubric. Deze rubric is beschikbaar via Blackboard en als bijlage toegevoegd. 4.5 Herhaalmogelijkheden Voor studenten met de uitslag N.D. of een onvoldoende geldt een herhaalmogelijkheid in de vorm van een stationstoets met 2 stations. De beoordeling hiervan vindt plaats door simulatiepatiënten aan de hand van beoordelingscriteria en prestatieniveaus die vastgelegd zijn in een rubric (zie 4.4) Hierna wordt er een begeleide intervisie georganiseerd, waarin de video-opnames die gemaakt zijn tijdens de herhaalde stationstoets worden teruggekeken en bediscussieerd. De eindbeoordeling van de herhaalmogelijkheid vindt plaats door docenten van de themalijn Communicatie en Consultvoering op basis van de prestaties op de stationstoets en tijdens de intervisie.
-pagina 4-
Deze herhaalmogelijkheid vindt plaats in kwartaal 3 en precieze data worden later bekend gemaakt via Blackboard. Voor studenten die ook na de herhaalmogelijkheid de uitslag N.D. of onvoldoende hebben, geldt dat zij opnieuw moeten deelnemen aan het onderwijs en de toetsing in het volgende academisch jaar. 5) Vaststelling en bekendmaking van de uitslag De examinator stelt voor elke student afzonderlijk de uitslag vast en maakt deze voor elke student afzonderlijk bekend. De uitslag van toetsing communicatie en consultvoering Q2 wordt uitgedrukt in ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ’goed’.
Toetsregeling Klinisch Redeneren Q2 1) Begripsbepaling De toetsing klinisch redeneren Q2 betreft de leerlijn Praktijk en Principes van de Geneeskunde (PPG) en bestaat uit twee werkgroepen met voorbereidende opdrachten rondom uiteenlopende casuïstiek. 1.1 Voorbereidingsopdrachten De voorbereidingsopdrachten voor de werkgroepen zijn ‘getrapt’. Een aantal opdrachten moet vóór een bepaalde datum worden ingeleverd. Na het verstrijken van de inlevertermijn. komt steeds nieuwe informatie beschikbaar. Deze cyclus wordt meerdere keren doorlopen. Het aantal cycli hangt samen met de specifieke casus. De precieze data voor het inleveren van de voorbereidingsopdrachten worden via Blackboard bekend gemaakt. 1.2 Werkgroep De uitwerkingen van de voorbereidingsopdrachten worden meegenomen naar de groepsbijeenkomsten. Onder begeleiding van een klinisch docent wordt de casus besproken. Van individuele studenten wordt een adequate en actieve bijdrage verwacht. 1.3 Beoordeling Drie aspecten worden beoordeeld: (1) Tijdig inleveren van de voorbereidingsopdrachten (2) Inhoud van de uitwerkingen van de voorbereidingsopdrachten en (3) de individuele bijdrage aan de groepsbijeenkomsten (zie paragraaf 4.3). 2) Doel van de toetsing De toetsing van beroepsvaardigheden en thema’s hoort bij de bacheloropleiding Geneeskunde (GNK) en heeft als doel om het niveau en de ontwikkeling van vaardigheden te toetsen. 3) Examinator De leden van de Commissie Beoordeling Beroepsvaardigheden en Thema’s zijn examinator voor de toetsing klinisch redeneren Q2.
-pagina 5-
4) Leerdoelen en beoordeling 4.1 Leerdoelen De student zet de eerste stappen in het doorlopen van de cirkel van klinisch redeneren zoals deze in Q1 is toegelicht. Via Blackboard is het basisdocument klinisch redeneren en het geneeskundig proces te vinden. Hierin staan de leerdoelen klinisch redeneren voor de bachelorfase genoemd. In Q2 wordt een start gemaakt in het uitwerken van patiëntencasuïstiek waarvoor die leerdoelen globaal gelden op beginnersniveau en uitgaande van eenvoudige patiëntcasuïstiek. De nadruk ligt in jaar 1 op het diagnostisch proces. De student kan bij een eenvoudige patiëntcasus systematisch het proces van klinisch redeneren doorlopen. De student kan een enkelvoudige klacht systematisch analyseren en daarbij komen tot enkele relevante hypothesen voor een diagnose. De student kan naar aanleiding van hypothesen een voorstel doen voor gerichte aanvullende anamnese, relevant lichamelijk onderzoek en aanvullende diagnostiek. De student kan de bevindingen interpreteren en een (differentiële) diagnose (op)stellen.
