RIS168468a_26-NOV-2009
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
Bestemmingsplan Roeleveen
(Ontwerp)
September 2009
1
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
2
INHOUDSOPGAVE TOELICHTING 1.
INLEIDING ...................................................................................................................4
1.1 1.2 1.3
Plangebied ................................................................................................................................................. 4 Aanleiding en doel van planherziening ..................................................................................................... 4 Vigerende bestemmingsplan ..................................................................................................................... 9
2
BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE...........................................................10
2.1 2.2
Ontstaansgeschiedenis............................................................................................................................. 10 Bestaande situatie .................................................................................................................................... 10
3
BELEIDSKADERS.....................................................................................................12
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.3 3.4 3.4.1 3.5 3.6 3.7 3.8
Inleiding .................................................................................................................................................. 12 Ruimtelijk beleid ..................................................................................................................................... 12 Nationaal Ruimtelijke Ordeningbeleid (Rijksbeleid) ............................................................................. 12 Nota Belvedère (Rijksbeleid) .................................................................................................................. 12 Streekplan Zuid–Holland West (Provinciaal beleid) ............................................................................... 13 Regionaal Structuurplan Haaglanden (Regionaal beleid)........................................................................ 14 Structuurvisie Den Haag 2020 ‘Groene Wéreldstad aan Zee’ (raadsbesl. 197) (Gemeentelijk beleid)... 14 Archeologie ............................................................................................................................................. 15 Haagse Woonvisie 2020 (Gemeentelijk beleid) ...................................................................................... 17 Verkeer en Parkeren (Gemeentelijk beleid) ............................................................................................ 17 Verkeer algemeen.................................................................................................................................... 17 Onderwijs, cultuur en welzijn (Gemeentelijk beleid).............................................................................. 18 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (Gemeentelijk beleid) ........................... 18 Vuurwerk (Gemeentelijk beleid) ............................................................................................................ 19 Prostitutiebeleid (Gemeentelijk beleid) ................................................................................................... 19
4
MILIEUBELEID/-KWALITEITSEISEN ................................................................20
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Gebiedsgericht milieubeleid (Gemeentelijk beleid) ................................................................................ 20 Milieu effect rapportage .......................................................................................................................... 20 Strategische Milieubeoordeling............................................................................................................... 24 Bodembescherming ................................................................................................................................. 24 Externe veiligheid.................................................................................................................................... 25 Geluid ...................................................................................................................................................... 26 Luchtkwaliteit.......................................................................................................................................... 26 Beleidskader waterhuishouding............................................................................................................... 27 Groen kleurt de stad (Gemeentelijk beleid)............................................................................................ 30 Flora en Faunawet/Natuurbeschermingswet............................................................................................ 30
5
PLANBESCHRIJVING .............................................................................................33
5.1 5.2
Inleiding .................................................................................................................................................. 33 Keuze van bestemmingen........................................................................................................................ 33
6
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID...............................................................36
7
JURIDISCHE ASPECTEN........................................................................................37
8
OVERLEG EN INSPRAAK ......................................................................................40
Bijlage 1 Concept-Inrichtingsvoorstel Potteveen Nieuwe Driemanspolder Roeleveen d.d. april 2006 Bijlage 2 Actualisatie MER Herinrichting Nieuwe Driemanspolder , deelgebied Roeleveen, d.d. 25 februari 2009
REGELS VAN HET BESTEMMINGSPLAN
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
Toelichting
3
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
1.
INLEIDING
1.1
Plangebied
4
In het oosten van de gemeente Den Haag ligt het plangebied Roeleveen. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het deel van Roeleveen dat op Haags grondgebied ligt, tussen de Roeleveenseweg, de Zoetermeerse Rijweg, de A12 en de spoorlijn (Hofpleinlijn).
Plangebied Bestemmingsplan Roeleveen.
1.2
Plangrens
Aanleiding en doel van planherziening
Roeleveen maakt onderdeel uit van het waterbergingsproject De Nieuwe Driemanspolder. Voor dit gebied is een nieuw concept-inrichtingsvoorstel gemaakt waarbij de wateropvang uit de regio centraal staat. Omdat de huidige bestemmingen of het gebruik daarvan wijzigen, is het vanuit dit project de wens om voor het plangebied van de Nieuwe Driemanspolder een herziening van de vigerende bestemmingsplannen te maken. Dit geldt dus ook voor het Haagse Roeleveen. Groenblauwe Slinger Roeleveen is onderdeel van het gebied dat door de Provincie Zuid-Holland is aangewezen als Groenblauwe Slinger. De Groenblauwe Slinger (GBS) is het waterrijke, groene gebied dat ligt
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
5
tussen de grote steden in het westen van Zuid-Holland. De Slinger loopt van het Groene Hart in een S-vorm om Zoetermeer en Delft naar Midden-Delfland. De Groenblauwe Slinger heeft tot taak het evenwicht tussen stad en land te bewaren en waar nodig te herstellen. De bedoeling is om dit middels een duurzame water- en milieu-inrichting te kunnen bereiken. In de uitwerking van de Groenblauwe Slinger is het plangebied Roeleveen samengevoegd met Potteveen en de Nieuwe Driemanspolder. Vooral in dit laatste gebied staat de waterberging centraal. In Roeleveen ligt het accent op een betere toegankelijkheid voor het publiek en op een meer ecologisch beheer van het grasland. Hier zijn nieuwe aantrekkelijke wandel- en ruiterpaden omgeven door bloemrijke weides gepland. Verder wordt de golfbaan op het grondgebied van Zoetermeer de mogelijkheid geboden de baan met enkele holes uit te breiden. De twee Roeleveense polderplassen blijven intact. Waterberging De keuze voor een waterberging in de Nieuwe Driemanspolder is niet van recente datum maar het resultaat van een langdurig besluitvormingstraject, sinds het einde van de jaren 90. Zo is met verschillende studies reeds sinds 1996 het belang van een duurzaam waterbeheerstelsel onderzocht, hetgeen in 1999 voor het eerst een planologische vertaling heeft gekregen in de provinciale nota `Stad en Land in Balans'. In deze nota is het gebied van de Nieuwe Driemanspolder aangewezen als transformatiegebied in het kader van de zogenaamde Groenblauwe Slinger; de ecologische verbindingszone vanuit het groene hart naar het MiddenDelfland.
Planstrategie Groenblauwe Slinger, Bron: Stad en land in balans, Provincie Zuid-Holland.
Een van de belangrijkste beleidsvoornemens van “Stad en land in balans” was de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder ten behoeve van een duurzaam waterbeheer, waarbij de motieven toen al even concreet waren als nu.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
6
De belangrijkste redenen waren: • klimaatveranderingen en hiermee samenhangende waterbeheerproblemen; • de behoefte aan een stevige groenstructuur tussen de stedelijke gebieden in Haaglanden; • de vraag naar nieuwe, grote recreatiegebieden in de directe omgeving van de VINEXwijken Leidschenveen en Ypenburg; • de vraag naar diversiteit in recreatiegebieden (struinnatuur, karakteristiek petgatenlandschap naast gecultiveerde parken); • de noodzaak voor een herinrichting van het landelijke gebied tussen LeidschendamVoorburg en Zoetermeer (de landinrichting Leidschendam); • de verwachtte vraag naar ruimte voor water voor VINEX-wijk Leidschenveen. In het verlengde van deze ontwikkeling is verder ook al vanaf het begin van 1998 het draagvlak verkend voor een duurzaam waterbeheerstelsel in of in de directe omgeving van de Nieuwe Driemanspolder. Op gezamenlijk initiatief van provincie, de toenmalige gemeente Leidschendam en de waterbeheerders Rijnland en Delfland is daarbij het draagvlak voor een verstrekkende herinrichting van de polder verkend. De conceptresultaten van dit onderzoek zijn verwoord in de rapportage “Beter water voor stad en platteland”. De belangrijkste voorstellen van dit onderzoek waren: • de ontwikkeling van een robuust, waterrijk groengebied in de Driemanspolder; • de stimulering van een dynamisch watersysteem op grote schaal, zodat de ecologische kwetsbaarheid gering blijft; • een nieuwe inrichting van de hele polder i.p.v. een beperkte herinrichting op grondgebied van Zoetermeer; • de stimulering van een schoonwaterbuffer, eventueel t.b.v. nabij gelegen natuur-, tuinbouw- en landbouwgebieden; • een aantal ontwikkelingsmodellen, t.b.v. het waterbeheer, waarin naast ruimte voor een forse schoonwaterbuffer ook ruimte werd gereserveerd voor een zogenaamde calamiteitenberging cq. gecontroleerde hoogwaterberging. Bovengenoemde onderzoeksresultaten alsmede de nota “Stad en land in balans” zijn in april 1999 aangeboden aan de leden van de Landinrichtingscommissie Leidschendam, zodat zij in het verdere traject van de landinrichting konden worden meegenomen. Daarbij is ook de noodzaak voor nader onderzoek erkend. Aandacht vroegen onder andere: • de noodzaak van een gecontroleerde hoogwaterberging; • de omvang en locatie hiervan; • de combinatie mogelijkheden met een schoonwaterbuffer; • bindende afspraken over de bron- en doelgebieden voor het schoon water. Vanaf het najaar van 1999 hebben de betrokken partijen gewerkt aan een eerste verkennende inrichtingsschets voor de polder, waarmee zowel de waterhuishoudkundige doelstellingen als de financiële effecten van de herinrichting konden worden getoetst.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
7
Concept Inrichtingsplan Nieuwe Driemanspolder.
De grootste knelpunten lagen centraal in het Rijnlands systeem (rond de Haarlemmermeerpolder) waar het water tijdens piekafvoeren niet snel genoeg richting de boezemgemalen getransporteerd kan worden en aan de rand van het systeem (rond Stompwijk) waar met name opwaaiing voor ernstige vertraging van de piekafvoer zal leiden. Naast het vergroten van het gemaal Katwijk moest nog ruimte gevonden worden om ten tijde van piekafvoer een deel van het piekwater te kunnen bergen. In 2001 heeft Rijnland een studie (Planstudie Waterberging) laten uitvoeren naar mogelijke geschikte locaties waar ten tijde van ernstige wateroverlast een deel van het boezemwater op het land geborgen kan worden (de zogenaamde piekbergingslocaties). Voor het aanwijzen van potentieel geschikte locaties zijn een aantal criteria opgesteld waar zo’n locatie aan zou moeten voldoen (DHV, 2001), te weten: • het gebied moet dicht bij de boezem liggen en een snelle toestroming moet (hydraulisch) gegarandeerd zijn; • het gebied ligt centraal in het beheersgebied en is groot genoeg om het boezemsysteem te ontlasten; • het betreft een diepe droogmakerij waar in principe een diepe laag geborgen kan worden; • het betreft een relatief leeg (geen hoogwaardige functies aanwezig) gebied. Op basis van de inventarisatie van potentiële wateroverlast gebieden (Studie Waterbezwaar fase I) zijn een 16-tal zoeklocaties voor waterberging geselecteerd die de wateroverlast problemen voor Rijnlands boezemsysteem konden oplossen. Met het toepassen van de bovengenoemde vier criteria bleven een 5-tal relevante zoeklocaties voor waterberging over, waaronder: • de Haarlemmermeerpolder; • de regio Wassenaarsche polder; • de Veenpolder;
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
•
8
de regio Stompwijk.
