Lokaal flankerend onderwijsbeleidsplan 2009-2013 gemeentebestuur As Goedgekeurd door de Gemeenteraad in haar zitting van 22 januari 2009
1
LOKAAL FLANKEREND ONDERWIJSBELEIDSPLAN 2009‐2013 GEMEENTEBESTUUR AS: INLEIDING 3 DEEL I........................................................................................................................................... 4 DECRETALE VERPLICHTINGEN EN 10 BELEIDSSPOREN VOOR EEN FLANKEREND ONDERWIJSBELEID .................................................................................................................................................... 4 1.
Wat zegt het decreet? .................................................................................................................................... 4
2. Afbakening onderwijs‐ en flankerend onderwijsbeleid.................................................................................... 4 2.1 ONDERWIJSBELEID...........................................................................................................................................................4 2.2 FLANKEREND ONDERWIJSBELEID .........................................................................................................................................5 3. De nieuwe decretale verplichtingen................................................................................................................ 5 3.1 CONTROLE OP DE LEERPLICHT ............................................................................................................................................5 3.2 KLEUTERPARTICIPATIE ......................................................................................................................................................5 3.3 SPIJBELPROBLEMATIEK .....................................................................................................................................................6 4. Andere bepalingen binnen het decreet ........................................................................................................... 6 4.1 SOCIALE VOORDELEN .......................................................................................................................................................6 4.1.1 Wat zijn de sociale voordelen?...........................................................................................................................6 4.1.2 Wanneer ontstaan de sociale voordelen? .........................................................................................................7 4.1.3 Wat dient het gemeentebestuur aan sociale voordelen uit te betalen? ..........................................................7 4.2 ANDERE VOORDELEN .......................................................................................................................................................7
DEEL II.......................................................................................................................................... 8 ONDERWIJS IN DE GEMEENTE AS: SITUATIESCHETS ..................................................................... 8 1.
Algemene gegevens........................................................................................................................................ 8
2.
Concrete onderwijssituatie ............................................................................................................................. 9
3. Sociale voordelen voor het onderwijs in As? ................................................................................................. 10 3.1 OCHTEND‐, AVOND‐ EN MIDDAGTOEZICHTEN......................................................................................................................10 3.2 GEBRUIK INFRASTRUCTUUR SPORT EN CULTUUR ..................................................................................................................11 3.3 KINDEROPVANG ............................................................................................................................................................11 3.4 ZWEMMEN ..................................................................................................................................................................11 3.5 LEERLINGENVERVOER .....................................................................................................................................................12
DEEL III....................................................................................................................................... 13 BELEIDSSPOREN VOOR EEN LOKAAL FLANKEREND ONDERWIJSBELEID OP MAAT VAN DE BASISSCHOLEN IN DE GEMEENTE AS .......................................................................................... 13 Stap 1: Visie flankerend onderwijsbeleid binnen de gemeente bepalen ................................................................13 Stap 2: Begroten van het flankerend onderwijsbeleid ............................................................................................14 Stap 3: Aanstellen van een regisseur.......................................................................................................................15 Stap 4: Organiseren van een lokale overleg‐ en adviesstructuur............................................................................15 Stap 5: Visie van het lokaal bestuur duiden ............................................................................................................16 Stap 6: Vastleggen prioriteiten................................................................................................................................17 Stap 7: Prioriteiten in een plan opnemen. ..............................................................................................................17 Stap 8: Het onderwijsplan concretiseren in operationele doelstellingen ...............................................................18 Stap 9: Evaluatie en terugkoppeling........................................................................................................................18
2
Lokaal flankerend onderwijsbeleidsplan 2009-2013 gemeentebestuur As: inleiding
Het decreet betreffende het flankerend onderwijs op lokaal niveau werd op 30 november 2007 goedgekeurd. Als kleine gemeente willen wij naast het verplichtend gedeelte van het decreet toch een engagement opnemen om ook de 10 voorgestelde beleidssporen te onderzoeken. Het betekent voor ons gemeentebestuur in de eerste plaats vooral een kans om via een netneutrale houding onze regisseursrol klaar en duidelijk op te nemen. In onze gemeente zijn drie onderwijsnetten vertegenwoordigd: het gemeenschapsonderwijs, het vrij onderwijs en gemeentelijk onderwijs waarbij het bestuur als inrichtende macht haar beheerdersrol opneemt. Alle drie de netten bieden enkel basisonderwijs (lager- en kleuteronderwijs) aan. Dat maakt van elk van hen evenwaardige partners in het onderwijsdebat dat het lokaal flankerend onderwijsbeleid schraagt. We zijn het trouwens niet anders gewoon: deze bundel die voorligt is dan ook vooral een oefening in het neerschrijven van goede praktijken in onze eigen gemeente. Veel zaken worden immers al jaren structureel uitgevoerd met voornamelijk het spreekwoordelijke “gezonde boerenverstand”. Het college van burgemeester en schepenen wenst niet meer maar ook niet minder dan een verderzetting van deze gezonde en goede samenwerking met alle betrokkenen. Het voorliggende lokaal flankerend onderwijsbeleidsplan is een aanzet tot het uittekenen van een duidelijke structuur, aanspreekpunt en wil een voorzet zijn tot het opstarten van een meer geformaliseerd overleg binnen het gemeentelijk onderwijsveld.
Miel Craeghs burgemeester
Kathleen De Cleene schepen van onderwijs
3
Deel I Decretale verplichtingen en 10 beleidssporen voor een flankerend onderwijsbeleid 1. Wat zegt het decreet? Het decreet stelt in artikel 3 dat “het flankerend onderwijsbeleid het geheel van acties van een lokale overheid is, om vertrekkende vanuit de lokale situatie en aanvullend bij het Vlaamse onderwijsbeleid, een onderwijsbeleid te ontwikkelen in samenwerking met de lokale actoren”. Door samenwerking tussen alle onderwijsactoren creëert het flankerend onderwijsbeleid extra mogelijkheden voor het onderwijsgebeuren. Het flankerend onderwijsbeleid is in het bijzonder gericht op de gelijke onderwijskansen. Sommige lokale problematieken zoals spijbelen en het onvoldoende participeren van de kleuters aan het onderwijs zijn moeilijk centraal te regelen. Bij dergelijke belangrijke thema’s is de medewerking van de lokale overheid nodig zonder dat dit afbreuk doet aan de bevoegdheid van noch de lokale overheid noch andere inrichtende machten om zelf onderwijs in te richten. Het gemeentebestuur heeft een bijzondere regierol inzake het lokaal flankerend onderwijsbeleid. Deze rol komt te staan naast de klassieke rol van organisator van eigen onderwijs, die overigens integraal behouden blijft. Het lokaal flankerend onderwijsbeleid is per definitie netoverschrijdend van aard en vereist een netneutrale opstelling. Om die neutraliteit te waarborgen is minstens een structurele scheiding in het gemeentebudget nodig tussen de uitgaven voor het eigen onderwijs en die voor het flankerend onderwijsbeleid. Het flankerend beleid wordt geleid door een gemeenteambtenaar of medewerker die zich neutraal opstelt. Deze medewerker dient ook ruimtelijk gescheiden te zijn van de bestaande onderwijsdienst. De regisseur geeft de regierol vorm. Hij coördineert het netoverschrijdend overleg met de lokale partners en het netwerk met andere sectoren, overlegt met het lokale onderwijsveld, zorgt voor breed gedragen adviezen en stimuleert het ontstaan van een beleid. Onderwijsbeleid veronderstelt planmatig werken. Omwille van de drie decretaal opgelegde beleidsthema’s dient ook in onze gemeente lokaal afspraken gemaakt en aldus een gestructureerd beleid gevoerd te worden. Dergelijke afspraken worden vastgelegd in een (onderwijs)plan. Dit beleid wordt aangestuurd door een netoverschrijdende gemeentelijke overleg- en adviesstructuur (onderwijsraad), conform art. 200 van het Gemeentedecreet. Deze adviesraad bepaalt de lokale beleidsprioriteiten op basis van de lokale behoeften. De regisseur zorgt ten slotte voor de uitvoering van het beleid en voor een jaarlijkse evaluatie.
