TOELICHTING behorende bij het bestemmingsplan "Groene Long 2007” in de gemeente Schiedam. INHOUD 1.
INLEIDING
3
2.
BELEIDSKADER 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal en regionaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
5 5 6 7
3.
BESCHRIJVING/ANALYSE VAN HET GEBIED 3.1 Inleiding 3.2 Historische ontwikkeling 3.3 Stedelijke ecologische structuur 3.3.1 Gebieden 3.3.2 Linten 3.4 Abiotische waarden 3.4.1 Bodem 3.4.2 Water 3.4.3 Lucht 3.4.4 Gebouwen 3.4.5 Natuurwaarden en flora en fauna 3.5 Functies van de Groene Long 3.6 Huidig beheer
11 11 11 11 13 14 17 17 17 17 17 19 19 20
4.
VISIE OP HET BESTEMMINGSPLANGEBIED 4.1 Inleiding 4.2 Streefbeeld ecologie 4.2.1 Boslinten- en gebieden 4.2.2 Weidelinten- en gebieden 4.2.3 Natte linten 4.3 Streefbeeld participatie 4.4 Streefbeeld organisatie 4.5 Streefbeeld recreatie 4.6 Streefbeeld ruimtelijke functie 4.7 Streefbeeld educatieve functie 4.8 Streefbeeld waterfunctie/waterparagraaf 4.9 Streefbeeld beheer
21 21 21 23 25 27 28 28 28 28 29 29 30
5.
JURIDISCHE VORMGEVING
32
6.
HANDHAVING
34
7.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
36
8.
MAATSCHAPPELIJKE TOETSING EN OVERLEG 8.1 Maatschappelijke toetsing 8.2 Artikel 10 BRO overleg
37 37 37
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 1 van 39
FIGUUR 1: LIGGING PLANGEBIED
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 2 van 39
1.
INLEIDING
Aanleiding van groenstructuurplan naar bestemmingsplan Schiedam ligt in het zeer verstedelijkte en geïndustrialiseerde Rijnmondgebied. De druk op de openbare ruimte – en dus ook de groenvoorzieningen – is groot. Toch heeft de stad nog veel groen. Het heeft een vrijwel aaneengesloten band van parken en groenstroken die loopt van het centrum van de stad via de Nieuwe Maas tot in het open gebied van Midden-Delfland. Dit wordt de Groene Long van Schiedam genoemd. In figuur 1 is de Groene Long weergegeven. In de Groene Long komen zeer veel plantensoorten en diersoorten voor, zoals vogels, vlinders, libellen, zoogdieren en amfibieën, die elders in de stad niet worden aangetroffen. Verder heeft de Groene Long een grote recreatieve functie. Om de leefbaarheid van Schiedam te vergroten dienen deze natuurwaarden en recreatieve functies behouden en verder ontwikkeld te worden. Om de claims op de openbare ruimte te kunnen beoordelen en om de bestaande groenvoorzieningen te verbeteren, is een visie op de gewenste groenstructuur een noodzaak. Een belangenafweging kan namelijk pas goed plaatsvinden wanneer het belang van de groenelementen voor het functioneren van de groenstructuur in de stad is beschreven. Om die reden is in 1995 een groenstructuurplan opgesteld en door de gemeenteraad vastgesteld. Het Groenstructuurplan is een belangrijk sturingsinstrument voor de langere termijn (> 10 jaar) en geeft een integrale visie op de openbare groene ruimte. Het vormt één van de toetsingskaders voor plannen op het gebied van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van Schiedam. In het Groenstructuurplan wordt voor verschillende linten, plekken en gebieden de gewenste inrichting beschreven. Het Groenstructuurplan is ook nu nog steeds actueel. Om het Groenstructuurplan daadwerkelijk als toetsingskader te laten functioneren is het bestemmingsplan Groene Long 2007 opgesteld. Dat is namelijk het enige juridisch bindende instrument. In de nu vigerende bestemmingsplannen wordt de stedelijke ecologische structuur soms niet of niet voldoende beschermd tegen de ruimteclaims van andere stedelijke functies. Hieromtrent zijn geen dan wel geen afdoende bepalingen in de plannen opgenomen. Hierdoor kan het voorkomen dat door bepaalde ontwikkelingen, karakteristieke waarden van de stedelijke ecologische structuur verloren gaan dan wel in ernstige mate worden aangetast. Doel van het nu voorliggend bestemmingsplan is dan ook het stellen van nadere regels voor de planologische bescherming van de belangrijkste groengebieden in de hoofdstructuur zoals deze in het Groenstructuurplan worden voorgesteld. De bestemming voor een bepaalde locatie zal naast een (ecologische) groenfunctie ook ander gebruik van de gronden moeten meenemen. Naast de ´groene´ functie heeft een terrein bijvoorbeeld ook een functie als sportpark of begraafplaats met bijbehorende bouwmogelijkheden. Het terrein heeft dus zowel een ecologische als een maatschappelijke functie. Uitgangspunt is dat de maatschappelijke of andere functie van een terrein reeds in een vigerend bestemmingsplan is geregeld. In het voorliggende bestemmingsplan worden deze bestaande gebruiksfuncties ongemoeid gelaten doordat het bestemmingsplan is vormgeven als een herziening c.q. aanvulling op de vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied van de Groene Long. De bestaande functies worden als het ware „positief‟ bestemd, doch krijgen te maken met een zogenaamde parapluregeling die van toepassing wordt verklaard op alle in de bij het voorliggende bestemmingsplan opgenomen bijlage genoemde bestemmingsplannen. Dit betekent een nadere afweging bij gebruikmaking van bebouwingsmogelijkheden en andere gebruiksfuncties dan groen.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 3 van 39
Opzet In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleidskader waarmee bij de onderhavige planvorming rekening gehouden dient te worden. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving c.q. analyse van het bestaande gebied. In hoofdstuk 4 wordt de visie op het bestemmingsplangebied beschreven. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt achtereenvolgens ingegaan op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de handhaving. De hoofdstukken 7 en 8 behandelen tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 4 van 39
2.
BELEIDSKADER
2.1 Rijksbeleid Op nationaal niveau werkt de overheid aan de realisatie van de zogeheten Ecologische Hoofdstructuur. Dit is een netwerk van gebieden dat groot genoeg is om de meest kwetsbare en zeldzaam wordende plant- en diersoorten te herbergen. In 2020 moet de Ecologische Hoofdstructuur klaar zijn en beslaat dan ruim 700.000 ha. Maar niet alleen natuur in de Ecologische Hoofdstructuur is van belang. Ook de natuur in de dagelijkse leefomgeving (vaak de stad) is van belang. De rijksoverheid ziet hierbij een belangrijke rol voor de gemeenten (Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw, Ministerie van LNV, 2000). Van de gemeenten wordt verwacht dat zij actief zijn in de realisatie van hoogwaardig groen in de directe omgeving van te bouwen huizen en bedrijven. Bebouwing moet compact zijn maar wel met voldoende ruimte voor groen. Verder kunnen gemeenten nadrukkelijk rekening houden met de wensen voor groen in een multiculturele samenleving. Hoe de verstedelijking en de aanleg van hoogwaardig groen eruit gaan zien, wordt overgelaten aan de locale situatie. Van belang is dat het om groen moet gaan met een hoge belevingswaarde, gebruikswaarde en ecologische waarde. Om die waarden te bereiken wordt betrokkenheid van de burgers verwacht. Hier moeten gemeenten daadwerkelijk invulling aan (gaan) geven. Detail is dat de zeggenschap over aan te leggen groen in en om de stad bij de „stad‟ zelf komt te liggen. Dat dient wel in samenspraak met buurgemeenten en de provincie te gebeuren. Ook is samenwerking met waterschappen gewenst om koppelingen met waterbeleid te benutten. Hierbij wordt gemikt op functiecombinaties van blauw (water) en groen. Bij de uitvoering wordt als uitgangspunt gehanteerd: financiering van „rood met groen‟. Met andere woorden: wie bouwt, betaalt ook voor groen. Verder is meer mogelijk met natuur via duurzaam stedelijk waterbeheer (water vasthouden en zichtbaar maken in de stad). De instrumenten waarover de overheid kan beschikken zijn wetgeving, subsidies, fiscale maatregelen en voorlichting. Kortom, de rol van de gemeente bij de uitvoer van deze taken is het zorgen van voldoende groen van goede kwaliteit in de dagelijkse leefomgeving. Verder wordt van de gemeenten handhaving van het natuurbeleid verwacht en het stimuleren van burgers bij het locale natuurbeleid. Flora- en Faunawet De Flora- en Faunawet (F&F wet) is op 1 april 2002 in werking getreden en vormt samen met de Natuurbeschermingswet (1998) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (EEG 1992) het belangrijkste juridische kader voor de bescherming van de natuur. In de F&F wet wordt, onder andere, de zorgplicht beschreven. Vogel- en Habitatrichtlijn (EEG 1992) In de Europese Vogel- en habitatrichtlijn worden beschermde gebieden aangewezen. Daarnaast wordt in deze wet een aantal soorten aangewezen (zoals de Korenwolf) die extra bescherming genieten. Voor zover bekend liggen er op het grondgebied van de gemeente Schiedam geen aangewezen gebieden. De Natuurbeschermingswet (1998) Doel van de Natuurbeschermingswet is het geven van wettelijke bescherming aan terreinen en wateren met bijzondere natuur- en landschapswaarden. Door de toepassing van de wet kan een beschermd natuurmonument worden aangewezen. Voor zover bekend liggen er op het grondgebied van de gemeente Schiedam geen, in het kader van deze wet, aangewezen natuurmonumenten.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 5 van 39