Voor de regio Stompwijk zijn vier polders in de studie meegenomen: de Nieuwe Driemanspolder, De Drooggemaakte polder, de Zoetermeerse Meerpolder en de Drooggemaakte Geer- en kleine Blankaertpolder. Een belangrijk bezwaar tegen een berging in de Zoetermeerse Meerpolder was de inbreuk die een berging zou hebben op de hoge cultuurhistorische waarden van de polder, omdat het hier de oudste droogmakerij van ZuidHolland betreft. Andere locaties vielen af door hun beperkte maat, ecologische waarde als weidevogelgebied of door de negatieve effecten op de plaatselijke bebouwing. Het meest kansrijk voor een piekberging bleek de Nieuwe Driemanspolder omdat hier al in het kader van de Groenblauwe Slinger in een functiewijziging werd voorzien, waarbij ruimte voor het water in de inrichting werd meegenomen. Op basis van de uitkomsten van de studie Toekomstige Waterbezwaar fase I, de Planstudie Waterberging en de Studie Renovatie en capaciteitsuitbreiding gemaal Katwijk heeft de Verenigde Vergadering van Rijnland op 19 juni 2002 geconcludeerd dat uitbreiding van gemaal Katwijk tot 75 m3/s en de inrichting van de Nieuwe Driemanspolder en Zwaansbroek (Haarlemmermeer) als piekbergingslocaties noodzakelijk zijn om tot 2025 aan de veiligheidsnorm voor het boezemsysteem te kunnen voldoen. Bij dit besluit zijn zowel bedrijfseconomische overwegingen, de robuustheid van het systeem (meer capaciteit) en het WB21-gedachtengoed meegenomen. Dit besluit heeft vervolgens een inspraakprocedure doorlopen. Het Concept-Inrichtingsplan Het Concept-Inrichtingsplan vormt het resultaat van de bovenstaande zoektocht. De afbeelding toont de kaart bij dat plan. De inrichting van de Nieuwe Driemanspolder en polder Roeleveen gaan de komende jaren veranderen. De polders zijn aangewezen als gebieden waar recreatie, natuur en waterberging een plek moeten krijgen. Het agrarisch gebruik zal gaan verdwijnen. Bij de herinrichting zijn de volgende partijen betrokken: de provincie Zuid-Holland, de gemeenten Den Haag, Zoetermeer, Leidschendam-Voorburg en de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland. De regio heeft grote behoefte aan een gebied dat ingericht kan worden voor recreatiedoeleinden, als natuurgebied en voor waterberging. De stedelijke ontwikkeling in de randstad vraagt om extra natuurgebied. Als gevolg van klimaatsverandering zijn er in het gebied bovendien problemen met het waterbeheer. Dat vraagt om aanvullende capaciteit voor de opslag van water. De provincie, gemeenten en Hoogheemraadschappen zijn van mening dat het goed is om vooraf vast te stellen wat de effecten zijn van een bestemmingswijziging op het milieu. Hierbij zijn een paar alternatieven met elkaar vergeleken in een milieu effect rapportage. Mede op grond hiervan is uiteindelijk een keuze gemaakt voor een bepaalde inrichting. Dit bestemmingsplan is de uitwerking voor het deel van het gekozen inrichtingsplan dat op Haags grondgebied ligt. Recentelijk heeft het Concept-Inrichtingsplan een opvolger gekregen, het ConceptInrichtingsvoorstel Potteveen, Nieuwe Driemanspolder en Roeleveen d.d. april 2006. Daarin wordt uitgebreider op de afweging voor inrichting ingegaan. Voor het Haagse grondgebied toont dit in vergelijking met het eerdere plan geen afwijking. Het vormt een bijlage van deze toelichting.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
1.3
Vigerende bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt, ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan, één vigerend bestemmingsplan; te weten “Bestemmingsplan Leidschenveen”. Het bestemmingsplan Leidschenveen is door de gemeenteraad van Leidschendam vastgesteld d.d. 19 november 1996, en door GS goedgekeurd d.d. 24 juni 1997. Dit plan is voor enkele delen inmiddels herzien. Het bestemmingsplan voor het plangebied Roeleveen is de 4de herziening van een deel van het bestemmingsplan Leidschenveen, op drie andere locaties is reeds een planherziening vastgesteld.
9
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
2
BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE
2.1
Ontstaansgeschiedenis
10
Het plangebied maakt deel uit van het oorspronkelijk veengebied. Door vervening van dit gebied tussen de 16de en de 19de eeuw ontstonden veenplassen. De meeste van deze plassen zijn twee eeuwen geleden drooggelegd, in Roeleveen heeft dit ongeveer rond 1850 plaatsgevonden. De ontstane polders zijn op rationele wijze ingericht en verkaveld, hetgeen de huidige structuur en indeling van het gebied heeft bepaald. 2.2
Bestaande situatie
Ten oosten van Den Haag ligt het plangebied Roeleveen. Dit gebied ligt ingeklemd tussen de A12, de Hofpleinlijn, de Zoetermeerse Rijweg en de Roeleveenseweg. Gebruik Het huidig gebruik is naast water voornamelijk agrarisch, met in noordelijke deel weiland en in het zuidelijke deel wei- en bouwland. Bewoning is in het gebied beperkt aanwezig, deze is voornamelijk gesitueerd aan de randen van de polder (de Roeleveensepolder). Structuur Het gebied heeft een halfopen structuur. Deze structuur wordt bepaald door de ligging van de dijklichamen en de oude landscheiding, een kade die al in de dertiende eeuw werd aangelegd om de polders van de waterschappen van Rijnland, Delfland en Schieland van elkaar te scheiden. Deze landscheiding heeft het karakter van een dijk maar is onbebouwd gebleven. Randen De randen van Roeleveen worden gevormd door infrastructuur, welke tezamen met de geluidswerende voorzieningen een stempel op het gebied drukken. Bebouwing In Roeleveen liggen drie woningen, twee boerderijen en één manege. Alle bebouwing is aan de Roeleveenseweg gelegen. Het gaat hierbij om; o een vrijstaande woning van één bouwlaag met een kap uit 1953, o een woonboerderij met een lager en een hoger deel van twee bouwlagen en een kap met bijbehorende stallen, uit 1994, o een gemeentelijk monument in de vorm van een boerenhoeve van twee bouwlagen en een kap uit 1850, o twee half vrijstaande twee onder één kap woningen van één bouwlaag met een kap, Lvormig, uit 1938, o een vrijstaande woning van één laag en een kap met een naast gebouwd kantoor van twee bouwlagen dat tussen de polderplas en een waterloop gelegen is. De woning is uit 1955, o een manége met een losstaande woning van een bouwlaag met een kap, stallen en een overkapte dressuurbak van één bouwlaag. Water Roeleveen bestaat uit wei- en bouwland met sloten en privaat polderwater in de vorm van een plas. Het plangebied wordt omrand door waterlopen. Het polderwater beslaat ongeveer één derde van het gebied en ligt tegen de A12 aan.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
11
Ontsluiting Voor autoverkeer wordt het plangebied ontsloten via de Roeleveenseweg. Fietsers kunnen via een nieuw aan te leggen fietstunnel onder de Zoetermeerse Rijweg naar Leidschenveen en er is een fietspad gelegen langs de A12, het Nieuweveensepad. Monumenten In het Haagse gebied Roeleveen ligt een gemeentelijk monument. Het gaat hier om een boerderijcomplex, bestaande uit een boerenhoeve. Deze hoeve bestaat uit een erf met een van oorsprong laat negentiende eeuwse boerderij en diverse opstallen. De boerenhoeve is gelegen aan de Roeleveenseweg 8. De boerenhoeve met boerderij en hooibergen zijn van culturele waarde als goed bewaard gebleven voorbeeld van bedrijf- en woonbebouwing uit het eerste kwart van de twintigste eeuw langs de Roeleveenseweg dat nog herinnert aan het agrarisch verleden van dit poldergebied. Stedenbouwkundige waarde ontleent de boerderij aan de landschappelijke ligging aan één van de oude bebouwingslinten in de polder. Voor het plangebied geldt geen rijks beschermd stadsgezicht en geen gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Kabels en leidingen In het plangebied ligt, ter hoogte van de Roeleveenseweg die het gebied doorkruist, een rioolwaterpersleiding met een diameter van 250 mm. Deze leiding is eigendom van het Hoogheemraadschap Delfland. Een strook grond met de bestemming leidingen ondergronds moet een bepaalde breedte hebben ter weerzijde van de hart van de leiding. In alle Haagse bestemmingsplannen wordt een strook van 5.00m aan weerzijde van de leiding aangehouden, gemeten vanuit het hart van de leiding. In de voorschriften dienen de beperkingen van een ondergrondse- en bovengrondse leiding te worden opgenomen.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
3
BELEIDSKADERS
3.1
Inleiding
12
Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende relevante beleidskaders met betrekking tot het plangebied. In elke paragraaf wordt eerst een korte samenvatting gegeven van de verschillende beleidskaders per facet gevolgd door de consequenties van het beleid voor het bestemmingsplangebied. 3.2
Ruimtelijk beleid
3.2.1 Nationaal Ruimtelijke Ordeningbeleid (Rijksbeleid) Met de inwerkingtreding d.d. 17 januari 2006 van de Nota Ruimte zijn de Vierde Nota over Ruimtelijke Ordening Extra en het Structuurschema Groene Ruimte vervallen. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Hierbij richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden in een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-) nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Een overzicht van de voornaamste doelen die het rijk hanteert, is in een bijlage aan de nota toegevoegd. De bij de nota horende uitvoeringsagenda biedt inzicht in de belangrijkste bij het beleid horende ruimtelijke investeringen en uitvoeringsacties. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De ruimtelijke opgave voor wat betreft water en groene ruimte omvat: de borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit, borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van internationaal erkende landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Als uitwerking hiervan kiest het rijk voor; anticiperen op en meebewegen met water, investeren in de kwaliteit van natuur en landschap ontwikkelen met kwaliteit. De ontwikkelingen in de Nieuwe Driemanspolder, Potteveen en Roeleveen passen binnen deze visie en zijn hier een directe uitwerking van op regionaal niveau. 3.2.2
Nota Belvedère (Rijksbeleid)
Met de nota Belvedère pleiten de vier ministeries voor een respectvolle omgang met cultuurhistorische waarden binnen ruimtelijke ontwikkelingen. Niet door een veto uit te spreken over veranderingen, ook niet door het verleden onder te schoffelen, maar door te zoeken naar wederzijds profijt. Daarover gaat de Belvedèrestrategie uit 1999. De strategie die hierbij past is die van 'behoud door ontwikkeling'. In deze nieuwe ontwikkelingsgerichte strategie vormt de cultuurhistorie uitgangspunt voor ruimtelijke planvormingsprocessen.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
13
De nota heeft een tweeledig doel: verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. De gedachten rondom Belvedère zijn ook meegenomen in latere rijksnota's. Zo zijn de Nationale Landschappen uit de Nota Ruimte aangewezen op basis van de Belvedèregebieden; dertien van de twintig nationale landschappen zijn volledig Belvedèregebied, de overige zeven zijn dat gedeeltelijk. Het rijksbeleid voor de Nationale Landschappen is gericht op het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de landschappelijke kwaliteit. 'Behoud door ontwikkeling' is daarmee ook het uitgangspunt van het beleid voor de Nationale Landschappen. Het plangebied valt net buiten het Belvedèregebied, maar ligt er wel tegenaan. Een deel van het gebied van de Nieuwe Driemanspolder valt wel binnen het Belvedèregebied. 3.2.3 Streekplan Zuid–Holland West (Provinciaal beleid) Op 19 februari 2003 hebben de Provinciale Staten van Zuid-Holland het Streekplan ZuidHolland West vastgesteld. Het ruimtelijk beleid van de provincie is gericht op verbetering van het woon- en leefmilieu in Zuid-Holland West door een verdergaande ruimtelijke en functionele differentiatie. Die wordt verkregen door het scheiden van stedelijke eenheden en het versterken van de groene en blauwe kwaliteiten in de tussenliggende gebieden. Het groenblauwe raamwerk speelt in dat concept een centrale rol. Dit raamwerk omvat internationale, nationale, regionale en stedelijke groene gebieden en wateren, inclusief de verbindingen ertussen. De landelijke gebieden hebben een belangrijke functie in de sfeer van openluchtrecreatie en bieden ruimte aan duurzaam waterbeheer. Het groenblauwe raamwerk bestaat uit internationale, nationale, regionale en stedelijke groene gebieden en wateren, inclusief de verbindingen ertussen. Roeleveen op grondgebied van Den Haag en Zoetermeer maakt deel uit van dit raamwerk. Het beleid is erop gericht dit raamwerk robuust en duurzaam te maken. Noodzakelijke randvoorwaarde daarbij is een vitale landbouw. Robuust wil zeggen dat de verschillende functies een plaats hebben zonder dat de kwaliteit van het raamwerk als geheel wordt aangetast. Duurzaam wil zeggen dat het raamwerk als groenblauwe ruimte behouden blijft ook al kunnen de functies erin veranderen. Binnen het raamwerk zal voor 2015 een duurzaam watersysteem zijn opgenomen dat voorziet in de kwantitatieve en kwalitatieve wateropgave voor de volgende decennia. In het groenblauwe raamwerk wordt een terughoudend beleid gevoerd met betrekking tot het lokaliseren van nieuwe stedelijke functies. Dit betekent strakke rode contouren rond de kernen. Daarnaast wordt ruimte geboden voor opvang van water ter voorkoming van wateroverlast, watertekort en het vergroten van veiligheid en voor een goede waterkwaliteit. In de als kernpunt aangegeven gebieden mogen nieuwe ontwikkelingen deze functies niet frustreren of bemoeilijken. Op de plankaart van het streekplan Zuid-Holland West valt het plangebied Roeleveen binnen de aanduiding voorraad- en piekberging. Het gaat er bij deze aanduiding om dat ruimte wordt geboden voor opvang van water ter voorkoming van wateroverlast, watertekort en het vergroten van veiligheid en voor een goede waterkwaliteit. Daarnaast is het plangebied gelegen in een studiezone van het Streekplan en geldt op deze plek de aanduiding “openluchtrecreatie en stedelijk groen”. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) De uitgangspunten en doelstellingen die zijn aangegeven op het kaartmateriaal van de PEHS zijn opgenomen in het streekplanbeleid.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
