1891
TOEN DE SCHOORSTENEN NOG ROOKTEN
Generaties lang was de rokende fabriekspijp een teken van welvaart en vooruitgang. Tegenwoordig is dezelfde pijp een aantasting van het milieu. Door de veranderde omstandigheden verandert ook onze visie op zoiets simpels als de fabriekspijp. Toch is de periode van de opkomst en bloeitijd van de industrie één van de hoogtepunten uit onze geschiedenis. Dankzij de uitvinding van de stoommachine werd het handwerk vervangen door machinaal werk. Een heel nieuw tijdperk brak aan met ongekende mogelijkheden, maar ook met grote sociale gevolgen. Twente werd beroemd door zijn textielindustrie en machtige industriecomplexen verschenen in vrijwel ieder stad en dorp. De nieuwe bouwtechnieken, die met de stoommachine uit Engeland geïmporteerd werden verbaasde de burgers door hun revolutionaire visie. Dankzij nieuwe constructies van beton en ijzer konden grote ruimtes overspannen worden. Maar ook aan de glorie van deze periode kwam een einde, na de Tweede Wereldoorlog waren vele vormen van industrie verouderd en kon de sloop beginnen. De kaalslag, die toen begon heeft weinig gespaard, het leek er even op, dat we druk bezig waren een heel stuk geschiedenis uit ons geheugen weg te poetsen. Gelukkig waren er ook inventieve architecten, die met plannen kwamen om karakteristieke fabrieksgebouwen een nieuwe eigentijdse bestemming te geven. De oude fabriek Jannink in Enschede is daar een voorbeeld van. We zijn nu zover, dat 1996 is uitgeroepen tot "Jaar van het industrieel erfgoed". De Historische Kring wil op dit gebeuren inhaken door een thema-nummer uit te brengen, waarin aspecten van de geschiedenis van bedrijf en techniek in Haaksbergen worden toegelicht. C. Wentink
1892
OP ZOEK NAAR HET INDUSTRIEEL VERLEDEN VAN HAAKSBERGEN Dit is de titel van een fiets-wandelroute van 13,5 km. rondom Haaksbergen. De route is ontwikkeld in het kader van het industrieel erfgoed. De plaatselijke V.V.V., de M.B.S. en de Historische Kring hebben in nauwe samenwerking het plan uitgewerkt. Vanaf 20 april (Museumzondag) is de route beschikbaar zowel bij de M.B.S als bij de V.V.V. Fietsers en wandelaars zullen kennismaken met 24 objecten, die op één of andere manier verbonden zijn met het thema industrieel erfgoed. In het verhaal neemt de geschiedenis van "de Geldersch Overijsselsche Locaal Spoorweg" (GOLS), een centrale plaats in. Daarom zal vanaf 20 april ook een tentoonstelling te zien zijn met de titel "Industrie rondom het station." Tijdens het open monumentenweekend van 14 en 15 september zal dezelfde route onder begeleiding gemaakt kunnen worden. Dan zullen ook een aantal objecten opengesteld worden voor het publiek. De bovenvermelde organisaties zullen een folder maken van de opengestelde monumenten, aan de verdere uitwerking van het programma wordt gewerkt. C. Wentink INDELING INDUSTRIEEL ERFGOED Het industrieel erfgoed kan worden ingedeeld als: Ontginning -polders, stoomgemalen, diesel/elektrische gemalen, peilhuisjes. Transport -scheepvaart, bruggen sluizen, rolpalen. -spoor/tramwegen, stations spoorwegmonumenten. -autowegen, benzinestations, tolhuizen, weegbruggen, garages. -havens, werven, kranen, dokken. -vuurbakens, vuurtorens, lichtopstanden, zeekapen. Delfstofwinning -grondstofwinnig, mijnschachten, aardolie jaknikkers, veenderijen. Produktie -agrarische produktie, kalk, aardappelmeel, strokarton, vlas. -industriële produktie, metaal textiel voeding. Opslag -pakhuizen, entrepots, douane, silo's elevators. Huisvesting ondernemer si arbeider s -fabriekswoonwijken, mijnkolonies, fabrieksvilla's. Distributie -winkels, galerijen, markthallen, veillinggebouwen, beurs. Nutsvoorzieningen -gasfabrieken, watertorens, elektriciteitscentrales, trafohuis.
