RUP De Torens Niet verordenend deel / Toelichtingsnota
Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 22 februari 2016 Op bevel, De Secretaris,
Christi Van Calster
De Voorzitter
Frans Deboes
Het college van burgemeester en schepenen verklaart dat onderhavig RUP voor iedereen ter inzage heeft gelegen van … tot en met … Namens het college Op bevel, De Secretaris, De Burgemeester
Christi Van Calster
André Peeters Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van …
Op bevel, De Secretaris,
De Voorzitter
Christi Van Calster
Frans Deboes
COLOFON Opdracht: RUP De Torens Opdrachtgever: Stadsbestuur Aarschot Ten Drossaarde 1 3200 Aarschot Opdrachthouder: Antea Belgium nv Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.03 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001
Identificatienummer: 2232233030_MVT/dbo Datum:
status / revisie:
februari 2016
ontwerp
Vrijgave / Ruimtelijk planner: Dirk Bosmans, ruimtelijk planner, projectleider Projectmedewerkers: Dirk Bosmans, ruimtelijk planner, projectleider Jan Baeten, mobiliteitsdeskundige
Inhoud
1
Inleiding
4
1.1 1.2
Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) “De Torens” Situering en afbakening plangebied
4 5
2
Feitelijke en juridische toestand van het plangebied
6
2.1 2.2
Feitelijke toestand Juridische toestand
6 6
3
RUP i.f.v. stadsvernieuwing en kernversterking
10
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Visie Masterplan ‘De Torens’: ruimtelijke concepten RUP ‘De Torens’: ruimtelijke concepten Relatie met ruimtelijke structuurplannen en planningsprocessen De watertoets Screening van de plan-MER-plicht
10 10 11 22 28 28
4
Grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften
40
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Verordenend grafisch plan 40 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften 40 Limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften 41 Ruimtebalans 42 Register m.b.t. planbaten, planschade, bestemmings-wijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften (grafisch register: bijlage 4) 42
5
Bijlage 1: Plan-MER-screening
Screeningsnota 5.1 Kadering 5.2 Beschrijving plan en situering plangebied 5.3 Bepalen van de plan-MER-plicht 5.4 Potentiële milieueffecten van het plan 5.5 Leemten in de kennis 5.6 Grensoverschrijdende effecten 5.7 Disciplineoverschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Beslissing Dienst Mer
47 47 47 49 50 52 80 80 81 82
6
Bijlage 2: mobiliteitsonderzoek
85
7
Bijlage 3: Fotoreportage
87
8 Bijlage 4: Grafisch register planbaten, planschade en bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
89
pagina 3 februari 2016
1
Inleiding
1.1
Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) “De Torens” De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet in de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) als instrument ter uitvoering van de beleidsopties genomen in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS): art. 2.1.19 van deze Codex stelt “De gemeente kan gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opmaken en herzien ter uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en van die delen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en van het provinciaal ruimtelijk structuurplan waarvan de uitvoering aan de gemeente werd toegewezen.” De stad Aarschot beschikt over een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS), definitief vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 22 september 2005, en goedgekeurd door de bestendige deputatie van de provincie Vlaams-Brabant bij besluit van 8 december 2005, en opteert in uitvoering hiervan voor de opmaak van het RUP “De Torens”: Het gemeentelijk RUP dient zich te richten naar het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant. Hierbij kan niet worden afgeweken van de bindende bepalingen, en is slechts een gemotiveerde afwijking van de richtinggevende delen mogelijk. Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kan enkel elementen van gemeentelijk niveau in overweging nemen. Bovenlokale elementen dienen behandeld te worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen op het respectievelijke provinciale of Vlaamse niveau. De opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan gebeurt conform de bepalingen van De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de bijhorende besluiten. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat: 1° een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; 2° de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer, en, desgevallend, de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; 3° een weergave van de feitelijke en juridische toestand; 4° de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; 5° in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; 6° in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van: a) het planmilieueffectenrapport, b) de passende beoordeling, c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; 7° in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. In voorkomend geval wordt de verklaring, vermeld in artikel 4.2.11, §4, eerste lid, 2°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid opgenomen in een toelichtingsnota bij het ruimtelijk uitvoeringsplan.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 4 februari 2016
1.2
Situering en afbakening plangebied Zie bijgevoegd plan 1: Feitelijke en juridische toestand De stad Aarschot maakt een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op voor het gebied “De Torens”, gelegen tussen de Steenweg op Sint-Joris-Winge, de Gelrodeweg, de Leuvensestraat, de Nieuwstraat, de Diestsstraat, de Leibergweg, de Braekepoort, de Nieuwrodesesteenweg. Het RUP “De Torens” situeert zich aan de zuidelijke rand van het centrum van Aarschot. Het projectgebied maakt deel uit van de eerste heuvelkam van het Hageland: een steile, deels beboste heuvel. De link tussen de stadskern en de vesten op deze bergflank en het hoger liggende open ruimte gebied is met de jaren verloren gegaan. Hiermee is tegelijkertijd de Orleanstoren – vroeger een ankerpunt aan de rand van de stad – helemaal op de achtergrond verdwenen. Met het wegvallen van de industriële functie op de Geens-site (voormalige wijnbottelarij) en het verdwijnen van het schoolcomplex op de SIMA-site ontstaat er een belangrijke opportuniteit om de relatie tussen stad en landschap te herstellen. Het RUP omvat beide braakliggende sites, de oude vesten met Orleanstoren en het bovenliggende parkgebied en landbouwgebied.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 5 februari 2016
2
Feitelijke en juridische toestand van het plangebied Zie bijgevoegde documenten:
2.1
-
Plan 1: Feitelijke en juridische toestand
-
Plan 2: Grafisch plan (verordenend)
-
Bijlage 1: Plan-MER-screening
-
Bijlage 2: Mobiliteitsonderzoek
-
Bijlage 3: Fotoreportage
-
Bijlage 4: Grafisch register planbaten, planschade en bestemminswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften
Feitelijke toestand Het ruimtelijk voorkomen van het plangebied wordt weergegeven in een fotoreportage, bij dit document gevoegd in bijlage 3.
2.2
Juridische toestand Type plan
Kenmerken
(* weergegeven op Plan 1) (** weergegeven op Plan 2)
Gewestplan *
Aarschot - Diest, KB van 7/11/1978: -
Woongebieden
-
Gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
-
Natuurgebieden
-
Parkgebieden
-
Agrarische gebieden
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen *
PRUP ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Aarschot’ (in opmaak), krachtlijnen: -
Stedelijke netwerkstructuur met een krachtig kerngebied
-
Aarschot als aangename en goed ontsloten woon- en werkstad
-
Aarschot als toeristisch-recreatief en cultureel centrum
Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Algemene plannen van aanleg
Geen
Bijzondere plannen van aanleg
Geen
Stedenbouwkundige verordeningen
Gewestelijke verordening:
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
-
Wegen voor voetgangersverkeer
-
Hemelwaterputten
pagina 6 februari 2016
Type plan
Kenmerken
(* weergegeven op Plan 1) (** weergegeven op Plan 2)
-
Toegankelijkheid
Provinciale verordening: -
Afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken
-
Afkoppeling van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten
-
Overwelven van grachten, baangrachten en niet-gerangschikte onbevaarbare waterlopen (B.S. 28/02/2007)
Geen gemeentelijke verordening Gewestelijke rooilijnplannen
Geen
Provinciale rooilijnplannen
Geen
Gemeentelijke rooilijnplannen
Geen
Buurt- en voetwegen *
Buurtwegen: 8, 19, 20, 21, 40 Voetwegen: Geen
Goedgekeurde niet-vervallen verkavelingsvergunningen **
-
1139
-
1185
-
1236
-
8957
-
9246
Erfdienstbaarheden van openbaar nut
Geen
Habitatrichtlijngebieden
Ten westen van het plangebied: -
Vogelrichtlijngebieden
Ten westen van het plangebied, op 400m: -
Gebieden van het VEN/IVON
BE2223316 ‘Demervallei’
Ten westen van het plangebied: -
Vlaamse of erkende natuurreservaten
Geen
Bosreservaten
Geen
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
BE2400014 ‘Demervallei’
nr. 547, ‘De Eikelberg, Wijngaardberg, Beninksberg en ’s Hertogenheide’
pagina 7 februari 2016
Type plan
Kenmerken
(* weergegeven op Plan 1) (** weergegeven op Plan 2)
Biologische Waardering Kaart
-
De met eiken en beuken beboste steilrand in het plangebied is gelegen in biologisch zeer waardevol gebied.
-
Enkele weiden ten zuiden van de Geetstraat zijn eveneens in biologisch zeer waardevol gebied gelegen.
-
Tussen de Geetstraat en Steentje zijn enkele biologische waardevolle en complexen met biologische waardevolle en zeer waardevolle elementen gelegen.
Ten westen van het plangebied: -
Faunistisch belangrijk gebied: ’s Hertogenheide/Schaapsvijver
Beschermde monumenten *
Aurelianustoren
Beschermde landschappen *
Geen
Beschermde stads- en dorpsgezichten *
Geen
Vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed *
-
Dekenij (ID 41429)
-
Aurelianustoren (ID 41433)
-
Oorlogsmonument (ID 213129)
-
Villa Coremans (ID 213130)
-
Interbellumvilla (ID 213132)
-
Volkshuis uit het interbellum (ID 213135)
-
Elektriciteitscabine (ID 213138)
Aangeduide ankerplaats
Ministerieel besluit van 4.02.2014 tot definitieve aanduiding van de ankerplaats "Demervallei tussen Aarschot en Diest" in Aarschot, Diest en Scherpenheuvel-Zichem
Landschapsatlas
Geen ankerplaatsen Geen lijnrelicten Relictzones: -
Ten westen van het plangebied: ‘Hellingsbossen van NoordHaspengouw’
Puntrelicten: Herbevestigd agrarisch gebied
Geen
Polders en wateringen
Geen
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
Aurelianustoren
pagina 8 februari 2016
Type plan
Kenmerken
(* weergegeven op Plan 1) (** weergegeven op Plan 2)
Beschermingszones grondwaterwinningen
Eén zone van het plangebied – meer bepaald tussen de Braekepoort en de Vestingstraat - bevindt zich in beschermingszone 3 van de drinkwaterwinning Schoonhoven. Hierbinnen gelden specifieke beschermingsmaatregelen.
Bevaarbare waterlopen
Geen
Geklasseerde waterlopen
Geen
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 9 februari 2016
3
RUP i.f.v. stadsvernieuwing en kernversterking
3.1
Visie Het RUP ‘De Torens’ werkt het juridisch-planologisch kader uit voor een stadsontwikkeling die de grens overschrijdt tussen afgebakend stedelijk gebied en de naastliggende open ruimte. Het RUP stelt voor het plangebied een gebiedsgerichte en samenhangende ontwikkeling voorop van stad en open ruimte, elk binnen zijn geëigende beleidscategorie doch met een gezamenlijke visie en een sterke onderlinge wisselwerking en verwevenheid. Het RUP omvat bestemmingen in uitvoering van een stedelijk gebiedsbeleid en bestemmingen in uitvoering van een buitengebiedsbeleid. Het RUP integreert deze bestemmingen in één enkel plan voor de stadsontwikkeling ‘De Torens’.
3.2
Masterplan ‘De Torens’: ruimtelijke concepten De uitgangspunten voor de ontwikkeling van het plangebied worden uitgewerkt in het Masterplan ‘De Torens’. Het masterplan richt zich specifiek op het stedelijk gedeelte van het plangebied, doch doet met haar ruimtelijke concepten en ontwikkelingsvisie uitspraken over de integratie en overgang van stad en open ruimte ter hoogte van het masterplan, en over de invulling en de relatie met het open ruimte gebied. Het masterplan omvat een geheel van visie, concepten, principes en ontwerpregels voor een strategische en duurzame ontwikkeling van het masterplangebied in zijn ruimere omgeving. Volgende uitgangspunten en ruimtelijke concepten maken deel uit van het masterplan en worden doorvertaald in het RUP.
3.2.1
Concepten voor de bebouwde ruimte en het stedelijk gebied -
Versterking van stedelijkheid binnen de historische vestenstructuur.
-
Reconversie van voormalige industriële site (wijnbottelarij Geens) en voormalige schoolcomplex (SIMA) onder de vorm van een stedelijk inbreidingsproject, met onder meer de ontwikkeling van een programma voor:
-
o
wonen: gedifferentieerd woonaanbod o.v.v. 227 wooneenheden, waarvan 59 zorgflats en 168 appartementen;
o
kleinhandel: het aandeel kleinhandel dient in zijn totaliteit lager te zijn dan 5000m² bvo, o.v.v. grotere en complementaire eenheden dan de beschikbare winkelruimtes in de binnenstad;
o
voorzieningen: 59 zorgflats (zie hoger);
o
publieke ruimte: nieuwe publieke ruimte die de relatie tussen de stedelijke ontwikkeling en de naastliggende open ruimte benadrukt.
o
sterk netwerk van wandel- en fietspaden die de link vormen tussen stad en landschap.
Herwaardering van de kloostersite met oude kloostermuur.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 10 februari 2016
3.2.2
3.3
Concepten voor de open ruimte en het landschap -
Herstellen van de link tussen de lager gelegen stad binnen de historische vesten en het hoger gelegen open ruimte gebied en landbouwgebied van de Kapittelberg.
-
Herwaardering van de Orleanstoren als baken op de rand van stad en open ruimte (foto’s).
-
Landschapsontwikkeling van de hoger gelegen open ruimte en het groengebied van de Kapittelberg.
-
Nieuwe beheerfuncties voor de open ruimte, in functie van differentiatie van de land- en tuinbouwfunctie, de natuurfunctie, en het recreatief medegebruik. Participatie in de werking van deze open ruimte door de stadsbewoner staat centraal.
RUP ‘De Torens’: ruimtelijke concepten Het RUP ‘De Torens’ geeft op het vlak van bestemmingen uitwerking aan de concepten van het gelijknamige masterplan. Het RUP werkt bovendien de bestemmingen uit van een ruimer plangebied, en kadert de opties van het masterplan in de ruimtelijke ontwikkeling voor de totaliteit van het gebied.
3.3.1
Beleidscategorieën ‘stedelijk gebied’ en ‘buitengebied’ Het RUP gaat met betrekking tot het formuleren van bestemmingscategorieën en de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften initieel uit van de tweedeling tussen afgelijnd stedelijk gebied (PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Aarschot) en het omgevende open ruimte gebied. De beleidscategorieën ‘stedelijk gebied’ en ‘buitengebied’ en de hiermee samenhangende ontwikkelingsperspectieven worden gedefinieerd op Vlaams niveau in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. In het geval van het stedelijk gebied van Aarschot bakent de provincie Vlaams-Brabant het kleinstedelijk gebied af door middel van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Aarschot’ werd voorlopig vastgesteld op 4 oktober 2011 door de deputatie
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 11 februari 2016
van de provincie Vlaams-Brabant - het openbaar onderzoek werd afgesloten op 23 december 2011. Binnen de afbakeningslijn van dit RUP wordt een stedelijk gebiedsbeleid gevoerd, erbuiten een buitengebiedsbeleid. Het RUP ‘De Torens’ werkt de bestemmingen uit binnen beide beleidscategorieën, onder de vorm van een samenhangend gebiedsgericht stadsontwikkelingsproject.
Figuur: Afbakening kleinstedelijk gebied en plangrens RUP ‘De Torens’
3.3.2
Structuurschets en concepten voor herbestemming
Figuur: Situering t.a.v. de structurerende elementen
Het plangebied situeert zich op de overgang van de stedelijke bebouwde ruimte naar de open onbebouwde ruimte. De overgang tussen beide is sterk zichtbaar door de aanwezigheid van een bovenlokaal structurerende reliëfovergang, onder de vorm van een steile helling vanaf de lager gelegen stad tot op de hoger gelegen Kapittelberg. Het RUP gaat uit van het behoud en de versterking van de kenmerkende reliëfovergang, waarbij plaatselijk de verweving tussen stad en land tot uiting kan komen voor zover deze de beleving van de steilrand versterkt. Over de heuvelrug loopt de bosstructuur door vanaf de westelijk gelegen Konijntjesberg tot aan de vallei van de Motte. De heuvelrug is dan ook een drager van specifiek aan het reliëf gebonden en 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 12 februari 2016
waardevolle natuurelementen. Het RUP neemt dan ook het vrijwaren van deze natuurlijke structuur doorheen het plangebied als uitgangspunt. De begrenzing van het historische stadsgedeelte loopt met de contour van de stadsvesten tot bovenop de steilrand. De Orleanstoren bevindt zich op het meest zuidwestelijke punt van de oorspronkelijke vesten en wordt rechtstreeks vanuit het stadscentrum bereikt. De toren kijkt zowel uit over de stad als de Kapittelberg. De oude vesten verlopen van daaruit oostelijk doorheen een recentere stadswijk. In het RUP wordt de historische ligging van de stadsvesten en de Orleanstoren als uitgangspunt genomen voor het structureren van de omliggende open en stedelijke ruimte. De heuvelrug van de Kapittelberg zelf bestaat uit een doorlopend open (landbouw)landschap met verspreide bosfragmenten. Het RUP gaat uit van het maximaal doorzetten van deze open ruimte kenmerken tot binnenin het stedelijk weefsel. De bestaande randen tussen bebouwing en open ruimte zijn reeds hier en daar gekenmerkt door een zekere openheid onder de vorm van op de open ruimte aangesloten tuinstroken.
Figuur: Structuurschets voor het plangebied
Ten aanzien van de bestemmingsmogelijkheden worden een aantal ruimtelijke concepten geformuleerd die bepalend zijn voor de keuze voor bestemmingscategorieën en –zonering. Deze concepten geven concrete ontwikkelingsmogelijkheden aan voor specifieke zones binnen het 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 13 februari 2016
plangebied, en worden verder doorvertaald naar een grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften. 1.
Het projectgebied voor het masterplan ‘De Torens’ vormt het meest stedelijke onderdeel binnen het plangebied. De krijtlijnen voor de ontwikkeling en de inpassing binnen zijn omgeving zijn onderzocht in een masterplan. Het RUP zal m.b.t. tot deze zone in de nodige voorschriften voorzien m.b.t. ontwikkelingsmogelijkheden (programma, bouwvorm, inrichting) en de randvoorwaarden gesteld vanuit de ruimtelijke context (inpassing in, en ter versterking van het kenmerkende reliëf, behoud van de kenmerkende steilrand van de getuigenheuvel, publieke functie en link tussen stad en open ruimte, vrijwaren specifieke landschappelijke en natuur- en erfgoedwaarden). Concreet ligt de nadruk bij de voorschriften op: o o o o o
2.
Realisatie van een in zijn geheel kwalitatief en kernversterkend stadsproject. Realisatie van voldoende woonkwaliteit voor individuele wooneenheden. Maximaal behoud van het zicht op de steilrand vanuit de stad. Inpassing van de nieuwe bebouwing t.a.v. de beleving van het bestaande reliëf. Verhouding terreinbezetting (B/T index), te realiseren vloeroppervlakte (V/T index) en onbebouwd terrein in functie van doorzichten op de steilrand en creëren van publieke ruimte.
De aangrenzende openbare ruimte van het stadscentrum van Aarschot sluit aan bij de publieke ruimte die in het projectgebied gecreëerd wordt aan de voet van de Diestiaanheuvel. Deze zone bedient de commerciële functies die in het projectgebied kunnen worden ontwikkeld. De publieke ruimte wordt in het kader van het kernversterkend project maximaal ingezet voor het maken van een fysieke verbinding tussen stad en open ruimte. De bereikbaarheid van de open ruimte vanuit de stad, over de steilrand, met passage van de Orleanstoren, vormt één van de hoofddoelstellingen van dit RUP. De band tussen stad en open ruimte kan via deze verbinding uitermate beleefbaar gemaakt worden. Het RUP dient hiertoe concreet te voorzien in: o o
Aanduidingen in functie van de realisatie van een netwerk van publieke ruimten, doorlopend voor stad en open ruimte. Rechtstreekse verbinding voor traag verkeer tussen het stedelijk projectgebied (masterplan) en de Orleanstoren.
3.
Als subtiele verwijzing naar de oorspronkelijke stadsvesten stelt het RUP ook hier een trage wegverbinding (fietsers, voetgangers) voorop tussen stad en open ruimte. Ook deze trage verbinding takt aan op de Orleanstoren, en kan van daaruit verder lopen langs de recentere stadswijk in oostelijke richting. Het geheel van het netwerk van publieke ruimten versterkt op deze manier de beleving van de steilrand en de achtergelegen open ruimte vanuit de stad. Met het RUP dient het belang van de inrichting benadrukt te worden. De Orleanstoren blijft functioneren als landmark, binnen het plangebied, en voor deze ganse zuidelijke omgeving
4.