14
De PEHS geeft het stabiele en ruimtelijk samenhangende netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden weer. Soms maken ook recreatiegebieden deel uit van de PEHS. Behalve bestaande natuur- en recreatiegebieden zijn ook alle nieuwe gebieden opgenomen. Dit zijn gebieden, die nu nog vaak als landbouwgrond in beheer staan, maar waar plannen voor zijn om er de komende jaren recreatie- of natuurgebied van te maken. Dit laatste geldt ook voor Roeleveen. De Nieuwe Driemanspolder wordt in de nota gekarakteriseerd als bos- en recreatiegebied met aandacht voor het creëren van buffering en berging en de natuurlijke ontwikkeling van oevers. 3.2.4 Regionaal Structuurplan Haaglanden (Regionaal beleid) Het bestemmingsplan wordt op grond van afdeling 9.1, artikel 9.1.2. lid 4 van de Invoeringswet Wet getoetst aan het in april 2008 door het algemeen bestuur Haaglanden vastgestelde en in juli door Gedeputeerde Staten goedgekeurd Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) . Het is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. Uit deze prioriteiten spreekt de ambitie om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Het bestemmingsplangebied valt onder de investeringsprioriteit ‘regionale groenstructuur’. Dit is één van de zeven dragende projecten voor een concurrerende Zuidvleugel. Het gebied draagt bij aan de totstandkoming van aantrekkelijke en toegankelijke parken en recreatiegebieden, zoals aangegeven op Kaart 8 ‘Ontwikkelbeeld 2030 groen ‘. Tevens voldoet het aan de Kaderstellende uitspraak: ‘De regionale groengebieden hebben in het RSP een beschermde status gericht op verdere ontwikkeling op basis van de belangrijke waarden. Deze status wordt uitgewerkt door middel van structurerende elementen.’ Ook is geconstateerd dat het bestemmingsplangebied voldoet aan de volgende Richtinggevende uitspraken: - Het groen van Haaglanden ontwikkelen als een samenhangende structuur van aantrekkelijke, goed verbonden en toegankelijke groengebieden; - De groene structuur is nauw verbonden met de blauwe structuur en biedt ruimte om de wateropgaven nu en in de toekomst het hoofd te bieden; - Het groene netwerk Haaglanden zorgt ervoor dat de afzonderlijke kernen niet aan elkaar vast groeien; - Ecologische structuur ontwikkelen als onderdeel van de kwaliteit van de regionale groene structuur; - Haaglandse groenstructuur goed verbinden met het groen in omliggende regio’s en - Groene buffers met aangrenzende regio’s behouden. De voorgestelde wijzigingen middels dit bestemmingsplan passen binnen het RSP 2020. 3.2.5 Structuurvisie Den Haag 2020 ‘Groene Wéreldstad aan Zee’ (raadsbesl. 197) (Gemeentelijk beleid) De ambitie van Den Haag is: Groene Wéreldstad aan Zee, een uitdagende stad in een sterke regio. De structuurvisie geeft een toekomstvisie op de ruimtelijke structuur en ontwikkeling van de stad tot 2020. Het is vastgesteld als toekomstbeeld dat impulsen en richting geeft aan
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
15
de ruimtelijke ontwikkelingen en uitwerkingen. Dit maakt de Structuurvisie Den Haag 2020 een richtinggevend beleidsdocument. De Groene Wéreldstad aan Zee heeft vier troeven: het is een multiculturele stad, een internationale stad, een stad aan zee en een monumentale residentie. De strategie is om deze troeven uit te bouwen en te versterken. Dat wil de gemeente Den Haag doen door samen met partners in de stad en de regio een kwaliteitsprong te maken in de ruimte voor wonen, werken en leven in Den Haag, in de bereikbaarheid en in de leefbaarheid en het groene karakter. Binnen de stad richten we onze aandacht op vijf kansenzones. In de regio versterken we de samenwerking, omdat stad en regio elkaar nodig hebben. Een kwaliteitssprong in de stad zal hand in hand moeten gaan met eenzelfde sprong op Randstad- en Zuidvleugelschaal. De Structuurvisie wil de opgaande lijn van de jaren negentig zien vast te houden en verder versterken. De ontwikkeling van de bevolking speelt daarin een voorname rol. De afgelopen jaren is mede door de Vinexlocaties hierin een opgaande lijn te zien. Deze moet worden vastgehouden en dat betekent een verdere groeiambitie van het aantal inwoners tot 505.000, waarbij in 2012 nader wordt bezien of en hoeverre een doorgroei naar 515.000 inwoners mogelijk en wenselijk is. Dit houdt in een woningbouwprogramma van 37.500 woningen. De Groene Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingsmogelijkheden te benutten in de vijf kansenzones. Dat zijn: het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan. Binnen de kansenzones zijn gebieden aangegeven waar de ambities van de structuurvisie het sterkst tot hun recht komen: de ontwikkelingsgebieden. De kansenzones zullen worden uitgewerkt in de vorm van masterplannen. Hierin worden het bouwprogramma, de werkgelegenheid, voorzieningen, groen en water, kwaliteitsniveau van de openbare ruimte, verkeersinfrastructuur en relevante sociale en culturele infrastructuur uitgewerkt. De masterplannen gaan daarnaast in op financiën, fasering, organisatie en de relatie met bestaand gemeentelijk beleid en zullen een duurzaamheidparagraaf bevatten. In de structuurvisie wordt gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardige, samenhangende groenstructuur die goed toegankelijk is voor recreanten, onder meer in de Nieuwe Driemanspolder. 3.2.6 Archeologie De gemeente Den Haag draagt sinds 1982 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het archeologie beleid van de gemeente is er op gericht.te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem, te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard en te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger. Voor het uitvoeren van het archeologisch beleid, voor het ontwikkelen van nieuw beleid dienaangaande en voor het nemen van beslissingen aangaande beheer en behoud van archeologische waarden hebben burgemeester en wethouders de Afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer gemandateerd.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
16
Het huidige archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2000-2005. Een nieuwe beleidsnota zal zijn geënt op de herziening van de Monumentenwet 1988, middels de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze wet is op 1 september 2007 in werking getreden. Deze wetswijziging kent enkele nieuwe elementen. Een nieuw element is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”: initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Daarnaast legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. In het kader van deze inwerkingtreding wordt momenteel ook een Archeologische Waardenen Verwachtingenkaart opgesteld. Deze zal een plaats krijgen in het gemeentelijke beleid en wordt naar verwachting opgenomen in de gemeentelijke Monumentenverordening. De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn dan staan deze gebieden aangegeven op de plankaart binnen de aanduiding “grens archeologisch waardevol gebied”. Voor werkzaamheden die daar de grond roeren, geen bouwwerken zijnde, is een aanlegvergunning noodzakelijk, zoals aangegeven in de voorschriften van het bestemmingsplan. Dat geldt eveneens voor roeren van grond in het kader van een bouwvergunning. Bij bouwvergunningvrije bouwwerken, waarbij de grond geroerd wordt, geldt de verplichting van het hebben van een aanlegvergunning. Initiatiefnemers dienen bij de aanvraag van bovengenoemde aanlegvergunning of bouwvergunning een rapport te overleggen. Daarin moet de daadwerkelijke archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord zijn vastgesteld. Het vaststellen van de daadwerkelijke archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatienemer verzocht vooraf contact op te nemen met de Afdeling Archeologie van de gemeente. Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek is in Nederland voorbehouden aan daarvoor vergunninghoudende bedrijven of instanties. De Afdeling Archeologie is daar één van. Het plangebied is vanaf de middeleeuwen tot laat in de 18de eeuw een gebied geweest waar turf werd gestoken ten behoeve van de verwarming van de huishoudens in de regio. Door deze vervening kwam een steeds groter gebied hier onder water te staan. Midden 18de eeuw was er, behoudens de toen al bestaande maar toen nog Achterwegh hetende Roeleveenseweg, dan ook sprake van een groot meer ter plekke van het bestemmingsplangebied. Het gebied werd eind 18de eeuw drooggelegd en bleef vanaf die tijd een met veel sloten doorsneden weilandencomplex. Van bewoning ter plekke was geen sprake. De huidige boerderijen zijn niet ouder dan midden 19de eeuw en vertegenwoordigen geen archeologische waarde.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
17
Geconcludeerd moet worden dat het gebied geen belangrijke archeologische waarden herbergt. 3.3
Haagse Woonvisie 2020 (Gemeentelijk beleid)
Den Haag moet extra woonkwaliteit en extra woonoppervlak bieden voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling van de stad. Er wordt in deze visie daarom ingezet op steeds meer gevarieerde en toegespitste woonwensen. Voor het plangebied geldt dat het valt binnen de uitleglocatie Leidschenveen, welke onder andere de overgang vormt naar het groene hart. Deze overgang dient zorgvuldig te worden vormgegeven zodat er een vloeiende wisselwerking ontstaat tussen stad en ommeland. De nabijheid van natuur en open ruimte biedt extra woonkwaliteit. 3.4
Verkeer en Parkeren (Gemeentelijk beleid)
Het vigerende gemeentelijke verkeersbeleid is vastgelegd in het Verkeersplan – Verkeersbeleid tot 2010. In het Verkeersplan wordt een aantal verschillende gebieden in de stad onderscheiden met elk een eigen karakteristiek en is het verkeersbeleid gericht op een aantal speerpunten. De volgende gebieden worden in het Verkeersplan onderscheiden: • Centrale Zone (vanaf de A4 via het Centrum naar Scheveningen) • A4-zone (rondom de A4 en haaks op de Centrale Zone) • Haagse Hout (woongebied ten oosten van de Centrale Zone) • Zuidwest+Laak (woongebied ten westen van de Centrale Zone) Het Verkeersplan beschrijft welke ingrepen in de verkeersinfrastructuur gewenst zijn voor deze gebieden. Het Verkeersplan beschrijft de belangrijkste keuzen per verkeerssoort (openbaar vervoer, auto en fiets) en stelt daarnaast het parkeerbeleid aan de orde en enkele bijzondere aspecten die op alle verkeerssoorten betrekking hebben: knooppunten, leefbaarheid en bereikbaarheidsmanagement. 3.4.1
Verkeer algemeen
Het algemene verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroomroutes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen. De Roeleveenseweg heeft voor het gedeelte dat is gelegen binnen het plangebied het karakter van een polderweg. De breedte van het profiel varieert van ongeveer 3,30 meter (wegvak gelegen tussen de beide plassen) tot ongeveer 4,5 meter (wegvak tussen de Zoetermeer Stadslijn en de Hofpleinlijn) en wordt aan weerszijde begeleid door een groene berm en een sloot. De Roeleveenseweg heeft voor het autoverkeer geen doorgaande functie meer en ontsluit alleen de kavels en gronden langs de Roeleveenseweg. Daarmee en gezien het profiel
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
18
en de functie heeft de Roeleveenseweg het regime van een erftoegangsweg. Binnen het plangebied vindt het parkeren volledig plaats op eigen terrein. Langs de Roeleveenseweg zijn wegens de beperkte beschikbare ruimte geen parkeerplaatsen. Voor fietsers heeft de Roeleveenseweg wel een doorgaande functie tussen Leidschenveen en Ypenburg en Zoetermeer en Den Haag onder andere via de in aanbouw zijnde onderdoorgang tussen de Roeleveenseweg en de Houtkade. In verband met de verkeersveiligheid als gevolg van de komst van RandstadRail wordt op deze plek de spoorwegovergang tussen de Roeleveenseweg en de Houtkade opgeheven. Voorts ligt er aan de rand van het plangebied een fietspad langs de A12, het Nieuweveensepad. Dit fietspad maakt onderdeel uit van een snelle doorgaande fietsverbinding evenwijdig aan de A12 tussen Den Haag, Zoetermeer en Gouda. Het plangebied wordt niet doorsneden door openbaar vervoerlijnen. De dichtstbijzijnde bushalte ligt bij de Houtkade in Leidschenveen. 3.5
Onderwijs, cultuur en welzijn (Gemeentelijk beleid)