2. Afbakening onderwijs- en flankerend onderwijsbeleid 2.1 ONDERWIJSBELEID De kerntaak van het onderwijs is het nastreven en bereiken van de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen (ODET) zoals bepaald door het Vlaams Parlement. Om onderwijs te organiseren heeft men drie componenten van doen: de nodige infrastructuur, een omkadering en werkingsmiddelen. Het is de taak van de Vlaamse overheid om die middelen ter beschikking te stellen. De omkadering is voor alle scholen gelijk. Het lestijdenpakket en de bijkomende uren worden berekend volgens het aantal leerlingen, ongeacht de inrichter van onderwijs en komen volledig ten laste van de Vlaamse overheid. In het kader van het te voeren flankerend onderwijsbeleid kan de schepen van onderwijs behalve de leerlingenkenmerken per vestigingsniveau nu ook het budget werkingsmiddelen van de scholen op hun grondgebied opvragen. Ook de werkingsmiddelen worden vanaf september 2008 met de nieuwe financiering op een gelijkwaardige manier berekend. De Vlaamse overheid doet een grote inspanning om elke school in staat te stellen om naast het nastreven en bereiken van de ODET de verlevendiging van het onderwijs, zoals korte extra4
murosactiviteiten mogelijk te maken. Daarnaast mag elk schoolbestuur nog de strikte en de minder strikte maximumfactuur aan de ouders doorrekenen om alle gemaakte kosten te betalen.
2.2 FLANKEREND ONDERWIJSBELEID Naast hun kerntaak worden de scholen steeds meer geconfronteerd met een aantal extra maatschappelijke opdrachten. Denken we maar aan de veiligheid van en naar de school, bij ons in mindere mate: de spijbelen drugsproblematiek en de kleuterparticipatie. Deze opdrachten staan in de rand van het schoolse gebeuren en hebben niet rechtstreeks een link met de ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Het gemeentebestuur kan hiervoor extra middelen ter beschikking stellen om in samenspraak met alle actoren binnen het onderwijslandschap deze extra maatschappelijke opdrachten te helpen verwezenlijken. In de eerste plaats dient er dus een gestructureerd overlegorgaan in plaats gesteld te worden waarbij de dialoog tussen alle onderwijspartners uitmondt in een onderwijsbeleidsplan. Dit is de essentie van het flankerend onderwijs.
3. De nieuwe decretale verplichtingen Het aantal decretale verplichtingen voor de gemeentebesturen is beperkt tot: • de sociale voordelen: dit is een beperkte lijst, die enkel van toepassing is indien er input is van eigen financiële middelen van de gemeente in het gemeentelijk onderwijs; • medewerking aan de leerplichtcontrole; • medewerking aan het aanpakken van de spijbelproblematiek en • bevordering van veralgemeende kleuterparticipatie. Alle andere initiatieven zijn facultatief!
3.1 CONTROLE OP DE LEERPLICHT Art. 15 van het decreet bepaalt dat het gemeentebestuur haar medewerking dient te verlenen aan de jaarlijkse controle op de leerplicht, waarbij de Vlaamse regering de procedure bepaalt. De medewerking die wordt verwacht, is een opdracht voor diverse gemeentelijke diensten in samenwerking met de lokale politie. In de praktijk komt het hierop neer dat het college van burgemeester en schepenen (in casu de gemeentesecretaris) in januari een schrijven ontvangt van de Dienst voor leerplichtcontrole van het Ministerie van onderwijs en vorming met het verzoek uitsluitsel te geven over de dossiers die zijn bijgevoegd. Het betreft dossiers van leerplichtigen die in geen enkele officiële databank zijn teruggevonden en waarbij dus het vermoeden bestaat dat de leerplicht ontdoken wordt. Door de band controleert de dienst Burgerzaken eerst de administratieve gegevens. Vervolgens worden de dossiers doorgeschoven naar de wijkagent, die op huisbezoek gaat. De gecontroleerde dossiers worden vervolgens terugbezorgd aan de Dienst voor leerplichtcontrole. Deze stuurt de niet opgehelderde dossiers vervolgens door aan de procureur des Konings van het betrokken arrondissement.
3.2 KLEUTERPARTICIPATIE Het decreet stipuleert dat de gemeentebesturen hun medewerking verlenen aan maatregelen tot veralgemeende deelname van de kleuters aan het onderwijs. Een gemeente kan hiertoe zelf acties ondernemen of acties van de lokale actoren coördineren of ondersteunen om het regelmatig schoolbezoek van kleuters aan te moedigen. Ze werkt daartoe samen met de scholen en CLB’s. Medewerkers van Kind en Gezin, het OCMW en van doelgroepenorganisaties zouden bij contacten met doelgroepgezinnen extra alert moeten reageren op de aanwezigheid van kleuters en de ouders sensibiliseren over het belang en de voordelen van de kleuterschool. In de hoop dat dergelijke gesprekken met neutrale vertrouwenspersonen, eventueel gecombineerd met daadwerkelijke begeleiding naar de school van hun keuze, ouders zal aanzetten tot inschrijving. Daarnaast zijn er de kleuters die wel in een school zijn ingeschreven, maar niet of onregelmatig naar school gaan of die stelselmatig te laat komen. Hier ligt een taak weggelegd voor de zorgcoördinatoren op het niveau van de scholengemeenschappen. Zij dienen een gezamenlijk beleid of actieplan uit te tekenen en afspraken te maken met het lokaal bestuur om de regelmatige aanwezigheid te stimuleren. 5
Belangrijk is opnieuw dat vanuit het onderwijsveld, de basis, signalen worden overgemaakt aan de gemeentelijke onderwijsbeleidsmakers.