De Orleanstoren zal binnen het versterkte netwerk van publieke ruimten een centrale locatie aannemen. Het vormt zowel een oriëntatiebaken als een cruciaal knooppunt en verdeelpunt voor de bewoners en bezoekers van het plangebied. De Orleanstoren zal het fysieke grenspunt vormen tussen stad en open ruimte en verwijst daarmee naar zijn historische betekenis als grenspost. Op deze locatie kunnen meerdere bestemmingen samenkomen. In het kader van het RUP wordt het volgende beoogd: o
o
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
De link van het stedelijk projectgebied (masterplan) met de voormalige verdedigingstoren dient gevrijwaard te worden als publieke ruimte-as en wordt bereikbaar gemaakt via een publieke ruimte in de steilrand. De zone bij de Orleanstoren kan opgevat worden als een ruimere publieke zone, waaraan ook kleinschalige socio-culturele of gemeenschapsvoorzieningen gekoppeld kunnen worden. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan de realisatie van een ‘kopzone’ ter afwerking van de sociale wijk langs de straat ‘Orleanstoren’. Momenteel vormt deze een zeer slecht gedefinieerde zone met een vage betekenis m.b.t. de overgang tussen open ruimte en stad. Een ‘kopzone’ of kopgebouw’ voor sociopagina 14 februari 2016
o
culturele of gemeenschapsvoorzieningen op deze locatie heeft een structurerend effect op de ruimte rond de Orleanstoren, en zorgt voor een duidelijke overgang tussen open ruimte en stad. De verweving op deze locatie met de naastliggende sociale woonwijk zorgt voor het opwaarderen van deze buurt. Onder socio-culturele of gemeenschapsvoorziening kan eveneens een voorziening voor het faciliteren van gemeenschapsgedragen stadslandbouw en –tuinbouw (CSA of ‘Community Supported Agriculture’ begrepen worden. De ligging van deze locatie op de overgang tussen stad en open ruimte heeft hiertoe een bijzondere potentie. In aansluiting hiermee wordt vooropgesteld om in de straat ‘Orleanstoren’ (sociale woonwijk) de weginrichting af te stemmen op de landschappelijke kenmerken zoals terug te vinden op de vesten rond de Orleanstoren. Ook dit geeft structuur en nieuwe waardering aan de ‘Orleansstraat’ als verbinding tussen de Orleanssite en het verder oostelijk gelegen stadsdeel. Terwijl de sociale woonwijk nu eerder excentrisch gelegen is, verkrijgt deze met dergelijke ingreep een meer centrale betekenis.
5.
De helling en kruin van de heuvelrug loopt als een groene, overwegend beboste strook vanaf de Konijntjesberg door over de Kapittelberg tot in het stedelijk weefsel. Ter hoogte van de geplande projectontwikkeling is de bosstrook op de kruin onderbroken door een waardevol grasland. De projectontwikkeling richt zich op het opnieuw zichtbaar maken van de steilrand en de kruin met de Orleanstoren vanuit de stad alsook het behoud van de waardevolle landschappelijke, natuurlijke en erfgoedkenmerken.
6.
Het open (landbouw)gebied wordt wenselijk betrokken op de beleving en het gebruik vanuit de stad. Het masterplan “De Torens” formuleert hier reeds de visie op het open ruimtegebied waar stadsbewoners kunnen participeren in het beheer van deze open ruimte, onder de vorm van socio-culturele of gemeenschapsvoorzieningen en als recreant of passant. Belangrijk hierbij voor het RUP is de verbreding van de bestemming als landbouw naar een projectgebied voor open ruimte functies, waarbij medegebruik voorop staat. Grootschalige constructies moeten hier vermeden worden in functie van het behoud van de openheid en de samenhang van het open landschap op de heuvelrug: o
o
o
o
Het voorzien van mogelijkheden voor een gemeenschappelijk beheer en een eigentijdse invulling aan land- en tuinbouwvormen gericht op de stadsbewoners (volkstuinen, plukboerderij, coöperatieven, …). Hier vormt het faciliteren van gemeenschapsgedragen land- en tuinbouw (CSA) een bijzondere potentie. Het voorzien van een bouwvrije landbouwzone en het vrijwaren van de vestiging van nieuwe landbouwbedrijfszetels in de aaneengesloten open ruimte. Binnen de bestemmingszone kan een enkel gebouw voor de werking van de socio-culturele of gemeenschappelijke landbouwvoorzieningen, en in functie van de toegankelijkheid van het gebied (toegangspoorten, schuilplaatsen, …) voorzien worden. Het voorzien van een padennetwerk voor gebruikers en recreanten. Medegebruik ter ondersteuning van het beleven en het recreëren in de open ruimte dient hiermee gefaciliteerd te worden. Het netwerk komt samen of wordt verdeeld vanaf de ruimte rond de Orleanstoren. Op het bestaande openbaar domein aan de Steenweg op Sint-Joris-Winge is ruimte aanwezig voor het inrichten van bezoekersparkeerplaatsen voor gebruikers en recreanten in het open ruimte gebied. De parkings zijn enkel toegestaan in het bestaande, reeds genivelleerde openbaar domein. De waardevolle taluds en steilranden van de Kapittelberg blijven ten allen tijde gevrijwaard en ongeschonden.
Het open ruimte gebied loopt aan de oostelijke zijde van het plangebied over in het stedelijk gebied, waar dit door de bestaande woonlinten omarmd wordt. Door het behoud en het versterken van de vrije en open zichten vanuit de tuinstroken en de binnengebieden tot in de groene en open ruimte, kan hier door de bewoners ten volle van de open ruimte genoten worden. De overgang tussen open ruimte en stad wordt hiermee verder vormgegeven: o
Ter hoogte van de woonlinten worden specifieke voorschriften opgenomen m.b.t. de gemeenschappelijke (visuele) functie van de tuinstroken om het groene karakter en
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 15 februari 2016
de open zichten (onbebouwd karakter) van de binnengebieden te vrijwaren en te versterken, als uitlopers van de open ruimte. De structuur van de heuvelrug wordt hiermee zichtbaar en herkenbaar gemaakt tot binnen de woonzone. Het stedelijk weefsel wordt hiermee voelbaar geïntegreerd met de onderliggende landschapskenmerken. 7.
Het open terrein omsloten door de woonlinten van Maalderstraat, Nieuwstraat en Tiensestraat kan ontwikkeld worden als woonzone anticiperend op het reliëf. Hier wordt woonbebouwing vooropgesteld, waarbij het bestaande reliëf maximaal benut wordt. Bebouwing en steilrand worden hiermee visueel en fysiek geïntegreerd in één waarneembaar geheel. Aandachtspunten in de voorschriften van het RUP zijn dan ook: o Inpassing van de nieuwe bebouwing in het bestaande reliëf. o Maximum terreinbezetting van 40%.
8.
De bestaande bouwblokken kunnen aan de stedelijke zijde verder in gebruik genomen worden als woongebied. De doelstellingen voor het zichtbaar houden en maken van de open ruimte en heuvelrug tot in de woonzone (punt 6) dient hierbij in rekening gebracht te worden. Afwerkingen aan de zijde van de open ruimte dienen vanuit dit oogpunt vermeden te worden.
9.
De zone vormt de overgang tussen het stedelijk gebied en het verder zuidoostelijk gelegen natuurgebied langs de Motte. De bestaande morfologie en bebouwingstypologie is divers. Zo komen grootschalige monoliete projecten met grote verharde oppervlaktes voor naast kleinschalige rijbebouwing en vrijstaande bebouwing met grote tuinzones. Hier wordt nieuwe bebouwing en verkaveling afgetoetst aan de bijdrage die de voorziene groenaanleg kan hebben tot een samenhangende en kenmerkende groenstructuur van streekeigen en inheemse beplanting. Een groen raamwerk, waarbinnen de bebouwing verder gesitueerd kan worden wordt daarmee vooropgesteld. Door het laten doordringen van groenstructuren vanuit het naastgelegen natuurgebied verkrijgt deze zone een eigen identiteit en wordt deze verder opgewaardeerd in functie van de woonkwaliteit. Een groene dooradering van de onbebouwde ruimtes (tuinzones, verhardingen, parkeerzones, randen van het bouwblok, …) situeert de woningen op termijn in een uitloper van de zuidoostelijk gelegen natuurzone. Een link die momenteel verloren lijkt door de grootschalige bebouwings- en verhardingselementen. Nieuwe bebouwing blijft evenwel mogelijk in dit woongebied.
10. De aanwezige bosstructuren vormen groene en ecologische stapstenen tussen het natuurgebied ’s Hertogenheide en de vallei van de Motte. Binnen het samenhangende open ruimte gebied kunnen de bosfragmenten verder ontwikkelen of worden omgevormd tot andere structuren indien dit past binnen de visie rond ecologische stapstenen die worden behouden en gerealiseerd in de projectzone voor open ruimte. Een aangepast beheer wordt verplicht gesteld vanuit de stedenbouwkundige voorschriften. 11. Specifiek met betrekking tot de zones waar zich een clustering van (zonevreemde) functies voordoet (in hoofdzaak zonevreemd wonen, maar ook voormalige landbouwbedrijfszetels), dient verwezen te worden naar de geldende basisrechten vanuit de bestaande decretale regeling, gebundeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Een verdere verkaveling en vertuining, of invulling met ‘harde functies’ van het open ruimte landschap is op deze locatie – op de heuvelrug – niet aangewezen. Daarnaast worden specifieke maatregelen uitgewerkt m.b.t. maximaal behoud van bestaande landschapselementen, beperking van de vertuining, en afsluitingen. De bestemming zal specifiek tot doel hebben de bestaande activiteiten en constructies te verweven binnen het ruimere open ruimte landschap.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 16 februari 2016
3.3.3
Beschrijving van de waardevolle gebouwen, bouwdelen en omgevingselementen binnen het plangebied Het plangebied is: 1. 2.
deels gelegen in de aangeduide ankerplaats “Demervallei tussen Aarschot en Diest” van 0402-2014 deels gelegen in de archeologische zone opgenomen in de de Inventaris van het Archeologisch Erfgoed onder “Historische stadskern van Aarschot (ID: 36)”
Het Agentschap Onroerend Erfgoed beschreef in het kader van de opmaak van dit RUP ‘De Torens’ te Aarschot de erfgoedwaarden van volgende gebouwen, gebouwdelen en omgevingselementen. Deze beschrijving wordt aangewend als afwegingskader m.b.t. vergunningsaanvragen volgens artikel 0.8 van de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP: Aurelianustoren (ID: 41433) (zonder adres) Beschermd als monument bij MB van 31-07-1936 Restant van een hoektoren der stadsomheining van de 13de eeuw. Zware bakstenen constructie op sokkel van ijzerzandsteen en verlevendigd met speklagen van zelfde materiaal. Binnenin, sporen van de bakstenen overwelving. Aanzetstenen van de voormalige ringmuur bewaard aan de buitenzijde. BRAKEPOORT z.nr.: Elektriciteitscabine (ID: 213138) Bakstenen gebouw vermoedelijk daterend uit de jaren 1950 of 1960 (Expo 58-reminiscenties), op rechthoekige plattegrond, gecementeerde plint en fries. Plat dak met sterk overkragende dakrand. Rechthoekige deur met afgeronde dagkanten, betonnen luifel. Hierboven trapeziumvormig getralied venster met licht verheven vlakke omlijsting. Opschrift "kookt elektrisch" in keramische letters, enkele verdwenen. z. nr. Aan het begin van de straat muur van baksteen en ijzerzandsteen opgetrokken uit recuperatiemateriaal van de restanten van de Braekepoort. DIESTSESTRAAT nr. 29: Vakschool, Sekretariaat, lokaal der Kristene Sociale Werken “Ons huis” Het gebouw dateert vermoedelijk uit het eerste kwart van de 20ste eeuw en is opgetrokken als een volume van zeven traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak, nok parallel aan de straat, in decoratieve baksteenbouw. De verzorgde bakstenen straatgevel op een hardstenen plint wordt getypeerd door verspringende gevelvlakken met lisenen en spaarvelden, verwerking van gele en zwarte baksteen voor de muurbanden, ontlastingsbogen en fries en decoratieve muurankers. Rechthoekige muuropeningen onder ijzeren I-balkjes met rozetten, de vensters zijn voorzien van een hardstenen dorpel. nrs. 33-35: twee enkelhuizen in repetitief schema Twee enkelhuizen van twee traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak, nok parallel aan de straat, behorende tot de basisbebouwing van de Diestsestraat en opklimmend tot het begin van de 20ste eeuw. Gecementeerde gevel met schijnvoegen geopende door rechthoekige muuropeningen en twee blinde vensters op de verdieping. Vernieuwde kroonlijst en schrijnwerk nrs. 37-39: een dubbelhuis en enkelhuis Een twee bouwlagen hoog dubbelhuis van vijf traveeën en een enkelhuis van twee traveeën onder doorlopend pannen zadeldak, nok parallel aan de straat, behorende tot de basisbebouwing van de straat en opklimmend tot het begin van de begin 20ste eeuw. Verankerde en gecementeerde voorgevels voorzien van schijnvoegen, nr. 37 met vernieuwde hardstenen plint, decoratieve
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 17 februari 2016
elementen op de borstwering en fries en een poort in de linker travee. Vernieuwde kroonlijst en deels vernieuwd schrijnwerk. GEETSSTRAAT nrs. 1-3 GELRODEWEG nr. 2: Villa Coremans (ID: 213130) Villa met bijgebouw, het geheel kadastraal geregistreerd als huis en lusthof in 1871, met Meulemans Benedictus Hubertus, molenaar, als bouwheer. Het bijgebouw werd uitgebreid of volledig vernieuwd in 1916. Alleenstaand breedhuis van vier traveeën en vier bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen). Verankerde baksteenbouw op rechthoekige plattegrond met souterrain, achteraan (ten zuiden) bakstenen aanbouw van twee bouwlagen onder zadeldak (nok dwars op de straat, mechanische pannen). Ten westen bakstenen woning (vermoedelijk conciërgewoning) deels op gecementeerde plint, zadeldaken met mechanische pannen. Tussen beide gebouwen bakstenen waterput. De villa is in de zuidflank van de Demervallei ingewerkt, uitkijkend op de lagergelegen Demervallei ten noorden. Hierdoor vooraan vier bouwlagen en achteraan twee. Lijstgevel met dubbelhuisopstand op vernieuwde blauwe hardstenen plint, gecementeerde decoratie zoals muurbanden, sluitstenen en borstweringen. Gewijzigde ordonnantie, de bordestrap die toegang gaf tot de bel-etage is verdwenen. Rechthoekige vensters met afgeronde hoeken en arduinen lekdrempels. Rechthoekige deuren. Deels bewaard schrijnwerk. Achter de villa aangelegde tuin van ongeveer 70 hectare, interessant als bescheiden voorbeeld van een geleend landschap (borrowscape).
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen Aarschot, Afdeling 2, 1871/20, 1916/39. DENEEF Roger, 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen, M&L cahier 14, Brussel, 41-42.
Inventaris Tuinen en parken: Tuin van Villa Coremans (ID: 445) Tuin van bijna 70 are, aangelegd op steile helling boven de stad bij een in 1870 gebouwde villa; bescheiden voorbeeld van 'geleend landschap'. De villa op de terrassen van de steile berghelling tussen de voormalige Leuvense poort en de Orleans- of Aurelianustoren – meestal genoemd naar de laatste privébewoners, de familie Coremans, soms ook 'Roze Villa' – werd rond 1870 gebouwd door Benedict Meulemans, een rentenierende molenaar. Het ging om een bescheiden bakstenen gebouw van vier traveeën en vier bouwlagen (met inbegrip van souterrain en halve verdieping onder het zadeldak), met als enige opsmuk de zandstenen speklagen en de afgeronde hoeken van de vensterlateien. De bordestrap die toegang verleende tot de bel-etage is verdwenen. De dienstruimten waren ondergebracht in een onversierde, lage dwarsvleugel. In het gebouw was tussen 1965 en 2002 het stedelijk technisch instituut SIMA gevestigd. Het herbergt momenteel het Regionaal Landschap Noord-Hageland. Het benedengedeelte van de tuin werd opgeofferd voor de bouw van enkele prefab paviljoenen die tot voor kort als klaslokaal dienstdeden. Op de terrassen achter de villa werd een siertuin van bijna 70 are aangelegd. Vermoedelijk werd daarbij gebruikgemaakt van bestaande terrassen, die door schuin oplopende laantjes met elkaar werden verbonden. Deze nog bestaande tuinwandeling leidt naar de kruin van de heuvel, tot op ongeveer 60 m van de Orleanstoren. Langs het bovenste pad dat evenwijdig met de heuvelkruin loopt staan nog enkele elementen uit de oorspronkelijke beplanting: enkele bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') met stamomtrek tot bijna 350 cm en diverse oudere taxussen (Taxus baccata), ook de zuilvorm of zogenaamde Ierse (Taxus baccata 'Fastigiata'); meer naar beneden toe vinden we oude buxussen (Buxus sempervirens) en een zwarte moerbei (Morus nigra). Aan de westrand zijn ook nog resten van de oude haagbeukenhaag (Carpinus betulus) aanwezig, die het goed omheinde. De jonge specimens doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus) zijn mogelijk wortelopslag van een verdwenen exemplaar. Er zijn ook enkele interessante struiken zoals gele kornoelje (Cornus mas) en hazelaar met veerspletige bladeren (Corylus avellana'Heterophylla'). De 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 18 februari 2016
tuin bij de 'Roze Villa' is echter vooral belangwekkend als concept: wat erbuiten ligt (een weids panorama van Aarschot en de Demervallei) is belangrijker dan de inhoud van de tuin als dusdanig. De tuin is opgevat als een verzameling waarnemingspunten, een bescheiden voorbeeld van een geleend landschap ('borrowscape').
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oude kadastrale legger [212A] Aarschot, art. 2598. Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] Aarschot, arts. 1051 en 1171 nrs. 3 en 4.
LEIBERGWEG (HOEK BRAKEPOORT) z.nr.: Ommegangkapel (ID: 213131) Neoclassicistische Onze-Lieve-Vrouwekapel daterend van 1813, gelegen op de hoek met de Braekepoort. Op gevelsteen chronogram "MarIa VerbLeYD aLLe VoLCk" (1813). Oorspronkelijk een stukje meer naar het noordwesten gelegen, maar wegens aanpassingen aan de weg afgebroken en heropgebouwd op de huidige plaats, naar verluidt in het derde kwart van de 20ste eeuw, met gedeeltelijke materiaalrecuperatie. Bakstenen gebouw op beraapte plint, rechthoekige plattegrond, zadeldak met leien en zink. Gekarakteriseerd door gecementeerde en licht uitspringende hoekbanden en rondlopende geprofileerde natuurstenen kroonlijst. Rondboogdeur, met schijnvoegen gecementeerde omlijsting met opliggend waterlijstje. Steekboogvormige vensters, met schijnvoegen gecementeerde omlijsting met dito negblokken. Boven in de puntgevel oeil-de-boeuf met gecementeerde omlijsting, metalen schrijnwerk met Mariamonogram. Gevel bekroond door houten kroonlijst, sierlijk ijzeren kruis op top. Interieur met verscheidene polychrome heiligenbeeldjes. Op de zijgevel recent metalen gevelplaatje (gedateerd 1987) : "kapel 'weg om' 1813".
LEUVENSESTEENWEG nr.2: Interbellumvilla (ID: 213132) Interbellumvilla met reminiscenties aan de cottagestijl, kadastraal geregistreerd in 1926. Iets hoger gelegen ten opzichte van het straatniveau, in een grote omringende beboomde tuin, achteraan met boomgaard. In de rechtertravee gevelsteen "onder ons". Bakstenen gebouw met verhoogde begane grond op rechthoekige plattegrond, twee traveeën en twee en een halve bouwlaag onder zadeldak met de nok dwars op de straat (kunstleien). Gevel gekarakteriseerd door vooruitspringende rechtertravee, waardoor een dubbele puntgevel ontstaat, de linkse bekroond door een metalen piron. Gebruik van natuursteen voor muurbanden en verticale banden in de geveltop. De ingang wordt gemarkeerd door een houten veranda, hierboven driezijdige houten erker. Rechthoekige vensters met arduinen lekdrempels en natuurstenen of similistenen lateien, bewaard schrijnwerk. Gevel bekroond door een houten kroonlijst op modillons en met houten windborden.
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen Aarschot, Afdeling 2, 1926/6.
LEUVENSESTRAAT Bouwkundig geheel: (ID: 26762) In zuidwestelijke richting lopende straat, vertrekkend in het centrum van Aarschot. Vrij rechtlijnig verloop, aan het begin pleinvormige verbreding met Sint-Niklaasberg, eindigend in de Leuvensesteenweg. Bebouwing getypeerd door wederopbouw van vlak na de Eerste Wereldoorlog, vooral erg uitgesproken ter hoogte van Sint-Niklaasberg (zie Leuvensestraat 35-61). Andere voorbeelden zijn nummer 34, heden café "Den Anker", in typische wederopbouwarchitectuur (regionalistisch, neotraditioneel getint). Gecombineerde lijst- en trapgevel gemarkeerd door natuurstenen muurbanden en dito decoratieve details. Voorts 66-68, aangepaste wederopbouwwoningen gedateerd 1914-1921, met deels bewaard schrijnwerk.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 19 februari 2016
Andere opvallende woningen zijn nummers 105-107: als één geheel opgevat neotraditioneel getinte rijwoningen. Opvallend coloriet door contrasterend gebruik van rode en gele baksteen. Nummer 105 met souterrain. Blauwe hardstenen lateien onder strekse ontlastingsbogen, houten kroonlijst op consoles. Nummers 122-126 zijn drie rijwoningen onder een doorlopend geknikt steil zadeldak met aandak (rechts) en vlechtingen, wijzend op een oude kern. De gevels hebben echter een 20ste-eeuws uitzicht. nr. 50: dekenij (ID 41429) Overblijfsel van het kasteel van Boonewijc(?). Eigendom in 1470 overgedragen aan het kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Langshuis met twee verdiepingen en zadeldak in traditionele bak- en zandsteenstijl, 16de eeuw(?); voorgevel op zandstenen sokkel en verlevendigd met speklagen. Twee fraaie trapdakvensters bekroond met een overhoeks topstuk. Zijgevel voorzien van kleine rechthoekige vensters. Gewijzigde muuropeningen, vooral in de voorgevel.
