Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Vrijdag 4 december 2009 Tien jaar Vlaams Fonds voor de Letteren
Goedemiddag beste schrijvers, boekenliefhebbers, voorzitter Gerits
Fondsen bespreken en evalueren gebeurt meestal op de economiepagina’s van de kranten en het laatste jaar hebben die fondsen het niet zo goed gedaan. Ik ben heel blij om vandaag met u dit fonds te mogen vieren en evalueren, dat wel een mooie balans kan voorleggen.
Het Vlaams Fonds voor de Letteren, in 1999 opgericht, was het eerste Vlaamse autonome fonds binnen de culturele sector. Als debutant moest het zich extra bewijzen, net omdat het de eerste instelling was die die verregaande autonomie kreeg. Zoals een oudste zoon, waarvan de hele familie verwacht dat hij zich het meest autonoom en
1
verantwoordelijk kan gedragen. En zo de weg baant voor zij die na hem komen.
Dat heeft het Vlaams Fonds ook gedaan. Op verschillende vlakken. Voor alle betrokkenen. En tot voorbij de landsgrenzen.
Ik hoor bijvoorbeeld dat men in Nederland het fonds voor ‘binnenlandse’ letteren gaat fuseren met dat van de ‘buitenlandse’ letteren. Daar heeft Vlaanderen met het Fonds voor de Letteren al van in het begin op gemikt. Waar we vroeger vaak naar onze noorderburen staarden voor inspiratie, kijken zij nu geregeld naar onze regio. We zijn met de jaren volwaardige partners geworden.
Het Vlaams Fonds is natuurlijk bekend voor haar structurele steun (van de sociaaleconomische positie) aan auteurs. Die ondersteuning gebeurt dankzij veel verschillende soorten beurzen, die door hun interne diversiteit alle soorten auteurs kunnen helpen: romanciers, dichters, debutanten, biografen en vertalers.
De vertalers verdienen overigens een extra woordje: ze doen belangrijk werk dat een beetje lijkt op dat van eindredacteurs. Het valt pas op, wanneer ze de mist in gaan. Voor de wereldfaam hoeft men het uiteraard ook niet te doen. Iedereen kent Ernest
2
Hemingway, Hugo Claus of Günter Grass maar wie kent hun vertalers? We moeten dus vertalers herwaarderen, alleen al om de ontsluiting en om de versterking van de internationale antennes die zij bewerkstelligen. Ons huidig vertaalniveau kan een duwtje gebruiken. Als we onze talenkennis willen valoriseren, moeten we meer en beter doen. Daar zijn we zeker toe in staat; het uitwisselingsproject tussen de vertalerscholen in Antwerpen en Utrecht is al een stap in de goede richting. Er bestaan al prijzen zoals, de ‘Prix des Phares du Nord’ die de beste Franse vertaling van een belangrijk Nederlandstalig werk beloont. Dat zet het werk van de vertaler in de verf. In de toekomst kunnen we misschien een Vlaamse Cultuurprijs voor literaire vertalers naar het Nederlands ontwikkelen.
Het Vlaams Fonds voor de Letteren, dames en heren, heeft een kernopdracht: de ondersteuning van de auteurs en de literatuur. Sommigen – ook auteurs - stellen dat in vraag.
Sta me toe hierop te antwoorden met twee voorbeelden, kwestie van de twee kanten van de medaille te belichten. Neem Willem Elsschot, een reus uit onze literatuur. Maar ook een schrijver die inspiratie putte uit zijn activiteiten in de zaken- en reclamewereld. Elsschot had, zonder die voet in de zakenwereld, misschien nooit meesterwerken als Kaas of Lijmen/Het Been geschreven. 3
Anderzijds – en hiermee steken we de grote plas over – heb je een schrijver zoals Cormac McCarthy. Begonnen als rechtenstudent, maar zich na enkele jaren fulltime toegelegd op het schrijverschap. Zelfs op de enorme Amerikaanse markt verkocht McCarthy van zijn eerste boeken nauwelijks 5.000 exemplaren. Zijn vroegere echtgenote herinnerde zich dat ze zich vaak moesten wassen in het meer naast de deur en dat het wel eens gebeurde dat ze een week aan een stuk bonen moesten eten.