De combinatie van groen met water maakt dit gebied geschikt voor openbare recreatie. Hieronder kan verstaan worden een playground van asfalt of een trapveld van kunstgras, al dan niet in combinatie met gebruikelijke speelvoorzieningen. De combinatie groen en water biedt ook mogelijkheden om aansluiting te zoeken met hengelsportverenigingen. Wellicht ook schaatssport- en vaaraccommodatie (steigers) aan de plas. Er wordt uitgegaan van het feit dat fiets-, wandel-, skate- en ruiterroutes bij de inrichting van dit gebied een vast gegeven vormen. 3.6 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (Gemeentelijk beleid) In de Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones (1999) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn negen ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven. In de Ontwikkelingsvisie maakt het plangebied nog geen deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. In het Groenbeleidsplan behoort het plangebied inmiddels wel tot de Groene Hoofdstructuur. In het Groenstructuurplan 1992 en het Groenbeleidsplan “Groen kleurt de stad” (2005) is de ecologische hoofdstructuur van Den Haag aangegeven als onderdeel van de groene hoofdstructuur. Er zijn verbindingszones en kerngebieden (de grote groengebieden) aangewezen. In de verbindingszones en kerngebieden geldt een ecologisch beschermingsregime. In het plangebied zijn geen natuurlijke oevers aanwezig. Deze worden daar ook niet beoogd, daar vanuit het waterbergingsproject de Nieuwe Driemanspolder de aanleg van dit soort oevers bij het water op grondgebied van Zoetermeer geconcentreerd wordt.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
19
Het bestemmingsplan heeft geen invloed op een verbindingszone of een kerngebied. Door de beoogde natuurontwikkeling zal het gebied een positieve bijdrage leveren aan de ecologische beleidsvoornemens. 3.7
Vuurwerk (Gemeentelijk beleid)
In het Vuurwerkbesluit, dat op 1 maart 2002 in werking is getreden, is zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk als die voor professioneel vuurwerk is opgenomen. Sinds 8 februari 2006 is voor Den Haag het bestemmingsplan “Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk” van kracht. Middels dit bestemmingsplan geldt voor geheel Den Haag een samenhangend beleid ten aanzien van de vestiging van detailhandelbedrijven, die zich bezighouden met de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. Op het moment van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan zijn in het plangebied geen opslag/verkooppunten voor vuurwerk aanwezig. 3.8
Prostitutiebeleid (Gemeentelijk beleid)
Met ingang van 1 oktober 2000 is het bordeelverbod afgeschaft en vervangen door een nieuw artikel 250a in het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel regelt de strafbaarstelling van verboden vormen van exploitatie van prostitutie. Aan de Gemeentewet is artikel 151a toegevoegd, op grond waarvan het gemeentebestuur de mogelijkheid heeft gekregen om met een vergunningstelsel de lokale prostitutie te reguleren. Met het “Bestemmingsplan Seksinrichtingen” is aan alle bestaande bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling toegevoegd ten aanzien van prostitutiebedrijven, seksclubs, escortbedrijven en seksinrichtingen, behoudens de zogenaamde Nieuwe Gebieden waaronder Roeleveen. Valt. Bij de herziening van dit bestemmingsplan wordt de uitsluiting van prostitutie en seksinrichtingen planologisch-juridisch geregeld.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
4
MILIEUBELEID/-KWALITEITSEISEN
4.1
Gebiedsgericht milieubeleid (Gemeentelijk beleid)
20
In het gebiedsgericht milieubeleid (september 2005) is gekozen voor een uitwerking van een gebiedsgerichte benadering om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad. Centraal in het gebiedsgerichte milieubeleid staat het vaststellen van milieuambities voor verschillende gebieden in onze gemeente. Niet elk gebied heeft dezelfde kwaliteiten en dezelfde kansen om kwaliteiten te verbeteren. Door milieuambities af te stemmen op functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied kunnen de kwaliteiten van dat gebied beschermd of verbeterd worden. Het plangebied behoort tot het in het Milieubeleidsplan aangewezen gebiedstype Groene Hoofdstructuur en water. Het ambitieniveau op deze locatie is; Bodem Extra Externe veiligheid Extra Geluid Extra Lucht Extra Mobiliteit Maximaal Schoon Extra Water Water dat leeft Natuur Maximaal Klimaat Maximaal Deze milieuambities zijn richtinggevend bij ontwikkelingen in dit plangebied. In de bijlage bij de regels is de format opgenomen. Daarin zijn per milieuthema het ambitieniveau, de ambitie en de maatregelen in het plan vermeld. Aan de hand daarvan is een afweging van de duurzaamheid van het plan gemaakt. 4.2
Milieu effect rapportage
Inleiding De Stuurgroep Nieuwe Driemanspolder heeft voor dit gebied een functiewijziging voorgesteld waarbij landbouw plaats maakt voor functies op het gebied van waterberging, natuur en recreatie. Deze functiewijziging van de polder biedt de mogelijkheid om het open en landschappelijke karakter van de polder te beschermen door een duurzame groen-blauwe buffer te vormen, waarbij het groen en de verstedelijking meer in evenwicht komen. Waarom een MER? Voor de functiewijziging van de Nieuwe Driemanspolder moeten de bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer worden herzien. Hiervoor dient een milieueffectrapportage procedure (m.e.r.) worden doorlopen. De m.e.r.procedure is wettelijk geregeld in de Wet milieubeheer. Een milieueffectrapportage is een hulpmiddel bij de besluitvorming over (grote) projecten, bedoeld om bij deze besluitvorming het milieubelang - tussen alle andere belangen - een volwaardige rol te laten spelen. Hiertoe moeten eerst de milieugevolgen van de voorgenomen activiteit in beeld worden gebracht. Ook moeten alternatieven worden ontwikkeld, waaronder het zogenoemde meest milieuvriendelijke alternatief. Pas daarna wordt het besluit genomen over de inrichting van het gebied.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
21
Op 8 maart 2004 is de m.e.r.-procedure van start gegaan met de openbare bekendmaking van de startnotitie m.e.r. Nieuwe Driemanspolder. Op 17 augustus 2004 zijn de richtlijnen voor de inhoud van het MER herinrichting Nieuwe Driemanspolder vastgesteld. Inhoud In hoofdstuk 7 van de Wet Milieubeheer staan de volgende algemene eisen voor de inhoud van een MER. Het MER moet eveneens de richtlijnen volgen die door het bevoegd gezag zijn vastgesteld. De algemene eisen voor het MER uit de Wet Milieubeheer vereisen een beschrijving van: • wat met de voorgenomen activiteit wordt beoogd; • de wijze waarop de voorgenomen activiteit zal worden uitgevoerd, met alternatieven en motivering van de keuze voor de alternatieven; • de besluiten bij de voorbereiding waarvan het MER wordt gemaakt en een overzicht van de eerder genomen besluiten, die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit en de beschreven alternatieven; • de bestaande toestand van het milieu en de te verwachten ontwikkeling van dat milieu indien de activiteit noch de alternatieven worden uitgevoerd; • de milieugevolgen, die de voorgenomen activiteit, onderscheidenlijk de beschreven alternatieven kunnen hebben met een motivering van de wijze waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven; • een overzicht van de leemten in kennis en evaluatie achteraf; • een samenvatting die zelfstandig leesbaar is en voldoende inzicht biedt voor de beoordeling van het MER. Hoofdpunten uit de richtlijnen voor de inhoud van het MER zijn: • Een onderbouwing waarom de Nieuwe Driemanspolder een logische locatie is voor de realisatie van seizoens- en piekberging. Ook moet worden aangegeven waarom niet is gekozen voor realisatie hiervan in andere, nabijgelegen polders. • Enkele alternatieven die ontwikkeld zijn volgens de meest ingrijpende functiewijziging van seizoensberging. Daarbij moeten de uitwerkingsprincipes ‘beperkt oppervlak/ grote peilfluctuatie’ versus ‘ruimer oppervlak/ beperkte fluctuaties’ worden gehanteerd. • Gemotiveerd dient te worden welk uitwerkingsprincipe het voor milieu gunstigste alternatief heeft opgeleverd. Vanuit dit alternatief moet een meest milieuvriendelijk alternatief worden ontwikkeld, door de positieve effecten ervan te optimaliseren en de negatieve effecten te minimaliseren. • De effecten op de waterkwaliteit (zout, voedselrijkdom), op de waterhuishouding en op natuur (natuurdoeltypen, doelsoorten), zowel in de polder zelf als in de nabije omgeving dienen te worden aangegeven. • Het MER dient een zelfstandige leesbare samenvatting te hebben die duidelijk is voor burgers en geschikt is voor de bestuurlijke besluitvorming. Alternatieven en uitkomsten In het MER wordt onderbouwd waarom de Nieuwe Driemanspolder een logische locatie is voor seizoens- en piekberging van water. Het hoofddoel van functieverandering is de transformatie van overwegend landbouwgebied naar een natuur- en recreatiegebied met een belangrijke waterbergingsfunctie. Voor het ontwikkelen van alternatieven is het Programma van Eisen uit de startnotitie leidend geweest. Omdat naast de wateropgave ook natuur en recreatie relevant zijn voor de
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
22
milieueffectrapportage, zijn de thema’s bodem, veiligheid, landschap, natuur, recreatie, ruimtegebruik, infrastructuur, hinder en sociale aspecten bij de ontwikkeling van de alternatieven betrokken. De thema’s zijn weer onderverdeeld in aspecten en deelaspecten. Aan de hand van deze thema’s, aspecten en deelaspecten zijn de milieueffecten van de herinrichting beoordeeld. De milieueffecten zijn in het MER waar nodig kwantitatief (cijfermatig) beschreven en in andere gevallen kwalitatief (beschrijvend) weergegeven. De nadruk ligt hierbij op onomkeerbare effecten. Daarnaast worden effecten in het plangebied en effecten in de omgeving van het plangebied van elkaar onderscheiden. De referentiesituatie voor de beoordeling wordt gevormd door de huidige situatie en de autonome ontwikkeling. Op basis van deze beoordeling is een aantal alternatieven in het MER ontwikkeld: • Alternatief 1: ruimtelijk gescheiden invulling van de seizoens- en piekberging; • Alternatief 2: gecombineerde invulling van seizoens- en piekbergingopgave binnen een centraal gelegen natuurkern; • Alternatief 3a: combineert waterberging met natuur met een optimalisatie voor de inrichting ten behoeve van natuurdoelen en waterkwaliteit; • Alternatief 3b: combineert ook waterberging met natuur en onderscheidt zich van 3a door een hoger peil in het seizoensbergingsgebied; • Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA); • Voorkeursalternatief (VA). Het blijkt dat de alternatieven 3a, 3b aan alle eisen van het Programma van Eisen uit de Startnotitie voldoen, dan wel dat deze zonder problemen in een inrichtingsplan kunnen worden uitgewerkt. Met Alternatief 1 kan niet volledig aan de natuurdoelstelling worden voldaan en kan niet extensief worden ingericht. Dat laatste geldt ook voor alternatief 2, maar dan in mindere mate. Uit de vergelijking van de alternatieven na mitigerende maatregelen komt Alternatief 3b naar voren als alternatief waarvan de effecten het meest gunstig worden beoordeeld. Dit alternatief dient dan ook als basisalternatief voor het Meest Milieuvriendelijke Alternatief. Het Voorkeursalternatief is ontwikkeld als alternatief dat, op betere wijze dan de andere alternatieven, het integrale karakter van het MMA overneemt en tevens aan het Programma van Eisen voldoet. Het VA lijkt daarmee milieutechnisch in grote mate op het MMA, maar wijkt er van af in landschappelijk, cultuurhistorisch en recreatief opzicht. Kenmerkend voor het VA is de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder als een soort twee-eenheid. Net als in het MMA wordt het typerende waardevolle cultuurlandschap Potteveen min of meer behouden, terwijl het oostelijke deel een volledige functiewijziging ondergaat. Rekening houdend met het Programma van Eisen op het gebied van waterbeheer wordt hier een gecombineerde seizoens- en piekberging gerealiseerd die behalve voor waterberging ook ruimte moet bieden voor overwegend extensieve recreatie en natuurontwikkeling. Het VA onderscheidt zich in positieve zin duidelijk van de Alternatieven 1 en 2. Ook ten opzichte van alternatief 3a en 3b wordt het VA beter beoordeeld. Een belangrijke uitzondering hierop vormt het thema Waterhuishouding. De effecten voor het thema Waterhuishouding zijn in het VA en in alternatief 3a gelijk omdat in beide alternatieven van hetzelfde peil is uitgegaan. Ten opzichte van Alternatief 3b scoort het VA iets minder positief op de aspecten ‘kwel/infiltratie’ en ‘eutrofiëring’. Over het geheel genomen geldt dat het VA op een logische wijze voortkomt uit de voor het MER ontwikkelde alternatieven en daarmee vanuit milieu een verantwoorde basis vormt voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
23
Plangebied Roeleveen Het plangebied Roeleveen is in het kader van allerlei nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid aangewezen als natuur ontwikkelingsgebied. In elk van de alternatieven van het MER is hier een volwaardige invulling aan gegeven. De alternatieven zijn op dit punt daarmee niet onderscheidend. Conclusie Het Voorkeursalternatief uit het MER is uitgewerkt in een inrichtingsplan, wat de basis en het ruimtelijk kader vormt voor dit bestemmingsplan. Procedure Op 27 augustus 2004 heeft de gemeenteraad richtlijnen voor de effectrapportage van de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder vastgesteld. Nadien is een merrapportage opgesteld en aan de drie betrokken gemeenten aangeboden op 6 maart 2006. De gemeenteraden moesten binnen een bepaalde termijn beoordelen of de Mer tegemoetkomt aan de eisen die de Wet milieubeheer aan de rapportage stelt, de richtlijnen van de raad en de aanwezigheid van feitelijke onjuistheden. Hierbij wordt opgemerkt dat de beoogde ontwikkelingen in de omliggende plangebieden daar door hun aard en omvang eerder voor in aanmerking komen dan de ruimtelijke ontwikkeling – natuurontwikkeling - in het plangebied. De rapportage echter is niet binnen de termijn voor beoordeling aan u voorgelegd. Uw besluitvorming over de rapportage zal hierdoor gezamenlijk met de vaststelling van het bestemmingsplan gaan plaatsvinden. Over deze plan MER zal in de komende tijd overleg met de Commissie MER gevoerd worden.