Aanvullingen na inventarisatie juli 2015: nr. 28: eclectisch wederopbouwpand van drie traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak met barokke inslag. Aangepaste pui op de begane grond, op de verdieping een deurvenster met Frans balkon geflankeerd door rechthoekige vensters. nr. 60: sober wederopbouwpand van twee bouwlagen in baksteenbouw verlevendigd door veelvuldig gebruik van natuursteen (simili?). Op de begane grond een korfboogvormige pui, op de verdieping een drielicht en centraal een dakkapel met tuitgevel. Vernieuwd schrijnwerk. nr. 122-126: het volume heeft deel uit gemaakt van het Sint-Niklaasklooster, cf. kaartmateriaal en kadasternummers, en zijn samen met een deel van de kloostermuur de laatste restanten van het klooster. z.nr.: de restanten van de kloostermuur Inventaris Tuinen en parken: Tuin van de oude dekenij (ID: 444): Stadstuin (circa 50 are) aangelegd aan het einde van de 19de eeuw bij voormalige dekenij van Aarschot; beboste helling geïntegreerd als wandelbos; oude ginkgo naast het huis. De voormalige dekenij van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel is individueel herkenbaar op de kaart van de baronie Aarschot uit 1775 door J.B. Joris– zowel het hoofdgebouw, dat tegen het klooster van Sint-Niklaasberg aan lag, als de losstaande stal of schuur. In mei 1526 zou ze onderdak hebben geboden aan keizer Karel V, die de begrafenis van zijn vroegere leraar en raadsman Willem van Croÿ kwam bijwonen. In feite logeerde de Keizer bij die gelegenheid niet in de dekenij, maar in de proosdij in de huidige Jan Van Ophemstraat naast de Onze-Lieve-Vrouwkerk, zoals blijkt uit diverse archiefstukken. Het gebouw, een langshuis in traditionele bak- en zandsteenstijl, ziet er nog min of meer 16de-eeuws uit, ondanks diverse verbouwingen. De bijbehorende tuin, door Joris voorgesteld met een Andreaskruis, beantwoordt aan de latere percelen 588, 589 en 591. In de Primitieve kadastrale legger van omstreeks 1830 wordt een onderscheid gemaakt tussen een perceel "lustgrond" bij het huis van 4,5 are en een gewone tuin van 13,5 are hogerop de helling van de 'Meulen Berg'. Het gebouw, dat in 1796 zijn functie als dekenij had verloren, was op dat ogenblik eigendom van Pieter Borrens, ambtenaar bij de stedelijke onderstand ("ontfanger der armen"). De bijgebouwen – een aanbouw met een pittoresk torentje met houten daklantaarn in het verlengde van de oude dekenij en een remise met een woonverdieping aan de overzijde van de tuin – werden door het kadaster geregistreerd in respectievelijk 1869 en 1887. Het gaat om bakstenen gebouwen met mansardedaken, oculi en oeils-de-boeuf, en voor die tijd (en de kleinarchitectuur in parken en tuinen) typische kordonlijsten van gesinterde baksteen. De huidige tuin kwam hoogstwaarschijnlijk tot stand aan het einde van de jaren 1880, toen diverse percelen werden samengevoegd. Een bebost perceel op de steile helling van de Molenberg (nummer 579, 38 are groot) werd rond 1900 als wandelbos ingericht. In het bos zijn er nog sporen van terrassen en licht verzonken paden, enkele sierheestermassieven – geel gevlekte aucuba (Aucuba japonica 'Variegata'), laurierkers (Prunus laurocerasus) en hulst (Ilex aquifolium) en een drietal gewone en 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 20 februari 2016
bruine beuken (Fagus sylvatica, Fagus sylvatica 'Atropunicea'). Het enige opmerkelijke element in het tuingedeelte bij het huis is een gevorkte ginkgo (Ginkgo biloba) met 234 cm stamomtrek. Tot voor kort stond er een tweede, kleiner exemplaar langs de oprit (in 1977 met een stamomtrek van 186 cm). Merkwaardige boom (opname 16 mei 2001) Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeter weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte. 1. Ginkgo (Ginkgo biloba) 234 Kerkarchief Aarschot nr. 43 – Bedeboek 1689. Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Primitieve kadastrale legger [212], percelen nrs. 588 en 591; art. 35. GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik, p. 20. OP DE BEECK E., Aarschot, evolutie van een stadsbeeld, Aarschot, Rotary Club, 1982, p. 164. SCHROEVEN W. (wedersamensteller), Beschryvinghe der stadt Aerschot door Rumoldus Jacobus Wetz, Aarschot, Hertogelijke Aarschotse Kring voor Heemkunde, 1996, p. 206-207. nr. 70-74: Volkshuis uit het interbellum (ID 213135) Volkshuis met gevelstenen gedateerd 1914-1922, regionalistische (neotradionele) wederopbouwarchitectuur . Opgevat als imposant symmetrisch breedhuis van acht traveeën met torenvormige uitgewerkte hoek- en middentravee (met toegang). De linkse (oostelijke) hoek is echter nooit tot stand gekomen waardoor de symmetrie verloren is gegaan. Baksteenbouw van acht traveeën en twee tot drie bouwlagen onder zadeldak met kunstleien. Centraal torenvolume onder tentdak (kunstleien) bekroond door metalen piron, rechtse travee onder plat dak. Lijstgevel gemarkeerd door torenvormige uitgewerkte centrale en laatste travee, deze worden afgeboord door tot tegen de fries aanlopende lisenen. Neotraditioneel uitzicht door het gebruik van sierankers en natuurstenen muurbanden. Blauwe hardstenen puilijst aansluitend op het dito balkon boven de toegangspoort. Borstwering met zandstenen balusters. Steekboogvormige vensters met zandstenen sluit- en aanzetstenen. Blauwe hardstenen lekdrempels, doorlopend in zandstenen muurband. Rondbogige toegangspoort met blauwe hardstenen omlijsting. Rondboog op imposten, met geriemd waterlijstje en consolevormig uitgewerkte sluitsteen, het balkon ondersteunend. Houten kroonlijst met muizentand, klossen en consoles. Vernieuwd schrijnwerk. De pui rechts is sterk aangepast, de pui links heeft nog een sierlijke I-balk met rozetten, steunend op blauwe hardstenen imposten op de dito omlijsting. nr. 94: Herenhuis van 1914 (ID: 213137) Halfvrijstaand herenhuis geregistreerd in 1914, op een perceel waar in 1913 de afbraak van enkele oudere panden werd geregistreerd. Baksteenbouw op blauwe hardstenen plint, vijf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (kunstleien, nok evenwijdig met de straat). Lijstgevel met strakke ordonnantie, boven de toegangsdeur gemarkeerd door zandstenen balkon geschraagd door twee grote zandstenen consoles. Gietijzeren balkonhek. Voorts zandstenen muurbanden en puilijst. Voor het gelijkvloers en de eerste verdieping rechthoekige muuropeningen onder neoclassicistisch geïnspireerde zandstenen lateien. Op de tweede verdieping steekboogvormige vensters. Lekdrempels in blauwe hardsteen op het gelijkvloers, zandsteen voor de overige verdiepingen. Bewaard houten schrijnwerk met schuiframen op het gelijkvloers. Houten kroonlijst op modillons.
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen Aarschot, Afdeling 2, 1913/25, 1914/35.
NIEUWSTRAAT nr. 114: winkelpand uit het interbellum Winkelpand van drie traveeën en twee bouwlagen onder pseudo-mansardedak voorzien van een dakkapel onder driehoekig fronton met aan weerszijde en decoratief uitgewerkte oeil de boeuf. Sobere bakstenen gevel met een goed bewaarde houten winkelpui op een hardstenen plint, licht 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 21 februari 2016
getoogde vensters op de verdieping met bewaard houten schrijnwerk en glas-in-lood, spiegels ter hoogte van de fries en een houten kroonlijst op consooltjes.
3.4
Relatie met ruimtelijke structuurplannen en planningsprocessen De gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het plangebied volgt uit de gezamenlijke visie op de ontwikkeling van elementen van Vlaams, provinciaal en gemeentelijk niveau. Naast de beleidscategorieën ‘stedelijk gebied’ en ‘buitengebied’ worden voor tal van aspecten die aan bod komen in en rond het plangebied ruimtelijke visies of ontwikkelingsperspectieven geformuleerd. Het RUP wenst deze als uitgangspunt te nemen voor de herbestemmingen. Het gemeentelijk RUP ‘De Torens’ wordt daarbij opgemaakt in uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en kan hiermee niet strijdig zijn. De voorschriften van het RUP kunnen niet afwijken van de voorschriften van provinciale en gewestelijke RUP’s. Onderstaande elementen uit de ruimtelijke structuurplanning en de planningsprocessen liggen aan de basis van de opmaak van dit RUP.
3.4.1
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen1 Bebouwde ruimte en stedelijk gebied: -
Aarschot wordt geselecteerd als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. De afbakening van het stedelijk gebied gebeurt door de provincie Vlaams-Brabant. In de structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden dient de stedelijke kern en het stedelijk functioneren geconsolideerd en versterkt te worden door het creëren van ruimte voor bijkomende woningbouw, stedelijke voorzieningen economische activiteiten, ook op plaatsen binnen het stedelijk gebied die nu nog weinig stedelijkheid bezitten.
-
Ontwikkeling, concentratie en verdichting vormen hier uitgangspunten. Door een gerichte en doordachte verweving en bundeling van activiteiten en functies wordt een kwalitatief en multifunctioneel aanbod nagestreefd voor wonen, werken, stedelijk functioneren en duurzame mobiliteit, gericht op synergie en complementariteit. De voorzieningen worden daarbij afgestemd op het belang van het stedelijk gebied. I.f.v. de leefbaarheid en bereikbaarheid wordt automobiliteit in sommige delen verminderd en wordt een gericht parkeerbeleid gevoerd. Vormen van traag verkeer en openbaar vervoer worden aangemoedigd. De promotie van Aarschot als ‘minder bezocht’ stedelijk gebied kan opgedreven worden op basis van het historisch karakter, cultureel erfgoed en de landschappelijke en/of natuurlijke waarden.
-
De woonontwikkeling wordt afgestemd op, en gedifferentieerd naar nieuwe typologieën en kwalitatieve omgevingen, i.f.v. huidige en toekomstige maatschappelijke behoeften. Een streefdichtheid van minimum 25 woningen/ha – uitgedrukt op een ruimtelijk samenhangend geheel wordt vooropgesteld. Een stedelijk dichtheidsbeheer vereist een evenwicht tussen verdichting, ontdichting en het vrijwaren van gebieden. Verdeling van bijkomende woongelegenheden kan gebeuren op basis van de visie i.k.v. de afbakening. Inbreiding vormt de absolute prioriteit m.b.t. uitbreiding van de woningvoorraad, o.v.v. reconversie, hergebruik van leegstaande kwalitatieve gebouwen of bestaande woningen.
1
In 1997 heeft de Vlaamse regering het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen definitief goedgekeurd als kader voor het ruimtelijk beleid van Vlaanderen tot 2007 (BVR 23 september 1997; decreet van 17 december 1997). Een eerste herziening is doorgevoerd in de periode 2003-2004 (BVR 12 december 2003; decreet van 19 maart 2004) m.b.t. onder meer de verdeling van het wonen over het stedelijk gebied en het buitengebied, een tweede in de periode 2008-2011 (BVR 17 december 2010; decreet van 25 februari 2011). 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 22 februari 2016
-
Strategische stedelijke projecten zijn van belang voor een dynamische stadsvernieuwing, onder meer door de vernieuwing van verwaarloosde of onderbenutte terreinen. Kwaliteit en aantrekkelijkheid van de stedelijke woonomgeving en bereikbaarheid staat voorop.
-
Kleinhandel moet wezenlijk deel uitmaken van het functioneren van het stedelijk gebied. Verweving met andere functies is daarbij essentieel. Bereikbaarheid en leefbaarheid van het stedelijk gebied als geheel staan voorop. Handelszaken die behoefte hebben aan een grotere verkoopsoppervlakte kunnen geconcentreerd worden op specifieke terreinen binnen het stedelijk gebied op goed ontsloten plaatsen (ook voor collectief vervoer). De oppervlakte en de uitrusting is afhankelijk van het belang van het stedelijk gebied. Complementariteit met de handel en wandel in de binnensteden, het vermijden van ongewenste aanzuigeffecten ten nadele van de binnensteden en duurzame mobiliteit zijn uitgangspunten.
-
De private collectieve ruimten moeten in samenhang met de omgevende openbare ruimte worden geconcipieerd en ingericht. Voor de openbare ruimte moeten kwaliteitsverbetering, het openbare karakter, de publieke functie en de veiligheid de uitgangspunten zijn. Een fundamentele herwaardering van de openbare ruimte in het stedelijk gebied is een voorwaarde om de stedelijke vernieuwing en zeker het stedelijk wonen terug aantrekkelijk te maken.
-
Behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden. Ruimte voor speelbossen en -parken kan worden voorzien in de randstedelijke groengebieden, op basis van de visie voor het stedelijke gebied.
-
Waarborgen voor landbouw in de stedelijke gebieden, als beheerder van het randstedelijk groen, met een bijdrage tot de stedelijke ecologie (ecologische functie) en t.a.v. recreatief medegebruik (sociaal-educatieve functie). In functie van de aanwezige ruimtelijke (stedelijke) kwaliteiten zijn in dergelijke gebieden vormen van hoog-technologische tuinbouw (glastuinbouw, sierteelt) en andere vormen van landbouw mogelijk. Anderzijds is er ruimte voor andere landbouwactiviteiten zoals deeltijdse en/of hobby-land- en tuinbouw, kinderboerderijen, volkstuintjes, ...
-
Behoud en uitbouw van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen in de stedelijke gebieden.
Open ruimte en landschap: -
In het buitengebied gaat de aandacht naar het blijvend functioneren van wonen en werken in de kernen, de landbouw en de natuur.
-
De dominerende functies in het buitengebied (landbouw, bos en natuur) dienen ingebed te worden in een goed gestructureerd geheel om op een duurzame wijze te functioneren.
-
De verdere groei van linten en verspreide bebouwing wordt niet toegelaten om de open ruimte van versnippering en aantasting te vrijwaren
-
Vanuit het landschap kunnen randvoorwaarden opgelegd worden bij de ontwikkeling van functies en activiteiten zonder de ontwikkelingsmogelijkheden van de structuurbepalende functies in het gedrang te brengen.
-
Karakteristieke elementen en componenten van het landschap, gave landschappen en openruimteverbindingen kunnen op elk plannings- en bestuursniveau worden geselecteerd. Hiervoor kunnen specifieke ontwikkelingsperspectieven worden gedefinieerd die bijdragen tot het behoud en versterking ervan.
-
Karakteristieke elementen kunnen zijn:
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 23 februari 2016
o
3.4.2
Bakens: de bebouwing op en in de omgeving van deze visuele blikvangers dient op een dergelijke wijze te worden vormgegeven dat de elementen visueel worden gevrijwaard of versterkt.
-
Karakteristieke componenten kunnen zijn: o Structurerende reliëfcomponenten: de structuurbepalende reliëfcomponenten moeten visueeel aanwezig blijven. Nieuwe bebouwing mag enerzijds het zicht op de reliëfcomponent niet belemmeren, maar kan anderzijds de herkenbaarheid ervan versterken. Ook landbouw, landschapsbouw, natuurontwikkeling of bosuitbreiding kunnen de karakteristieken van de reliëfcomponent benadrukken. o Markante terreinovergangen: vormen de overgang tussen duidelijk herkenbare landschappen. De landschapscomponenten die deze overgang beklemtonen moeten behouden en versterkt worden.
-
Gave landschappen: is een landschap waarvan de samenhang slechts in beperkte mate door ingrepen gewijzigd is. Het gaat ondermeer om relicten in het Hageland en Haspengouw. Bij gave landschappen staat het behoud en de versterking van de structurerende landschapselementen en -componenten voorop.
-
Open-ruimteverbindingen: zijn niet of weinig bebouwde ruimten in de buurt van sterk bebouwde gebieden en voorkomen enerzijds het aan elkaar groeien van de bebouwde gebieden en verzorgen anderzijds een verbindingsfunctie ten aanzien van structuurbepalende functies van het buitengebied.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant2 Bebouwde ruimte en stedelijk gebied: -
Versterking van stedelijk gebied Aarschot d.m.v. hogere dichtheden, verhoogd en kwalitatief aanbod voor alle sociale bevolkingslagen, verbetering en uitbouw publieke ruimte en herwaardering stedelijke groenelementen. Verhoging verkeersleefbaarheid en -veiligheid, promoten en ondersteunen van de handelsfunctie en recreatieve en culturele voorzieningen. Prioritair stimuleren van de woonfunctie. Verdichting door o.m. inbreidingsprojecten, het verhogen van het aantal bouwlagen, het hergebruik van leegstaande bedrijfspanden voor woningen... Plaatselijk vaststellen van het aantal bouwlagen i.f.v. verhoogde bebouwingsdichtheid en woonaanbod, en getoetst aan verbetering van de leefbaarheid en behoud van cultureel erfgoed. In de stedelijke gebieden kan plaatselijk een groter aantal bouwlagen toegelaten worden. Nood aan een inhaalbeweging voor het sociaal woonbeleid, bij voorkeur o.v.v. gemengde projecten.
-
Optimaal stimuleren van lokale en bovenlokale voorzieningen: bundeling van functies, op voorwaarde dat deze gekoppeld wordt aan een goede bereikbaarheid. Maximale verweving van niet-hinderlijke economische activiteiten in de kleinstedelijke gebieden. Het handelsapparaat dient uitgebouwd of versterkt in functie van de afstemming van het uitrustingsniveau en mede ter ondersteuning van de aantrekkelijkheid van het stedelijk gebied.
-
Aandacht voor het cultureel erfgoed. Prioritair behoud en versterking, afgewogen tegen andere ruimtelijke aspecten. Herwaarderen van historische nederzettingsvormen. Nieuwe ontwikkelingen dienen hierbij maximaal aan te sluiten. Het cultureel erfgoed dient maximaal ingeschakeld te worden in de verdere ontwikkeling.
2
Op 7 oktober 2004 keurde de Vlaamse regering het provinciaal ruimtelijk structuurplan goed. Het ministerieel besluit verscheen in het Belgisch staatsblad van 16 november 2004. Sinds 1 december 2004 is het ruimtelijk structuurplan VlaamsBrabant van kracht.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 24 februari 2016
Open ruimte en landschap:
3.4.3
-
Versterken van de relatie met de open ruimte om de aantrekkelijkheid leefbaarheid van de kernen te verhogen, door de ecologische infrastructuur in de kernen uit te bouwen en/of te versterken. Open ruimte netwerk doorheen de stedelijke gebieden ruimtelijk versterken: stedelijke open ruimtes en groene vingers.
-
Ontsnippering van de landschappelijke barrière van het stedelijk gebied van Aarschot door aandacht voor de verbindende natuurlijke en ecologische elementen doorheen het stedelijk gebied. Waar de bebouwing een te harde barrière vormt, zal gezocht worden naar de aanleg van een natuurlijke verbinding omheen het stedelijk gebied, bijvoorbeeld door de aanleg van een stadsrandbos.
-
Uitbreiding en versterking van de bestaande bosentiteiten, ontwikkeling nieuwe bosclusters als stapsteen. De toekomstige bosstructuur dient maximaal in te spelen op de bodem- en reliëfomstandigheden. Ook aandacht voor creëren en versterken van bosranden en – overgangen i.f.v. ecologische verbinding.
-
Ontwikkeling van geomorfologisch en landschappelijk gebonden natuurwaarden (reliëf, bodemopbouw en -samenstelling, …) - deze zijn van bovenlokaal belang. Herstellen of in stand houden van klassieke landschapspatronen: bijzondere geomorfologisch-landschappelijke reliëfelementen, in het bijzonder de riviervalleien, de getuigenheuvels en de plateaus.
-
Land- en tuinbouw als belangrijkste vormgevers van het landschap, en bij de inrichting van de open ruimte. Differentiatie van de agrarische macrostructuur. Landschapsontwikkeling.
-
Erfgoedwaarden als structurerend landschapsgegeven: te hanteren bij de verdere landschappelijke ontwikkelingen, met een belangrijke rol in de overgang naar de open ruimte.
-
Het kleinstedelijk gebied Aarschot wordt aangeduid als toeristisch-recreatief knooppunt met een rol in het Demernetwerk. Oude hoeves, puntrelicten, panoramische zichtpunten en het wijdse open landschap zijn basiselementen voor de uitbouw van een netwerk van fiets- en voetgangersroutes.
-
Maximale mogelijkheden voor laagdynamische recreatieve voorzieningen: Laagdynamische activiteiten zijn bijna overal mogelijk en gewenst indien deze ontwikkelingen gebeuren met respect voor de omgeving.
-
Recreatief medegebruik is het uitgangspunt voor het buitengebied. Een gebiedsgerichte benadering is daarbij noodzakelijk. De landschappelijke kwaliteiten van het Hageland dienen maximaal benut voor de uitbouw van de toeristisch-recreatieve structuur, in eerste instantie voor laagdynamische activiteiten.
-
Integraal waterbeheer. Het respecteren van de natuurlijke kenmerken van watersystemen biedt de beste garanties voor het vermijden van problemen (werken "met" processen (overstromingen, erosie, infiltratie…) is immers efficiënter dan ze te bestrijden). Dit impliceert de integratie van water in de menselijke samenleving.
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Aarschot Bebouwde ruimte en stedelijk gebied: -
Nieuwe huisvestingsmogelijkheden in stedelijk gebied én buitengebied voor eigen behoefte en zachte groei. Zoveel mogelijk in bestaand weefsel en vereiste bijdrage tot het versterken van het centrum van Aarschot.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 25 februari 2016
-
Versterking van het stedelijk gebied door opvang van de taakstelling voor wonen binnen het afgelijnde kleinstedelijk gebied. Specifiek beleid ter verbetering van de verschijningsvorm van het stedelijk landschap.
-
Aanbod van een gevarieerd en kwaliteitsvol woningbestand (woningdifferentiatie): gericht op verschillende bevolkingsgroepen met aandacht voor nood aan kleinere en betaalbare woningen in gesloten of halfopen bebouwing op een kleiner perceel. Behoefte aan sociale woningbouwprojecten. Onderzoek nodig m.b.t. de schaal van het project.
-
Een gericht actief woonbeleid, door middel van een interessant stedelijk aanbod: o.m. wonen boven winkels, gemengde invulling van de woon(uitbreidings)gebieden, aandacht voor sociale verweving en differentiëring, en een evenwichtige verhouding tussen huur- en koopwoningen, sociale kavels, residentiële woningen, enz.