1893
TRANSPORT Het is voor de moderne mens onvoorstelbaar dat ook de Schipbeek (Buurserbeek) voor transport heeft gediend. In de 18e eeuw was de scheepvaart op de Schipbeek nog florissant. Dagelijks voeren er zo'n 20 a 30 zogenaamde potten, scheepjes van maximaal 8,5 meter lang-1,5 meter breed-1 meter hoog die een diepgang hadden van circa 12 centimeter, op de Schipbeek. Bij de volkstelling van 1795 werden in de marke Brammelo twee schippers genoteerd: Roelof ten Voorde op de Voord en Hendrik Duisman op Duisman. In het Haaksbergse richtersambt vond men verschillende overslagplaatsen waar goederen uit Twente en het aangrenzende Duitse met paard en wagen werden aangevoerd en overgeladen op schepen. In het Assinkbos was een haventje gemaakt, men vindt er nog de Poteerdenhook, genoemd naar de potaarde, die daar overgeladen werd. Bij de Lankheterbrug vond men veel houtskool in de grond, restanten van partijen houtskool, die hier opgeslagen werden om naar ijzergieterijen in Deventer vervoerd te worden. Bij de Braam werden boomstammen opgeslagen afkomstig uit de bossen in de Twentse, maar vooral uit de Duitse omgeving. Deze werden niet op schepen geladen, maar als vlot over de beek vervoerd. Veel hout was nodig voor de scheepsbouw in Holland. Vooral toen in de 17e eeuw de scheepsbouw i.v.m. de vaart op Oost en later ook op West Indië een grote vlucht nam, moest steeds meer hout aangevoert worden. Boze tongen beweren, dat in deze jaren grote Haaksbergse houthandelaren als de van der Sluisen, Ter Kuiles en Te Linteloos, rijk geworden zijn door bij bos-eigenaren kromme stammen of zogenaamd kromhout te kopen, dat naar hun zeggen vrijwel waardeloos was, maar dat bij verkoop aan scheepsbouwers juist gevraagd was als hout voor scheepsspanten. De Schipbeek als verkeersader had echter steeds minder te betekenen. In 1848 voeren er nog 6 zompen. Maar al had de Schipbeek in de tweede helft van de vorige eeuw dan ook afgedaan als scheepvaartweg, zijn functie als afwateringsbeek bleef hij vervullen.
Aangeleverd door C. Waijerdink-Mentink DE OOSTENDORPER WATERMOLEN De Oostendorper Watermolen is gebouwd in 1548. Het is een dubbele watermolen: op de rechteroever van de Schipbeek staat een korenmolen met twee raderen en op de linker oever een oliemolen met één rad. De Gemeente Haaksbergen is sinds 1946 eigenaar. Na de laatste restauratie in 1987-88 wordt er weer gemalen en olie geslagen.
Oostendorper watermolen
1894
HET G.O.L.S. NET: DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS Het traject Haaksbergen-Boekelo van de Museum Buurt Spoorweg is één van de laatste restanten van het voormalige G.O.L.S.-net, de Geldersch Overijsselsche Lokaal Spoorwegmaatschappij. In de tweede helft van de vorige eeuw werden vele pogingen ondernomen om de Achterhoek uit haar isolement te halen door spoorlijnen te verbinden met reeds bestaande lijnen. Zo werd in 1878 de spoorlijn Zutphen-Winterswijk geopend. Nadat aanvankelijk diverse plannen schipbreuk leden was het vooral aan de in Winterswijk gevestigde " Vereeniging tot Bevordering van de Aanleg van Lokaal spoorwegen" te danken, dat op meerdere plaatsen "het spoor" zijn intrede deed. Op meerdere plaatsen ontstonden comités, die trachtten belangstelling te wekken en nog belangrijker, fondsen te verwerven. Één van de belangrijkste was het in Enschede gevestigde comité, dat op 11 augustus 1880 opgericht werd door een aantal vooraanstaande industriëlen, die voor de afvoer van hun produkten en voor de aanvoer van kolen, een verbinding met Winterswijk wensten. Een belangrijke rol in dit geheel speelde de Winterswijkse industrieel J. Willink. Sinds 1880 vergaderde hij met het kersverse Enschedese comité waarbij o.a. de vraag aan de orde kwam waar in de toekomstige spoorlijn Winterswijk-Hengelo het splitsingspunt naar Enschede moest komen te liggen en of Enschede een eigen lokaalspoor-station moest krijgen. (Het latere Enschede-Noord.) Ook werd gesproken over de Enschedese wens om een lijn van Enschede naar Ruurlo aan te leggen om daarmee te kunnen concurreren met de Staats-Spoorwegverbinding Zutphen-HengeloEnschede, die in 1865 tot stand was gekomen. Men zou dan een alternatieve verbinding krijgen met Amsterdam via de Nederlandsch-Westphaalsche Spoorweg. Uit kostenoverweging voelde Willink in het begin meer voor een stoomtramverbinding tussen Enschede en Haaksbergen. Bovendien lag er de vraag welke spoorwegmaatschappij er ingeschakeld moest worden. Gezien de concurrentieplannen voelde "Enschede" meer voor de H.IJ.S.M. de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, terwijl Willink meer geporteerd was voor de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS). De gemeente Enschede en het Enschedese comité stelden het aanleggen van de lijn naar Ruurlo als voorwaarde voor het verder deelnemen in het benodigde kapitaal. Hoewel het contract reeds gesloten was, bleef ook de Regering tegen deze plannen, waardoor uiteindelijk de H.IJ.S.M. de exploitante werd van de G.O.L.S.-lijnen De G.O.L.S. was inmiddels op 18 juni 1881 te Winterswijk opgericht. Op 23 februari 1881 wordt voor het eerst melding gemaakt van het splisingspunt in de lijn Winterswijk-Hengelo. Het lag bij de molen in de buurtschap Boekelo. Hiermee was dus het plan, om het traject Hengelo-Haaksbergen in een rechte lijn aan te leggen zonder Boekelo daarin op te nemen, vervallen. Eind 1881 waren na veel inspanningen en het oplossen van talloze problemen de