3.3 SPIJBELPROBLEMATIEK1 Ook hier stipuleert het decreet dat het lokale bestuur haar medewerking dient te verlenen aan het bevorderen van het regelmatig schoolbezoek en het aanpakken van spijbelgedrag van leerplichtige leerlingen in de scholen, gelegen op hun grondgebied. Zij kunnen hiertoe zelf acties ondernemen of de acties van lokale actoren coördineren of ondersteunen. In voorkomend geval overlegt het lokaal bestuur met de lokale onderwijsactoren, waaronder minstens de scholen en de CLB’s. De Vlaamse overheid onderzoekt momenteel op welke wijze ze de lokale overheden gegevens uit centrale databanken kan aanleveren teneinde hun werking op dit vlak te versterken. Een lokale overheid kan immers geen beleid voeren als ze geen zicht heeft op de aard of de ernst van het probleem. Aanvullende gegevens van de CLB’s of de scholen zijn in ieder geval nodig. Indien in onze scholen een duidelijke spijbelproblematiek zou vastgesteld worden kan in onderling overleg gestreefd worden naar adequate maatregelen.
4. Andere bepalingen binnen het decreet 4.1 SOCIALE VOORDELEN De sociale voordelen waren één van de vele compromissen binnen de Schoolpactwet van 1958. Artikel 33 gaf aan dat de gemeenten de vrije scholen geen voordelen meer mochten geven met uitzondering van de sociale voordelen, teneinde het Rijksonderwijs (huidig GO!) niet te benadelen. Toen het onderwijs de overstap maakte van federale naar gewestmaterie, werden de sociale voordelen ingeschreven in het Decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997 (art. 92 tot 95). Evenwel werd de gedachtegang in Vlaanderen omgedraaid en werd gesteld dat de gemeenten binnen de sociale voordelen alle scholen op hun grondgebied evenwaardig moesten behandelen. De sociale voordelen werden op 30 november 2007 uit het decreet basisonderwijs verwijderd en opgenomen in het decreet betreffende het flankerend onderwijs op lokaal niveau. Dit impliceert dat zij eveneens van toepassing zijn op het secundair onderwijs, met uitzondering van de regeling voor het zwemmen en het leerlingenvervoer (cfr. artikel 4 van het decreet). 4.1.1 WAT ZIJN DE SOCIALE VOORDELEN?2
De vijf sociale voordelen, zoals in 1997 opgenomen in het Decreet Basisonderwijs zijn gebleven: 1. ochtend- en avondtoezicht buiten de normale aanwezigheid, met uitzondering van één uur studie voor het 5de en 6de leerjaar; 2. het middagtoezicht voor maximum één uur; 3. het gebruik van de gemeentelijke infrastructuur voor sport en cultuur, uitgezonderd de lokalen bestemd voor het gemeentelijk onderwijs; 4. de toegang tot het zwembad, met uitzondering van één schooljaar in het basisonderwijs, (geen vervoer naar het zwembad!) 5. het leerlingenvervoer in het basisonderwijs (= woon-schoolvervoer)
1 De norm is dat meer dan 30 halve dagen ongewettigde afwezigheid gelijkgesteld wordt met spijbelen, al hanteren sommige steden de veel strengere norm van 10 halve dagen ongewettigde afwezigheid (in het bijzonder voor het secundair onderwijs van toepassing en niet zo zeer in onze kleine gemeente waar uitsluitend basisonderwijs wordt aangeboden en waar de spijbelproblematiek nauwelijks of niet meespeelt). 2
Sociale voordelen worden per niveau en per soort onderwijs bekeken (vb. gewoon/buitengewoon onderwijs). De memorie van toelichting bij het decreet stipuleert zelfs dat de gemeente sociale voordelen per leerjaar kan toekennen. 6
4.1.2 WANNEER ONTSTAAN DE SOCIALE VOORDELEN? Als het gemeentebestuur één van de bovenvermelde activiteiten in de gemeentescholen inricht, ontstaat er niet automatisch een sociaal voordeel. Een sociaal voordeel ontstaat enkel indien er aan drie voorwaarden tegelijkertijd voldaan wordt: -
er is een inbreng van extra financiële middelen voor de leerlingen van de eigen gemeentescholen naast de eventuele werkingsmiddelen (middagtoezicht) en het remgeld;
-
de andere scholen moeten erom verzoeken;
-
de andere scholen dienen zich minimaal aan hetzelfde stelsel te houden als door het gemeentebestuur opgelegd aan de eigen scholen.
4.1.3 WAT DIENT HET GEMEENTEBESTUUR AAN SOCIALE VOORDELEN UIT TE BETALEN? Sociale voordelen kunnen ontstaan in volgende domeinen: 1. ochtend-, avond- en middagtoezichten; 2. gebruik infrastructuur sport en cultuur; 3. kinderopvang; 4. zwemmen; 5. leerlingenvervoer. Voor een concrete analyse van de huidige onderwijssituatie in de gemeente As verwijzen wij naar het tweede deel van dit beleidsplan.
4.2 ANDERE VOORDELEN Tot 31 december 2007 kon een gemeentebestuur aan de andere schoolbesturen enkel de sociale voordelen uitkeren. Alle andere voordelen waren decretaal verboden. Om de gemeentebesturen een flankerend onderwijsbeleid te laten voeren, maakt het decreet de andere voordelen mogelijk in de context van het flankerend onderwijsbeleid. Dit betekent dat andere voordelen niet bedoeld zijn om voor de scholen bij te springen met extra middelen voor het nastreven en bereiken van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, noch voor het bouwen, onderhouden of verfraaien van de infrastructuur van andere schoolbesturen. Er werden tien beleidssporen gesuggereerd waarbinnen het flankerend beleid kan worden gevoerd en waarvoor er eventueel andere voordelen ter beschikking gesteld kunnen worden: 1. Ondersteuning leerlingen (kleuterparticipatie, taalstimulering,…) 2. Begeleiding van risicojongeren (spijbelaars, niet-schoolbare jongeren, …) 3. Ondersteuning van schoolteams (spijbelpreventie, drugspreventie,, …) 4. Creëren van leerkrachtige, stimulerende schoolomgevingen via brede schoolprojecten 5. Veilige schoolomgevingen creëren via het mobiliteitsplan 6. Een beleid van sociale voordelen voeren (organiseren, voor- en naschoolse opvang, leerlingenvervoer, …) 7. Een sociaal onderwijsbeleid voeren met oog voor armoede en sociale uitsluiting 8. Ouders en leerlingen wegwijs maken in leer- en studietrajecten 9. Stimuleren van levenslang leren 10. Werken aan een betere aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt
Uitgezonderd van de sporen 9 en 10 wil het bestuur haar engagement opnemen binnen de krijtlijnen van het decreet. De tien beleidssporen overspannen het volledige leertraject van de plaatselijke inwoner, maar blijven beperkt tot de maatschappelijke opdracht waarmee het onderwijs geconfronteerd wordt. Het gemeentebestuur zal er in het bijzonder op toe zien dat alle scholen (en dus alle schoolgaande kinderen in As) voor de andere voordelen op gelijke voet behandeld worden. Voor een analyse van de Asserse situatie wordt opnieuw verwezen naar deel 2 van dit beleidsplan.