Actualisatie Sinds het verschijnen van het MER hebben enkele ontwikkelingen in wet- en regelgeving en beleidsontwikkelingen binnen de gemeente Den Haag plaats gevonden, die een actualisatie van het MER voor het deel Roeleveen noodzakelijk maken. Het gaat daarbij vooral om veranderingen in wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit en recent binnen de gemeente ontwikkeld gebiedsgericht milieubeleid. Voor de aanvulling zijn daarbij met name de aspecten energie en klimaat van belang. Daarnaast is een actuele inventarisatie van flora- en faunagegevens beschikbaar gekomen die een actualisatie van de toetsing voor natuur noodzakelijk maakt. Het onderzoek vormt bijlage 2 bij de Toelichting bij het bestemmingsplan. Conclusies actualisatie MER Veranderingen in wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit Het Besluit luchtkwaliteit is recentelijk vervangen door Wet luchtkwaliteit. Deze wet is een onderdeel van de Wet milieubeheer. Voor de actualisatie van de effecten van de verschillende alternatieven voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder op de luchtkwaliteit zijn geactualiseerde verkeersintensiteiten gebruikt. De gekozen methodieken, emissiefactoren, achtergrondconcentraties en het wettelijk toetsingskader zijn aangepast aan de huidige regelgeving. Uit de berekeningen naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit in het deelgebied Roeleveen nabij de N469 volgt dat de maximale bijdrage NO2 0,3 µg/m3 is en de maximale bijdrage PM10 0,1 µg/m3. Deze verschillen zijn kleiner dan 0,4 µg/m3. Daarmee draagt het project niet in betekenende mate bij aan de concentraties in de buitenlucht. De alternatieven zijn voor wat betreft de effecten op de luchtkwaliteit niet significant onderscheidend. Tevens blijkt dat alle
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
24
alternatieven voldoen aan de grenswaarden die de Wet Milieubeheer stelt voor wat betreft luchtkwaliteit. Actualisatie van de toetsing voor natuur Voor het gebied zijn sinds het verschijnen van het MER in 2005 aanvullende gegevens beschikbaar gekomen ten aanzien van de verspreiding van wintervogels. De aangetroffen soorten en aantallen zijn niet dusdanig hoog dat dit leidt tot aanpassingen van de beoordeling van de effecten van de verschillende alternatieven zoals beschreven in het MER uit 2005. Gebiedsgericht milieubeleid De voorgestane ontwikkeling van Roeleveen past in de ambitie die in het gemeentelijk beleid voor dit gebied is vastgelegd. De herinrichting leidt tot invulling van het voor dit gebied aangegeven gebiedstype Groene Hoofdstructuur en Water. Daarbij wordt invulling gegeven aan de ambities voor de verschillende onderliggende relevante thema’s (bodem, lucht, water, natuur en klimaat). Samenvatting Samenvattend concludeert het rapport dat de ontwikkelingen sinds het verschijnen van het MER herinrichting Nieuwe Driemanspolder in 2005 niet leiden tot de noodzaak tot aanpassing van de in het MER uit 2005 getrokken conclusies voor de herinrichting van het deelgebied Roeleveen. Deze aanvulling op de MER hoeft, gezien deze conclusies, niet meer naar de commissie voor de MER. Zij hebben over het MER in 2006 al een eindadvies gegeven en de aanvulling zal daar naar verwachting niets aan toe- of afdoen. 4.3
Strategische Milieubeoordeling
Het MER Herinrichting Nieuwe Driemanspolder geldt eveneens als het milieurapport dat nodig is bij de toepassing van de Europese richtlijn 2001/42/EG voor Strategische milieubeoordeling". 4.4
Bodembescherming
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is, dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van een plangebied dan wel projectlocatie. Functiegericht saneren De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld, maar dit bleek in de praktijk niet haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende drie uitgangspunten overheersen: • Het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik. • Het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging. • Het treffen van beheersmaatregelen. Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico’s, die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
25
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat de risico’s voldoende worden beheerst. 4.5
Externe veiligheid
In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) heeft het kabinet de lijnen uitgezet voor het externe veiligheidsbeleid. Dit veiligheidsbeleid wordt gehanteerd voor de risico’s vanwege: • Inrichtingen als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, • wegen die vallen onder de werking van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en • aardgastransportleidingen die genoemd worden in de ministeriele ‘Circulaire zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen van 26 november 1984. De uitgangspunten van het beleid kunnen als volgt worden samengevat: Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op: • een minimum beschermingsniveau – het plaatsgebonden risico en • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers – het groepsrisico. In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6. Voor de bepaling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico hanteert deze wet een oriëntatiewaarde In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn binnen of in de directe nabijheid van het plangebied risicobronnen aan te merken: 1. de rijksweg A12; 2. de spoorlijn tussen Den Haag en Zoetermeer; 3. de aardgastransportleiding ten zuiden van de A12. Er zijn geen stationaire risicobronnen aanwezig of geprojecteerd, of ze liggen buiten de inventarisatieafstand van 150 meter vanaf het plangebied. Ad 1) Het plangebied valt binnen de invloedssfeer van 200 meter van de snelweg, die bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad tot een Route gevaarlijke stoffen, als bedoeld in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, is aangewezen. Volgens de basisnetkaart van 11 maart 2008 ligt de plaatsgebonden risico contour van 10-6 van de A12 tussen Den Haag en Zoetermeer niet buiten het asfalt van deze weg. Het groepsrisico is zeer laag en bedraagt minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Vanwege het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied, neemt het groepsrisico ook niet toe. Daarom is een nader onderzoek naar het groepsrisico op grond van de Circulaire risiconormering niet noodzakelijk. Ad 2) Over dit spoor worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Daarom is een nader onderzoek naar het groepsrisico op grond van de Circulaire risiconormering niet noodzakelijk. Ad 3) Deze hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie (W 539 – 01) heeft een diameter van 12’’ en een werkdruk van 40 Bar. Voor deze leiding geldt overeenkomsitg de geldende ministeriële circulaire ‘Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen’ uit 1984 voor het persoonsgebonden risico een toetsingsafstand van 30 meter. Aan de toetsingsafstand wordt ruimschoots voldaan. Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig het Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen , revisie 3”van 21 januari 2008 , kenmerk TAM 07.03138. Op grond hiervan geldt een inventarisatieafstand van 140 meter. Binnen deze
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
26
afstand bevindt zich op 90 meter van de aardgastransportleiding één woning. Op grond van de vernieuwde uitgangspunten van het Centrum Externe Veiligheid “Veiligheidsafstanden voor hogedruk aardgastransportleidingen” van 1 januari 2007 is gebleken dat de bijdrage van het groepsrisico buiten de 35 Kw/m2 contour uiterst gering is. Aan de hand van de combinatie van diameter en druk van deze leiding ligt deze contour op 70 meter. Aangezien de enige bebouwing op 90 meter van de buisleiding ligt en er geen geprojecteerde bestemmingen zijn voorzien, is een nader onderzoek naar het groepsrisco niet noodzakelijk. Gelet op de afstand van het plangebied tot de A12 en de aardgastransportleiding en de lage bevolkingsdichtheid in het plangebied wordt geconstateerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename van bestaande risico’s. De Gasunie bevestigt dit in haar reactie in het kader van het vooroverleg. Zij constateert dat ‘bij haar toetsing aan de geldende ministeriële circulaire het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van hun leiding valt. Daarmee staat vast dat de leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. De planontwikkeling betreft geen kwetsbare of beperkt kwetsbare functies. 4.6
Geluid
De functionele toetsing in het kader van de Wet geluidhinder is voor dit bestemmingsplan geregeld in het vigerende bestemmingsplan Leidschenveen. Het onderhavige bestemmingsplan Roeleveen biedt geen mogelijkheden voor het verbouwen van of nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. Mogelijkheden voor verbouwen of nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen worden geboden volgens de voorschriften uit het bestemmingsplan Leidschenveen. Eventuele benodigde hogere waarden zijn in het kader van dit bestemmingsplan reeds verkregen. 4.7
Luchtkwaliteit
Op 16 november 2007 is de gewijzigde Wet milieubeheer van kracht geworden. Hoofdstuk vijf van deze wet behandelt de luchtkwaliteit. Met de inwerkingtreding van deze vernieuwde wet is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Met de nieuwe Wet milieubeheer is ook de AMvB ‘Niet ín betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’, van kracht geworden. Deze AMvB houdt onder andere in dat projecten die een bijdrage aan een overschrijding tot 1% van de grenswaarde als gevolg hebben, doorgang kunnen vinden; 1% van 40 microgram voor zowel fijn stof als stikstofdioxide komt neer op 0,4 microgram. In dit kader zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval kunnen worden aangeduid als niet in betekenende mate (hierna nibm) zijn, en waarbij niet getoetst hoeft te worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat een project met één ontsluitingsweg en kleiner dan 500 woningen nibm is. Voor kantoorlocaties geldt dat een project met één ontsluitingsweg en kleiner dan 33.333 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) nibm is. Bij twee ontsluitingswegen mogen de aantallen verdubbeld worden. Voor projecten met zowel woningbouw als kantoorlocaties bestaat een logische verdeelsleutel. De enige ontsluiting van het plangebied is via de Roeleveenseweg. Er is geen sprake van een doorgaande weg voor regulier gemotoriseerd verkeer (eenzijdige ontsluiting vanaf de Veenweg). De weg ontsluit de bestaande functies in het gebied (manege, boerderijen). De bebouwingslijn volgt de contouren van de bestaande monumentale boerderijen en incidentele woningen in het gebied. Bebouwing dichter naar de weg is daarom niet mogelijk. Bovendien zijn alleen nieuwe bouwwerken toegestaan (geen gebouw zijnde).