-
Ruimtelijk afgewogen keuze voor te bebouwen locaties: prioritaire invulling van stedelijk gebied i.f.v. kernversterking (leegstaande panden, kavel langs uitgeruste wegen, bouwrijp maken gronden).
-
Optimale integratie van niet-storende economische activiteiten in het woongebied, door versterking van de vermenging van wonen en werken. Het draagt bij aan de leefbaarheid en levendigheid in de wijk. Het voorkomt dat er monofunctionele gebieden ontstaan en draagt bij aan de beperking van de automobiliteit.
-
Versterken van het reeds goed uitgeruste handelapparaat in het centrum, door concentratie en differentiatie. Verwevenheid van verschillende winkeltypes en andere centrumfuncties moet verder worden gestimuleerd. Het verbeteren van de verkeersleefbaarheid, met specifieke aandacht voor het kernhandelscentrum als commerciële ruggengraat met name de Leuvensestraat, Martelarenstraat, T. de Beckerstraat, Bogaardenstraat, Gasthuisstraat en Schaluin, en de heraanleg van straten en pleinen op maat van de voetganger is essentieel voor de aantrekkingskracht.
-
Aandacht voor en behoud van (niet-beschermde) karakteristieke gebouwen en constructies door nieuwe functies (o.a. woonbestemming, horeca, zachte recreatiefuncties, verblijfsrecreatie, openbare voorzieningen (tentoonstellingsruimte, feestzaaltje, diensten,…).. Nieuwe functies mogen geen bijkomende overlast opleveren (parkeerproblemen, geluidsoverlast, genereren van bijkomend verkeer,…).
Open ruimte en landschap: -
Nood aan functies voor de open ruimte om claims van harde bestemmingen te voorkomen. De functies moeten afgewogen worden t.a.v. de natuurwaarden. Land- en tuinbouw belangrijke open ruimtebeheerders.
-
Fysisch systeem vormt de basis voor het ruimtelijk beleid. De kwaliteit van de open ruimte draagt sterk bij tot de leef- en woonkwaliteit in de gemeente. De waardevolle landschapsstructuren (rivier- en beekvalleien, bodem en waterhuishouding, reliëf, bossen...) zijn dragers voor nieuwe ontwikkelingen. De rijke landschappelijke diversiteit van Aarschot moet maximaal uitgebuit worden. Deze visie vereist vastheid in de ecologische kerngebieden en flexibiliteit in de andere gebieden.
-
Respecteren van bestaande natuurgebieden (alluvia en boscomplexen): o.m. Demer- en Mottevallei, en de bosgebieden van ’s Hertogenheide. Deze worden maximaal beschermd en vormen het uitgangspunt voor natuur- en bosontwikkelingen. Noodzaak voor het diep laten doordringen van groen in het bestaande en nieuwe woonweefsel, ten goede van de woonkwaliteit.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 26 februari 2016
-
Demervallei vormt overgang tussen zuid-Kempisch boslandschap en het noord-Hagelands heuvellandschap en fungeert als natuurverwevingsas. Ruimtelijke diversiteit van en contrasten tussen de sterk gedifferentieerde open ruimte bewaren en versterken, door gedifferentieerd agrarisch beleid en door op een actieve manier nieuwe elementen toe te voegen.. Behoud hoofdfunctie landbouw in Noord-Hagelands heuvellandschap.
-
Diversificatie en verbreding in de land- en tuinbouwsector moeten worden ondersteund. Er wordt gestreefd naar kwaliteitsvolle vormen van medegebruik door toeristisch-recreatieve activiteiten.
-
Opvallende reliëfovergangen maken dat een aantal gebieden een hoge belevingswaarde hebben die moet behouden en waar mogelijk versterkt worden, onder meer in de omgeving van ’s Hertogenheide/Gelrode.
-
De open ruimte en haar functies (natuur, landbouw en recreatie) dienen maximaal behouden en versterkt worden. Uitgangspunt voor toeristisch-recreatieve activiteiten in het buitengebied is recreatief medegebruik met respect voor de draagkracht. Volgende elementen kunnen hiertoe bijdragen: o Netwerken van paden en routes ter verbinding van stedelijke en open ruimte elementen (langs o.a. waterlopen, spoorwegbeddingen, …). o Inrichtingsprincipes voor de integratie van zachte recreatie, de uitbouw van bossen en de versterking van de waardevolle landschapselementen. o Verweven van functies zodat er ruimtelijke meerwaarden, synergie en complementariteiten ontstaan. o Het recreatief fietsroutenetwerk wordt gevormd door de landbouwwegen. Hier primeert aantrekkelijkheid (landschap, bezienswaardigheden) op afstand en veiligheid.
-
De verschillende groenstructuren en -elementen in Aarschot worden verbonden tot een structurerende en recreatieve groene ruggengraat, met aandacht voor de zwakke weggebruiker doorheen het centrum als tegenhanger van de commerciële ruggengraat. Volgende elementen maken uit van de groene ruggengraat en zijn relevant voor dit RUP: o Konijntjesberg-Orelanstoren: aandacht voor de toegankelijkheid en onderhoud o Trappen: continuïteit ruggengraat versterken door herkenbare heraanleg en signalisatie o Kruispunt Leuvensestraat-Trappen-Albertlaan: vormt een groene schakel door de oversteekbaarheid en leesbaarheid te bevorderen. o Albertlaan: overdimensionering voor het autoverkeer verminderen en vrijgekomen ruimte ingroenen en het geheel met laanbeplanting versterken
-
De zuidelijke, gesloten en droge front via ’s Hertogensheide en flank met Orleanstoren bieden een uitkijk over de stad en hebben als beboste helling een decorfunctie voor de stad. De groene randzones rondom Aarschot vormen de geleidelijke overgang van natuur-groen naar cultuur-groen. Het is voor de migratie van soorten van groot belang om groene zones zoveel mogelijk met elkaar te verbinden. Bij het benaderen van het stedelijk gebied zullen groengebieden een aangepast karakter krijgen waarbij stedelijke functies worden toegekend en het groen intensiever beheerd.
Integraal waterbeheer: -
De stad Aarschot maakte een waterbeheersingsplan op dat uitgaat van de principes van integraal waterbeheer. Het actieplan is gestructureerd naar de drie belangrijkste actieterreinen waarop wateroverlast moet teruggedrongen worden: o vergroten van het kombergend vermogen van waterlopen o vertragen van de afvoering van hemelwater o bevorderen van lokale infiltratie van hemelwater
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 27 februari 2016
3.4.4
3.5
Herbevestigd agrarisch gebied (HAG)3 -
Het plangebied is niet gelegen in herbevestigd agrarisch gebied.
-
Het operationeel programma duidt voor de getuigenheuvels van Aarschot (Wezemaal, Gelrode) de opmaak van een gewestelijk RUP aan, m.b.t. het hernemen van de agrarische bestemming voor kleinere landbouwgebieden tussen Wezemaal, Gelrode en Aarschot, en het versterken van de natuurwaarden en bosstructuren op de Diestiaanheuvels (richtcijfers bosuitbreiding Kapittelberg 5 ha; Benniksberg 19 ha).
De watertoets Het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 (en wijziging 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Sinds 1 maart 2012 is een aangepast uitvoeringsbesluit watertoets in werking. De verplichtingen houden in dat de beslissende overheid voor een bepaald programma, plan of vergunning, nagaat of het programma, het plan of de vergunning enige invloed heeft op het watersysteem (waterkwaliteit en waterkwantiteit alsook oppervlaktewater als grondwater). Met het decreet wordt o.m. de verplichting opgelegd dat een bestemmingsplan de bespreking omvat m.b.t. de in het plan vervatte ontwikkeling in functie van de watertoets. De mogelijke nadelige gevolgen voor het watersysteem en het menselijk gebruik ervan dienen aangegeven te worden, evenals voorstellen tot maatregelen die genomen worden. De watertoets op zich is een beoordeling die gebeurt door de vergunningverlenende overheid. In een RUP met plan-mer-screening worden de “elementen ter beoordeling van effecten op het watersysteem ten behoeve van de watertoets” opgenomen. Mogelijke nadelige effecten voor het milieu, dewelke voortvloeien uit de verandering van de toestand van (bestanddelen van) het watersysteem, dienen afgewogen t.a.v. de bestaande toestand. De elementen voor de watertoets wordt verder uitgewerkt in het kader van de planMER-screening, toegevoegd in bijlage 1.
3.6
Screening van de plan-MER-plicht De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. De regelgeving voorziet dat overheden die een plan met mogelijke aanzienlijke milieueffecten willen opmaken, eerst de milieueffecten ervan en de eventuele alternatieven in kaart moeten brengen. Door in de planfase reeds rekening te houden met mens en milieu, voorkomt men dat pas in een vergevorderd stadium aan het licht komt dat een specifiek project niet haalbaar is. In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP ‘De Torens’ wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. Het verzoek heeft betrekking op het voorontwerp RUP dat verzonden zal worden i.f.v. de plenaire vergadering. Overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (de stad Aarschot) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: -
1° de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
-
2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de
3
Op 19 juli 2007 keurde de Vlaamse Regering de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor de regio Hageland met beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen en operationeel uitvoeringsprogramma goed. 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 28 februari 2016
energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit. 3.6.1
Adviesvraag dienst Milieueffectrapportagebeheer (dienst Mer) Op 13.06.2013 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de dienst Milieueffectrapportagebeheer. Op 26.06.2013 werd door de dienst Mer een selectie van de relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek naar de plan-MER-plicht dienen aangeschreven te worden, meegedeeld. Het betreft: - Provinciebestuur Vlaams-Brabant, Dienst Ruimtelijke Ordening -
ANB – Vlaams-Brabant
-
Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - VlaamsBrabant
-
Ruimte Vlaanderen – APL - Vlaams-Brabant
-
Onroerend Erfgoed - Vlaams-Brabant
-
Agentschap Wonen-Vlaanderen, Afdeling Wonen
-
Departement MOW
-
Departement LNE, Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen, Dienst Land en Bodembescherming
-
VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer
-
Departement LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst VR
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 29 februari 2016
3.6.2
Adviezen verzoek tot raadpleging Een verzoek tot raadpleging werd op 27.06.2013 ter advies verstuurd aan de aangegeven instanties. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontvangen adviezen en hoe de screening en het RUP hier verder mee zijn omgegaan:
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 30 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 31 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 32 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 33 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 34 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 35 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 36 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 37 februari 2016
3.6.3
Bijkomende adviesvraag Op basis van de ontvangen adviezen werd op 01/06/2015 een definitief screeningsdossier verzonden aan de dienst Mer. Binnen de 30dagen na ontvangst wordt een beslissing van de dienst Mer verwacht. De geactualiseerde versie van de screening in navolging van de ontvangen adviezen werd in juni 2015 ingediend bij de dienst Mer ten behoeve het verkrijgen van een beslissing. De dienst Mer heeft hierbij opgemerkt het dossier niet als volledig te kunnen beschouwen daar er nog een bijkomende adviesvraag dient te worden geformuleerd aan het Agentschap voor Natuur en Bos, Agentschap Onroerend Erfgoed en Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Dit ter aftoetsing van het dossier aan eerder overgemaakte adviezen en afspraken. -
In juni 2015 wordt het screeningsdossier overgemaakt aan ANB, MOW en OE ten behoeve het aftoetsen van de aanpassingen aan de eerder overgemaakte adviezen. Parallel loopt tevens de adviesperiode in functie van de plenaire vergadering, die plaatsvindt op 30.06.2015 o o
o
MOW (mailbericht 10.07.2015): gunstig advies ANB (brief 24.07.2015): gunstig advies: Het Agentschap voor Natuur en bos stelt vast dat er voldoende werd aangetoond dat er geen aanzienlijk milieueffecten op aanwezige natuurwaarden zullen veroorzaakt worden. Enkele bemerkingen worden meegegeven. OE (brief 29.06.2015): De impact van bebouwing op de stadsvest is te weinig onderzocht en wordt aanzienlijk geacht; enkele bemerkingen Discipline landschappen, ondermeer: Het voorzien van een nieuwbouw op het kleine stuk stadsvest tussen de Orleanstoren en de bebouwing, heeft een sterk negatieve invloed op het landschap. Met name het doorzicht vanop de Kapittelberg naar de stad (Onze-Lieve-Vrouwkerk) wordt verbroken. Discipline archeologie: onvoldoende behandeld en aandachtspunten meegegeven Discipline bouwkundig erfgoed: lijst vastgestelde inventaris niet volledig
Naar aanleiding van het negatief advies van Onroerend Erfgoed vinden er na de plenaire vergadering verdergaande terugkoppelingen plaats tussen Onroerend Erfgoed en stad Aarschot. - Door OE wordt een lijst opgesteld van waardevolle gebouwen waarvan OE wenst dat deze als waardevol gemarkeerd worden in het RUP. Deze lijst is overgemaakt op 9.10.2015 en de gebouwen worden aangeduid op het grafisch plan. -
3.6.4
Er vindt een overleg plaats tussen de stad en OE omtrent de voorschriften van zone artikel 6 op grafisch plan. Een voorstel van wijziging aan het grafisch plan en de voorschriften wordt overgemaakt en Onroerend Erfgoed geeft hierover haar akkoord op 28.10.2015.
Conclusie screening De gevoeligheden in het kader van bodem- en wateraspecten, ecologie, landschap&erfgoed en mens zijn in de screening opgelijst, maar werden ook reeds afgetoetst tijdens de visievorming&opmaak van het RUP. Het RUP heeft in haar voorschriften hier reeds terdege en uitgebreid rekening mee gehouden en dit tevens in overleg met Agentschap voor Natuur en Bos en Agentschap Onroerend Erfgoed. Er zijn aldus vanuit de verschillende disciplines geen aanzienlijke effecten te verwachten door uitvoering van het RUP. Gelet op de ligging van het plangebied, de maatregelen die reeds zijn ingebed in het RUP en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten, wordt geconcludeerd dat er geen significant aanzienlijk negatieve effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP ‘De Torens’. Het RUP, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in de plan-m.e.r.-regelgeving.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 38 februari 2016
3.6.5
Beslissing dienst Mer omtrent noodzaak plan-MER Op basis van de ontvangen adviezen werd op 22/12/2015 een definitief screeningsdossier verzonden aan de dienst Mer. Op 21/01/2016 werd de beslissing van de dienst Mer ontvangen: het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en de opmaak van een plan-MER is niet nodig. De nota screening van de plan-MER-plicht en de beslissing van de dienst Mer zullen worden toegevoegd in bijlage. De nota screening van de plan-MER-plicht en de beslissing van de dienst Mer worden toegevoegd in bijlage 1.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 39 februari 2016
4
Grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften
4.1
Verordenend grafisch plan De elementen uit de visie worden vertaald naar een verordenend grafisch plan. Het grafisch plan geeft aan voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is. Het grafisch plan moet samen gelezen worden met de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer.
4.2
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften De elementen uit de visie worden eveneens vertaald naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Door middel van algemeen geldende bepalingen worden verplichtingen opgelegd inzake onder meer: - duurzaamheid; - waterhuishouding; - landschap; - waardevolle gebouwen, bouwdelen en omgevingselementen. Specifieke stedenbouwkundige voorschriften worden geformuleerd voor de verschillende bestemmingszones aangeduid op het grafisch plan: Categorie van gebiedsaanduiding
Bestemming
Wonen
Art. 1. Projectzone voor stedelijke ontwikkeling A (Geens-site) -
Deelzone 1 / Deelzone 2A / Deelzone 2B / Deelzone 3
Art. 2. Projectzone voor stedelijke ontwikkeling B (Tiensestraat-Nieuwstraat-Maalderstraat) Art. 3. Zone voor wonen A – concentratie kern woonwinkelgebied Art. 4. Zone voor wonen B -
Deelzone Vestingstraat –Leibergweg
-
Deelzone Steentje-Nieuwrodesesteenweg
Art. 5. Zone voor wonen C Geen (overdruk)
Art. 6. Zone voor socio-culturele en gemeenschapsvoorzieningen (overdruk)
Gemengd open ruimte gebied
Art. 7. Projectzone voor open ruimte
Bos
Art. 8. Zone voor bos -
Lijninfrastructuur
Geen (overdruk)
Deelzone ‘historische zichtas’
Art. 9. Indicatieve tracés voor de inrichting van wegen en trage wegen -
Wegen
-
Trage wegen
Art. 10. Erfgoedlandschap (overdruk)
De stedenbouwkundige voorschriften geven aan welke de bestemming, de inrichting en/of het beheer is voor de corresponderende bestemmingszone. 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 40 februari 2016
4.3
Limitatieve opgave van de op te heffen voorschriften
4.3.1
Gewestplan Aarschot-Diest Volgende in het gewestplan van Aarschot-Diest (K.B. 7.11.1978) geldende voorschriften worden opgeheven met de voorschriften van dit RUP: -
woongebieden: De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
-
Gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen
-
Parkgebieden: De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen.
-
Agrarische gebieden: De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
-
Natuurgebieden: De groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
4.3.2
Verkavelingsvoorschriften De volgende verkavelingsvergunningen worden opgeheven met de voorschriften van dit RUP: -
Dossiernr. stedenbouw: 5.00/24001/1000090.1 of dossiernr. gemeente: 1139 Dossiernr. stedenbouw: 1/FL/248 of dossiernr. gemeente: 9246 Dossiernr. stedenbouw: 1/V/568 of dossiernr. gemeente: 629 Dossiernr. stedenbouw: 1/V/632 of dossiernr. gemeente: 680 Dossiernr. gemeente: 1236 Dossiernr. stedenbouw: 5.00/24001/1000061.1 of dossiernr. gemeente: 1115 Dossiernr. stedenbouw: 1/FL/211 of dossiernr. gemeente: 9200
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 41 februari 2016
4.4
Ruimtebalans Het RUP heeft een totale oppervlakte van ca. 57ha 40a 38ca. Hierna wordt de ruimtebalans in de juridische situatie gegeven. RUP De Torens - Aarschot Categorie van gebiedsaanduiding
Gewestplan
Grafisch plan
Wonen
16ha 09a 98ca
16ha 83a 83ca
Landbouw
20ha 63a 69ca
-
-
5ha 25a 77ca
20ha 08a 52ca
35ha 30a 78ca
58a 19ca
-
57ha 40a 38ca
57ha 40a 38ca
Bos Overig groen Gemeenschaps- en nutsvoorzieningen Totaal RUP De Torens - Aarschot Grafisch plan
Oppervlakte
Art. 1
Projectzone voor stedelijke ontwikkeling A
2ha 92a 42ca
Art. 2
Projectzone voor stedelijke ontwikkeling B
83a 54ca
Art. 3
Zone voor wonen A – kern woon-winkelgebied
65a 95ca
Art. 4
Zone voor wonen B
6ha 34a 09ca
Art. 5
Zone voor wonen C
6ha 07a 83ca
Art. 6
Zone voor socio-culturele en gemeenschapsvoorzieningen
Art. 7
Projectzone voor open ruimte
Art. 8
Zone voor bos
Totaal
4.5
(overdruk: 8a 88ca) 35ha 30a 78ca 5ha 25a 77ca 57ha 40a 38ca
Register m.b.t. planbaten, planschade, bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften (grafisch register: bijlage 4) Artikel 2.2.2, §1, eerste lid, 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening verplicht in voorkomend geval de opname van een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1 van deze Codex, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4 van deze Codex, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. “Deze regeling is puur planologisch van aard: zij betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijziging of een overdruk wordt aangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. Bij de planopmaak moet geen onderzoek worden verricht naar de eigendomsstructuur betreffende deze percelen, naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing, naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake genoemde vergoedingen etc… Zulks zou het planproces uitermate vertragen en bezwaren. (MvT, Parl. St., Vl. Parl., 2008-09, nr. 2011/1, p. 40)”.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 42 februari 2016
4.5.1
Planschade Artikel 2.6.1. van de codex stelt: “§2. Planschadevergoeding wordt toegekend wanneer, op basis van een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen” en “§3. Voor de toepassing van planschadevergoeding moet bovendien aan volgende criteria samen worden voldaan op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het definitieve plan: 1°het perceel moet gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg overeenkomstig artikel 4.3.5, §1; 2°het perceel moet stedenbouwkundig en bouwtechnisch voor bebouwing in aanmerking komen; 3°het perceel moet gelegen zijn binnen een bebouwbare zone zoals bepaald in een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan; 4°enkel de eerste 50 meter vanaf de rooilijn komt in aanmerking voor planschade.” In bepaalde gevallen is geen planschadevergoeding verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.1, §4. Volgende percelen kunnen in aanmerking komen voor een planschadevergoeding volgens het grafisch register (bijlage 4), opgesteld volgens de “Richtlijn voor de digitale uitwisseling van gegevens betreffende planbaten, planschade, kapitaalschade en gebruikersschade, Versie 2.0, 15 maart 2012” – het grafisch register heeft een indicatief karakter:
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 43 februari 2016
4.5.2
Planbaten Artikel 2.6.4 van de codex geeft de bestemmingswijzigingen aan die aanleiding kunnen geven tot een planbatenheffing: “Een planbatenheffing is verschuldigd wanneer een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg op een perceel één of meer van de hiernavolgende bestemmingswijzigingen doorvoert”. In bepaalde gevallen is geen planbatenheffing verschuldigd, opgesomd in artikel 2.6.5 en artikel 2.6.6. Volgende percelen kunnen in aanmerking komen voor een planbatenheffing volgens het grafisch register (bijlage 4), opgesteld volgens de “Richtlijn voor de digitale uitwisseling van gegevens betreffende planbaten, planschade, kapitaalschade en gebruikersschade, Versie 2.0, 15 maart 2012” – het grafisch register heeft een indicatief karakter:
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 44 februari 2016
4.5.3
Bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften In art. 6.2.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een bestemmingswijzigingscompensatie is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van […] een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, omzet naar een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "reservaat en natuur", "bos" of "overig groen" valt.” In art. 6.3.1. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid staat het volgende vermeld: “een compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften is een gewestelijke, perceelsgebonden, financiële en subsidiaire compensatie voor de kapitaalschade ten gevolge van gewestelijke, provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg […], dewelke op een agrarisch gebied of op een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding "landbouw" valt, meer beperkingen op het vlak van de economische aanwending van de grond opleggen dan redelijkerwijs geduld moet worden in het algemeen belang en ter vrijwaring van de op de vooravond van de beperkingen bestaande basismilieukwaliteit […], en door de naleving van de voorschriften van de Vlaamse regelgeving omtrent milieu en natuur. Indien de kapitaalschade voortvloeit uit een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg, is aan het criterium, vermeld in het eerste lid, slechts voldaan, en wordt de compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften slechts toegekend, indien beide hiernavolgende vereisten zijn vervuld: 1° de aangebrachte overdruk betreft een nieuwe overdruk die nieuwe beschermingsvoorschriften betreffende inrichting en beheer oplegt; 2°de aangebrachte overdruk betreft de overdruk "ecologisch belang", "ecologische waarde", "overstromingsgebied", "reservaat" of "valleigebied ", of een vergelijkbare, door de Vlaamse Regering aangewezen, overdruk.” Volgende percelen kunnen in aanmerking komen voor bovengenoemde plancompensatie volgens het grafisch register (bijlage 4), opgesteld volgens de “Richtlijn voor de digitale uitwisseling van gegevens betreffende planbaten, planschade, kapitaalschade en gebruikersschade, Versie 2.0, 15 maart 2012” – het grafisch register heeft een indicatief karakter:
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 45 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 46 februari 2016
5
Bijlage 1: Plan-MER-screening Screeningsnota
5.1
Kadering In het kader van de wettelijke verplichting4 voor het RUP de Torens te Aarschot wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (stad Aarschot) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: 1° de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; 2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit. Op 13.06.2013 werd omtrent het verzoek tot raadpleging een adviesvraag geformuleerd aan de dienst Milieueffectrapportagebeheer. Op 26.06.2013 werd door de dienst Mer een selectie van de relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek naar de plan-MER-plicht dienen aangeschreven te worden, meegedeeld. Het betreft: - Provinciebestuur Vlaams-Brabant, Dienst Ruimtelijke Ordening -
ANB – Vlaams-Brabant
-
Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - VlaamsBrabant
-
Ruimte Vlaanderen – APL - Vlaams-Brabant
-
Onroerend Erfgoed - Vlaams-Brabant
-
Agentschap Wonen-Vlaanderen, Afdeling Wonen
-
Departement MOW
-
Departement LNE, Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen, Dienst Land en Bodembescherming
-
VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer
-
Departement LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst VR
Een verzoek tot raadpleging werd op 27.06.2013 ter advies verstuurd aan de aangegeven instanties. Een overzicht van de ontvangen adviezen is opgenomen in bijlage bij deze screening. Naar aanleiding van de adviezen hebben bijkomende overlegmomenten plaatsgevonden: - 21.01.2014: overleg met ANB, onroerend erfgoed, stad Aarschot, ontwerper/architect ontwikkelaar projectsite, Antea Group o o
Overleg en afstemming adviezen ANB en OE Naar aanleiding van dit overleg werden de volgende afspraken gemaakt:
4
De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 47 februari 2016
-
de ontwerper van het project maakt een inventarisatie van de natuurelementen ism. een expert-landschapsecoloog, als input voor het verder onderling bepalen van te vrijwaren zones in samenspraak met ANB.