1895
«""IP^ÜP*
\
U
Foto vanaf het dak van de loods van Frankenhuis. Tussen de hekken de huidige spoorstraat. (1910)
benodigde gelden bijeen en kon worden begonnen met de noodzakelijke voorbereidingen zoals grondaankopen, opmetingen, het uitzetten van tracé's enz. enz. In 1984 kon de eerste spade in de grond en van toen af vlotte het beter. Nog in datzelfde jaar, op 13 oktober 1884 kon de G.O.L.S.-lijn Winterswijk/Ruurlo-Neede-HaaksbergenBoekelo-Hengelo in gebruik worden genomen. Een hoogtepunt voor Haaksbergen was de feestelijke ingebruikname van het station op 14 oktober 1884. Op 15 juli 1885 kwam de lijn Zevenaar-Doetinchem-Ruurlo/Winterswijk in gebruik en in hetzelfde jaar werd op 7 december te zijtak Boekelo-Enschede-Noord vrijgegeven. Hiermee was het G.O.L.S.-net voltooid. Op alle plaatsen van enige betekenis verrezen de kenmerkende stationsgebouwen, die oorspronkelijk volgens één standaardprincipe gebouwd werden. Haaksbergen had b.v. een station van het grote standaardprincipe en Boekelo één van het kleine type. In latere jaren werd dit laatste station uitgebreid en van een verdieping voorzien. Wat de inrichting van de emplacementen betreft werden deze steeds aangepast aan de behoeften zoals de aanleg/verlenging van perrons, goederensporen, loodsen, raccordements-aansluitingen enz. Zo werd in Haaksbergen een z.g. waag gebouwd, waarop verder in dit themanummer wordt teruggekomen. Het reizigersvervoer is steeds relatief klein gebleven. Waarschijnlijk is dit meer te wijten aan de geringe reislust of behoefte dan aan het aanbod. In de oude dienstregelingen is te lezen, dat Neede in een bepaald jaar een aantal van 80 aankomende en vertrekkende treinen per dag telde! Mogelijk waren ook de lage snelheden en de lange overstaptijden een beletsel. De reistijd van Oldenzaal naar Zevenaar bedroeg in die dagen bijvoorbeeld 3 uur en een kwartier. Van veel grotere betekenis is het goederenvervoer geweest. De spoorlijn heeft dan ook een belangrijk aandeel in de
1896
industriële ontwikkeling van Twente en de Achterhoek gehad. De grote bloeiperiode werd beleefd in de twintiger jaren. Daarna ging het meer en meer bergafwaarts. De trein als personenvervoermiddel moest het loodje leggen tegenover de steeds groter wordende concurrentie van het busvervoer, en de economische crisis van de dertiger jaren had grote invloed op het goederenvervoer Tussen 1934 en 1937 werd op bijna alle lijnen het reizigersvervoer gestaakt en in de strijd om het goederenvervoer heeft de vrachtauto in deze regio aan het langste eind getrokken. En zo ligt dan de door de M.B.S. geëxplodeerde lijn HaaksbergenBoekelo geheel geïsoleerd van het landelijk spoorwegnet, als een tastbare herinnering van het vroeger uitgestrekte spoorwegnet, dat van niet te onderschatten betekenis is geweest voor de ontwikkeling van het gewest. Als een industrieel erfgoed is het alleszins het bewaren waard. Uit een werkstuk van F. Jansen, aangeleverd door H. Schuiten. DE WAAG EN ZIJN WAAGMEESTERS Op 10 november 1888 kwam de Haaksbergse gemeenteraad onder voorzitterschap van burgemeester Vincent bijeen om o.m. het volgende voorstel te bespreken: "De Voorzitter stelt voor om tengevolge van den grooten aanvoer van varkens aan het station te dezer plaatse tegen l januari 1889 eene waag vanwege de gemeente op te richten." Geen van de raadsleden bleek tegen en aldus werd besloten, waarna in dezelfde vergadering de "Verordening tot heffing van Weeg- en Meetloonen voor het Wegen en Meten door den Weger en Meter in de Gemeente Haaksbergen" werd vastgesteld. Voor het wegen van lange eek per hectoliter of gedeelte daarvan Voor het wegen van gehakten eek of run in manden per hectoliter of gedeelte daarvan Stroo per 500 kilogram. Hooi idem Boter, ham en dergelijke bij partije van denzelfden koopman beneden 50 kilogram ' Een kalf of varken wegen Het meten van koren, aardappelen, boomvruchten per hectoliter of gedeelten daarvan
ƒ 0,02 ƒ 0,30 ƒ 0,10 ƒ0,02 ƒ0,10 ƒ 0,03
Na eveneens de instructie voor de waag meester te hebben vastgesteld wordt er gedelibereerd over het salaris van deze functionaris. Op voorstel van het raadslid Eijsink wordt besloten om bij wijze van proef voor het jaar 1889 de halve opbrengst van het weeg- en meetloon na afloop van elk kwartaal aan de waagmeester te betalen. Tenslotte besluit de raad tot aanschaf van de benodigde maten, gewichten en weegwerktuigen waarvoor een bedrag van ƒ 70,- wordt uitgetrokken.