7
Deel II Onderwijs in de gemeente As: situatieschets 1. Algemene gegevens As is een kleine voorstedelijke gemeente, gelegen in de provincie Limburg in het kanton Genk, bestuurlijk arrondissement Hasselt, gerechtelijk arrondissement Tongeren. De totale oppervlakte van de gemeente bedraagt 2 206 ha 24 a 6 ca. Het hoogste punt bevindt zich aan het kerkhof van As met 88 m. De gemeente is centraal gelegen in de provincie Limburg en heeft via busverbindingen connecties met diverse agglomeraties. Jaarlijks stijgt de bevolking van As licht. Van 1975 (index 100) tot begin 2006 is de bevolkingsaangroei gestegen naar index 128. In vergelijking met de provincie Limburg en het Vlaams Gewest is de toename van de totale bevolking in de gemeente As het grootst. De bevolkingsdichtheid van As (340 inwoners /km²) is net hoger dan die van de provincie Limburg (336 inwoners /km²), maar op zijn beurt lager dan het Vlaamse Gewest (450 inwoners /km²). Voor wat de leeftijdsopbouw betreft is 20,8% van de Asserse bevolking jonger dan 18 jaar en dus schoolgaand. In het schooljaar 2006-2007 zijn er in totaal 857 kinderen op de kleuter- en lagere scholen. Enkel de groep 60-plussers (19,3%) is net iets lager in vergelijking met de provincie Limburg (20,3%) en het Vlaamse Gewest. Demografische ontwikkeling
• •
Bron:NIS - Opm:1806 t/m 1970=volkstellingen op 31 december; vanaf 1980= inwoneraantal per 1 januari 1971: aanhechting van Niel-bij-As en gebiedsuitwisseling met Maasmechelen
De vergrijzing van de bevolking is in de gemeente As is, zoals ook in andere gemeenten en steden duidelijk merkbaar. In de periode 1981 - 2005 is het aandeel van de 60-plussers meer dan verdubbeld, met name van 658 naar 1446. Ongeveer 1 op 5 inwoners van de gemeente As is ouder dan 60 jaar. Binnen deze groep verdient de groep 80 plussers aandacht. In 1981 waren er dit 61. In 2005 is hun aandeel bijna verdrievoudigd tot 170. Drie vierde van deze groep zijn vrouwen. In de provincie Limburg is over dezelfde periode een verdubbeling van de 60-plussers, van 86.711 naar 165.653. De groep 80-plussers kent er een toename met factor 2,5 keer, namelijk van 10.171 naar 24.970 personen. 8
Bijkomend ontstaat het probleem dat er te weinig jongeren zijn om de oudere niet beroepsactieven te vervangen. De vervangingscoëfficiënt bedraagt 87. Verwacht wordt dat in 2015 dit gegeven in belangrijke mate zal toenemen. Dan zullen er meer ouderen (60+) zijn dan jongeren (0-19 jaar). Deze fenomenen zijn tevens op provinciaal als op het niveau van het Vlaams Gewest merkbaar en zijn weergegeven in onderstaande tabel. Het aantal private huishoudens bedraagt op dit ogenblik 2861. Een gezin bestaat gemiddeld uit 2,6 personen. In 1981 bedroeg dit nog 3,7 personen. Bijna de helft (43,6 %) van de huishoudens zijn gezinnen met minderjarige kinderen. Dit is hoger dan het gemiddelde van de provincie Limburg (40,5%) en het Vlaams Gewest (41,2%). Het aantal kinderen van alleenstaanden kent de laatste 8 jaar een dalende trend, namelijk 1,72%, net hoger dan de provincie Limburg (1,58%). De werkgelegenheidsgraad (26,2%) is veel lager dan het gemiddelde voor de provincie Limburg (57,2%), het kanton Genk en het Vlaams Gewest. Dit blijft quasi constant over de periode 1998 – 2004. Er zijn in totaal 1261 arbeidsplaatsen in As, waarvan 900 in loondienst. Voor de jobs in loondienst naar hoofdsector neemt de tertiaire sector het meest voor haar rekening, namelijk 363 arbeidsplaatsen, gevolgd door de quartaire sector met 304 jobs. De secundaire sector met vooral de bouwnijverheid en de industrie staat op de derde plaats met 174 jobs. De primaire sector is verantwoordelijk voor slechts 59 jobs. In de gemeente As zijn er 534 zelfstandigen actief. Dit zijn zowel zelfstandigen in hoofdberoep als in bijberoep en eventueel nog actief na pensioenleeftijd. De grootste groep zelfstandigen zijn in de handelssector vertegenwoordigd. Hun aantal neemt zeer lichtjes toe. Terwijl de dienstensector afneemt, verdubbelt de landbouwsector in 5 jaar. De werkloosheidsgraad (10,1 %) valt exact samen met deze van de provincie Limburg. De werkloosheidsgraad van de jongeren is met 21% amper lager en valt daarom quasi samen met deze van de provincie Limburg, waar ze 21,3% bedraagt. Voor wat betreft de tewerkstellingsmaatregelen vallen volgende gegevens op: -
Afname van startbaners;
-
Een sterke stijging voor ondermeer Activa-plan +45, SINE +45 en Wep-plus;
-
De jonge laaggeschoolde NWWZ (36,5% voor de gemeente As ) zijn lager in vergelijking met de provincie Limburg, waar ze 47% bedraagt;
-
De proportie arbeidsgehandicapten (18,1% voor de gemeente As) is lichtjes hoger in vergelijking met de provincie Limburg, waar ze 16,2% bedraagt.
2. Concrete onderwijssituatie Binnen de gemeentegrenzen zijn er drie lagere scholen elk van een ander onderwijsnet: één gemeentelijke basisschool, één gesubsidieerde vrije basisschool en één basisschool van de Vlaamse Gemeenschap. De basisschool van de Vlaamse Gemeenschap en de Gesubsidieerde Vrije Basisschool situeren zich geografisch in het dorpscentrum van As. De gemeentelijke basisschool ligt in het centrum van deelgemeente Niel-bij-As.
School van de Vlaamse Gemeenschap (B.S.G.O.) "De Duizendpoot" Kerkplein 3, 3665 AS Tel. 089 65 71 76 Directie: mevrouw Op 't Eynde Hilde e‐mail:
[email protected] website: http://www.deduizendpoot‐as.be/ Telling feb.2008 kleuter en basisonderwijs samen: 118 leerlingen.
9
Gesubsidieerde Vrije Basisschool As Kerkstraat 6, 3665 AS Tel. 089 65 73 84 Directie: de heer CORNELISSEN Dirk e‐mail:
[email protected] website: http://www.vrijeschoolas.be Deelfilialen kleuteronderwijs in wijk Ter Heide en wijk Zevenhuizen. Telling feb.2008 kleuter en basisonderwijs samen: ……….. leerlingen.
