TOETSPROTOCOL LYCEUM DE GRUNDEL (2014-2015) 1. Toetsprotocol Als een leerling een toets maakt willen we de vakkennis en de aan dat vak gekoppelde vaardigheden toetsen. Dat betekent dat er duidelijkheid moet zijn over de regels en afspraken daar omheen. Daarom zijn de rechten en plichten van leerlingen en docenten in dit toetsprotocol omschreven. Het doel van dit toetsprotocol is:
Duidelijkheid te geven wat er van de leerlingen wordt verwacht bij het maken van toetsen. Duidelijkheid te geven wat er van de docenten wordt verwacht bij het opgeven, maken en corrigeren van toetsen
1.1. Toetsniveau De toetsen moeten worden afgenomen op niveau. Voor alle toetsen geldt dat de toets niet per klas maar per leerjaar per niveau wordt afgenomen. In de dakpanklassen zijn dit dus verschillende toetsen per klas. 1.2. Het maken van toetsen De leerling maakt de toets op het opgegeven moment, tenzij er omstandigheden zijn die dat (de leerling) verhinderen. In het geval van bijzondere omstandigheden dient een ouder/verzorger van de leerling de school voorafgaand aan het toetsmoment schriftelijk op de hoogte te stellen van deze bijzondere omstandigheid. 1.3. Materiaal De leerling zorgt ervoor dat hij/zij het materiaal dat voor het maken van een toets nodig is bij zich heeft. (pen, potlood, geodriehoek, grafische rekenmachine, e.d.) Toetsopgaven maakt de leerling met een blauwe of zwarte pen. Tekeningen/schetsen worden met potlood gemaakt. De school levert toetspapier aan.
1
1.4. Voortgangstoetsen (proefwerken) Het opgeven van voortgangstoetsen: De datum, inhoud en toegestane hulpmiddelen van schriftelijke voortgangstoetsen moeten aan het begin van het schooljaar opgegeven en passend zijn binnen studiewijzer en toetsprogramma. Eventuele wijzigingen moeten minstens 10 dagen van te voren worden aangegeven. Er mogen in klas een t/m drie niet meer dan vijf klassikale voortgangstoetsen per week worden opgegeven en niet meer dan een klassikale toets per dag. In klas vier t/m zes geldt geen maximum aantal toetsen per week, de docent bepaalt bij voorkeur in overleg met de klas, wanneer een toets plaats vindt als deze buiten de toetsweek wordt afgenomen. Toetsplannen komen in het toetsprogramma en toetsweken komen terug in de jaarplanning. Voorbereiding en vraagstelling van voortgangstoetsen: De stof van de toetsen wordt in de lessen voorafgaand aan de toets voorbereid. De docent mag toetsvragen maken die betrekking hebben op leerstof die al eerder behandeld en getoetst is, maar moet dit de leerlingen bij het opgeven van de toets wel duidelijk maken. Er mag geen leerstof getoetst worden die nog niet behandeld is. Nakijken van voortgangstoetsen: De docent zorgt ervoor de gemaakte voortgangstoetsen binnen tien schooldagen nagekeken te hebben. Inhalen van voorgangstoetsen: De leerling maakt de eerstvolgende dag dat hij of zij op school is, een afspraak (mondeling of via mail) om de gemiste toets in te halen. Het inhalen gebeurt binnen tien schooldagen, na het moment van de afspraak. In het geval dat een leerling een toets ongeoorloofd mist en de dag van de toets op school is, moet de leerling op die dag de toets nog inhalen. Zie hiervoor ook de procedure afwezigheid bij toetsen (hoofdstuk 4). 1.5. Schriftelijke en huiswerk overhoringen Het opgeven van overhoringen: De manier waarop overhoringen worden opgeven is per sectie geregeld; dit moet aan het begin van het schooljaar aan de leerlingen meegedeeld worden. Deze afspraken worden vastgelegd in het PTA, voor de onderbouw OPTA (vanaf schooljaar 2015-2016). Als een toets wordt opgegeven, worden ook de toegestane hulpmiddelen opgegeven zoals bijv. grafische rekenmachine, formuleboek, woordenboeken etc. 2
Voorbereiding en vraagstelling van de overhoringen: De stof van de overhoringen wordt in de lessen voorafgaand aan de toets behandeld. De docent mag toetsvragen maken die betrekking hebben op leerstof die al eerder behandeld en getoetst is. Er mag geen leerstof die nog niet behandeld is, overhoord worden. Nakijken van overhoringen: De docent zorgt ervoor de gemaakte overhoringen binnen tien schooldagen nagekeken te hebben. De overhoringen moeten zijn nabesproken vóór dat een voortgangstoets over deze stof wordt gegeven. Een uitzondering hierop kan zijn een woordjestoets voor een proefwerk over een hoofdstuk, dan heeft de woordjestoets een rol in het voorbereiden van de toets. Inhalen van overhoringen: De sectie geeft aan het begin van het jaar aan of overhoringen ingehaald moeten worden of niet. Dit staat ook in het PTA voor de onderbouw (OPTA). Indien de overhoring moet worden ingehaald maakt de leerling de eerstvolgende les dat hij of zij op school is, een afspraak om de gemiste toets in te halen. Het inhalen gebeurt binnen tien schooldagen, na het maken van de afspraak. In het geval dat een leerling een toets mist en de dag van de toets op school is, moet de leerling op die dag de toets nog inhalen Zie hiervoor ook de procedure afwezigheid bij toetsen.