1897
Burgemeesters en Wethouders krijgen daarna opdracht, sollicitanten voor deze functie op te roepen. In de raadsvergadering van 27 december kiest de Raad uit de drie sollicitanten met negen stemmen de heer A.W. Ottink als waagmeester tegen een vergoeding van de opbrengst van de waag na aftrek van ƒ 7.-. Ten Hagen wordt waagmeester. In 1925 moet er een nieuwe waagmeester worden benoemd. De interesse is aanmerkelijk groter dan in 1889, want nu hebben zich 25 sollicitanten aangemeld. Uit hen wordt een voordracht van vijf personen opgesteld. De nieuwe waagmeester wordt A.A. ten Hagen, die acht stemmen kreeg. In de krant van 31 december 1925 verscheen het volgende bericht: HAAKSBERGEN, 30 Dec. In de heden gehouden raadsvergadering is benoemd tot gemeente-opzichter de heer G. Huisintveld te Roermond en tot waagmeester de heer A.A. ten Hagen. Per l november 1953 vroeg waagmeester A. ten Hagen eervol ontslag in verband met gezondheidsredenen en het overschrijden van de pensioengerechtigde leeftijd. H. Schuiten
1898
1899
MUSEUM BUURTSPOORWEG Eem mooi industrieel erfgoed is het MBS. Als hobby van enkele enthousiaste stoomtreinliefhebbers werden er in 1971 enkele proefritten gemaakt met historische treinen op het baanvak Enschede-Boekelo. Hiertoe was op 21 februari 1967 te Enschede opgericht Stichting Museum Buurtspoorweg. In 1972 werd door deze stichting een dienstrooster ontworpen, die officieel door de Nederlandse Spoorwegen, eigenaren van de lijn, werd goedgekeurd. Het station Haaksbergen werd op 30 april weer voor reizigersvervoer opengesteld. Door de aanleg van de zuidelijke bandweg kon vanaf 1975 het baanvak Enschede-Boekelo niet meer bereden worden. Het MBS is als toeristische trekpleister niet meer weg te denken uit Haaksbergen. LANDBOUWERSBELANG De voederartikelen en meststoffen van Landbouwersbelang, een in 1913 opgerichte Coöperatieve Landbouwvereniging, werden aanvankelijk opgeslagen in een loodsje bij het station. In 1915 kocht men het huidig terrein aan de Parallelweg, waar in hetzelfde jaar een pakhuis geopend werd. Dit werd regelmatig uitgebreid en gemoderniseerd. In 1957 werd er een nieuwe graansilo gebouwd. In 1962 had Landbouwersbelang een omzet in brandstoffen, zaai en pootgoed, bestrijdingsmiddelen, voederartikelen en meststoffen van ca. ƒ 2.000.000,-. Daarna kwam het pand in handen van de Cebeco Handelsraad en momenteel maakt de Coöperatie Twente Achterhoek (CTA) gebruik van het gebouw.
De "Landbouw" aan de paralelweg
1900
WINDMOLEN DE KORENBLOEM De molen aan de Fazantstraat is in 1798 gebouwd als achtkantige stellingmolen met schuine schoren. In 1888 was de stelling zo slecht dat deze gesloopt werd. De molen wordt ook wel bovenkruier genoemd omdat alleen de kap met wieken op de wind gezet kan worden. De lengte van elke wiek is 12 meter. De vlucht is dan 24 meter (van top tot top). De kap is met riet bedekt. Het achtkant (het getailleerde molenlijf) is gedekt met schaliën, gemaakt van geteerd eikenhout. Deze schaliën, die in drie lagen over elkaar gaan zijn typerend voor Oost-Twente en de Gelderse Achterhoek. Na de laatste restauratie heeft de molen weer een stelling, maar met staanders in plaats van schoren.
OVERIJSSEL Wie het heeft over het industriële verleden van Nederland, kan niet om de provincie Overijssel heen. Vooral de textielindustrie is bij veel mensen bekend. Maar ook de metaal en elektrotechnische industrie hebben in Overijssel een grootschalige ontwikkeling gekend. Kleinere industrieën zijn er ook te vinden: de tabaksindustrie in Kampen en de koekfabrieken in Deventer. In Overijssel staat in 1996 elke maand een monument centraal. Het eerste monument is het Janninkscomplex, de kalkovens te Avereest, in mei sigarenfabriek De Olifant in Kampen, in juni de steenfabriek te Losser. In Juli de Museum Spoorweg in Haaksbergen, in augustus stoomgemaal Mastenbroek, het tapijtmuseum in Genemuiden en de kalkovens in Hasselt, in september de Raambuurt in Deventer en in Oktober de zaagmolen in Twickel en het Zoutmuseum in Delden. November is de maand van het Hengelo's Industriemuseum.
1901
INDUSTRIE In de 17e eeuw was Haaksbergen nog een bloeiend dorp. De oorzaak hiervan was de ligging aan de Schipbeek en aan een belangrijke Hessenweg, die van Munsterland naar Deventer liep. Naast de houthandel was er een steenbakkerij, pannenbakkerij en een tabaksververij. Het is moeilijk vast te stellen wanneer de textielindustrie is ontstaan. Zij is gegroeid uit de huisnijverheid en voltrok zich over het algemeen zonder grote schokken. Op deze foto zien we rechtsonder het oude kantoor van D. Jordaan & Zonen met daarachter een deel van de fabrieksgebouwen. In het midden onderaan is nog een klein deel van de voormalige Boterfabriek te zien. Op het moment van de foto was het al een onderdeel van de textielfabriek D. ten Hoopen, later Molkenboer-ten Hoopen. Rechts voor het kantoor Jordaan zien we de voormalige kolenloodsen van enkele Haaksbergse kolenhandelaren, die hun per spoor aangevoerde produkten van hieruit naar de klanten transporteerden. Het station is ook goed herkenbaar en interessant zijn de gebouwtjes aan het eind van de goederenloods. Hierin was destijds de gemeentelijke waag gevestigd. Aan de overkant van het emplacement herkennen we de fabrieken van Odink en Koenderink B.V.