McCarthy zei zelf over die periode:”Ik wist dat ik kon schrijven. Ik moest alleen een manier vinden om brood op de plank te krijgen terwijl ik het deed.” Dat kwam er, met o.a. de beurzen van “The American Academy of Arts and Letters” (de Amerikaanse equivalent van het Fonds, zouden we kunnen zeggen), “The Rockefeller Foundation”, de “Guggenheim-vereniging” en de “MacArthur Foundation”. In de jaren negentig maakte McCarthy de grote publieke doorbraak met All the pretty horses en in het laatste decennium stapelt hij de prijzen en awards op. Nu wordt hij beschouwd als een icoon van de Amerikaanse literatuur.
Twee voorbeelden van auteurs die succesvol zijn geworden, op geheel verschillende wijze. Is één van hen nu een echte schrijver en
4
de andere niet? Natuurlijk niet. Wat we uit deze twee voorbeelden kunnen leren, is dat we werk moeten maken van een én-én-beleid.
Een beleid waarbij we auteurs mogen en moeten stimuleren om hun talenten zo goed en breed mogelijk te gebruiken. Maar ook een beleid waarbij we (veelbelovende) auteurs beurzen geven, omdat ze tijd en mentale ruimte nodig hebben om te schrijven wat ze moeten schrijven. Die beurzen zijn geen recht; niet zoals je recht op gezondheidszorg hebt. Ze zijn dus niet evident maar wel noodzakelijk. Noodzakelijk omdat elk cultuurbeleid zuurstof vrij moet maken voor haar artiesten. Beurzen zijn weloverwogen investeringen en het is dat weloverwogen aspect dat zo belangrijk is voor het Vlaams Fonds voor de Letteren. Beurzen gaan door op basis van adviezen. De kwaliteit van de adviezen bepaalt voor een groot stuk de kwaliteit van het Letterenbeleid.
Dames en heren, De criteria van het Fonds, kwaliteit en diversiteit, zijn ook voor mij heel bijzondere criteria. En daarmee kom ik aan de accenten die ik in de toekomst wil leggen.
Kwaliteit en diversiteit herken ik ook in het stripverhalenbeleid, een beleid waarop ik wil blijven inzetten. Het medium is volwassen geworden. Dat is in hoge mate te danken aan het Fonds voor de 5
Letteren en er zijn nog groeikansen. Ook internationaal kan het stripverhaal nog hoge toppen scheren: na Angouléme dit jaar zijn we met Vlaanderen volgend jaar het gastland voor de grote stripdagen in Haarlem.
Wat internationalisering betreft, moeten we naar een meer gestroomlijnde samenwerking gaan. Er zijn veel hefbomen voor een internationaal cultuurbeleid maar ze zijn niet altijd op elkaar ingespeeld. Onze pr voor cultuur moet strak en effectief zijn. Vlaanderen is (mede) bevoegd voor het Buitenlands Beleid en heeft Vlaamse Huizen over de hele wereld. Internationaal cultuurbeleid is ook een belangrijke pool van de cultuuradministratie. Het VFL en het VAF hebben beide een buitenlandwerking. Het komt er op aan al die polen als een geoliede machine te laten samenwerken. Stel dat de verfilming van De Helaasheid der Dingen op de Oscars genomineerd wordt, dan moet een heel apparaat op gang kunnen komen dat direct het boek, de auteur en zijn hele bibliografie aan de buitenlandse pers kan belichten. (Hetzelfde zou voor Dossier K overigens gelden.) Ik weet dat het VAF en VFL goede contacten onderhouden, maar we moeten blijven zoeken naar synergie, ook met de administratie en met de Vlaamse Huizen.