1.6. Praktijktoetsen Het opgeven van praktijktoetsen: De manier waarop praktijktoetsen worden opgeven is per sectie geregeld; dit moet aan het begin van het schooljaar aan de leerlingen meegedeeld worden. Deze afspraken worden vastgelegd in het (O)PTA. Als de toets wordt opgegeven, worden ook de toegestane hulpmiddelen opgeven. Voorbereiding en vraagstelling van praktijktoetsen: De toetsen worden in de lessen voorafgaand aan de toets voorbereid. De docent mag toets opdrachten maken die betrekking hebben op lesstof die al eerder behandeld en getoetst is, maar moet dit de leerlingen voorafgaand aan de toets wel duidelijk maken. Er mag dus geen lesstof worden getoetst die nog niet behandeld is of uit hoofdstukken komt, dan wel uit paragrafen komt die niet als toetsstof zijn opgegeven.
3
Nakijken van praktijktoetsen: De docent zorgt ervoor de gemaakte toetsen binnen tien schooldagen nagekeken te hebben. Inhalen van praktijktoetsen: De leerling maakt de eerstvolgende les dat hij of zij op school is, een afspraak om de gemiste toets in te halen. Het inhalen gebeurt binnen tien schooldagen na het maken van de afspraak. PTA-toetsen: Dit toetsprotocol geldt ook voor alle PTA-toetsen, behalve als dit afwijkt van het examenreglement. Het examenreglement is bindend.
1.7. Werkstukken en praktische opdrachten Het opgeven van werkstukken: Als een werkstuk wordt opgegeven moet het voor de leerling duidelijk zijn:
Wat de eisen zijn voor het werkstuk Waarop wordt beoordeeld (bij het nakijken) Wanneer het werkstuk moet worden ingeleverd Wat er gebeurt bij niet of te laat inleveren.
Voorbereiding en vraagstelling van werkstukken: De docent bepaalt of een werkstuk al dan niet tijdens de les gemaakt moet worden. Nakijken van werkstukken: De docent zorgt ervoor dat de gemaakte werkstukken binnen een van te voren afgesproken periode nagekeken worden. Inhalen van werkstukken: Indien de leerling door ziekte afwezig is geweest, levert de leerling de eerstvolgende les dat de leerling weer op school is het werkstuk in. Als een leerling afwezig is tijdens lessen waarin een werkstuk wordt gemaakt, maakt de leerling de eerstvolgende les een afspraak met de docent wat te doen. PTA-toetsen: Dit toetsprotocol geldt ook voor alle PTA-toetsen, behalve als dit afwijkt van het examenreglement. Het examenreglement is bindend.