O&K De Twentsche Elektronische Industrie Odink en Koenderink werd op l februari 1920 opgericht door J.D. Odink uit Haaksbergen en G. Koenderink uit Hengelo. Men begon de produktie in een zgn. Schuitenspinnerij aan de Molenstraat, maar verhuisde spoedig naar de nieuwbouw aan de Parallelweg. Aanvankelijk werd elektrisch schakelmateriaal in gietijzeren kasten vervaardigd, maar later ook in plaatstalen en bakeliet kasten. Nu noemt men het elektrotechnische verdeelsystemen en componenten. In de loop der jaren vonden meerdere uitbreidingen plaats.
1902
BLEEKHUISJE JORDAAN In 1896 verrees de nieuwe textielfabriek van Jordaan tegenover het station van de in 1885 geopende spoorlijn. Bij de fabriek bouwde men een moderne linnenblekerij waarna de oude bleek aan de Buurserbeek in 1912 stilgelegd kon worden en grotendeels afgebroken. In mei 1777 kregen Jan Jordaan en de linnenfabrikeurs H. Leppink, S. Leferink, D. Scholten, W.H. Scholten en de weduwe Arend ter Horst, van het markebestuur van Haaksbergen en Hones vergunning om gedurende 12 jaar een voorkeur te hebben op het gebruik van de markebleek bij de Morsinkhofbrug. Hierop werd het linnengoed gebleekt, dat door de thuiswevers geweven en door genoemde fabrikeurs verhandeld werd. Bij de bleek stonden drie bleekhuisjes waarin elke fabrikeur zijn gereedschap bewaarde. Eén van de huisjes werd ingericht als blauwververij. Het staat in deze toestand nog steeds op "De Bleek". Samen met J. Smits J.W.zn. en H. Schartman, kocht Derk Jordaan, na de dood van zijn vader Jan, in 1836 de bleek van de marke. Deze was toen nog volledig natuurbleek, waar met hulp van zon en water linnen gebleekt werd. Door vererving in 1850 en aankoop een paar jaar later werden Jan Jordaan en zijn zonen eigenaren van Smits' en Schartmans aandelen in de bleek. Hiermee was de grondslag gelegd van de firma D. Jordaan & Zn.
MOLKENBOER TEN HOOPEN N.V. Op 30 juni 1898 kreeg de firma DJ. ten Hoopen & Zoon vergunning tot het bouwen van een stoomfabriek met schoorsteen en bijbehorende gebouwen aan de oostzijde van de Stationsstraat. De firma had in de negentiende eeuw een natuurbleek opgericht aan de Schipbeek in de marke Hones. Deze bleek lag aan de noordwestzijde van de beek tussen de Morsinkhofbrug en de Molenveldsbrug. In de twintigste eeuw werd de weverij uitgebreid door de bouw van een verdieping
1903
op de bestaande. In 1963 werd het bedrijf door de Koninklijke Nederlandse Textiel Unie (KNTU) gekocht en de produktie van Ten Hoopen gecombineerd met die van Molkenboer. Na het debacle van de KNTU werd het Haaksbergse bedrijf weer een zelfstandige onderneming onder de naam Molkenboer ten Hoopen NV. Binnenkort wordt het nu nog bestaande deel van het fabrieksgebouw tegenover het stationsgebouw, afgebroken. Het portiershuisje wordt gerestaureerd en krijgt een plaats aan de Portierssteeg, op de plek waar vroeger de portier van Jordaan zijn werk deed. FRANKENHUIS In 1885 stichtte Salomon Frankenhuis, na Jordaan en Ten Hoopen, een derde textielbedrijf in Haaksbergen. Frankenhuis bouwde een magazijn bij het spoorwegemplacement. De dreiging van het nationaal-socialistisme dwong de Joodse firmanten echter uit te wijken naar Engeland. De Haaksbergse firma werd toen omgezet in een N.V. met als directeuren E.L. van Tongeren en J.P. Odink. Pas na de Tweede Wereldoorlog kon de kleinzoon van de oprichter in de directie van Salomon Frankenhuis Hzn, worden opgenomen. Op 12 mei 1949 werd de eerste steen gelegd voor een nieuwe effilocheerderij (effilochees zijn uitgerafelde lompen.). Nadat enkele jaren later brand twee magazijnen hadden verwoest, werd bij herstel uitgebreid ten zuiden van de Spoorlijn in het weiland (bekend als "Deefkamer") dat gekocht was van de familie ter Rahé. Later volgden meerdere uitbreidingen. In de volksmond werd dit bedrijf t Plodd’nfabriek genoemd.