6
De goede werking van het Fonds kan nog verbeteren door ontbrekende puzzelstukjes terug te integreren. Een bundeling kan de slagkracht aanzienlijk verbeteren. Ik reken op de bestuurders van het VFL om die re-integratie verantwoordelijk in te passen en het nodige overleg te plannen. Ik zal als minister van Cultuur ervoor zorgen dat de middelen op een proportionele en redelijke manier worden verschoven.
Ik wil ook nog eens terugkeren naar de auteurs. Ik heb al vroeg in mijn termijn ervaren dat schrijvers geen blad voor de mond nemen. In gesprekken die ik met hen voer, heb ik veel vragen gekregen voor de specifieke behoeftes en grieven. Er is veel werk aan de winkel, werk dat helaas in grote mate aan federale bevoegdheden is gelinkt. Maar ik wil hier vandaag wel uitdrukkelijk mijn engagement uitspreken om een rechtvaardige oplossing voor de leenrechtvergoeding en de problemen rond het auteursrecht te zoeken.
Een werkgroep die we samen met de Vlaamse Auteurs Vereniging zullen oprichten, gaat ook federale beleidsverantwoordelijken uitnodigen om een consensus te kunnen opbouwen. Wat de eregeldregeling betreft kan ik enkel zeggen wat voor mijn hele beleid geldt: ik ga niet voor ad hoc-oplossingen. Niet nú en niet op het einde van mijn termijn. Ik wil recurrente en duurzame oplossingen. 7
Om de financiële besognes van auteurs (wat) te verlichten, lijkt het aangeraden dat het Vlaams Fonds voort inzet op administratieve en fiscale coaching, eventueel aangevuld met toeleiding en begeleiding van het kunstenloket. We kunnen steunen op het Fonds om de auteurs aandacht bij te brengen voor … de kleine lettertjes. We leven in een fiscaal ingewikkeld land, dus dat lijkt me zeker geen overbodige luxe.
Een andere kwestie, de e-literatuur, lijkt het auteursrecht nog complexer te gaan maken. De e-boeken zijn al onder ons. Met de digitalisering liggen enkele mooie kansen in het verschiet. Jongere lezers zullen misschien sneller op de digitale boot springen dan dat ze een fysiek boek ter hand zouden nemen. Maar ook hier moeten we een én-én beleid voeren.
Geletterdheid en leesbevordering vind ik erg belangrijk. Zoals de Amerikaanse schrijfster Elizabeth Hardwick zei: “The greatest gift is a passion for reading. It is cheap, it consoles, it distracts, it excites, it gives you knowledge of the world and experience of a wide kind.” Om álle groepen te bereiken, moeten we zowel op het digitale als het klassieke pad voortgaan. Drempelverlagende initiatieven moeten we blijven aanmoedigen. Literatuur met een grote L kan sommige mensen afschrikken; wie de eerste treden van de trap neemt, vindt 8
de laatste tredes vaak te hoog gegrepen. Niemand springt van Pipi Langkous naar James Joyce. Geletterdheid verhoog je boek na boek.
Er zijn er fora nodig waarop men kan discussiëren, van gedachten wisselen en zelf in de pen kruipen. Die fora zijn essentieel voor het literair middenveld. Het Fonds voor de Letteren ondersteunt een aantal literaire tijdschriften. Ook online zit Vlaanderen aan de literatuur. Daar zou het Fonds een ondersteunende rol kunnen spelen.
Ter conclusie, het Fonds heeft dank zij heel veel werk zich ietwat onopvallend tot een invloedrijke instelling opgeworpen. Kijk naar het Boekenoverleg dat op initiatief van het VFL heel wat in beweging heeft gebracht. Het Vlaams Fonds laat zelf zo weinig mogelijk zijn merk na en biedt spotlights en middelen aan de letteren en aan de auteurs. Daarvoor, voor die bescheidenheid en de successen die ermee gepaard zijn gegaan, wil ik jullie, en in het bijzonder (afscheidnemend) voorzitter Joris Gerits, van harte feliciteren en wens ik zijn opvolger Jos Geysels een even duurzaam parcours toe.
(Dank voor uw aandacht)
Joke Schauvliege Minister van Leefmilieu, Natuur & Cultuur 9