de afspraak gemaakt tussen ANB, OE, stad en ontwerper om een terreinbezoek in te plannen in functie van de te vrijwaren zones.
Beiden hebben plaatsgevonden in de loop van 2014. Het ontwerp van het project in de projectzone alsook het RUP is naar aanleiding van deze bijkomende afspraken aangepast
9.01.2014: overleg met MOW, AWV, dienst Mer, stad Aarschot, ontwerper projectzone, Antea Group o o
Overleg en afstemming advies MOW op het mobiliteitsonderzoek Op dit overleg werden de volgende afspraken gemaakt: Antea Group herbekijkt in opdracht van de stad het mobiliteitsonderzoek, vult dit aan en past dit aan naar de afgesproken elementen. Dit heeft plaatsgevonden in de loop van 2014-2015. Tevens zijn er bijkomende tellingen uitgevoerd.
De adviezen, extra overlegmomenten met adviesinstanties en daaruit voortvloeiende afspraken en voortschrijdend inzicht, hebben er mee tot geleid dat het grafisch plan en de voorschriften werden aangepast op een aantal relevante aspecten. Daar mee rekening houdend werd tevens de planMER screening en mobiliteitsonderzoek aangepast tot een geactualiseerde versie. Juni 2015: de geactualiseerde versie van de screening werd in juni 2015 ingediend bij de dienst Mer ten behoeve het verkrijgen van een beslissing. De dienst Mer heeft hierbij opgemerkt het dossier niet als volledig te kunnen beschouwen daar er nog een bijkomende adviesvraag dient te worden geformuleerd aan ANB, MOW en OE. Dit ter aftoetsing van het dossier aan eerder overgemaakte adviezen en afspraken. -
In juni 2015 wordt het screeningsdossier overgemaakt aan ANB, MOW en OE ten behoeve het aftoetsen van de aanpassingen aan de eerder overgemaakte adviezen. Parallel loopt tevens de adviesperiode in functie van de plenaire vergadering, die plaatsvindt op 30.06.2015 o o
o
MOW (mailbericht 10.07.2015): gunstig advies ANB (brief 24.07.2015): gunstig advies: Het Agentschap voor Natuur en bos stelt vast dat er voldoende werd aangetoond dat er geen aanzienlijk milieueffecten op aanwezige natuurwaarden zullen veroorzaakt worden. OE (brief 29.06.2015): De impact van bebouwing op de stadsvest is te weinig onderzocht en wordt aanzienlijk geacht; enkele bemerkingen Discipline landschappen, ondermeer: Het voorzien van een nieuwbouw op het kleine stuk stadsvest tussen de Orleanstoren en de bebouwing, heeft een sterk negatieve invloed op het landschap. Met name het doorzicht vanop de Kapittelberg naar de stad (Onze-Lieve-Vrouwkerk) wordt verbroken. Discipline archeologie: onvoldoende behandeld en aandachtspunten meegegeven Discipline bouwkundig erfgoed: lijst vastgestelde inventaris niet volledig
Naar aanleiding van het negatief advies van Onroerend Erfgoed vinden er na de plenaire vergadering verdergaand overleg plaats tussen Onroerend Erfgoed en stad Aarschot. - Door OE wordt een lijst opgesteld van waardevolle gebouwen waarvan OE wenst dat deze als waardevol gemarkeerd worden in het RUP. Deze lijst is overgemaakt op 9.10.2015 en de gebouwen zullen worden aangeduid op het grafisch plan. -
Er vindt een overleg plaats tussen de stad en OE omtrent de voorschriften van zone artikel 6 op grafisch plan. Een voorstel van wijziging aan het grafisch plan en de voorschriften wordt overgemaakt en Onroerend Erfgoed geeft hierover haar akkoord op 28.10.2015.
-
Informatie rond archeologie wordt aangevuld in de screening.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 48 februari 2016
5.2
Beschrijving plan en situering plangebied
5.2.1
Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Aarschot is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘De Torens’, en bijgevolg ook van de screening van de plan-MER-plicht.
5.2.2
Planomschrijving - globaal Voor een situering van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 1.2 in de toelichtingsnota. Een omschrijving van de doelstellingen en visie van het RUP wordt gegeven in hoofdstuk 3. Het eigenlijke grafisch plan is opgenomen bij de toelichtingsnota. De uitgangspunten voor de ontwikkeling van het plangebied zijn uitgewerkt in het Masterplan ‘De Torens’. Het masterplan richt zich specifiek op het stedelijk gedeelte van het plangebied, doch doet met haar ruimtelijke concepten en ontwikkelingsvisie uitspraken over de integratie en overgang van stad en open ruimte ter hoogte van het masterplan, en over de invulling en de relatie met het open ruimte gebied. Uitgangspunten en ruimtelijke concepten uit van het masterplan zijn doorvertaald naar het RUP. Planalternatieven zijn niet van toepassing in deze screening.
5.2.3
Planomschrijving – programma&doelen in relatie tot milieueffecten Het is belangrijk mee te geven dat het RUP is opgemaakt in wisselwerking met het milieueffectenonderzoek. Tijdens het uitwerken van deelzones en voorschriften heeft het RUP reeds een eerste toetsing gedaan aan kwetsbaarheden inzake de verschillende milieuthema’s en hier mee rekening gehouden bij het formuleren van voorschriften. Tevens zijn een aantal maatregelen die met die kwetsbaarheden verband houden in de loop van het voorgaand proces verwerkt. In de bepaling van milieueffecten verder in deze screening wordt er hier per discipline op ingegaan. Een aantal visies en doelstellingen binnen het Masterplan voor het projectgebied en binnen het RUP leiden tot enkele basisvoorwaarden voor de verdere beoordeling. Per artikel (zie grafisch plan en §3.3) worden enkele relevante visies voor de effectbeoordeling samengevat (uitgebreide beschrijving is opgenomen in de toelichtingsnota). -
-
Omvorming van de voormalige industriële site (wijnbottelarij Geens) en voormalige schoolcomplex (SIMA) in projectzone voor kernversterking. Momenteel zijn er hier geen actieve functies meer aanwezig (leegstaand en braakliggend terrein, project stad deels in opbouw). Het programma beoogt ondermeer (indicatief): o wonen: gedifferentieerd woonaanbod o.v.v. 227 wooneenheden, waarvan 59 zorgflats en 168 appartementen. o kleinhandel: het aandeel kleinhandel dient in zijn totaliteit lager te zijn dan 5000m² bvo, o voorzieningen: 59 zorgflats (zie hoger). o nieuwe publieke ruimte (pleinfunctie). o ondergrondse parkeergarage . o De afmetingen van de programma’s kunnen nog wijzigen, maar het mobiliteitsonderzoek/de SCR schatten de verkeerseffecten en eventuele effecten op basis van deze grootteorde. o Daarenboven wordt ook het Sociaal Huis (dienstencentrum) en assistentiewoningen/serviceflats gebouwd, maar daarvoor is de vergunning reeds ontvangen en zijn de aanlegwerkzaamheden lopende. Het lokaal dienstencentrum van het OCMW en assistentiewoningen/serviceflats beschikken over een eigen parking van 23 parkeerplaatsen. In het mobiliteitsonderzoek is dit dienstencentrum meegerekend in de verkeersgeneratie van de zone. Aandacht voor erfgoed: Herwaardering van de kloostersite met oude kloostermuur. Herwaardering van de Orleanstoren als baken op de rand van stad en open ruimte.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 49 februari 2016
-
-
-
5.3
In de nabijheid van de Orleanstoren kan één gebouw kleinschalige socio-culturele of gemeenschapsvoorziening gekoppeld worden. Landschapsontwikkeling en aandacht voor natuur en zachte recreatie (wandelen, fietsen) van de hoger gelegen open ruimte en het groengebied van de Kapittelberg; creëren van een ‘landschapspark’ (enkele parkeerplaatsen kunnen worden voorzien). Het RUP gaat uit van het behoud en de versterking van de kenmerkende reliëfovergang. Het RUP neemt dan ook het vrijwaren van deze bovenlokale natuurlijke structuur doorheen het plangebied als uitgangspunt. De heuvelrug van de Kapittelberg zelf bestaat uit een doorlopend open (landbouw)landschap met verspreide bosfragmenten. Het RUP gaat uit van het maximaal doorzetten van deze open ruimte kenmerken tot binnenin het stedelijk weefsel. Maximaal behoud van het zicht op de steilrand vanuit de stad: in het RUP wordt binnen de ‘zone voor bos’ een zone ‘voor historische zichtas’ opgenomen waarbinnen een hakhoutbeheer ondermeer mogelijk is. De doorlopende bosstructuur wordt in bestemming zoveel mogelijk vastgelegd. De aanwezige bosstructuren, weilanden/hooilanden, landbouwpercelen in open landbouwgebied vormen groene en ecologische stapstenen. De open ruimte wordt met een eigen bestemmingszone planologisch verankerd. Een aangepast beheer wordt verplicht gesteld vanuit de stedenbouwkundige voorschriften.
Bepalen van de plan-MER-plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Er geldt enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)? >> RUP’s vallen onder deze definitie; Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM? >> dit is het geval indien: - Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; - Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is. Een RUP vormt het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt, het RUP “de Torens” valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: - Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten die vallen onder het toepassingsgebied van de bijlage I en II van het project-MER-besluit uit 2004 en projecten die vallen onder het toepassingsgebied van het op 29 april 2013 in werking getreden ‘besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.screening’én niet gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde);
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden.
pagina 50 februari 2016
-
Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht”. Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
Het RUP de Torens vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in de bijlage III van het project-mer-besluit van 10 december 2004 en wijziging 2013: -
10. Infrastructuurprojecten; b) Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen
Aangezien het plan tot doel heeft om een voormalige bedrijfssite om te vormen tot projectgebied met wonen, handel en publieke ruimte als hoofddoel. Aangezien het in de huidige toestand om braakliggend terrein gaat van een voormalige fabriekssite. Aangezien de huidige juridisch-planologische bestemming woongebied betreft volgens het gewestplan. Aangezien deze locatie bij uitstek geschikt is voor een lokaal kernversterkend project met een hoge woon- en leefkwaliteit, om de beleidsdoelstellingen rond het doordringen van groene en open ruimte tot in het stadsweefsel te realiseren, de kenmerkende steilrand op deze locatie te benadrukken, een ruim aandeel aan publieke ruimte te realiseren, én om de fysieke link tussen stad en Orleanstoren te herstellen. Aangezien de huidige gewestplanvoorschriften onvoldoende voorwaarden bevatten om een lokaal kernversterkend project met hoge woon- en leefkwaliteit te verzekeren, om de potenties te benutten om de groene en open ruimte t.h.v. de Kapittelberg te laten doordringen tot in het stadsweefsel, de kenmerkende steilrand op deze locatie te benadrukken en de woonontwikkeling hierop af te stemmen, een ruim aandeel aan publieke ruimte te realiseren, om de fysieke link tussen stad en Orleanstoren te herstellen. Aangezien met de opmaak van dit RUP hiervoor wel het nodige juridisch-planologische kader kan gecreëerd worden. Aangezien het hierbij voor de projectzone ‘Geens’ hoofdzakelijk gaat om het behoud van de categorie van gebiedsaanduiding ‘wonen’ zoals opgenomen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (geen wijziging), en de gewestplanbestemming voor wonen wordt doorvertaald in een bestemming in het RUP voor wonen, met nadere regels omtrent woon- en leefkwaliteit, doordringing van open en groene ruimte tot in het stadsweefsel, herstel van de historische link van de stad met de Orleanstoren. Aangezien het plan voornamelijk lokaal wonen en aanvullend lokaal winkelen voor ogen heeft. Aangezien stadsvernieuwing en kernversterking voorop staat, en dit binnen de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Aarschot zoals vastgesteld in het gelijknamige provinciaal RUP (gecorrigeerd volgens de bestaande toestand voor een klein deel van het perceel 609b3, dat buiten de afbakeningslijn is gelegen). Aangezien er voor de zone in landbouwgebied op de Kapittelberg slechts een kleine wijziging optreedt met het RUP. Aangezien het mobiliteitsonderzoek in bijlage aangeeft dat de verkeersgeneratie niet de norm uit Bijlage II van het project-mer-besluit van 10 december 2004 overschrijdt. Aangezien het aandeel kleinhandel in de projectzone voor stedelijke ontwikkeling site Geens in zijn totaliteit lager dient te zijn dan 5000m² bvo, Gaat de stad er van uit dat er kan worden aangetoond dat het plan het gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau (projectsite) en deels een kleine wijziging inhoudt (landbouwgebied en bestendiging bestaande toestand onder voorwaarden). Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek gevoerd, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 51 februari 2016
5.4
Potentiële milieueffecten van het plan Zoals eerder vermeld werd er tijdens de opmaak van het RUP ) reeds rekening gehouden met een aantal milieukwetsbaarheden en randvoorwaarden bij de uitwerking van voorschriften. Dit gebeurde over de verschillende milieuthema’s/-disciplines heen. Binnen de voorliggende screening komen deze voorzorgsmaatregelen waar relevant aan bod.
5.4.1
Bodem en grondwater
5.4.1.1
Referentiesituatie De geologie in het plan- en studiegebied is sterk bepalend voor de reliëfverschillen in het gebied (Leuvensestraat-steilrand-hoger gelegen landbouwgebied). De steilheuvel vormt een typisch landschapselement van het Hageland.
Figuur 5-1 – Watertoetskaart – hellingen (AGIV)
In het plangebied is het Quartair dek afwezig of heeft deze een dikte van minder dan < 1.5 m. De bovenste Tertiaire afzetting betreft de Formatie van Diest (Di; 0250): groene en bruine glauconiethoudende grove zanden, plaatselijk met kleirijke en glimmerrijke zones en met ijzerzandsteenbanken. Dikte ca 80 m.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 52 februari 2016
Figuur 5-2 – Uittreksel uit de bodemkaart
In het plangebied komen verschillende bodemtypes voor volgens de Bodemkaart; meer bepaald - antropogene bodems in de projectzone en in het noordoosten van het plangebied (OB) - landduinbodems (X, de duinen zijn opgebouwd uit los, humusarm, middelmatig zand op wisselende diepte, rustend op een volledige min of meer onthoofde Podzol) in het open landbouwgebied op de Kapittelberg - vochtige kleistroken (Serie Edx matig gleyige kleigronden met niet bepaalde profielontwikkeling) afgewisseld met - droog zand Zafe (droog zand met weinig duidelijk humus en/of ijzer B horizont) Bodemverontreiniging: enkele percelen binnen het plangebied hebben een oriënterend bodemonderzoek ondergaan. Voor de voormalige site Geens is er een beschrijvend bodemonderzoek opgesteld. Sanering is hier nodig. De sanering zal wellicht in functie van de ondergrondse parking worden aangepakt.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 53 februari 2016
Figuur 5-3 – Watertoetskaart erosie (AGIV)
Rekening houdend met de (grote) reliëfverschillen in het plangebied hoeft het niet te verbazen dat delen gevoelig zijn voor erosie. Het plangebied is grotendeels kwetsbaar voor grondwaterverontreiniging (Ca2; watervoerende laag=zand; deklaag <5m en/of zandig; onverzadigde zone >10m). Het noorden en noordoosten van het plan- en studiegebied is zeer kwetsbaar voor grondwaterverontreiniging (Ca1; watervoerende laag=zand; deklaag <5m en/of zand; onverzadigde zone <10m). Aanvullend is de oostzijde van ’t Steentje deels aangeduid als beschermingszone voor grondwaterwinning (Schoonhoven). Eén zone van het plangebied – meer bepaald tussen de Braekepoort en de Vestingstraat - bevindt zich in beschermingszone 3 van de drinkwaterwinning Schoonhoven. Hierbinnen gelden specifieke beschermingsmaatregelen. Volgens de watertoetskaart grondwaterstromingsgevoelige gebieden is het noordoosten van het plangebied gelegen in zeer grondwaterstromingsgevoelig (type1), een strook ten zuiden daarvan matige gevoelig (type 2) en het grootste gedeelte van het plangebied op de Kapittelberg weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3).