1904
E.H.C.O. (KLM) De Eerste Haaksbergse Confectiefabriek E.H.C.O., werd opgericht in 1930. De man, die dit mogelijk maakte, was Derk Jan van Lochem. Hij startte met l snijmachine en 4 naaimachines in een ruimte van 100 m2 aan de Enschedesestraat. De produktie bestaat in hoofdzaak uit werk- en vrijetijdskleding. Vanaf 1932 kon rechtstreeks werkkleding geleverd worden aan de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij K.L.M. en kreeg men toestemming de letters K.L.M, te voeren als merknaam voor alle E.H.C.O. produkten. De Confectiefabriek gebruikte dezelfde letters als afkorting voor de slagzin "Kan Langer Mee". OVERBEEK EN TER HUURNE De gemeenteraad besloot om het timmerwerk in het jaar 1920 uit te besteden aan de timmerlieden AJ. Overbeek en J.Th. ter Huurne. Blijkbaar bestond er toen al een samenwerking tussen beiden want in juni van datzelfde jaar kreeg de firma Overbeek & Ter Huurne vergunning voor de bouw van een werkplaats voor machinaal houtbewerken aan de Parallelweg. Zeven jaar later kwam er een eind aan de samenwerking en ontstonden uit de combinatie twee timmerfabrieken: J.Th. ter Huurne aan de Buurserstraat en AJ. Overbeek aan de Parallelweg. HATEFA In 1949 begon H.J.M. Overbeek in de timmerfabriek van zijn vader aan de Parallelweg samen met A.J.B. Kolbrink een weverij. Spoedig werd ook de eerste textielfilmdrukmachine aangeschaft, het drukken van de textiel werd hoofdzaak, waardoor de weverij in 1968 ophield te bestaan. In 1973 verhuisde het bedrijf naar het industrieterrein van Haaksbergen. Het is nu een bijzonder moderne textieldrukkerij. HATEFA is een afkorting van Haaksbergse Textiel Fabriek.
1905 VILLA JORDAAN In de volksmond wordt dit gebouw nog steeds "de Villa" genoemd. In 1887 liet D B Jordaan, een broer van de bouwer van het herenhuis aan de Markt, deze villa bouwen. In dat jaar trad hij in het huwelijk met Gerharda Martena. Het echtpaar bewoonde het herenhuis tot 1925, het sterfjaar van Jordaan. Daarna heeft mevrouw Jordaan er nog tot m het begin van de Tweede Wereldoorlog gewoond tot ze in 1941 overleed. "De villa" kende toen diverse bewoners en eigenaren. Het begon met een vordering van de Duitse bezetters, daarna huisde er weer een familie Jordaan toen Canadese troepen, waarna het werd omgebouwd tot kantine van D Jordaan en Zonen. Na het debacle van de KNTU, tot welk concern Jordaan in de nadagen was toegetreden, werd de gemeente Haaksbergen eigenaar. Tegenwoordig is het particulier bezit.
1906
FABRIKANTENVILLA MARKT 8 Aan het eind van de tachtiger jaren van de vorige eeuw ontstond er een sterke drang tot het bouwen van kapitale woningen in het centrum. De komst van de treinverbinding Hengelo-Enschede en naar de Gelderse Achterhoek in 1884 bracht een ontplooiing van de industriële activiteiten, waardoor in een vrij kort tijdsbestek een aantal dominerende villa's ontstonden. De leden van de familie Jordaan speelden hierin een grote rol. Eén van de nieuwgebouwde herenhuizen was het pand aan de Markt, dat in 1887 gebouwd werd door J.G. Jordaan, de oudste zoon van Hendrik Jordaan. Na zijn vroegtijdig overlijden in 1892 woonde mevrouw Jordaan-Schaars er met haar drie kinderen Hendrik, Dirk en Betsy. Mevrouw Jordaan hertrouwde met de sigarenfabrikant Wijnveldt uit Deventer. Daarna werd het betrokken de gepensioneerde marine-officier Hajenius, die de villa omstreeks 1904 weer verliet. De nieuwe koper was notaris A. ten Cate, die het tot zijn dood in 1914 met zijn gezin bewoonde. Hierna werd het verkocht aan de Coöp. Zuivelfabriek als woning voor direkteur J. Zuidema. Deze betrok in 1938 de nieuwe direkteurswoning "Rispinge" aan de Enschedesestraat, waarna de villa achtereenvolgens werd bewoond door de artsen Grooters en Wentink. Na een aantal jaren eigendom van de gemeente te zijn geweest is het weer particulier bezit.
1907
SIGARENFABRIEKJE Een industrieel erfgoed waarover in Haaksbergen, vooral de laatste paar jaar, nogal wat te doen is geweest, is het "Sigarenfabriekje". Het is gebouwd in twee bouwlagen, op het tympaan van de dakkapel is een ster afgebeeld. Het markante gebouwtje, tot voor kort aan het oog onttrokken, staat in de tuin van de vroegere woning van de familie Dievelaar aan de Jhr. von Heijdenstraat. Het pand heeft zijn naam te danken aan de sigarenfabriek die hier gesticht werd door A.J. Dievelaar, die geboren werd in 1869. Hij trad niet in de voetsporen van zijn vader die meer zag in de handel van boerderijen en grond, maar meer in die van zijn grootvader, eveneens een A.J. Dievelaar, en legde zich in eerste instantie toe op de verkoop van manufacturen maar zag echter ook wel iets in de fabricage van sigaren. Het schijnt een goedlopend bedrijf te zijn geweest met wel tien werknemers. Na de sigarenmakerij kwam er een kleermakerij in het pand en de plaats van de sigarenmakerij werd toen ingenomen door kleermaker Bos, die hier voor de firma Dievelaar zijn kleermakerij had. Het pand is pas gerestaureerd en wacht op zijn volgende bestemming.
FABRIEKEN Uit de Staat DER FABRIEKEN van de Gemeente Haaksbergen is het volgende ontleend:
1842 Er waren 2 callotweverijen (Smits en Franssen) en 2 katoenspinnerijen Schuiten en Greve. 1843 Behalve bovengenoemde waren er l blekerij voor linnen, 2 linnen- en katoenweverijen en drukkerijen. 1859 Vermelding van nog maar één katoenspinnerij. 1860 Waren alle Haaksbergse handspinnerijen en handweverijen opgeheven.