Gemeentelijke Basisschool As SCHOLENGEMEENSCHAP MAAS EN KEMPEN Schoolstraat 1, 3668 Niel‐bij‐As Directie a.i.: mevrouw Rika Vandeweerd Tel. (089)65 72 89 – directie E‐mail:
[email protected] Tel. (089)79 17 56 – secretariaat E‐mail
[email protected] Fax (089)79 17 55 Website: www.gbas.be Telling feb.2008 kleuter en basisonderwijs samen: 352 leerlingen.
3. Sociale voordelen voor het onderwijs in As? De sociale voordelen betekenen voor het gemeentebestuur een zware financiële last. Ten einde een gezond financieel beleid te kunnen voeren, opteert het bestuur in de huidige meerjarenplanning om geen (bijzondere) sociale voordelen te creëren. Feit is dat alle scholen op 1 september beduidend hogere werkingstoelagen kregen (op vier jaar tijd is per kind een stijging van 65% gerealiseerd) om hetzelfde aanbod te kunnen garanderen. De bedoeling van de maximumfactuur is dat de school de kosten niet meer aan de ouders aanrekent, maar dat ze hiervoor kan putten uit de gestegen werkingstoelagen. Ook voor het gemeentelijk basisonderwijs hanteert het huidige bestuur een maximale aanwending van de werkingstoelagen en zal het schoolbestuur, ter verantwoording, daartoe een open boekhouding t.a.v. de besteding van deze middelen voeren.
3.1 OCHTEND-, AVOND- EN MIDDAGTOEZICHTEN De basisscholen in As staan zelf in voor de toezichten. Elk schoolbestuur krijgt binnen de werkingskosten € 4,34 per leerling voor de organisatie van het middagtoezicht (telling 1 februari). In het uitvoeringsbesluit werd dit bedrag vastgelegd op BEF 175. Dit bedrag werd evenwel nooit geïndexeerd. Sommige gemeenten opteren om het ochtend- en avondtoezicht door het OCMW, een oudercomité of een vzw te laten organiseren. Die initiatieven hebben geen sociaal voordeel tot gevolg. Wanneer toch een sociaal voordeel ontstaat, dient het gemeentebestuur voor de ochtend-, avond-, en middagtoezichten enkel de tekorten voor de organisatie (= betalen van de toezichters) bij te passen. De andere schoolbesturen 10
dienen een balans voor te leggen van hun inkomsten (werkingsmiddelen en remgelden) en uitgaven (uitbetalingen toezichthoudend personeel). Het gemeentebestuur kan een kopie van de arbeidscontracten opvragen. Voor de organisatie van de toezichten kan het gemeentebestuur eventueel opteren om zelf in alle scholen de volledige organisatie op zich te nemen. Voor de toezichten kan dit door aan de ouders het nodige remgeld aan te rekenen om een break even te bereiken tussen inkomsten en uitgaven.
3.2 GEBRUIK INFRASTRUCTUUR SPORT EN CULTUUR Alle scholen in As moeten aan dezelfde voorwaarden gebruik kunnen maken van de infrastructuur als het gemeentelijk onderwijs. In de beide domeinen krijgen alle scholen dezelfde ondersteuning door zowel de sport- als de cultuurbeleidscoördinator. Diverse initiatieven zoals de veldloop, sportdag, schooltheater, kindercarnavalstoet, een Dagje As voor de scholen, enz. worden geïnitieerd vanuit de gemeentelijke diensten en tijdens lokale gezamenlijke overlegmomenten met de directies bijgestuurd en uitgebouwd. In de gebouwen van de Vrije Basisschool As, Kerkstraat 6, is een turnzaal (met podium en kleedruimte) alsook een ‘parketzaal’ vnl. voor ballet- en dansrepetities. Het gemeentebestuur – als eigenaar van het gebouw – stelt de accommodatie ter beschikking van diverse sportverenigingen maar ook aan het vrij onderwijs via een erfpachtovereenkomst. Alle eigenaarslasten zoals onderhouds- en herstellingswerken worden jaarlijks in de gemeentelijke begroting ingeschreven. De Gemeentelijke Basisschool As, Schoolstraat 1, beschikt eveneens over een turnzaal die ter beschikking wordt gesteld voor sportverenigingen. De onkosten hieraan verbonden vallen onder de boekhoudkundige post van het gemeentelijk onderwijs. De inkomsten van verhuringen komen niet ten voordele van de Gemeentelijke Basisschool. Omdat de school ook gebruik wenst te maken van de gemeentelijke sporthal werd overeengekomen om geen huurprijs aan te rekenen. Indien het overlegorgaan flankerend onderwijsbeleid zou oordelen dat het hier toch om een sociaal voordeel zou gaan en dus uit te breiden naar de andere scholen - indien gewenst - moet onderzocht worden wat de financiële en praktische gevolgen kunnen zijn. Zo kan geopteerd worden om alsnog een correcte boekhouding te voeren t.a.v. de verhuringen in de turnzaal van de Gemeentelijke Basisschool alsook voor het gebruik van de gemeentelijke sporthal zodat elke school een correcte en billijke verhuurprijs dient te betalen.
3.3 KINDEROPVANG Kinderopvang is in Vlaanderen een maatschappelijk probleem. Heel wat ouders raken in de problemen omdat zij voor en na de schooluren geen opvang voor hun kind vinden. Heel wat gemeentebesturen zijn bereid om een steentje bij te dragen om deze problematiek te helpen oplossen. Opvang organiseren is een sociaal voordeel. Omwille van een gezond financieel beleid opteert het gemeentebestuur voor een neutraal initiatief, nl. de buitenschoolse kinderopvang IBO Peter Pan. Men kan er voor opteren om deze opvang te organiseren per deelgemeente – de discussie loopt al een aantal jaren binnen het LOK (Lokaal Overleg Kinderopvang). De idee werd geopperd om in de lokalen van de gemeenteschool een nieuw opvanginitiatief op te starten om aldus de druk op het IBO Peter Pan te verminderen (om wachtlijsten te vermijden). Het te ontwikkelen initiatief staat duidelijk open voor alle kinderen binnen de gemeente. De lokalen voor de opvang moeten dan ook duidelijk worden gescheiden van de lokalen bestemd voor de organisatie van het onderwijs, eventueel zelfs met een afzonderlijke toegang.
3.4 ZWEMMEN Sedert 1997 werden binnen de werkingsmiddelen voor elk schoolbestuur van het lager onderwijs de middelen voorzien om gedurende één schooljaar het zwemmen te organiseren (toegang én intern vervoer). De gemeentelijke basisschool kiest ervoor om het zwemmen voor het 6de leerjaar gratis aan te bieden. Met de nieuwe financiering, voorzien vanaf september 2008, met daaraan gekoppeld de strikte maximumfactuur wordt het gemeentebestuur geconfronteerd met de problematiek van het zwemmen meer in het bijzonder met de stijgende toegangsprijzen van de zwembaden. De gemeenteschool geeft in haar pedagogisch project de sportinitiatie een prioritaire plaats maar creëert geen sociaal voordeel door in de begroting duidelijk te maken dat de toegang tot het zwembad gefinancierd wordt met de nieuwe financiële middelen die de Vlaamse overheid ter beschikking stelt.