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 54 februari 2016
Figuur 5-4 – Watertoetskaart grondwaterstroming (AGIV)
Dit betekent: - type 1: zeer gevoelig: De zeer gevoelige gebieden zijn afgebakend aan de hand van de kaart van de Natuurlijk Overstroombare Gebieden (NOG kaart) (GfG, 2001). De NOG-kaart is gebaseerd op de bodemkaart waarbij de bodemprofielen van alluviale, colluviale en poldergronden afgebakend zijn. - type 2: matig gevoelig: Onder de matig gevoelige gebieden vallen alle gebieden die niet tot type 1 (zeer gevoelig) of type 3 (weinig gevoelig) behoren. - type 3: weinig gevoelig: Onder de weinig gevoelige gebieden vallen alle gebieden waar er een aquitard (meestal een kleilaag) op geringe diepte voorkomt of het grondwaterpeil diep staat en die niet tot type 1 (zeer gevoelig) behoren. Volgens de watertoetskaart infiltratiegevoelig gebieden volgt de nog-zone de aanduiding ‘niet infiltratiegevoelig’, evenals de bodemsoort klei die in het plangebied voorkomt. De overige gebieden zijn aangeduid als infiltratiegevoelig. Uiteraard dient er in de praktijk op het terrein rekening te worden gehouden met de geologie (ijzerzandsteen op geringe diepte) en met de hellingen die het gebied kenmerken.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 55 februari 2016
Figuur 5-5 – Watertoetskaart infiltratiegevoelig (AGIV)
5.4.1.2
Effecten Effecten op profielverstoring en -vernietiging De voorkomende bodemseries/types bepalen mee het voorkomen van kwetsbare bodemtypes (erfgoed/landschapsgebruik) en de geschiktheid voor infiltratie, de geschiktheid voor landbouw. Landduinen zijn kwetsbare bodemprofielen. Deze profielen komen volgens de bodemkaart voor in de zone voor open ruimte op de Kapittelberg. Vergraving in deze zone zal wellicht beperkt zijn (geen projectzone). In de deelzone voor parking hierbinnen kan beperkt vergraving worden verwacht bij de aanleg ervan. Wegens de geringe omvang wordt dit beperkt negatief beoordeeld. In de overige zones komen voornamelijk bodems voor zonder kwetsbaar profiel. In de zone voor stedelijke ontwikkeling (site Geens) is de bodem in het verleden reeds zwaar verstoord geweest (voormalige bedrijfssite met afbraak en reliëfwijziging) waardoor kan aangenomen worden dat de bodem op deze plaats nog weinig gevoelig is voor profielverstoring. Mede door de geomorfologie en de hellingen in het studiegebied, zal erosie een aandachtspunt zijn binnen de ontwikkeling. Significante effecten worden niet verwacht aangezien de steilheuvel ter hoogte van de projectzone voor stedelijke ontwikkeling A gevrijwaard blijft van ontwikkeling. De heuvel is opgenomen in zone voor bos. De eerder in het concept van voorontwerp grafisch plan aangeduide ‘deelzone voor parking’ (waarvoor in de RUP-voorschriften werd opgenomen dat taluds dienden gevrijwaard te blijven) wordt niet meer opgenomen binnen de RUP-contour, wegens bestaande mogelijkheden binnen het openbaar domein: De plangrens wordt begrensd tot ‘erfgoedlandschap’ waarbinnen het talud ook is gelegen, zonder aanduiding van de parking. De parking kan dan aangelegd worden in de zones voor openbaar domein buiten het plangebied. Taluds van de Kapittelberg blijven bewaard. Er treedt geen significant effect op.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 56 februari 2016
Grondwater Ijzerzandsteen op geringe diepte heeft ondermeer een invloed op de technische aspecten van ondergrondse constructies, op de infiltratiemogelijkheden en de globale waterhuishouding. De infiltratiegevoeligheid van de bodem zal zeer plaatsafhankelijk zijn, dit blijkt ook uit het voorhanden kaartmateriaal. In grote delen van het plangebied kan natuurlijke infiltratie plaatsvinden. Maatregelen ter infiltratie van hemelwater in het plangebied zullen hoe dan ook nuttig zijn. De voorschriften van het RUP spelen hier ook op in (zie maatregelen). In de projectzones zal er bij de uiteindelijke projectontwikkeling voldoende studiewerk en aandacht dienen te gaan naar de geschiktheid voor infiltratie en naar de technische mogelijkheden voor constructies hierbinnen. In de projectzone voor stedelijke ontwikkeling A wordt een ondergrondse parking gepland. Rekening houdend met de specifieke geologie in het gebied dient er bij het uitwerken van het ontwikkelingsproject voldoende studiewerk en aandacht te gaan naar het al dan niet voorkomen van afsluitende lagen (plaatselijk voorkomen van ijzerzandsteen, de grondwaterstand, de grondsamenstelling en de grondwaterstromings(lagen). De permanente invloed van de ondergrondse constructie op de grondwaterstroming dient uitsluitsel te geven over het gedrag van de grondwaterstroming (opstuwing vóór het gebouw en een beperkte daling erna. Dit in functie van invloed op omringende gebouwen. Er wordt verondersteld dat na evaluatie indien nodig gepaste maatregelen kunnen worden genomen indien er een aanzienlijke invloed zich zou voordoen. Het RUP duidt nu reeds in haar voorschriften op deze gevoeligheid/onderzoeksnood. Zie verder onder maatregelen. Bodem- en grondwaterkwaliteit Randvoorwaardelijk voor de bebouwing/verharding/positionering van gebouwen en risicobeoordeling van de nieuwe bestemming. Binnen het plangebied worden geen bestemmingen gepland die aanleiding kunnen geven tot (grootschalige) bodemverontreiniging. Ook binnen de beschermingszone voor drinkwaterwinning wijzigt het bodemgebruik of de activiteit niet (wonen, open ruimte, bos). De saneringsnoodzaak op de voormalige Geens site en de ontwikkeling van de deelzone voor projectontwikkeling biedt opportuniteiten om deze in functie van elkaar aan te pakken (uitgraving ondergrondse parking en sanering). Bepalingen rond sanering vloeien alleszins voort uit de Vlarebo-regelgeving en worden niet in het RUP geregeld. 5.4.1.3
Maatregelen (reeds voorzien) Elementen reeds voorzien in de voorschriften die tegemoet komen aan de kwetsbaarheden inzake bodem: 0.4 Duurzaamheid - Voor alle werken en handelingen wordt duurzaamheid nagestreefd, waarbij tenminste: - gestreefd wordt naar compact en zuinig ruimtegebruik; - gestreefd wordt naar een maximale waterdoorlatendheid van de bodemverhardingen,… 0.5 Waterhuishouding Alle werken, handelingen, voorzieningen en maatregelen in functie van een goede waterhuishouding (hemelwaterbuffering, infiltratievoorzieningen, waterzuivering, etc.) worden in elke bestemmingszone toegelaten, ongeacht de voorschriften van de betreffende zone, mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving of aan het waardevol karakter van de gebouwen. Er dient voldaan te worden aan de vigerende regelgeving m.b.t. het hergebruik, de infiltratie en de buffering van hemelwater, de lozing en zuivering van afvalwater, en de aansluiting op de riolering. Elementen reeds voorzien in de voorschriften die tegemoet komen aan de kwetsbaarheden inzake bodemerosie en grondwater: De steilheuvel ter hoogte van zone voor stedelijke ontwikkeling A blijft gevrijwaard van ontwikkeling. Het talud van de Kapittelberg blijft eveneens bewaard.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 57 februari 2016
Het project dient aandacht te schenken aan de nodige maatregelen ter beperking en voorkoming van wijzigingen in de grondwaterstroming. De vergunningverlenende instantie kan bijkomende informatie opvragen en bijkomende maatregelen opleggen met betrekking tot deze aspecten. Toelichting: De projectaanvraag dient de nodige maatregelen te omvatten (zowel de tijdelijke maatregelen tijdens de werken als de permanente maatregelen na realisatie van de werken) om: -
5.4.1.4
de (potentiële) invloed van het project op grondwaterstroming te beperken en te voorkomen, hetgeen betrekking heeft op: o volume en diepte van ondergrondse constructies; o maatregelen om de (potentiële) invloed op de grondwaterstroming en de infiltratiemogelijkheden te beperken en te voorkomen: specifiek m.b.t. de aanwezigheid van Ijzerzandsteen op geringe diepte; de (potentiële) invloed van grondwaterstroming en opstuwing van ondergrondse delen van constructies
Conclusie De gevoeligheden in het kader van bodem- en grondwateraspecten zijn in deze screening opgelijst, maar werden ook reeds afgetoetst tijdens de visievorming&opmaak van het RUP. Het RUP heeft in haar voorschriften hier reeds terdege en uitgebreid rekening mee gehouden. Er zijn aldus vanuit de discipline bodem en grondwater geen significante effecten te verwachten door uitvoering van het RUP – rekening houdend met de randvoorwaarden die zijn ingeschreven in het RUP, het verdere genoodzaakt technisch studiewerk en er van uitgaande dat de geldende regelgeving in acht wordt genomen (Vlarebo, watertoets,…).
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 58 februari 2016
5.4.2
Oppervlaktewater en afvalwater
5.4.2.1
Referentiesituatie Het studiegebied behoort tot het Demerbekken – deelbekken 09-01 Winge/Motte. Er lopen geen waterlopen uit de Vlaams Hydrografische Atlas (VHA) doorheen het plangebied. De afwatering verloopt deels naar de Demer en deels naar de Moutlaak. Op de watertoetskaart-overstromingsgevoelige gebieden zijn er geen effectief overstroomde gebieden binnen het plangebied aangeduid. Een binnengebied langs de Leuvensestraat ter hoogte van het ‘Bonewijk-plein’ is aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig. In de omgeving van het plangebied is de Demervallei effectief overstromingsgevoelig.
Figuur 5-6 – Watertoetskaart overstromen 2011 (AGIV)*
*: de overstromingskaart 2014 geeft binnen het studiegebied dezelfde contouren als op watertoetskaart 2011 weer. Op basis van het geoloket zoneringsplannen (bron: vmm) kan worden afgeleid dat de straten in het stadscentrum (waaronder de Leuvensestraat en de voormalige site Geens) zijn gelegen in centraal gebied waar een aansluiting van het afvalwater op een RWZI is voorzien. De Geetsstraat/Orleanstoren/Panoramaweg zijn gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. De bewoning in het landschapspark zal zelf voor haar zuivering dienen in te staan.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 59 februari 2016
Figuur 5-7 – Zoneringsplan VMM
5.4.2.2
Effecten Effecten op overstromen De overstromingsgevoeligheid kan randvoorwaardelijk zijn voor buffering en infiltratie/vertraagde afvoer van hemelwater. Op basis van de watertoetskaarten kan geconcludeerd worden dat het plangebied in weinig kwetsbaar gebied gelegen is, op uitzondering van één binnengebied dat behoort tot de mogelijk overstromingsgevoelige gebieden. Op het grafisch plan wordt dit gebied aangeduid als zone voor open ruimtegebied. Bijkomende bebouwing wordt hier niet vooropgesteld. In alle vergunningsaanvragen zal er moeten worden voldaan aan de verordening inzake hemelwater. Tevens kan de beheerder van de ontvangende waterloop of van de riolering steeds bijkomende voorschriften opleggen. Vanuit het plan worden er geen significant negatieve effecten verwacht. Afvalwater De projectzone voor stedelijke ontwikkeling A langs de Leuvensestraat ligt in centraal gebied. Het afvalwater kan hierbij worden afgevoerd naar de RWZI. Indien nieuwe functies worden vastgelegd in de projectzone in het binnengebied van de Tiensestraat, zal de ontwikkelaar vooraf dienen na te gaan op welke wijze het afvalwater kan worden behandeld dan wel afgevoerd. Bij behandeling binnen de projectzone gebeurt dit bij voorkeur gezamenlijk voor de ontwikkeling. Voor enkele woningen die reeds aanwezig zijn binnen deelzone voor open ruimte gebied zal individueel in een zuivering van het afvalwater moeten worden voorzien. Dit volgens de gangbare voorschriften. In de huidige situatie is het mogelijk dat een zuivering tot op heden niet aanwezig is (of bijvoorbeeld beperkt tot een septische put). In de nabije toekomst zal wellicht deze situatie niet wijzigen aangezien hierbinnen geen nieuwe functies mogelijk worden gemaakt.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 60 februari 2016
5.4.2.3
Maatregelen (reeds voorzien) Elementen reeds voorzien in de voorschriften die tegemoet komen aan de kwetsbaarheden inzake water: Algemeen - Alle werken, handelingen, voorzieningen en maatregelen in functie van een goede waterhuishouding (hemelwaterbuffering, infiltratievoorzieningen, waterzuivering, etc.) worden in elke bestemmingszone toegelaten, ongeacht de voorschriften van de betreffende zone, mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving of aan het waardevol karakter van de gebouwen. - Er dient voldaan te worden aan de vigerende regelgeving m.b.t. het hergebruik, de infiltratie en de buffering van hemelwater, de lozing en zuivering van afvalwater, en de aansluiting op de riolering.
5.4.2.4
Conclusie De gevoeligheden in het kader van wateraspecten zijn in deze screening opgelijst, maar werden ook reeds afgetoetst tijdens de visievorming&opmaak van het RUP. Het RUP heeft in haar voorschriften hier reeds terdege en uitgebreid rekening mee gehouden. Er zijn aldus vanuit de discipline water geen significante effecten te verwachten door uitvoering van het RUP. Immers het toepassen van voorschriften van de vigerende wetgeving moet het behoud van de goede toestand van de plaatselijke waterhuishouding op het eigen perceel garanderen. Verder wordt er geen ontwikkeling gepland binnen zone (gevoelig voor) overstromen. Bij afvalwaterafvoer van de zone voor projectontwikkeling dient er extra aandacht uit te gaan naar de mogelijkheden inzake afvalwaterafvoer of –behandeling.
5.4.3
Fauna en flora
5.4.3.1
Referentiesituatie
Figuur 5-8 – Kaart kwetsbare gebieden ecologie
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 61 februari 2016
Speciale beschermingszones Het plangebied is niet gelegen in speciale beschermingszone (Vogel- of Habitatrichtlijngebied). Nabij het plangebied zijn deze speciale beschermingszones wel aanwezig: - Natura 2000: ten westen van de Steenweg op Sint-Joris-Winge ligt Habitatrichtlijngebied BE2400014 ‘Demervallei’. - Natura 2000: ten oosten van het plangebied op ca. 400m afstand ligt Vogelrichtlijngebied BE2223316 ‘Demervallei’. VEN/IVON Ten westen van de Steenweg op Sint-Joris-Winge ligt het VEN-gebied ‘De Eikelberg, Wijngaardberg, Beninksberg en ’s Hertogenheide’ als deels overlappend met SBZ-H. ’s Hertogenheide/Schaapsvijver is eveneens aangeduid als faunistisch belangrijk gebied. Algemeen In het plangebied is er geen aanduiding uit de Vogelatlas. De bosstroken zijn niet opgenomen in de bosreferentielaag. Biologische waarderingskaart Er komen verschillende zones in het plangebied voor met biologische waarde en plaatselijk tot zeer waardevol. Zowel beboste percelen als wei/hooilanden of ruigtes. (zie kaart ecologie). Terreinbevindingen In september 2012 heeft er een terreinbezoek met ecoloog plaatsgevonden in functie van de screening van het plan. De bevindingen zijn hierna opgenomen (nr. locaties zie figuur).
Figuur 5-9 – Locaties terreinbevindingen ecologie
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 62 februari 2016
Omgeving steilrand en projectgebied (1) Grasland (hp) - Niet meer beheerd of in actief gebruik - Weinig potentie tot het uitgroeien van een interessant bos op kortere of middellange termijn - Veelal algemene soorten - Meeste waarde zit in de zuidelijke begrenzende bomenrij (2) Bos in steilrand (Qa) - Hoog en droog - Weinig ondergroei - Voorjaarsbloeiers zoals viooltjes, bosanemoon worden niet aangetroffen o het bos is dichtgegroeid, er kan nog maar weinig zonlicht tot op de onderlaag geraken. Bovendien heeft de wind nog weinig vat waardoor er door een te beperkte zoninval en te weinig wind er verruiging braam+brem) optreedt - Enkele aangetroffen soorten: geel nagelkruid, schaduwgras - Aanwezig: Grote muur - De ecologische waarde zit hier voornamelijk in de gevarieerde boom en struiklaag o Olm, esdoorn, tamme kastanje, klimop, gewone es - Begrenzend: oude heg met meidoorn ter hoogte van het muurtje - De steilrand heeft voornamelijk een bodemkundige, landschappelijke en historische (vroegere kloostermuur) waarde (3) Bos als uitbreiding ‘tuinzone’ - Bos waarvan de ondergroei quasi volledig is verwijderd en waarbij tevens het reliëf is gewijzigd. Blijkbaar heeft iemand deze zone als tuinzone toegeëigend(?) - Geen speciale ondergroei (immers verwijderd) - Enkele aangetroffen soorten: sterremos, Bosandoorn - Struik- en bomenlaag: haagbeuk, paardenkastanje, hulst, hazelaar - (te) dikke humuslaag (4) Bosrand onderaan steilrand (Qa): - (te) veel strooisel - Hier en daar Zomereik, Robinia (valse acacia) - Onderaan rand: meer begroeiing in de moslaag (5) Geroerde vlakte onderaan steilrand - Pioniersvegetatie - Opgeroerd met zaadbank - Aangetroffen vermeldenswaardige soort: Ruige veldbies (=bosplant/halfschaduwminnendoud bos indicator). Mogelijks door de dikke humuslaag en weinig zonlicht niet in het bos aangetroffen maar wel in de zaadbank aanwezig - Eveneens aangetroffen (eerder onbeduidend) soorten: Robertskruid, Sint-Janskruid, Mannetjesvaren (6) Geroerde vlakte - Aangetroffen soorten: Gewoon wilgenroosje en Harig wilgenroosje, Schermhavikskruid (bosrandplant/grasland), ereprijs (behoort tot ondergroei maar lichtminnend) Opmerkingen naar potenties Het huidige bos in de steilrand (Qa) heeft een zeer beperkte of vermeldenswaardige ondergroei. De biologische waarde zit hier vooral in de gevarieerde bomen- en struiklaag. Eigenlijk is het bos momenteel een Qa in haar struiklaag maar in zijn totaliteit eerder in overgang naar Qa-. Thans tonen enkele aangetroffen bosindicatoren (veldbies, met floristisch hoge waarde) in de geroerde ‘vlakte’ aan dat er wel een zaadbank aanwezig is met interessante soorten. Mede ten gevolge de afwezigheid van beheer en daardoor de beperkte lichtinval en windwerking, ligt er een te dikke humuslaag op de ondergrond. Voorjaarsbloeiers of bos-indicatorsoorten krijgen hierdoor weinig mogelijkheden om te groeien. Aangezien de potenties mogelijk wel aanwezig zijn kan door hakhoutbeheer de floristische waarde vermoedelijk stijgen. 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 63 februari 2016
Open-ruimte zones (7) Bos achter het landschapspark – langsheen de Gelrodeweg (Qa) - Gevarieerde kruidlaag o Boswilg, o Noorse esdoorn, o Spaanse aak o Ruwe berk - Iets meer lichtinval - Aangetroffen soorten: Grote muur, Havikskruid - Richting steenweg op Sint-Joris-Winge: eerder ruderaal (8) Bosje aangeduid als stapsteen (Sz) - Aangeduid als Sz op de BWK: laagste gedeelte eerder richting Qb - Zacht glooiende helling - Struiken, es met varens, Haagbeuk - Weinig ondergroei (Sint-Janskruid) - Hoger gedeelte: opgehoogd terrein met jonge ondergroei: eerder sz (9) Grote zone gevarieerd weiland: Hrb - Zeer waardevol volgens de BWK en tevens bevestigd op het terrein - Eveneens belangrijk als stapsteen (zoals in een patroon van vlekken “hooiland/weiland-bosruigte-houtkant” bijvoorbeeld) voor vogels, zoogdieren zoals reeën, enz. (het RUP houdt hier rekening mee, zie verder onder voorziene maatregelen) (10) Holle weg langsheen stapsteen (kw) - Holle weg is zeer waardevol: te behouden (het RUP houdt hier rekening mee, zie verder onder voorziene maatregelen) -
Enkele aangetroffen soorten: Look-zonder-look, Gele dovenetel, nagelkruid, veldkers (springzaad), Drienerfmuur, Brede stekelvaren, robbertskruid, vedermos, waterpeper
(11) Bosje overzijde ’t Steentje (n) - Robinia aanplant, bramen - Op de rand (straatzijde): Grote muur, Echte guldenroede 5.4.3.2
Effecten Effecten op NATURA-2000 gebied, VEN-gebied Binnen het plangebied worden de noemenswaardige wijzigingen verwacht binnen de projectzones of zones voor stedelijke ontwikkeling. Deze projectzones bevinden zich op een afstand van ca. 500m van de speciale beschermingszones en VEN-gebied. Binnen het beoogd landschapspark/open ruimte gebied worden er geen bijkomende harde functies voorzien. De ecologische waarden in het open ruimte gebied worden eerder bevestigd en benadrukt in het RUP. Hierbij zijn er eerder positieve invloeden te verwachten. - Tussen Habitatrichtlijngebied/VEN-gebied en het plangebied ligt een 2x2 steenweg. Beïnvloeding van het landschapspark ten aanzien van SBZ/VEN is waarschijnlijk klein. - Tussen Vogelrichtlijngebied en het plangebied ligt stedelijke infrastructuur en een 2x1 steenweg R10-R25. Beïnvloeding van het plan ten aanzien van SBZ wordt niet verwacht. Het voorgenomen plan heeft geen relevante (on)rechtstreekse invloed op de beschermingsgebieden. Het uitvoeren van een (voortoets) passende beoordeling of een verscherpte natuurtoets is dan ook niet relevant. Effecten op vegetatie Het RUP is randvoorwaardelijk voor de mogelijkheden tot aard van de bestemmingszone en de mogelijkheden tot vernietiging/compensatie van de verloren gegane waarde of het beschermen van het waardvol karakter van delen in het plangebied.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 64 februari 2016
Het RUP heeft aandacht voor de bestaande ecologische waarden binnen het plangebied. De aandachtspunten zijn in de volgende paragraaf (maatregelen-reeds voorzien) opgelijst. Binnen het plangebied worden de noemenswaardige wijzigingen verwacht quasi enkel binnen de zones voor stedelijke ontwikkeling en t.h.v. de Orleanstoren. De projectzone op de voormalige Geens-site loopt tot aan de rand van de steilrand; er wordt dan ook geen bebouwing toegelaten in de steilrand. De achterliggende zone wordt als bos bestemd. In de beschrijving van de terreinbevindingen in voorgaande paragraaf is de huidige biologische waarde hiervan geschetst. Dit betreft voornamelijk een potentiële waarde waarbij mits correct beheer de waarde kan stijgen. Effecten ten gevolge rechtstreeks ruimtebeslag worden dan ook niet verwacht. Ook zorgt het RUP voor de verankering van andere biologisch waardevolle zones als bos en tevens binnen het open ruimte gebied én geeft het RUP via haar voorschriften voldoende aandacht aan ecologische & landschappelijke aspecten hetgeen positief wordt beoordeeld. De overdruk Art.6. Zone voor socio-culturele en gemeenschapsvoorzieningen past in één van de vooropgestelde doelstellingen van het plan, nl. de Orleanstoren en dit gedeelte van de stadsomwalling opnieuw onder de aandacht brengen met een publieke functie, de link met de stad te herstellen én tevens de aangrenzende woonzone uit haar isolement halen. Hiervoor wordt er voorzien om onder strikte voorwaarden één gebouw toe te laten ten behoeve socio-culturele activiteiten met een welbepaalde maximale terreininname. De invloed op ecologie is beperkt. Er wordt een minder waardevolle zone Hp beinvloed. Ook naar verstoring en versnippering toe zijn de effecten beperkt te noemen. Rondom de Orleanstoren zelf beoogt erfgoed een historische zichtas met het beperkt vervangen van hoogstammen door hakhout en dit volgens de afspraken hierrond die zijn gemaakt tussen Onroerend Erfgoed en Agentschap voor Natuur en Bos.. Naar barrièrewerking toe is de invloed klein: daar er momenteel nauwelijks oude bomen in het bos aanwezig zijn, nauwelijks ‘dood hout’ wordt aangetroffen, er weinig nestgelegenheid is (bijvoorbeeld in barsten van dood hout) en de projectzone site Geens is beperkt tot aan de steilrand. Het zal dan wel van belang zijn om in het RUP het gebruik van afrastering die migratie onmogelijk maken te verbieden. Dit is reeds ingeschreven in de voorschriften (zie verder). Het ontwerp van het gebied kan de potenties voor de flora opwaarderen door het in rekening brengen van een aantal aandachtspunten: - Werken met Diestiaanzand (rijk aan ijzer, glauconiet, fosfaten) bij aanvoer van grond. Deze zanden bieden eerder potenties bij een geschikt beheer. Op die manier zou de floristische waarde van de volledige site kunnen verhogen. Deze bepaling is reeds opgenomen in de RUPvoorschriften. - Van belang is het betrekken van een landschapsdeskundige en een ecoloog bij het ontwerp en aanleg van het terrein. Achterliggend de projectzone wordt een zone voor bos behouden. Deels overlapt deze groene inkleuring op een zone waar momenteel een (weinig floristisch interessant) grasland zonder beheer is gesitueerd. Het doel van het RUP is om de bosstrook volledig door te laten lopen over de steilrand opdat een samenhang wordt gecreëerd. Tevens is het volgens de voorschriften toegestaan om open plekken in het bos of beperkte ontbossingen (op advies van ANB). Ter hoogte van het landschapscentrum aansluitend aan de zone voor stedelijke ontwikkeling A bevindt zich een woning langs de Leuvensesteenweg met een zeer diepe tuinzone. De woning en tuin ligt momenteel in parkgebied op het gewestplan. Het parkachtig karakter van de tuinzone sluit ook aan bij het park rond Villa Coremans. De tuinzone wordt volgens het RUP bestemd in art. 7 projectzone voor open ruimte en krijgt tevens een specifieke aanduiding ‘waardevolle gebouwen, gebouwdelen en omgevingselementen’, waar ook in de voorschriften naar wordt verwezen. Het parkkarakter kan hierdoor bewaard blijven.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 65 februari 2016
Globaal kan er gesteld worden dat de ecologische waarden in het open ruimte gebied eerder worden bevestigd en benadrukt in het RUP. Hierbij zijn er eerder positieve invloeden te verwachten. Er wordt in het RUP een beheer t.b.v. een variatie aan structuren vastgelegd; afgestemd op instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van een netwerk van natuurlijke ruimten en verbindende elementen (stapstenen en corridors), onder de vorm van hooiland, weiland, bos, ruigten, houtkanten, verspreid over de gehele bestemmingszone, gericht op het instandhouden en bevorderen van. Het RUP focust in haar voorschriften op het belang van de afwisseling aan hooiland, weiland, bos, ruigte, houtkant en het belang van de wisselwerking. Voor een goede inrichting van het gebied is het positief dat de voorschriften dit belang benadrukken. Ook is het aanbevolen om in de verdere uitwerking van het ‘landschapspark’ een ecoloog en landschapsexpert te betrekken in de inrichting ervan. Naar rustverstoring toe kan gesteld worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn voor het plan gezien: - de activiteiten in de omgeving van de projectzone hebben nu reeds een zekere geluidsproductie die eigen zijn aan stedelijk gebied (voornamelijk verkeer). - Er wordt voorzien in een ondergrondse parking die wordt afgewikkeld op het openbaar domein. 5.4.3.3
Maatregelen (reeds voorzien) Elementen reeds voorzien in de bestemmingszones & geformuleerde voorschriften die tegemoet komen aan de kwetsbaarheden inzake fauna en flora: Globaal: - Aanduiden van projectzones voor stedelijke ontwikkeling voor het toelaten van ontwikkelingen; overige zones worden aangeduid als boszones en zones in open ruimte gebied met aangepaste voorschriften zonder harde ontwikkelingsmogelijkheden. - Maatregelen ten behoeve het maximaal behouden van de landschappelijke kenmerken van het gebied, evenals de begroeiing (zie ook verder in deze screening); zoals …het maximaal behoud van, de zorg voor en het beheer van het landschap te verzekeren, in aansluiting met …. reliëfskenmerken, kenmerken van natuurlijke begroeiing en elementen met een bouwkundige en landschappelijke erfgoedwaarde. De afweging omtrent de contour/bebouwing in de steilrand van de projectzone voor stedelijke ontwikkeling site Geens is meegenomen tijdens een overleg met OE, stad, ontwerper projectsite en Antea Group begin 2014. Naar aanleiding van dit overleg en bijkomende acties inzake inventarisatie en bepalen van te vrijwaren zones (veldwerk en terreinoverleg ANB, OE en stad), werd op het grafisch plan de contour van de projectzone Art.1 aangepast: de projectzone zal niet tot in de steilrand meer komen en in het RUP wordt binnen de ‘zone voor bos’ een zone ‘voor historische zichtas’ opgenomen waarbinnen een hakhoutbeheer ondermeer mogelijk is. In de projectzone voor stedelijke ontwikkeling is ondermeer opgenomen dat - het bouwproject mag het topografische oppervlak (het natuurlijk reliëf) zoals dit bestaat op het ogenblik van inwerkingtreding van dit RUP slechts aansnijden en wijzigen voor de oppervlakte van de bouwcontouren alsook de noodzakelijke bouwdelen voor ontsluiting, toegangen en openbare ruimte, ook tijdens de werkzaamheden. Voor het overige dient dit natuurlijk reliëf ongewijzigd te blijven of hersteld te worden. Uitgegraven ijzerzandsteen en Diestiaanzand, dewelke kenmerkend zijn voor de streek, dienen te worden verzameld en later op het terrein gebruikt als materiaal bij de inrichting en de aanleg van het onbebouwd terrein; - het vellen van bomen is slechts toegelaten voor zover dit noodzakelijk is voor de oprichting van constructies en de toegankelijkheid ervan, of voor de aanleg van het openbaar domein, de paden en de wegen. Bestaande bomengroepen, bomenrijen en solitaire bomen worden maximaal behouden; - afsluitingen of afrastering op de steilranden en de kruinen van de hellingen die de doorgang en de migratie van aanwezige fauna beperken of verhinderen langs de steilranden en de kruinen van de hellingen, zijn niet toegelaten; Art. 7, open ruimte gebied (beheer)
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 66 februari 2016
-
Het beheer wordt afgestemd op instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van een netwerk van natuurlijke ruimten en verbindende elementen (stapstenen en corridors), onder de vorm van hooiland, weiland, bos, ruigten, houtkanten, verspreid over de gehele bestemmingszone, gericht op het instandhouden en bevorderen van fauna en flora.