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
27
Het plan voorziet in de bouw van opstallen, één per bestemmingsvlak in de bestemming ‘Natuur’, met elk een maximaal oppervlakte van 30 m2 en een maximale bouwhoogte van 4m. Ze dienen voor onderhoud van de beplantingen of als schuilgelegenheid en dergelijke. Het gebied heeft een belangrijke natuurwaarde en is medebestemd voor recreatief medegebruik. Verzamelplaatsen en parkeervoorzieningen voor recreatieve doeleinden worden niet in het plangebied gerealiseerd. De rijksweg A12 vormt één van de grenzen van het plangebied. Binnen het plangebied zijn geen op- en afritten. Binnen de luchtkwaliteitscontouren langs de snelweg zijn geen nieuwe functies mogelijk maar mensen kunnen er wel vertoeven (voornamelijk ter plaatse van het water van “De Plas”). Gelet op het bovenstaande is er geen verkeerstoename als gevolg van voorgenomen ontwikkelingen. De concentraties van de luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht (in het bijzonder PM10 en NO2) blijven ten minste gelijk ten opzichte van autonome ontwikkelingen. Er behoeft derhalve niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor de betreffende luchtverontreinigende stoffen. 4.8
Beleidskader waterhuishouding
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteitsbeheer. Het waterkwaliteitsbeheer in het plangebied is in handen van dit schap en de Provincie ZuidHolland. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt. Ten aanzien van het thema water zijn diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van belang. De belangrijkste worden hieronder behandeld. EU Kaderrichtlijn Water Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze richtlijn (2006/60/EG van 23 oktober 2000) beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Op 2 juli 2003 is in het kader van de richtlijn door rijk, provincies, waterschappen en gemeenten het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten. De richtlijn, waarin is opgenomen de Grondwaterrichtlijn, gaat van richtwaarden voor de waterkwaliteit uit. Het doel is deze in de toekomst te realiseren. Zij koppelt dit doel aan de vaststelling en uitvoering van waterhuishoudingplannen. In deze plannen moet worden vormgegeven op welke wijze andere overheidsbesluiten – zoals de vaststelling van een bestemmingsplan – een rol kan gaan spelen in het bereiken van de doelen voor de waterkwaliteit. Voor het bestemmingsplan is het in dit kader van belang te kijken naar de doelen die deze plannen stellen en de wijze waarop zij maatregelen gewenst achten. Nationaal beleid De Vierde Nota Waterhuishouding geeft aan dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om de veerkracht van watersystemen te vergroten dient waterconservering en waterbuffering te worden bevorderd. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Vanuit het beleid van Waterbeheer 21e eeuw worden voor zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit twee drietrapsstrategieën gehanteerd, om afwenteling op gebieden beneden-
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
28
strooms te voorkomen. Deze strategieën zijn voor waterkwantiteit: vasthouden, bergen, afvoeren en voor waterkwaliteit: schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Provinciaal beleid In aansluiting op het nationale beleid richt ook de provincie Zuid-Holland met haar Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 (2000) zich op duurzaam stedelijk waterbeheer. Het plan kent de volgende aandachtspunten. Beleidsplan Milieu en Water (Provinciaal beleid). In het Beleidsplan Milieu en Water verwoordt de Provincie Zuid-Holland haar milieu- en waterbeleid. In oktober 2000 hebben Provinciale Staten het BMW vastgesteld. Dit plan loopt tot eind 2006. Halverwege 2004 vond de provincie het tijd om de balans op te maken, de Tussenbalans 2004. In 2002 deed de provincie dat al eerder in de Tussenbalans 2002. De afgelopen 25 jaar was de aandacht van het milieubeleid vooral gericht op het opruimen en beheersen van milieu- en waterproblemen. De kwaliteit van de bodem, van het water en van de lucht is de afgelopen jaren aanmerkelijk verbeterd. De aanpak van saneren en beheren heeft succes. Toch ligt er nog een forse opgave op het gebied van luchtverontreiniging, geluidhinder, stank en water- en bodemverontreinigingen. Daarnaast, wil de provincie graag een duurzame en leefbare regio realiseren, nieuwe milieuproblemen moeten worden voorkomen. Het Beleidsplan Milieu en Water van de provincie Zuid-Holland heeft zich tot doel gesteld om in het kader van ‘voorkomen is beter dan genezen’ in een zo vroeg mogelijk stadium aandacht te vragen voor milieu- en waterkwaliteit bij ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening, economie, mobiliteit en toerisme. De grotere groengebieden en verbindingszones, inclusief stedelijke groenzones, vormen het groenblauwe raamwerk van Zuid-Holland. De groene ruimten dichtbij de stadsranden zijn belangrijk als recreatiegebied voor de stedelingen. Een kwalitatief goede inrichting van deze gebieden is een voorwaarde voor een goed leefklimaat in de stad. Dit stelt ook eisen aan de situering van functies en bereikbaarheid voor langzaam verkeer vanuit de stad. De Nieuwe Driemanspolder wordt in de nota gekarakteriseerd als bos- en recreatiegebied met aandacht voor het creëren van buffering en berging en de natuurlijke ontwikkeling van oevers. Hoogheemraadschap van Delfland Recent heeft het Hoogheemraadschap van Delfland haar waterbeheersplan geactualiseerd: Waterbeheersplan 2006-2009, Realiseren en intensiveren(2005). De komende jaren ligt het accent op het realiseren van de opgestelde plannen en het intensiveren van de uitvoering ervan. De thema's waarbinnen dit plaatsvindt zijn: veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid, bruikbaarheid, aanleggen en beheren, overleggen, samenwerken, reguleren en toezicht houden. Het schap streeft naar water als sturend beginsel in de ruimtelijke ordening. Delfland hecht veel waarde aan een robuust watersysteem en verlangt daarom een waterbergend vermogen van 325 m³ per ha voor nieuw in te richten stedelijk gebied. Ten aanzien van de waterkwaliteit in de boezemwateren, streeft Delfland naar concentraties die voldoen aan de MTR-waarden van de Vierde Nota waterhuishouding. Het ABC-Delfland is een programma van waaruit een maatregelenpakket wordt samengesteld voor het waterhuishoudkundige systeem van Delfland. Uiteindelijk doel is het realiseren van een duurzaam watersysteem, ook in bestaand stedelijk gebied. Keur Voor dempen en graven van watergangen en werkzaamheden aan of langs watergangen is de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing en is voor de werken een vergunning op basis van de Keur vereist. Ditzelfde geldt ook voor werken in de zeewering, de
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
29
boezem- en de polderkaden. Ook voor lozingen op het oppervlaktewater is op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) een vergunning van dit schap vereist.
Watertoets De watertoets is één van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft de Handreiking Watertoets opgesteld waarin inzicht wordt gegeven in de manier waarop het Hoogheemraadschap procedureel en inhoudelijk met de watertoets om wil gaan. Zoals al in paragraaf 3.3.2 werd aangegeven hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in april 2005 de Nota Regels voor Ruimte 2005 vastgesteld. Zij vormt samen met het hiervoor genoemde streekplan het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Bij het stellen van voorwaarden aan bestemmingsplannen stelt de provincie de voorwaarde dat initiatiefnemers in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerders om een wateradvies. Een verzoek tot het uitbrengen van een wateradvies is op 16 april 2008 aan de Provincie Zuid-Holland, het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland gezonden, dan wel gemaild. De ontvangen reacties en de afweging vormen een bijlage bij deze toelichting. Waterplan Den Haag 1998-2012 en Waterbergingsvisie Den Haag In 1999 hebben de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland het ‘Waterplan Den Haag’ vastgesteld. Het is het gezamenlijk beleidsplan van de gemeente en het Hoogheemraadschap. In het plan is de visie beschreven voor het samenhangend beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag voor de middellange termijn. De Waterbergingsvisie Den Haag bestaat uit acht deelgebiedrapportages en een Samenvatting. In de Samenvatting staan de afspraken over de concrete uitvoering en financiering van de maatregelen, die nodig zijn om het bergingstekort in de deelgebieden op te lossen. Zodra alle maatregelen zijn uitgevoerd, zijn er bij toekomstige plannen in de stad geen problemen meer met waterberging. Het plangebied ligt in boezemgebied. Binnen het boezemgebied is voldoende waterberging aanwezig. Maatregelen voor het verbeteren van de waterkwaliteit blijven nog wel noodzakelijk. De visie geeft behalve oplossingen voor de bergingstekorten, ook voorbeelden voor het bergen van extra water. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen zullen Den Haag en Delfland in onderling overleg water betrekken bij de planvorming en op een creatieve manier inpassen in het stedelijk gebied. Gemeentelijk Rioleringsplan 2006 – 2010 De Wet milieubeheer bepaalt dat de gemeente de zorg draagt voor de doelmatige inzameling en transport van afvalwater (artikel 10.33). Verder verplicht artikel 4.22 van deze wet de gemeenteraad telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen. Om aan deze wettelijke verplichting te voldoen heeft de gemeenteraad in haar vergadering van 27 oktober 2006 het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006 - 2010 vastgesteld. In het plan zijn de resultaten van onderzoek omtrent het functioneren van de riolering en het watersysteem getoetst aan een norm van de Commissie Integraal Waterbeheer, de zogenaamde basisinspanning. Deze norm houdt in dat de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeterd
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
30
wordt door de hoeveelheid overstortend rioolwater terug te dringen. Bij deze overstortingen immers komt met regenwater verdund afvalwater in het oppervlaktewater terecht dat daardoor verontreinigd kan raken. Deze norm is recentelijk in de Wet op de Verontreiniging van het Oppervlaktewater opgenomen. In dit gedeelte van Den Haag is geen gescheiden rioolsysteem. Invoering van dit systeem is wel wenselijk. Standaard worden bij nieuwe bouwontwikkelingen ontwikkelingen tot een dergelijk gescheiden systeem overgegaan. 4.9
Groen kleurt de stad (Gemeentelijk beleid)
In de nota “Groen kleurt de stad” is het beleid voor het groen van Den Haag aangegeven met een doorkijk tot 2015. De nota is vastgesteld op 13 oktober 2005. In deze nota wordt ingegaan op de kwaliteiten van het groen voor de stad, de mogelijkheden die groen biedt voor ontspanning, recreatie en sport en wordt aandacht besteed aan de belangen van flora en fauna. Aan de hand van vier ambities worden de beleidsvoornemens voor de komende jaren geformuleerd: • Ruimte voor groen in en om de stad, • Aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen, • Duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen, • Samen het groen beheren. Aan het groen in Den Haag worden in de nota waarden en een betekenis toegekend: • de recreatieve waarde, • de educatieve waarde, • de natuurwaarde, • de ruimtelijke betekenis, • cultuurhistorische waarde. Aan het plangebied is de natuurwaarde toegekend. De doelstellingen en ambities zijn weergegeven en uitgewerkt in verschillende kaarten, het gaat daarbij om de volgende kaarten: • De Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Een groenstructuur die is opgebouwd uit een aantal zeer waardevolle gebieden die van belang zijn voor: de kwaliteit en de beleving van de stad, ontspanning, recreatie en sportbeoefening, de soortenrijkdom en biodiversiteit van flora en fauna. • Ambitiekaart voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Een kaart waarop de ambities weergegeven staan voor verbetering van de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en de gebruikswaarde van het groen in en om de stad. • Bijzondere recreatieve voorzieningen in het groen. Deze beleidsvoornemens zullen in de bestemmingen van het groen tot uitdrukking komen. 4.10
Flora en Faunawet/Natuurbeschermingswet
Flora- en Faunawet De op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. Zij legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt zij een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
31
De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd. In het plangebied zijn naar verwachting streng beschermde soorten aanwezig (bijvoorbeeld vleermuizen en vogels). Er zijn geen actuele gegevens met betrekking tot de flora en fauna in het plangebied. Gelet op het laag-dynamische karakter van het bestemmingsplan kan met toetsing aan de flora- en faunawet bij de vergunningverlening worden volstaan. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten van belang. Bij sloop van gebouwen mogen geen verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels verstoord worden. Sloopwerken dienen bij voorkeur in de periode tussen half september en half november te worden uitgevoerd. Tevoren dienen de sloopobjecten gecontroleerd te worden op verblijfplaatsen van deze soorten. Op de kademuren van de waterlopen kunnen beschermde muurplanten groeien. Bij ingrepen op deze locaties dient rekening gehouden te worden met deze soortenverstoord worden. Sloopwerken dienen bij voorkeur in de periode tussen half september en half november te worden uitgevoerd. Tevoren dienen de sloopobjecten gecontroleerd te worden op verblijfplaatsen van deze soorten. Natuurbeschermingswet Het plangebied Roeleveen valt niet onder de werking van de Natuurbeschermingswet. 4.11
Bomenverordening
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. 4.12
Boswet
Onder het begrip bos verstaat deze wet een houtopstand van meer dan 10 hectare groot of meer dan 20 bomen. Het Hubertuspark wordt met deze wijziging als bos beschouwd. Het raadsvoorstel verbindt twee voordelen aan deze wijziging. Allereerst wordt een duurzame instandhouding van de aanwezige bosopstanden bereikt. Tweedens wordt het voor Rijk en provincie mogelijk om aan de instandhouding van deze opstanden een financiële bijdrage te leveren. Het besluit voor toepassing van de Boswet kwam tot stand nadat andere juridische middelen, zoals een aanwijzing door de Natuurbeschermingswet, deze bescherming niet of niet op korte termijn konden waarborgen. De bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. De meldingsplicht geldt voorafgaand aan een velling. Het areaal bos per locatie mag daarbij niet afnemen. Dan geldt de herplantplicht. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor uitdunningen zijn deze plichten niet van toepassing. Buiten de bebouwde kom Boswet zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens bebouwde kom Boswet kent geen relatie met de
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.