11
3.5 LEERLINGENVERVOER De procedure voor de sociale voordelen werd geregeld in het uitvoeringsbesluit van 24 juli 1991, met uitzondering van het leerlingenvervoer. Dit betekent dat het woon-schoolvervoer in feite juridisch niet afdwingbaar is. Als antwoord op een parlementaire vraag van Mieke Vanhecke antwoordde minister Vanderpoorten dat in afwachting van een uitvoeringsbesluit betreffende het leerlingenvervoer een ‘stand still’ gehanteerd wordt: initiatieven gestart vóór 1 september 1997 worden niet als sociaal voordeel aangezien. a) Het woon-schoolvervoer : betreft het vervoer van leerlingen vanaf de woonplaats of vanaf de plaats van voor- en naschoolse opvang tot aan de school van voorkeur. Ouders die gebruik wensen te maken van deze vorm van dienstverlening, dienen hiervoor een bijdrage te betalen die niet lager mag zijn dan de prijzen die de vervoersmaatschappij De Lijn aanrekent. Elke school informeert de ouders hierover via het schoolbeleidsplan. b) Het intern leerlingenvervoer : betreft het vervoer van leerlingen vanaf de school tot aan de sport-, socio-culturele infrastructuur t.b.v. de activiteiten opgenomen in het schoolleerplan en bedoeld om de voorgeschreven eindtermen te bereiken. Tijdens de nieuwe legislatuur werd onder impuls van de schepen van mobiliteit een uitgebreide mobiliteitsnota (gemeenteraad oktober 2008) voor uitvoering voorgelegd. Het bestuur is in het bijzonder geëngageerd om de kinderen van alle basisscholen op een gezonde en meer milieuvriendelijke manier naar school te brengen. Het bestuur is dan ook vragende partij om in dialoog te treden met alle onderwijspartners om een alternatief voor het leerlingenvervoer in het kader van het project “Duurzaam naar school” bespreekbaar te maken. Net zoals de Vlaamse overheid wil het bestuur aldus stappen en trappen naar school promoten. Niet enkel omdat het systeem met busvervoer onbetaalbaar dreigde te worden (gemiddeld € 800 per leerling), maar ook om de kinderen meer te laten bewegen. In de schoot van het overleg oudervereniging en beleidsgroep van de gemeentelijke basisschool functioneert reeds enkele jaren een “werkgroep verkeer”. Zinvolle initiatieven gaande van aankoop vestjes over pedagogisch verantwoorde acties werden samen met de ouders en kinderen uitgewerkt. Het bestuur wordt nauw betrokken in dit overleg temeer daar verkeersveiligheid bij begin- en einduren van de school de nodige aandacht verdient. Dit in tegenstelling tot de basisscholen in het centrum van As waar in 2007 in meer verkeersveiligere infrastructuur werd geïnvesteerd.
12
Deel III Beleidssporen voor een Lokaal Flankerend Onderwijsbeleid op maat van de basisscholen in de gemeente As Stap 1: Visie flankerend onderwijsbeleid binnen de gemeente bepalen Het gaat hier om een politieke beslissing. Vraag één hierbij is: welk beleid willen wij voor onze gemeente realiseren? Enkel de decretale verplichtingen of wensen wij een breder uitgebouwd flankerend onderwijsbeleid? Tot aan de noodzakelijke oplijsting van bestaande initiatieven zal het bestuur een status quo handhaven. Het is pas mogelijk na een grondige analyse van reeds ontplooide initiatieven, de deugdelijkheidstoets en de noodzaak om nieuwe structurele initiatieven te ontplooien dat het bestuur een duidelijk richtinggevende, toekomstgerichte beleidsvisie kan ontwikkelen.
Vanuit verschillende gemeentelijke beleidsdomeinen gebeurt er immers al heel wat ten aanzien van onderwijs in onze gemeente. Te denken valt aan: -
Het milieu- en afvalbeleid (MOS) met een intensieve begeleiding en ondersteuning van de gemeentelijke duurzaamheidsambtenaar;
-
Het cultuurbeleid onder impuls van de gemeentelijke cultuurbeleidscoördinator die o.m. het jeugd- en kindertheatergebeuren tot ieders grote tevredenheid feilloos op de sporen heeft gezet in de praktische infrastructuur van het gemeenschapscentrum. Het jaarlijkse Minisymposium brengt kinderen ook met beeldende kunst in aanraking. Maar ook de samenwerking met de plaatselijke lokale bibliotheek werpt haar vruchten af voor onze schoolgaande kinderen: diverse initiatieven zoals een “Dagje As voor de scholen” en de Molenfeesten brengen het cultuurhistorisch erfgoed in ons dorp terug tot leven. Ook de nauwe samenwerking met de leerkrachtenteams m.b.t. voorlees-, poëzie-, en andere culturele weken is intens en kwalitatief te noemen.
-
Het jeugdbeleid met een voltijdse jeugdcoördinator en een halftijdse jeugdambtenaar kent een uitgebreide kinder-, jeugd- en tienerwerking. De organisatie van jeugdwerkprogramma’s, het jeugdwerk, de kindergemeenteraad, de jongerenjeugdhuiswerking vragen een nauwe samenwerking en –overleg met de 3 basisscholen op ons grondgebied. Een mooie veruitwendiging van die intense samenwerking is o.a. de jaarlijkse kindercarnavalstoet die zowel van de ambtenaren van jeugd, sport en cultuur alsook van alle leerkrachten van onze scholen een zware inspanning vraagt maar waarover men unaniem – kinderen, ouders, toeschouwers, …- tevreden is.
-
Het sportbeleid onder impuls van de nieuwe sportbeleidscoördinator zal zich in het bijzonder toeleggen op de sportinvulling t.b.v. de jeugd. Onze kleine gemeente kent een groot aantal sportverenigingen in verscheidene sporttakken. Het succes van de sportkampen is een stimulans om op de ingeslagen weg verder te gaan. De gemeentelijke sportinfrastructuur staat steeds waar mogelijk ter beschikking van het pedagogisch project van de scholen. De sportbeleidscoördinator is vragende partij om samen met de scholen in dialoog te treden. Het nog uit te werken initiatief van de “Sportsnacks” is hiervan een mooi voorbeeld.
-
De kinderopvang en opvoedingsondersteuning via het gemeentelijke opvanginitiatief Buitenschoolse Kinderopvang Peter Pan is binnen onze provincie en binnen het netwerk opvangcoördinatoren erkend 13
als een kwalitatief hoogstaande instelling. De coördinator en het begeleidingsteam werken continu aan vernieuwende initiatieven en opleidingen om alzo de richtlijnen van het goedgekeurde kwaliteitshandboek ten volle invulling te geven. Ook zij zijn een belangrijke partner binnen het overleg tussen en rechtstreeks met de scholen. Op initiatief en voorstel van de coördinator werden reeds vormingsavonden rond opvoedingsproblematieken ingericht die ook door de leerkrachten van de basisscholen druk bijgewoond werden. -
Het mobiliteitsbeleid is een belangrijk aandachtspunt in onze gemeente. De lokale politie – sectie verkeerspolitie van onze politiezone GAOZ (Genk/As/Opglabbeek/Zutendaal) is een bijzondere partner en aanspreekpunt voor de overkoepelende aanpak van een veiliger verkeer rond onze scholen. Zie hiervoor ook het recent goedgekeurde mobilliteitsplan voor onze gemeente.