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Ecologische hoofdstructuur De nationale Ecologische Hoofdstructuur is verder uitgewerkt in het provinciale beleidsplan „Beleidsplan natuur en landschap‟ van 1991 in de vorm van een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Ten noorden van Schiedam, gedeeltelijk binnen de gemeentegrenzen, ligt een natuurgebied uit de PEHS: het Midden-Delfland en met name de Polder Noord-Kethel. Randstadgroenstructuur Een ander plan op provinciaal/regionaal niveau is de Randstadgroenstructuur. Dit is een plan van de provincie uit 1990 met als doelstellingen: veiligstellen van het landelijk gebied, geleding van de stedelijke structuur en het opnemen van stedelijke functies. Midden-Delfland is in de Randstadgroenstructuur opgenomen als prioritair groengebied, bufferzone en recreatiegebied. Via het concept van de Groenblauwe Slinger moeten de lopende landinrichtingsprojecten en de Randstadgroenstructuur een integrale samenhang krijgen. De Groenblauwe Slinger beslaat het waterrijke, groene gebied tussen de grote steden van Zuid-Holland en loopt van Midden-Delfland in een S-vorm om Delft en Zoetermeer naar het Groene Hart. Rijk, stadsregio‟s, gemeenten, waterschappen, belangengroepen en particulieren werken nauw samen om van dit gebied een vitale, groenblauwe levensader te maken. RGSP2, het tweede Regionaal Groenblauw Structuurplan. Door de provincie Zuid-Holland en de Stadsregio Rotterdam is in 2005 het tweede Regionaal Groenblauw Structuurplan vastgesteld. In het RGSP2 is de visie op de huidige en toekomstige groenblauwe structuur van de regio vastgelegd. Daarmee fungeerde het als bouwsteen voor het RR2020 (zie hierna). De aandacht in dit plan gaat uit naar het buitengebied en de groene verbindingen in het stedelijk gebied. Water in de stad en lokale groenvoorzieningen vallen er buiten. In het RGSP2 wordt onder meer de nadruk gelegd op de ontwikkeling van een drietal landschappen in de nabijheid van het stedelijk gebied tot regioparken, waaronder Midden Delfland. De wisselwerking tussen deze regioparken en het stedelijk gebied moet beter tot zijn recht komen, door ze beter toegankelijk en bereikbaar te maken. Investering in vooral natuur en recreatie, inspelend op cultuurhistorische waarden als identiteitsdragers, moeten de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting verhogen. In dit plan wordt ook aandacht besteed aan het waterbeleid voor het buitengebied.en landschappelijke groene verbindingszones . RR2020 Het vigerende Streekplan Rijnmond uit 1996 is vervangen door een nieuw streekplan. Het Ruimtelijke Plan Regio Rotterdam 2020, kortweg RR2020, is eind 2005 vastgesteld en in werking getreden. Dit plan is twee plannen in een: een streekplan en een regionaal structuurplan. Als zodanig is het vastgesteld door zowel de provincie Zuid-Holland als door de Stadsregio Rotterdam. Het RR2020 is een integraal plan waarin de provincie Zuid-Holland en de stadsregio Rotterdam alle belangrijke thema‟s en ontwikkelingen in samenhang hebben afgewogen. Het resultaat is een ambitieus plan over de ontwikkeling van deze regio tot aan 2020. De opgave voor de regio laat zich samenvatten in de „tien punten voor de regio Rotterdam‟. Deze bevatten de kern van de ruimtelijke ontwikkelingsopgave: een krachtige ruimtelijk-economische structuurversterking en een belangrijke kwaliteitsverbetering van het woon- en leefmilieu. Het planologisch kader van RR2020 bevat beleidsuitspraken die de provincie en de stadsregio doen over de gewenste ruimtelijke hoofdstructuur en de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied. Het Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 6 van 39
stelt kaders en geeft richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De beleidsuitspraken bieden zekerheid over het toekomstig ruimtegebruik, maar laten daarbinnen voldoende ruimte voor een flexibele ruimtelijke ordening en maatwerk per locatie. Het is een kader voor de ontwikkelingsgerichte activiteiten van de provincie en stadsregio zelf en het wordt gebruikt bij de toetsing van gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Beatrixpark en het sportpark Harga zijn in het RR2020 aangeduid als “openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen”. Het gebied Harga is daarbij tevens aangeduid als “bedrijfslocatie in het groen”, wat kleinschalige economische ontwikkelingen in het groen mogelijk maakt. Voor het Hargaterrein dient een integraal gebiedsontwikkelingsplan te worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de groenverbindingen en/of cultuurhistorische waarden in het gebied. Het plan behoeft goedkeuring van Gedeputeerde Staten en het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio . Gelet op deze ontwikkeling is het gebied niet opgenomen in het plangebied van dit bestemmingsplan Groene Long. Wilhelminahaven is in RR2020 opgenomen als herstructurerings- en transformatiegebied, omschreven als gebied waar herstructurering en voor een deel functietransformatie moet plaats vinden naar gemengde woon- en werkmilieus. Bij het ontwerp en de uitvoering moet in het transformatieproces rekening worden gehouden met de effecten van het haven- en industriegebied op de kwaliteit van leven. (in termen van gezondheid en veiligheid) van deze nieuwe stedelijke gebieden. Daarom wordt in het bestemmingsplan Groene Long het transformatiegebied Wilhelminahaven niet meegenomen. Wel is het van belang bij de invulling van het transformatieproces van Wilhelminahaven rekening te houden met de aanwezige groene en blauwe kwaliteiten in dit gebied. Met name is het vanuit de doelstellingen de Groene Long van belang bij de herontwikkeling van Wilhelminahaven als uitgangspunt mee te nemen dat in de noordoostelijke hoek van Wilhelminahaven de groen/blauwe verbinding tussen het Volkspark en de Maasboulevard wordt versterkt. Nota Regels voor Ruimte De Nota Regels voor Ruimte is door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland is in haar vergadering van 8 maart 2005 vastgesteld. Deze nota vervangt de Nota planbeoordeling 2002 en vormt met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten voor gemeentelijke ruimtelijke plannen.
2.3
Gemeentelijk beleid
Milieubeleidsplan (2002-2006) In het milieubeleidsplan wordt op verschillende niveaus ingegaan op de groenstructuur. Voor de stad Schiedam is aangegeven dat de gemeente haar visie omtrent de gewenste groenstructuur heeft vastgelegd in het Groenstructuurplan. Verder wordt er melding van gemaakt dat het Groenstructuurplan wordt vastgelegd in het bestemmingsplan “Groene Long” . Stadsvisie “Schiedam naar 2010….de daad bij het woord” In de Stadsvisie “Schiedam naar 2010, … de daad bij het woord” wordt de ambitie van de gemeente Schiedam verwoord. Door middel van het Grotestedenbeleid van Schiedam wordt een groot aantal groenprojecten gefinancierd. Dit is uitgewerkt in het Schiedamse MeerjarenOntwikkelingsProgramma (MOP). Dit MOP beslaat de periode tussen 2005 en 2009 met een doorkijk naar 2010. Het richt zich op het herstellen en verbreden van de wijk- en gebiedsgerichte aanpak, door het op gang brengen van een carrousel van strategische wijk- en gebiedsplannen. De belangrijkste punten waar de investeringen vanuit het MOP zich binnen het groen op richten zijn (1) het op peil houden van het groen en (2) het verbeteren van de kwaliteit van de Schiedamse karakteristieken. Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 7 van 39
Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie “Schiedam onthult haar geheim” De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2005, omvat een visie op de positie, identiteit en de toekomstige ontwikkelingsrichting van Schiedam in de vorm van hoofdkeuzen, een strategie en globale thematische uitwerkingen. De gemeente Schiedam wil haar „geheimen‟ onthullen om haar kwaliteiten van de stad breed gewaardeerd te krijgen. Daarnaast beseft Schiedam dat haar ligging in een van de meest hoogdynamische regio‟s van het land, samen met haar beperkte fysieke ruimte en de ligging aan Midden Delfland er toe leidt dat zeer zorgvuldig ruimtegebruik noodzakelijk is. In de visie worden de belangrijkste en opvallendste hoofdbestanddelen van de Schiedamse groenstructuur beschreven. De groenstructuur kan worden gekenmerkt door diverse groen/blauwe gebieden, waarin de grootste gelegen zijn in de “groene long” van Schiedam De Poldervaart, de belangrijkste drager van deze groenstructuur en cultuurhistorisch waardevol, verbindt het gebied van Midden Delfland met de Nieuwe Maas. De samenhang van het groen en het gebrek aan diversiteit van het groen is een aandachtspunt. De uitvoering van het groenstructuurplan heeft de afgelopen jaren geresulteerd in de uitvoering van tal van maatregelen om de samenhang en kwaliteit van de groenstructuur te vergroten. De groenstrategie richt zich in de RO-visie op vergroting van de samenhang van alsook de kwaliteit van bestaande structuurbepalende groengebieden. Om de belangrijke kwaliteit niet te laten verbleken en de groene parels ook in de toekomst te laten blinken, is het noodzakelijk te investeren in het groen. Dit verschilt per groengebied, afhankelijk van de gebruikswaarde. Met name verbetering van de kwaliteit van het groen van het Beatrixpark wordt als een sleutelproject gezien. Voor het Beatrixpark gaat het om behoud van de parkfunctie met verbetering en toename van de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit. Sociale veiligheid is een belangrijk aandachtspunt Ook verbetering van de bereikbaarheid met duidelijke en aantrekkelijke toegangen is een belangrijke aandachtspunt voor Beatrixpark/Thurlede. Het gebied van sportpark Harga wordt in de visie als een ander sleutelproject aangeduid. Efficiënter gebruik en verschuiving van de sportvelden is hierbij het uitgangspunt. Daarbij is het toevoegen van stedelijke functies in dit gebied aan de orde. Gelet op de komende transformatie van het gebied (zie ook onder provinciaal beleid) maakt het gebied Harga geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan Groene Long. Vanzelfsprekend maakt de Poldervaart onderdeel uit van het plangebied: uitgangspunt is het behoud van de ecologische verbindingszone. Groenstructuurplan (1995) Het gemeentelijk groenbeleid is verwoord in het Groenstructuurplan. Het Groenstructuurplan is een belangrijk sturingsinstrument voor de langere termijn (10 jaar) en geeft een integrale visie op de openbare ruimte en de manier waarop groen daarin een rol speelt. Het vormt op die manier één van de toetsingskaders voor plannen op het gebied van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van Schiedam. Het doel van het Groenstructuurplan is samen te vatten als “het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke kwaliteitskenmerken van de openbare ruimte in Schiedam”. In het Groenstructuurplan wordt tevens ingegaan op de instrumenten om het doel te realiseren. Het Groenstructuurplan sluit aan bij het Groenstructuurplan van de Stadsregio Rotterdam.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 8 van 39
In het Groenstructuurplan ligt het accent op de kwaliteit van de openbare ruimte en de manier waarop groen daarin een rol speelt. Ten aanzien van het Schiedamse groen wordt gesteld dat dit een hoge kwaliteit moet hebben. Het groen moet aan vier voorwaarden voldoen om te kunnen spreken van groen met een hoge kwaliteit: - het groen moet duurzaam zijn, met name de hoofdgroenstructuur; - het groen moet functioneel zijn; - het groen moet een eigen sfeer hebben; - er moet een samenhang zijn tussen de groenelementen, visueel en ecologisch. Natuurbeleidsplan In 2005 is het natuurbeleidsplan Schiedam opgesteld. Het doel van het natuurbeleidsplan is het beschermen en ontwikkelen van de (stads)natuur in Schiedam, het creëren van samenhang in beleid en het vergroten van het draagvlak voor natuur. In het natuurbeleidsplan worden voorschriften voor het beheer van groen en natuur opgenomen. Daarnaast wordt ingegaan op de systematiek van natuurmonitoring en wordt beschreven welke beheersplannen en beheersvisies als gevolg van het natuurbeleidsplan dienen te worden uitgewerkt. Het natuurbeleidplan schetst de ecologische hoofdstructuur van Schiedam en beschrijft hoe de natuurwaarden in Schiedam veilig gesteld kunnen worden.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 9 van 39
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 10 van 39
3.
BESCHRIJVING/ANALYSE VAN HET GEBIED
3.1 Inleiding De bestaande situatie wordt in onderstaand hoofdstuk beschreven aan de hand van verschillende aspecten. Allereerst wordt ingegaan op de historische ontwikkeling van Schiedam. Daarna wordt de stedelijke ecologische structuur met de daarin voorkomende ecologische elementen beschreven. In paragraaf 3.4 wordt kort stilgestaan bij de abiotische factoren zoals bodem, water, lucht, gebouwen en natuurwaarden. In de paragrafen 3.5 en 3.6 wordt achtereenvolgens stilgestaan bij de functies die de Groene Long momenteel vervult en bij het huidige beheer. 3.2 Historische ontwikkeling De plaats waar Schiedam nu ligt bestond rond het begin van de jaartelling uit veenplassen, rietvelden en lage bossen, bestaande uit elzen, essen, wilgen en hazelaars. Er waren geen dijken waardoor het zeewater via bestaande riviertjes het land kon indringen. Zo ontstond er een net van kleine riviertjes (kreken) die bij eb droogstonden en bij vloed het gebied onder water zette. Enkele kreken slibden dicht met zand en klei. Daar waar klei aan de wal vasthechtte ontstonden oeverwallen. Deze wallen bleven grotendeels droog en werden bewoond door mensen. Vanuit deze nederzettingen werd het omringende land ingepolderd. In 1250 werd er een dam gelegd in de monding van de Schie. Hierdoor ontstond er een ligplaats voor schepen die door de dam niet verder landinwaarts konden komen. Dit leidde tot groei van de nederzetting die nog steeds omringd was door moeras. In 1275 kreeg Schiedam stadsrechten. In de 14e eeuw werden er verdedigingswerken aangelegd. Daarna groeide de stad snel. In de late Middeleeuwen leefde Schiedam voornamelijk van visserij. Daarna kwamen de jeneverstokerijen en de scheepswerven op. Na de Tweede Wereldoorlog vond er grote stadsuitbreiding en uitbreiding van de havens plaats. Tegenwoordig heeft Schiedam ongeveer 75.000 inwoners en is het omringd door Vlaardingen (in het westen), Delft (in het noorden) en Rotterdam. De historische ontwikkeling van Schiedam is in figuur 2 weergegeven. 3.3 Stedelijke ecologische structuur Schiedam is een dichtbebouwde stad in een sterk geïndustrialiseerde omgeving. Toch zijn er nog hoge natuurwaarden te vinden in Schiedam. Vooral in het gebied van de Groene Long is de natuur nog rijkelijk aanwezig. De Groene Long loopt in een S-vorm door Schiedam. In het noorden heeft het Midden-Delfland uitlopers naar Park Kethel. Dit park staat weer in verbinding met het Beatrixpark, dat door de Poldervaart weer verbonden wordt met de open gebieden in het zuiden van Schiedam: de Vijfsluizerhaven en het Volkspark. De ruimtelijke structuur van Schiedam wordt in het Groenstructuurplan beschreven aan de hand van een indeling in gebieden, linten, plekken, snippers en stadsranden. De gebieden zijn de grootschalige groengebieden (kerngebieden). De gebieden worden met elkaar verbonden door linten. Linten zijn langgerekte elementen, zoals een boslint, weidelint of een nat lint. Plekken zijn duidelijk begrensde kleine eenheden binnen een groter geheel. Voorbeelden zijn stadsparken, pleinen en hofjes/stadstuinen. Snippers is de benaming voor een verzameling van kleine, waardevolle groenonderdelen buiten de stedelijke ecologische structuur. De stadsranden worden gekenmerkt door overgang van stadsnatuur naar gebieden met een heel ander karakter.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 11 van 39
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 12 van 39
Voor de structuur van het groen in Schiedam zijn vooral de gebieden en linten van belang. Het bestemmingsplan zal zich hier met name op richten. Plekken, stadsranden en groene snippers zijn meer groengebieden die in principe lokaal van karakter zijn. Zij hebben geen belangrijke functie in het ecologische netwerk. Waar dit wel het geval is worden zij als onderdelen van gebieden of linten in dit bestemmingsplan behandeld. De hoofdonderdelen van de stedelijke ecologische structuur zijn weergegeven in figuur 3. De als transformatiegebieden aangeduide gebieden maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar zijn voor het functioneren van het groen van belang. Bij de uitwerking van deze gebieden dient het groene belang nadrukkelijk te worden meegewogen. Het belangrijkste onderdeel van de ecologische structuur in Schiedam is de Poldervaart. Dit moet de 'ecologische ruggengraat' van Schiedam gaan worden en een verbinding tussen Midden-Delfland en de Nieuwe Maas gaan vormen. De ecologische waarde van de kerngebieden valt of staat met de kwaliteit van de verbindingszones. Het is daarom beter meerdere linten als verbinding ter beschikking te hebben, want slechts één barrière kan een lint (tijdelijk) onbruikbaar maken voor bepaalde dieren en zo uitwisseling belemmeren. 3.3.1 Gebieden De grootschalige groengebieden in Schiedam vormen door hun oppervlakte en geschakelde ligging de belangrijkste bouwstenen van de hoofdgroenstructuur. Daarnaast geven zij de stad een ruimtelijke geleding en vervullen zij een bovenwijkse recreatieve functie. Onder deze categorie zijn groengebieden met zeer uiteenlopende karakters gerangschikt: gebieden met een bosachtig karakter, gebieden met een weideachtig karakter, gebieden met een parkachtig karakter en de overige grootschalige groengebieden (volkstuinen- en sportveldencomplexen). Binnen het plangebied van de Groene Long kunnen de volgende gebieden worden onderscheiden: Volkspark Het Volkspark is een bosachtig gebied dat voornamelijk wordt bezocht door inwoners van West en in mindere mate door die van Zuid. Naast een recreatieve functie zorgt het park voor een visuele afscherming van de grootschalige industrie. Beatrixpark Het Prinses Beatrixpark heeft een bosachtig karakter en bestaat grotendeels uit genetisch inheemse vegetaties. Delen van de in het park opgenomen Poldervaart zijn in de jaren zeventig gedempt. In de afgelopen jaren is het grootste deel hiervan echter weer ontgraven. Hierdoor is de ecologische ruggengraat weer (deels) hersteld. Doordat de poldervaart wordt onderbroken door verschillende infrastructuren is het niet mogelijk hem volledig te herstellen. Het Beatrixpark kan ingedeeld worden in gebieden met verschillende gebruiksfuncties. Grote delen van het park zijn in gebruik ten behoeve van recreatie, de ecologische functie is hieraan ondergeschikt. Dit betreft vooral de sportvelden, het volkstuincomplex Thurlede, de kinderboerderij ‟t Hoefblad, zwembad Groenoord, de omgeving van de Poldervaartschool en een aantal gazons in het park waar veel gerecreëerd wordt. Verder wordt er langs de randen van een aantal wateren gevist. Van enkele locaties is onduidelijk wat de functie is. Dit betreft vooral het talud van de rijksweg A20. Dit gebied is eigendom van Rijkswaterstaat. De overige delen van het Beatrixpark hebben de functie natuur. Het betreft hier het begrazingsveld, inclusief de moerastuin, de heemtuin, de voormalige landijsbaan, het vogeleiland, het parkje Bijdorp ten zuiden van de Rijksweg A20, de huidige trimbaan, het westelijk deel van het Beatrixpark, de randen rondom de recreatiegebieden en de viswateren. Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 13 van 39
De kennis over de natuurwaarden van het Beatrixpark is erg versnipperd. Er is bekend dat er veel zeldzame paddestoelen voorkomen. Daarnaast komen er ook vleermuizen voor. Verder broedt er regelmatig een paartje boomvalken in de Heemtuin. Park Kethel Het landschapspark Kethel bevat een aantal restanten van het vroegere veenweidegebied, zoals weilanden, poldersloten, geriefhoutbosjes en knotbomen. Het park wordt voornamelijk bezocht door inwoners van Woudhoek en Spaland. De historische polderwegen, Harreweg en Kerkweg, vormen de uitlopers van het park en verbinden Park Kethel met het poldergebied Midden Delfland. Maasboulevard De Maasboulevard is een park met een open karakter door de grote grasvelden en verspreid staande boomgroepen. Hierdoor is er vanuit het park een vrij uitzicht op de Nieuwe Maas met zijn bedrijvigheid. Het park heeft een grote aantrekkingskracht voor inwoners van heel Schiedam. Sportveldencomplexen Schiedam heeft een viertal sportveldencomplexen: Thurlede, Harga, Kethel en het voormalige complex Bijdorp. De complexen Thurlede, Harga en Bijdorp hebben met elkaar gemeen dat ze door de omringende beplanting een besloten karakter hebben en door hun ligging tussen barrières (spoorlijn, snelweg) niet goed bereikbaar zijn. Het complex bij Bijdorp heeft door zijn lage ligging zodanig te kampen met wateroverlast dat het zijn functie verloren heeft. Ook sportpark Kethel heeft problemen met de afvoer van overtollig water. De complexen maken – met uitzondering van Harga – onderdeel uit van het plangebied. Volkstuinencomplexen Schiedam heeft een tweetal grote volkstuinencomplexen: Thurlede en Vijfsluizen. Het volkstuinencomplex Thurlede ligt in het noordelijk deel van het Prinses Beatrixpark. Doordat dit terrein goed gekoppeld is aan de recreatieve routes van het Prinses Beatrixpark, is er relatief veel medegebruik, van niet-tuinders. Het complex Vijfsluizen daarentegen, kent minder recreatief medegebruik door de excentrische ligging en de begrenzing door fysieke barrières (snelweg, spoorbaan, Poldervaart). Het is bovendien vanwege de aanleg van de Beneluxlijn sterk in omvang afgenomen. Op beide complexen zijn volkstuinverenigingen actief, die ervoor zorgen dat de terreinen een verzorgde uitstraling hebben. Verspreid over diverse locaties in de stad (langs de spoorlijnen, bij het Francois Haverschmidthuis in Zuid en bij het politiebureau naast station Nieuwland) liggen enkele kleine complexen met (groente)tuinen. Deze hebben een minder aantrekkelijke inrichting dan de twee grote complexen en hebben geen recreatieve waarde voor niet-tuinders. Begraafplaats Beukenhof Sinds de jaren zestig is de Beukenhof in gebruik als algemene begraafplaats. Op de begraafplaats heeft zich, mede door de relatieve rust, een hoogwaardige groenstructuur kunnen ontwikkelen. De Beukenhof heeft een cultuurhistorische, recreatieve (beperkt) en belangrijke ecologische waarde.
3.3.2 Linten De linten zijn ecologische verbindingszones die verbreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen de verschillende kerngebieden mogelijk maken. Daarnaast vormen enkele linten zelfstandige natuurgebieden met een bijzonder langgerekte vorm. De volgende type linten worden in Schiedam onderscheiden: Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 14 van 39
Boslinten Een boslint verbindt twee grotere bosachtige gebieden met elkaar en zorgt op die manier voor een goede uitwisseling van de in een bosachtig gebied voorkomende planten en dieren. Een waardevol ecologisch boslint is een minimaal 10 meter breed, aaneengesloten lint met opgaande beplantingen als structuurbepalend element. In deze beplantingen is een gelaagdheid (mos-, kruiden-, heester- en boomlaag) te onderscheiden. De randen (zomen) van de beplanting zijn goed ontwikkeld en er kunnen open plekken in de begroeiing voorkomen. Weidelinten Weidelinten zijn aaneengesloten, open stroken met een gras- of kruidachtige begroeiing op een ondergrond van veen of klei. In de weidelinten komen landschapselementen als poldersloten, houtkaden en knotwilgen voor. De weidelinten in Schiedam-Noord vormen ecologische verbindingsroutes tussen Park Kethel en Midden-Delfland. Hierdoor zorgen zij voor een goede uitwisseling tussen planten- en diersoorten die thuishoren in het weidelandschap. Natte linten De natte linten in Schiedam worden gevormd door onder meer de Poldervaart, de Schie en de Polderwatering. Het belangrijkste onderdeel van een nat lint is een doorgaande watergang waarbij een doorlopend netwerk van water ontstaat. Daarnaast bestaat een nat lint uit (riet)oevers en een begeleidende strook kruidenrijke vegetaties eventueel overgaand in opgaande beplantingen. Voorwaarde voor de natuurontwikkeling is een goede waterkwaliteit. Poldervaart De Poldervaart is reeds in de huidige situatie een belangrijk onderdeel van de ecologische structuur in Schiedam. Ook ruimtelijk is de Poldervaart van grote betekenis: zij doorsnijdt op diagonale manier gebieden met uiteenlopende karakters. De waarde als ecologische en ruimtelijke "ruggengraat” is pas optimaal indien de Poldervaart weer geheel haar oude beloop terugkrijgt. Realisatie hiervan is op afzienbare termijn niet haalbaar. Delen van de poldervaart zijn gedempt in de jaren zeventig. In de afgelopen jaren zijn de meeste stukken echter weer ontgraven. Hierdoor is de ecologische ruggengraat weer (deels) hersteld. Doordat de poldervaart wordt onderbroken door verschillende infrastructuren is het niet mogelijk hem volledig te herstellen. Schie De Schie is naast de Poldervaart een potentieel belangrijke ecologische verbinding tussen MiddenDelfland en de Nieuwe Maas. In de huidige situatie zijn de kwaliteiten van deze sterk gekanaliseerde rivier echter nog onvoldoende. De oevers zijn stenig ingericht doordat deze vanouds vestigingsplaatsen zijn voor bedrijven. Er heeft echter in de afgelopen jaren een verschuiving plaatsgevonden naar bedrijfsvestigingen die weinig of geen relatie hebben met het water. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid een deel van de oevers op een andere, meer natuurlijke wijze in te richten, waardoor met name de relatie waterland verbetert. Vanwege de tot nu toe geringe ecologische kwaliteiten is de Schie niet in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Polderwatering Door haar ligging is de Polderwatering in potentie een ecologische en recreatieve verbinding tussen de Poldervaart en de Schie. De huidige bebouwing en aanwezige cultuurhistorische waarden verhinderen een optimale ecologische ontwikkeling. Door beperkte aanpassingen aan de oevers en de aanleg van een boslint kunnen de kwaliteiten als nat lint echter sterk verbeterd worden. Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 15 van 39
Stadssingels Naast de Poldervaart, de Schie en de Polderwatering loopt een uitgebreid stelsel van singels door het stedelijk gebied. Deze hebben hoofdzakelijk een functie voor de berging en afvoer van regenwater. Zij kunnen echter ook een ecologische functie vervullen en het netwerk van natte elementen vergroten. Hiertoe is de aanleg van natuurlijke oevers van belang. Waar dit niet mogelijk is kan een smal lint van floatlands worden gecreëerd, ter vervanging van een natuurlijke oeverzone. Deze floatlands zijn op het water drijvende groenbakken. Vanwege de tot nu toe geringe ecologische kwaliteiten zijn de stadssingels niet in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Vijfsluizerhaven In verband met de aanleg van de metrolijn en de tweede Maastunnel is de Vijfsluizerhaven tijdelijk gedempt. In 2003 is deze demping weer ontgraven. Voor zover bekend zal de Vijfsluizerhaven in 2004 door RWS weer direct met de Nieuwe Maas worden verbonden en worden ingericht als brakwatergetijdegebied. Hiermee vervuld de Vijfsluizerhaven een belangrijke ecologische en recreatieve functie. Wilhelminahaven Mogelijk wordt een klein gedeelte van de Wilhelminahaven in de toekomst ingericht als brakwatergetijdegebied (door RWS). Droge linten Dijken Dijken zijn door de mens aangelegde waterkeringen met over een grote lengte een constant profiel. De begroeiing van de dijken kan bestaan uit bomenrijen (op plaatsen waar de dijk geen waterkerende functie heeft) en een onderbegroeiing van extensief beheerde kruidachtige vegetaties. Door de gebiedseigen ondergrond van de dijken (klei) wijkt de kruidenbegroeiing niet sterk af van de omgeving. In verband met de verkeersveiligheid is de begroeiing op kruisingen, op- en afritten lager. De droge linten zijn niet in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Wegen en Spoorwegen Op de droge en zandige weg en spoorwegtaluds heeft zich een, voor de regio, afwijkende vegetatie ontwikkeld. Deze linten zijn echter niet opgenomen in het bestemmingsplan.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 16 van 39
3.4 Abiotische waarden De aard, kwaliteit en kwantiteit van de stadsflora en –fauna hangt voor een groot deel samen met de beschikbaarheid en kwaliteit van abiotische (niet-levende) factoren zoals bodem, water, lucht en gebouwen binnen de stedelijke ecologische structuur. 3.4.1 Bodem Het maaiveld van de gemeente Schiedam ligt globaal tussen NAP – 2,8 m in het noorden en NAP +3 m in het zuidelijk havengebied. Beneden maaiveld wordt een holocene deklaag aangetroffen die reikt tot ca. NAP –15 à –18 m. De deklaag bestaat voornamelijk uit klei, veen en zanderige klei. Een groot deel van de bodem in Schiedam is niet meer de oorspronkelijke, natuurlijke bodem. Oorspronkelijke bodems van het veenweidedistrict komen nog slechts zeer lokaal voor (voornamelijk nog in Park Kethel en het Midden-Delfland) (bron: concept waterplan, 2000). De bodem van enkele delen van Schiedam is schoon (met name Harga en Spaland). De rest van Schiedam heeft een verontreinigde bodem. Nieuwland, Bijdorp, Kethel, Groenoord en het Beatrixpark hebben een licht verontreinigde bodem. De Gorzen, het havengebied, Vijfsluizen en Oost een matige verontreiniging, het centrum, de ‟s Gravelandse polder en Nieuw Mathenesse hebben een sterk verontreinigde bodem (bron: Bodemzoneringskaart, 1999). 3.4.2 Water Schiedam is van oudsher een zeer waterrijke gemeente. Het is grotendeels omringd door veengebied en wordt in het zuiden begrensd door de Nieuwe Maas. Het veengebied in het westen, noorden en oosten is grotendeels bebouwd en/of afgewaterd. Hierdoor is er van het oorspronkelijke watersysteem in Schiedam weinig meer over. Bijna alle watergangen zijn op elkaar aangesloten. Geïsoleerde waterlopen komen slechts op enkele plaatsen voor. Dit houdt in dat relatief schoon water (vooral gevoed door kwelstromen) zich vermengd met verontreinigd stadswater (riooloverstorten). De veelal matige waterkwaliteit staat belangrijke verbeteringen van het natte systeem op korte termijn in de weg. De waterbodem in Schiedam is licht tot matig verontreinigd, voornamelijk met zware metalen, enkele PCB‟s, bestrijdingsmiddelen, EOX en PAK (bron: waterplan, 2000). Het grondwater in Schiedam is brak tot zout. Het grensvlak tussen zoet en brak grondwater ligt aan maaiveld (bron: waterplan, 2000). Het oppervlaktewater is licht brak en heeft daardoor een hoog chloride gehalte, waarschijnlijk als gevolg van de nabijheid van de Nieuwe Maas. De waterkwaliteit in het noordelijk deel van de Poldervaart is relatief goed. Het overige water is over het algemeen licht verontreinigd en met name voor fosfaat en ammoniak worden hoge concentraties aangetroffen (bron: waterplan, 2000). De waterstructuur in Schiedam beschikt lokaal over een hoge ecologische waarde. De potenties voor de middellange termijn liggen vooral bij de ontwikkeling van de oevers, op langere termijn is ook de verbetering van de ecologische kwaliteit van het water zelf kansrijk. 3.4.3 Lucht Schiedam is omgeven door stedelijke bebouwing met de bijbehorende infrastructuur. Dat houdt in dat er veel verontreiniging van de lucht is door huishoudens, transport en industrie. Dit heeft tot gevolg dat soorten die schone lucht nodig hebben, zoals korstmossen, niet of nauwelijks meer in de stad voorkomen. De laatste jaren wordt de luchtkwaliteit in het Rijnmondgebied steeds schoner en de industriële emissies worden steeds lager. Alleen het toenemende verkeer zorgt voor nog een verhoogde luchtverontreiniging. Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 17 van 39
De luchtkwaliteit in Schiedam blijft onder de grenswaarde. Alleen de richtwaarden voor stikstofoxiden, en met name stikstofdioxide (NO2), wordt in Schiedam overschreden. Dit is voornamelijk te wijten aan de sterke toename van het verkeer (gegevens van 1999). Onderhavig plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maar legt bestaande groengebieden vast. Een verdere beschouwing van het aspect luchtkwaliteit kan dan ook buiten beschouwing blijven. Voor de goed orde wordt hieronder kort op luchtkwaliteit ingegaan. In zijn algemeenheid werkt Schiedam aan een verbetering van de luchtkwaliteit. De gemeente Schiedam wil: snelheidsreductie op de A20; in regionaal verband wordt gekeken naar snelheidsreductie op de Rotterdamse ruit, met name op de A20. Uit berekeningen van TNO1 blijkt dat het emissieverlaging van 15% ten opzichte van uitgangssituatie leidt tot een afname van de overschrijdingsafstand met 30 meter; maatregelen om de doorstroming te verbeteren op lokale wegen, met name aan de Brauwweg. In 2007 wordt begonnen met de aanleg van een nieuwe kruising, waarbij enkele zijwegen worden afgesloten voor het verkeer; geluidsscherm ter hoogte van de wijk Nieuwland van 6 meter hoog. In het kader van een luchtkwaliteitonderzoek voor de plannen van aanpak Ring Rotterdam heeft TNO berekend dat het plaatsen van een geluidsscherm van 8 meter leidt tot een afname van de overschrijdingsafstand van 30 meter ter hoogte van het geluidsscherm. Daadwerkelijk wordt een scherm van 6 meter geplaatst. In dit verband is niet onderzocht wat de afname is, omdat het voor het plangebied weinig effect sorteert; maatregelen bij milieuvergunningen. Luchtkwaliteit wordt nadrukkelijk meegenomen bij de beoordeling van aanvragen; toepassing warmte/koude opslag bij de bouw van 500 woningen in de wijk Nieuwland. Om iets aan het achtergrondniveau te doen, wordt bij de bouw van de woningen bij Parkweg Noord warmte/koude opslag toegepast. Dat resulteert in een reductie van de CO2 uitstoot met 400 ton; bevorderen van het openbaar vervoer door de aanleg van Tram Pus en de Metro; reguleren van het verkeer door het aanwijzen van een hoofdroute van wegen door de stad en het verbeteren van kruispunten om de doorstroming te verbeteren. Al deze maatregelen zullen de luchtkwaliteit in de regio, dus ook voor het plangebied, positief beïnvloeding doordat de achtergrondconcentratie van NO2 en PM10 lager wordt. Deze verbeteringen zijn echter nog niet te kwantificeren. 3.4.4 Gebouwen De gebouwen van een stad fungeren voor een aantal soorten als een verticaal biotoop. Een deel van het leven in de stad is van oorsprong rotsbewoner, bijvoorbeeld de gierzwaluw, de huismus of de stadsduif die een afgeleide is van de rotsduif. Verder hebben gebouwen ook invloed op het abiotische deel van de stadsnatuur. Door de gebouwen is de temperatuur in de stad hoger dan op het platteland (ca. 3 graden C hoger) met als gevolg dat er in de stad een microklimaat heerst waar warmteminnende dieren plantensoorten voorkomen die van nature niet in de streek thuishoren.
1
TNO-rapport, luchtkwaliteitsonderzoek in het kader van plannen van aanpak Ring Rotterdam, kenmerk R2004/469 van 18 oktober 2004. Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 18 van 39
3.4.5 Natuurwaarden en flora en fauna De Groene Long vertegenwoordigt het merendeel van de ecologische waarden van Schiedam. Daarbij dient ook aangetekend te worden dat genetisch inheemse planten en dieren de meeste waarde hebben, omdat deze soorten een samenhangend geheel vormen in het ecosysteem. Er zijn diverse dieren aangetroffen die een hoge natuurwaarde vertegenwoordigen in het stedelijk gebied. Voor zoogdieren zoals wezel, hermelijn en diverse knaagdieren is de Groene Long van groot belang. Maar ook vele broed- en trekvogels gebruiken de Groene Long als habitat. Voorbeelden zijn bosuil, ransuil, boomvalk, grote bonte specht, ijsvogel en enkele keren zelfs een lepelaar. De amfibieën in de Groene Long worden vertegenwoordigd door de gewone pad, bruine kikker, groene kikker en de kleine watersalamander. De gewone pad wordt veel doodgereden tijdens de trektijd in het voorjaar doordat de Groene Long deels doorsneden wordt door wegen. Tenslotte is er ook een heel grote variatie aan vissen en insecten te vinden in de Groene Long. Ook is de Groene Long rijk aan allerlei soorten planten. Er is een zeer ruime variatie aan struikbeplanting, kruidbeplanting, pionierplanten, grassen en veenweideplanten. Verder zijn er ook bosplantsoenen met vele soorten bomen. Er zijn veel uitheemse soorten, zoals de plataan, maar ook genetisch inheemse soorten als wilg, els, es, populier, eik, beuk. Verder is de Groene Long van groot belang voor paddestoelen. In de periode 1990-2000 zijn in het Beatrixpark 282 soorten gevonden, waaronder 15 rode lijstsoorten. Het is duidelijk dat er interessante soorten in de Groene Long aanwezig zijn en dat de Groene Long als gebied uitermate belangrijk is voor de natuur in Schiedam. Het nu voorliggende bestemmingsplan beoogt het leefgebied van flora en fauna in stand te houden en te versterken. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De aanwezige soorten staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. 3.5 Functies van de Groene Long De Groene Long vervult een aantal functies in Schiedam. Ecologische functie Een groot deel van de Groene Long bestaat uit extensief beheerde natuur. Dit is vooral te vinden in delen van het Beatrixpark, Park Kethel en langs de oevers van de Poldervaart. Dit zijn goede plekken waar flora en fauna zich spontaan kunnen vestigen. Een kleiner deel van de Groene Long wordt intensief beheerd als siergroen, waar de natuurwaarden een minder grote rol spelen. Voorbeelden hiervan zijn het Julianapark en delen van de Maasboulevard. Recreatieve functie In het grootste deel van de Groene Long vindt passieve recreatie plaats. Het gaat hier vooral om activiteiten als wandelen en fietsen. Voor de sportieve recreatie zijn specifieke gebieden in de Groene Long aanwezig. Dit zijn bijvoorbeeld de sportvelden bij Sportpark Kethel. In de Groene Long liggen twee volkstuincomplexen waar mensen bij hun zomerhuisjes kunnen recreëren. Dit zijn de complexen Vijfsluizen en Thurlede. Enkele delen van de Groene Long zijn geschikt om (grote) evenementen te organiseren. Voorbeelden hiervan zijn de Maasboulevard en delen van het Beatrixpark.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 19 van 39
Ruimtelijke functie Onder de ruimtelijke functie wordt verstaan de structuur van de ruimte, zoals open en gesloten ruimten, kenmerkende elementen en uitzichten, enz. zoals die door de buitenwereld wordt beleefd. Voor bijvoorbeeld Park Kethel is de ruimtelijke functie van groot belang. Het is een open veenweidegebied met uitzicht op het oude dorpje Kethel. Een ander voorbeeld is de Poldervaart die als lijnvormig element dwars door Schiedam loopt. Bij het terrein rondom het Crematorium De Beukenhof daarentegen wordt de ruimtelijke functie vooral vervuld door de rustige, bosrijke omgeving. Educatieve functie In de Groene Long liggen een aantal natuureducatieve objecten die door verschillende organisaties beheerd worden: IRADO GROEN beheert objecten in het Beatrixpark (kinderboerderij, heemtuin en moerastuin), bij Vijfsluizen (kindertuinen, ouderentuinen en Intercultureel Tuinieren), bij locatie Landvreugd in Groenoord (ouderentuinen) en bij het voorlichtingscentrum De Groene Raat in Park Kethel (kindertuinen en voorbeeldtuinen). De Dienst Educatie van de Gemeente Schiedam heeft een natuureducatie centrum in Park Kethel. De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) beheert het natuureducatief centrum De Boshoek ten zuiden van Park Kethel. Waterfunctie De Groene Long vervult een belangrijke functie voor de waterkwantiteit en -kwaliteit. De oevervegetatie van de Groene Long heeft een zuiverende werking. Verder zijn er mogelijkheden om bepaalde delen van de Groene Long te gebruiken als wateropslag bij zware regenval.
3.6 Huidig beheer Het beheer van de Groene Long wordt uitgevoerd door de ONS-werkmaatschappij Irado Groen. Er zijn verschillende onderhoudsploegen werkzaam waardoor verschillende soorten beheersgebieden ontstaan.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 20 van 39
4.
VISIE OP HET BESTEMMINGSPLANGEBIED
4.1 Inleiding Nu de huidige situatie van beleid en natuur geïnventariseerd is kan er iets gezegd worden over de toekomst. Dit hoofdstuk geeft het streefbeeld van de situatie in Schiedam in 2012 en daarna. Allereerst wordt ingegaan op het algemene ecologische streefbeeld waarbij tevens een streefbeeld wordt gegeven voor iedere afzonderlijke ecologische structuur die onderdeel uitmaakt van de stedelijke ecologische structuur. Hierbij worden ook de eisen en bedreigingen genoemd. 4.2 Streefbeeld ecologie Er wordt naar gestreefd de ecologische functie van de Groene Long, waarmee de natuurwaarden worden bedoeld, zoals flora en fauna, water en bodem, beter waarneembaar te maken door de diversiteit in flora en fauna te bevorderen. Schiedam is in 2010 een groene gemeente, die bekend staat als de „Groene oase in de zuidelijke Randstad‟. Schiedam is letterlijk en figuurlijk onder de rook van Rotterdam vandaan gekomen. Men woont graag in Schiedam vanwege het gezonde en rustgevende karakter van de stad in combinatie met de goede bereikbaarheid met auto, trein, metro en tram. Door het grotere aandeel groen in de stad is de atmosfeer gezonder geworden. Verder wordt er nog steeds gifvrij gewerkt (o.a. bij onkruidbestrijding) en zijn oevers van watergangen zoveel als mogelijk natuurvriendelijk ingericht. De cultuurhistorische monumenten komen beter tot hun recht in de vriendelijke, groene stad, waardoor het toerisme in Schiedam is toegenomen. Overlast in de vorm van hondenpoep, onkruid op verhardingen, zwerfvuil of duiven is geminimaliseerd. In de stadsparken vinden natuurlijke processen plaats zonder dat burgers hier hinder van ondervinden. Een deel van de dode bomen blijft liggen, zodat die zelf weer een habitat vormen op microschaal voor diverse insecten, vogels, schimmels, enz. De Ecologische Infrastructuur bestaat uit aaneensluitende (natte en droge) linten en gebieden. Op plaatsen met onderbrekingen zijn compenserende maatregelen getroffen. Maar ook buiten de EHS zijn hoge natuurwaarden te vinden, zoals muurplanten in de oude stad. De cultuurlijke zone, de gebruikerszone en de natuurlijke zone hebben ieder hun individuele natuur. In de cultuurlijke zone staat veel cultuurlijk siergroen. Waar mogelijk komt ook genetisch inheems groen voor. Verder zijn er goede faciliteiten voor „stadssoorten‟ als vleermuizen, gierzwaluw en muurplanten. Door optimaal gebruik van de ruimte voor natuur heeft men ook in de oude stad het idee dat de natuur volop aanwezig is. In de gebruikerszone is de natuur gecombineerd met diverse gebruiksfuncties als recreatie (stadspark) en transport (wegbermen). Waar de veiligheid dat toelaat zijn de wegbermen ecologisch ingericht, op zo'n manier dat er minder onderhoud nodig is. In de natuurlijke zone speelt de natuur de grootste rol. Functies als recreatie en transport kunnen hier alleen plaatsvinden zolang zij de natuur niet aantasten. Voorbeelden in de natuurlijke zone zijn het Beatrix Park, Park Kethel en Vijfsluizerhaven. Dit soort gebieden zijn via ecologische linten verbonden met de buitengebieden, zoals het Midden-Delfland. De gebieden en linten van de natuurlijke zone hebben een reservoirwerking voor de rest van Schiedam. Van hieruit kunnen planten en dieren andere delen van Schiedam gaan bevolken. De natuur in de stadsranden heeft een vloeiende overgang naar de natuur in de omgeving, zoals het Midden-Delfland. De Poldervaart vormt één hydrologische geheel (met verschillen de pijlniveaus) vanaf de Delftse Schie tot aan de Vijfsluizerhaven.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 21 van 39
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 22 van 39
De draagkracht van de bevolking voor een natuurlijke Poldervaart wordt vergroot door het bevorderen van duurzame recreatie. Op diverse punten staan bankjes met mooi uitzicht en er is een fietspad langs de hele Poldervaart met aansluiting op doorgaande fietspaden in de regio. De Poldervaart eindigt bij de Vijfsluizerhaven. Deze haven is ecologisch ingericht en biedt grote verscheidenheid aan planten en dieren (met name uit een brakwatermilieu), zoals oeverzwaluwen die broeden in de havenwand. Bij overtollig water in de Poldervaart wordt dit aan de zuidkant geloosd in de Vijfsluizerhaven. Door de natuurlijke inrichting van deze brakwater getijdehaven functioneert de Vijfsluizerhaven als voorbeeld voor andere havensteden in Nederland en West-Europa. De kwaliteit van het Schiedamse water is goed. Waar mogelijk wordt zoveel mogelijk water opgeslagen. Er wordt uitgegaan van het principe dat er alleen watertransport van schoon naar minder schoon zal plaatsvinden. Er wordt zo min mogelijk water met een hogere vervuilingsgraad binnen gelaten. Voor de verschillende typen ecologische structuren in de gemeente is in het onderstaande een streefbeeld omschreven. Hierbij is tevens opgenomen welke eisen dit streefbeeld stelt aan inrichting en beheer van de voor deze structuur essentiële groenelementen en aan wat een bedreiging vormt voor het bereiken van het streefbeeld. Op basis van de streefbeelden zijn bestemmingen en voorschriften opgesteld die ingaan op het toegestane gebruik en de toegestane bebouwingsmogelijkheden. De als transformatiegebied aangeduide gebieden zullen de komende jaren een ontwikkeling doormaken. Bij de verdere uitwerking van deze gebieden zal de groenfunctie nadrukkelijk moeten worden meegewogen. 4.2.1 Boslinten- en gebieden Streefbeeld Gestreefd wordt naar aaneengesloten bosgebieden/linten van minimaal 30 meter breed met opgaande beplantingen als structuurbepalend element. In deze beplantingen is een horizontale gelaagdheid (schimmel-, strooisel-, kruid-, heester- en boomlaag) te onderscheiden. Tevens is er een verticale gelaagdheid: zoom, mantel, struweel, kernbos te onderscheiden. Er wordt primair gestreefd naar ecologische ontwikkeling. De boslinten- en gebieden zijn in figuur 4 weergegeven. Eisen - Continuïteit in beheer. - Er mag maximaal 40% van de oppervlakte van het bosgebied of boslint uit weide en/of water bestaan. - Bos bestaat uit minimaal 60% bos met hierin een horizontale gelaagdheid van minimaal 3 lagen en een volledige verticale gelaagdheid. - Gevarieerde beplantingsopbouw (bijv. hoge en lagere bomen). - Het bosgebied of boslint bestaat voor het grootste gedeelte uit genetisch inheemse gewassen (besen/of notendragend). - Gevarieerde leeftijdsopbouw in struweel en bomen. - Er is een behoorlijk % liggend en staand dood/kwijnend hout. - Liggend dood hout zowel los als op rillen/stapels. Omgevallen bomen moeten zo mogelijk blijven liggen. Bliksembomen niets aan doen. - Staand dood hout verwijderen indien de veiligheid in het geding is. - Boomstronken mogen niet verwijderd, gefreesd worden. Uitgezonderd hiervan is het verplicht stobben (boomstronken) van gevelde iepen ter bestrijding van de iepziekte en het stobben in verband met plaagbestrijding. - Boslint minimaal 30 breed. Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 23 van 39
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 24 van 39
-
Boslinten moeten verbinding verzorgen tussen twee of meer bosgebieden of min of meer gelijksoortige biotopen. Kleinschalig beheer (geen grote dunningen e.d). Goede recreatiezonering.
Bedreigingen - Ophogingen en andere grondwerken. - Infrastructurele werken (incl. kabels/leidingen) - Grootschalige dunningen - Rooiwerkzaamheden - Veranderingen in peilstanden - (Nacht)visserij en jacht - Stropen - Ontstaan van nieuwe barrières - Bestemmingsverkeer - Gebruik van chemische middelen - Werkzaamheden in broedseizoen - (Intensieve) recreatie - Versnippering 4.2.2 Weidelinten- en gebieden Streefbeeld Gestreefd wordt naar een open weidegebied of een minimaal 20 meter brede, open strook met een natuurlijke gras- of kruidachtige begroeiing op een ondergrond van veen of klei. Tevens wordt gestreefd naar het behoud, herstel of toevoeging van landschapselementen als poldersloten, houtkaden, knotwilgen, moerasbosjes, vogelbosjes en amfibieënpoelen. Eisen - Veenweidelint moet minimaal 20 meter breed zijn en moeten twee of meer veenweidegebieden met elkaar verbinden. - Openheid. - Poelen niet in verbinding met overig oppervlaktewater. - Poelen op goede manier ingericht en niet te ver uit elkaar. - Kleinschalig beheer. - Continuïteit in beheer. - Hoge grondwaterstand --> goede bereikbaarheid bodemleven. - Goede waterkwaliteit. - Vasthouden gebiedseigen water. - Gradiëntrijk landschap en vegetatie. - Genetisch inheemse beplanting. - Extensieve begrazing/beweiding met schapen of koeien of als hooiland. - Voldoende nest/broedgelegenheid voor amfibieën, reptielen en vogels. - Goede trekroutes, bescherming tijdens de trek (amfibieën) Bedreigingen - Waterpeilveranderingen - Intensieve begrazing/beweiding - Vermesting van poelen - Verkeerd maaibeheer/slootbeheer/bosbeheer Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 25 van 39
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 26 van 39
-
Werken met chemische middelen Vervuild (stads)water/riooloverstorten/gebiedsvreemd water Bemesting meer dan natuurlijke (door het vee) Ontstaan van extra barrières (faunatunnels) Ophogingen (plaatselijk afgraven mag --> eutrofe bovenlaag eraf) Drainage/verdroging Horizonvervuiling Intensieve recreatie
4.2.3 Natte linten Streefbeeld Gestreefd wordt naar een brede watergang met een goede waterkwaliteit en glooiende, doorlopende oevers. Deze oevers moeten zo mogelijk overgaan in moerasbos of vochtiger graslanden met om de paar honderd meter oeverbosjes. Het is belangrijk dat ook bij kruisingen met (spoor)wegen zowel de watergang als de oevers blijven doorlopen. Eisen - Een zoveel mogelijk doorlopende watergang en oeverzones, zo nodig werken met faunapassages zoals duikers met ecorichels en/of de aanleg van stepping stones etc. - Goede waterkwaliteit. - In ieder geval aan één zijde een glooiende oever met minimaal 4 plantzones (niet-wortelende zone, ondergedoken zone, drijfblad zone, verlandingszone, inspoelzone, zachthoutzone, hardhoutzone). - Optimaal nat lint moet minimaal 40 meter breed zijn. - Continuïteit in beheer. - Gefaseerd beheer. - Vasthouden gebiedseigen water. - Geen inlaat gebiedsvreemd (stads)water. - Voldoende diepte, voldoende beschaduwing. Bedreigingen - Vervuiling met stadswater, riooloverstorten e.d. - Afkalving door wind of recreatie - Pleziervaart, (oever)recreatie - Aanbrengen/vervangen kunstmatige oeververdedigingen - Ontstaan van extra barrières/onderbrekingen - Foutief maaibeheer van de droge oevers - Te veel of op verkeerde tijdstip schonen en/of baggeren - Vestiging van nieuwe bedrijven aan de oevers (Schie) - Muskusrat - Botulisme - Eenzijdig visstandbeheer (HSV) - Zwerfvuil - Gebruik van chemische middelen - Graskarpers - ”Eendjes voeren" - Brakke kwel
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 27 van 39
4.3 Streefbeeld participatie De bevolking van Schiedam speelt een actieve rol in het wijk en buurtbeheer en het beheer van de natuur bij hen in de buurt. Bewoners worden gestimuleerd middels voorlichting om ecologisch beheerde tuinen aan te leggen. Zij kunnen daartoe informatie verkrijgen bij het voorlichtingscentrum aan de Harreweg. Tevens kunnen ze daar diverse vormen van wilde, ecologisch beheerde tuinen bekijken in de vele goed onderhouden voorbeeldtuinen. Kinderen zijn actief in de kindertuinen waarbij ze onder deskundige begeleiding ecologisch leren tuinieren. Bewoners zijn georganiseerd bij de bestrijding van onkruid op verhardingen en andere “stadsproblemen” met de natuur. Zij krijgen daarbij steun, praktische informatie en voorlichting van de gemeente of andere deskundige organisaties. Verder steunt de gemeente diverse natuur- en milieuorganisaties, waarin vele bewoners actief zijn. 4.4 Streefbeeld organisatie Er is een goede coördinatie tussen de gemeentebestuurders/beleidsmakers en de uitvoerende beheerders. Een stadsecoloog adviseert de bestuurders en beheerders over ecologisch beheer, stimuleert de betrokkenheid onder de bevolking en toetst het beleid en beheer door middel van een monitoringprogramma. In dit programma spelen vrijwilligers een grote rol. De stadsecoloog heeft een actueel overzicht van de natuurwaarden en de trends daarin. Naar aanleiding van het natuurbeleidsplan is er een natuurbeheerprogramma opgesteld dat weer is uitgewerkt in praktische deelbeheerplannen voor specifieke gebieden. De beheerders hebben door middel van cursussen veel kennis van natuur. Ze kunnen zeldzame planten en dieren herkennen en weten hoe dit op te nemen in het beheer. Het natuurbeleid is geïntegreerd in alle beleidssectoren en in alle ruimtelijke plannen. Bij aanleg en/of (her)inrichting van een gebied worden de natuurbelangen zorgvuldig afgewogen door de beleidsmakers. Het gemeentebestuur is goed op de hoogte van het belang van een natuurlijke omgeving. Ook heeft het voldoende budget vrijgemaakt om deze natuurlijke omgeving te behouden. Er is een goed overleg tussen alle belanghebbende bij het natuurbeleid. Overheidsorganisaties op provinciaal, regionaal en lokaal niveau zijn betrokken bij de uitvoer van het natuurbeleid, evenals diverse natuur- en milieuorganisaties, sportclubs, wijkverenigingen, enz. 4.5 Streefbeeld recreatie De recreatieve functie kan verder uitgebouwd worden indien ze geen negatieve invloed hebben op de ecologische functie. Het gaat met name om passieve recreatie als wandelen en fietsen. De wandelpaden dienen goed toegankelijk gemaakt te worden voor wandelaars, zodat deze de natuur en landschappelijke waarden van de Groene Long optimaal kunnen beleven. Door de variatie in beplanting en de ruimtelijke opbouw in de Groene Long wordt het een aantrekkelijk gebied om te verblijven. Voor de fietsers wordt er naar gestreefd een aantal fietspaden aan te leggen, te verbeteren waardoor een doorgaande routestructuur ontstaat vanuit de Nieuwe Maas en de binnenstad van Schiedam naar het Midden-Delfland. Daarnaast worden de verbindingen tussen de verschillende wijken verbeterd. 4.6 Streefbeeld ruimtelijke functie Door de ruimtelijke functie dient de esthetische functie van de Groene Long verbeterd te worden. De verschillende kenmerkende structuren in de ruimte, zoals open en gesloten ruimten, vijvers en oude bomen, uitzichten zoals over de Poldervaart dienen behouden te blijven.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 28 van 39
4.7 Streefbeeld educatieve functie De educatieve functie van de Groene Long kan gebruikt worden om het milieubesef van recreanten en omwonenden te bevorderen. Mensen die de Groene Long bezoeken raken geïnteresseerd in de natuur, waardoor ze meer van de natuur leren. Daarnaast leren ze ook van de cultuurhistorie die in de Groene Long te vinden is, bijvoorbeeld het oude polderlandschap met zijn kenmerkende elementen. De educatieve functie van de Groene Long dient bevorderd te worden door voorlichting door middel van educatieve natuurobjecten (zoals kindertuinen, Heemtuin, voorlichtingstuinen en het educatiecentrum). Verder kan de educatie worden ondersteund door informatiepanelen en artikels in wijkbladen en kranten. 4.8 Streefbeeld waterfunctie/waterparagraaf Ter bevordering van de flora en fauna wordt gestreefd naar een optimale waterkwaliteit in de Groene Long. De watergangen, inclusief de duikers, dienen goed onderhouden te worden. Het water in de watergangen en vijvers heeft een natuurlijk waterpeil waardoor de diversiteit in de vegetatie wordt gestimuleerd. Het waterkwaliteitsbeheer en het waterkwantiteitsbeheer van de boezem worden verzorgd door het hoogheemraadschap van Delfland. Het waterkwantiteitsbeheer van de overige wateren in de gemeente Schiedam valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Schiedam. In overleg met het Hoogheemraadschap is het rapport „‟Waterparagraaf Groene Long opgesteld‟‟ (Witteveen+Bos, 2006). Deze waterparagraaf is gebaseerd op het rapport „‟Waterparagraaf Groene Long‟‟. Algemeen beleid duurzaam waterbeheer In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de doelstellingen uit het vigerend beleid voor duurzaam waterbeheer. Het nationaal beleid is verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding met als hoofddoelstelling een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen. De provincie Zuid-Holland heeft haar waterbeleid geformuleerd in een tweetal nota‟s: Beleidsplan Milieu en Water en Bruisend Water. Aandacht ligt hierbij op duurzaam stedelijk waterbeheer. Relevant voor dit bestemmingsplan Groene Long zijn het vergroten van het waterbergend vermogen, het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de belevingswaarde van water. In het Waterbeheersplan 2006-2009 bepaalt het hoogheemraadschap haar meerjarige strategische beleid en geeft dit vorm door middel van een uitvoeringsprogramma. Een speerpunt hiervan is water in de stad, waarbij in samenwerking met gemeenten gewerkt moet worden aan duurzaam stedelijk waterbeheer, optimaal zuiveringsbeheer, goede afstemming met de ruimtelijke ordening en veiligheid tegen overstromingen. Waterbeheer Schiedam Het Waterplan Schiedam geeft de visie van de gemeente en het hoogheemraadschap van Delfland op de ontwikkeling van het water in Schiedam tot 2015. Daarin worden 4 sporen onderscheiden: droge voeten, gezond water, beleving en gebruik en beheer en onderhoud. In de visie is een voorzet van maatregelen opgenomen. Het waterplan Schiedam is een belangrijk beleidsdocument, waarin uiteindelijk de maatregelen vastgesteld zullen worden, waarmee invulling gegeven zal worden aan de 4 sporen. Op het moment van het schrijven van dit document, zijn de maatregelen nog niet vastgesteld. Hierdoor kan in het bestemmingsplan Groene Long, nog niet aangesloten worden op concrete maatregelen uit het waterplan. Wel worden, daar waar mogelijk, de randvoorwaarden voor het uitvoeren van maatregelen behouden door geen (nieuwe) beperkingen te leggen op het realiseren van waterhuishoudkundige maatregelen. In de volgende paragraaf is dit uitgewerkt.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 29 van 39
Consequenties voor het bestemmingsplan Het bestemmingsplan Groene Long is (overwegend) een consoliderend plan. De vastlegging van het bestemmingsplan zal hiermee geen directe fysieke consequenties met zich mee brengen. Het bestemmingsplan reguleert de activiteiten die plaats mogen vinden binnen de groenstructuur van Schiedam. Op basis van de uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer, zijn in het rapport „‟Waterparagraaf Groene Long‟‟ (Witteveen+Bos 2006) de consequenties voor het bestemmingsplan Groene Long aangegeven. Het betreft: Waterkwantiteit. Toekennen van primaire functie water aan hoofdwatergangen en afvoerwatergangen en toekennen van secundaire functie water aan groengebieden, mits de functies niet tegenstrijdig zijn. Op deze manier wordt voldaan aan de eis van het hoogheemraadschap dat het stelsel van hoofd- en afvoerwatergangen als zodanig bestemd worden. Bovendien is hiermee ruimte gereserveerd voor maatregelen die volgen uit de wateropgave. Waterkwaliteit & ecologie. Toekennen van secundaire functie water langs bestaande watergangen, mits de functies niet tegenstrijdig zijn. Hiertoe is in de voorschriften voor het groen ook de mogelijkheid van water opgenomen. Op deze manier wordt ruimte gereserveerd voor het realiseren van natuurvriendelijke oevers, zuiveringsvoorzieningen voor drainagewater, zuiveringsvoorzieningen bij afkoppelen en andere waterkwaliteitsmaatregelen. Waterkeringen. Waterkeringen binnen de keurzone (beschermingszone en kernzone) gelden voorschriften. Er mogen bijvoorbeeld geen activiteiten plaatsvinden die het (toekomstige) waterkerend vermogen van de waterkeringen beperken. Voor werkzaamheden aan of langs watergangen is de keur van het Hoogheemraadschap van toepassing. Voor het dempen en graven van watergangen en voor het verwijderen en aanleggen van kunstwerken is een vergunning op basis van de keur vereist. Daarnaast moet beheer en onderhoud altijd mogelijk zijn. Voor het onderhoud gelden de verbods- en gebodsbepalingen uit de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor buitendijkse gebieden geldt dat de gemeente rekening dient te houden met mogelijke toekomstige buitendijkse ontwikkelingen. In de toekomst moet het mogelijk blijven om bijvoorbeeld de dijk te verzwaren (verhogen of verbreden). Beheer. Bij de huidige watergangen en de nieuw aan te leggen watergangen moet voldoende ruimte zijn om baggerspecie tijdelijk op te kunnen slaan. In het rapport „‟Waterparagraaf Groene Long‟‟ (Witteveen+Bos 2006) worden ook diverse mogelijke waterhuishoudkundige maatregelen genoemd in de Groene Long. Deze maatregelen kunnen mogelijk op termijn uitgevoerd worden in het kader van duurzaam stedelijk waterbeheer. Het waterplan Schiedam is het beleidsdocument, waarin uiteindelijk de maatregelen vastgesteld zullen worden. 4.9 Streefbeeld beheer Om de natuurwaarden te behouden of zelfs te verhogen is een specifiek beheer nodig. De stedelijke ecologische structuur moet zoveel mogelijk ecologisch beheerd worden. Om een beheervisie voor het hele gebied te krijgen wordt een Natuurbeheerplan voor de gehele Groene Long opgesteld. Bij het toepassen van ecologisch beheer in de Groene Long dienen de volgende richtlijnen in acht genomen te worden: gebruik van genetisch inheemse (streekeigen) soorten; Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 30 van 39
gebruik van een variatie van planten met waarde voor het ecosysteem: bloemen, vruchten, zaden, nestgelegenheid, vluchtplaats, etc. zorg voor eenheid van beheer: beheer met een doel, waardoor innerlijke rust binnen het ecosysteem gecreëerd wordt; ontwikkel een goede uitgangssituatie, zodat beplanting zichzelf kan ontwikkelen. Bijvoorbeeld door het zorgen voor een juiste bodem; voorkom dat gebiedsvreemde stoffen in de tuinen aanwezig zijn; houdt de bodem intact en probeer zoveel mogelijk gebiedseigen grond te behouden; zorg voor een goede bodem- en waterkwaliteit; bomen en struiken moeten voldoende ruimte krijgen om hun natuurlijke vorm te krijgen; gebruik organisch materiaal in de omgeving. Streef naar een gesloten kringloop binnen het natuurgebied; probeer milieuverschillen te creëren (gradiënten): licht-schaduw, droog-nat, voedselrijk-schraal, hoog-laag.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 31 van 39
5.
JURIDISCHE VORMGEVING
De stedelijke ecologische structuur „de Groene Long‟ loopt in een S-vorm door Schiedam. In het noorden heeft het Midden-Delfland uitlopers naar Park Kethel. Dit park staat weer in verbinding met het Beatrixpark, dat door de Poldervaart weer verbonden wordt met de open gebieden in het zuiden van Schiedam: de Vijfsluizerhaven en het Volkspark. In hoofdstuk 3 is aangegeven dat binnen de stedelijke ecologische structuur verschillende ecologische elementen te onderscheiden zijn: gebieden, linten, plekken, snippers en stadsranden. Voor de structuur van het groen in Schiedam zijn vooral de gebieden en linten van belang. Deze worden in het voorliggende bestemmingsplan als zodanig bestemd. Plekken, stadsranden en groene snippers zijn meer groengebieden die in principe lokaal van karakter zijn. Zij hebben geen belangrijke functie in het ecologische netwerk. Waar dit wel het geval is worden zij als onderdelen van gebieden of linten in dit bestemmingsplan behandeld. De gebieden en linten zijn op een bestemmingenkaart (schaal 1:10.000) aangegeven en zijn ook als zodanig bestemd tot natte linten, boslinten en –gebieden en weidelinten en –gebieden. Het bestemmingsplan is echter geen sectoraal plan dat alleen groenfuncties regelt. De bestemming voor een bepaalde locatie zal naast de ecologische functie ook ander gebruik van de oppervlakte moeten meenemen. Naast de ´groene´ functie heeft een terrein bijvoorbeeld ook een functie als sportpark of begraafplaats. Het terrein heeft dus zowel een ecologische als een maatschappelijke functie. De maatschappelijke of andere functie van een terrein is reeds in een vigerend bestemmingsplan geregeld. In het voorliggende bestemmingsplan worden deze bestaande gebruiksfuncties ongemoeid gelaten doordat het plan is vormgeven als een herziening c.q. aanvulling op de vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied van de Groene Long. De bestaande functies worden als het ware „positief‟ bestemd, doch krijgen te maken met een zogenaamde parapluregeling die van toepassing wordt verklaard op alle in de bij het voorliggende bestemmingsplan opgenomen bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen in de vorm van een medebestemming (artikel 1). Vervolgens zijn bepalingen gegeven voor de begrippen die in het plan voorkomen en de wijze van meten (artikel 2 en 3). In artikel 4 is een algemene beschrijving in hoofdlijnen opgenomen, dat een algemeen referentiekader geeft dat bij het verlenen van bouwvergunningen en aanlegvergunningen binnen de stedelijke ecologische structuur in acht genomen dient te worden. In de artikelen 5 t/m 7 zijn de bestemmingen op gebiedsniveau opgenomen. Het betreft de bestemmingen “Natte linten”, “Boslinten en –gebieden” en “Weidelinten en –gebieden”. Binnen deze bestemmingen mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de in het voorliggende bestemmingsplan geregelde bestemmingen worden opgericht. Ten behoeve van de in de verschillende vigerende bestemmingsplannen opgenomen andere (bestaande) bestemmingen (bijvoorbeeld recreatieve doeleinden, verkeersdoeleinden, horecadoeleinden) is voor burgemeester en wethouders een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen om bouwwerken te bouwen. Voorwaarde is wel dat de natuurwaarden die karakteristiek zijn voor de bestemmingen op gebiedsniveau hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling een beslissing te nemen, dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de stadsecoloog. Dit procedureel vereiste geldt overigens ook voor het verlenen van een aanlegvergunning. In paragraaf IV (overige bepalingen) zijn enkele dubbelbestemmingen opgenomen. Een dubbelbestemming „valt‟ over een onderliggende materiële bestemming heen en houdt in de regel een beperking in van de bouw- en of gebruiksmogelijkheden van die bestemming(en). Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 32 van 39
In artikel 8 met de bestemming „waterkering (dubbelbestemming)‟ zijn de op de plankaart als waterkering aangewezen gronden primair bestemd voor waterkering en bijbehorende voorzieningen en secundair bestemd voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen. De primaire bestemming regelt dat er voor de gronden waterkering een bouw- en aanlegverbod geldt voor de secundaire bestemming. Dit verbod kan via een vrijstelling worden doorbroken. Vrijstelling kan pas worden verleend na overleg met de waterbeheerder. Hetzelfde geldt voor artikel 9 „Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)‟. De artikelen 10 t/m 14 bevatten de gebruikelijke overige bepalingen, zoals nadere eisen, overgangsbepalingen, strafbaarheidsbepalingen en de slotbepaling.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 33 van 39
6. HANDHAVING Inleiding Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente, hoewel ook de Commissaris der Koningin op basis van artikel 63 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevoegd is om provinciale ambtenaren aan te wijzen, die worden belast met de opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd. De rol van het rijk ten aanzien van handhaving is veel prominenter dan dat van de provincie. De VROM inspectie is op basis van artikel 52 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening belast met het houden van toezicht op de naleving van deze wet en op de hieruit voortvloeiende voorschriften. Als zodanig kan de Inspecteur worden aangemerkt als toezichthouder. Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend. Daarnaast zijn in het plan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd worden de vrijstellingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering. Recente ontwikkelingen Het handhavingsbeleid staat de laatste jaren hoog op de politieke agenda. Ook in de gemeente Schiedam krijgt de handhaving van wetten en regelgeving de laatste jaren meer nadrukkelijk de aandacht. Het college van Burgemeester en wethouders van Schiedam heeft het Handhavingprogramma 2004 vastgesteld. De gekozen prioriteiten en aandachtspunten zijn met alle partijen besproken om te komen tot een uitvoeringsprogramma. Dit heeft geleid tot het formuleren van actiepunten en doelstellingen. Voor de taken op het werkveld van het Bouwen en Wonen dient naast het opstellen van een handhavingprogramma tevens een aantal beleidsuitgangspunten met betrekking tot het toezicht en handhaving te worden vastgesteld dat duidelijkheid verschaft zowel voor de gemeente als haar ingezetenen. Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 34 van 39
Hiervoor wordt de nota „Toezicht en Handhaving gebouwde omgeving Schiedam‟ uitgewerkt. In deze nota wordt het beleid en de structuur van de gemeente Schiedam voor het taakveld van het Bouwen en Wonen gepresenteerd. De nota is bedoeld om politieke, beleidsmatige en organisatorische uitgangspunten met betrekking tot het toezicht en de handhaving van met name bouw- en sloopregelgeving en bestemmingsplannen vast te leggen en anderzijds de handhavers een standaardinstrumentarium aan te reiken. Met deze nota wil het college een globaal haalbaar streefniveau voor de naleving van wet- en regelgeving vastleggen.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 35 van 39
7.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Binnen het plangebied doen zich geen nieuwe ontwikkelingen voor. Het onderhoud van het groen en de maatregelen genoemd in het Groenstructuurplan komen ten laste van reguliere budgetten. De economische haalbaarheid van het plan is hiermee zeker gesteld.
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 36 van 39
8.
MAATSCHAPPELIJKE TOETSING EN OVERLEG
8.1
Maatschappelijke toetsing
Tijdens de ontwerpfase van het bestemmingsplan is dit plan op de gebruikelijke wijze ter visie gelegd en is een inloopmiddag gehouden. Tijdens deze middag was een ieder in de gelegenheid vragen te stellen en opmerkingen te maken, respectievelijk zienswijzen in te dienen. Daarbij is het volgende naar voren gekomen……………… 8.2
Artikel 10 BRO Overleg
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden. Voor dit plan is overleg gepleegd met: 1. 2. 3. 4. 5.
De Provincie Zuid-Holland, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag; Vrom-Inspectie, regio Zuid-west, Postbus 29036, 3100 GA Rotterdam; Hoogheemraadschap van Delfland, Postbus 3061, 2601 DB Delft; Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening, Regio West, Postbus 1160, 2001 BD Haarlem; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Zuidwest, Postbus 1167, 3300 BD Dordrecht; 6. Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie G.W. Burgerplein 5, 3021 AS Rotterdam; 7. Brandweer Waterweg, Postbus 56, 3100 AB Schiedam. 8. Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen. De instanties genoemd onder 1 tot en met 3 hebben op het plan gereageerd. De gemaakte opmerkingen zijn hieronder samengevat en van een reactie voorzien.
Ad 1. Provinciaal Planologische Commissie Op 20 maart 2006 is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het wettelijk vereist vooroverleg verzonden aan de Provinciale Planologische Commissie (PPC). In de brief van 8 juni 2006 heeft de PPC 2 opmerkingen gemaakt ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan “Groene Long 2006”. a. Molenbiotoop: in het plan moet aandacht besteed moet worden aan de molenbiotoop, conform de nota “Regels voor Ruimte”. In het plangebied strekken de biotopen van de molen “De Drie Koornbloemen” en de incomplete “Babbersmolen” zich uit over een deel van de weidelinten en gebieden. Voor de genoemde molens is de 1 op 30-regel van toepassing. Dit houdt in dat de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger mag zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt op de verticaal staande wiek. b. water: het is onduidelijk of er vooroverleg heeft plaatsgevonden met de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap van Delfland, en tevens ontbreekt het wateradvies. Reactie: a. Ten aanzien van opname van de molenbiotopen in het onderliggende bestemmingsplan kan worden opgemerkt dat, gelet op het karakter en de doelstelling van dit bestemmingsplan, de opname van molenbiotopen niet voor de hand ligt. Het doel waarmee een molenbiotoop wordt vastgesteld is met Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 37 van 39
name de bescherming van het monumentale, c.q. karakteristieke karakter van de molen door het stellen van grenzen aan bouwactiviteiten in de directe omgeving welke het functioneren van die molen zouden kunnen aantasten. Aangezien onderhavig bestemmingsplan een consoliderend plan betreft, dat slechts fungeert als een herziening van de vigerende bestemmingplannen binnen het plangebied van de Groene Long en waarin geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, kan gesteld worden dat opname van molenbiotopen in dit verband niet relevant is. Met het bestemmingsplan is een planologisch toetsingskader vastgelegd ter bescherming van de belangrijkste hoofdgroenstuctuur zoals deze wordt voorgesteld in het groenstructuurplan in de vorm van een zogenaamd facetbestemmingsplan. Bouwactiviteiten zijn via een medebestemming in een vigerend bestemmingsplan uitgesloten dan wel alleen mogelijk met toepassing van een vrijstellingsprocedure. b. Naar aanleiding van de reacties in het kader van het artikel 10 BRO overleg is voor het onderhavige bestemmingsplan een waterparagraaf opgesteld. De inhoud van deze waterparagraaf wordt door de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap van Delfland, onderschreven. Zie ook reactie onder het kopje Ad 3. Ad 2. VROM Inspectie Zuid-West Door de VROM inspectie Zuid-West zijn de volgende opmerkingen gemaakt over het ontwerp bestemmingsplan: a. De overgangsbepaling artikel 10, lid 1b en 2b is; b. Bijlage I ontbreekt; c. In hoofdstuk 6 van de toelichting wordt gesproken over de Inspecteur Ruimtelijke Ordening (IRO), terwijl deze is opgegaan in de VROM inspectie. Reactie: a. Naar aanleiding van de door de VROM inspectie gemaakte opmerkingen, is de overgangsbepaling in artikel 10 lid 1 b en 2 b aangepast, en luidt als volgt: Artikel 10 lid 1 b: “het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de naast het bestemmingsplan “Groene Long 2007” geldende bestemmingsplannen, daaronder begrepen de overgangsbepalingen, welke op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan vigerend zijn volgens bijlage 1.” Artikel 10 lid 2 b: “het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, doch zijn gebouwd in strijd met het op dat moment vigerende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, zoals opgenomen in bijlage 1.” (Inmiddels is artikel 10 vernummerd naar artikel 12) b. Bijlage I, waarop is aangegeven welke vigerende bestemmingsplan vallen binnen het plangebied “Groene Long 2007”, is toegevoegd aan het plan; c. Daar waar in hoofdstuk 6 wordt gesproken over de Inspecteur Ruimtelijke Ordening (IRO) is dat vervangen door de Vrom Inspectie. Ad 3. Hoogheemraadschap van Delfland Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in de brief van 12 juni 2006 aangegeven niet in te kunnen stemmen met het voorontwerp bestemmingsplan “Groene Long 2006”. De reden daarvan is dat in het plan geen aparte watertoets is opgenomen. Daarnaast zijn de primaire en regionale waterkeringen en het stelsel van hoofd aan- en afvoerwegen van oppervlaktewateren niet als zodanig bestemd. Reactie: Naar aanleiding van de ontvangen reacties in het kader van het artikel 10 BRO overleg, is voor het plan een watertoetsprocedure doorlopen met de waterbeheerder het Hoogheemraadschap van Delfland. Dat houdt in dat bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan in het kader van de watertoets gemeente en waterschap overleg hebben gevoerd over de waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In de waterparagraaf, die onderdeel uitmaakt van de toelichting en als bijlage is Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 38 van 39
toegevoegd, is opgenomen welke afwegingen in het plan zijn gemaakt ten aanzien van water. In de toelichting is aangegeven hoe de wateraspecten een plek hebben gekregen in het juridische deel van het plan, de voorschriften. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de (primaire) waterkeringen als zodanig bestemd en weergegeven op de bestemmingenkaart (plankaart). Met het oog op een goede werking van de waterkeringen is voldoende ruimtereservering nodig. Hiertoe zijn de kernzone en beschermingszone (= keurzone) bij de waterkeringen specifiek bestemd en op de plankaart aangegeven. De hoofdwatergangen en afvoerwatergangen zijn opgenomen binnen de bestemming natte linten en zijn voor de duidelijkheid apart aangeduid op de bestemmingenkaart (plankaart).
Toelichting bestemmingsplan “Groene Long 2007” Pagina 39 van 39