32
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
5
PLANBESCHRIJVING
5.1
Inleiding
33
In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten vermeld van gepleegd onderzoek. Dit onderzoek diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand van deze resultaten wordt in paragraaf 5.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 6.3 en de bestemmingen in paragraaf 6.4 globaal beschreven worden. 5.2
Keuze van bestemmingen
Het bestemmingsplan beoogt op de eerste plaats om de ruimtelijke ontwikkelingen, die het concept-Inrichtingsplan op het Haagse grondgebied projecteert, juridisch-planologisch te regelen. Op de tweede plaats wordt in de gedeelten van het plangebied, die niet in die ontwikkelingen betrokken zijn, de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig geregeld, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging, afmetingen adequaat bestemd is. Op elk wordt in een tabel ingegaan. Op de derde plaats worden in dit plan de te ontwikkelen en de overige gebieden in hun samenhang in een goede ruimtelijke ordening ondergebracht. Het is in beide tabellen uitgangspunt bij de vertaling. Het concept-Inrichtingsplan is in hoofdstuk 3 getoetst aan de beleidskaders op Rijks, provinciaal, intergemeentelijk en gemeentelijk niveau. Geconcludeerd werd dat het daarmee in overeenstemming was. Een aantal andere beleidsuitspraken echter zijn ook in de delen van het plangebied van belang, die buiten de inrichting vallen. De bestaande ruimtelijke structuur wordt daaraan getoetst. Concept-Inrichtingsplan De Groenblauwe Slinger heeft tot taak het evenwicht tussen stad en land te bewaren en waar nodig te herstellen. De bedoeling is om dit middels een duurzame water- en milieuinrichting te kunnen bereiken. • In Roeleveen ligt het accent op een betere toegankelijkheid voor het publiek en • op een meer ecologisch beheer van het grasland. Hier zijn nieuwe aantrekkelijke wandel- en ruiterpaden omgeven door bloemrijke weides gepland. De twee Roeleveense polderplassen blijven intact. .
Vertaling in het bestemmingsplan De bestemming voor de landerijen – agrarisch gebied met landschappelijke waarden - is gewijzigd in ‘Natuur’.Daarin vormt natuurbehoud - en ontwikkeling en landschap het doeleind.. Het agrarisch gebuik is in agrarisch medegebruik omgezet. Het is in de vorm van extensieve beweiding toegestaan. Recreatief gebruik is beperkt tot extensief recreatief medegebruik. Verder zijn de bebouwingsmogelijkheden aanmerkelijk beperkt. De boerderijen, de manege en de burgerwoningen kennen eigen bestemmingen, die de bebouwingsmogelijkheden in bestemmingsvlakken met bouwvlakken concentreert. De in het geldende bestemmingplan opgenomen bestaande bouwmogelijkheden zijn in het plan overgenomen. Het behoud van de landschappelijke en natuurlijke waarden in deze bestemming noopt ertoe om ook voor werken, geen bouwwerken zijnde, regels te stellen. Het betreft werken, die deze waarden nadelig kunnen beïnvloeden. Hier geldt een verbod op het uitvoeren van deze werken zonder vergunning. Daarin is ook de aanleg van nieuwe wandel- en ruiterpaden begrepen. De polderplassen zijn in de bestemming ‘Water’ ondergebracht.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp) Concept-Inrichtingsplan In de Structuurvisie wordt gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardige, samenhangende groenstructuur die goed toegankelijk is voor recreanten. Conclusies milieu-effect rapportage
Actualisatie MER Herinrichting Nieuwe Driemanspolder , deelgebied Roeleveen
Gebiedsgericht milieubeleid
Bestaande ruimtelijke structuur Boerderijen
Burgerwoningen
Manege
Vertaling in het bestemmingsplan Toegankelijkheid voor recreanten is door het doeleind ‘extensief recreatief medegebruik’ toelaatbaar. De aanleg van paden vereist een aanlegvergunning.
Over het geheel genomen geldt dat het Voorkeursalternatief op een logische wijze voortkomt uit de voor het MER ontwikkelde alternatieven en daarmee vanuit milieu een verantwoorde basis vormt voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder. Het voorkeursalternatief uit het MER is uitgewerkt in een inrichtingsplan dat de basis en het ruimtelijk kader van het bestemmingsplan vormt. Het combineert waterberging met natuur. Sinds het verschijnen van het MER hebben enkele ontwikkelingen in wet- en regelgeving en beleidsontwikkelingen binnen de gemeente Den Haag plaats gevonden, die een actualisatie van het MER voor het deel Roeleveen noodzakelijk maken. Samenvattend concludeert het rapport dat de ontwikkelingen sinds het verschijnen van het MER herinrichting Nieuwe Driemanspolder in 2005 niet leiden tot de noodzaak tot aanpassing van de in het MER uit 2005 getrokken conclusies voor de herinrichting van het deelgebied Roeleveen. De ambities leggen een grote nadruk op de kwaliteitsverbetering als gevolg van de natuurontwikkeling. De bestaande bebouwde gedeelten zijn te gering in aantal, aard en mate om een nadelige invloed op de milieuthema’s te hebben. De plas kent geen natuurfunctie, zij dient uitsluitend als waterberging. Ondanks deze beperking kunnen de ambities worden waargemaakt bij de thema’s die samenhangen met het gewenste ruimtelijke project. Daarmee wordt op een adequate manier het ambitieniveau ten aanzien van de duurzaamheid gestalte gegeven. Vertaling in het bestemmingsplan Bij de agrarische bouwblokken zijn bouwgrenzen geïntroduceerd die door gebouwen en overkappingen niet overschreden mag worden in verband met: • het aanhouden van een afstand tot de weg, • de zichtbaarheid van de bedrijfswoning, als onderdeel van één van de oude bebouwingslinten in de polder. • het vrijhouden van gronden waaronder een rioolwaterpersleiding met beschermingszone onder de Roeleveenseweg gelegen is en • - bij de Roeleveenseweg 8 - de gemeentelijke monumentenstatus. Bij de bestemming ‘Wonen’ zijn bouwgrenzen en aan de straatzijde de ‘specifieke bouwwerken’ geïntroduceerd die door gebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen niet overschreden mogen worden in verband met: • het aanhouden van een afstand tot de weg, • de zichtbaarheid van het hoofdgebouw, als onderdeel van landschappelijke ligging aan één van de oude bebouwingslinten in de polder. • het vrijhouden van gronden waaronder een rioolwaterpersleiding met beschermingszone onder de Roeleveenseweg. Aan huis gebonden beroepen en ambachten door bewoners zijn toelaatbaar. Het gebruik van delen van de woningen door de bewoners voor aan huis gebonden beroepen sluit de exploitatie van seksinrichtingen uit. Bij de mange zijn bouwvlakken zijn bouwgrenzen geïntroduceerd die door gebouwen en overkappingen niet overschreden mag worden in verband met:
34
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp) Bestaande ruimtelijke structuur
Vertaling in het bestemmingsplan • • •
Wegen en fietspaden
•
•
• •
•
Water
•
• • •
het aanhouden van een afstand tot de weg, de zichtbaarheid van de bedrijfswoning, als onderdeel van één van de oude bebouwingslinten in de polder het vrijhouden van gronden waaronder een rioolwaterpersleiding met beschermingszone onder de Roeleveenseweg gelegen is. De Roeleveenseweg flankeert de twee in de inrichting betrokken natuurgebieden Ze heeft voor het autoverkeer geen doorgaande functie meer en ontsluit alleen de kavels en gronden langs de Roeleveenseweg. Om deze redenen kent een eigen bestemming, waaraan de beperkte opzet van deze weg terugkomt. Er is geen verkeerstoename als gevolg van voorgenomen ontwikkelingen. De concentraties van de luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht (in het bijzonder PM10 en NO2) blijven ten minste gelijk ten opzichte van autonome ontwikkelingen. Op grond van artikel 7, lid 3, onder a, van het Blk behoeft derhalve niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor de betreffende luchtverontreinigende stoffen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het verbouwen van of nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. De vrije fietspaden echter liggen in deze gebieden. Gelet op hun aan de inrichting ondergeschikte betekenis zijn zij niet ingetekend, maar vallen ze onder het een aanlegvergunningsstelsel. is in een zelfstandige bestemming. Het RandstadRailtracé en de A12-route, die de polder begrenzen zijn in respectievelijke bestemmingen ondergebracht. Een deel van het tracé is opgenomen in de bestemming groen op regioniveau omdat dit gedeelte op de natuurgebieden aansluit, groene kenmerken heeft en ruimtelijke en functioneel niet bij het spoortalud hoort. De bestaande sloten in het gebied zijn opgenomen in de bestemming ‘Natuur’, omdat ze een cruciaal onderdeel uitmaken van de natuurcomponent in deze bestemming. Een deel van de sloten echter is hoofdwatergang als bedoeld in de Keur van het Hoogheemraadschap. Ze zijn als ‘Water’ bestemd. . De polder blijft in gebruik als de opvang van polderwater en is als ‘Water’ bestemd. In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. In het plangebied ligt, ter hoogte van de Roeleveenseweg die het gebied doorkruist, een rioolwaterpersleiding met een diameter van 250 mm. Deze leiding is eigendom van het Hoogheemraadschap Delfland. De bescherming van de leiding maakt een beschermingszone waarin een aanlegvergunningsstelsel geldt noodzakelijk. Ze is in de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’ opgenomen.