4.2 Inschrijving deelname en niet-deelname De toetsing Klinisch Redeneren Q2 heeft de vorm van werkgroepen met voorbereidende opdrachten. De werkgroepen vinden plaats in kwartaal 2. Deelname is verplicht. Informatie over de precieze data, inschrijving en indeling voor deelname is beschikbaar via Blackboard. Studenten die niet deelnemen krijgen de uitslag Niet Deelname (N.D.). 4.3 Beoordeling De volgende elementen worden beoordeeld: Tijdig inleveren van de voorbereidingsopdrachten De inhoud van de uitwerking van de voorbereidingsopdrachten Adequate en actieve bijdrage aan de groepsbijeenkomsten De beoordeling wordt uitgevoerd door één en de zelfde docent voor beide werkgroepen. Beoordeling geschiedt op basis van beoordelingscriteria die beschreven worden in de studentenhandleiding. Deze is beschikbaar via Blackboard en als bijlage toegevoegd. De eindbeoordeling bestaat uit de kwalificatie ‘onvoldoende’, ‘voldoende of ‘goed’. 4.4 Herhaalmogelijkheden De herhaalmogelijkheid voor de toetsing klinisch redeneren Q2 bestaat uit één werkgroep met voorbereidingsopdrachten en vindt plaats in kwartaal 3. De precieze data voor de herhaalmogelijkheden worden via Blackboard bekend gemaakt.
5) Vaststelling en bekendmaking van de uitslag De examinator stelt voor elke student afzonderlijk de uitslag vast en maakt deze voor elke student afzonderlijk bekend.
-pagina 6-
Toetsregeling Praktijktoets Vaardigheden Acute Geneeskunde 1) Begripsbepaling De praktijktoets vaardigheden acute geneeskunde betreft de leerlijn Praktijk en Principes van de Geneeskunde (PPG). 1.1 Aanwezigheidsverplichting De student moet voldoende geoefend hebben tijdens de cursus, hiervoor moet worden voldaan aan de aan de aanwezigheidsverplichting. Die wordt verderop beschreven (4.3). 1.2 Praktijktoets De praktijktoets heeft de vorm van een kort stationsexamen. Op elk station wordt moet een vaardigheid worden gedemonstreerd die wordt beoordeeld door een beoordelaar. In tijdsbestek van een half uur bezoekt de student drie stations: Realistische, complexe situatie waarbij wordt gewerkt met een LOTUS-slachtoffer. Handeling en verband, waarbij de student gevraagd wordt een handeling uit te voeren en een verband aan te leggen. Basale reanimatie met AED volgens de richtlijnen van de Nederlandse Reanimatieraad (NRR). 2) Doel van de toetsing De praktijktoets vaardigheden acute geneeskunde hoort bij de bacheloropleiding Geneeskunde (GNK) en heeft als doel om het niveau en de ontwikkeling van vaardigheden te toetsen. 3) Examinator De voorzitter en plv voorzitter van de Commissie Beoordeling Beroepsvaardigheden en Thema’s zijn examinator voor de praktijktoets vaardigheden acute geneeskunde. 4) Leerdoelen en beoordeling 4.1 Leerdoelen Voor de cursus ‘vaardigheden acute geneeskunde’ zijn de volgende doelstellingen geformuleerd. De student heeft kennis van anatomie en (patho-)fysiologie van het menselijk lichaam (met name met betrekking tot de vitale functies), voor zover deze nodig is voor het adequaat verlenen van basale eerste hulp. De student herkent de meest voorkomende levensbedreigende aandoeningen die basale eerstehulpverlening buiten het ziekenhuis behoeven. De student kent mogelijkheden en methoden van behandeling die van toepassing zijn bij het verlenen van ‘basic life support’ en kan deze ook op een correcte wijze ten uitvoer brengen volgens de gebruikte richtlijnen. De student is in staat in uiteenlopende situaties basale eerste hulp te verlenen en kan de daarbij benodigde vaardigheden demonstreren. De student kan de voor basale eerstehulpverlening noodzakelijke verbanden aanleggen.
-pagina 7-
4.2 Inschrijving deelname en niet-deelname Informatie over de precieze data, inschrijving en indeling voor deelname is beschikbaar via blackboard. Deelname aan de praktijktoets VAG is verplicht. Studenten die niet deelnemen krijgen de uitslag Niet Deelname (N.D.). 4.3 Aanwezigheidsverplichting Aanwezigheid bij de lessen is een voorwaarde voor deelname aan de praktijktoets. Er geldt een aanwezigheidsverplichting van minimaal 6 van de 8 lessen, in de eigen werkgroep. Dit betekent dat er geen gevolgen zijn als een student tweemaal afwezig is. Bij een derde absentie is een student uitgesloten van deelname aan de praktijktoets, ongeacht de reden van afwezigheid. Als een student een les inhaalt op een andere dag, in een andere werkgroep, wordt hij/zij nog steeds als afwezig beschouwd. 4.4 Beoordeling van de stations De door de student gedemonstreerde vaardigheden op de drie stations worden beoordeeld door getrainde beoordelaars als ‘voldoende’ of ‘onvoldoende'. 4.5 Scoring en cesuur De beoordelingen van de stations worden uitgedrukt als ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. Er is geen compensatie mogelijk. Alle drie de stations moeten met ‘voldoende’ zijn beoordeeld om de gehele praktijktoets met een ‘voldoende’ af te sluiten. 4.6 Herhaalmogelijkheden Bij een ‘onvoldoende’ beoordeling van een station krijgen studenten direct na de praktijktoets feedback en de mogelijkheid om het betreffende station over te doen. Een student die na de praktijktoets en de herhaalmogelijkheid geen ‘voldoende’ heeft gehaald dient in het volgende academisch jaar de cursus opnieuw te volgen.
5) Vaststelling en bekendmaking van de uitslag De examinator stelt voor elke student afzonderlijk de uitslag vast en maakt deze voor elke student afzonderlijk bekend. De uitslag van de praktijktoets VAG wordt uitgedrukt in een ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’.
Bijlage 1 – RUBRIC Communicatie en Consultvoering Q2 Criteria
Beperkt aanwezig
Aanwezig
Duidelijk aanwezig
Oogcontact
De student had geen oogcontact met mij of
De student keek me aan, maar dwaalde ook
De student had prettig oogcontact met mij, had een
oogcontact op een manier die ik niet prettig vond.
regelmatig op een storende manier af.
geïnteresseerde houding en knikte als ik iets vertelde.
De non-verbale houding van de patiënt kwam niet
De non-verbale houding van de student kwam niet
De student had een geïnteresseerde non-verbale
geïnteresseerd op mij over.
altijd geïnteresseerd over.
houding.
De student gaf me geen tijd om een vraag te
De student gaf me soms voldoende tijd om een
De student gaf me steeds voldoende tijd om een vraag
beantwoorden of te reageren.
vraag te beantwoorden of te reageren.
te beantwoorden of te reageren
De student maakte geen gebruik van hummen,
De student maakte gebruik van hummen, knikken
De student maakte op zo’n manier gebruik van hummen,
knikken en/of herhalen om mij aan te moedigen
en/of herhalen om mij aan te moedigen mijn
knikken of herhalen dat ik me aangemoedigd voelde om
mijn verhaal verder te vertellen.
verhaal verder te vertellen, maar dit werkte niet
mijn verhaal verder te vertellen.
Houding Tijd geven Aanmoedigen
altijd. Open vragen
De student maakte geen gebruik van open vragen
De student maakte gebruik van open vragen, maar
De student maakte voldoende gebruik van open vragen
onvoldoende om mij de ruimte te geven mijn hele
om mij de ruimte te geven mijn verhaal te laten vertellen
verhaal te vertellen Samenvatten
De student vatte niets van wat ik vertelde samen
De student vatte sommige dingen die ik vertelde
De student vatte datgene dat ik vertelde samen en liet
samen, maar bleek mij niet goed begrepen te
op die manier merken dat hij mij begrepen had
hebben Doorvragen
De student vroeg niet door op de dingen die ik
De student vroeg soms door op dingen die ik
De student vroeg zover door op datgene dat ik vertelde,
vertelde
vertelde, maar ik kreeg toch niet de gelegenheid
dat ik goed kon uitleggen wat ik bedoelde
precies uit te leggen wat ik bedoelde Benoemen signalen
De student benoemde signalen die ik gaf over hoe
De student benoemde soms signalen die ik gaf
De student benoemde signalen die ik gaf over hoe ik mij
ik mij voelde niet
over hoe ik mij voelde of op een manier die ik niet
voelde op een prettige manier
prettig vond Begrip tonen
Gevoelsreflecties
De student liet niet door knikken of hummen
De student liet soms door knikken of hummen
De student liet door knikken of hummen merken dat hij