4
1.8. Beeldende vakken (Handvaardigheid, tekenen, KUBV) Een werkstuk wordt altijd gemaakt naar aanleiding van een op papier gestelde opdracht. Bij deze opdracht worden altijd schriftelijk de belangrijkste algemeen geldende beoordelingscriteria gegeven voor zowel werkproces als eindproduct. Werkstukken die ter beoordeling worden aangeboden dienen altijd op school, in de les en onder begeleiding van de beoordelende docent vervaardigd te worden. Voor examenwerkstukken is dit zelfs wettelijk verplicht. Dit geldt niet voor het werkproces dat ook buiten de lessen plaats kan en soms moet vinden. De docent bepaalt indien dit hem/haar noodzakelijk lijkt per leerling het moment van inleveren en geeft vooraf een redelijke termijn waarbinnen het werk moet worden vervaardigd. Het is niet mogelijk een onvoldoende gehaald voor een praktijkwerkstuk te herkansen, mits de docent daarvoor gegronde redenen en mogelijkheden ziet. KUBV: Alle cijfers voor praktijkopdrachten zijn schoolexamencijfers. Het aantal opdrachten, de weging en de inlevertermijnen staan per cohort vermeld in het PTA. Eisen gesteld aan werkproces en eindproduct zijn dus vooraf bekend en vastgelegd. Het tijdig en verzorgd inleveren hiervan is altijd een verantwoordelijkheid van de leerling zelf. Bij twijfel over de authenticiteit van een werkstuk beslist in alle gevallen de begeleidende docent over een mogelijke beoordeling. Nakijken van praktijktoetsen: De docent zorgt ervoor de gemaakte toetsen binnen tien schooldagen nagekeken te hebben.
2. Toetsbespreking Toetsen worden door de docent met de klas besproken waarbij de normering helder is voor de leerlingen. Leerlingen krijgen hun werk en de bijbehorende opgaven ter inzage met een antwoordmodel, nadat het werk is nagekeken. Het niet meegeven van de opgaven van voortgangstoetsen en PTA’s gebeurt om de volgende redenen:
Het streven om van jaar tot jaar goed vergelijkbare werken te geven waardoor kwaliteitsbewaking beter mogelijk is 5
Sommige proefwerken behoren integraal bij de methode en kunnen opnieuw worden gegeven Het gevaar, dat er een "opgavencircuit ' ontstaat waardoor bepaalde toetsen hun waarde verliezen.
3. Kwaliteitscriteria voor toetsen Kwaliteitsbewaking van toetsen Een toets koppelt een beoordeling aan de prestatie van de leerling. De beoordeling van de toets geeft een goed beeld van de mate waarin een leerling zich de afgesproken leerdoelen eigen heeft gemaakt. De uitgangspunten staan vermeld in de, nog te formuleren, kwaliteitscriteria voor toetsen. Klachten over een toets, van een leerling of surveillant, worden door de teamleider getoetst aan het protocol en bij PTA toetsen tevens aan het examenreglement. Bij herhaling van gegronde klachten kan de schoolleiding de betreffende docent verplichten de toetsen voorafgaand aan het toetsmoment te laten controleren.
3.1. Toetsafname Validiteit Een valide toets
is een toets die meet, wat de maker wil meten dekt de eindtermen voldoende en is daarmee representatief voor de toetsstof houdt rekening met de elementen: kennis, begrip, vaardigheid bevat vragen op het vereiste beheersingsniveau
Betrouwbaarheid / transparantie Een betrouwbare / transparante toets
heeft een heldere instructie. Een vraag bevat alle relevante informatie nodig voor beantwoording. bevat geen strikvragen. heeft een overzichtelijke lay out
Lay-out
Alle toetsen moeten worden afgenomen middels een papieren afschrift of via toets software (bv wintoets) 6
Om rekening te houden met het dyslexie beleid, dient men Arial te gebruiken; Lettergrootte is 12 Bij elke vraag staat het aantal punten dat deze vraag oplevert Op de eerste bladzijde van een toets staat het aantal vragen, totaal aantal te behalen punten en het aantal bladzijden (zie ook punt 3.2) duidelijke/leesbare bronnen vragen en bronnen moeten gelijktijdig kunnen worden bekeken Bij praktische opdrachten moet een bijlage zitten met daarin informatie over de criteria, het aantal punten en normering PTA toetsen moeten worden afgegeven bij de administratie en moeten worden afgenomen middels een volledig ingevuld proefwerksurveillance formulier.