1908
T VILT In de gebouwen van de firma DJ. ten Hoopen & Zoon aan de Stationsstraat stichtte R. Ribbels Textiel Maatschappij Haaksbergen N.V., de viltfabriek, de enige in Nederland. De fabriek vervaardigde vervilte wollen dekens, die gebruikt werden in de strokarton, papier- en textielindustrie. In 1948/49 werd een nieuwe moderne fabriek van bijna 5000 m2 gebouwd zuidelijk van de Goorsestraat. In de jaren daarna volgden nog regelmatig uitbreidingen. Op het terrein van de grote fabriek staan nu meerdere kleine bedrijven. Van de originele schoorsteenpijp bleef nog een deel overeind staan, één van de weinig bewaard gebleven herinneringen aan de textielgeschiedenis van Haaksbergen.
N KABEL Op initiatief van J.C. van der Lof uit Coevorden en een aantal industriëlen werd op 19 maart 1930 de N.V. Twentsche Kabelfabriek opgericht. De nieuwe N.V. startte met de fabricage van elektrische grondkabels. In de gebouwen die in 1917 gebouwd waren ten behoeve van de Twentsche Wollenstoffenfabriek. Ook de T.K.F, genoot de eerste tientallen jaren van de faciliteiten die de eerste jaren de onmiddellijke nabijheid van het spoor bood, zelfs zo, dat de fabriek over een eigen raccordement beschikte.
Met de vooroorlogse Fords is de aftakking van het hoofdspoor goed te zien, op de achtergrond zijn de eerste huurwoningen van Lucht en Licht aan de Holhuizerstraat nog zichtbaar. De plaat werd genomen ter gelegenheid van de officiële opening van de T.K.F. 3 november 1930.
1909 TIJDEN VERANDEREN
Tot de tweede helft van de vorige eeuw was Twente een agrarisch gebied waar arme boeren leefden van de opbrengst van het land en van wat zij verdienden met het weven van linnen en later ook katoenen stof. Vanaf 1850 werd de produktie gemechaniseerd en verrezen er fabrieken. Ook in Haaksbergen werd toen de handwever fabriekswever. Daar weet een 81 -jarige Haaksbergenaar over mee te praten. Niet alleen zijn vader, grootvader en hijzelf, maar ook één van zijn zoons verdienden hun boterham in de fabriek. Het was een traditie. De zoons traden in de voetsporen van de vader. Was de vader wever dan werd zijn zoon ook wever. Zo ging dat in die tijd, als je voor een dubbeltje geboren was dan werd je nooit een kwartje, meende men. Echter tijden veranderen. De Haaksbergenaar heeft nu zelf kleinkinderen met een universitaire opleiding, dat is al heel gewoon. Niemand neemt nog de pet af voor de pastoor of dominee, laat staan voor de baas zoals vroeger het geval was. Zijn grootvader maakte in 1860 als twaalfjarige jongen bij Jordaan al werkdagen van twaalf uur. Toen hij later getrouwd was ging hij op zaterdag, nadat hij eerst vijf uur in de fabriek gewerkt had, lopend met zijn kruiwagen naar Enschede om de door zijn vrouw (naast het huishouden en het werk op hun kleine boerderijtje) thuis geweven stoffen te verkopen. Pas toen hij 69 jaar gewerkt (en twee jaar in dienst was geweest) had kreeg hij op 83 jarige leeftijd een pensioen van zes gulden in de week. En zowel zijn grootvader als zijn vader wisten niet wat vakantie was laat staan dat ze ooit hadden gehoord van vakantiegeld. Dag in dag uit ging het - zijn grootvader nog lopend maar hijzelf op de fiets- met een broodtrommeltje en een metalen koffiebusje op zak naar de fabriek. Op het ritmische harde geluid van het weefgetouw zongen ze dan -uiteraard zonder dat de bazen het hoorden "geen geld geen brood, anders maar dood". De arbeiders werden toentertijd volgens de Haaksbergenaar uitgebuit al bracht de textiel, met name in Twente, toch ook welvaart want waren de fabrieken er niet gekomen dan was de armoede veel groter geweest. Hij zegt: "Over loon viel niet te praten ook al verdienden wij maar een schijntje, je moest al blij zijn als je werk had. En als je rommel maakte op de werkvloer dan kreeg je een geldboete, en waagde je het om tegen te sputteren dan kon je onmiddellijk opstappen". Doordat de Haaksbergenaar geen blad voor de mond nam kreeg hij nogal eens conflicten met zijn meerderen. Bovendien was hij actief in de vakbeweging. Arbeiders die geen lid van de bond waren noemt hij trouwens ook steeds profiteurs. Hij heeft door zijn "mondigheid" dan ook meer bazen gehad dan zijn grootvader, die 69 jaren lang zijn baas trouw bleef. Hijzelf kon vergelijkingen trekken tussen onder meer Jordaan, Frankenhuis (in de volksmond n Ploddn), Overbeek (Hatefa) en Borghuis. Veel verschil maakte dit overigens niet volgens hem al was de ene ploegbaas wat "schappelijker" dan de dan de andere en waren de verdiensten bij Jordaan wat hoger omdat er "op stuk" gewerkt werd. Maar daar waren weer veel "gatlikkers". Iedereen
1910
was bang voor zijn eigen hachje en er waren altijd wel verklikkers onder de collega's. Er was ook een bedrijf waar de directie zo'n hekel aan vakbonden had dat de arbeiders uit angst voor hun baantje geen lid durfden te worden. In de zestiger jaren veranderde er veel. Er werd beter verdiend en er kwam zelfs een tekort aan arbeiders. Werknemers werden soms een grote bonus in het vooruitzicht gesteld wanneer zij nieuwe arbeiders konden aanmelden. Dat was ook de periode dat gastarbeiders uit Spanje en Italië werden binnengehaald. Enkele jaren later uit Turkije. Echter langzamerhand brokkelde het textielimperium af. De oud-textielarbeider zag het aankomen toen zijn baas hem een stuk doek liet zien dat hij in het buitenland op de kop had getikt, goedkoper dan hij het in zijn eigen fabriek kon weven. Niet zo heel veel later waren de weefgetouwen uit zijn fabriek verdwenen. De Haaksbergenaar was er dan ook fel op tegen toen een zoon toch de fabriek in wou. Maar het bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan en zo koos ook de vierde generatie voor de textiel. De tijd was wel veranderd, moderne machines en goede lonen en prima bijscholingsmogelijkheden. Toen kwamen de fusies en langzaam maar zeker de ontslagen. De laatste textielarbeider uit de reeks besloot op de dag toen hij dertig oudere collega's met betraande ogen, ontslagen, het kantoor van de werkgever uit zag komen, een ander beroep te kiezen, hij ging bij de politie. C. Waijerdink-Mentink.