merken dat hij mij begreep of mijn signalen over
merken dat hij mij begreep of mijn signalen over
mij begreep of mijn signalen over hoe ik mij voelde zag
hoe ik mij voelde zag
hoe ik mij voelde zag
De student gaf geen gevoelsreflecties
De student gaf te weinig gevoelsreflecties of gevoelsreflecties die ik niet als prettig ervaarde
Ruimte voor opmerkingen
De student gaf op een prettige manier gevoelsreflecties
Bijlage 2 – Studentenhandleiding toetsing klinisch redeneren Q2 Onderstaande tekst is afkomstig uit de studenthandleiding WG casusbespreking versie 11-10-2015
Toetsing Toetsing van klinisch redeneren in Q2 vindt plaats op basis van de voorbereiding van de casus en de deelname aan de werkgroepen. De docent beoordeelt van iedere student de antwoorden op de ingeleverde vragen. Hierbij wordt getoetst op het denkproces en niet perse op de juiste diagnose. Daarnaast beoordeelt de docent van iedere student de inzet tijdens de werkgroepen, de bijdrage aan en de inhoud van de discussie. De beoordeling van de 2 werkgroepen samen leidt uiteindelijk tot een eindoordeel voor klinisch redeneren. Het oordeel wordt geformuleerd als onvoldoende, voldoende of goed. Dit oordeel geeft samen met de beoordeling van communicatie & consultvoering en vaardigheden acute geneeskunde een eindcijfer voor de lijn PPG in Q2. Zie hiervoor de toets regeling Beroepsvaardigheden en thema’s B1.2. Omdat de twee werkgroepen in Q2 een toetsend karakter hebben is de aanwezigheid verplicht. De presentie wordt bijgehouden door de docent. Wanneer je bij een casusbespreking niet aanwezig kan zijn moet je dit tevoren melden bij jouw docent, met opgave van redenen. Op Blackboard vind je het e-mailadres van de docenten. Door de coördinator van dit onderwijs zal worden beoordeeld of je mag deelnemen aan de inhaalsessie om alsnog een beoordeling te krijgen. Indien je beide werkgroepen mist is er geen mogelijkheid dit in te halen; je moet dan opnieuw aan het onderwijs deelnemen in het volgende studiejaar. Ruilen met een medestudent is niet toegestaan. Je kan niet bij een andere groep de gemiste casusbespreking inhalen. Beoordeling: De beoordeling van het onderdeel klinisch redeneren in Q2 bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Tijdigheid inleveren opdrachten 2. Beoordeling inleveropdrachten casus 3. Beoordeling bijdrage werkgroep casusbespreking Ad 1 – Tijdigheid inleveren De opdrachten moeten vóór het verstrijken van de inlevertermijn worden ingeleverd. Indien je één opdracht van een van de twee casus te laat inlevert leidt dit tot een onvoldoende voor de betreffende casusbespreking. Deze onvoldoende kan worden gecompenseerd door een actieve en goede participatie tijdens de werkgroep bijeenkomst. Indien je ≥ 2 keren de inleveropdracht te laat inlevert leidt dit automatisch tot een onvoldoende voor klinisch redeneren Q2. Dit kan niet worden gecompenseerd. Ad 2 – Beoordeling inleveropdrachten casus Voorafgaande aan de casusbespreking beoordeelt de docent of je de vragen voldoende hebt beantwoord. Lees de vragen goed door, geef steeds een duidelijke toelichting en motiveer je antwoorden. Indien de docent één ingeleverde opdracht als matig of onvoldoende beoordeelt zal hij/zij tijdens de werkgroep bijeenkomst proberen te achterhalen waarom je tot dat antwoord bent gekomen. Indien je dan mondeling voldoende in staat bent je antwoord in redelijkheid te beargumenteren kan de docent besluiten de inleveropdracht alsnog met een voldoende te beoordelen. Er wordt vanuit gegaan dat je de casus zelfstandig maakt en niet overschrijft van collega studenten. Je mag wel samenwerken.
-pagina 10-
Letterlijke kopieën van teksten uit studieboeken en van internet leveren automatisch een onvoldoende op. Ad 3 – Beoordeling bijdrage werkgroep casusbespreking Tijdens de werkgroep bijeenkomsten wordt een actieve inbreng van je verwacht tijdens de discussie. Uit jouw bijdrage aan de discussie blijkt dat je je verdiept hebt in de casus en er over hebt nagedacht. Een goede voorbereiding is voldoende om actief te kunnen deelnemen. Om voor de beoordeling ‘goed’ in aanmerking te komen zijn een actieve rol en een inhoudelijk zinvolle bijdrage aan de discussie tijdens de werkgroepbijeenkomsten vereist. De docent let op je ontwikkeling als beginnend medisch professional en betrekt daarin aspecten als medische deskundigheid, samenwerken en professioneel gedrag. Uiteraard wordt er van je verwacht dat je op tijd aanwezig bent bij de werkgroep.