-
Het preventie- en/of gezondheidsbeleid kent een invulling via de werking van een halftijds gemeentelijk welzijnsambtenaar die samen met de OCMW-diensten en het LOK (Lokaal Overleg Kinderopvang) waar zij verslaggever van is, een sociaal beleid op maat van onze gemeente tracht uit te bouwen.
-
Enz.
Samen met de lokale overleg- en adviesstructuur is het onontbeerlijk om een oplijsting te maken van de 10 (of 8) beleidssporen waarop zich het huidige beleid al dan niet situeert. We willen weten of er blinde vlekken zijn in het huidige beleid of nieuwe noden zich manifesteren en bepalen op welke manier we waaraan iets willen doen. Het is handig om als gemeentebestuur het lijstje van alle (historisch gegroeide) huidige gemeentelijke initiatieven voor alle scholen op het grondgebied te toetsen aan de huidige regelgeving en bij te sturen waar nodig. De gemeentelijke onderwijsambtenaar speelt hierin een belangrijke coördinerende voortrekkersrol.
Stap 2: Begroten van het flankerend onderwijsbeleid Na de politieke keuze over het flankerend onderwijsbeleid dat de gemeente wil voeren, volgt de toewijzing van een budget. Hieronder vallen de kosten voor personeel, voor de eventuele sociale voordelen en voor eventuele acties en andere voordelen binnen het flankerend beleid. De grootte van het budget flankerend onderwijsbeleid is pas duidelijk na de inventarisatie van bestaande en nog in te richten initiatieven. Deze middelen zijn dus niet noodzakelijk nieuw. Het budget voor sociale voordelen kan worden overgeheveld als de sociale voordelen behouden blijven. Ook voor andere beleidsdomeinen kan overheveling worden overwogen.
De middelen voor het flankerend onderwijsbeleid dienen afzonderlijk in de begroting ingeschreven te worden. Dit maakt het voor alle onderwijsactoren duidelijk welke middelen de lokale overheid voor het flankerend beleid voorziet (regierol t.a.v. onderwijs) en welke middelen bestemd zijn voor de organisatie van het eigen gemeentelijk onderwijs (beheerrol onderwijs). Advies van de gemeenteontvanger als expert is hierin wenselijk. 14
Stap 3: Aanstellen van een regisseur Het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau zal geleid en gecoördineerd worden door een gemeenteambtenaar of gemeentelijke cel flankerend onderwijsbeleid. Deze bewaakt de neutraliteit t.a.v. alle onderwijsnetten en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid. De onderwijsregisseur werkt samen met het hele onderwijslandschap van de gemeente, d.w.z. alle onderwijsinstellingen op alle niveaus, naast de CLB’s en andere partners zoals bv. het LOK. Bovendien kunnen niet-onderwijspartners bij het beleid worden betrokken: politie, bedrijfsleven, OCMW, organisaties waar armen het woord nemen en diverse gemeentelijke diensten. Het personeelsbeleid van onze gemeente is historisch gegroeid en wordt vooral getypeerd als zuinig met een beperkte omkadering. De onderwijsbeleidsambtenaar dient bij voorkeur hoger geschoold te zijn want goed op de hoogte te zijn van wetgeving, socio-historisch kader van de Vlaamse en ook gemeentelijke onderwijssetting en bovendien diplomatische overlegstrategieën aan de dag kunnen leggen gelet op de diversiteit van de partners aan de onderhandelingstafel. In die optiek suggereert het huidige schepencollege om de gemeentesecretaris deeltijds te belasten met deze taak. Als hoofd van de ambtenarij en als administratieve rechterhand van het bestuur is hij de best geplaatste sleutelfiguur om het lokaal flankerend onderwijsbeleid op korte termijn stevig te verankeren in onze gemeente.
Stap 4: Organiseren van een lokale overleg‐ en adviesstructuur
Eens het netwerk van partners bekend is, moet werk worden gemaakt van overleg over het te voeren beleid. Dit overleg- en adviesorgaan – zeg maar een onderwijsraad - op het niveau van de gemeente, conform art. 1993 en 2004 van het Gemeentedecreet, kan onmiddellijk worden geïnstalleerd of na een inloopperiode waarin de samenwerking tussen de partners vorm krijgt. De gemeenteraad waakt over de representativiteit, d.w.z. bepaalt wie bij het overleg wordt betrokken. Bij de onderwijsraad worden alle scholen(gemeenschappen) en CLB’s meegenomen in het verhaal. Daarnaast kunnen vertegenwoordigers van vakorganisaties, van ouderverenigingen en leerlingen- en studentenraden, … uitgenodigd worden. Met het oog op het gelijkekansenbeleid is het ook zinvol om vertegenwoordigers van kansengroepen en van de integratiesector (indien nodig) op te nemen.
3
ART. 199. De gemeenteraad neemt initiatieven om de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen te verzekeren bij de beleidsvoorbereiding, bij de uitwerking van de gemeentelijke dienstverlening en bij de evaluatie ervan.