Objectiviteit Een objectieve toets
geeft gelijke resultaten, ongeacht wie er beoordeelt heeft duidelijke en volledige beoordelingscriteria met correctievoorschrift
Standaardisatie Een gestandaardiseerde toets
heeft voor alle kandidaten dezelfde opgaven en correctieregels maakt het mogelijk de resultaten van kandidaten onderling te vergelijken is per definitie een betrouwbare en objectieve toets
3.2. Toetsvoorvak Het toetsvoorvak, is een tekstvak aan het begin van elke toets, waarin onder andere duidelijk wordt:
wat de toetscode is wat het vak is wat het leerjaar is wat de inhoudsomschrijving van de toets is wie de verantwoordelijke docent is wat de datum van afname is wat de begin- en eindtijd van de toets is over welke hulpmiddelen de deelnemer mag beschikken wat het totaal aantal vragen en punten is Uit hoeveel pagina’s de toets bestaat
7
4. Afwezigheid bij toetsen
Afwezigheid bij PTA toetsen o Zie examenreglement.
Afwezigheid bij niet-PTA toetsen o Indien een leerling afwezig is bij een toets wordt in SOM een “0” genoteerd. Zowel leerling, docent, mentor en teamleider weten dan dat de desbetreffende leerling een afspraak moet maken om deze toets in te halen o Als een leerling meerdere toetsen moet inhalen dan overlegt de mentor met de teamleider over een inhaalschema o Aan een leerling die ongeoorloofd een toets niet heeft gemaakt op de afgesproken datum, kan na overleg met de vakdocent, mentor en teamleider het cijfer 1 worden toegekend voor deze toets o De vakdocent mag geen 1 geven zonder overleg met de mentor en teamleider
5. Wie is verantwoordelijk voor waarborging van de kwaliteit van toetsen? Vakdocenten en secties zijn verantwoordelijk voor het samenstellen van de toetsen.
5.1. Rol van de sectie in de waarborging van de kwaliteit van toetsen De inspectie vraagt van de school de kwaliteit van de toetsing te waarborgen. De school moet die waarborging grotendeels centreren binnen de diverse vaksecties. Daarin zitten immers de vakdeskundigen die de toetsing in de school feitelijk uitvoeren. Om de kwaliteit van de toetsing in het eigen vakgebied goed te kunnen waarborgen, dient de sectie op een adequate wijze invulling te geven aan een door de school opgesteld toetsprotocol. De sectie – en in het bijzonder de sectievoorzitter – dient erop toe te zien dat de leden zich houden aan de gemaakte afspraken over hoeveelheid toetsen, over gezamenlijk niveau, scoring en normering, over tijdige afhandeling van toebedeelde taken etc. 5.2. Rol van de vakdocent in waarborging van de kwaliteit van toetsen Zoals hierboven beschreven dient er het nodige op het niveau van de sectie te gebeuren. Elke vakdocent levert daaraan een bijdrage. Daarnaast heeft de vakdocent met betrekking tot toetsing een aantal individuele taken. De belangrijkste worden hierna opgesomd: tijdig en in goed overleg opgeven van proefwerken, passend binnen studiewijzer en toetsplan 8
duidelijk leerstof opgeven, studiewijzer toets construeren, bijstellen, kwaliteitscontrole van methodetoetsen aan de hand van de bijvoorbeeld een toetsmatrijs scoring en normering gezamenlijk van tevoren vaststellen toets tijdig en correct aanleveren bij de administratie toets tijdig corrigeren en cijfers invoeren in SOM; uiterlijk binnen 10 werkdagen indien nodig geacht in gezamenlijk overleg normering bijstellen toets bespreken in de klas toets verbeteren op basis van ervaringen en opnemen in toetsbank
5.3. Rol leerlingen Lyceum de Grundel kan leerlingen meer betrekken bij totstandkoming van het beleid. Dat geldt zeker ook voor het toetsbeleid. Leerlingen kunnen o.a. via de leerlingenraad (en DMR) feedback geven op de gang van zaken met betrekking tot toetsing in het algemeen en bepaalde toetsen/proefwerken in het bijzonder. Ook kunnen leerlingen, plenair in de les, feedback geven op door hen gemaakte proefwerken. Mits goed aangestuurd kan een gesprek over een gemaakt proefwerk echt wel meer opleveren dan dat het te veel was en te moeilijk. Leerlingen moeten een goed overzicht hebben van al hun cijfers. Elke leerling moet zelf zijn cijfer kunnen berekenen.
9