Art. 0.6 Landschap (algemene voorschriften) - specifiek het behoud en de bescherming van bestaande holle wegen in hun geheel: zowel van de bestaande wegas, de wegbreedte, het wegprofiel, de bermen, de taludwanden, -kruinen en -begroeiing, het lengte- en dwarsprofiel van de holle weg als geheel. Art. 5, zone voor wonen C - De inrichting van de onbebouwde perceelsdelen mag geen schade aanbrengen aan de bestaande holle weg ter hoogte van de “Nieuwrodesesteenweg”: deze dient steeds in zijn geheel bewaard te blijven, met behoud van zowel de bestaande as van de weg, de wegbreedte, het wegprofiel, de bermen, de taludwanden, -kruinen en -begroeiing, het lengteen dwarsprofiel van de holle weg als geheel. Art. 9. Indicatieve aanduiding wegen en trage wegen - Specifiek dienen bestaande holle wegen steeds in hun geheel bewaard te blijven, met behoud van zowel de bestaande as van de weg, de wegbreedte, het wegprofiel, de bermen, de taludwanden, -kruinen en -begroeiing, het lengte- en dwarsprofiel van de holle weg als geheel.
5.4.3.4
Conclusie De ecologische gevoeligheden/waarden zijn in deze screening opgelijst, ondermeer gestaafd met verkennend terreinbezoek en bijkomende overlegmomenten, tevens in onderling overleg met Onroerend Erfgoed met betrekking tot de mogelijkheden binnen de historische zichtas. De kwetsbaarheden werden ook reeds afgetoetst tijdens de visievorming&opmaak van het RUP. Het RUP heeft in haar bestemmingszones & voorschriften hier reeds rekening mee gehouden. Tevens kan met een doordacht en effectief beheer van de boszones achter de projectzone, het bevorderen van inheems zaadgoed en bodemcondities op de momenteel vergraven site en het aanstellen van een landschapsdeskundige/ecoloog bij de ontwikkeling van het gebied de potenties nog doen toenemen. Hierdoor kunnen de potenties van het gebied tot biologisch waardevoller zone worden omgezet. Enkele aspecten zullen niet in het RUP geregeld kunnen worden maar vloeien voort uit de voorwaarden bij bestekken en vergunningen. De stad kan als goede huisvader en als partner bij de ontwikkeling hier op toezien. Er zijn vanuit de discipline fauna en flora verwaarloosbaar tot beperkt negatieve effecten te verwachten in bepaalde zones maar evenzeer positieve effecten. Het RUP heeft hier reeds zo veel mogelijk op ingespeeld.
5.4.4
Landschap
5.4.4.1
Referentiesituatie
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 67 februari 2016
Figuur 5-10 – Kaart kwetsbare gebieden landschap (excl. Aanvulling waardevolle gebouwen)
Er liggen geen beschermde stads- en dorpsgezichten in het plangebied of grenzend aan het plangebied. De Orleanstoren is beschermd als monument. ’s Hertogenheide - buiten het plangebied ten westen van de steenweg op Sint-Joris-Winge - is beschermd als landschap. In het plangebied of in het invloedsgebied ligt een definitief aangeduide ankerplaats volgens Ministerieel besluit van 4.02.2014 tot definitieve aanduiding van de ankerplaats "Demervallei tussen Aarschot en Diest" in Aarschot, Diest en Scherpenheuvel-Zichem. Relictzones of lijnrelicten zijn niet in het plangebied aanwezig. In de omgeving: ten westen van de Steenweg op St-Joris-Winge komt de relictzone ‘Hellingsbossen van Noord-Hasgengouw’ voor. De Orleanstoren (als beschermd monument) is aangeduid als puntrelict en is eveneens opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed. Verder zijn er binnen het plangebied nog verschillende andere gebouwen opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed, waaronder Villa Coremans en de woning langsheen de Leuvensesteenweg 2. Aanvullend heeft Onroerend Erfgoed in 2015 een lijst opgesteld van waardevolle gebouwen waarvan het Agentschap OE wenst dat deze als waardevol worden gemarkeerd in het RUP. Het Agentschap Onroerend Erfgoed beschreef dan ook in het kader van de opmaak van het RUP de erfgoedwaarden van de relevante gebouwen, gebouwdelen en omgevingselementen zoals opgenomen in de toelichtingsnota §3.3.3. Deze beschrijving wordt aangewend als afwegingskader m.b.t. vergunningsaanvragen volgens artikel 0.8 van de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP.
In de steilheuvel is er nog een oude kloostermuur als restant in het bosgebied aanwezig. In het plangebied zijn er grote reliëfverschillen opgetekend met een geomorfologische oorsprong. De uitgesproken ijzerzandsteenheuvels getuigen van de vroegere aanwezigheid van de Diestiaanzee. Toen de zee zich miljoenen jaren geleden terugtrok liet ze hier ijzerhoudende 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 68 februari 2016
zandbanken achter. Door het contact met de lucht klitten de zandkorrels samen tot ijzerzandsteen en werden de zandbanken zandsteenheuvels (rlnh). Deze heuvelstructuren uit het Hageland zijn ook opgetekend op de landschapskenmerkenkaart Archeologische waarden De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen dient met verder onderzoek vastgesteld te worden.
Figuur 5-11 – Situering plangebied binnen de Centrale Archeologische Inventaris (toestand juli 2015), Bron: Agiv.
Binnen het plangebied zijn een aantal relevante archeologische waarden gekend in de Centrale Archeologische Inventaris (CAI): -
-
161571: Bonewijkpoort of Leuvensepoort, Indicator cartografie en literatuur, stadspoort, Late Middeleeuwen. 151006: Leuvensesteenweg, uitbraakspoor van de stadsmuur. Op het einde van de 18de eeuw is de muur zeer grondig afgebroken en werden zelfs de funderingen uitgegraven voor recuperatiemateriaal, Late Middeleeuwen. 3874: Sint-Niklaasklooster, klooster, Late Middeleeuwen. 3018: Hof te Boonewijc/Dekenij, indicator literatuur en cartografie, alleenstaand openbaar gebouw, dekenij, Late Middeleeuwen.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 69 februari 2016
-
5.4.4.2
3757: De Gracht/Kouterberg, Verloren Cost, indicator literatuur en cartografie, burcht, Volle Middeleeuwen. 163600: voorste en achterste Bergmolen, klein Bemdeken, indicator literatuur, 2 watermolens, Late Middeleeuwen. 161573: Waterpoort, Indicator literatuur, Stadspoort, Late Middeleeuwen. 161572: Brakepoort of Tiensepoort, indicator literatuur en acrtografie, stadspoort, Late Middeleeuwen. 161570: Middeleeuwse stadsomwalling, indicator literatuur en cartografie, verdedigingselement, Late Middeleeuwen. 3016: Aureliaanstoren, indicator cartografie en literatuur, verdedigingselement, hoektoren van de stadsomwalling, Late Middeleeuwen. 199: Orleanstoren, losse vondst, lithisch materiaal, Steentijd. 208596: Geetsstraat 1, Losse vondst, munten, Late Middeleeuwen. 163595: Diefskerkhof, indicator literatuur, vlakgraf, 16de eeuw. 208597: Geetsstraat II, losse vondst, metaal, onbepaald datering.
Effecten In §3.3.2 is de structuurschets van het RUP nader omschreven. Ondermeer wordt de algemene landschapsstructuur hier in acht genomen als volgt: - Het plangebied situeert zich op de overgang van de stedelijke bebouwde ruimte naar de open onbebouwde ruimte. De overgang tussen beide is sterk zichtbaar door de aanwezigheid van een structurerende reliëfovergang, onder de vorm van een steile helling vanaf de lager gelegen stad tot op de hoger gelegen Kapittelberg. Het RUP gaat uit van het behoud en de versterking van de kenmerkende reliëfovergang, waarbij plaatselijk de verweving tussen stad en land tot uiting kan komen voor zover deze de beleving van de steilrand versterkt. - Over de heuvelrug loopt de bosstructuur door vanaf de westelijk gelegen Konijntjesberg tot aan de vallei van de Motte. De heuvelrug is dan ook een drager van specifiek aan het reliëf gebonden en waardevolle natuurelementen. Het RUP neemt dan ook het vrijwaren van deze natuurlijke structuur doorheen het plangebied als uitgangspunt. - De begrenzing van het historische stadsgedeelte loopt met de contour van de stadsvesten tot bovenop de steilrand. De Orleanstoren bevindt zich op het meest zuidwestelijke punt van de oorspronkelijke vesten en wordt rechtstreeks vanuit het stadscentrum bereikt. De toren kijkt zowel uit over de stad als de Kapittelberg. De oude vesten verlopen van daaruit oostelijk doorheen een recentere stadswijk. In het RUP wordt de historische ligging van de stadsvesten en de Orleanstoren als uitgangspunt genomen voor het structureren van de omliggende open en stedelijke ruimte. - De heuvelrug van de Kapittelberg zelf bestaat uit een doorlopend open (landbouw)landschap met verspreide bosfragmenten. Het RUP gaat uit van het maximaal doorzetten van deze open ruimte kenmerken tot binnenin het stedelijk weefsel. Het RUP heeft een aanduiding van erfgoedlandschap (Art. 10) op het grafisch plan en in de voorschriften opgenomen. De invloed van het RUP in open ruimte gebied is niet van die aard dat er een impact wordt verwacht op het beschermd landschap ’s Hertogenheide aan de overzijde van de 2x2 Steenweg op Sint-Joris-Winge. De Orleanstoren is beschermd als monument. Het RUP vestigt hier de aandacht op en heeft ondermeer tot doel om de Orleanstoren te herwaarderen als baken op de rand van stad en open ruimte (zie ook reeds voorziene maatregelen). Er wordt een zone voor socio-culturele en gemeenschapsvoorzieningen afgebakend nabij de toren, dit opdat maximaal kan worden ingespeeld op de educatieve en historische waarde van de vesting. Bestemming volgens de voorschriften is een sociaal-cultureel centrum, een ontmoetingscentrum, verenigingslokalen, etc., die gericht zijn op het beheer en het onderhoud van, of het verstrekken van informatie en educatie met betrekking tot de open ruimte van de Kapittelberg en/of de
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 70 februari 2016
historische stadsvesten en de Orleanstoren. In navolging van gesprekken met de stad en Onroerend Erfgoed zijn de voorschriften herschreven zodat een akkoord vanuit Erfgoed kan worden bekomen. Ondermeer mag één enkel bouwvolume opgericht worden met een maximale bruto terreininname van 600m² en een maximale totale kroonlijsthoogte van 3,00m in geval van hellende daken en maximum 3,50m in geval van platte daken, en een maximum nokhoogte van 4,50m. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige dient de inpassing van het voorwerp van de aanvraag in de globale ontwikkeling van de zone van het RUP volgens de bestemming in grondkleur aan te tonen, teneinde de goede ruimtelijke ordening niet in het gedrang te brengen, waarbij volgende beoordelingscriteria dienen gehanteerd te worden. De inrichting van het terrein volgens de voorschriften heeft garanties voor het vermijden van een schaalbreuk met de Orleanstoren en de omgeving. In afstemming met de stad, Agentschap Onroerend Erfgoed en het Agentschap voor Natuur en Bos is een overdrukzone voor historische zichtas ingetekend evenals een set voorschriften uitgewerkt die zowel vanuit natuur- als landschapsoverwegingen tot akkoord leiden. Hierbinnen kan het bestaande bos vervangen worden door nieuw bos met hakhoutbeheer, teneinde de historische zichtas te herstellen tussen stadscentrum en Orleanstoren. Een aantal boselementen dienen daarbij behouden te blijven, volgens het advies van de bevoegde instanties, en worden verplicht geïnventariseerd en aangeduid op de plannen bij de vergunningsaanvraag. De Villa Coremans of het landschapscentrum en aanliggend park is opgenomen in de projectzone voor open ruimte. In het RUP zijn randvoorwaarden ingeschreven voor de bescherming van bouwkundig erfgoed of van de context ervan (zie verder onder reeds voorziene maatregelen). Grenzend aan de Villa Coremans is een tuin gelegen die behoort tot de villa Leuvensesteenweg 2. Deze tuin met parkachtige invulling sluit naadloos aan op het park rondom Villa Coremans. Het herbestemmen van deze tuinzone tot zone voor open ruimte gebied zal een bestendiging van de groene invulling met zich meebrengen, hetgeen het parkkarakter rondom de Villa benadrukt. Het RUP heeft in haar voorschriften een paragraaf ‘waardevolle gebouwen, bouwdelen en omgevingselementen’ opgenomen, hetgeen positief wordt beoordeeld. (zie verder onder reeds voorziene maatregelen) Het RUP beoogt in haar visievorming de herwaardering van de kloostersite met oude kloostermuur. In de voorschriften wordt dit overblijfsel in de bosstructuur eveneens benadrukt (zie verder onder reeds voorziene maatregelen).