1911
HERBESTEMMING INDUSTRIEEL ERFGOED Oude fabrieken, nieuwe functies. De ontwikkelingen in Nederland hebben zich gedurende de laatste anderhalve eeuw in een sneltreinvaart opgevolgd. In 1850 had Nederland nog 3 miljoen inwoners; nu zijn dat er 15 miljoen. Er zijn talloze nieuwe industrieën ontwikkeld. Nieuwe produktiemethoden vragen andere gebouwen. Met de sloop van een groot aantal gebouwen hebben we al veel waardevols verloren. Vaak waren er geen andere mogelijkheden, maar de eerlijkheid dwingt ons te constateren dat veel sloop ook het gevolg is van een onnauwkeurige afweging van belangen. Herbestemming van monumentale gebouwen, en dan willen we dit woord in de breedste betekenis zien, is een essentiële voorwaarde voor een goed monumentenbeleid of het nu een fabrikant of kerkgebouw betreft. In alle gevallen gaat het om een nauwgezette afweging waarbij zowel cultuurhistorische argumenten als rendement en nut gewogen moeten worden. Te vaak wordt er niet eens gewogen en slaat de schaal ogenblikkelijk door in de richting van rendement en nut. Het gevolg is dat ons "architectonisch Landschap" verschraalt, en we steeds meer stads- en dorpskernen krijgen waar saaiheid en éénvormigheid troef zijn. Dit effect wordt nog versterkt, doordat ketens van bedrijven en winkels hun eigen architectuur ontwikkelen, die niet gebaseerd is op kwaliteit maar op kostenbeheersing. Ook in Haaksbergen zien wij deze ontwikkeling, Waardevolle gebouwen worden of zijn gesloopt zonder dat er een nauwkeurige afweging plaatsgevonden heeft. Er zal veel meer samenwerking moeten komen tussen gemeentebestuurders, projectontwikkelaars, architecten, bouwmanagement, ruimtelijke ordening en monumentenzorg, daarmee rekeninghoudend met de soms zeer waardevolle bijdrage van de plaatselijke bevolking. Het is toch een grote tegenstrijdigheid te moeten constateren, dat er in ons dorp talrijke groepen op zoek zijn naar een gepaste ruimte voor hun activiteiten (denk aan ons eigen archief), terwijl er prachtige gebouwen gesloopt worden (b.v. hoofdgebouw L.T.S.). Van het industrieel erfgoed in ons dorp is bijna niets meer over, terwijl vaak onderdelen van fabriekscomplexen goed bruikbaar zijn voor niet-industriële activiteiten. Wat dacht u van een fabriekshal met een shed-constructie als kunstzaal? Een betere lichtval kan een kunstkenner zich niet wensen. (We zochten in Haaksbergen toch naar een permanente ruimte voor exposities.) Gelukkig is er een kentering en zal om een voorbeeld te noemen in Winterswijk een fabriekshal "omgetoverd" worden tot gemeentehuis. (N.V. Tricotfabriek GJ. Willink) Bovendien blijken creatieve ondernemers steeds meer belangstelling te hebben voor het hergebruik van karakteristieke bouwwerken; creativiteit kan het imago van een bedrijf versterken. In Haaksbergen zullen op korte termijn, maar ook daarna, nog heel wat afwegingen gemaakt moeten worden. Het zal daarbij van belang zijn in een breed overleg de juiste beslissingen te nemen, waarbij niet alleen economische
1912
motieven mogen overheersen, dit zal het woon- en leefklimaat in ons dorp alleen maar ten goede komen. Bronnen P.I.E. "Projectbureau Industrieel Erfgoed" P. Nijhof "101 Industriële Monumenten" E. Schulte "Herbestemming industrieel erfgoed." C. Wentink
AANTAL WERKNEMERS In 1963 waren er in Haaksbergen 18 industriële bedrijven met meer dam 10 werknemers: