Toelichting behorende bij het bestemmingsplan Nijmegen-Oost 1.
Inleiding
1.1
Algemeen
De Gelderse stad Nijmegen is een voormalige vestingstad gelegen aan de Waal. De sterk groeiende stad heeft niet alleen oog voor grootschalige uitbreidingen zoals de toekomstige sprong over de Waal. Nijmegen is ook een stad met aandacht voor behoud en versterking van de bestaande, gedeeltelijk historisch waardevolle, stad. Een goed voorbeeld daarvan zijn de aanwijzing van de 19e eeuwse gordel tot (gemeentelijk) beschermd stadsbeeld en de gemeentelijke structuurvisie op de toekomst van de stadsdelen c.q. wijken. Onderwerp van het voorliggende bestemmingsplan is het stadsdeel Nijmegen-Oost dat in de directe nabijheid van het centrum ligt. Het noordelijk deel kent een vrij dichte bebouwing. Naar het zuiden en oosten toe wordt deze bebouwing minder dicht en krijgt het gebied een groener karakter. De noordzijde maakt deel uit van de 19e eeuwse gordel. Het centrale deel kwam vooral tot stand in de 20er en 30er jaren. De zuidwestelijke hoek stamt uit de wederopbouwtijd en met name de oostelijke rand kent zeer jonge bebouwing. De afgelopen 10 jaar vond overigens ook in de oudere delen op diverse plekken vernieuwing plaats. Het bestemmingsplan Nijmegen-Oost omvat ongeveer de helft van het stadsdeel NijmegenOud Oost. Het is ten zuid- oosten van het centrum gelegen. De grenzen worden gevormd door de gemeentegrens (Ubbergseweg) aan de oostzijde, de Postweg in het zuiden en de Groesbeekseweg in het westen. Aan de noordkant wordt de grens gevormd door achtereenvolgens Sloetsstraat-Bijleveldsingel-Straalmanstraat-Terwindtstraat. Het stadsdeel is een zeer geliefde woonwijk vanwege het groen en de rust, maar ook door de aanwezigheid van veel voorzieningen en de bonte mengeling van functies - soms ook op stedelijk niveau - die daar het gevolg van is. Het landelijke achterland, zonder grote plaatsen en/of bedrijventerreinen, waarborgt deze woonkwaliteiten. Nijmegen-Oost wordt onderverdeeld in drie wijken; Altrade, Hunnerberg en Hengstdal. Door de overloopmomenten in de bouwperioden kan aan de wijken, zoals verderop beschreven zal worden, niet een volledig eigen, samenhangend karakter toegeschreven worden. Het stadsdeel ligt op een geaccidenteerd terrein. Aan de oostzijde ligt de stuwwal die met name richting zuid/zuidwesten afloopt. Alvorens de zuidgrens van het plangebied wordt bereikt, vanaf ongeveer de Hengstdalseweg, loopt het terrein weer op. Deze golven in het landschap geven het zuidelijk deel wat extra’s, waarmee dit meer planmatig aangelegde deel toch heel afwisselend is. 1.2
Aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan
De al eerder genoemde structuurvisie Nijmegen (september 1991) was bedoeld als hulpmiddel bij het opstellen van grotere bestemmingsplannen in de toekomst. Bestaande bestemmingsplannen kunnen daarbij kritisch doorgelicht worden. De visie gaf bovendien aanknopingspunten voor gewenste gedeeltelijke herzieningen. De vigerende bestemmingsplannen voor Nijmegen-Oost zijn merendeels gedateerd. Deze plannen zijn primair conserverend van aard en ontberen daardoor veelal de nodige flexibiliteit om in te spelen op de dynamiek in de stadswijk Nijmegen-Oost. Het gevolg is een groot aantal "postzegelplannen", waardoor de juridische regeling ook onoverzichtelijk is geworden.
42
Ook bieden deze plannen onvoldoende aanknopingspunten voor het realiseren van nieuw beleid, zoals: • het beschermen en versterken van ruimtelijke kwaliteiten (bv. straatprofielen in de 19e eeuwse gordel, maar ook karakteristieke architectuur uit de 30-er jaren); • het voeren van gericht functioneel beleid (winkelbeleid, kantorenbeleid e.d.); • het hergebruik van vrijkomende locaties (bv. scholen, kloosters en kazerneterrein). Het nieuwe bestemmingsplan Nijmegen-Oost zal volgens de huidige inzichten als tweede in een reeks (na het bestemmingsplan Hees/Heseveld) worden opgezet. Voor een overzicht van de vigerende plannen wordt verwezen naar bijlage 1. 1.3
Opbouw en voorbereiding van de toelichting
De voorbereiding van het bestemmingsplan Nijmegen-Oost is opgezet via twee sporen: - een inventarisatie en analyse van bestaande - vaak sectorale - gemeentelijke (beleids)nota’s en plannen die betrekking hebben op het plangebied en het opstellen van een samenhangend pakket uitgangspunten; - een gedetailleerde veldinventarisatie van de bestaande situatie in het plangebied. De resultaten van beide sporen en het daaruit voortvloeiende samenhangende, integrale pakket van uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn neergelegd in de voorliggende toelichting op het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 bevat een korte, historische analyse van de ontstaans- geschiedenis van Nijmegen- Oost als onderdeel van de stad Nijmegen. Hoofdstuk 3 geeft een waarderende beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied, waarbij apart aandacht wordt besteed aan groen- en bebouwingsstructuur. Hoofdstuk 4 gaat in op de functionele aspecten van het plangebied. Naast een algemene karakteristiek wordt de situatie per functie beschreven. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de verkeerssituatie in het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de relevante milieuaspecten, waarbij aandacht wordt besteed aan mogelijkheden voor duurzame stedebouw en ecologie in de stad. Tot deze plaats in de toelichting wordt aangegeven wat voor het betreffende aspect gewenst beleid kan zijn.
43
Dit beleid is mede gebaseerd op de analyse van beschikbare gemeentelijke beleids- en onderzoeknota’s. Een overzicht van deze nota’s en een samenvatting van de belangrijkste is opgenomen in bijlage II. Het in de toelichting aangehaalde beleid beperkt zich tot het beleid wat op dit moment als min of meer "hard" valt aan te merken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 een algemene hoofddoelstelling voor Nijmegen-Oost geformuleerd en als afgeleide daarvan een samenhangend pakket van uitgangspunten voor het bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 wordt afgesloten met een toelichting op de juridische regeling die aansluit op het gewenste evenwicht tussen conservering en dynamiek. Per bestemming worden waar nodig specifieke gevallen nader toegelicht. De toelichting is tot stand gekomen in nauw overleg met een brede ambtelijke werkgroep. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de Nijmeegse Monumentencommissie en de belangrijkste in het plangebied opererende woningbouwstichtingen "De Gezonde Woning" en "De Gemeenschap". Voorts is in drie avondsessies aan een groot aantal belangengroeperingen uit Nijmegen-Oost gevraagd naar hun mening en ideeën over de toekomst van hun wijk. Een samenvatting van de bijeenkomsten is te vinden in bijlage IV. Tot slot wordt opgemerkt dat het ontwikkelen van een visie op het Limos-terrein zich buiten het kader van het bestemmingsplan heeft voltrokken. Het uiteindelijk ontwikkelde plan is wel in het onderhavige bestemmingsplan juridische geregeld. 1.4
Karakter van het nieuwe plan
Bij de opzet van het nieuwe bestemmingsplan heeft inzichtelijkheid voor de burger centraal gestaan. Flexibiliteit mag niet ten koste gaan van duidelijkheid. Ook de handhaving is bij een inzichtelijk en eenvoudig toepasbaar plan gebaat. Het resultaat is een plansystematiek, waarbij de regelgeving zoveel mogelijk op de plankaart is weergegeven. Het getailleerde kaartbeeld betekent echter geenszins dat de regeling gedetailleerd en daarmee star is. Door veel informatie op de kaart te zetten kan de opzet van de voorschriften eenvoudig blijven. Door een, waar mogelijk, ruime functionele bestemmingstoedeling is sprake van een functioneel flexibel plan: veel functionele omzettingen kunnen plaatshebben zonder een verdere procedure. De ruimtelijke regeling lijkt, door het aangeven van de ruimtelijke randvoorwaarden op de kaart, de bestaande situatie vast te leggen; waar mogelijk zijn echter reeds ruimere begrenzingen opgenomen. Belangrijk is tenslotte dat binnen de voorschriften een groot aantal flexibiliteitsbepalingen is opgenomen waardoor de regeling een flexibel karakter heeft. Dit betekent overigens zeker niet dat alles zomaar kan veranderen. Structurele ingrepen zullen alleen met planherziening mogelijk kunnen worden gemaakt. Een hernieuwde belangenafweging is dan op zijn plaats.
44
45
2.
Historie
2.1
De ontstaansgeschiedenis van de stad Nijmegen
Nijmegen is ontstaan op de top van een door landijs opgestuwd plateau. Dat dit een zeer strategische ligging was blijkt uit de verschillende bewoners van dit gebied die in de loop der tijden op het Kopsplateau dan wel op het Valkhof hun legerplaats c.q. burcht bouwden. In 1230 kreeg Nijmegen stadsrechten en werd de handel steeds belangrijker. Uiteindelijk wordt Nijmegen een belangrijke vestingstad aan de toenmalige grens. Tot 1874 vormden de vestingwerken een keurslijf, dat de ontwikkeling van de stad met industrie en woningbouw uitsloot. Na de sloop van de wallen werd expansie mogelijk. Industrie vestigde zich langs de Waal en er ontstond rondom Nijmegen een groene gordel. Deze eerste 19e eeuwse stadsuitleg was bedoeld ter verfraaiing van het stadsaanzicht en als woongebied voor de beter gesitueerden. Tot aan de Tweede Wereldoorlog groeit Nijmegen, met name in het zuiden en oosten, gestaag. De Tweede Wereldoorlog verwoestte nagenoeg de gehele binnenstad van Nijmegen. In 1947 kwam de herbouw goed op gang. Van 19.545 woningen in 1947 groeide Nijmegen in 15 jaar tijd naar ruim 30.000 woningen (1963) waarvan zo’n 850 woningen in de wijk Hengstdal. In de jaren 60 en 70 werd het noodzakelijk om ook aan de andere zijde van het MaasWaalkanaal uit te breiden en ontstonden de wijken Dukenburg en Lindenholt ter weerszijden van de Brabantse Poort. In de nabije toekomst zal Nijmegen de sprong over de Waal maken. 2.2
De historie van Nijmegen-Oost
Uit het voorgaande blijkt dat ter plaatse van het huidige Nijmegen-Oost, en met name op het Kopsplateau, al vroeg sprake is van bewoning. De gevonden overblijfselen getuigen van het verblijf van Romeinen; op de Hunnerberg hadden zij hun legerplaats. De kaart van omstreeks 1850 geeft een duidelijk overzicht van de situatie. De stad Nijmegen wordt omvat door een brede gordel van vestingwerken. De stuwwal vormt een sterke rand ten opzichte van de Ooijpolder. Aan die rand ligt het vooruitgeschoven bolwerk "De Schans". De begraafplaats, vanaf 1810 buiten de muren, heeft toch nog enige beschermende wallen. Het ommeland heeft verder vooral een agrarische functie. Het is redelijk goed ontsloten. De belangrijkste landwegen hebben een laanbeplanting. Enkele kleine gehuchten en landgoederen zijn buiten de stadsmuren gelegen. In het zuidoosten beginnen de bossen. Het oostelijk stadsdeel komt, na de sloop van de verdedigingswerken rond 1874, tot ontwikkeling. In een periode van zo’n twintig jaar, ruwweg tussen 1880 en 1900, wordt het bebouwde oppervlak van de stad 2½ maal zo groot. Gebouwd wordt volgens het singelplan van Bert Brouwer uit 1878, waarmee de oude landwegen worden opgewaardeerd en aaneengesmeed tot wat wij thans de 19e eeuwse schil noemen. Het laat -klassicistische stedebouwkundige concept werd tot ca. 1915 uitgebouwd met gebieden die nog duidelijk met de schil "meedoen" (Altrade, Galgenveld, Bottendaal). Daarna ontwikkelt Nijmegen-Oost zich verder langs de oude veldwegen, die veelal nog steeds de hoofdverkeersstructuur voor het stadsdeel vormen. (Ubbergseweg, Berg en Dalseweg, Groesbeekseweg, Daalseweg, Tooropstraat, Ubbergseveldweg, Broerdijk, Postweg en Kwakkenbergweg). Aanvankelijk vindt uitbreiding plaats langs de radialen en rond de gehuchtjes in het veld, zoals bij de ontmoeting Berg en Dalseweg / Tooropstraat. Later groeit het stadsdeel voornamelijk vanuit het centrum naar buiten via projectmatige invullingen tussen de radialen. Voor de oorlog gebeurt dit vooral in de 20-er en 30-er jaren. Direct erna in de wederopbouw- tijd- worden de oostelijke delen (Hengstdal) gerealiseerd en vervolgens vonden in het kader van de stadsvernieuwing een groot aantal (her-)invullingen plaats in het totale gebied. Zeer recent werden nog relatief omvangrijke nieuwbouwprojecten toegevoegd: Kruisberg en achter het voormalige Canisiuscollege.
46
47
48
Het resultaat is een opbouw, bestaande uit radialen met bebouwing uit sterk afwisselende perioden met daarachter de verschillende, planmatig opgestelde woonbuurten. Dit geldt met name voor de Groesbeekseweg, de Groesbeeksedwarsweg en de Berg en Dalseweg. Deze radialen geven nauwelijks blijk van wat zich erachter afspeelt. Andere oude routes of delen daarvan werden pas bebouwd als onderdeel van de latere projectmatige invullingen. De bijgevoegde kaart geeft een globaal overzicht van de verschillende groeifasen van Nijmegen-Oost. Het huidige stratenpatroon en/of de huidige perceelsgrenzen zijn vaak gerelateerd aan de grens van de verdedigingswerken. De op de historische kaart van omstreeks 1850 zichtbare oude landwegen en de stuwwal zijn nog duidelijk herkenbaar. Door de historie van Nijmegen-Oost is het hele gebied -weliswaar afnemend in oostelijke richting- doorspekt met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, welke in veel gevallen een bescherming genieten op grond van een aanwijzing tot rijks -of gemeentelijk monument. De 19e eeuwse schil is zelfs integraal aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsbeeld. Voorts kent het gebied een aantal archeologische monumenten langs de stuwwalrand. 2.3
Het recente verleden
De laatste 10 jaar tekent zich in Nijmegen-Oost een toenemende dynamiek af. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen of partiële herzieningen daarvan zijn diverse hinderlijke bedrijven en slechte stukken bebouwing gesaneerd en veelal vervangen door moderne woningbouw. Op grote schaal heeft herinrichting van woonstraten tot woonerven plaatsgevonden. In de belangrijke straten kalfde de omgevingskwaliteit onder de verkeersdruk af. Functioneel is sprake van concentratie van bewinkeling rond supermarkten en daarmee functieverlies van verspreide winkels in de wijk. Clustering van bepaalde onderwijsvormen leidt tot leegstand en soms hergebruik van schoolgebouwen. De uitstraling van het centrum in de vorm van parkeerdruk en kantoorvestigingen is zichtbaar geworden. Horeca ontwikkelt zich plaatselijk tot bovenwijks niveau. Kloosters, kazernes en soms ook kerken verliezen hun oorspronkelijke functie en schiepen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Deze dynamiek geeft aan dat Nijmegen-Oost een woonwijk is met een stedelijk karakter, waar voortdurend een spanningsveld heerst tussen de woonfunctie van de wijk en de andere, vaak bovenwijkse functies. Enerzijds geeft de functierijkdom een meerwaarde aan het wonen, anderzijds kan soms sprake zijn van hinder. Gelet op de grote druk op de woningmarkt lijkt vooralsnog de meerwaarde duidelijk te prevaleren.
49
50
3.
Ruimtelijke karakteristiek
Het nieuwe bestemmingsplan voor Nijmegen-Oost zal in belangrijke mate gericht zijn op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat vastgesteld moet worden waaruit deze ruimtelijke kwaliteit bestaat. Om deze vraag te beantwoorden is het plangebied geïnventariseerd en reeds geformuleerd beleid geanalyseerd. Het resultaat is de in dit hoofdstuk beschreven "ruimtelijke karakteristiek". Deze ruimtelijke karakteristiek moet de bouwstenen leveren voor het formuleren van een in het bestemmingsplan op te nemen samenhangend ruimtelijk toetsingskader, dat tevens handvatten biedt voor de beoordeling van initiatieven door de Monumentencommissie en de Welstandscommissie. Voor de inzichtelijkheid is onderscheid gemaakt in de groenstructuur en de bebouwingsstructuur, waarbij zowel de hoofdstruktuur van Nijmegen-Oost als te onderscheiden elementen en deelgebieden zijn beschreven en gekarakteriseerd (gewaardeerd). Per onderdeel zijn telkens vanuit de ruimtelijke invalshoek beleidswensen geformuleerd. 3.1
Groenstructuur
Het stadsdeel Nijmegen-Oost heeft voor de Nijmeegse bevolking een uitgesproken groen karakter. Deze typering geldt voor het hele stadsdeel, dit ondanks het relatieve gebrek aan openbaar groen en het vrij stedelijke karakter van vooral de 19e eeuwse gordel. De nabijheid van het buitengebied is door de binnendringende "groene vingers" goed waarneembaar. De voormalige landwegen met, soms zelfs zware, laanbeplantingen versterken dit beeld. Ook speelt het groen in privé-tuinen een belangrijke rol. 3.1.1
Groene vingers
De grootste groenelementen binnen Nijmegen-Oost worden gevormd door de stuwwalrand en de groene lob Mariënboom. De groene vinger stuwwalrand bevat een steile stuwwalhelling die een scherpe grens vormt tussen stad en landschap, tussen bos en open rivierengebied. Deze vinger kenmerkt zich door vrijstaande elementen in de vorm van kantoren, kloosters, scholen en grote woningen. Richting stadscentrum wordt deze bebouwing dichter en hoger. Door de meer open inrichting van de stuwwal zijn juist daar verschillende uitkijkmogelijkheden vanaf de stuwwalrand over de Ooijpolder aanwezig. Meer naar het oosten maakt bebossing van de helling uitzichten onmogelijk. Beschermenswaardig zijn de profielen van holle wegen zoals de Beekmandalseweg en de Holle Weg. Een bijzonder onderdeel van de groene lob wordt gevormd door het Kopsplateau met zijn archeologische waarden (zie paragraaf 3.2.3.). Naast de openheid verdienen de knotbomenlaan en de oude linden extra bescherming. De groene lob Mariënboom loopt door tot op het voormalig kazerneterrein, waarmee deze lob zeer ver doordringt in het stedelijk gebied. Het karakter gaat geleidelijk over van natuurlijk naar cultuurlijk. Het Limos-terrein was tot voor kort ontoegankelijk en vormt met de zware boombeplanting aan de zuidzijde een duidelijke aankondiging van het groene beboste buitengebied. Het stedebouwkundig plan voor het Limos-terrein speelt in op deze kwaliteiten door een gedeeltelijke bestemming tot parkgebied. Daarnaast wordt een aantal waardevolle bomen / boomgroepen en de karakteristieke zuilenhaag gehandhaafd. Beleid De groene vingers zijn sfeerbepalend voor Nijmegen-Oost. Deze sfeer wordt zeer gewaardeerd in Nijmegen en behoud daarvan dient dan ook nagestreefd te worden.
51
52
Het is zaak om nieuwe bebouwing op het kazerneterrein zeer weloverwogen toe te voegen. De stedebouwkundige visie gaat hiervan uit. Het reliëf van de stuwwalrand dient te worden gehandhaafd en er zou bij voorkeur geen bebouwing meer toegevoegd moeten worden. Het is gewenst uitzichtmogelijkheden toe te voegen. De meer open inrichting van de stuwwal richting centrum past in het ruimtelijk beeld. Ook het Kopsplateau dient van verdere bebouwing gevrijwaard te blijven. Inrichting als (bovenwijks) archeologisch park is een mogelijkheid. 3.1.2
Groene assen
Naast de groene vingers voeren ook de historische radialen het groen de stad binnen. Groesbeekseweg en Berg en Dalseweg zijn lange lijnen vanuit het buitengebied die eindigen bij de singels. De logische ligging in de stad en de hoge gebruiksintensiteit maken deze radialen tot gezichtsbepalende elementen van de stad. De derde belangrijke radiaal is de Ubbergseweg. Deze kent in het geheel geen laanbeplanting maar wordt wel begeleid door de steile beboste stuwwalhelling. De laanbeplanting van de radialen, die al van oudsher aanwezig was, heeft gedeeltelijk aan kracht ingeboet. Door de verkeersdruk ( verstening) zijn bomen plaatselijk uit de lanen verdwenen en zijn voortuinen aan parkeerruimte opgeofferd, hetgeen de ruimtelijke continuïteit verstoort. Overige straatbeplanting Laanbeplanting is merendeels gelegen aan de oude veldwegen en in de 19e eeuwse gordel. De Van ‘t Santstraat / Hengstdalseweg, de Prins Hendrikstraat / Coehoornstraat en de Wilhelminasingel /Joh. Vijghstraat / Fagelstraat zijn toegevoegde, nieuwe, wegen met laanbeplanting. Daarnaast zijn veel woonstraten en woonerven van groen voorzien door het plaatsen van groenbakken. Hiermee wordt tevens gedeeltelijk het zicht op de geparkeerde auto’s ontnomen, wat de groene sfeer versterkt. In het naoorlogse gedeelte van Hengstdal hebben met name de flats aanleiding gegeven voor het toepassen van blokgroen. In het merendeel van de gevallen gaat het om kijkgroen en lijkt er in de directe woonomgeving een gebrek aan gebruiksgroen te zijn. Wel is hier de stadsrand vlakbij. Privé-groen Privé-tuinen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de groenbeleving in de wijk. In Nijmegen-Oost geven ze bepaalde delen, zoals de 19e eeuwse schil, net dat beetje groen dat de straat leefbaar maakt. Bovendien maken de tuinen hier onverbrekelijk deel uit van de monumentale profielen. De verkeers- en parkeerdruk heeft daar echter een grote invloed op. Aan de radialen zijn voortuinen daardoor vaak verhard of geheel verdwenen, maar ook in de kleinere woonstraten loert dit gevaar. Hier zijn het vaak niet de auto’s maar de fietsen van de (student)bewoners waarvoor de tuinen worden geplaveid. Beleid De 19e eeuwse schil is een gemeentelijk beschermd stadsbeeld. De bescherming geldt daarin niet alleen voor de bebouwing, het gaat juist om de bescherming van de totaliteit van bebouwing, voortuinen en openbare ruimte: de straatprofielen1. Hierin is naast het aanzicht van de gevelwanden ook de indeling van de straat van belang. De aanleg van het groen heeft in de 19e eeuw een belangrijke rol gespeeld. Niet alleen de grote structuur wordt met grote bomenrijen geaccentueerd, ook de afzonderlijke milieus worden door groen geleed. Voortuinzones, bomenrijen en eventueel aparte openbare groenstroken kennen een samenhangende aanleg. De onderlinge verwantschap in maat, materiaal en aankleding maakt het gebied tot één geheel.
1
Visie op de eerste stadsuitleg van Nijmegen: “Voor de schil geldt een wetmatige ordening van variabelen waarin een uniforme straatinrichting in de lengterichting geen profielwijziging in de lengte toestaat”.
53
54
Als richtlijnen bij herinrichting van de straatprofielen dienen te gelden: - een symmetrische indeling met al naar gelang de breedte van het profiel een 3-deling, 5-deling, 7-deling, etc.; - een doorlopende strook met voortuinen met een constante diepte, zodat de openbare ruimte "overschiet" en zich bij wijkende gevelwanden verbreedt; - voortuinen hebben een overwegend groen, sterk gecultiveerd karakter en worden duidelijke begrensd door smeedijzeren hekwerken; - de openbare ruimte kent historisch een toepassing van lichtgekleurde materialen, met weinig contrast en een nadere geleding, welke volgens rechte lijnen verloopt; - in bredere straten en lanen zijn laanbeplantingen en soms zelfs groene lopers toegevoegd (bv. Oranjesingel). Buiten de 19e eeuwse schil is laanbeplanting met name voor de radialen van groot belang. Versterking en herstel van deze beplanting is noodzakelijk om het groen binnen de stad te trekken. Tevens zal onderzocht moeten worden waar kijkgroen eventueel omgezet kan worden in groen met gebruikswaarde. Voorkomen dient te worden dat groene plekken bebouwd gaan worden. In de Hunnerberg versterken de privé-tuinen, die soms erg groot kunnen zijn, het bosachtige karakter van dit gedeelte van het plangebied. In Hunnerberg zal verdichting van gebieden met vrijstaande bebouwing niet moeten worden toegestaan. Ook de aan- en bijbouwen bij bestaande gebouwen dienen hier beperkt te blijven. Met name in dit gebied vragen bijzondere bomen in privé-tuinen de aandacht. 3.1.3
Bijzondere elementen
Binnen Nijmegen-Oost zijn enkele groenelementen te noemen die bijzonder van aard zijn. Hierbij valt te denken aan de parken, de begraafplaatsen, de kloostercomplexen, het voormalig kazerneterrein en het instituut Hunnerberg (en RK Scholengemeenschap De Sprong). Parken en begraafplaatsen Het Patersbos is een aardig parkje waar buurtbewoners nauw bij de recente herinrichting en het onderhoud betrokken zijn. Het Julianapark heeft in aanvang de functie van begraafplaats gehad. Het is de begraafplaats die in 1810 buiten de stadswallen werd gelegd. Deze algemene begraafplaats had een joods, katholiek en een protestants gedeelte. In 1925 wordt een groot gedeelte van de graven geruimd. Het herbegraven vond o.a. plaats op de begraafplaats aan de Daalseweg. De ontruimde delen worden uiteindelijk tot het Julianapark omgevormd. Het is een echt gebruikspark met speeltoestellen en kunstobjecten. Het middengedeelte (begraafplaats Stenen Kruisstraat) van het park is echter ontoegankelijk gebleven. Beleid Het ware wellicht te onderzoeken om het nog ontoegankelijke deel van de algemene begraafplaats "doorgankelijk" te maken. Deze route geeft wandelaars de mogelijkheid om zich in alle rust over de noordzuid- as te verplaatsen. Ingrijpende restauratie van dit historisch belangrijke stukje Nijmegen is dan noodzakelijk. De begraafplaats Daalseweg vormt een groene ruimte die wel toegankelijk is maar die, doordat er maar één in/uitgang is, ook een barrière in de stad vormt. Beleid Zoals ook in de groenstructuurvisie reeds is aangegeven zou een betere "doorgankelijkheid" van de begraafplaats een verbetering in de groenbeleving kunnen betekenen. De rust op de begraafplaats dient daarbij echter gewaarborgd te worden en gezien de parkeerdruk bij Albert Heijn zou een doorgaande route ook een verbinding met parkeerruimte aan de andere zijde van de begraafplaats kunnen gaan vormen.
55
56
Tuinen bij kloostercomplexen Op de stuwwalrand liggen twee kloostercomplexen. Het klooster van de Broeders van Maastricht heeft een monumentale villa en een belangrijke tuin. Het klooster van de Lazaristen heeft een zeer belangrijke tuin. Het klooster aan de Vermeerstraat heeft een binnentuin, die alleen van belang is voor omwonenden. De kloostercomplexen verliezen door inkrimping van de kloostergemeenschappen gaandeweg hun functie. Hoewel partieel hergebruik leegstand in eerste instantie heeft kunnen voorkomen en gebruik van de gebouwen door de kleiner wordende kloostergemeenschappen nog bestaat is nu een nieuwe fase aangebroken; hergebruikers verlaten de kloostergebouwen voor nieuwe gebouwen. Beleid De kloosters hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Nijmegen-Oost. Als cultuur-historisch element zijn deze bij een zinvol hergebruik het behouden waard. Voorwaarde is het behoud van de tuinen. Omdat ze gedeeltelijk onder de ‘landelijke’ ecologische hoofdstructuur vallen zijn deze tuinen gedeeltelijk beschermd. De vigerende bestemmingsplannen bieden hiertoe al voldoende bescherming. Kazerneterrein Het kazerneterrein kan ook beschouwd worden als een overwegend groen element. De huidige beperkte toegankelijkheid van het terrein maakt het tot een barrière in het stedelijk weefsel. Veel gebouwen op het terrein zijn monumenten. Ook de hekken zijn van monumentale waarde. De Krayenhoff- en de Snijderskazerne hebben een uitstraling op de radiaal Groesbeekseweg. De Prins Hendrikkazerne met de hoge toren is in een groot deel van Hengstdal zichtbaar. Beleid Het kazerneterrein heeft zijn oorspronkelijke functie verloren. De Prins Hendrikkazerne wordt momenteel als asielzoekerscentrum gebruikt. Inmiddels is een visie voor het gehele terrein ontwikkeld. Om het karakter van de lob in de stad te behouden is terughoudend omgesprongen moeten worden met het toevoegen van bebouwing op het terrein. Om de betekenis van het terrein voor de omringende woonbuurten te optimaliseren is de toegankelijkheid van het terrein voor langzaam verkeer vergroot (zie ook paragraaf 7.3.).. Verpleeginrichting Margriet De verpleeginrichting Margriet is gevestigd in het voormalige Wilhelminaziekenhuis aan de Dr. Claes Noorduijnstraat. Een meer naar achter geplaatste nieuwbouw van het complex, in combinatie met woningbouw en parkaanleg, gaan de nieuwe inrichting vormen van het gebied tussen de Dr. Claes Noorduijnstraat, de ten Hoetstraat en de Hugo de Grootstraat. Instituut Hunnerberg (en RK Scholengemeenschap De Sprong) Het instituut ligt in een grote grasvlakte die niet vrij toegankelijk is. Samen met de school geeft het openheid aan de Berg en Dalseweg, passend in de groene vinger stuwwalrand. 3.1.4
Waardevolle bomen
Binnen de hiervoor beschreven groenstructuur en vaak op particulier terrein bevinden zich een aantal bomen die als individueel exemplaar dusdanig waardevol zijn, dat specifieke bescherming gewenst is. Deze bomen en soms boomgroepen zijn door de gemeente geïnventariseerd. Hierbij zijn meerdere groepen criteria gehanteerd: - leeftijd (minimaal 50 jaar), conditie (levensverwachting minimaal 10 jaar) en habitus; - ruimtelijke betekenis voor de omgeving (sfeerbepalend, structuurbepalend, herkenningspunt); - monumentwaardigheid (cultuurhistorische betekenis); - ecologische betekenis, genetische waarde; - uitzonderlijk formaat, snoeiwijze e.d.
57
58
Beleid In het bestemmingsplan dienen de groeicondities voor de betreffende bomen en boomgroepen veilig gesteld te worden. 3.2
Bebouwingsstructuur
De bebouwingsstructuur van Nijmegen-Oost kan worden beschreven aan de hand van de ontstaansgeschiedenis. De oude, uitgaande wegen zijn nog steeds herkenbaar als de ontginningsassen van het gebied. Daartussen ontstonden later projectmatige aangelegde woonbuurten; te beginnen met de 19e eeuwse gordel en eindigend met zeer recente (her) invullingen, zoals achter het voormalig Canisiuscollege. Bijgaand kaartje toont de gehanteerde gebiedsindeling binnen de bebouwingsstructuur. 3.2.1
Continue lijnen
Continue lijnen zijn gebaseerd op de historische wegen die Nijmegen-Oost ontsluiten. Het zijn lange lijnen die vanuit het landschap tot in de stad reiken. Deze wegen zijn niet ontworpen, maar op een natuurlijke wijze ontstaan. De gevelwanden zijn in de loop van de tijd toegevoegd. Het zijn de wegen waaraan de eerste vernieuwingen plaatsvonden. Logisch, want enerzijds staat hier meestal de oudste bebouwing en anderzijds vormen sommige van deze lijnen de "etalage" van Nijmegen-Oost, waarbij bebouwing met uitstraling hoort. De lijnen zijn gemêleerd en zullen een steeds grotere menging van bouwstijlen krijgen. De continuïteit krijgt dan ook niet primair gestalte in de gevelwanden maar in de inrichting van de openbare ruimte. Deze inrichting hoort de doorgaande beweging te versterken. Met name het eenvormige en regelmatige gebruik van laanbomen, bestrating, verlichting, etc. zal hiertoe bijdragen. Met betrekking tot het groen is dit ook in de voorgaande paragraaf al aan bod gekomen. Groesbeekseweg De Groesbeekseweg is van oudsher een belangrijke weg met aan twee zijden laanbeplanting. De wanden zijn in drie bouwperioden ontstaan. Er heeft nog nauwelijks vernieuwing plaatsgevonden. Woningen zijn zo nu en dan vervangen door kleine kantoortjes. De weg heeft een belangrijke verkeersfunctie. Daalseweg-Tooropstraat De Daalseweg was een minder belangrijke weg die een splitsing kende. De herinrichting van het kruispunt Daalseweg-Koolemans Beijnenstraat-Tooropstraat (rotonde) heeft ertoe geleid dat de vroeger doorgaande Daalseweg ten zuiden van het voornoemde kruispunt, door de aanleg van een inritconstructie, ondergeschikt is gemaakt aan de andere straten. Aan dit kruispunt is een bijzonder gebouw gelegen, het voormalige badhuis, dat nu een theater is en een belangrijk oriëntatiepunt vormt. Het zuidelijk deel van de Daalseweg (dat via de Van ‘t Santstraat overgaat in de Dommer van Poldersveldtweg) is een woonstraat geworden die geen fysieke relatie meer heeft met het noordelijk deel. Het einde van de straat is in het geheel niet meer als zodanig te herkennen en gaat op in een plein. Dit Christus Koningplein vormt overigens een zeer bijzondere ruimte in de wijk. De inrichting van het plein is nog voor verbetering vatbaar, maar de eraan gelegen gebouwen en vooral de torens van de kazerne en de overigens gesloopte Christus Koningkerk, alsmede het aanwezige groen, geven wel inzicht in de potentie van deze plek. Het noordelijk deel van de Daalseweg heeft in combinatie met de Tooropstraat een vrij belangrijke verkeersfunctie gekregen. Aan deze straat is ook de belangrijkste winkelconcentratie gelegen.
59
60
De Tooropstraat heeft al vroeg aanleiding gegeven tot bebouwing. Hier is een oud gehuchtje te herkennen. Een voormalige fabriek vormt nu als winkelpassage het eindpunt van het winkelcentrum. Het gesloten karakter dat het pand van buiten heeft, maakt dat het afbreuk doet aan de stedebouwkundige structuur. Hoewel het hier functioneel als begin- of eindpunt te beschouwen is, is daar ruimtelijk, zeker buiten winkelopeningstijden, niets van voelbaar. Het eveneens aan de Tooropstraat gelegen benzineverkooppunt vormt een grote onderbreking in de kleinschalige straatwand. Eindigend bij de Berg en Dalseweg blijkt door de wegvoering duidelijk dat de Tooropstraat aan deze weg ondergeschikt is, wat overigens ook in 1850 al het geval was. Groesbeeksedwarsweg Deze weg kende al vroeg bebouwing. Het is een echte woonstraat met een fraai, bochtig verloop, die een verbinding legt tussen de Groesbeekseweg en de Daalseweg. Het doorgaande karakter wordt onderbroken door de pleinachtige inrichting op het kruispunt van de Groesbeeksedwarsweg en de Daalsedwarsweg - Fort Kijk in de Potstraat. Dit werkt niet storend daar waarschijnlijk tijdens de bouw van de woningen de Daalsedwarsweg is toegevoegd en er toentertijd een heel natuurlijke splitsing is ontstaan met twee gelijkwaardige wegen. Dit splitsingsbeeld is wel verzwakt door de aansluiting op de Fort Kijk in de Potstraat. Berg en Dalseweg De Berg en Dalseweg is de tweede belangrijke ontsluitingsweg in Nijmegen-Oost. Deze weg wordt gekenmerkt door zeer afwisselende bebouwing, uit verschillende tijdsperioden door elkaar. De bebouwing aan de weg heeft altijd vooruitgelopen op de bebouwing die daarachter gelegen was. Met name de villa-achtige bebouwing kent verdichting uit latere tijden. Aan de weg zijn naast veel woningen ook veel gebouwen met een bijzondere functie gelegen. Voorbeelden hiervan zijn de Maria Geboortekerk, het voormalige Canisiuscollege, de St. Stephanuskerk, de Canisiusschool "Mater Dei" en de Hunnerberg. In grotere herenpanden en villa’s zijn vaak kantoren gevestigd, hetgeen tot omvangrijke aanbouwen heeft geleid. Bij de St. Stephanuskerk en de Canisiusschool is een bijzondere openbare ruimte gerealiseerd waardoor deze bijzondere gebouwen nadrukkelijk aanwezig zijn. De grote groene ruimte met bomen geeft niet direct een volledig zicht op de gebouwen, wat de nieuwsgierigheid van de voorbijganger opwekt. Ook de Maria Geboortekerk is teruggelegen van de straat. Direct voor de kerk ligt een stenige ruimte. Het zicht op de kerk is directer en straalt daarmee iets stedelijkers uit dan de eerder "dorpse" St. Stephanuskerk. Het Mariaplein is in de directe nabijheid van de Maria Geboortekerk gelegen maar heeft daar toch geen echte relatie mee; de panden ten zuiden van de kerk staan tussen de kerk en het plein. De verkeersfunctie van de Berg en Dalseweg en Mr. Franckenstraat heeft een enorme invloed op het plein en de eraan gesitueerde woningen; de oorspronkelijke verblijfsfunctie is volledig verdwenen, waardoor de samenhang tussen de verschillende elementen ontbreekt. Graat van Roggenstraat-Barbarossastraat-Ubbergseveldweg Deze radiaal vormt feitelijk de noordgrens van het bebouwde Nijmegen-Oost. De zuidwand van deze radiaal kent een vrij gesloten bebouwing die richting het oosten opener en losser wordt. De noordwand bestaat merendeels uit grotere, losstaande gebouwen. Aan de centrumkant resteren doorzichten over de Ooijpolder. Meer naar het oosten wordt dit door de begroeiing van de stuwwal onmogelijk gemaakt. De Sterreschansweg heeft een bebouwingsrand tussen de Ubbergseveldweg en de stuwwal toegevoegd. Deze weg is ondergeschikt aan de Graat van Roggenstraat-BarbarossastraatUbbergseveldweg en valt feitelijk in de stuwwalrandzone. Door de doorgaande lijn van de Graat van Roggenstraat-Barbarossastraat-Ubbergseveldweg te versterken zal ook de ondergeschiktheid van de Sterreschansweg versterkt worden. Hiermee wordt een betere beëindiging van de stuwwalrandzone bewerkstelligd.
61
62
Ondanks het doorgaande karakter van de radiaal dient deze in hoofdzaak een woonstraat te blijven. De functie van de bebouwing aan de westkant, kantoor, hotel, zal daarbij wel blijvende invloed hebben op het westelijke deel van de weg. De inrichting zal een overgang nodig hebben van ontsluitingsweg naar woonstraat waarbij de continuïteit van de lijn niet verloren mag gaan. Ubbergseweg en Nieuwe Ubbergseweg De Ubbergseweg is ten aanzien van de doorgaande verkeersfunctie vervangen door de Nieuwe Ubbergseweg aan de voet van de stuwwal. Deze nieuwe weg heeft een heel open karakter en wordt zelfs niet begeleid door bomen. De noodzakelijkheid is ook niet aanwezig; op deze wijze heerst er een spanning tussen de groene wand aan de ene zijde en het wijdse uitzicht aan de andere zijde. Van de Ubbergseweg zijn gedeelten gehandhaafd: het zuidoostelijk deel als ventweg en het noordwestelijk deel als woonstraat. Het ventweggedeelte is te breed voor de hoeveelheid verkeer dat er gebruik van zal maken. De woningen en het voormalige klooster zijn over het algemeen enigszins teruggelegen tegen de stuwwal. Het woonstraat-gedeelte heeft een breed profiel, doch voor voetgangers is er nauwelijks ruimte. Postweg De westzijde van de Postweg kent oude bebouwing en een smal profiel. Voor de verkeersontsluitingsfunctie van de straat is dit een beperking. De verkeersfunctie gaat door over de Kwakkenbergweg. Ook in 1850 was dit de hoofdroute. Het oostelijk deel van de Postweg is alleen aan de noordkant bebouwd. Aan de zuidkant vormt het bos een groene wand. Het betreft hier een woonstraat die door het deels eenrichtingsverkeer een verkeersluw karakter heeft gekregen. Hengstdalseweg - Van ‘t Santstraat Een nieuwe, oostwest verlopende continue lijn is de Hengstdalseweg. Deze route is gesitueerd in het lage midden van de wijk Hengstdal en is als centrale as van deze wijk ontworpen. Naar het westen loopt deze lijn door via de Van ‘t Santstraat. Dommer van Poldersveldtweg - Huygensweg Deze doorgaande lijn in de dwarsrichting bestaat uit twee delen: de relatief compact bebouwde Dommer van Poldersveldtweg en de door riante villa’s en laanbomen begeleide Huygensweg. Een positieve onderbreking in deze lijn is het Christus Koningplein; in negatieve zin verstoort afwijkende bedrijfsbebouwing de lijn tussen Tooropstraat en Berg en Dalseweg. Broerdijk-Broerweg-Beekmansdalseweg Deze lange lijn kan als minst continu aangemerkt worden. De radiale doorsnijdingen hebben de lijn in drie stukken opgedeeld. Aan de noordzijde is de Beekmansdalseweg steil en slingert deze zich door de dichtbegroeide stuwwal. Hier en daar staat een woning. De Broerweg is de centrale as door het Rooie Dorp. De herbouw van deze buurt bepaalt het karakter van dit gedeelte. De Broerdijk heeft aan de zuidzijde enkele oude woningen die tot de gemeentelijke monumenten horen. De overige bebouwing stamt met name uit de jaren 30. Het profiel van de weg is enorm breed en met name voor de kruising met de Hengstdalseweg is herinrichting gewenst. Waldeck Pyrmontsingel-Jacob Canisstraat-Straalmanstraat Deze lijn verbindt de Groesbeekseweg met het Keizer Traianusplein. Het gedeelte langs de Wedren heeft een eigen uitstraling. De bomenstructuur is hier en daar aangetast.
63
64
Beleid In ‘t algemeen kan worden gesteld, dat met name de ruimtelijke continuïteit van de oostwest verlopende lijnen behouden en herstelt moet worden. De inrichting van de openbare ruimte dient daar primair aan bij te dragen. In de noordzuidrichting is de continuïteit in ruimtelijke zin van minder belang. Incidentele aanbouwen aan kopgevels zullen, binnen de enorme diversiteit aan bebouwing, nauwelijks invloed hebben op aanzicht en uitstraling van de gevelwanden. Echter daar waar de straatwanden onderdeel zijn van clusters planmatige bebouwing, dient de aansluiting met het achterliggende cluster behouden te worden.
64
3.2.2
Tussengebieden
Tussen de hiervoor beschreven continue lijnen liggen bebouwde gebieden. Hier getuigen clusters bebouwing van een planmatige bouw met specifieke kenmerken. Deze zullen per gebied besproken worden. Tot slot resteert een aantal "overige gebieden": tussengebieden die eerder een opvulling lijken dan dat er een ontwerp aan vooraf gegaan is. Vaak gaat het hierbij om individuele bouw. Uit de kaart blijkt overigens dat de tussengebieden niet altijd achter de continue lijnen zijn gelegen, maar ook mede deel uit kunnen maken van de continue lijnen. Zo geven de lijnen soms wel en soms niet een zicht op wat erachter plaatsvindt. De tussengebieden worden chronologisch beschreven. Beleid algemeen Bij behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit dienen met name de verbouw en aanbouw van individuele panden binnen de ruimtelijke karakteristiek van de betreffende buurt plaats te vinden. Dit kan erin resulteren dat in bepaalde buurten de mogelijkheid voor aanbouw beperkt is. Daar waar aanbouwen wel mogelijk zijn, dient de architectonische kwaliteit van de aanbouw voldoende hoog zijn, terwijl de continuïteit van tuinenzones - ook in hoeksituaties - niet mag worden doorbroken. 19e Eeuwse schil (tot 1915) De kaart geeft een begrenzing aan van het gebied dat structureel tot de 19e eeuwse schil behoort. Dit komt voor een groot deel overeen met wat tot 1915 gebouwd werd. Het is gebleken dat met name aan de Oranjesingel een gedeelte leeg blijft tot de erop volgende periode. Op andere plaatsen zijn veel later al weer aanpassingen gedaan zoals bij het Belvoirhotel en de Daalsehof. De 19e eeuwse schil kan getypeerd worden als een vrij dicht bebouwd en stedelijk gebied. Het heeft een structuur van vrij hoge en gesloten bouwblokken. De straten kennen een hiërarchische onderverdeling die ook in de profielen tot uitdrukking komt. Ook het soort groen en de hoeveelheid ervan is zeer afgewogen in het oorspronkelijke plan toegepast. De juiste onderlinge verwantschap in maat, materiaal en aankleding toonde het gebied als één geheel. De verkeers- en parkeerdruk heeft echter een negatieve invloed gehad op dit gebied. Er heerst een grote parkeerdruk op de openbare weg; in de meeste straten vindt tweezijdig langsparkeren plaats. Vaak zijn de straten dermate eng dat eenrichtingverkeer de enige oplossing is om eenieder voldoende ruimte in de straten te bieden. De Wedren met omgeving vormt een strategisch gelegen ruimte. Momenteel wordt deze volledig in beslag genomen door geparkeerde auto’s. Hiermee wordt de sfeer van dit deel negatief beïnvloed. Ten opzichte van het Julianapark zijn veel betere gebruiksmogelijkheden te bedenken waarmee ook het Julianapark aan kracht zal winnen. Afzonderlijke studies naar herinrichting en wellicht gedeeltelijke bebouwing zijn gaande. Een bijzonder gebouw in de schil is het Museum Kam. De plaatsing van het gebouw in een zijstraat, maakt dat het enkel invloed heeft op de directe omgeving. De kerk van de Evangelisch-Lutherse gemeente staat wel in een belangrijke straat, maar is te klein om van grotere invloed te zijn dan dat het een verbijzondering in de straatwand is. De Maria Geboortekerk is wel een belangrijk oriëntatiepunt, evenals het voormalige Canisiusklooster. Het Margrietterrein zal door zijn herinrichting (nieuwbouw en park) een open karakter krijgen. Beleid Om inhoud te geven aan een beleid, gericht op behoud en herstel van de 19e eeuwse gordel kan deels worden verwezen naar bescherming van de bebouwing door de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stadsbeeld. Mede door gericht subsidiebeleid worden hier positieve resultaten geboekt. De hoge en gesloten bouwblokken binnen een strak rooilijnenpatroon staan aanbouwen aan eventuele kopgevels niet toe.
65
66
Het bestemmingsplan zal zich primair moeten richten op het behoud en herstel van de dwarsprofielen (inclusief voortuinen), waar de beeldwaarde zoveel mogelijk het primaat moet hebben boven het verkeers- en parkeerbelang (zie ook paragraaf 3.1.2.). Complex Volksbelang (onderdeel 19e eeuwse schil). Dit cluster van 3 woonstraten kent een grote samenhang door de bouw van (nagenoeg) dezelfde woningen. De vooral lage bebouwing is volledig aaneengesloten. De oostelijke koppen horen bij de woonstraten maar hebben ook een duidelijke relatie met de Groesbeeksedwarsweg; ze zijn straatbegeleidend. De smalle woonstraten zonder voortuinen hebben een stedelijk karakter. Ook hier speelt het parkeerprobleem, maar de vrij nieuwe laanbeplanting heeft de leefomgeving verbeterd. Beleid De gaafheid van dit cluster staan aanbouwen niet toe. Zowel de koppen aan de oostzijde als aan de westzijde vertonen een dusdanige samenhang dat elke individuele aanbouw de kwaliteit sterk aantast. In dit buurtje is nauwelijks groen aanwezig wat in overeenstemming is met de oorspronkelijke opzet. Hoogstwaarschijnlijk hebben er ook nooit bomen gestaan in de smalle straatjes. Straten smaller dan 18 m hadden alleen een verhard profiel. De huidige aanplant is voor het veranderde gebruik van de straatjes tot parkeerruimte een goed compromis. Het is echter niet noodzakelijk om meer groen te wensen in de buurt die de eigenschap heeft stenig te zijn. Gehuchtje In ± 1915 is een cluster bebouwing ontstaan aan de Tooropstraat, Paulus Potterstraat, Fortstraat, Acaciastraat en de Dommer van Poldersveldtweg. In de loop van de tijd is dit gehuchtje verdicht, maar het is nog steeds als een oudere nederzetting herkenbaar. De bedrijven aan de Dommer van Poldersveldtweg passen echter niet binnen de structuur. Het gehuchtje kent van oudsher kleinschalige bebouwing waarbij de bedrijven een groot gat in de straatwand slaan. Beleid Het bestemmingsplan moet mogelijkheden openen voor een meer passende bebouwing langs de Dommer van Poldersveldtweg. De diversiteit in deze buurt staat aanbouwen aan kopgevels in principe toe. De werkelijke mogelijkheden zijn i.v.m. de beperkte zijtuinen zeer beperkt. Schildersbuurt Deze buurt heeft een herinrichting gekregen waarmee het vrijwel in zijn geheel een woonerf is geworden. Over het algemeen zijn de woningen twee tot drie bouwlagen hoog en zijn ze gedekt met zadeldaken. De tuinafscheidingen zijn gerealiseerd met stenen muurtjes of pyloontjes met ijzeren hekwerken ertussen. Op fraaie wijze gaan deze tuinafscheidingen "de hoek om". De enorme diversiteit in de architectuur van de woningen maakt dat de buurt op het eerste oog weinig samenhang tussen de verschillende straten kent. Een nadere beschouwing leert dat het feitelijk gaat om variatie op een thema. Deze buurt heeft een uitermate groen karakter. Enerzijds wordt dit verkregen door de bomen die in sommige straten eigenlijk te groot zijn, maar wel een heel specifieke sfeer geven. Anderzijds ontstaat het groene beeld door de vele plantenbakken en de groene voortuinen. De plantenbakken en stenen muurtjes versterken ondanks hun "minder-natuurlijke" karakter wel het groen doordat het zicht op "onnatuurlijke" auto’s gedeeltelijk of zelfs geheel ontnomen wordt. Beleid Handhaven van het karakter is het uitgangspunt. De Schildersbuurt wordt gekenmerkt door het zeer strikte gebruik van strakke rooilijnen waarmee vrijwel gesloten bouwblokken zijn gerealiseerd. Het is een buurt waar hoeken op zeer gedetailleerde wijze zijn vormgegeven. Dit is onder andere terug te zien in de tuinafscheidingen die “de hoek om gaan”. Ondanks dat in de architectuur gevarieerd is op een thema, zullen aanbouwen aan kopgevels het “strakke” karakter van de buurt aantasten. Een geleidelijke vervanging van het boombestand is gewenst, evenals aanpassing van de inrichting op onderdelen (barbecue-kuilen). 67
68
69
Componistenbuurt De componistenbuurt is in feite in 3 delen onder te verdelen. Twee van de delen dateren van voor WOII, het derde deel is na WOII toegevoegd. Deze buurt heeft in zijn geheel het karakter van een tuinstad. In de vooroorlogse woonstraatjes hebben de woningen één bouwlaag met een mansardedak erop en bestaat de straatbegeleidende bebouwing uit twee bouwlagen met eveneens een mansardedak. Vaak is gebruik gemaakt van dakkapellen. De naoorlogse bouw bestaat geheel uit twee bouwlagen met een zadeldak. Deel a heeft met name grijze mansardedaken met een geelbruine bakstenen onderbouw. Lage muurtjes scheiden de tuin van het openbare gebied. Het zuidelijke deel b heeft vooral zadeldaken met wolfseinden. Het westelijk deel hiervan is vooral rood gedekt en het oostelijk deel vooral grijs. Binnen dit gedeelte is nagenoeg de gehele openbare ruimte verhard voor het parkeren van auto’s. Het onderscheid tussen rijbaan en verblijfsruimte wordt gemaakt door middel van kleur en verband van de bestrating. Er is geen hoogteverschil aangebracht. De Sweelinckstraat is binnen dit deel als hoofdstraat aan te merken. Het derde deel van de componistenbuurt lijkt een verlate uitvoering te zijn van een plan dat in de jaren 20-30 is bedacht. De aansluiting op die periode, delen a en b, is bijzonder goed. De buurt bestaat uit rijtjeswoningen van twee lagen donkerbruine baksteen met een grijsblauw pannendak. De ramen kennen over het algemeen een driedeling. Overal worden erkers toegepast. Bij lange rijen woningen wordt het straatbeeld verlevendigd door dwarskappen als onderbrekingen en beëindigingen toe te passen. De voortuintjes worden door middel van lage muurtjes van de straten gescheiden. Met name de smallere straatjes bieden nauwelijks voldoende plaats voor de te parkeren auto’s. Beleid Vaak zijn de kopgevels qua vormgeving gerelateerd aan de naastgelegen bouwstroken. Ook hier geldt een zeer strak rooilijnenverloop. Beide gegevenheden gecombineerd, resulteert erin dat aanbouwen aan kopgevels slechts beperkt mogelijk zijn. Met name voor deel b geldt dat de aanwezige parkeerruimte momenteel te veel is. De oorspronkelijke bedoeling was dat de geparkeerde auto’s snelheidsremmend zouden werken. Nu blijkt het autobezit lager te zijn en wordt er te hard gereden. De inrichting van de openbare ruimte zou aangepast kunnen worden waarmee weer meer groen in de buurt kan komen. Het is dan tevens mogelijk om binnen deze groene plekken speelvoorzieningen aan te brengen. In het derde deel dienen de karakteristieke driedeling in de ramen en het gebruik van erkers behouden te worden. Zoals op verscheidene plaatsen al is te zien, hebben stenen muurtjes plaats moeten maken voor gazen hekwerken of zelfs geen enkele afscheiding. Bewoners zouden echter gestimuleerd moeten worden om de muurtjes te handhaven. Omgeving Pijnboomstraat-Lorkenstraat-Sparrestraat Een op een helling gelegen buurt met rijtjeswoningen van twee lagen met kap afgewisseld met één laag met kap en dakkapellen. De bruine bakstenen zijn ook decoratief gebruikt. Tot aan de raamdorpels zijn donkerder gekleurde bakstenen gebruikt. Hemelwateropvang van de grijs gedekte zadeldaken vindt plaats met bakgoten. Tuinafscheidingen zijn met lage muurtjes gerealiseerd. De straten zijn recent heringericht. De bomenrijen zullen het groene karakter gaan versterken. Omgeving Hazelaarstraat-Elzenstraat-Meidoornstraat Een voornamelijk uit rijtjeswoningen van één laag met kap en dakkapellen bestaande buurt. Aan de belangrijkere wegen zijn hogere woningrijen toegepast die wegbegeleidend werken. Tevens schermen ze enigszins de achterliggende woonstraatjes af. In de woonstraatjes zijn rode dakpannen toegepast en in de hoofdstraten grijze dakpannen. Dwars georiënteerde kapdelen verlevendigen de lange rijen. Auto’s nemen in het straatbeeld een prominente plaats in. Het profiel van de hoofdstraten is erg breed en biedt, naast parkeerruimte, nog erg veel ruimte voor het rijdende verkeer wat hoge snelheden kan ontwikkelen. De kleinere straten zijn smaller en lijken vol geparkeerde auto’s te staan.
70
71
72
Beleid Deze buurt heeft bij de hoeken van de straten een verspringende rooilijn. Nieuwe aanbouwen aan kopgevels kunnen deze karakteristiek versterken. Een afdekking met een zadeldak is hierbij gewenst. Met name in de Haagbeukstraat en de Hazelaarstraat bestaat een tekort aan groen. Wanneer nog enkele bomen worden toegevoegd verdwijnt de stenige sfeer en de nadruk op de auto’s. Hengstdal-Oost Na de tweede wereldoorlog is een enorme woningbehoefte ontstaan. In zeer korte tijd worden grote aantallen woningen gebouwd volgens een lineair patroon. Het zuidoostelijke deel van Hengstdal is in deze korte periode, (45-55), bebouwd. Er is sprake van een vrij dichte bebouwing met enkele groenstroken. Rijtjeswoningen worden afgewisseld met beneden-boven woningen en flats. De minimale hoogte is hierbij twee lagen met een kap en maximaal drie lagen met een kap. De meest oostelijke kant kent nauwelijks voortuinen. Aan de westzijde is daar wat meer ruimte voor. Hier worden de tuinen afgescheiden door middel van lage muurtjes maar ook met behulp van lage hagen. Beleid De ruimtelijke karakteristiek wordt bepaald door een lineair patroon i.p.v. door gesloten bouwblokken. De kopgevels zijn sober vormgegeven. Aanbouwen kunnen het lineaire patroon versterken en de vrij eentonige buurt verlevendigen. In de smalste straatjes moet zorgvuldig omgesprongen worden met de openbare ruimte. Maar daar waar meer ruimte is, hoek Lijsterbesstraat-Zilverdenplein, zou deze naast de bestrating ook meer groen kunnen krijgen. De groene ruimtes tussen de flats kunnen de behoefte aan speelgelegenheden vervullen. Met name de meer besloten gebieden zijn veilige plekken voor de kleinste kinderen. Daalsehof De Daalsehof is een herinvullingsproject dat zeer recent is gerealiseerd. De bebouwing heeft een geheel eigen vormgeving. Hiermee is het een representant van de bouwperiode. De verdichting van de bebouwing van het voormalige binnenterrein is in overeenstemming met de omgeving. Er is voorzien in voldoende parkeerruimte die helaas wel de straat volledig vult. Rooie dorp Begin 1997 is begonnen met vervanging van een grotere buurt: het Rooie Dorp. De structuur wordt in beginsel gehandhaafd. De te kleine woningen worden vervangen. Canisiustuin Ter plaatse van de tuinen van de Canisiusschool wordt nieuwbouw gepleegd. Begin jaren 90 is hier gestart. Het merendeel van de woningen zijn eengezinswoningen in de vorm van tweeonder-één-kap. Daarnaast zijn enkele rijtjeswoningen gebouwd en wordt de laatste hand aan een appartementencomplex gelegd. Omgeving Kruisweg Ten zuiden van de Ubbergseveldweg heeft uitbreiding plaatsgevonden. Een grote open ruimte wordt omgeven door grote vrijstaande woningen. De vormgeving is zeer divers. De openheid voorkomt overdadigheid en onoverzichtelijkheid. Overige gebieden Zoals aan het begin van deze paragraaf reeds beschreven is, handelt het bij overige gebieden om straten of gebieden die niet tot een bepaald cluster horen zoals bij de Huygensweg, Sterrenschans, Cederstraat, Minister Elandstraat, Bergansiusstraat en de van Heutszstraat het geval is. De Gelderselaan staat ook op zichzelf. Hoewel het een historische weg betreft is deze niet lang genoeg om tot de continue lijnen te behoren. Straten kunnen ook al dusdanig veranderd zijn dat het een te grote mengelmoes aan bouwstijlen is geworden. Dit geldt voor de noordelijke delen van Hugo de Grootstraat, Pater Brugmanstraat, Museum Kamstraat en Jan van Goyenstraat.
73
Straten waar vernieuwing heeft plaatsgevonden, kennen meestal ook geen echte aansluiting bij de omliggende oudere gebieden: Mondriaanstraat, Van Goghstraat en Breitnerstraat. Uiteindelijk resteren nog een aantal gebieden waar grote gebouwen ingepast zijn en deze alleen al door de schaal van de gebouwen als op zichzelf staande elementen moeten worden beschouwd. 3.2.3
Monumenten en archeologie
In de voorgaande paragrafen is ingegaan op de ruimtelijke structuur van Nijmegen-Oost. De daarbij geconstateerde waarden worden in veel gevallen ondersteund door de aanwezigheid van vele monumenten en beeldbepalende bebouwing. Dit geldt met name voor de 19e eeuwse schil, maar ook elders komt verspreid waardevolle bebouwing voor en nog steeds vinden selecties plaats om ook jongere bouwwerken een beschermde status te geven (bijvoorbeeld schoolgebouwen). Momenteel loopt een procedure tot aanwijzing ‘beschermd stadsgezicht’ voor 19e eeuwse schil. Hoewel bescherming van monumenten plaatsvindt via aparte instrumenten, is het van belang inzicht te hebben in de ligging en status van deze gebouwen en elementen. Daartoe valt te overwegen een overzichtskaart op te stellen, waarop de volgende informatie is opgenomen: - begrenzing gemeentelijk beschermd stadsbeeld (19e eeuwse schil c.q. beschermd stadsgezicht); - rijksmonumenten; - stadsbeeldobjecten 19e eeuwse schil (uit atlas met te beschermen onderdelen); - gemeentelijke monumenten; - objecten uit provinciaal Monumenten Inventarisatie Project (jongere bouwkunst); Archeologisch aandachtsgebied Sedert 1988 is door de Gemeente Nijmegen een eigen gemeentelijk archeologisch beleid geformuleerd. De uitgangspunten daarvoor zijn te vinden in een notitie van april van dat jaar: "In de grond van de zaak". Nota inzake een te voeren gemeentelijk archeologisch beleid. De in de nota en het raadsvoorstel 201/1988 van 06/07-07-1988 opgenomen aanbevelingen worden overgenomen. Van belang zijn hier: - Het beheer van het bodemarchief moet onderdeel uitmaken van het gemeentelijk monumentenbeleid en moet gericht zijn op de bescherming van het bodemarchief, waar alleen ingegrepen mag worden als voorafgaand archeologisch bodemonderzoek verzekerd is, - Ten behoeve van het beheer van het bodemarchief is dat deel van Nijmegen waarvoor het oudheidkundig belang vastgesteld kon worden aangewezen als archeologisch aandachtsgebied. Het overgrote deel van het plangebied behoort hiertoe. Het overige gedeelte is wel archeologisch van belang, maar dat kan niet nader worden aangegeven, of de conserveringstoestand van het bodemarchief is onduidelijk. In 1998 is tijdens het archeologisch onderzoek van een eerder, in 1951, opgegraven terrein aan de Ubbergseveldweg duidelijk geworden dat het onderzoek in het verleden niet uitputtend is geweest en dat dergelijke terreinen naar de huidige maatstaven toch nog archeologisch heel waardevol kunnen zijn. Dat geldt met name voor terreinen die binnen de legioensvestingen op de Hunnerberg gelegen zijn, op het Kops Plateau en aan de Kruisweg. Deze terreinen zijn indertijd vanwege het uitgevoerde archeologisch onderzoek buiten het aangewezen archeologisch aandachtsgebied gelaten. In het eindadvies aan het college van B&W (95.13935/ 2 november 1995) ten behoeve van de wijziging van artikel 5.7.2 van de APV en art. 168 van de Gemeentewet, teneinde een gebied aan te wijzen waarvoor een dectorverbod van kracht is, is het gebied met een hoog archeologisch belang nog ruimer aangegeven. Aanleiding hiervoor vormde de resultaten van archeologisch onderzoek in het gebied ten zuiden van het eerder gedefinieerde archeologisch aandachtsgebied (begrenzing zuidzijde: Postweg/Gelderse laan/Groesbeekseweg). Het gehele plangebied valt hier in.
74
Ten behoeve van een goed beheer van het bodemarchief is voor het hele plangebied van belang dat voorafgaande aan bodemverstorende werkzaamheden archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Beschermde Archeologische Monumenten (Monumentenwet 1988) In het plangebied liggen een vijftal terreinen die zijn aangewezen als beschermd archeologisch monument ingevolge de Monumentenwet 1988. Op die terreinen kan alleen verstoring van het bodemarchief optreden met een vergunning van de Minister van WVC (artikel 17 Monumentenwet 1988). Die vergunning wordt in principe slechts verleend aan een instantie die reeds bevoegd is tot het doen van oudheidkundig bodemonderzoek. De Gemeente Nijmegen beschikt over een dergelijke, door de Minister verleende vergunning en is derhalve gemachtigd zelfstandig opgravingen uit te voeren. Voor onderzoek in beschermde archeologische monumenten dient de Minister alsnog een vergunning te verlenen. Sedert de aanwijzing als beschermd archeologisch monument is op genoemde terreinen met toestemming van de Minister grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd. De opgegraven en daarmee verstoorde delen van de terreinen zijn nooit van de monumentenlijst afgevoerd en bezitten nog steeds de monumentenstatus. Het gaat om de volgende terreinen: Kops Plateau en Kleine Kopse Hof Hatert, sectie A, nr. 4871. Hatert, sectie K, nr. 681, gedeeltelijk door ROB onderzocht. Hatert, sectie K, nr. 685, deel uitmakend van de Ubbergseveldweg en onderzocht door ROB en Gemeente Nijmegen. Hatert, sectie K, nr. 154, deel uitmakend van de Kleine Kopse Hof. Hunnerberg (terrein achter het voormalige Canisiuscollege) Hatert, sectie 8026, deel uitmakend van de Hunnerberg en grotendeels onderzocht door de Katholieke Universiteit Nijmegen. Sedert 1988 is door de Gemeente Nijmegen een eigen gemeentelijk archeologisch beleid geformuleerd. De uitgangspunten daarvoor zijn te vinden in een notitie van april van dat jaar: “In de grond van de zaak”. Nota inzake een te voeren gemeentelijk archeologisch beleid. De in de nota en het raadsvoorstel 201/1988 van 6/7-7-1998 opgenomen aanbevelingen worden aangenomen. Direct van belang zijn hier: - het beheer van het bodemarchief moet onderdeel uitmaken van het gemeentelijk monumentenbeleid en moet gericht zijn op de bescherming van het bodemarchief, waar alleen ingegrepen mag worden als voorafgaand archeologisch bodemonderzoek verzekerd is; - daarvoor is dat deel van Nijmegen waarvan op dat moment het oudheidkundig belang vastgesteld kon worden aangewezen als archeologisch aandachtsgebied. Een groot deel van het plangebied behoort hiertoe. In het eindadvies aan het College van Burgemeester en Wethouders (95.13935/2 november 1995) ten behoeve van de wijziging van artikel 5.7.2. van de APV en artikel 168 van de Gemeentewet, teneinde een gebied aan te wijzen waarvoor een detectorverbod van kracht is, is het gebied met een hoog archeologisch belang nog ruimer aangegeven. Aanleiding hiervoor vormde de resultaten van archeologisch onderzoek in het gebied ten zuiden van het eerder gedefinieerde archeologisch aandachtsgebied (begrenzing zuidzijde: Postweg/Gelderselaan/Groesbeekseweg). Beschermde Archeologische Monumenten (Monumentenwet 1988) In het plangebied ligt een tweetal terreinen die zijn aangewezen als beschermd archeologisch monument ingevolge de Monumentenwet 1988. Op die terreinen kan alleen verstoring van het bodemarchief optreden met een vergunning van de Minister van WVC. Die vergunning zal in principe slechts worden verleend aan een instantie die bevoegd is tot het doen van oudheidkundig bodemonderzoek. Ook die vergunning wordt door de Minister verleend. De Gemeente Nijmegen beschikt over een dergelijke vergunning en is derhalve gemachtigd zelfstandig opgravingen uit te voeren. Voor onderzoek in beschermde archeologisch 75
monumenten is steeds een extra vergunning nodig. Sedert de aanwijzing als beschermd archeologisch monument is op beide terreinen met toestemming van de Minister grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd. Desondanks vallen delen van de terreinen nog steeds onder de monumentenstatus.
76
4.
Functionele karakteristiek
4.1
Algemeen
In de structuurvisie Nijmegen wordt Nijmegen-Oost in de eerste plaats gezien als een kwalitatief hoogwaardig woongebied. Een van de specifieke kenmerken waar deze kwaliteit op berust, is de bonte mengeling van het wonen met andere functies, zelfs op stedelijk niveau. Hier vindt men nog de winkel en het café op de hoek en gaan wonen en werken op veel plekken harmonisch samen. De aanwezigheid van veel scholen en kerken tonen de opbouw van de woonbuurten vanuit een maatschappelijk ideaalbeeld. Diverse bijzondere bewonersgroepen, zoals kloosterlingen en militairen gaven een extra dimensie aan de bevolkingssamenstelling. In onze moderne tijd staat het hierboven geschilderde kwaliteitsbeeld van een goed bewoonbare stadswijk echter onder druk: - door een vergrijzende bevolking en gezinsverdunning wordt de bestaansmarge van basisscholen smal; - horeca wordt bovenwijks en daarmee van rustpunt tot bron van hinder; - bedrijven verliezen hun ambachtelijkheid en worden - mede door aangescherpte milieunormen hinderlijk voor de woonomgeving; - scholen, kerken, kloosters en kazernes verliezen - deels - hun functie; - sommige panden “verkantoriseren”, met als gevolg overdag parkeerdruk en ‘s-avonds dode plekken in de straat; met name in de uitstralingszone van het centrum. Veel van bovengenoemde processen vloeien voort uit algemene maatschappelijke veranderingen en zijn niet te keren. Wel is het zaak onnodige verdergaande functionele verarming van Nijmegen-Oost tegen te gaan. Vanuit deze gedachte is per functie gekeken naar de ontwikkeling en is aangegeven hoe een realistisch beleid kan worden ontwikkeld, gericht op zoveel mogelijk behoud van de als positief ervaren menging van wonen met voorzieningen en andere functies. 4.2
Wonen
Nijmegen-Oost is een populaire wijk om te wonen. Het is dan ook een levendige gedifferentieerde wijk met woningen in alle types en prijsklassen. Er staan ongeveer 7500 woningen. Het grootste deel van deze woningen is vooroorlogs. De woningvoorraad bestaat relatief meer dan in andere wijken in Nijmegen uit koopwoningen. Dit is vooral het geval in Altrade en Hunnerberg. Hengstdal daarentegen bestaat voor het grootste deel uit relatief goedkope huurwoningen. Woningvereniging De Gezonde Woning en Woningstichting De Gemeenschap hebben het grootste corporatieve woningbezit in Nijmegen-Oost. Daarnaast hebben Mr. Ten Hagen, woningstichting Nijmegen en de SSHN in Nijmegen-Oost woningbezit. Beheer: Dankzij de APW-aanpak (Aanpak Particulier Woningbezit) van de gemeente Nijmegen en de inzet van de corporaties is het meeste woningbezit in Nijmegen-Oost van goede kwaliteit. Vanaf 1984 voert de gemeente Nijmegen een actief beleid om particulier woningbezit aan te pakken middels subsidies, clusteraanpak en inhoudelijke ondersteuning door de Verbeterwinkels. Inmiddels verkeert de APW-aanpak - mede door de aflopende stadsvernieuwingssubsidie - in Altrade en Bottendaal in een afrondende fase. Naast het opknappen van particuliere woningen stimuleert de gemeente Nijmegen ook het wonen boven winkels. In 1992 is gestart met een proefproject ‘wonen boven winkels’ aan de Daalseweg.
77
Het meeste woningbezit van de corporaties in Nijmegen-Oost heeft de afgelopen jaren een planmatige opknapbeurt gehad. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de complexen van De Gezonde Woning in Hengstdal, namelijk de Opgang, de Cipresstraat en de Corduwenerstraat e.o. De 137 voormalige Volksbelangwoningen en de 174 woningen in de Acaciastraat van De Gezonde Woning worden thans opgeknapt. De Gemeenschap is op dit moment bezig met een onderhoudsaanpak van hun 500 woningen in de Spoorbuurt (Van ‘t Santstraat e.o.). Met uitzondering van het Rooie Dorp, zal naar verwachting binnen de bestemmingsplanperiode geen sloop- en herbouw van woningen plaatsvinden. Nieuwbouw Nieuwbouw die in recente jaren is opgeleverd in Nijmegen-Oost zijn o.a. De Koningshof aan de Van ‘t Santstraat (De Gezonde Woning, 1996, 38 etagewoningen voor ouderen ) en de vervangende nieuwbouw aan de Sweersstraat (De Gemeenschap, 1996, 8 goedkope etagewoningen) In de vrije sector werd het plan Kruisweg gerealiseerd. Op het terrein achter het voormalig Canisiuscollege aan de Berg en Dalseweg worden momenteel woningen in de huur- en koopsector ontwikkeld. In de 2e helft van 1997 is gestart met de vervangende nieuwbouw in het Rooie Dorp. Door De Gezonde Woning worden daar in verschillende fasen aanpasbare en duurzaam gebouwde woningen gerealiseerd. Verder start in 1998 de bouw van 16 dure etagekoopwoningen aan de Groesbeekseweg en de bouw van ‘de Acacia’ aan de Van ‘t Santstraat / Acaciastraat (De Gezonde Woning, 48 etagewoningen voor ouderen). De discussie over de woningbouw op het Limos-terrein is uitgemond in een plan dat ondermeer ruimte biedt aan ca. 395 woningen (waarvan ca. 65 in bestaande gebouwen). Op het terrein van de naar achter geplaatste nieuwbouw voor de verpleeginrichting Margriet worden circa 56 woningen gebouwd, alsmede 30 zorgwoningen t.b.v. familie van patiënten in de bovenste lagen van het verpleeghuis. Beleid Met de invulling van nieuwe vrijkomende locaties met woningbouw gaat de gemeente Nijmegen op dit moment zeer terughoudend om. Dit om concurrentie met de woningbouw in de Waalsprong te voorkomen. Dit is vooral voor etagewoningen het geval. Voor elke vrijkomende locatie zal echter een zorgvuldige afweging plaatsvinden wat de beste bestemming is. 4.3
Detailhandel
Van oudsher heeft zich in Nijmegen-Oost spontaan veel detailhandel ontwikkeld langs de oude uitgaande wegen. Pas bij de ontwikkeling van de projectmatige woonbuurten in de 20er en 30-er jaren en ook in de naoorlogse buurten werden winkels bewust geprojecteerd. Eerst als hoekwinkels, later ook als kleine centra. De laatste decennia is in de detailhandel een sterke schaalvergroting (supermarkten) opgetreden, waardoor tevens de behoefte aan concentratie ontstond. Kleinere winkels wilden meeprofiteren van de zuigkracht van de groten. Ook de ruimtelijke ordening droeg hier een steentje aan bij, met als oogmerk het optimaliseren van bereikbaarheid (parkeren) en het creëren van specifieke winkelmilieus. Het op bijgaand kaartje weergegeven winkelpatroon in Nijmegen-Oost toont duidelijk de sporen van dit proces. Het beleid in de gemeente Nijmegen is er thans op gericht om een evenwicht te vinden tussen consumentenbelangen en ondernemersmogelijkheden2. Uitgaande van de bestaande structuren heeft dit beleid tot twee goed functionerende concentraties geleid: • Het winkelcentrum Daalseweg / Tooropstraat, opgespannen tussen Albert Heijn en het Eurocenter. Dit centrum verzorgt niet alleen de directe omgeving maar heeft een functie voor het hele stadsdeel Nijmegen-Oost. Compactheid en bezoekerscomfort (verkeer en parkeren) zijn voor verbetering vatbaar. • De winkelconcentratie Van ‘t Santstraat / Hengstdalseweg heeft zich ontwikkeld tot buurtcentrum met als verzorgingsgebied de directe omgeving.
2
Zie rapport “Buurt- en wijkbewinkeling Nijmegen”; april 1997
78
79
In totaal kon dit centrum uitbreiden met 1200 m2 - 1400 m2 verkoopvloeroppervlakte. Deze uitbreiding werd recent gerealiseerd. Gesteld kan worden dat deze concentraties - behoudens geringe verdichtingsmogelijkheden thans uitgegroeid zijn. De overige winkels en concentraties van winkels in het plangebied dienen in deze visie niet verder te worden uitgebouwd. Een vermindering van het aantal bestaande winkels wordt echter evenmin nagestreefd. Het behoud van de nog bestaande, verspreide winkels in de wijk, heeft immers wel degelijk functionele betekenis, waarbij ook aan de minder mobiele consument moet worden gedacht. Dit betekent, dat de resterende bestaande winkels positief worden bestemd, waarbij langs de Daalseweg hergebruik van voormalige winkelpanden denkbaar is. Dit beleid kan wel tot gevolg hebben, dat sommige winkels buiten de aangewezen concentraties in de problemen kunnen komen. Dit zal met name gelden voor winkels voor de dagelijkse behoefte voorziening. Meer specifieke winkels kunnen ondanks een solitaire ligging blijven bestaan door hun specialisme. Specialisatie is wellicht ook voor andere winkels een oplossing. Toch zal het bestemmingsplan in die gevallen moeten anticiperen op het wegvallen van de winkelfunctie door in andere gebruiksmogelijkheden te voorzien. Gedacht kan worden aan kleine, buurtverzorgende bedrijfjes, kleine kantoren of de woonfunctie. Een mengbestemming ligt hier voor de hand. Beleid Samengevat is het beleid gericht op: • het scheppen van beperkte verdichtingsmogelijkheden van de twee winkelconcentratiegebieden; • het positief bestemmen van de nog bestaande winkels in de rest van het plangebied. Een mengbestemming dient hier ruimte te geven aan functieverandering naar kleine, buurtverzorgende bedrijfjes, kleine kantoren of de woonfunctie; • langs de Daalseweg mogen voormalige winkelpanden weer als winkel worden hergebruikt. 4.4
Horeca
Nijmegen-Oost is van oudsher rijk voorzien van horecabedrijven. Ook het studentenleven heeft hieraan bijgedragen. Bijgaand kaartje geeft een beeld van spreiding en variatie. Op sommige plaatsen treedt enige concentratie op: • in de noordwand van het plein bij de ontmoeting van ‘t Santstraat / Dommer van Poldersveldtweg; • aan het begin van de Daalseweg en de Berg en Dalseweg; • aan het pleintje waar de van Heutzstraat uitkomt op de Groesbeekseweg; • rond de ontmoeting van Tooropstraat en Berg en Dalseweg. Sommige horecabedrijven overstijgen het verzorgingsgebied van Nijmegen-Oost: natuurlijk hotel Belvoir, maar ook enkele cafés die klanten uit een wijde omgeving trekken. Doordat in de meeste gevallen sprake is van geleidelijk gegroeide situaties is de acceptatie in de omgeving relatief groot. Wel is het zaak verdere schaalvergroting en ook karakterverandering (geluidhoreca) te voorkomen. Beleid Het beleid sluit aan op de algemene beleidslijn welke is neergelegd in een notitie m.b.t. het horecabeleid in het centrum. In deze notitie wordt het stadscentrum primair aangewezen voor nieuwe horeca- ontwikkelingen. Buiten het centrum, dus ook in Nijmegen-Oost, wordt een terughoudend beleid voorgestaan: • alleen wijk- of buurtverzorgend karakter (geen bovenwijkse functie); • geen verdere ontwikkeling i.c. toename van het aantal bedrijven; • handhaving bestaande bovenwijkse horeca.
80
81
4.5
Kantoren
In het plangebied Nijmegen-Oost bevindt zich een groot aantal kantoorvestigingen. Bijgaand kaartje geeft een beeld van het vestigingspatroon, waarbij onderscheid is gemaakt in drie categorieën: • grotere kantoren: gebouwen die geheel als kantoor in gebruik zijn; • kantoren al dan niet met wonen: gebouwen, meestal voormalige villa’s, waar de kantoorfunctie al dan niet gecombineerd met de woonfunctie voorkomt (b.v. kantoor op de begane grond en wonen boven); • praktijk aan huis: hier domineert de woonfunctie en is de kantoor- of praktijkruimte een nevenfunctie bij de betreffende woning. Het kaartje maakt duidelijk, dat de eerste categorie zich met name in de uitstralingszone van het centrum heeft gevestigd. Hier is ook de intensiteit van kantoorvestigingen het grootst. Verder van het centrum af neemt de intensiteit af en verschuift de verschijningsvorm naar kantoren met woning en praktijk aan huis. In ‘t algemeen liggen de vestigingen weer aan de historische radialen, waar de grotere panden liggen. Uit het rapport “Nieuwe kantorenmarktstrategie” (februari 1995) blijkt, dat binnen het plangebied Nijmegen-Oost alleen het voormalige Canisiuscollege wordt gezien als een grotere kantorenlocatie. Daarnaast is het gemeentelijk beleid erop gericht om langs de singels verdere verdringing van de woonfunctie door kantoren te voorkomen. Uit dit beleid mag worden afgeleid, dat het in de woonwijk Nijmegen-Oost zeker niet bedoeling is om verdere kantoorontwikkeling te stimuleren. Beleid Vanuit enerzijds het primaat van de woonfunctie en anderzijds het segmentatiebeleid kunnen de volgende beleidspunten worden geformuleerd: • Bestaande kantoorpanden handhaven en - indien ruimtelijk aanvaardbaar - binnen hun huidige eigendom enige uitbreidingsmogelijkheid geven (parkeren op eigen erf). Mogelijkheden opnemen t.b.v. beter in de woonomgeving passende functies, zoals scholen, bijzondere woonvormen en wonen. • Woningen met praktijk of kantoor aan huis: waarborgen dat de woonfunctie in het betreffende pand behouden blijft als hoofdfunctie. • Nieuwe kantoren (kleiner dan 500 m2 bvo) alleen onder voorwaarden toestaan als ondergeschikte nevenfunctie in zeer grote woonpanden langs de gebiedsontsluitingswegen, waar wonen i.v.m. geluidhinder minder voor de hand ligt en in vrijkomende panden die niet voor beter in de woonomgeving passende functies (scholen, bijzondere woonvormen en wonen) zijn te benutten. Parkeren moet oplosbaar zijn op eigen erf. Uitzondering op bovenstaand beleid vormen het voormalige Canisiuscollege aan de Berg en Dalseweg en de oude MMS aan de Wedren. 4.6 4.6.1
Onderwijsvoorzieningen Basisscholen
De gemeente Nijmegen streeft ernaar om basisscholen binnen de wijk te behouden, waarbij deze ook via veilige routes te bereiken moeten zijn. Vanwege de barrières van wegen en water, resulteert dit in een afweging van de benodigde capaciteit per stadsdeel. Voor Nijmegen-Oost zal de aanwezige capaciteit voor de komende jaren voldoende zijn. Op langere termijn wordt wel een daling in de leerlingenaantallen verwacht. Voor het basisonderwijs wordt geconstateerd dat er op korte termijn een overschot aan lokalen zal zijn. Tegen het jaar 2002 zal dit overschot afgenomen zijn en in 2012 weer gestegen. Het overschot zal in deze perioden echter niet dusdanig groot zijn dat het afstoten van capaciteit noodzakelijk wordt. Het is ook nodig om een zekere marge te hebben, waarmee fluctuaties in de leerlingenaantallen snel en efficiënt opgevangen kunnen worden.
82
In het plangebied staan vijf basisscholen. In de tabel is het totale aantal kinderen aangegeven dat er per 1-10-’93 naar school ging en het percentage leerlingen daarvan dat uit de wijk kwam waarin de school ligt: Basisschool De Muze Abibakr De Buut Klokkenberg Sterredans
Gelegen in Hengstdal Altrade Hunnerberg Hunnerberg Hunnerberg
Aantal leerlingen 178 79 354 270 401
Uit de wijk 61 0 16 (46% Altrade) 25 12 (47% Hengstdal)
De basisschool Abibakr heeft als enige Islamitische basisschool een stedelijke functie. Daarnaast ligt in het plangebied ook een school voor speciaal onderwijs; de St. Jorisschool (vso en lom). Beleid Het beleid is er op gericht dat gestreefd moet worden naar behoud van deze specifieke, soms karakteristieke, gebouwen voor onderwijsdoeleinden. Bij echte karakteristieke panden zal ook een andere functie naast de onderwijsfunctie mogelijk gemaakt moeten worden. 4.6.2 Voortgezet onderwijs In Nijmegen-Oost komt verspreid in het gebied een groot aantal gebouwen t.b.v. het voortgezet onderwijs voor. De gemeente Nijmegen zal rekening moeten houden met een aanzienlijke overcapaciteit (leegstand) vanwege het streven van scholen naar een grotere concentratie van hun gebouwen. Zoals het Stedelijk Gymnasium zich clustert aan de Kronenburgersingel, zo realiseert het HBO een “HBO-campus” aan de Kapittelweg. Ook het MBO is bezig met een onderzoek naar een clustering. Een voorstel om deze op het Limos-terrein te realiseren is bestuurlijk afgewezen. Thans loopt een onderzoek naar de mogelijkheid of een zekere mate van clustering van het MBO mogelijk is door gebruik te maken van vrijkomende onderwijsgebouwen. Situering in de directe nabijheid van een openbaar vervoerlijn is daarbij gewenst. De Waalsprong kan mede een stimulans zijn om scholen voor voortgezet onderwijs in Nijmegen-Oost te vestigen. Uitbreiding van de stad aan de overzijde van de Waal geeft Nijmegen-Oost een meer centrale ligging in de stad. Het stadsdeel kan gezien worden als een scharnierpunt tussen de Waalsprong en Nijmegen-West. Beleid Het beleid is primair gericht op het gebruik van leegkomende gebouwen voor onderwijsdoeleinden. Desalniettemin kan een aantal gebouwen blijvend zijn onderwijsfunctie verliezen. De toekomstige functie van deze gebouwen kan via twee sporen lopen; hergebruik door een andere functie en/of sloop en nieuwbouw voor een andere functie. Zeker waar het gaat om gebouwen met een monumentale en/of stadsbeeldwaarde heeft hergebruik prioriteit. Een voorbeeld hiervan is het Schippersinternaat De Sterreschans. De behuizing is hier te groot geworden voor het internaat. 4.7
Bedrijven
In het kader van de stadsvernieuwing zijn in de afgelopen jaren veel hinderlijke bedrijven uit de woonomgeving verplaatst naar elders. De resterende bedrijven zijn in het algemeen uit milieukundig oogpunt zo goed mogelijk ingepast in de woonomgeving en dragen soms zelfs bij aan de gewaardeerde levendigheid in Nijmegen-Oost. Hoewel de bedrijven in potentie weliswaar milieuhinderlijk zijn, blijkt dit niet uit klachten van omwonenden. Dit is te verklaren uit het gegeven dat de bedrijven soms tientallen jaren op dezelfde plaats in de wijk zijn gevestigd, soms in familiebeheer worden voortgezet indien de oude eigenaar er leeftijdsgebonden mee stopt, en dus in wezenlijke mate met de wijk zijn vergroeid. 83
Ook kan van deze bedrijven gezegd worden dat de exploitanten vaak heel goed weten waar de gevoeligheden van de omwonenden liggen, en bereid zijn hier, ter voorkoming van moeilijkheden, in bepaalde mate rekening mee houden. Klachten komen er over het algemeen dan ook slechts indien er in de onmiddellijke omgeving van zo’n bedrijf nieuwe bewoners komen, of er nieuwbouwprogramma’s worden uitgevoerd. In voorkomende gevallen is er dan van “vergroeid zijn met” en “geleidelijke gewenning aan” uiteraard geen sprake. In sommige gevallen zijn de bedrijven minder goed ingepast en zijn verstoringen van het ruimtelijk beeld ontstaan, zoals aan de Dommer van Poldersveldtweg en de Tooropstraat (brandstoffenverkooppunt). Met name in deze gevallen is het van belang dat bij vertrek van het bedrijf mogelijkheden voorhanden zijn om een beter in de woonomgeving passende functie toe te laten. Beleid Hoewel er zich geen onaanvaardbare situaties voordoen, kunnen maar weinig van de binnen de woongebieden liggende bedrijven, vanwege de in de woonbebouwing ingeklemde ligging, voldoen aan de in het zogenaamde “groene boekje” van de VNG genoemde aanbevelingen voor minimumafstanden tot woningbouw. Dit betekent dat eventueel nieuwe, vervangende bedrijvigheid altijd in een lichtere milieucategorie zal dienen te vallen. Uiteraard is in bepaalde situaties en onder nader te bepalen voorwaarden een herbestemming naar woningbouw of een andere, goed in de woonomgeving passende functie, ook goed denkbaar. 4.8
Overige functies en voorzieningen
Naast de in voorgaande paragrafen beschreven functies bevinden zich in Nijmegen-Oost een aantal bijzondere functies in de vorm van kerken, kloosters, kazernes en een verpleeginrichting. In ‘t algemeen gaat het daarbij om specifieke en daardoor vaak ook karakteristieke gebouwen. Met name bij kloosters en kazernes treedt functieverlies op. Ten aanzien van de voormalige kazernes wordt deze problematiek aangepakt in het kader van de afzonderlijke visie op het Limos-terrein. Voor de kloosters zal het bestemmingsplan ruimte moeten bieden voor hergebruik, uitgaande van behoud van de karakteristieke gebouwen en de waardevolle tuinen. Hier kan gedacht worden aan bijzondere woonvormen. De geschiktheid van de gebouwen zal daartoe moeten worden onderzocht. Voor de verpleeginrichting Margriet is een nieuwbouwplan in ontwikkeling. Tenslotte bevindt zich in Nijmegen-Oost een groot aantal voorzieningen op sociaal/maatschappelijk, cultureel en sportief gebied. Genoemd kunnen worden het theater in het voormalige Badhuis, de jeugdgevangenis, Museum Kam, het zwembad, het judogebouw, sportvelden en wijkcentra De Ark en Daalsehof, de wijkwinkel Nijmegen-Oost, etc. Als gemis wordt ervaren het ontbreken van een jongerensoos. Beleid In principe streven naar zoveel mogelijk behoud van overige functies en voorzieningen. Bij functieverlies hergebruiksmogelijkheden bieden maar wel met behoud van karakteristieke gebouwen en tuinen. 4.9
Groen en recreatie
Nijmegen-Oost is een groene wijk, maar gebruiksgroen (parken, speelgelegenheid e.d.) is slechts beperkt aanwezig. Vooropgesteld dient te worden dat dit voortvloeit uit de ontstaansgeschiedenis van de wijk. Voor de oorlog werd openbaar groen beperkt tot de aanleg van specifieke parken en groen in het straatprofiel (bomen en eventueel bermen). Na de oorlog werd het groen meer verdeeld over de wijk en primair gezien als kijkgroen (Hengstdal). Tot de 60-er jaren bood de straat bovendien volop speelruimte aan de jeugd. Nu is de straat vrijwel geheel in beslag genomen door parkerende auto’s. Beleid 84
Het thans gevoelde tekort aan gebruiksgroen en speelgelegenheid is niet meer structureel op te lossen. Wel kan bij veranderingen in de stedebouwkundige structuur telkens gekeken worden, of tevens iets gedaan worden aan deze leemte. Een wezenlijke bijdrage wordt geleverd door het Limos-terrein voor een belangrijk gedeelte in te richten als openbaar park; goed bereikbaar voor fietsers en voetgangers. Elders in Nijmegen-Oost zullen de mogelijkheden beperkt zijn. De schaarse mogelijkheden zullen daarbij primair moeten worden aangewend om speelgelegenheid voor de jongste jeugd te realiseren. Deze kunnen immers niet uitwijken naar het in feite zeer nabij gelegen buitengebied. Voor de oudere jeugd en volwassenen kan dit wel soelaas bieden en daarom is het beleid gericht op het versterken van fietsrelaties. Gedacht wordt aan een brugverbinding in het verlengde van de Beekmandalseweg over de Ubbergseweg en een nieuw fietspad in het verlengde van de Gelderselaan naar Mariënbosch. Binnen het plangebied liggen nog enkele andere mogelijkheden om de recreatieve mogelijkheden te vergroten: - het Kopsplateau kan worden ontwikkeld tot een (bovenwijks) archeologisch park; - in de stuwwalrand kunnen één of meer voor voetgangers bereikbare uitzichtpunten worden toegevoegd, zoals ten westen van de Beekmandalseweg.
85
5.
Verkeersstructuur
Dit hoofdstuk gaat in op de verkeersstructuur in hoofdlijnen. Doel is inzicht te geven in de belangen die spelen vanuit verkeersoogpunt, zodat deze kunnen worden afgewogen tegen en afgestemd met andere belangen. 5.1
Gemotoriseerd verkeer
De hoofdwegenstructuur voor het gemotoriseerd verkeer is in 1992 in de structuurvisie Nijmegen door de Raad vastgesteld. Nijmegen-Oost wordt ontsloten door een aantal primaire hoofdwegen, te weten de Mr. Franckenstraat, de Prins Bernhardstraat, de Coehoornstraat , de Groesbeekseweg vanaf de Heyendaalseweg en de Postweg / Kwakkenbergweg. De Berg en Dalseweg is aangewezen als secundaire hoofdweg. Onderstaande tabel geeft inzicht in de etmaalintensiteiten op deze wegen. Wegvak
Van
Tot
Berg en Dalseweg
St. Canisiussingel Mariaplein Museum Kamstraat Broerweg Keizer Traianusplein Oranjesingel
Mariaplein
Motorvoertuigen per etmaal 7.600
Museum Kamstraat Broerweg Postweg Mariaplein
12.800 12.800 11.200 8.700
Waldeck Piermont
14.000
Waldeck Piermont
Kijk in de Potstraat Groesbeekseweg
13.700
Archipelstraat
11.900
Mr. Franckenstraat Prins Bernhardstraat
Coehoornstraat Groesbeekseweg
Kijk in de Potstraat Heyendaalseweg
13.700
In de huidige filosofie van een duurzaam veilig wegennet wordt uitgegaan van de volgende categorie-indeling 3: Stroomwegen: over
Binnen de bebouwde kom zijn dit wegen, waarover het verkeer zich relatief grote afstanden verplaatst. (geen herkomst of bestemming in
de directe omgeving). Er moeten voldoende directe aansluitingen zijn op het externe stroomnet (d.w.z. omringende autosnelwegen). De Singels behoren tot deze categorie. Binnen het plangebied komen stroomwegen niet voor. Gebiedsontsluitingswegen:
Deze vormen de schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangsstraten. Bij voorkeur scheiding van gemotoriseerd en langzaam verkeer; een compromis kan afhankelijk van de plaatselijke situatie aanvaardbaar
zijn. I.v.m. goede doorstroming een snelheidsniveau van 50 km/uur. Onderlinge kruisingen bij voorkeur uit te voeren als rotonde.
3
Bron:
86
Categorie-indeling van wegen binnen de bebouwde kom (voorbeeldproject Nijmegen); SWOV en DHV Milieu en Infrastructuur, Leidschendam, 1994.
87
88
In Nijmegen-Oost vallen de volgende wegen in deze categorie: - Prins Bernhardstraat - Coehoornstraat - Groesbeekseweg - Mr. Fanckenstraat - Berg en Dalseweg - Nieuwe Ubbergseweg - Postweg - Kwakkenbergweg Gelet op de verkeersintensiteiten is in het algemeen scheiding van fietsverkeer nodig. Erftoegangsstraten:
Deze verzorgen de verbinding tussen de ontsluitingswegen en de erven (woon- en winkelerven, parkeerterreinen e.d.). Normaal is een voorrangskruising bij de aansluiting op de ontsluitingswegen voldoende. De voorkeurssnelheid is 30 km/uur of lager. De erftoegangsstraat kan
ook een busroute zijn, hetgeen beperkingen stelt aan de inrichting. Voorbeelden van dergelijke straten in Nijmegen-Oost zijn: Van Roggenstraat / Barbarossastraat / Daalseweg / Tooropstraat, Koolemans Beijnenstraat, Van ’t Santstraat / Hengstdalseweg en Broerdijk. Hier zijn veelal fietsstroken of fietssuggestiestroken aangebracht. De (woon-)gebieden die omsloten worden door de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen dienen te worden ingericht als verkeersluw gebied. Het verkeersluw maken van wijken behoort tot één van de vier facetten van het Nijmeegse mobliteitsbeleid4. In Nijmegen-Oost is het grootste deel van de verkeersluwe gebieden ingericht als 30 km/uur-gebied. Op het kaartje “verkeersstructuur” is aangegeven welke delen in Nijmegen-Oost nog geen verkeersluwe inrichting hebben. 5.2
Fietsverkeer
Een toename van het fietsgebruik kan bereikt worden door een fietsroutenetwerk te realiseren met een maaswijdte van 400-600 meter, dat de belangrijkste routes voor het fietsverkeer omvat, de voornaamste voorzieningen ontsluit en fysieke barrières zoveel mogelijk ongelijkvloers kruist. In de Structuurvisie is voor Nijmegen een fietsroutenetwerk aangegeven met bestaande en te verbeteren of te realiseren routes. In Nijmegen-Oost vallen de belangrijkste bestaande routes van het netwerk samen met de ontsluitingswegen voor het autoverkeer: Groesbeekseweg, Coehoornstraat, Van ‘t Santstraat, Daalseweg, Tooropstraat en Berg en Dalseweg. In het algemeen zijn fietsstroken, aanliggende of vrijliggende fietspaden aanwezig. In een gedeelte van de Koolemans Beijnenstraat ontbreekt nog een goede fietsvoorziening. Een ander belangrijk ontbrekend stukje is de Postweg tussen Groesbeekseweg en Gelderselaan. Dit laatste weggedeelte is aan de krappe kant, maar is ook de enige mogelijke oost-west route voor gemotoriseerd verkeer. Andere binnen Nijmegen-Oost toe te voegen c.q. te verbeteren fietsroutes zijn de Heydenrijckstraat en de Broerdijk.
4
89
Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid berust op het stimuleren van fiets- en openbaar vervoergebruik, op parkeerbeleid en verkeersbeheersing.
90
De Structuurvisie geeft aan, der ook vanuit recreatief oogpunt nog een belangrijke schakel tussen het stedelijk netwerk van hoofdroutes en het netwerk in het buitengebied ontbreekt. Het geprojecteerde fietspad op het Limos-terrein kan hierin een rol spelen. In het verlengde van de Gelderselaan moet een fietspad het Mariënbosch verbinden met de stad. Ook een directere fietsverbinding met de Ooijpolder is gewenst. De Beekmandalseweg is hiervoor de aangewezen route. 5.3
Bromfietsverkeer
Bromfietsers maken in de huidige situatie gebruik van dezelfde voorzieningen als de fietsers5. In verband met nieuwe regelgeving - vastgelegd in het Startprogramma Duurzaam Veilig zullen bromfietsers in de toekomst van de rijbaan gebruik maken tenzij de wegen een stroomfunctie hebben. 5.4
Openbaar vervoer
Nijmegen-Oost is bereikbaar met het openbaar vervoer via een aantal buslijnen. Uit bijgaand kaartje blijkt, dat in vrijwel het gehele gebied haltes liggen op de acceptabele loopafstand van maximaal 400 meter. Gebieden die erbuiten vallen zijn de Sterreschansweg en gedeelten van de Ubbergseveldweg. Het draagvlak zal voor deze gebieden waarschijnlijk niet hoog genoeg zijn. 5.5
Voetgangers
In het algemeen zijn de straten, lanen en wegen in Nijmegen-Oost voorzien van traditionele trottoirs. Het inrichten van verkeersluwe gebieden past in het verbeteren van de verkeersruimte voor voetgangers. Verkeersluwe gebieden hebben het karakter van een verblijfsgebied waarbij de verbetering van de directe woonomgeving centraal staat. Zoals eerder bleek zijn grote delen van Nijmegen-Oost al verkeersluw ingericht. Op recreatief gebied bestaan nog enkele manco’s. Zo zou een doorgaande voetgangersverbinding over de stuwwalhelling gewenst zijn. Deze verbindt dan het Valkhof met het Kopsplateau. Een tweede ontbrekende route zou de verbinding tussen het Kopsplateau en Mariënbosch tot stand moeten brengen. 5.6
Verkeersveiligheid
Van de wegen en kruispunten in Nijmegen-Oost zijn de letsel-ongevallen in de periode 19941996 geanalyseerd. Hieruit blijkt dat één punt kan worden aangemerkt als ernstig verkeersongevallenconcentratiepunt (VOC)6: het kruispunt Groesbeekseweg Groenewoudseweg - Postweg. Daarnaast kunnen de volgende punten als onveilig worden beschouwd: • Groesbeekseweg - Coehoornstraat • Groesbeekseweg - Gelderselaan • Groesbeekseweg - Koolemans Beijnenstraat • Prins Bernhardstraat - Bijleveldsingel • wegvak Coehoornstraat tussen Waldeck Pyrmontsingel en Fort kijk in de Potstraat. Voor het kruispunt Groesbeekseweg - Groenewoudseweg - Postweg (ernstig VOC) zal een rotonde de verkeersveiligheid aanzienlijk verbeteren. Hiervoor is meer ruimte benodigd dan het huidige wegprofiel (verruiming van de verkeersdoeleinden). 5.7
Parkeervoorzieningen
In de zone ten zuiden en westen van de singels is sprake van parkeerdruk. Enerzijds het gevolg van de ligging tegen het centrum aan en anderzijds het gevolg van de hoge bebouwingsdichtheid en variatie aan functies. In Nijmegen-Oost wordt overwegend op straat 5 6
Met uitzondering van de onverplichte fietspaden, maar deze komen in Nijmegen niet veel voor. In een periode van 3 jaar 6 of meer letsel-ongevallen geregistreerd.
91
(langs) geparkeerd. Uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in bestaande situaties is niet aan de orde. In nieuwbouwsituaties wordt gestreefd naar het realiseren van 1 parkeerplaats per woning. Oplossingen om de parkeerdruk te verminderen liggen in de regulering. Het gaat daarbij om het gebied dat grofweg omsloten wordt door singels, Groesbeekseweg, Fort Kijk in de Potstraat, Daalseweg, Van Nispenstraat, Hugo de Grootstraat en de stuwwal. Een klein deel is al aangewezen als parkeervergunningengebied (omgeving Bijleveldsingel - Johannes Vijghstraat). Door het reguleren wordt het lang- en vreemdparkeren tegengegaan, zodat voldaan kan worden aan de eigen parkeerbehoefte van het gebied en een modal splitverandering tot stand komt. Parkeren op eigen terrein ten koste van beeldbepalende voortuinen of groene binnenterreinen dient te worden tegengegaan. De gemeentelijke aanwijzing van de 19e eeuwse schil als beschermd stadsbeeld vanwege de monumentale waarde van de straatprofielen biedt handvatten om planologische bescherming te bieden aan deze voortuinen.
92
6. 6.1
Milieuaspecten Duurzame stedebouw
Bij duurzame stedebouw en duurzaam bouwen wordt direct gedacht aan een nieuwe denkwijze bij het opzetten van nieuwe woonwijken. Ook echter bij het beheer van bestaande stadsdelen zijn bepaalde aspecten van wat onder duurzame stedebouw wordt verstaan zinvol toepasbaar. Het gaat dan echter niet om het radicaal aanpassen van structuren, maar om principes die kunnen worden toegepast op het moment dat zich veranderingen voordoen. Dit betekent dat effecten geleidelijker merkbaar zullen worden, doch dit mag geen reden zijn om gericht beleid achterwege te laten. Achtereenvolgens worden enkele opties besproken. Water in de wijk Nijmegen-Oost ligt hoog en droog. Toch speelt het vasthouden van water in dit gebied een belangrijke rol. De stuwwal is immers een zgn. infiltratiegebied, waar regenwater in de bodem infiltreert en het grondwater op peil houdt. Dit is van belang voor onze drinkwatervoorziening en bovendien kwelt het water via grondwaterstromingen op in de stuwwalhelling of - via diepe grondwaterstromingen- in de Ooijpolder nog en verder. Kwelsituaties leveren vaak rijke natuurlijke milieus op. In de huidige situatie wordt het regenwater via traditionele gemengde rioolstelsels direct samen met het afvalwater - afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Gevolg is afname van de grondwatervoorraad en verdroging van ecologisch belangrijke gebieden elders. Om dit negatieve proces te keren is het goed denkbaar om bij nieuwe invulprojecten of grotere woningverbeterings- en herinrichtingsprojecten het dakwater en regenwater op woonerven van het rioolstelsel af te koppelen en via infiltratievoorzieningen of doorlatende bestrating in de bodem te laten infiltreren. Het “ontharden / ontstenen” van de openbare ruimte kan hier aan bijdragen. Ook moeten mogelijkheden worden bezien om hemelwater bovengronds af te voeren. Deze ideeën kwamen ook naar voren in de lopende discussie over de “lokale waternotitie Nijmegen”7. Hier ontstonden zelfs ideeën om het water in de wijk weer zichtbaar te maken, door afstromend regenwater te bundelen in een goot langs de van ‘t Santstraat, gelegen in de oude stroombedding. Beperken autogebruik in de wijk In de structuurvisie wordt beheersen van de mobiliteit nagestreefd. Naast optimaliseren van het openbaar vervoer en het netwerk voor langzaam verkeer kan ook de behoefte tot verplaatsing per auto worden gereduceerd. Gedacht kan worden aan verhoging van de verblijfskwaliteit in de wijk door het ontwikkelen van recreatieve plekken. Dit kan recreatief groen zijn (Patersbos, meer uitzichtplekken op de stuwwalrand, een betere uitloop naar de Ooijpolder e.d.), maar ook het behoud van voorzieningen in de wijk is in dit opzicht van belang (café op de hoek, buurtwinkels). Natuur in de stad De kwaliteit van het woonmilieu kan ook worden verhoogd door de verweving van stad en natuur te versterken. Binnen de bestaande groenstructuur wordt ernaar gestreefd een ecologische structuur te realiseren.
7
Touw Mabeg civiel en bouw, Deventer juni 1997; discussie over deze notitie is nog niet afgerond.
93
94
De Nijmeegse inzending voor de Gemeentelijke Natuurprijs 1997 “Natuur in Nijmegen-Oost” gaat daarbij uit van zowel winst aan kwaliteit als betrokkenheid van bewoners. Patersbos, Natuurtuin Dominicanenstraat en Vlindertuin Hengstdal worden stapstenen in een ecologisch netwerk van lanen, waarbij de oost-west verlopende historische lanen worden verbonden met een te ontwikkelen stelsel van noord-zuid lopende lanen tussen Mariënboom en stuwwalrand. Een bijzondere ecologische ontwikkeling is mogelijk langs en op de steile stuwwalhelling, naar droge bosmilieus en (potentiële) natte kwelzones vlak naast elkaar voorkomen. Bescherming en zo mogelijk uitbreiding van de boszone kan de ecologische betekenis van deze groene vinger vanuit het buitengebied versterken. Goed denkbaar is het bebossen van de thans nog aanwezige sportvelden. Voorts dient bezien te worden in hoeverre particuliere tuinen aan de reeds vigerende bosbestemming kunnen worden toegevoegd. Meer naar het centrum toe neemt de ecologische betekenis van de stuwwalrand af. Hier is de helling sterk vergraven en heeft een meer open karakter. Zo is een vanzelfsprekende overgang naar de stad ontstaan. Hergebruik gebouwen Een ander aspect van duurzaam bouwen is het streven naar hergebruik van bestaande gebouwen. Veel gebouwen in Nijmegen-Oost verdienen handhaving vanwege hun monumentale en/of beeldwaarde. Voorkomen van sloop heeft ook uit een oogpunt van milieubelasting een meerwaarde. Bij hergebruik zou uit milieu-oogpunt gedacht kunnen worden aan wijkgebonden werkgelegenheid. Diversen Ook de volgende zaken zijn in het kader van duurzame stedebouw te overwegen: - energie-arme materiaaltoepassing in de buitenruimte; - het toestaan van zonne-collectoren op daken; - het aanleggen van een autowasstraat i.p.v. het autowassen op straat; - het autowassen met grijs water (bijvoorbeeld uit de regenton). 6.2
Bedrijven en milieuzonering
Zoals in paragraaf 4.7 is vermeld voldoen de in Nijmegen-Oost gevestigde bedrijven in het algemeen niet aan de aanbevolen afstanden tot woningbouw uit de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG. Omdat het om gegroeide situaties gaat, wordt dit aanvaardbaar geacht. Dit neemt niet weg, dat bij wijziging van de aard van het bedrijf een nieuwe situatie ontstaat en dan wel degelijk rekening moet worden gehouden met de woonomgeving. Dit betekent dat bestaande bedrijven in het algemeen slechts vervangen mogen worden door lichtere bedrijven, die goed inpasbaar zijn in de directe woonomgeving. 6.3
Geluidhinder
Geluidparagraaf Het bestemmingsplan ligt in de geluidzone van verschillende wegen. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen en op het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen naar een geluidgevoelige bestemming, waardoor de Wet geluidhinder van toepassing is. Dit betekent dat de geluidbelasting ter plaatse van de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen getoetst moet worden aan de wettelijke waarden van de Wet geluidhinder. De geluidgevoelige bestemmingen bestaan uit woningen, scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen bedraagt 50 dB(A). Voor woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 65 dB(A) en voor andere gezondheidszorggebouwen bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 55 dB(A). Waar sprake is van vervangende nieuwbouw van woningen bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 70 dB(A). Omdat het bestemmingsplan een groot gebied omvat is deze gemakshalve opgedeeld in 6 deelgebieden.
95
Deelgebied 1 In deelgebied 1 wordt wonen mogelijk gemaakt aan de Ubbergseweg. De woningen liggen in de geluidzone van Gen. James Gravinweg, Keizer Traianusplein, Ubbergseweg en de Nieuwe Ubbergseweg. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van de woningen maximaal 55 dB(A) gedraagt afkomstig van de Ubbergseweg en 59 dB(A) afkomstig van de Nieuwe Ubbergseweg. Aangezien de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden is woningbouw alleen mogelijk indien door Gedeputeerde Staten een hogere waarde wordt verleend. Omdat de geluidbelasting meer dan 55 dB(A) bedraagt, worden door de Wet geluidhinder voorschriften gegeven voor de indeling van de woningen. Geluidgevoelige ruimten binnen een woning, alsmede balkons en de tuinen en andere buitenruimten voor zover bestemd als verblijfsruimten, moeten zo weinig mogelijk aan de zijde met de hoogste geluidbelasting worden geprojecteerd. Deelgebied 2 In deelgebied 2 wordt wonen mogelijk gemaakt op de locaties aan de Rembrandtstraat en de Museum Kamstraat. De woningen liggen in de geluidzone van respectievelijk de Daalseweg en de Berg en Dalseweg. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel van de woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Verdere procedurele acties zijn voor dit deelgebied niet noodzakelijk. Deelgebied 3 In deelgebied 3 wordt wonen, een schippersinternaat en bijzondere doeleinden mogelijk gemaakt. De geluidgevoelige bestemmingen liggen niet in de geluidzone van een weg. Toetsing aan de Wet geluidhinder is derhalve niet nodig. Deelgebied 4 In deelgebied 4 wordt wonen en bijzondere doeleinden mogelijk gemaakt aan de Dommer van Poldersveldtweg. De geluidgevoelige bestemmingen liggen in de geluidzone van de Berg en Dalseweg. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de peceelsgrens voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Verdere procedurele acties zijn voor dit deelgebied niet noodzakelijk. Deelgebied 5 In deelgebied 5 wordt wonen mogelijk gemaakt aan de Ubbergseveldweg. De woningen liggen niet in de geluidzone van een weg. Toetsing aan de Wet geluidhinder is derhalve niet nodig.
96
Deelgebied 6 In deelgebied 6 wordt wonen en bijzondere doeleinden mogelijk gemaakt. De geluidgevoelige bestemmingen liggen in de geluidzone van Hengstdalseweg, Van ‘t Santstraat, Groesbeekseweg, K. Beynenstraat, Postweg en de Archipelstraat. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting bij de geluidgevoelige bestemmingen maximaal 65 dB(A) bedraagt. Aangezien de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden is woningbouw alleen mogelijk indien door Gedeputeerde Staten een hogere waarde wordt verleend. Omdat de geluidbelasting hoger is dan 55 dB(A), is de categorie ‘andere gezondheidzorg’ in de zin van de Wet geluidhinder niet mogelijk in de gebouwen met de bestemming ‘Bijzondere doeleinden’ aan de westzijde van de plangebied. Omdat de geluidbelasting meer dan 55 dB(A) bedraagt, worden door de Wet geluidhinder voorschriften gegeven voor de indeling van de woningen. Geluidgevoelige ruimten binnen een woning, alsmede balkons en de tuinen en andere buitenruimten voor zover bestemd als verblijfsruimten, moeten zo weinig mogelijk aan de zijde met de hoogste geluidbelasting worden geprojecteerd. Samenvattend Voor de deelgebieden 1 en 6 zal een procedure Hogere Waarde wegverkeerslawaai worden gevolgd ten behoeve van het bestemmingsplan. Voor de betreffende geluidgevoelige bestemmingen woningen moet met gevelisolatieberekening aangetoond worden dat het maximaal toelaatbare geluidniveau binnen niet wordt overschreden. Tot zover de geluidparagraaf. De HGW-procedure gaat ondanks de wijziging in het akoestisch rapport verder en hoeft geen vertraging op te lopen. In een begeleidingsbrief aan GS wordt uitgelegd dat het akoestisch rapport in gewijzigde vorm ter inzage heeft gelegen, maar dat het kleine wijzigingen betreffen en wij hierin geen reden zien de HGW-procedure opnieuw te starten. 6.4
Bodem
Voor locaties waar het bestemmingsplan straks nieuwe ontwikkelingen toestaat dient in beginsel bodemonderzoek te worden verricht voor de planvaststelling. Als het ontwikkelingen zijn die pas na wijziging ex art. 11 WRO mogelijk zijn, dan kan dit bodemonderzoek als één van de wijzigingsvoorwaarden in een later stadium worden verricht. Het resultaat van dat onderzoek kan van invloed zijn op de financiële haalbaarheid van de herinvulling. Waar de huidige functie mag doen verwachten dat er sprake van ernstige bodemverontreiniging zal zijn, dient in alle gevallen voor de vaststelling bodemonderzoek te worden verricht.
97
7.
Uitgangspunten bestemmingsplan
7.1
Hoofddoelstelling
De voorgaande hoofdstukken bevatten de inventarisatie en analyse van bestaande - veelal sectorale gemeentelijke (beleids-)nota’s en plannen die betrekking hebben op Nijmegen-Oost. Waar nodig is aanvullend onderzoek verricht, zoals naar de ruimtelijke karakteristiek. De verrichte gedetailleerde functie-inventarisatie heeft mede inhoud gegeven aan de beschrijving van de functionele karakteristiek. Inventarisatie en analyse zijn aangescherpt via informatieve gesprekken met belangenorganisaties uit Nijmegen-Oost en in het plangebied opererende woningbouwstichtingen. Voor het op te stellen bestemmingsplan is het nodig de verschillende sectorale beleidslijnen op elkaar af te stemmen, zodat zij elkaar gaan versterken en tezamen de basis vormen voor een adequaat bestemmingsplan voor Nijmegen-Oost. Als basis voor deze afstemming is het nodig een integrale hoofddoelstelling voor beheer en ontwikkeling van Nijmegen-Oost te formuleren. Mede op basis van de gesprekken met de vertegenwoordigers van de belangengroeperingen is de volgende hoofddoelstelling bepaald: Nijmegen-Oost is een dynamische stadswijk met bijzondere ruimtelijke kwaliteiten. Doel is het opstellen van een bestemmingsplan, dat bijdraagt aan het beschermen van wat in Nijmegen-Oost functioneel en ruimtelijk karakteristiek en waardevol is en tevens dat handvatten biedt om de wijk als geliefd woongebied langdurig en op basis van haar bijzondere potenties voort te laten bestaan. Dit betekent: • Zoveel mogelijk behoud van de voor de stadswijk Nijmegen-Oost kenmerkende spreiding en veelkleurigheid aan functies op buurt-, wijk- en zelfs stedelijk niveau. Om recht te doen aan enerzijds de geconstateerde functionele dynamiek en anderzijds aan de woonfunctie zullen kaders moeten worden gegeven waarbinnen functieveranderingen aanvaardbaar c.q. gewenst zijn (bevorderen dynamiek / voorkomen overlast en onveiligheid). • Bescherming en herstel van de - deels cultuurhistorisch waardevolle - stedebouwkundige structuur, zoals die zich ontwikkeld heeft vanaf de 19e eeuw. De waarden van deze structuur en bijzondere onderdelen daarvan zijn beschreven in het hoofdstuk “ruimtelijke karakteristiek”. Waar nodig in de structuur en het beeld worden passende nieuwbouw en herinrichting mogelijk gemaakt en bevorderd. • Behoud en herstel van het groene karakter van Nijmegen-Oost, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de betekenis van het groen voor de woonomgeving: gebruiksgroen, natuur in de stad en relaties met het buitengebied. 7.2
Uitgangspunten per aspect
Vanuit de geformuleerde hoofddoelstelling kunnen per aspect de uitgangspunten voor het bestemmingsplan nader worden geformuleerd. Behoud en herstel ruimtelijk beeld In het algemeen zal de regeling in ruimtelijk opzicht conserverend van aard zijn. Ontwikkelingsmogelijkheden richten zich veelal op herstel en versterking van ruimtelijke waarden. Dit betekent voor de groenstructuur:
98
-
Bescherming van de stuwwalrand als “groene vinger”. Streven naar in ieder geval behoud en waar mogelijk uitbreiding van het bosareaal. Op het Kopsplateau archeologisch park mogelijk maken. Behoud van waardevolle bomen en holle wegen en overig reliëf. Limos-terrein: een stedebouwkundige opzet, waarbij de groene lob Mariënboom tot diep in dit terrein doordringt. Ruimtelijke samenhang in oost-west verlopende radialen versterken door herstellen / aanbrengen laanbeplanting en - afgestemd op verkeersfunctie - vergroten continuïteit van het wegprofiel. Streven naar behoud en herstel diverse straatprofielen in 19e eeuwse schil volgens klassieke indelingsprincipes. In dit kader tuinen vrijwaren van (onevenredige) verharding en eisen stellen aan tuinafscheidingen. Behoud van het bosachtige karakter van delen van de Hunnerberg door formaat en karakter privé-tuinen, alsmede laanbeplantingen te waarborgen. Waarborgen groei-omstandigheden waardevolle bomen. Waar mogelijk omzetten van kijkgroen in gebruiksgroen (Hengstdal). Planologisch mogelijk maken om Julianapark tot één geheel aaneen te smeden.
Dit betekent voor de bebouwingsstructuur:
-
-
Behoud en herstel van de continuïteit van oost-west verlopende continue lijnen. Behoud en herstel van de karakteristiek verschillende te onderscheiden deelgebieden. 19e eeuwse schil: cultuurhistorisch waardevol bebouwingspatroon en architectonisch beeld: bescherming via verordening en atlas. Diverse karakteriskarakteristiek architectonisch beeld beschermen via tieke woonbuurten: welstandstoezicht met als richtlijn ruimtelijke karakteristiek (paragraaf 3.2.2.). Veilig stellen omgeving waardevolle gebouwen en elementen. Bescherming van archeologische waarden: Kopsplateau en omgeving: archeologisch monument. Zone van 500 meter langs de stuwwalhelling: archeologische onderzoeksplicht.
Behoud functionele karakteristiek Doel is het scheppen van condities gericht op het behoud van de veelheid en spreiding van functies binnen Nijmegen-Oost, zonder dat dit afbreuk doet aan de woonkwaliteit. Dit betekent voor de woonfunctie: - Beheer van de bestaande woningvoorraad door adequate bebouwingsregeling (regeling aan- en bijgebouwen en andere bouwwerken). - Waar ruimtelijk en functioneel aanvaardbaar extra mogelijkheden voor praktijk en kantoor aan huis. - Bij nieuwbouw een accent op grondgebonden woningen en woningen voor senioren en gehandicapten (bevorderen doorstroming van ouderen binnen de wijk). - Waar nodig veilig stellen parkeerruimte voor bewoners (vergunningensysteem, geen nieuwe sterk verkeersaantrekkende functies in directe woonomgeving). - Bij herinvullingslocaties mogelijkheid onderzoeken om groen en speelgelegenheid toe te voegen. Dit betekent voor de winkelfunctie:
-
De aangewezen winkelconcentratiegebieden Daalseweg / Tooropstraat en Christus Koningplein niet verder vergroten. Beperkte intensivering binnen deze gebieden mogelijk maken door omzetting van resterende woningen naar winkel.
Waar ruimtelijk aanvaardbaar uitbreiding mogelijk maken van bestaande winkels binnen concentratiegebieden.
99
Zo mogelijk verbeteren parkeerfaciliteiten bij winkelconcentraties.
-
-
Optimaliseren mogelijkheden voor overige bestaande verspreide winkels om zich te handhaven (bv. door specialisatie) of bij functieverlies over te gaan naar in de woonomgeving passend hergebruik zoals kleine, buurtverzorgende bedrijfjes, kleine kantoren of de woonfunctie (mengbestemming). Langs Daalseweg hervestigen van winkels in panden met gemengde functies (vnl. voormalige winkelpanden) toestaan.
Dit betekent voor horeca:
-
Vastleggen van de huidige situatie (situering, omvang en aard) als maximum, met dien verstande dat een ondergeschikte uitbreiding mogelijk is, mits ruimtelijk aanvaardbaar. Bij beëindiging mogelijkheid tot herinvulling via mengbestemming (kleine buurtverzorgende bedrijfjes, kleine kantoren, wonen).
Dit betekent voor kantoren:
-
-
Uit flexibiliteitsoogpunt kiezen voor mengbestemming kantoren/bijzondere doeleinden. De mogelijkheid ontstaat zo om kantoren te vervangen door beter in de woonomgeving passende functies, zoals scholen en bijzondere woonvormen. De woonfunctie kan worden toegelaten in hoofdgebouwen, voornamelijk daar waar het voormalige woonbebouwing betreft. Nieuwe kantoren alleen onder voorwaarden toestaan als ondergeschikte nevenfunctie in zeer grote woonpanden langs de gebiedsontsluitingswegen (kantoor en praktijkruimten). Nieuwe kantoren toestaan in vrijkomende niet-woonpanden die niet voor beter in de woonomgeving passende functies (scholen, bijzondere woonvormen en wonen) zijn te benutten. Parkeren moet oplosbaar zijn.
Dit betekent voor de scholen:
-
Streven naar behoud van deze specifieke en soms karakteristieke gebouwen voor onderwijsdoeleinden. Bij karakteristieke panden daarnaast ruime mogelijkheden voor hergebruik door andere in de woonomgeving passende functies.
Dit betekent voor bedrijven:
-
Alle bestaande bedrijven worden positief en specifiek bestemd. Echt onaanvaardbare situaties zijn er immers niet. Waar ruimtelijk aanvaardbaar uitbreidingsmogelijkheden. In het algemeen is omzetting naar lichtere, goed in de woonomgeving passende bedrijvigheid mogelijk (selectie uit de categorieën 1 en 2; uit VNG-brochure “bedrijven en milieuzonering”). Via wijzigingsbevoegdheid is herinvulling van daartoe aangegeven locaties mogelijk met grondgebonden woningbouw, al of niet in combinatie met andere in de woonomgeving passende functies, waaronder groen- en speelvoorzieningen. De haalbaarheid speelt hierbij een rol.
Voor overige functies en voorzieningen betekent dit:
-
In het algemeen worden deze functies positief bestemd: bijzondere doeleinden. Bij gebouwen waar functieverlies speelt aangeven van hergebruiksmogelijkheden (Museum Kam als kunstdepot); veelal direct via een ruime bestemming Bijzondere Doeleinden of in een enkel geval via een wijzigingsbevoegdheid. Een afweging van belangen is in het laatste geval noodzakelijk.
Voor recreatie- en groenvoorzieningen betekent dit:
-
Bevorderen aanleg van routes voor langzaamverkeer door en vanuit de wijk naar het buitengebied.
100
-
-
Zoeken naar mogelijkheden om openbare groen- en speelvoorzieningen in de woonomgeving toe te voegen. Dit kan ondermeer door een ruime opvatting van herinvullingslocaties: woningbouw inclusief groen en speelgelegenheid. Richtinggevend is het meerjarenprogramma groen. Beheer openbare ruimte.
Verkeer
-
Doorzetten van het beleid, gericht op “duurzaam veilig” sluit aan op het optimaliseren van de woonfunctie. Het bestemmingsplan moet de benodigde herinrichting mogelijk maken. Waar nodig woonkwaliteit beschermen tegen parkeerdruk (vergunningenbeleid, tegengaan verharden tuinen).
Duurzame Stedebouw
-
Bevorderen hergebruik gebouwen (mengbestemming, wijzigingsbevoegdheden). Bevorderen natuur in de stad door herstel en aanvulling laanstructuren; versterken ecologische betekenis stuwwal etc.. - Bevorderen recreëren in de wijk. Water vasthouden in de wijk: bevorderen afkoppelen hemelwater (infiltratie, verminderen verhardingsoppervlak).
101
7.3
Het Limos-terrein
Voor het voormalig kazerne terrein - het Limos-terrein - is een visie ontwikkeld. Centraal in deze visie staat een herontwikkeling van het gebied richting wonen en het realiseren van groen in het verlengde van de groene lob Mariënbosch-Villandry. Naast wonen moeten ook andere functies op het terrein of in de gebouwen ondergebracht kunnen worden en de meest waardevolle bestaande elementen - gebouwen en groen moeten in principe behouden blijven. De toekomst van het voormalige kazerneterrein ligt sterk verankerd in het verleden. De ruim 90-jarige militaire geschiedenis van het terrein heeft een belangrijk cultureel erfgoed voor de stad Nijmegen achtergelaten. De historie is beleefbaar in tal van monumentale gebouwen uit verschillende periodes. De opgave om een toekomstperspectief te schetsen fascineert vanwege dit verleden, maar ook door de omvang en het bijzondere karakter van het gebied. Het beschikbaar komen van een terrein van bijna 14 ha., dat altijd als gesloten enclave midden in de stad heeft gelegen, is zeer bijzonder. De landschappelijk kwaliteiten van het terrein in relatie tot zijn omgeving zijn in het recente Groenstructuurplan onderkend en maken het beeld van deze uitdagende opgave compleet. Om tot een afgewogen visie op het Limosterrein te komen is vanuit diverse invalshoeken naar het terrein gekeken. De monumentencommissie heeft de monumentale status van de bebouwing bekeken. De mogelijke gebruikswaarde van bestaande panden is verkend. Binnen de gemeente zijn de gebruiksmogelijkheden in relatie gebracht met mogelijke vragers. Het Groenstructuurplan schetst het belang van het Limosterrein in relatie tot de groene lob in Nijmegen-Oost. Het aanwezige groen is geïnventariseerd. Vanuit volkshuisvestingsperspectief is de locatie beoordeeld in samenhang met ontwikkelingsmogelijkheden binnen de woningmarkt. Het totale Limosterrein is 14 ha. groot. Hiervan zal 6 ha. een parkachtige inrichting krijgen; 8 ha. zal worden ingezet voor bijzondere functies en wonen. De bebouwing met een monumentale status blijft behouden. Belangrijke kenmerken van de visie zijn: - Het Limos-terrein moet een eigen gezicht binnen Nijmegen-Oost krijgen: een groene enclave in de stad. - Het uitdrukkelijk open houden van een groene parkzone langs de Gelderselaan. - Eén duidelijke autoontsluiting tussen de Krayenhoff- en de Snijderskazerne. De mogelijkheid van een tweede ontsluiting bij de Postweg wordt opengehouden. - Meerdere toegangen voor fiets- en voetgangers. - Nieuwbouw gestapeld met ondergronds parkeren. De bebouwing wordt 3-hoog langs de zijde van de spoorbuurt en loopt op tot 5 à 6 (incidenteel 7) bouwlagen aan de parkzijde. Het gaat om ongeveer 300 appartementen. - Andere functies dan wonen dienen een maatschappelijk karakter te hebben, waarbij gestreefd wordt naar een zo zakelijk mogelijke benadering. - Het bovenwijkse kunstcentrum komt - i.v.m. gerichtheid op de hele stad - in de Krayenhofkazerne. - Het asielzoekerscentrum in het complex van de Prins Hendrikkazerne blijft vooralsnog gehandhaafd. Voor de toekomst worden een onderwijsfunctie en een woonfunctie niet uitgesloten. - Openbare school de Muze zal in het gebouw waar ze sinds een paar jaar gebruik van maakt blijven zitten. De visie mondt uit in een bebouwingsopzet, welke direct zijn vertaling vindt in het bestemmingsplan. De stedebouwkundige en architectonische uitwerking dienen bijzonder en hoogwaardig te zijn.
102
7.4
Het juridisch plan
Algemeen. Het beleid, zoals verwoord in het voorgaande, is vertaald in het juridisch plan, bestaande uit de voorschriften en bijbehorende plankaarten.. De kaarten. Kaart 1 bestemmingen bestaat uit 5 kaartbladen. Kaart 2 Beleid, maakt onderdeel uit van de beschrijving in hoofdlijnen. Indien en voorzover in de voorschriften wordt verwezen naar “de kaart” dan wordt verwezen naar kaart 1; indien een verwijzing naar kaart 2 wordt bedoeld, dan wordt dit expliciet genoemd. De voorschriften. De voorschriften bestaan uit een viertal paragrafen; deze paragrafen omvatten op hun beurt een of meer artikelen. Paragraaf I bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten; deze worden opsommingsgewijs gegeven en dienen als refenentiekader voor de overige voorschriften. Paragraaf II bevat de beschrijving in hoofdlijnen. Paragraaf III bevat de verschillende bestemmingen. Paragraaf IV bevat de aanvullende bepalingen. 7.4.1
De planopzet
Het onderhavige juridisch plan is zodanig van opzet, dat er een sterke scheiding tussen bouwen en gebruik is gemaakt. Gekozen is voor de opzet, de ruimtelijke regelgeving zoveel mogelijk weer te geven op de kaartbladen. Waar mogelijk is ook de functionele regeling gevisualiseerd. De volgende aspecten van het bestemmingsplan dienen nader te worden toegelicht. a. Een flexibel plan. Door de gedetailleerdheid van de plankaart zou het misverstand kunnen ontstaan, dat de regeling gedetailleerd en daarmee star is. Dit is echter geenszins het geval. Door veel informatie op de kaart te zetten kan de opzet van de voorschriften eenvoudig blijven. Door een, waar mogelijk, ruime functionele bestemmingstoedeling is er een ieder geval sprake van een functioneel flexibel plan: veel functionele omzettingen kunnen plaatshebben zonder een verdere procedure. De ruimtelijke regeling lijkt door het aangeven van de ruimtelijke randvoorwaarden op de kaart , de bestaande situatie vast te leggen; waar mogelijk zijn echter reeds ruimere begrenzingen opgenomen. Belangrijk is tenslotte dat binnen de voorschriften een groot aantal flexibiliteitsbepalingen is opgenomen waardoor de regeling een flexibel karakter heeft. b. De beschrijving in hoofdlijnen. Toetsing. De beschrijving in hoofdlijnen heeft een indirecte werking; dit betekent dat deze beschrijving uitsluitend van belang is indien er sprake is van het afwegen van belangen. Het afwegen van belangen gebeurt in het kader van het beoordelen van een vrijstellings- of wijzigingsverzoek, een verzoek tot afgifte van een aanlegvergunning en de beslissing tot het stellen van nadere eisen. De belangenafweging geschiedt met behulp van de in de beschrijving in hoofdlijnen verwoorde nadere beschrijving beleidsuitgangspunten/toetsingscriteria. Afstemming en uitvoering. Onder het kopje “afstemming en uitvoering” wordt het beleid beschreven dat uitvoering behoeft d.m.v. de toepassing van andere instrumenten. Het opnemen van deze intenties in de beschrijving in hoofdlijnen betekent dat er vanuit het bestuur een inspanningsverplichting bestaat om deze beleidslijnen uit te voeren.
103
Kaart behorende bij de beschrijving in hoofdlijnen (kaart 2). De beleidsuitgangspunten zoals verwoord in de beschrijving in hoofdlijnen worden gevisualiseerd op de bijbehorende kaart 2 . Bovendien speelt deze kaart een rol bij de noodzakelijke bescherming van grote delen van het plangebied m.b.t. het aanwezige kwetsbare reliëf. Aangezien dit reliëf een groot gebied bestrijkt (met diverse bestemmingen) is gekozen voor het opnemen van een algemene aanlegvergunning ten behoeve van de bescherming van de gronden (zie art. 27 PM) c. Onderscheid ruimtelijke en functionele regelgeving. De ruimtelijke regelgeving. Een voorbeeld van het aangeven van het ruimtelijke beleid op de plankaart zijn de aanduidingen bebouwingszone/bebouwingsgrenzen en ook de aangegeven nokhoogte, goothoogte (waar nodig gedifferentieerd door middel van het aangeven van een hoogtescheidingslijn) en het bebouwingspercentage. Het bebouwingspercentage richt zich doorgaans op de gronden gelegen binnen de bebouwingsgrenzen; indien hiervan wordt afgeweken wordt dit expliciet vermeld. De functionele regelgeving. Op de kaart is een onderscheid gemaakt tussen bebouwingszones en bebouwingsgrenzen. Belangrijk gegeven is dat het aangeven van een bebouwingszone altijd betekent dat ter plaatse gewoond mag worden. Dit uit zich binnen de bestemmingen op twee manieren: I. Binnen de bestemming woondoeleinden I en II geven de bebouwingszones de gronden aan waarop het hoofdgebouw (zijnde de woning) is toegestaan. De bebouwingsgrenzen bepalen de ligging van de bijgebouwen. Het onderscheid tussen bebouwingszone en bebouwingsgrens heeft naast een functionele ook een ruimtelijke betekenis. II. Binnen de overige bestemmingen zegt een aangegeven bebouwingszone alleen iets over de functie; binnen een op de kaart aangegeven bebouwingszone mag namelijk altijd worden gewoond, ook indien de huidige functie een andere is. In ruimtelijke zin hebben het aangeven van een bebouwingszone en bebouwingsgrens dezelfde betekenis: het begrenzen van de situering van gebouwen. d. Opzet bestemmingsvoorschrift: nadere detaillering van de doeleinden. Binnen diverse bestemmingen zijn doeleindenomschrijvingen opgenomen die een aantal verschillende doeleinden binnen die bestemming opsomt. Omdat er doorgaans behoefte bestaat om de verhouding van de verschillende doeleinden onderling en de betekenis van de verschillende op deze doeleinden gerichte aanduidingen op de kaart te kunnen aangeven, is gekozen voor het opnemen van een “nadere detaillering van de doeleinden”. Deze nadere detaillering vormt derhalve een belangrijke verduidelijking van de doeleindenomschrijving (er wordt in de doeleindenomschrijving bewust naar dit artikellid verwezen). 7.4.2
De bestemmingen
Hierna worden uitsluitend de bestemmingen toegelicht, die op grond van de regeling toelichting behoeven. Voor het gekozen beleid wordt verwezen naar eerdere delen van de toelichting. a. Woondoeleinden I Deze bestemming richt zich op de binnen het plangebied gelegen woningen.
104
Belangrijk is dat op basis van de gebruiksbepaling het gebruik van ondergeschikte delen van de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep altijd mogelijk is (inherent aan de bestemming woondoeleinden). Binnen de bestemming wordt echter ook ruimte gecreëerd voor het gebruik van de begane grondlaag ten behoeve van kantoor en/of praktijkruimte. Dit gebruik is uitsluitend mogelijk indien en voorzover het betreffende pand op de kaart is aangeduid met een “P”. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De woning ligt binnen de op de kaart aangegeven bebouwingszone. Om enige aanbouw en uitbouwen van de woning (erkers of vergroting van kamer-keuken e.d.) te kunnen toestaan, biedt het bestemmingsplan allereerst de ruimte om op de gronden gelegen tussen de bebouwingsgrens en de bebouwingszone (doorgaans de zij en achtertuin) aan- en uitbouwen te kunnen bouwen tot maximaal 3 m. achter de op de kaart aangegeven bebouwingszone. Bovendien mag zowel aan de voorgevel als aan de zijgevel (voor het deel gelegen buiten bebouwingszone en bebouwingsgrens) kleine aan- en uitbouwen worden gebouwd waarvan de maatvoering in de voorschriften is opgenomen. De bijgebouwen (in de begripsbepaling zodanig gedefinieerd dat zij geen onderdeel uitmaken van de woning) in de vorm van garage berging e.d. mogen worden gebouwd op de gronden gelegen tussen bebouwingszone en bebouwingsgrens. Deze gronden mogen niet volledig worden bebouwd. Er dient een onbebouwd gedeelte in de vorm van een tuin over te blijven. In de voorschriften wordt derhalve de bouwmogelijkheden van aan- en uitbouw en bijgebouwen beperkt (bebouwde oppervlakte en percentage) De vrijstellingsbevoegdheden biedt met name de mogelijkheid om de gestelde maatvoeringseisen te overschrijden. De wijzigingsbevoegdheden richten zich op de verschuiving van de op de kaart aangegeven bebouwingszones en - grenzen en op het kunnen toestaan van nieuwe kantoor en/of praktijkruimten op de begane grond van een woning. b. Woondoeleinden II Woondoeleinden II richt zich op de regeling van woningen op het zogenaamde “Limosterrein”. Van belang voor de invulling van dit terrein is niet het onderscheid tussen woningen en bijgebouwen, maar met name de bescherming van de waardevolle elementen binnen het gebied en de mogelijkheid om een ontsluitingsweg te kunnen aangeven. De exacte locatie van de woningen is niet gegeven; wel is de locatie begrensd met een bebouwingszone en is het stedebouwkundig uitgangspunt dat de voorgevels van de woningen(wooncomplexen) in of op beperkte afstand achter de begrenzing van de bebouwingszones dienen te worden gesitueerd. Belangrijk is voorts dat de waardevolle elementen, indien noodzakelijk, nog beschermd worden door de mogelijkheid van het stellen van nadere eisen. Functioneel gezien is het toegestaan op de begane grond kleinschalige gemengde functies uit te oefenen (kleinschalig). Deze functie dienen beperkt te blijven tot functies met een enigszins introvert karakter zoals kantoor/praktijkruimte en bijzondere doeleinden (dus geen winkels en dienstverlenende bedrijven). c. Winkels Deze bestemming richt zich uitsluitend op de grote zelfstandige winkelcomplexen. De woonfunctie is hier niet van toepassing.
105
d. Gemengde doeleinden. Deze bestemming richt zich op een groot deel van de winkels, horecabedrijven, dienstverlenende bedrijven en kleine bedrijfjes (maximaal cat. 1) binnen het gebied. Het zijn functies die gevestigd zijn op de begane grond en waar de verdieping bestemd is voor bewoning. Wonen mag ook op de begane grond. De regeling is zodanig flexibel dat de functies voor een deel onderling uitwisselbaar zijn. Uitzondering vormen hierop de winkels en de horeca. Beide functies zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de nadere aanduiding op de kaart. Nieuwe winkels kunnen bovendien worden toegestaan in een nader afgebakend gebied gelegen langs de Daalseweg (zie art. 7.2.) Opgemerkt dient te worden dat de panden binnen het op de kaart aangeduide winkelconcentratiegebied allen de bestemming gemengde doeleinden hebben gekregen. Binnen dat gebied is er de mogelijkheid om de bestaande functie om te zetten naar winkels. De ruimtelijk regeling komt overeen met de regeling van woondoeleinden I. e. Bijzondere doeleinden. Deze bestemming richt zich uitsluitend op de functie bijzondere doeleinden. Diverse panden op het Limos-terrein vallen onder deze bestemming. Belangrijk is op te merken dat de panden gelegen binnen een op de kaart aangegeven bebouwingszone ook mogen worden gebruikt ten behoeve van woondoeleinden. Om ook in andere panden onder omstandigheden het wonen toe te kunnen staan, is hiertoe een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid richt zich op de mogelijkheid de bestemming om te zetten in de bestemming woondoeleinden I. Deze mogelijkheid richt zich uitsluitend op de gronden die expliciet daartoe op de kaart zijn aangegeven. f. Kantoren en bijzondere doeleinden. Deze bestemming maakt het mogelijk de functies kantoren en bijzondere doeleinden onderling uit te wisselen. Het betreft hier vaak villa’ s die gebruikt worden ten behoeve van een van deze functies. g. Horecadoeleinden en wonen. Deze bestemming richt zich op een specifieke locatie namelijk het Belvoir hotel. Op basis van de bestaande planologische regeling zijn beide functies uitwisselbaar. h. Bedrijfsdoeleinden. De regeling van de bedrijfsdoeleinden is gericht op de bestaande verspreid gelegen bedrijven. Uitgangspunt is dat bedrijven als opgenomen in de als bijlage toegevoegde bedrijvenlijst direct kunnen worden toegestaan, met uitzondering van de in de voorschriften expliciet genoemde bedrijven. Deze laatstgenoemde bedrijven zijn gezien het feit dat deze bedrijven in principe niet wenselijk zijn in een woonwijk, specifiek aangeduid op de kaart. Derhalve is voor deze bedrijven omschakeling naar een andersoortige bedrijf uitsluitend toegestaan na wijziging van de bestemming. Met deze wijziging wordt beoogd de specifieke aanduiding op de kaart te schrappen, zodat het ook in de toekomst niet meer mogelijk is om een soortgelijk bedrijf ter plaatse te starten. Via vrijstelling kunnen voorts bedrijven die qua aard overeenkomen met de bedrijven genoemd in de bedrijvenlijst worden toegestaan.
106
i.
De overige bestemmingen spreken voor zich en behoeven derhalve geen nadere juridische toelichting
j. Regeling waardevolle elementen. De binnen het gebied voorkomende waardevolle elementen worden voorzover mogelijk als zodanig bestemd (bos/ bos-natuurgebied / groenvoorzieningen /park) of aangeduid binnen een bepaalde bestemming (waardevolle lanen, bomen/boomgroepen of waardevolle haag) waardoor de bescherming door middel van de bestemming en de eventueel opgenomen nadere eisenregeling wordt gegarandeerd. Er is een aantal elementen die voorkomt op percelen binnen verschillende bestemmingen Omdat de bescherming door middel van een algemene nadere eisenregeling kan worden gegarandeerd, is in de algemene bepalingen een zodanige regeling opgenomen. Het betreft percelen waarop monumenten aanwezig zijn of percelen aanduid als “bijzonder landschapselement aanwezig” of percelen gelegen binnen het gebied 19 eeuwse schil (zie kaart 2). De eerste twee aanduidingen hebben consequenties voor de situering van gebouwen op datzelfde bouwperceel, het laatste richt zich op de uitvoering van de erfafscheidingen. Voorts is in de algemene bepalingen een aanlegvergunningsstelsel opgenomen ter bescherming van het op de stuwwalrand aanwezig kwetsbaar reliëf alsmede ter bescherming van de verspreid gelegen archeologische monumenten.
107
8.
Financiële paragraaf
Herontwikkelingen Herontwikkeling van complexen en terreinen neemt binnen het bestemmingsplangebied een bijzondere plaats in. Het gezicht van het nieuwe Nijmegen-Oost zal daardoor deels worden beïnvloed. Hierbij moet gedacht worden aan de herontwikkeling op het voormalige kazerneterrein de Limos, de veranderingen ter plaatse van Verpleeggebouw Margriet en de fundamentele vernieuwing cq reconstructie van het Rode Dorp. Naast deze grote operaties kunnen zich ook een veelheid kleinere veranderingen gaan aandienen. In algemene zin kan gesteld worden dat wanneer het gaat om gemeentelijke terreinen of complexen de financiële regie zal lopen via gemeentelijke grondexploitaties. Gaat het daarentegen om ontwikkelingen op particu-lier terrein dan kan - wanneer de gemeente op de een of andere wijze bij het geheel betrokken is - sprake zijn van een tussen gemeente en projectontwikkelaar af te sluiten exploitatie-overeenkomst. Eventuele gemeentelijke kosten worden daarin opgenomen. Zijn vervolgens voor bepaalde onderdelen binnen het plangebied reeds ‘postzegelbestemmingsplannen’ vastgesteld dan behoeft daar in het kader van dit bestemmingsplan niet meer op teruggekomen te worden. In het navolgende overzicht zijn de herontwikkelingen welke nog niet de weg ‘postzegelbestemmingsplan’ hebben doorlopen opgenomen. Met betrekking tot de Limos, waarvoor een gemeentelijke grondexploitatie is gemaakt, zullen de belangrijkste financiële gegevens in deze paragraaf worden opgenomen. Voor het Verpleegtehuis Margriet zal hoogstwaarschijnlijk t.z.t. een exploitatie-overeenkomst gesloten worden, omdat het tot op heden een particuliere ontwikkeling betreft. Het Rode Dorp is reeds in uitvoering, financiële gemeentelijk bijdragen zijn geprogrammeerd in het Uitvoeringsprogramma Stadsvernieuwing(UPS). Exploitatie-opzet Limoscomplex 5304 en de uitgangspunten d.d. oktober 1998 Uitgangspunten: -raming civieltechnische werken betreft vnl. hoofdstructuur ontsluiting -huidige infrastructuur wordt zoveel mogelijk gehandhaafd -civieltechnische werken t.l.v. ontwikkelaar -verbouwkosten van bestaande gebouwen t.l.v. ontwikkelaar cq. afnemer -rente 6,5% -kostenstijging 3% -opbrengstenstijging 0% -looptijd t/m jaar 2005 -geen kosten voor evt. bodemsanering opgenomen Kosten: -verwerving, bijk. kosten ƒ 16,6 milj -sloop- bouw- woonrijp maak kosten - 7,5 " -plankosten, Reserve stadsuitbreiding - 1,8 " -div. B&L, kostenstijgingen,rentekosten - 2,8 " ____________ Totaal kosten ƒ 28,7 milj. ============ Opbrengsten: -bestaande gebouwen (inclusief evt. subsidies) ƒ 15,7 milj. -nieuwbouw (inclusief evt. subsidies) - 13,0 " _____________ 108
Totaal opbrengsten
ƒ 28,7 milj. ============
Het resultaat is een sluitende grondexploitatie. Aanpassingen in het openbaar gebied. Financiële consequenties verband houdende met aanpassingen in het openbare gebied voorzover voor een bestemmingsplan relevant - vormen feitelijk de hoofdmoot voor de financiële paragraaf bij het bestemmingsplan. In totaliteit is becijferd dat voor dit soort ingrepen in dit gebied ruim f12.000.000,-- nodig zal zijn, waarvan f2.600.000,-- reeds via het stadsvernieuwingsfonds en het gemeentelijke woonmilieuverbeteringsbudget gedekt is. Dit betreft, zoals eerder reeds is vermeld, de bijdragen aan de nieuwbouw (locatie subsidie) in het Rode Dorp en aan het onderdeel woonomgevingsaanpak in hetzelfde gebied. Waar is nu die f12.000.000,-- in grote lijnen voor nodig? 1) 2)
Subsidies UPS voor nieuwbouw Rode Dorp Parken uit Groenstructuurplan/ Meerjarenplan Groen ( Julianapark; Patersbosje; Wijkpark op de Limos; Kops Plateau)
1.580.000 5.970.000
3)
versterken ecologische groenstruc-tuur (kloostertuinen; stuwwalrand) Laanbeplanting uit Groenstructuur-plan Meerjarenplan Groen Voorzieningen voor recreatief sporten in de woonomgeving
330.000
4) 5)
al gedekt via SV-fonds
1.180.000 250.000
6)
Aanvullende fietsvoorzieningen grotendeels van recreatieve betekenis uit het Meerjarenplan groen
1.800.000
7)
Bijdrage aan de herontwikkeling van het Rode Dorp onderdeel woonomgevingsaanpak
1.030.000
helft zal gedekt moeten worden middels GDU-sub-sidie (Gebundelde Doel Uitkering) al gedekt uit het woonmilieuverbeteringsbudget
12.140.000
Groenmaatregelen nemen een stevige plaats in. Een groot deel van de f12.000.000,-- en wel ruim 60% is daarvoor nodig. Dekking zal gezocht moeten worden deels binnen het traject Stedelijke Vernieuwing en deels uit het Woonmilieuverbeteringsbudget waar het echt gaat om maatregelen op wijkniveau. De kosten nodig voor de fietsvoorzieningen zullen voor de helft door de gemeente gedragen moeten worden en voor de andere helft moeten worden gefinancierd uit de jaarlijkse GDUsubsidie (Gebundelde Doel Uitkering) van het KAN. In deze paragraaf kan geen uitspraak gedaan worden over het tijdstip van dekking en van uitvoering. Dit alles is immers geheel afhankelijk van bredere afwegingen welke grotendeels op stedelijk niveau plaatsvinden (IPMLT). Overige vernieuwingen en maatregelen.
109
In een gebied is uiteraard meer aan de hand dan enkel de zaken welke een neerslag hebben gekregen in een bestemmingsplan zoals bv. winkel- en woonmilieuverbeteringen, groenbeheer en achterstallig onderhoud boomstructuren, parkeer-regulerende maatregelen, aanpak particulier woningbezit en monumentenbeleid, onderhoud van wegen en straten en vervanging van rioleringen. Bij een bestemmingsplan gaat het primair om de juridische vormgeving van veranderingen en herbestemmingen ter bescherming van de burger. De financiële paragraaf heeft tot doel een globaal inzicht te geven in de financiële implicaties en in de haalbaarheid. Zelfs de beoordeling op haalbaarheid kan niet meer zijn dan het uitspreken van een verwachting dat de in het plan genoemde zaken gedurende de looptijd van het plan (periode van 10 jaar) naar alle waarschijnlijkheid wel aan bod komen. Uitspraken over de voor de verschillende beleidsvelden beschikbare dekkingsbronnen vinden dan in een nader verband plaats.
9 Resultaten inspraak en artikel 10 Bro-overleg Inspraak De inspraakprocedure heeft bestaan uit een viertal onderdelen, namelijk een inventarisatieronde met belanghebbenden, een inspraakavond, twee inloop-middagen en ten slotte een schriftelijke inspraakmogelijkheid. De schriftelijke inspraakreacties zijn samengevat en becommentarieerd in een aparte, bij het bestemmingsplan gevoegde ‘Inspraaknota’. Artikel 10 Bro0verleg 110
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening zijn reacties ingekomen van de Dienst REW van de Provincie Gelderland en van de gemeente Ubbergen. Onderstaand zijn de opmerkingen samengevat en beantwoord: A Dienst Ruimte Economie en Welzijn Planologische toetsing a.
De Provincie is van mening dat het plan goed leesbaar en eenvoudig is.
b. De Provincie spreekt haar waardering uit voor het gedegen onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan c.
De ontwikkeling op het Limosterrein is te beknopt weergegeven
reactie van gemeentewege: De toelichting zal ten aanzien van de toekomst van het Limosterrein worden uitgebreid. De reactie geeft aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. d. De Provincie is niet overtuigd waarom ter plaatse van de bestaande Hogeschool aan de Ubbergseveldweg een appartementencomplex en 5 vrijstaande kavels is geprojecteerd. Bovendien vraagt zij uitleg over het uitzichtspunt. reactie van gemeentewege: Het schoolgebouw komt leeg. Het gebouw heeft geen monumentale waarde. In overleg met de Hogeschool is de geschetste mogelijkheid opgenomen. Uit deze opbrengsten kan de Hogeschool de nieuwbouw op het Heyendaalterrein mede financieren. Het appartementencomplex wordt zodanig gebouwd dat er voldoende groen aan weerszijden overblijft Het gaat om een betrekkelijk laag aantal wooneenheden. De vrijstaande kavels geven een vulling aan het perceel van de school. De bestaande schoolbebouwing steekt ook het stuwwalgebied in . Van concurrentie met de Waalsprong is gezien het beperkt aantal woningen nauwelijks sprake. Aan het eind van het geplande straatje is een uitzichtspunt over stuwwal en Ooijpolder geprojecteerd. Wellicht ontstaat in westelijke richting een aansluitende recreatieve route. De reactie geeft geen aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. e. Vraagtekens worden gezet bij de kantoorbestemming Kopse Hof. Liever ziet de Provincie hier een vorm van wonen. reactie van gemeentewege: De kantoorfunctie is hier inderdaad moeilijk te motiveren. De kantoorbestemming komt te vervallen. Mede naar aanleiding van een inspraakreactie wordt de mogelijkheid opgenomen om op het perceel een viertal urban villa’s te bouwen, van een zelfde maat als de bestaande oude villa op het terrein. De reactie geeft aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. f. De Provincie acht het een gemiste kans dat geen ruimtelijke visie van de Wedren in het bestemmingsplan is opgenomen. reactie van gemeentewege: Er zijn in het verleden meerdere visies voor de Wedren gemaakt, nooit is het tot concrete plannen gekomen. Het standpunt van de gemeente is dat in het kader van de bouwontwikkeling Centrum 2000 de Wedren voorlopig een open plek moet blijven, als reservelocatie. Indien er t.z.t. concrete plannen voor de Wedren worden opgesteld dan zal een bestemmingsplanwijziging aan de orde zijn. De reactie geeft geen aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan.
111
g. Provincie mist de onderbouwing dat er een kantoorfunctie in de voormalige Canisiusschool, de oude MMS en de Kopse Hof kan komen. reactie van gemeentewege: Voor wat betreft de Kopse Hof vervalt de kantoorbestemming. In de voormalige Canisiusschool is reeds lang een kantoorfunctie aanwezig. Voor de oude MMS wordt een zo breed mogelijk scala aan functies voorzien (BD/K). De mogelijkheid van de woonfunctie wordt eveneens onderzocht. De reactie geeft aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. h. De Provincie mist een aparte beleidsbeschrijving bij de onderdelen ‘onderwijs’ en ‘overige functies en voorzieningen’ reactie van gemeentewege: De plantoelichting zal op dit punt worden aangevuld. De reactie geeft aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. i. De Provinciale Diensten wijzen op Archeologische Atlas, die digitaal ter beschikking is gesteld. Aanvulling in de toelichting hieromtrent is gewenst. reactie van gemeentewege: De plantoelichting zal op dit punt worden aangevuld. De reactie geeft aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. j. De Provincie wijst erop dat een akoestisch onderzoek noodzakelijk is voor zover er nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt. reactie van gemeentewege: De akoestisch onderzoeken worden uitgevoerd, dit geldt ook voor het noodzakelijk bodemonderzoek. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zijn de gegevens bekend. k. Er wordt in het bestemmingsplan niet gerept van de extra parkeerdruk rondom de singels in verband van de aanleg van een busbaan over de ventweg Oranje/Canisiussingel. reactie van gemeentewege: Het plan m.b.t. de busbaan ligt stil. Er wordt in de plantoelichting wel gerept van een uitbreiding van het parkeervergunningengebied ten einde de parkeerdruk te verlichten. De reactie geeft geen aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. Juridische toetsing 1. De Provinciale Diensten stemmen in met de wijze van bestemmen en met het opnemen van een ‘Beschrijving in Hoofdlijnen’. 2. De Provincie vraagt de verschillende lijnen op de plankaart beter van elkaar te onderscheiden (bestaande bebouwing/bebouwingszone). reactie van gemeentewege: De plankaart zal op dit punt worden aangepast. De reactie geeft aanleiding tot wijziging van het voorontwerp bestemmingsplan. 3.
Op blad 4 staat de bebouwingsgrens niet goed in het renvooi.
reactie van gemeentewege: De plankaart zal op dit punt worden aangepast. De reactie geeft aanleiding tot wijziging van het bestemmingsplan.
112
4. Artikel 3. Beschrijving in hoofdlijnen. a. De proviciale diensten merken op dat de beschrijving in hoofdlijnen zich richt op ontwikkelingen die niet reeds bij recht mogelijk zijn gemaakt. Het beleid is o.a. gericht op behoud en bescherming van de ruimtelijke structuur. Volgens de diensten is bij artikel 3.2.1. a. verzuimd om aan te geven waar deze ruimtelijke structuur zich door kenmerkt. b. De diensten stellen voor in plaats van de terminologie “streven naar” de zinssnede “het beleid is gericht op ..” te hanteren. c. Over de afstemming en uitvoeringsaspecten wordt voorts opgemerkt dat het doen van archeologisch onderzoek onderzoek een verplichting is en geen beleidsvisie. reactie gemeente: a. De constatering dat met name bij de beschrijving van de 19e eeuwse schil niet concreet is ingegaan op de te behouden ruimtelijke structuur is ten dele juist. De beschrijving richt zich namelijk behoud en ontwikkeling van de straatprofielen. Van belang is echter dat met name de relatie van de straatprofielen met de gevels de ruimtelijke structuur bepalen. Dit komt nog onvoldoende tot uiting in de beschrijving in hoofdlijnen en derhalve zal de beschrijving in hoofdlijnen op dit punt worden aangepast. b. Het voorstel wordt overgenomen. c. Deze constatering is juist. De formulering van dit onderdeel van de beschrijving in hoofdlijnen zal hierop worden aangepast. 5 Artikel 4. Woondoeleinden I a. In artikel 4.2.2. is een specifieke bepaling opgenomen voor kantoor- en praktijkruimte aan huis. De diensten nemen aan dat, nu het bestemmingsplan ook een definitie van een aan huis gebonden beroep bevat, deze functie ook zonder de aanduiding “P” binnen de woonbestemming is toegestaan. Dit blijkt overigens ook uit artikel 23 lid 3. b. In artikel 4.5. wordt gesteld dat bij wijziging van grenzen en/of zones de voorkeursgrenswaarden dan wel de verkregen hogere waarden niet mag worden overschreden. De diensten wijzen erop dat voor vaststelling eventuele hogere grenswaarden verkregen dienen te worden. Dit betekent dat of de voorkeursgrenswaarde in acht dient te worden genomen of een voor de vaststelling van het bestemmingsplan verkregen hogere waarde. c. De redactie van artikel 4.5.2. klopt niet geheel. reactie gemeente: a. Het onderscheid tussen de met "P” aangeduide gronden en de mogelijkheid van het uitoefenen van beroep aan huis, is gelegen in het feit dat de op de specifiek aangeduide gronden de gehele begane grondlaag (of een specifiek aangeduid deel daarvan) mag worden gebruikt voor kantoor of praktijkruimte. Bij deze (bestaande) functies doet de relatie tussen de kantoor/praktijkruimte en een eventuele woning er niet toe. De regeling voor aan huis gebonden beroepen richt zich op het inrichten van een ruimte binnen de woning ten behoeve van deze functie. Teneinde verwarring te voorkomen zal de regeling van de aan huis gebonden beroepen ook in de nadere detaillering van de doeleinden worden opgenomen. b. De opmerking van de diensten is juist, in zoverre dat in de wijzigingsbevoegdheid beide mogelijkheden moeten worden genoemd omdat de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is op een groot gebied waarbinnen voor delen eventueel hogere grenswaarden zijn verleend en voor een ander deel eenvoudigweg de voorkeursgrenswaarde geldt. Onduidelijk is derhalve of en waarom de regeling zoals opgenomen in het plan aanpassing behoeft. c. De redactie zal worden aangepast. 6 Artikel 5. Woondoeleinden II a. Op de plankaart is het onderscheid tussen woondoeleinden I en woondoeleinden II niet duidelijk. b. De diensten raden aan om een maat op te nemen ten opzichte van de op de plankaart aangegeven aanduiding “verkeersontsluiting” waarbinnen de ontsluiting dient te worden gerealiseerd.
113
c.
In art. 5.2.2. staat dat de zichtlijnen gewaarborgd dienen te worden. De diensten achten het duidelijker indien gesteld wordt, dat ter plaatse van de aanduiding “zichtlijn” geen bebouwing mag worden opgericht of hoogopgaande beplanting mag worden aangebracht.
reactie gemeente: a. Deze opmerking is juist; het kaartbeeld zal worden aangepast. b. In de voorschriften wordt de term “op of nabij” de aanduiding gebezigd om enige flexibiliteit in de situering te hebben. Het opnemen van een exacte maatvoering als begrenzing van de verschuivingsmogelijkheid is niet doelmatig, aangezien de aanwezigheid op het terrein van gegevenheden of bestemmingsregelingen waar in ieder geval rekening mee dient te worden gehouden zoals b.v. begrenzing aanliggende bestemmingen, behoud waardevolle haag, hoogtescheidingslijnen bebouwing etc. c. de op de kaart aangegeven zichtlijnen geven aan dat ter plaatse sprake dient te zijn van vrije doorzichten. Dit betekent niet dat er plaatse niet mag worden gebouwd; een overbouwing kan de zichtlijn zelfs versterken. 7. Artikel 7. Gemengde doeleinden. Ingevolge artikel 7.2.5. is wonen binnen deze bestemming toegestaan. Uit de toelichting blijkt dat hiermee uitsluitend wonen op de verdieping wordt bedoeld. De diensten vinden dat, indien dit inderdaad de bedoeling is, een en ander onvoldoende in het voorschrift tot uitdrukking komt. reactie gemeente. De constatering dat wonen uitsluitend is toegestaan op de verdieping, is niet juist. In de toelichting is weergegeven dat de verdiepingen uitsluitend mogen worden gebruikt voor woondoeleinden, waarmee niet uitgesloten is dat ook op de begane grond gewoond wordt. Teneinde verwarring te voorkomen wordt de toelichting op dit punt verduidelijkt. 8. Artikel 11. Bedrijfsdoeleinden De diensten stemmen in met de uitsterfregeling zoals geformuleerd in 11.2.2.lid e. De regeling doet enerzijds recht aan de bestaande situatie en biedt anderzijds perspectief om uiteindelijk te komen tot een betere stedenbouwkundige en milieuhygienische situatie. Wel stelt deze wijze van bestemmen eisen aan de bereidheid van uw gemeente om te controleren of gebruiksveranderingen hebben plaatsgevonden. De diensten vragen u daarom aan te geven hoe u deze bepaling denkt te handhaven. reactie gemeente. Bij nader inzien lijkt de regeling, hoewel juridisch mogelijk, praktisch op problemen te stuiten. Terecht merken de diensten op dat de uitvoerbaarheid gesteund zal moeten worden door een op deze regeling toegespitst aanvullend handhavingsbeleid. Besloten is derhalve om voor de specifiek aangeduide bedrijven de mogelijkheid tot omschakeling naar een andersoortig bedrijf te koppelen aan een wijzigingsbevoegdheid. De wijziging richt zich dan op het schrappen van de aanduiding op de kaart. 9. Artikel 12. Bloemisterij Uit de plantoelichting is niet op te maken of de kweekactiviteiten, die ingevolge de doeleindenomschrijving zijn toegestaan, nog hinder veroorzaken voor de omliggende woningbouw. Enige verduidelijking op dit onderdeel is gewenst . reactie gemeente. De kweekactiviteiten richten zich in ieder geval niet op vollegrondsteelt maar op een beperkte teelt in kassen (potplanten). De hoofdfunctie is gelegen in de verkoop van bloemen en potplanten. Van hinder ten gevolge van de kweekactiviteiten is derhalve geen sprake. 10. Artikel 18. Bos en natuurgebied. In lid 2.2. is sprake van een “uitzichtpunt”. Niet duidelijk is wat hiermee in ruimtelijke zin wordt bedoeld. Het betreffende gebied maakt deel uit van de waardevolle stuwwal.
114
reactie gemeente. Het betreft in deze een gebouwd uitzicht/uitkijkpunt, dat uitzicht geeft op de Ooypolder en stuwwal. Het uitzichtpunt is onderdeel van een recreatieve route. 11. Artikel 25. Nadere eisen. Ingevolge het bepaalde onder b. kunnen aan de vormgeving van tuinafscheidingen, voorzover gelegen binnen het “gebied 19e eeuwse schil” nadere eisen worden gesteld aan de tuinafscheidingen. Echter, deze bouwwerken hoeven noch aan het bestemmingsplan, noch aan redelijke eisen van welstand te worden getoetst. De diensten vragen zich dan ook af of het door u gestelde doel met deze bepaling kan worden bereikt. reactie gemeente. De nadere eisen richten zich uitsluitend op de gronden gelegen binnen de 19e eeuwse schil. Dit gebied heeft momenteel de status “gemeentelijke beschermd stadsbeeld”. De procedure om te komen tot aanwijzing van dit gebied als “beschermd stadsgezicht” is reeds in gang gezet. Verwacht wordt dat de ministriele aanwijzing zal plaatsvinden na de vaststelling van het bestemmingsplan. Ingevolge het bepaalde in art. 36 lid 2 van de Monumentenwet dient het vastgestelde bestemmingsplan een beschermend plan te zijn als bedoeld in art. 36 lid 1 van diezelfde wet. Ingevolge het bepaalde in de Woningswet (herziening januari 1999) zijn het oprichten van erfafscheidingen binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht meldingsplichtig. Dit betekent dat toetsing aan het bestemmingsplan dient plaats te vinden. In dit kader is reeds vooruitgelopen op de aanwijzing en de mogelijkheden van toetsing. 12. Artikel 26. De aanduiding “archeologisch monument” komt niet voor op kaart 2. reactie gemeente. Dit is juist. Deze aanduiding komt namelijk voor op kaart 1, zoals ook blijkt uit de redactie van het voorschrift. B Gemeente Ubbergen De gemeente Ubbergen heeft medegedeeld geen aanleiding te zien voor het maken van inhoudelijke opmerkingen en in te stemmen met het voorontwerp-bestemmingsplan.
115
Bijlagen
116
Bijlage I Vigerende plannen Op bijgaand kaartje zijn de diverse grotere vigerende bestemmingsplannen aangegeven: • Uitbreidingsplan in hoofdzaak, herziening IIA • bestemmingsplan “Broersveld-Kwakkenberg 1971” • bestemmingsplan “omgeving Barbarossastraat 1974” • bestemmingsplan “Beschermde gebieden 1975” • bestemmingsplan “Beekmansdalseweg” • bestemmingsplan “Nijmegen-Oost 1979” • bestemmingsplan “Altrade 1986” • bestemmingsplan “Kruisweg 1988” • bestemmingsplan “Kruisweg 1988 - A” • bestemmingsplan “Hunnerberg 1993” • bestemmingsplan “Berg en Dalseweg-Kruisweg” Daarnaast bestaat nog een groot aantal postzegelplannen voor partiële wijzigingen.
117
Bijlage II Nijmeegse nota’s De gemeente Nijmegen heeft diverse sectorale nota’s opgesteld die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op het plangebied: • Structuurvisie Nijmegen; september 1991 • Uitvoeringsprogramma Stadsvernieuwing 1997 t/m 2001; december 1996 • Segmentatienota kantoren • Stadsgids • Sociale atlas 1994 • Statistisch jaarbeeld 1996 • Monumentenbestand Nijmegen; uitgave 1996 • De visie op de eerste stadsuitleg van Nijmegen • Concept- afbakening beschermd stadsgezicht / MSP • Kloostervisie 1; juni 1995 • Nijmegen, Rijk aan groen; februari 1995 • Natuur in Nijmegen-Oost • Discussienotitie Lokale Waternotitie Nijmegen • Buurt en wijkbewinkeling in Nijmegen; april 1997 • Raadsvoorstel “Nieuwe kantorenmarktstrategie”; februari 1995 • Wonen tussen nu en morgen; Volkshuisvestingsplan 1997 - 2000; januari 1997 • Van geld naar goede raad; raadsstuk mei 1997 • Verkeersvisie Limos en omgeving; april 1997 • Categorie-indeling van wegen binnen de bebouwde kom; 1994 • Ontwikkelingsvisie Limos Van de belangrijkste nota’s zijn in de bijlage op Nijmegen-Oost toegespitst samenvattingen opgenomen. De overige nota’s zijn eveneens bestudeerd en worden waar relevant in de tekst aangehaald. Structuurvisie Nijmegen september 1991 De structuurvisie op Nijmegen Oost-Zuid-West omvat geen uitvoerings- of investeringsprogramma, maar is een toetssteen voor ontwikkelingen. De visie op stadsdelen vloeit voort uit een visie op het geheel. De verwezenlijking van de plannen beslaat een tijdsbestek van 10 tot 20 jaar. Over Nijmegen-Oost worden de volgende zaken vermeld: De belangrijkste verkeersaders worden gevormd door St. Annastraat, Groesbeekseweg en Berg en Dalseweg. De 19e eeuwse schil heeft gesloten bouwblokken en een vrij stedelijke bebouwing. Naar het zuiden en oosten wordt de bebouwing minder compact en lager. Groene landschappelijke lobben dringen tot in de stad door. Een belangrijk landschappelijk element is de stuwwal met het uitzicht over de Ooijpolder. Grote particuliere terreinen versterken het groene karakter. Binnen de groenstructuur wordt onderscheid gemaakt tussen: • grote en aaneengesloten groengebieden • lineaire groenelementen • historische groenelementen en parken • straatbomen Stedelijke hoofdroutes worden onderscheiden in: • landschappelijke radiaal • rondweg • stedelijke boulevard Met betrekking tot het openbaar vervoer stelt de visie geen verbetering van de situatie voor. Het sociaal ontsluitende netwerk is aanwezig in de vorm van buslijnen. Een verbetering wordt voorgesteld in de vorm van verbeterde haltering waarbij maximale loopafstanden van 400 m 118
gehaald worden. Voor het stedelijk woon-werk verkeer wordt geen hoogwaardige lijn voorgesteld zoals elders in de stad wel het geval is. De fietsontsluiting is in Nijmegen-Oost met name richting centrum zeer goed te noemen. Slechts in oostwestelijke richting wordt een tweetal te verbeteren c.q. nieuwe routes aangegeven. De gebieden tussen de primaire en secundaire hoofdwegen dienen volledig verkeersluw gemaakt te worden. Het is overwegend een woongebied. Hergebruik van vrijkomende locaties (b.v. Limos-terrein) en vrijkomende gebouwen (kloostercomplexen, schoolgebouwen) worden met name herinvulling met woningbouw gewenst. Binnen het gebied zijn kantoren en zakelijke dienstverlening met name in bestaande panden aan de singels en de Groesbeekseweg toegestaan. Er worden geen grootschalige bedrijvigheid of centrumfuncties voorzien. De verzorgingsstructuur is in algemene zin beneden gemiddeld te noemen. Het bestemmingsplangebied heeft een goed verspreid gelegen basisscholen. Er zijn geen vormen van voortgezet onderwijs in het gebied gesitueerd. Twee wijk- en buurtcentra zijn gelegen aan de Daalseweg / Tooropstraat en de Hengstdalseweg. Aan de Tooropstraat ligt een locatie die mogelijk geschikt is voor een bouwmarkt en/of een DHZ-zaak. Toch blijft de kwaliteit van de voorzieningen met name in Hengstdal onder het Nijmeegse gemiddelde. HISTORISCHE ONTWIKKELING Eind 19e eeuw kwamen de eerste uitleggebieden van Nijmegen tot stand in Nijmegen-Oost. In de 50er en 60er jaren is als laatste de wijk Hengstdal aansluitend op de vooroorlogse ontwikkelingen gebouwd. In de loop van de jaren 70 en 80 heeft enige stadsvernieuwing plaatsgevonden. Momenteel ligt de nadruk met name op beheer in plaats van op ontwikkeling. Naast woningbouw is vooral de vestiging van de kloosterorden voor de ontwikkeling van dit gebied van belang geweest. De druk op de openbare ruimte wordt door het toenemende autogebruik met name in het noordelijk deel van Nijmegen-Oost steeds groter. De kwaliteit van deze openbare ruimte wordt erdoor aangetast. De groengebieden staan tevens onder druk door de woningbouw. RUIMTELIJKE KARAKTERISTIEK De stervormige opbouw van Nijmegen-Oost handhaaft directe relaties met het landschap. Dit maakt Nijmegen-Oost tot een geliefd woongebied. Opvallende elementen binnen het gebied zijn het kazernecomplex aan de Groesbeekseweg en de diverse kloostercomplexen. De twee aangrenzende groene lobben dringen ver de stad in. Vanaf Kopsplateau en stuwwal zijn verre uitzichten op de Ooijpolder mogelijk.
FUNCTIONELE KARAKTERISTIEK De woonfunctie is het belangrijkst. Daarnaast zijn er veel landelijke en regionale instituten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en religie. Herbestemming van deze gebouwen is de laatste jaren een groot probleem. Kantoren zijn op bescheiden schaal langs singels en radialen gevestigd. Op binnenterreinen bevinden zich nog vaak vormen van kleinschalige bedrijvigheid. Volkshuisvestingsplan ‘Wonen tussen nu en morgen’ 119
januari 1997 Deze nota schenkt aandacht aan woningmarkt, betaalbaarheid, zeggenschap en de leefbaarheid in de wijken. In wijken met een eenzijdige woningvoorraad wordt de dreiging van segregatie en andere ernstige problemen steeds groter. Daarnaast wordt tevens het beheer steeds belangrijker. De geplande grootschalige nieuwbouw is een derde aandachtspunt. De ontwikkelingen in regionaal verband zijn van groot belang. Het KAN is budgethouder voor de woningbouwsubsidies. In de periode 1992-1995 zijn te weinig woningen gebouwd. De gerealiseerde productie heeft wel goed bijgedragen aan de doelstellingen. Betaalbaarheid van nieuwbouw blijft een belangrijk knelpunt. In het beheer verschuift het accent naar de naoorlogse woningvoorraad, zowel in de particuliere als de sociale sector. Prioriteit blijven APW en het wonen-boven-winkels houden. Het woonruimteverdelingsbeleid zit op het goede spoor. De opgave voor de komende jaren ligt binnen de volgende thema’s: ruimte, leefbaarheid, betaalbaarheid en zeggenschap. Doelgroepen van het beleid zijn: • huishoudens uit de laagste inkomensklassen • jongeren • begeleid wonen en thuis- en daklozen • ouderen Kwaliteit van de gebouwde omgeving krijgt prioriteit. De gebouwde omgeving moet aanpasbaar zijn, toegankelijk en flexibel, duurzaam, met een goede architectuur en sociaal veilig. Een hoge bruikbaarheid en een hoge belevingswaarde staan centraal. In Nijmegen is niet voldoende ruimte om alle huidige en toekomstige inwoners te huisvesten. Zowel kwalitatief als kwantitatief bestaan tekorten. De meer koopkrachtige woningvragers ‘redden’ zich wel, is het niet in Nijmegen dan wel in de regio. Het beleid dient daarom vooral gericht te zijn op het inlopen van het woningtekort en aandacht voor de huisvesting van zwakke, niet koopkrachtige woningvragers. In Nijmegen-Oost zal het accent liggen op het beheer van de bestaande woningvoorraad. Hierbij gaat het niet alleen om de kwaliteit van de woning maar ook om de kwaliteit van de leefomgeving. Hierbij horen ook voldoende voorzieningen, veiligheid, geen overlast, goede sociale verhoudingen en geen grote tegenstellingen in woon- en leefstijlen. In de vooroorlogse particuliere voorraad heeft de afgelopen jaren het APW-beleid geleid tot goede resultaten. Als vervolg hierop wordt controle op onderhoudsplannen gehouden door de Stichting Onderhoudend Nijmegen. In Nijmegen-Oost is de renovatie relatief later geweest dan elders in Nijmegen en levert het na-oorlogsbezit relatief minder problemen op dan in andere wijken. Dit is o.a. een gevolg van het prettige woonklimaat. Mensen blijven lang wonen, waardoor er een stabiele sociale structuur ontstaat. Verder zijn er voor een woning in Nijmegen-Oost lange wachttijden voor de toewijzing.
Hoofdlijnen en kernpunten van het volkshuisvestingsbeleid zijn: • Streven naar gedifferentieerde woonwijken, in de bestaande stad en in de Waalsprong, om segregatie te voorkomen en om de leefbaarheid op langere termijn te bevorderen. • Expliciet aandacht voor de leefkwaliteit van de wijken in de bestaande stad, naast de opgave om in de Waalsprong een goed woonmilieu te realiseren. Behoud van voldoende betaalbare woningen. • Aandacht voor de huisvesting van de doelgroepen van beleid: lage inkomens en andere zwakke groepen op de woningmarkt. • Naast de inzet van personele en financiële middelen vormen samenwerking, overleg en afspraken een belangrijk instrument om het beleid ten uitvoer te brengen.
120
Nieuwe kantorenmarktstrategie februari 1995 Doelstellingen binnen het kantorenbeleid: • behoud en versterking van de werkgelegenheid in de dienstverlenende sector • Het van jaar tot jaar bieden van voldoende geschikte locaties voor nieuwe en te verplaatsen kantoorgebruikers • Invulling geven aan het door het Rijk opgelegde locatiebeleid ‘het juiste bedrijf op de juiste plaats’ Door middel van acquisitie en goede informatieverstrekking, segmentatie en faseringsbeleid, locatiebeleid en regionalisering van het beleid wordt gestreefd om de algemene doelen te bereiken. In Nijmegen-Oost zijn kantoorlocaties gelegen aan de rand: de singels en de koppen van de uitvalswegen. In het gebied zelf is alleen het voormalige Canisiuscollege als omvangrijker kantoorlocatie aangewezen. De laatste jaren worden aan de singels geen kantoren ten koste van het wonen toegestaan. Het gemengde karakter wordt nagestreefd. Kloostervisie 1 De problematiek op hoofdlijnen in beeld en een verdere concretisering van de te volgen gedragslijn. Juni 1995 Vele ordes, kloostergemeenschappen en congregaties hebben zich in de loop der tijd in Nijmegen gevestigd. De kleinere daargelaten zijn er zo’n 17 grotere complexen verspreid over de stad. (In het bestemmingsplangebied liggen 2 van deze grotere complexen.) Een belangrijk deel van de kloosters heeft een monumentale status. Het overgrote deel van de kloosters is echter met name interessant vanwege de tuinen en het omliggende groen. De gebruikswaarde van de kloostercomplexen wordt door inkrimping van de kloostergemeenschappen in toenemende mate aangetast. Partieel hergebruik heeft in eerste instantie leegstand kunnen voorkomen en gebruik van de gebouwen door de kleiner wordende kloostergemeenschappen kunnen waarborgen. Momenteel verlaten veel van de hergebruikers de kloostergebouwen voor nieuwe gebouwen. De kloosterordes worden gedwongen om delen van of het gehele klooster te verkopen. Om de complexen niet ten prooi te laten vallen aan de slopershamer is het noodzakelijk om een zinvol en aanvaardbaar hergebruik te vinden. De huidige bestemmingsplannen bieden te ruime bebouwingsmogelijkheden. Dit zal ten koste gaan van de interessante tuinen. Er zijn twee oplossingen met betrekking tot het bestemmingsplan mogelijk waarbij de complexen zoveel mogelijk beschermd worden: 1. eerst onderhandelen over mogelijke oplossingen en daarna aanpassen 2. eerst een veiligheidsklep inbouwen door de complexen definitief op de monumentenlijst te zetten en daarna onderhandelen Buiten dat in enkele bestemmingsplannen met betrekking tot enkele complexen al veiligheidskleppen zijn ingebouwd worden enkele complexen beschermd door de Boswet, terwijl andere volledig of nagenoeg volledig onderdeel uitmaken van de landelijke ecologische hoofdstructuur. Binnen het bestemmingsplangebied zijn twee grotere kloostercomplexen gelegen. Voor het complex aan de Sterreschansweg is nog een zeer recent (1994) bestemmingsplan van kracht zodat bebouwing van het groen uitgesloten is. Tevens valt het gedeeltelijk in de landelijke ecologische hoofdstructuur. Dit laatste geldt ook voor het complex aan de Ubbergseweg.
121
Uitvoeringsprogramma Stadsvernieuwing 1997 t/m 2001 december 1996 Nijmegen Rijk aan Groen februari 1995 Het doel van deze nota is: Het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke kwaliteit van de onbebouwde ruimte van Nijmegen. Het plan is richtinggevend en kaderscheppend. Het is een sturingsinstrument voor de korte en de lange termijn. Het plan geeft een samenhangend toekomstbeeld op de onbebouwde ruimte op hoofdlijnen. Ze vormt in eerste instantie een toetsingskader voor initiatieven in deze ruimte. Rijksbeleid Het Natuurbeleidsplan pleit voor ecologische ontwikkeling van stedelijke groenvoorzieningen door aangepast beheer en versterking van de relaties tussen het stedelijk gebied en het buitengebied. De stuwwal behoort tot het ecologisch kerngebied. Het gemeentelijk beleid richt zich tot nu toe op de relatie tussen de stad en de ommelanden ten zuiden van de Waal en op de grote groenelementen in de stad. De Structuurvisie pleit voor directe relaties tussen de grote groengebieden en het buitengebied, het vrijwaren van groen- en parkgebieden voor bebouwing en het versterken van het beeld van de hoofdwegen. De kwaliteit van het groen berust op drie pijlers, te weten, architectuur, gebruik en natuur. Uitgangspunt is om deze pijlers samen op te trekken. De structuur van de buitenruimte is onderverdeeld in 9 ‘lagen’. In het kader van dit bestemmingsplan zijn van deze lagen de ommelanden, het reliëf, de groene vingers, de radialen, de ringen en de groene enclaves van belang. Het gebruik van de buitenruimte is afhankelijk van de kwaliteit en de bereikbaarheid. De natuur in de stad dient verbeterd te worden door middel van het aanbrengen van groene verbindingszones en het verbeteren van de ecologische kwaliteit van de groengebieden. Gestreefd wordt naar een continue profiel voorzien van laanbeplanting voor alle radialen: Nieuwe Ubbergseweg/N52, Berg en Dalseweg en Groesbeekseweg. Deze radialen vormen van oudsher de verbindingswegen tussen stad en ommelanden. Nijmegen-Oost is door middel van een fijnmazig netwerk van paden voor langzaam-verkeer goed verbonden met het buitengebied. De stuwwalhelling zou toegankelijker moeten worden door middel van een wandelpad langs de helling startend op het Valkhof. Uitzichten op de Ooijpolder vanaf de stuwwal moeten behouden blijven; er mogen geen zichtbeperkende bebouwingen toegevoegd worden. Het verblijven in het groen van de stad is mogelijk in parken en op begraafplaatsen. (De kloostertuinen zijn nu nog te zeer privéterrein maar bieden wel mogelijkheden voor de toekomst bij veranderend gebruik van de gebouwen.) Tevens zijn de verbindende routes tussen de groenplekken van belang. Het Kopsplateau met zijn Romeinse verleden en uitzichten over de Ooijpolder is een markante plek in Nijmegen-Oost. Het Limos-terrein zal zijn bestemming ‘militaire doeleinden’ gaan verliezen. Woningbouw rondom/in een park zal waarschijnlijk de nieuwe inrichting van dit terrein gaan worden. De begraafplaatsen leveren een unieke bijdrage aan het groen in de stad. Deze zouden echter meer openbaar gemaakt moeten worden zodat het gebruik beter mogelijk wordt. De ringen lopen loodrecht op het reliëf en verbinden zeer verschillende gebieden met elkaar. In Nijmegen-Oost behoren de Oranjesingel en de St. Canisiussingel in het noorden tot een ring die in de oude staat teruggebracht moet worden. In het zuiden lopen twee andere ringen waartoe Postweg, Broerdijk, Broerweg en Beekmandalseweg enerzijds en Holleweg en Ubbergse Holleweg anderzijds behoren. Deze ringdelen zijn in principe in orde. Ter hoogte van de Beekmandalseweg is echter wel een bruggetje over het Meertje gewenst als verbinding met de Ooijpolder.
122
De 19e eeuwse gordel is een formeel groen- en stratenplan met twee belangrijke ronde pleinen en twee stadsparken. Aan beide zijden van dit hoofdmotief zijn stratenplannen ontwikkeld die door profilering en beplanting één geheel vormen. De 50 m brede singel in het midden is van later datum. De dichte bebouwing en de klassieke ruimtevormen zijn kenmerkend voor deze gordel. De oorspronkelijk continue laanbeplanting dient nu weer hersteld te worden, zoveel als de parkeerdruk toelaat. Het noordelijk deel van Altrade stamt uit de 19e eeuw. (Het zuidelijk deel uit de periode 1900-1940.) Er zijn veel en plaatselijk zelfs zware laanbeplantingen maar over het algemeen te weinig buurtgroenvoorzieningen. Een verbetering kan bereikt worden door de begraafplaats meer openbaar te maken. Langs Prins Bernhardstraat, Coehoornstraat, Berg en Dalseweg en Daalseweg is verbetering van de straatbomen noodzakelijk. De wijk Hunnerberg is in verschillende perioden gebouwd van 1900 tot heden. Het heeft een groen karakter door grote tuinen, boselementen en zware laanbeplantingen. Het ontbreken van een visuele of functionele relatie met de stuwwalhelling kan opgelost worden met een fiets/wandelroute vanaf Museum Kamstraat hellingafwaarts. De kwaliteiten van de groene vinger stuwwalrand worden nog niet ten volle benut. Betere toegankelijkheid voor voetgangers en fietsers, geen verdere bebouwing, een oversteek over de Nieuwe Ubbergseweg en het Meertje naar de Ooijpolder, bebossing van het noordelijk deel van de helling tot aan de brug en natuurlijk beheer van de helling brengen hier verbetering in. Het Limos-terrein vormt een kop van een groene lob; Mariënboom. Deze dient dan ook bij functiewijziging een groene invulling te krijgen. Een doorgaande route moet vanaf het terrein het buitengebied in leiden. Het groen in de wijk Hengstdal kan beter gaan functioneren als een aantal terreinen als buurtgroenvoorziening worden ingericht. Door middel van beheer en onderhoud van de groengebieden worden beleving, gebruik en natuurwaarde van groen gewaarborgd. Daarvoor zijn in de loop der jaren verscheidene beheerplannen gemaakt: Milieubeleidsplan Nijmegen 1992 en het Bomenplan 1988. Voor realisatie van het groenstructuurplan worden op basis van dit plan Strategische buitenruimteplannen en inrichtingsprojecten uitgewerkt. Daarnaast zullen voorstellen gerealiseerd moeten worden via het ruimtelijke ordeningsbeleid. Meeliften met nieuwe ontwikkelingen behoort ook tot de mogelijkheden.
Onderstaande projecten dienen in een Strategisch buitenruimteplan uitgewerkt te worden: • de radiaal Berg en Dalseweg • de langzaamverkeersroute over de stuwwalhelling • het park op het Kopsplateau • (het Limospark) • begraafplaats Stenenkruisstraat • verschillende kloostertuinen • de stadsring o.a. over het Kopsplateau • 19e eeuwse gordel in het algemeen • het Wedrenplein • het Julianapark • begraafplaats Daalseweg als park • Prins Bernhardstraat • route Kopsplateau-Westerhelling • stuwwalhelling: aanplant hellingbos, pad over de stuwwalhelling, verbeteren zichtrelatie Ooijpolder, Patersbosje • Laanbeplanting Ubbergseveldweg, Daalseweg / Tooropstraat, Dommer van Poldersveldtweg • het Margrietterrein e.o. Buurt- en wijkbewinkeling Nijmegen 123
april 1997 De nota is een verkorte weergave van de resultaten van een meerjarig onderzoek naar de buurt- en wijkbewinkeling van Nijmegen. Uitgangspunten van beleid zijn: • evenwicht tussen consumentenbelangen en ondernemersmogelijkheden • bestaande structuren • flankerend beleid ter ondersteuning van de realisatie per gebied Veranderingen in de buurt- en wijkbewinkeling worden voor een groot deel bepaald door de “trends in de markt”: • one-stop shopping • schaalvergroting • winkelplanning De huidige structuur in Altrade wordt gevormd door het winkelaanbod langs de Daalseweg. Aan de Daalseweg-Noord is geen sprake van een volledig buurtwinkelcentrum omdat de supermarkt ontbreekt. Wel is een redelijk compleet pakket in de dagelijkse verzorging aanwezig. Aan de Daalseweg-Tooropstraat bevindt zich de grootste winkelconcentratie (3500 m² VVO). Er zijn 2 supermarkten en een redelijk uitgebreid aanbod van versgroepen en andere dagelijkse artikelen. Tevens zijn er twee Doe-Het-Zelf-zaken. Het Eurocenter, met een derde supermarkt, die van de buitenkant nauwelijks als winkelcentrum herkenbaar is. Er is geen sprake van een compacte en aansluitende bewinkeling. Binnen de gewenste nieuwe structuur is zowel uitbouw als actieve vermindering van het verzorgingsniveau aan Daalseweg-Noord niet aan de orde. Het winkelcentrum aan Daalseweg-Tooropstraat verzorgt niet alleen de directe omgeving maar ook het hogere niveau van het hele stadsdeel. Uitbreiding tot 2500 m² lijkt nog verantwoord. In Hengstdal is een winkelconcentratie gelegen aan de Van ‘t Santstraat / Hengstdalseweg. Er is sprake van veel verspreide winkels met een kern rond de voormalige SPAR-supermarkt. Er is geen volledig basispakket aan versgroepen aanwezig. De concentratie van winkels aan de Broerdijk-Hengstdalseweg is dusdanig gereduceerd dat geen sprake meer is van een buurtwinkelconcentratie. De verspreide bewinkeling voldoet niet meer aan de normen compact, compleet en comfortabel. Binnen de nieuwe structuur kan de winkelconcentratie aan de Van ‘t Santstraat / Hengstdalseweg kan zich ontwikkelen tot buurtwinkelcentrum. In totaal kan het winkelcentrum 1200-1400 m² VVO bevatten. In de Hunnerberg komt een klein aantal winkels voor die verspreid langs de Berg en Dalseweg gevestigd zijn. Een zekere mate van spreiding zal ook binnen de nieuwe structuur blijven bestaan. Voor een deel van de betrokken winkeliers is wellicht een plaats binnen de beoogde winkelstructuur mogelijk. De realisering van de gewenste structuur wordt projectmatig aangepakt. De rol van de gemeente is vooral voorwaardenscheppend. De uitvoeringsprojecten die momenteel in voorbereiding c.q. uitvoering zijn, zijn voor Nijmegen-Oost: • realisatie van een buurtwinkelcentrum van 1300 m² VVO met nieuwbouw aan de Van ‘t Santstraat (gerealiseerd); • renovatie van het Eurocenter; • verbetering van de verkeerssituatie en de parkeersituatie voor de winkelconcentratie rond de Daalseweg. Zo mogelijk concentratie en integratie met Eurocenter bewerkstelligen. Flankerend beleid ter begeleiding om de gevolgen van de structuurveranderingen positief te beïnvloeden is voor Van ‘t Santstraat nagenoeg uitgevoerd en de nieuwe verlichting bij het Eurocenter is volledig uitgevoerd.
124
Bijlage III Sociale structuur De ruimtelijke structuur heeft zijn invloed gehad op de functionele structuur, maar ook op de sociale structuur. Hoewel deze sociale structuur geen grote invloed zal hebben op het bestemmingsplan wordt deze hier als achtergrondinformatie beschreven. De geraadpleegde bronnen (m.n. Sociale atlas 1994 en Statistisch jaarbeeld 1996) geven de informatie per wijk of per stadsdeel. Deze verdeling zal ook hier worden toegepast. Voor alle drie de wijken: Altrade, Hunnerberg en Hengstdal geldt overigens een afname van de bevolking. De gehechtheid aan de buurt is groot. Ook het aandeel jongeren van 0 tot 17 jaar is groot. De totale bevolking van Nijmegen-Oost is thans ± 16.000 inwoners (1996) Altrade Altrade is zo’n 75 ha groot en biedt ruimte aan 2870 woningen: 2554 zelfstandige woningen en 316 wooneenheden. Deze wijk kent een woningdichtheid van 38 won/ha. In de laatste jaren is de dichtheid nog steeds toenemend geweest. Er zijn relatief veel goedkope woningen (19% beneden de 60.000,-). Het percentage laagbouw is veel lager dan in Nijmegen als geheel. Hetzelfde geldt voor de goedkope huurwoningen. Er zijn maar weinig huursubsidie huurwoningen en weinig corporatiewoningen met een huurprijs lager dan 500,-. De bevolking neemt af. In 1970 woonden er nog 8286 mensen, in 1996 is dit met bijna 2900 mensen afgenomen tot 5889 inwoners. De leeftijdsopbouw in percentage van de wijkbevolking door de jaren heen ziet er als volgt uit: 125
1970 0-17 jaar 25 18-64 jaar 63 65 plus 12
1975
1980
1985
1989
1994
21 66 13
16 72 12
14 74 12
13 77 11
15 75 9
Nijmegen 1994 18 69 12
Het aandeel 65-plussers is duidelijk afgenomen terwijl in heel Nijmegen nog van een stijging sprake was. De meer gedifferentieerde leeftijdsopbouw van Altrade in 1994 ziet er daarbij als volgt uit:
Altrade Nijmegen
0-3 5 4
4-12 7 9
13-17 3 5
18-22 10 9
23-29 21 16
30-39 24 17
40-54 17 19
55-64 5 9
65 + 9 13
De gehechtheid van de bevolking aan de wijk is vrij groot en de mutatiegraad laag. Toch leven er klachten in de wijk: te weinig openbaar groen (4% van de totale oppervlakte), toenemende criminaliteit, grote verkeersdruk en klachten over milieuhinderlijke bedrijven. Het aantal leerlingen in het basisonderwijs neemt af en veel leerlingen gaan buiten de wijk op school. Er zijn vrij veel winkels in de dagelijkse levensbehoeften, doch dit aantal neemt sterk af.
126
Hunnerberg Een wijk met een oppervlak van 93 ha. Hierop staan 1286 zelfstandige woningen en 114 wooneenheden. In totaal maakt dit 1400 woningen. De woningdichtheid bedraagt 14 won/ha maar kent de laatste jaren een grote toename. In de goedkope sector zijn nauwelijks woningen te vinden. Er is juist sprake van een vrij groot aantal duurdere woningen (52% boven 180.000,-). Toch is ook hier het percentage laagbouw veel lager dan in heel Nijmegen. Er zijn weinig corporatiewoningen met een huur lager dan 500,- en zelfs zeer weinig huursubsidie huurwoningen. Het aantal inwoners is van 1970 tot 1989 dalende geweest (van 3559 naar 2772). In de daarop volgende 7 jaar is echter een duidelijke stijging waar te nemen (van 2772 naar 3263). Dit zal vooral te maken hebben met de toename in het aantal woningen. De leeftijdsopbouw in percentage van de wijkbevolking door de jaren heen ziet er als volgt uit: 1970 0-17 jaar 24 18-64 jaar 63 65 plus 13
1975
1980
1985
1989
1994
21 66 14
15 68 15
12 71 17
13 70 17
15 69 17
Nijmegen 1994 18 69 12
Het aandeel 65-plussers is toegenomen en is veel hoger dan in heel Nijmegen het geval is. De meer gedifferentieerde leeftijdsopbouw van Hunnerberg in 1994 ziet er daarbij als volgt uit:
Hunnerberg Nijmegen
0-3 3 4
4-12 8 9
13-17 4 5
18-22 9 9
23-29 17 16
30-39 15 17
40-54 17 19
55-64 8 9
65 + 20 13
Ondanks de groeiende vergrijzing is een toename in het leerlingenaantal van het basisonderwijs te zien. De waardering voor de buurt is groot, ondanks klachten als toenemende criminaliteit, te weinig speelvoorzieningen (groenpercentage 5%) en verkeersveiligheid. Er zijn vrij weinig winkels ten behoeve van de dagelijkse levensbehoefte. Hengstdal De wijk Hengstdal is 83 ha groot met een totaal aantal woningen van 3065. Hiervan zijn 3033 woningen zelfstandig en 32 wooneenheden. De woningdichtheid wordt hiermee 37 won/ha. Dit aantal neemt nauwelijks toe. Een relatief groot deel van deze woningen, 25%, hoort tot de goedkope sector en er zijn veel corporatiewoningen met een huur die lager is dan 500,-. Het aantal huursubsidie huurwoningen is gemiddeld. Het percentage laagbouw is in Hengstdal zelfs groter dan in heel Nijmegen. In 1996 heeft de wijk nog 6738 inwoners ten opzichte van 9762 in 1970. Dit is een zeer sterke daling. De leeftijdsopbouw in percentage van de wijkbevolking door de jaren heen ziet er als volgt uit: 1970 0-17 jaar 24 18-64 jaar 62 65 plus 14
127
1975
1980
1985
1989
1994
23 62 15
21 63 17
18 64 118
17 66 18
17 67 16
Nijmegen 1994 18 69 12
Het aandeel 65-plussers is duidelijk afgenomen terwijl in heel Nijmegen nog van een stijging sprake was. De meer gedifferentieerde leeftijdsopbouw van Hengstdal in 1994 ziet er daarbij als volgt uit:
Hengstdal Nijmegen
0-3 4 4
4-12 8 9
13-17 4 5
18-22 7 9
23-29 12 16
30-39 19 17
40-54 21 19
55-64 8 9
65 + 16 13
Ook in Hengstdal is de gehechtheid aan de wijk vrij groot. Ook hier spelen problemen als toenemende criminaliteit, grote verkeersdruk en afname van leerlingen in het basisonderwijs. Er is te weinig openbaar groen (3% van de totale wijkoppervlakte) en te weinig speelgelegenheid (veel kijkgroen). Er zijn redelijk wat winkelvoorzieningen (matig geconcentreerd).
128
Bijlage IV Samenvatting overleg belangengroepen Op 16-9-1997, 24-9-1997 en 7-10-1997 vonden 3 overlegavonden plaats met belangengroeperingen in Nijmegen-Oost. Het ging vooral om het inventariseren van wensen en ideeën. Door de gemeente zijn van deze avonden uitgebreide verslagen gemaakt. Deze samenvatting bevat een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten voor het bestemmingsplan. Een aantal zaken die naar voren werd gebracht kunnen naar hun aard niet in het bestemmingsplan worden geregeld, maar zijn wel van belang voor het beheer van NijmegenOost. Regeling via een ander “spoor” is vaak wel mogelijk. Om deze zaken niet uit het oog te verliezen zijn ze eveneens in deze bijlage apart op een rij gezet. Aandachtspunten voor bestemmingsplan Bedrijven en milieu: Omdat er geen echt onaanvaardbare situaties bestaan, voert de gemeente een passief beleid m.b.t. de uitplaatsing van bedrijven. Wel moet het bestemmingsplan goede alternatieve bieden op het moment dat een bedrijf verdwijnt. Bijvoorbeeld: Garage Roelofs: grondgebonden woningbouw. Presto-terrein: vervanging door beter in de woonomgeving passende functies. Voorzieningen: Men vraagt meer aandacht voor welzijns- en culturele voorzieningen in de plananalyse. De toelichting zal hier nader op ingaan. Winkels: Men vraagt om een actieve bescherming van de buurtwinkels (i.v.m. leefbaarheid, belang voor ouderen e.d.). Het leggen van dubbelbestemmingen (bijvoorbeeld mede de woonfunctie) zou winkelfunctie bedreigen. Ook vraagt men om een rem op de ontwikkeling van Albert Heijn. De gemeente geeft aan dat voor het voortbestaan van buurtwinkels primair het draagvlak maatgevend is. Met de bestemming is dit niet af te dwingen. Wonen en groen: Gewezen wordt op een tekort aan speelplekken en een toename van jonge gezinnen met kinderen. Vrijkomende locaties niet dicht bebouwen, meer - mede - invullen met groen / speelgelegenheid. De gemeente verwijst naar de parkaanleg in een deel van het Limos-terrein. Wellicht is ook elders ruimte om een speelplek te creëren. Men signaleert tevens een tekort aan seniorenwoningen. Wellicht zijn deze ook mogelijk in vrijkomende schoolgebouwen. Verkeer en parkeren: Als gevaarlijke plekken worden genoemde de Postweg en bij de scholen: Ubbergseveldweg, Sterreschans, Klokkenberg. Het bestemmingsplan moet herinrichting mogelijk maken. Hoe kan je autobezit terugdringen? Parkeerbeleid (vergunningen) heeft wellicht indirect effect. Gewezen wordt op hinderlijke verkeersaantrekking van de Montessorischool. Aandacht voor parkeersituatie Daalseweg. Men vraagt om goede toegangswegen voor langzaam verkeer naar het Limos-terrein. Ook wordt de suggestie gedaan voor een fietsroute van Oost naar de Ooij.
129
Diversen: Niet duidelijk is de nieuwe functie van het Badhuis. Er is behoefte aan een Jongerensoos (12-18 jaar). Rekening houden met eventuele aanbouw aan de woning voor gehandicapten (zoals in het Rooie Dorp). (Her-)huisvesting van het Schippersinternaat. Punten die niet in het bestemmingsplan kunnen worden geregeld: • Herinrichting van wegen t.b.v. verkeersveilgheid. Dit is een zaak van de gemeentelijke afdeling Verkeer en Infrastructuur. Het bestemmingsplan zal hiervoor wel de planologisch ruimte bieden. • Reguleren parkeerdruk. Hierbij zal het vergunningenbeleid als sturingsmechanisme worden ingezet. Direct beperken autobezit is niet mogelijk; hooguit ontmoedigen. Aandachtspunten vormen de Heydenrijckstraat en de Daalseweg. • Attentie voor sociale veiligheid van uitzichtpunten op de stuwwalrand. • Men vraagt om een betere afstemming van de buslijnen 2 en 6 (afdeling Verkeer en Infrastructuur). • Overlast van drugsverslaafden in de Mr. Franckenstraat / hoek Mariaplein: zaak van Commissie Algemene Zaken en de politie. • Aandacht voor groenbeheer: zaak van afdeling Beplantingen. Voor een uitgebreide verslaglegging van de overlegavonden wordt verwezen naar de door de gemeente opgestelde verslagen.
130
Bijlage IV Samenvatting overleg belangengroepen Op 16-9-1997, 24-9-1997 en 7-10-1997 vonden 3 overlegavonden plaats met belangengroeperingen in Nijmegen-Oost. Het ging vooral om het inventariseren van wensen en ideeën. Door de gemeente zijn van deze avonden uitgebreide verslagen gemaakt. Deze samenvatting bevat een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten voor het bestemmingsplan. Een aantal zaken die naar voren werd gebracht kunnen naar hun aard niet in het bestemmingsplan worden geregeld, maar zijn wel van belang voor het beheer van NijmegenOost. Regeling via een ander “spoor” is vaak wel mogelijk. Om deze zaken niet uit het oog te verliezen zijn ze eveneens in deze bijlage apart op een rij gezet. Aandachtspunten voor bestemmingsplan Bedrijven en milieu: Omdat er geen echt onaanvaardbare situaties bestaan, voert de gemeente een passief beleid m.b.t. de uitplaatsing van bedrijven. Wel moet het bestemmingsplan goede alternatieve bieden op het moment dat een bedrijf verdwijnt. Bijvoorbeeld: Garage Roelofs: grondgebonden woningbouw. Presto-terrein: vervanging door beter in de woonomgeving passende functies. Voorzieningen: Men vraagt meer aandacht voor welzijns- en culturele voorzieningen in de plananalyse. De toelichting zal hier nader op ingaan. Winkels: Men vraagt om een actieve bescherming van de buurtwinkels (i.v.m. leefbaarheid, belang voor ouderen e.d.). Het leggen van dubbelbestemmingen (bijvoorbeeld mede de woonfunctie) zou winkelfunctie bedreigen. Ook vraagt men om een rem op de ontwikkeling van Albert Heijn. De gemeente geeft aan dat voor het voortbestaan van buurtwinkels primair het draagvlak maatgevend is. Met de bestemming is dit niet af te dwingen. Wonen en groen: Gewezen wordt op een tekort aan speelplekken en een toename van jonge gezinnen met kinderen. Vrijkomende locaties niet dicht bebouwen, meer - mede - invullen met groen / speelgelegenheid. De gemeente verwijst naar de parkaanleg in een deel van het Limos-terrein. Wellicht is ook elders ruimte om een speelplek te creëren. Men signaleert tevens een tekort aan seniorenwoningen. Wellicht zijn deze ook mogelijk in vrijkomende schoolgebouwen. Verkeer en parkeren: Als gevaarlijke plekken worden genoemde de Postweg en bij de scholen: Ubbergseveldweg, Sterreschans, Klokkenberg. Het bestemmingsplan moet herinrichting mogelijk maken. Hoe kan je autobezit terugdringen? Parkeerbeleid (vergunningen) heeft wellicht indirect effect. Gewezen wordt op hinderlijke verkeersaantrekking van de Montessorischool. Aandacht voor parkeersituatie Daalseweg. Men vraagt om goede toegangswegen voor langzaam verkeer naar het Limos-terrein. Ook wordt de suggestie gedaan voor een fietsroute van Oost naar de Ooij.
131
Diversen: Niet duidelijk is de nieuwe functie van het Badhuis. Er is behoefte aan een Jongerensoos (12-18 jaar). Rekening houden met eventuele aanbouw aan de woning voor gehandicapten (zoals in het Rooie Dorp). (Her-)huisvesting van het Schippersinternaat. Punten die niet in het bestemmingsplan kunnen worden geregeld: • Herinrichting van wegen t.b.v. verkeersveilgheid. Dit is een zaak van de gemeentelijke afdeling Verkeer en Infrastructuur. Het bestemmingsplan zal hiervoor wel de planologisch ruimte bieden. • Reguleren parkeerdruk. Hierbij zal het vergunningenbeleid als sturingsmechanisme worden ingezet. Direct beperken autobezit is niet mogelijk; hooguit ontmoedigen. Aandachtspunten vormen de Heydenrijckstraat en de Daalseweg. • Attentie voor sociale veiligheid van uitzichtpunten op de stuwwalrand. • Men vraagt om een betere afstemming van de buslijnen 2 en 6 (afdeling Verkeer en Infrastructuur). • Overlast van drugsverslaafden in de Mr. Franckenstraat / hoek Mariaplein: zaak van Commissie Algemene Zaken en de politie. • Aandacht voor groenbeheer: zaak van afdeling Beplantingen. Voor een uitgebreide verslaglegging van de overlegavonden wordt verwezen naar de door de gemeente opgestelde verslagen.
132
Diversen: Niet duidelijk is de nieuwe functie van het Badhuis. Er is behoefte aan een Jongerensoos (12-18 jaar). Rekening houden met eventuele aanbouw aan de woning voor gehandicapten (zoals in het Rooie Dorp). (Her-)huisvesting van het Schippersinternaat. Punten die niet in het bestemmingsplan kunnen worden geregeld: • Herinrichting van wegen t.b.v. verkeersveilgheid. Dit is een zaak van de gemeentelijke afdeling Verkeer en Infrastructuur. Het bestemmingsplan zal hiervoor wel de planologisch ruimte bieden. • Reguleren parkeerdruk. Hierbij zal het vergunningenbeleid als sturingsmechanisme worden ingezet. Direct beperken autobezit is niet mogelijk; hooguit ontmoedigen. Aandachtspunten vormen de Heydenrijckstraat en de Daalseweg. • Attentie voor sociale veiligheid van uitzichtpunten op de stuwwalrand. • Men vraagt om een betere afstemming van de buslijnen 2 en 6 (afdeling Verkeer en Infrastructuur). • Overlast van drugsverslaafden in de Mr. Franckenstraat / hoek Mariaplein: zaak van Commissie Algemene Zaken en de politie. • Aandacht voor groenbeheer: zaak van afdeling Beplantingen. Voor een uitgebreide verslaglegging van de overlegavonden wordt verwezen naar de door de gemeente opgestelde verslagen.
133