De bodem wordt voornamelijk vergraven op in de zones voor stedelijke ontwikkeling zoals op de voormalige site Geens. Deze locatie is reeds gedeeltelijk verstoord. De aard en omvang van de verstoring moet voorafgaandelijk onderzocht worden door middel van een archeologisch vooronderzoek. De uitgraving gaat hier deels samen met de saneringsnoodzaak. Binnen de zones voor stedelijke ontwikkeling komen geen waardevolle plaggen- of podzolbodems voor, hoofdzakelijk verstoorde bodems volgens de bodemkaart . Bij vergraving bestaat er een potentiële kans op het verstoren van archeologische relicten, wat een significant negatief effect zou betekenen indien dit zich zou voordoen. Overblijfselen van de stadsomwalling zijn potentieel bewaard in de ondergrond. Alle werken met ingreep in de bodem zullen een onomkeerbare schade toebrengen aan de archeologische restanten. In het kader van het Verdrag van Malta streeft de Vlaamse overheid naar het behoud in situ van alle gekende archeologische relicten. De stad Aarschot en Onroerend Erfgoed zijn tot overeenstemming gekomen omtrent de nieuwe bebouwing en de aanduidingen op grafisch plan van de zone voor socio-culturele en gemeenschapsvoorzieningen. De bebouwing in deze zone wordt onder strikte voorwaarden beperkt, alsook de zone is in oppervlakte beperkt. Tevens stellen de voorschriften dat archeologisch detectieonderzoek met het oog op het identificeren van de potentieel waardevolle zones verplicht is voorafgaand aan de aanvraag van het bouwproject. In de gebieden waar nog geen verstoring is opgetreden of in de dieper gelegen zones (ondergrondse parking) is het ongekend of er waardevol archeologisch erfgoed kan voorkomen. Dergelijke vondsten zijn rekening houdend met de archeologische informatie niet uit te sluiten, noch te voorzien zonder bijkomend archeologisch onderzoek. De aan- of afwezigheid van 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 71 februari 2016
archeologische sporen kan dus enkel met verder onderzoek worden vastgesteld. De relevantie of het onderzoek behoort niet tot het RUP maar in het RUP is binnen de algemene bepalingen wel een voorschrift hierrond geformuleerd. Op het terrein heeft het plangebied een grote landschappelijke waarde, mee bepaald door het reliëf (zoals de steilrand achter voormalige site Geens), de variatie in bosstructuren en weilanden/akkers. Globaal bevordert het RUP de integratie van stad en landschap in de ruimere omgeving. Wegens aanpassen van de contour van projectzone voor stedelijke ontwikkeling (Geenssite) wordt er hier niet in de steilrand gebouwd. Het grondig screenen van de uiteindelijke vergunningsaanvraag evenals andere voorzorgsmaatregelen zoals het betrekken van een landschapsdeskundige bij de inrichting van het terrein maakt dat de site kan worden opgewaardeerd. De floristische link met het landschap kan worden gestimuleerd. Het komt er dan ook op neer om de ontwikkeling van het gebied aan te grijpen als een mogelijkheid om aan landschapsontwikkeling te doen. Deze landschapsontwikkeling is niet enkel in RUP-voorschriften vast te leggen maar zal via een vergunningen- en beheertraject dienen te worden uitgewerkt. Samenwerkingsverbanden kunnen hierbij aan bod komen.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 72 februari 2016
5.4.4.3
Maatregelen (reeds voorzien) Reeds voorzien in het RUP Het RUP heeft een aanduiding van erfgoedlandschap (Art. 10) op het grafisch plan en in de voorschriften opgenomen. Elementen die van belang zijn onder fauna en flora zijn ook bepalend voor het landschap. Deze zijn dan ook in deze paragraaf relevant. Er wordt verwezen naar voorgaande discipline. Ondermeer: - Aanduiden van projectzones voor stedelijke ontwikkeling voor het toelaten van ontwikkelingen; overige zones worden aangeduid als boszones en zones in open ruimte gebied met aangepaste voorschriften zonder harde ontwikkelingsmogelijkheden. - Maatregelen ten behoeve het maximaal behouden van de landschappelijke kenmerken van het gebied, evenals de begroeiing (zie ook eerder in deze screening); zoals …het maximaal behoud van, de zorg voor en het beheer van het landschap te verzekeren, in aansluiting met …. reliëfskenmerken, kenmerken van natuurlijke begroeiing en elementen met een bouwkundige en landschappelijke erfgoedwaarde. De afweging omtrent de contour/bebouwing in de steilrand van de projectzone voor stedelijke ontwikkeling site Geens is meegenomen tijdens een overleg met OE, stad, ontwerper projectsite en Antea Group begin 2014. Naar aanleiding van dit overleg en bijkomende acties inzake inventarisatie en bepalen van te vrijwaren zones (veldwerk en terreinoverleg ANB, OE en stad), werd op het grafisch plan de contour van de projectzone Art.1 aangepast: de projectzone zal niet tot in de steilrand meer komen en in het RUP wordt binnen de ‘zone voor bos’ een zone ‘voor historische zichtas’ opgenomen waarbinnen een hakhoutbeheer ondermeer mogelijk is. In de projectzone voor stedelijke ontwikkeling is ondermeer opgenomen dat - het bouwproject mag het topografische oppervlak (het natuurlijk reliëf) zoals dit bestaat op het ogenblik van inwerkingtreding van dit RUP slechts aansnijden en wijzigen voor de oppervlakte van de bouwcontouren alsook de noodzakelijke bouwdelen voor ontsluiting, toegangen en openbare ruimte, ook tijdens de werkzaamheden. Voor het overige dient dit natuurlijk reliëf ongewijzigd te blijven of hersteld te worden. Uitgegraven ijzerzandsteen en Diestiaanzand, dewelke kenmerkend zijn voor de streek, dienen te worden verzameld en later op het terrein gebruikt als materiaal bij de inrichting en de aanleg van het onbebouwd terrein; - het vellen van bomen is slechts toegelaten voor zover dit noodzakelijk is voor de oprichting van constructies en de toegankelijkheid ervan, of voor de aanleg van het openbaar domein, de paden en de wegen; - afsluitingen of afrastering op de steilranden en de kruinen van de hellingen die de doorgang en de migratie van aanwezige fauna beperken of verhinderen langs de steilranden en de kruinen van de hellingen, zijn niet toegelaten; - Art. 8 stelt dat : de “kloostermuur” in de steilrand, zoals aangeduid op het grafisch plan, dient te worden gerenoveerd, behouden en beschermd in samenhang met de realisatie van een kwalitatief publiek toegankelijk pad. Alle werken, handelingen en wijzigingen met betrekking tot het behoud, de restauratie en de bescherming van de “kloostermuur” zijn toegestaan. Een vergunningsaanvraag voor deelzone 3a of 3b volgens art. 1 dient de renovatie van de kloostermuur in zijn totaliteit te omvatten, of aan te tonen dat deze renovatie reeds heeft plaatsgevonden in uitvoering van eerdere vergunningen. Het RUP besteedt via haar voorschriften aandacht aan het bouwkundig erfgoed, ondermeer door de bepalingen: 6. Zone voor socio-culturele en gemeenschapsvoorzieningen - Alle werken, handelingen en wijzigingen met betrekking tot het behoud, de restauratie en de heropbouw, de bescherming en het publiek toegankelijk maken van de historische stadsvesten zijn toegestaan. - Archeologisch detectieonderzoek met het oog op het identificeren van de potentieel waardevolle zones is verplicht voorafgaand aan de aanvraag van het bouwproject - Eén enkel bouwvolume mag opgericht worden met een maximale bruto terreininname van 600m² en een maximale totale kroonlijsthoogte van 3,00m in geval van hellende daken en
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 73 februari 2016
maximum 3,50m in geval van platte daken 3,50m, en een maximum nokhoogte van 4,50m. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige dient de inpassing van het voorwerp van de aanvraag in de globale ontwikkeling van de zone van het RUP volgens de bestemming in grondkleur aan te tonen, teneinde de goede ruimtelijke ordening niet in het gedrang te brengen, waarbij een aantal beoordelingscriteria dienen gehanteerd te worden. Algemene bepalingen 0.8 Waardevolle gebouwen, bouwdelen en omgevingselementen - Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning met betrekking tot alle gehelen van bebouwing, gebouwen, bouwdelen en omgevingselementen, die hetzij opgenomen zijn in de door de bevoegde overheid of instantie vastgestelde inventaris van bouwkundig erfgoed, hetzij op het grafisch plan aangeduid worden als “lokaal waardevol patrimonium”, dient aan te tonen dat het behoud en/of het herstel van de erfgoedwaarde van het gebouw worden nagestreefd. De erfgoedwaarde heeft betrekking op de oorspronkelijke bouwstijl, de oorspronkelijke compositie van de bouwonderdelen onderling, de gevelmaterialen, de bouwtechnieken, specifieke architecturale elementen, en/of het waardevolle karakter van het bouwblok als architecturaal geheel, dewelke het gebouw of gebouwencomplex in zijn oorspronkelijke vorm zijn waardevol karakter verlenen, evenals het waardevolle karakter van de oorspronkelijke omgevings-, park- of tuinaanleg, behorend bij het gebouw of gebouwencomplex. - Wijzigingen van de functie van het gebouw zijn toegestaan indien het waardevol karakter niet wordt aangetast door de nieuwe functie. Functiewijzigingen kunnen enkel worden toegestaan voor zover deze geen abnormale hinder en/of risico betekenen voor de omgeving. De woonfunctie is daarbij toegestaan. - De overheid kan steeds bijkomende informatie vragen omtrent de historiek en toestand van het gebouw alvorens uitspraak te doen omtrent de voorgestelde verbouwingen. De overheid kan steeds een plaatsbezoek vragen omtrent de historiek en toestand van het gebouw alvorens uitspraak te doen omtrent de voorgestelde verbouwingen. 5.4.4.4
Conclusie De landschappelijke gevoeligheden/waarden zijn in deze screening opgelijst, ondermeer gestaafd met verkennend terreinbezoek, bijkomende overlegmomenten en daaruit voortvloeiende acties. De kwetsbaarheden werden dan ook reeds afgetoetst tijdens de visievorming&opmaak van het RUP. Het RUP heeft in haar bestemmingszones & voorschriften hier in overleg met Agentschap Onroerend Erfgoed rekening mee gehouden, ondermeer door haar globale structuur en door de aandacht die uitgaat naar de Orleanstoren, de historische zichtas, archeologie de steilrand, de waardevolle gebouwen en haar omgeving. De bebouwing t.h.v. de Orleanstoren wordt voorzien aansluitend bij de bestaande bebouwing. Aanzienlijke effecten op landschap treden niet op. Het komt er dan ook voor de stad op neer om in de inrichting en het beheer van het terrein – evenals tijdens de werkzaamheden - als goede huisvader op te treden. Enkele voorstellen vanuit fauna en flora zijn ook zeker hier onder landschap van toepassing. Het grondig screenen van de uiteindelijke vergunningsaanvraag evenals andere voorzorgsmaatregelen zoals het betrekken van een landschapsdeskundige bij de inrichting van het terrein. Het komt er dan ook op neer om de ontwikkeling van het gebied aan te grijpen als een mogelijkheid om aan landschapsontwikkeling te doen. Deze landschapsontwikkeling is niet enkel in RUP-voorschriften vast te leggen maar zal via een vergunningen- en beheertraject dienen te worden uitgewerkt. Samenwerkingsverbanden kunnen hierbij aan bod komen. Verder zijn ook de geldende regelgeving van toepassing.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 74 februari 2016
5.4.5
Mens
5.4.5.1
Referentiesituatie Voor de mobiliteitsgerelateerde aspecten wordt er integraal verwezen naar het mobiliteitsluik in bijlage bij deze screening. De aanwezige functies zijn aan bod gekomen in de toelichtingsnota bij het RUP en op het huidige bestemmingsplan en tevens in §6.2 van deze screening. De meest relevante functies zijn wonen, winkelen, zachte recreatie, educatie, natuur, landbouw. Er liggen geen Seveso-bedrijven binnen een afstand van 2km rond het plangebied. De omgevingskwaliteit wordt voornamelijk bepaald door de geluidsproductie van het verkeer op de bestaande wegenis. Wanneer bijvoorbeeld de geluidscontourenkaart wegverkeer Lden van AWV wordt geraadpleegd, kan er worden afgeleid dat de Steenweg op Sint-Joris-Winge bepalend is voor het geluidsklimaat in de westelijke rand van het plangebied. Globaal is het open ruimte gebied relatief rustig, evenals de boszones. De zones voor stedelijke ontwikkeling zijn gelinkt aan het centrum en op die manier vanuit het centrum beïnvloed.
Figuur 5-12 – Geluidskaart wegen (AWV)
Luchtkwaliteit De huidige luchtkwaliteit in het studiegebied is weergegeven in onderstaande figuren (bron VMM 2010-2012): - Overschrijding van het PM10 daggemiddelde: Deze laag visualiseert het aantal overschrijdingen van 50 µg/m3 daggemiddelde concentratie van PM10. Een normoverschrijding vindt plaats wanneer deze waarde op een jaar meer dan 35x wordt overschreden. Deze norm wordt regelmatig overschreden in Vlaanderen. - PM10 jaargemiddelde: Deze laag visualiseert de jaargemiddelde concentratie van PM10. Vanaf een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m³ is de norm overschreden. Dit laatste gebeurt voornamelijk in de gekende probleemgebieden (hotspots). 2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 75 februari 2016
-
-
NO2 jaargemiddelde: Deze laag visualiseert de jaargemiddelde concentratie van NO2. Vanaf een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m³ is de norm overschreden. Dit gebeurt voornamelijk op verkeersintensieve plaatsen. Totale index: Deze laag toont de hoogste index per roostercel van de 3 vorige lagen. VMM geoloket lucht geeft geen jaargemiddelde concentraties van PM2,5 weer. De fijn stof PM2,5: Immissiegrenswaarden volgens Vlarem II (=toekomstige grenswaarde): 25 µg/m³ vanaf 2015 en 20 µg/m³ vanaf 2020. Op basis van een normaal aandeel van grootte orde 65à70% van PM2,5 in PM10 (hoe hoger de concentratie PM10 hoe hoger verhoudingsgewijs het aandeel van PM2,5-fractie binnen deze PM10), kan voor PM2,5 in de omgeving van het plangebied worden geconcludeerd dat een aandeel van 13,65 à 16,25 µg/m³ PM2,5 in het studiegebied onder de toekomstige immissiegrenswaarde blijft.
Uit de figuren blijkt dat de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied vrij goed is. Er werden uitgemiddeld over de periode 2010-2012 geen normoverschrijdingen voor de parameters PM10 (daggemiddelde en jaargemiddelde norm), PM2,5 en NO2 (jaargemiddelde norm) vastgesteld.
Figuur 5-13 – Overschrijding van het PM10 daggemiddelde (VMM)
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 76 februari 2016
Figuur 5-14 – PM10 jaargemiddelde (VMM)
Figuur 5-15 – NO2 jaargemiddelde (VMM)
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 77 februari 2016
Figuur 5-16 – Totale index
5.4.5.2
Effecten Voor de mobiliteitseffecten wordt er integraal verwezen naar het mobiliteitsluik in bijlage bij deze screening. Het mobiliteitsonderzoek geeft de volgende algemene conclusie: Verkeersafwikkeling voor de kruispunten: Kruispunt Leuvensesteenweg x Steenweg op Sint-Joris-Winge x Boudewijnlaan Kruispunt R25 x Steenweg op Sint-Joris-Winge x Gelrodeweg Kruispunt Leuvensesteenweg x Albertlaan x Leuvensestraat Kruispunt Leuvensestraat x centrale toegangsweg blijkt dat ondanks de toename van de belasting van de verschillende ontsluitende kruispunten er toch kan gesteld worden dat dit bijkomend verkeer de afwikkeling van deze kruispunten niet in het gedrang brengt. Zowel in de ochtend- als de avondspits blijft een vlotte afwikkeling gegarandeerd. Op de overige kruispunten is de impact verwaarloosbaar. Op de Leuvensesteenweg blijft er sprake van een goede oversteekbaarheid door de aanwezigheid van zebrapaden. De verkeersgeneratie van het project is dermate beperkt dat de verkeersveiligheid in de omgeving van het projectgebied niet in gedrang komt. Inzake functies beoogt het RUP een toename aan stedelijke functies en het vrijwaren van de open ruimte functies. Zie ook §6.2.3 in deze screening. In de open ruimte ligt bovendien de nadruk op het verder educatief uitbouwen van het parklandschap en tevens het stimuleren van hobbytuinbouw. Het RUP herstelt in haar visie de link tussen de lager gelegen stad binnen de historische vesten en het hoger gelegen landbouwgebied van de Kapittelberg. Het RUP geeft nieuwe beheersfuncties voor de open ruimte, in functie van differentiatie van de land- en tuinbouwfunctie, de natuurfunctie, en het recreatief medegebruik. Participatie in de werking van deze open ruimte door de stadsbewoner staat voor de stad Aarschot hierin centraal. Er worden geen woonfuncties ontnomen of onttrokken aan het plangebied.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 78 februari 2016
Een verlaten bedrijfssite wordt ontwikkeld; een binnengebied krijgt mogelijkheden. Het RUP zal de wijk Orleanstoren opnieuw betrekken bij de stad en de open ruimte. De straat en het wonen wordt aldus opgewaardeerd. De activiteiten die mogelijk gemaakt worden via het RUP sluiten aan bij de activiteiten van een centrumomgeving. Er zal een grotere dynamiek (bezoekers winkel, nieuwe inwoners, personeel, gemeenschapsvoorziening…) zijn binnen en in de nabije omgeving van het plangebied dan nu het geval is. Dit past in het stedelijk beleid dat de provincie en de stad wenst te voeren. Uiteraard zal het bundelen van activiteiten zoals handel en wonen in stedelijk gebied bijkomend verkeer genereren, maar dit is onvermijdelijk en rechtstreeks verbonden met het stedelijk gebiedsbeleid. Effecten op het functioneren zijn positief. Het plan oefent geen invloed uit op het vergroten van het overstromingsrisico (zie discipline water). Het RUP vormt niet het kader voor de realisatie van Seveso-plichtige bedrijven. In het RUP zijn er aandachtsgebieden aanwezig en worden er bijkomend aandachtsgebieden gecreëerd (zijnde woongebied). Binnen de 2km liggen geen Seveso-bedrijven. Er wordt niet verwacht dat het plan een invloed heeft op de veiligheid. Het aspect externe veiligheid wordt geadviseerd door de dienst hinder van de Vlaamse overheid. Hinderaspecten zijn voornamelijk gerelateerd aan de verkeersgeneratie op de wegen rondom het plangebied. Voor de meest relevante wegen betekent dit:
Naar rustverstoring toe kan gesteld worden dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn voor het plan gezien: De activiteiten en verkeersgeneratie in de omgeving hebben nu reeds een zekere geluidsproductie die is gelinkt aan stedelijke functies. Het RUP zal een toename van functies en genereren die verkeer mogelijk maken. Uit het mobiliteitsonderzoek en de cijfers in bovenstaande tabel blijkt dat op een piekmoment er nergens een toename van verkeer mogelijk is van meer dan 100%. Daaruit voortvloeiend zal de stijging in dB(A) lager zijn dan 3dB(A), waardoor effecten dan ook verwaarloosbaar zijn. Er worden via het RUP geen activiteiten mogelijk gemaakt die significante luchtverontreiniging kunnen veroorzaken. In het mobiliteitsluik is de verkeersgeneratie in beeld gebracht. Er zal een toename aan verkeersproductie zijn maar nergens genereert deze een aanzienlijk effect op de afwikkeling. Zoals blijkt in bovenstaande tabel met etmaalwaarden, is er een zekere procentuele toename te verwachten op de Leuvensestraat-Leuvensesteenweg. De huidige en de geplande toestand in in CAR-Vlaanderen II in beeld gebracht voor de Leuvensestraat (condities: normaal stadsverkeer, wegtype 3a zijnde 3a = beide zijden bebouwing, afstand wegas-gevel 1,5-3x hoogte bebouwing;, bomenfactor 1, afstand wegas 7m; zwaar verkeer 0-personenauto’s, middelzwaar en autobussen 1); situatie 2015
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 79 februari 2016
De volgende informatie wordt bekomen bij doorlopen van het model (2015) Leuvensestraat Leuvensestraat Leuvensestraat Bijdrage plan tov MKN* achtergrond huidig geplande activiteit Jaargemiddelde NO2 (μg/m³) 18,9
22,1
24,3 (+2,2)
5,5% = relevant
Jaargemiddelde PM10 (μg/m³) 20,7
21,1
21,4 (+0,3)
0,75% = niet significant
Aantal overschrijdingen daggrens-waarde PM10
0
0
0
15,4
15,6 (+0,2)
0,8% = niet significant
0
Jaargemiddelde PM2,5 (μg/m³) 15,1
*NO2: 40 µg/m3 /kalenderjaar; Fijn stof PM10: 40 µg/m3 /kalenderjaar en 50 µg/m3 /24u voor max. 35xper jaar; PM 2,5: 25 µg/m3 /kalenderjaar vanaf 1/1/2015 Richtlijn - Procentuele bijdrage plan tov de milieukwaliteitsnorm: als 1-3% van de milieukwaliteitsnorm wordt dit als beperkt beschouwd als 3-10% van de milieukwaliteitsnorm wordt dit als relevant beschouwd Er komen in de huidige toestand geen normoverschrijdingen voor. Vanuit het plan is er geen significante bijdrage inzake fijn stof te verwachten en een relevante bijdrage inzake NO2. In de geplande toestand worden de normen evenwel niet overschreden. De verkeersgeneratie is dan ook niet van die aard dat er een overschrijding zou zijn van de geldende normen (NOX, fijn stof, SO2,…).
5.4.5.3
Maatregelen (reeds voorzien) Het RUP heeft in haar voorschriften programma-randvoorwaarden opgelegd. Deze zorgen ervoor dat er geen aanzienlijke effecten optreden.
5.4.5.4
Conclusie Het RUP maakt de ontwikkeling van stedelijke functies mogelijk op een momenteel verlaten terrein in het centrum, hetgeen positief wordt beoordeeld. Er zal een grotere dynamiek (bezoekers winkel, nieuwe inwoners, personeel, gemeenschapsvoorziening…) zijn binnen en in de nabije omgeving van het plangebied dan nu het geval is. Dit past in het stedelijk beleid dat de provincie en de stad wenst te voeren. Uiteraard zal het bundelen van activiteiten zoals handel en wonen in stedelijk gebied bijkomend verkeer genereren, zoals onvermijdelijk en rechtstreeks verbonden met het stedelijk gebiedsbeleid. Ondanks de toename van de belasting van de verschillende ontsluitende kruispunten kan er toch gesteld worden dat dit bijkomend verkeer de afwikkeling van de kruispunten niet in het gedrang brengt. Zowel in de ochtend- als de avondspits blijft een vlotte afwikkeling gegarandeerd. Verder geeft dit bijkomend verkeer geen merkbaar verschil inzake omgevingsgeluid. Vanuit het plan is er geen significante bijdrage inzake fijn stof te verwachten en een relevante bijdrage inzake NO2. In de geplande toestand worden de normen evenwel niet overschreden.
5.5
Leemten in de kennis Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet beoordeeld kan worden.
5.6
Grensoverschrijdende effecten Het plangebied ligt meer dan 10km van een gewest- en landsgrens.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 80 februari 2016
Gelet op de ligging van het plangebied, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landsgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen.
5.7
Disciplineoverschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten De gevoeligheden in het kader van bodem- en wateraspecten, ecologie, landschap&erfgoed en mens zijn in deze screening opgelijst, maar werden ook reeds afgetoetst tijdens de visievorming&opmaak van het RUP. Het RUP heeft in haar voorschriften hier reeds terdege en uitgebreid rekening mee gehouden en dit tevens in overleg met Agentschap voor Natuur en Bos en Agentschap Onroerend Erfgoed. Er zijn aldus vanuit de verschillende disciplines geen aanzienlijke effecten te verwachten door uitvoering van het RUP. Gelet op de ligging van het plangebied, de maatregelen die reeds zijn ingebed in het RUP en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten, wordt geconcludeerd dat er geen significant aanzienlijk negatieve effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP ‘De Torens’. Het RUP, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in de plan-m.e.r.-regelgeving.
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 81 februari 2016
Beslissing Dienst Mer
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 82 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 83 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 84 februari 2016
6
Bijlage 2: mobiliteitsonderzoek
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 85 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 86 februari 2016
7
Bijlage 3: Fotoreportage
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 87 februari 2016
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 88 februari 2016
8
Bijlage 4: Grafisch register planbaten, planschade en bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften
2232233030_MVT RUP De Torens: Toelichtingsnota
pagina 89 februari 2016