4
ART. 200. § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de op dit gebied geldende wettelijke en decretale bepalingen, kan alleen de gemeenteraad overgaan tot de organisatie van raden en overlegstructuren die tot opdracht hebben op regelmatige en systematische wijze het gemeentebestuur te adviseren. § 2. Ten hoogste twee derde van de leden van de hier bedoelde raden en overlegstructuren is van hetzelfde geslacht. Zoniet kan niet op rechtsgeldige wijze advies worden uitgebracht. § 3. De gemeenteraad stelt de nadere voorwaarden vast voor de representativiteit en regelt de samenstelling, de werkwijze en de procedures van de hier bedoelde raden en overlegstructuren. Daarbij wordt uitdrukkelijk bepaald op welke wijze het gevolg dat aan de adviezen wordt gegeven, zal worden meegedeeld. De gemeenteraad waakt erover dat de nodige middelen ter beschikking worden gesteld voor de vervulling van de adviesopdracht. De verslagen en einddocumenten van de hier bedoelde raden en overlegstructuren worden meegedeeld aan de gemeenteraad. § 4. Gemeenteraadsleden en leden van het college van burgemeester en schepenen kunnen geen stemgerechtigd lid zijn van de hier bedoelde raden en overlegstructuren. 15
Heel wat beleidsdomeinen zijn voor een deel bij het onderwijsbeleid betrokken. Denken we maar aan het OCMW, de lokale politie, de cultuurdienst, jeugddienst, sportdienst, … Dit geldt ook voor K&G, het lokale bedrijfsleven en de middenstand. Zij worden ook net zoals in het Lokaal Overleg Kinderopvang - eventueel ad hoc - als waarnemers of als deskundigen uitgenodigd. Eveneens waarnemend lid zijn de bevoegde schepen(en), andere mandatarissen of raadsleden en de bevoegde ambtenaar-onderwijsregisseur, die instaat voor verslaggeving en secretariaat. Er zal uitdrukkelijk rekening worden gehouden met de genderregel (art. 200,§ 2) die stelt dat het overleg- en adviesorgaan maximaal 2/3 leden van hetzelfde geslacht mag bevatten. Om de werking van de onderwijsraad goed te laten verlopen worden afspraken gemaakt, die opgenomen worden in een huishoudelijk reglement. Gepleit wordt voor een besluitvorming bij consensus. Daarnaast wordt, zoals het advies van de Vlor bepaalt, afgesproken dat de betrokkenheid van de onderwijsactoren niet vrijblijvend is. Betrokkenheid veronderstelt zich engageren om het onderwijsbeleid(splan) loyaal uit te voeren. Het huidige bestuur opteert voor een keuze en aanpak per beleidsspoor binnen het onderwijsoverlegplatform. Op dit moment is er nog geen apart overleg i.h.k.v. het lokaal flankerend onderwijsbeleid. De directies van de 3 basisscholen zetelen reeds in het Lokaal Overleg Kinderopvang en in het dienstoverleg met de gemeentelijke vrijetijdsdiensten m.b.t. de afstemming van diverse culturele, jeugden sportactiviteiten. Voorafgaand aan het LOK-overleg begin 2008 werden de directeurs bevraagd inzake het inrichten van een overlegstructuur voor het lokaal flankerend onderwijsbeleid. Omwille van drukbezette agenda’s gaven zij unaniem aan voorstander te zijn om dit overleg op eenzelfde datum maar voorafgaand en apart aan het LOK-overleg te koppelen.
Stap 5: Visie van het lokaal bestuur duiden Niet alle onderwijsparticipanten zijn op de hoogte van de inhoud van het decreet. Dit komt best aan bod tijdens of zo snel mogelijk na de installatievergadering of bij de eerste bijeenkomst. Tevens is het belangrijk dat de begrippen onderwijs en flankerend onderwijs in hun juiste context gekaderd worden.
De visie van het gemeentebestuur betreffende het flankerend onderwijsbeleid en de omvang van het hele verhaal worden best zo snel mogelijk aan de participanten voorgelegd, alsook de middelen die voor het flankerend beleid begroot werden. Dit schept duidelijkheid voor alle partners en zo worden valse verwachtingen vermeden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Ondersteuning leerlingen (kleuterparticipatie, taalstimulering,…) Begeleiding van risicojongeren (spijbelaars, niet-schoolbare jongeren, …) Ondersteuning van schoolteams (spijbelpreventie, drugspreventie,, …) Creëren van leerkrachtige, stimulerende schoolomgevingen via brede schoolprojecten Veilige schoolomgevingen creëren via het mobiliteitsplan Een beleid van sociale voordelen voeren (organiseren voor- en naschoolse opvang, leerlingenvervoer, …) Een sociaal onderwijsbeleid voeren met oog voor armoede en sociale uitsluiting Ouders en leerlingen wegwijs maken in leer- en studietrajecten
16
Stap 6: Vastleggen prioriteiten Het is handig dat de onderwijsactoren een overzicht krijgen van alle bestaande initiatieven die binnen het flankerend beleid kunnen gekaderd worden. Scholen hebben soms de foute perceptie dat hun lokaal bestuur niets extra’s in het onderwijs investeert. Sommige initiatieven moeten misschien gecorrigeerd worden om conform de huidige regelgeving te verlopen. Dit is het perfecte forum om dit te duiden.
Decretale verplichtingen Het decreet geeft drie decretale verplichtingen aan de gemeentebesturen: meewerken aan leerplichtcontrole, aan de bevordering van veralgemeende kleuterparticipatie en de aanpak van het spijbelen. De gemeente kan naar eigen goeddunken acties ondernemen, coördineren of steunen binnen het spijbelbeleid en de kleuterparticipatie. Is er een LOP in de gemeente, dan dienen de acties in samenwerking met het LOP ondernomen te worden. Is er geen LOP, dan dient het lokaal bestuur deze acties in overleg met alle scholen en CLB’s te organiseren.
Facultatieve initiatieven Naast de decretale verplichtingen kan de onderwijsraad initiatieven voorstellen om aan de lokale maatschappelijke opdrachten van het onderwijs tegemoet te komen. Daarom is het noodzakelijk dat de onderwijsraad een visie op de gewenste situatie uitwerkt en de strategische doelstellingen formuleert waaraan zij wil werken. Ze kan daarvoor een selectie maken uit de tien beleidssporen die als houvast zijn ontwikkeld. De onderwijsregisseur bewaakt dat alle initiatieven en eventuele voordelen binnen de tien beleidssporen kaderen.
Stap 7: Prioriteiten in een plan opnemen. Een onderwijsbeleid veronderstelt planmatig werken. Alhoewel enkel de centrumsteden decretaal verplicht zijn tot het opmaken van een onderwijsplan, is het aangewezen om het beleid dat stilaan vorm krijgt, samen met alle afspraken vast te leggen in een plan. Ook de gemeente As is klaar voor een structureel onderwijsplan: dit voorkomt willekeur en discussies achteraf. Een onderwijsplan is ook een ideaal instrument om het beleid naar de inwoners en naar derden toe te communiceren. Een onderwijsplan is zeker handig als kader voor het aanvragen van projectsubsidies. In een onderwijsplan krijgen onder meer de drie decretale verplichtingen een plaats.
17
Stap 8: Het onderwijsplan concretiseren in operationele doelstellingen •
Er dient een installatie van de coördinerend ambtenaar te gebeuren, i.c. de gemeentesecretaris die deeltijds belast wordt met het operationeel doorvoeren van het beleidsplan.
•
De onderwijsraad dient formeel geïnstalleerd te worden en het huishoudelijk reglement moet ter goedkeuring voorgelegd worden aan de raad.
•
Er dient een planning gemaakt van alle initiatieven die genomen zullen worden: o
decretaal verplichte initiatieven
o
andere initiatieven.
•
Er dient nagegaan welke beleidsdomeinen best betrokken worden in het verhaal.
•
De nodige budgettering en/of afspraken dienen gemaakt.
•
Men moet overwegen van eventueel een projectaanvraag in te dienen.
Stap 9: Evaluatie en terugkoppeling •
Een jaarlijkse rapportering aan de gemeenteraad met verantwoording van de bestede middelen.
•
Evaluatie van de acties met eventuele bijsturing.
18
Nuttige links Decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau Uitvoeringsbesluit sociale voordelen Ministeriële omzendbrief betreffende de sociale voordelen Website lokaal onderwijsbeleid Advies van de Vlor Vlaams spijbelactieplan Visie OVSG Website spijbelen Website jaar van de kleuter Duurzaam naar school
19