35
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
6
36
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Het project De Nieuwe Driemanspolder Het waterbergingsproject de Nieuwe Driemanspolder voorziet in een nieuwe inrichting voor Potteveen, de Nieuwe Driemanspolder en Roeleveen. Op het grondgebied van de gemeente Zoetermeer zijn de grootste inrichtingswijzigingen beoogd. De kosten van het totale project worden verdeeld over de verschillende betrokken partijen. In de Bestuursconvenant Realisatie Nieuwe Driemanspolder is de financiering geregeld. Het bestemmingsplan Roeleveen De landerijen in het plangebied met de bestemming ‘Natuur’ zullen worden verworven door de provincie teneinde hen voor natuurontwikkeling in te richten. De landerijen kennen als zodanig een gebruik dat afwijkt van de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemming ‘Natuur’. De onderhandelingen voor de verwerving van gronden zijn onlangs gestart. De kosten die ontstaan als gevolg van deze planherziening zijn voor de gemeente. Grondexploitatie Met dit bestemmingsplan wordt geen bouwplan voorzien als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zodat van een exploitatieplan kan worden afgezien.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
7
37
JURIDISCHE ASPECTEN
In dit hoofdstuk worden de onderdelen van dit bestemmingsplan globaal beschreven. Het bestemmingsplan Roeleveen bestaat uit: de plankaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen met het file NL.IMRO.0518.BP0176HRoeleveen-400N, gedateerd 29-09-’09 en op schaal 1:2000; de bij de bestemmingen op de plankaart behorende regels. De juridisch bindende werking van dit plan wordt bepaald door de plankaart en de regels. Ten behoeve van de planvorming is onderzoek verricht naar de bestaande toestand, de uitgangspunten van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling en de uitvoerbaarheid daarvan. De resultaten van dat onderzoek zijn vervat in deze toelichting. Ook is regelmatig overleg gepleegd met de initiatiefnemers en met het stadsdeel. Op grond van deze resultaten en het overleg zijn bestemmingen aangewezen op de plankaart en aan die bestemmingen regels verbonden. Deze toelichting vergezelt het bestemmingsplan maar maakt er geen onderdeel van uit. De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling is een activiteit waaromtrent een Milieu Effect Rapportage, als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, moet worden opgesteld. Op grond van dat hoofdstuk mag geen besluit over de voorbereiding van dit plan genomen worden voordat de voorbereiding en beoordeling van deze MER heeft plaatsgevonden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de conclusies van de MER in hoofdstuk 8 (Milieu effect rapportage) van dit plan verwerkt. De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling heeft met name betrekking op de nietbebouwde delen van het plangebied. Die ontwikkeling vindt in een groter verband plaats. Om deze samenhang te dienen zijn de doeleinden van de ruimtelijke ontwikkeling afgeleid van de bestemmingen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder van de gemeente Zoetermeer. De bebouwde gedeelten en de infrastructuur in het plangebied zijn niet in die ruimtelijke ontwikkeling betrokken. Om de bestaande rechten en ruimtelijke mogelijkheden zoveel mogelijk te handhaven zijn de bestemmingen en voorschriften uit het geldende bestemmingsplan Leidscheveen aangewend. Daarbij is rekening gehouden met de vestiging van een manege en de aanleg van een rioolperswaterleiding. Verder zijn bepaalde elementen verduidelijkt of begrensd om de samenhang tussen functies in het plangebied te waarborgen. Voor deze delen heeft het bestemmingsplan een consoliderend karakter. Op de plankaart zijn 9 bestemmingen aangewezen. Het betreft Agrarisch (A), Natuur (N), Sport - manege (S-ma), Verkeer - railverkeer (V-r), Verkeer - autosnelweg (V-a), Verkeer – straat (V-s), Wonen (W), Water (WA) en de dubbelbestemming LeidingRiool(L-R). Verder zijn op de plankaart aanduidingen weergegeven. Deze aanduidingen worden genoemd in de regels, die bij de bestemmingen horen. In de regels wordt niet alleen naar aanduidingen op de plankaart verwezen, maar ook begrippen gehanteerd. Deze begrippen zijn omschreven in artikel 1 van de regels.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
38
Artikel 2 bevat de begrippen, die meetbaar zijn. Voor de wijze van meten bij deze begrippen zijn in dit artikel regels gesteld. De bestemming Agrarisch betreft de twee boerderijen in het plangebied. Hier mogen voor grondgebonden agrarische bedrijven bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en één bedrijfswoning met aan- en bijgebouwen per bedrijf worden gebouwd. Gebouwen mogen slechts binnen de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd. Het bouwvlak zorgt ervoor dat tussen gebouwen en de Roeleveenseweg voldoende afstand resteert, wat de verkeersveiligheid dient. Verder wordt met dit vlak de ondergrondse rioolwaterpersleiding gevrijwaard van bebouwing. Bij één boerderij beschermt het bouwvlak het monumentale karakter van de bebouwing. De bestemming Natuur betreft de landerijen in het plangebied. Deze zijn bestemd voor het behoud en ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden. Aan deze doeleinden zijn ondergeschikt agrarisch medegebruik in de vorm van extensieve beweiding. Alle aanwezige landerijen zijn hierin ondergebracht evenals de waterlopen. De aard van de bestemming komt tot uitdrukking in het feit dat alleen bouwwerken, geen gebouwen, mogen worden opgericht en dat voor een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden burgemeester en wethouders een aanlegvergunning verstrekt moeten hebben. De bestemming Sport – manege betreft de onlangs uitgebreide manege. In deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en één bedrijfswoning met aan- en bijgebouwen worden gebouwd. De bedrijfswoning kent een eigen bouwvlak. De bestemming Verkeer – railverkeer betreft het gedeelte van de Hofpleinspoorlijn in het plangebied. De lijn overkluist de Roeleveenseweg, een fietspad en de autosnelweg A12. Op deze drie plekken ter hoogte van de aanduiding ‘onderdoorgang’ geldt de onderliggende bestemming, die het bouwen van een brug ten behoeve van de spoorlijn toelaat. De bestemming Verkeer – autosnelweg betreft het gedeelte van autosnelweg A12 in het plangebied. De A12 begrenst het plangebied aan de zuidzijde. Het evenwijdig aan de A12 gelegen fietspad is in de bestemming Natuur ondergebracht. De bestemming Verkeer – straat betreft de Roeleveensweg. De omliggende sloten zijn echter in de bestemming Natuur ondergebracht. De bestemming Wonen betreft een viertal woningen. Twee daarvan zijn geheel vrijstaand, twee halfvrijstaand. De laatste staan in het bestemmingsvlak waarin een ‘twee aaneen’ is aangeduid. De woningen bestaan uit hoofd- en aan- en bijgebouwen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet gebouwd worden op gronden, ie op de plankaart als ‘specifieke bouwwerken’ is aangeduid. Verder zijn erven en tuinen toegestaan in deze bestemming. De plas in de Roeleveensepolder is bestemd voor waterberging en waterhuishouding. De aard van de bestemming komt tot uitdrukking in het feit dat alleen bouwwerken, geen gebouwen, mogen worden opgericht. Parallel aan en net naast de Roeleveensweg loopt een ondergrondse rioolwaterpersleiding. De leiding dient beschermd te worden. Andere bestemmingen die boven of rondom deze leiding gelegen zijn, dienen geen nadeel voor deze leiding te vormen. Deze leiding kent derhalve de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’. Ter bescherming is een indirecte beschermingszone ingesteld van 5 meter ter weerszijden van het hart van de leiding. Deze is ook in de dubbelbestemming opgenomen. Daarin geldt een aanlegvergunningenstelsel. De regels van de andere bestemmingen zijn hierop gericht.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
39
Voor de bouw van kleine gebouwen, geringe afwijking en dergelijke is een algemene ontheffing opgenomen in artikel 13. De strafbaarheid van afwijking van dit bestemmingsplan is in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening geregeld.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
8
40
OVERLEG EN INSPRAAK Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 9 september 2008 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
Provincie Zuid-Holland Politie Haaglanden Brandweer Den Haag, Afdeling Risicobeheersing/Hulpverleningsregio Haaglanden VROM Inspectie Regio Zuid-West Stadsgewest Haaglanden Rijkswaterstaat Zuid-Holland Hoogheemraadschap van Delfland Hoogheemraadschap van Rijnland Duinwaterbedrijf Zuid Holland HTM Infra Connexxion NV Nederlandse Spoorwegen ProRail Het bestuur van de Fietsersbond enfb, Afdeling Den Haag Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o. Kamer van Koophandel Haaglanden Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit/Directie Zuid-West Stad en Milieu Haags Milieucentrum Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging IVN, Vereniging voor natuur- en milieueducatie Den Haag Haagse Vogelbescherming Stichting Het Zuid-Hollands Landschap Stedin B.V. Tennet BV N.V. Nederlandse Gasunie Stichting BOOG Burgemeester en wethouders van Zoetermeer Burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp Burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg Wijkvereniging Leidschenveen
Van de onder 3, 4, 5, 7, 15, 24, 25, 27 en 30 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de onder 8 genoemde instantie valt het plangebied buiten hun beheergebied. De onder 16 genoemde instantie heeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. 8.1.1 Behandeling ingekomen reacties 1.
Provincie Zuid-Holland
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
2.
41
Politie Haaglanden
3. Hulpverleningsregio Haaglanden De Hulpverleningsregio Haaglanden heeft de volgende reactie (geciteerd). “Op 11 september 2008 ontving ik ter advisering van u in het kader van ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening het voorontwerpbestemmingsplan Roeleveen, te Den Haag. In reactie hierop bericht ik u dat de brandweer Den Haag en de Hu Haaglanden het voorontwerp-bestemmingsplan op een aantal veiligheidsrelevanties heeft gescand. Het plangebied is onderdeel van het waterbergingsproject de Nieuwe Driemanspolder en bevat voornamelijk de bestemmingen groen en water, slechts op een aantal plekken is de bestemming wonen (beperkt) toegestaan. In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn binnen of in de directe nabijheid van het plangebied twee risicobronnen aan te merken: • de rijksweg A12, onderdeel Basisnet transportroute gevaarlijke stoffen; • aardgastransportleiding ten zuiden van de A12. Gelet op de afstand van het plangebied tot de A12 en de aardgastransportleiding en de lage bevolkingsdichtheid in het plangebied wordt geconstateerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename van bestaande risico’s. Verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Wel wordt geadviseerd in de toelichting een korte paragraaf over externe veiligheid op te nemen, zodat duidelijk is dat externe veiligheid is gecontroleerd maar dat er geen knelpunten zijn Wel vraag ik graag uw aandacht voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte. Gebleken is dat binnen het plangebied de al aanwezige sirenes van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) geen volledige dekking hebben (zie bijlage). Geadviseerd wordt de bewoners op een andere manier te alarmeren, bijvoorbeeld met sms-berichten (cel broadcast). Meer informatie hierover kunt u vinden op de website van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties www.risicoencrisis.nl (Cell-broadcast). Reactie In de toelichting is in paragraaf 4.5 aandacht besteed aan externe veiligheid. Aan de tekst wordt toegevoegd: ‘In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn binnen of in de directe nabijheid van het plangebied risicobronnen aan te merken: 4. de rijksweg A12; 5. de spoorlijn tussen Den Haag en Zoetermeer; 6. de aardgastransportleiding ten zuiden van de A12. Er zijn geen stationaire risicobronnen aanwezig of geprojecteerd, of liggen buiten de inventarisatieafstand van 150 meter van het plangebied af. Ad 1) Het plangebied valt binnen de invloedssfeer van 200 meter van de snelweg, die bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad tot een Route gevaarlijke stoffen is als bedoeld in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, is
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
42
aangewezen. Volgens de basisnetkaart van 11 maart 2008 ligt de plaatsgebonden risico contour van 10-6 van de A12 tussen Den Haag en Zoetermeer niet buiten het asfalt van deze weg. Het groepsrisico is zeer laag en bedraagt minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Vanwege het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied, neemt het groepsrisico ook niet toe. Daarom is een nader onderzoek naar het groepsrisico op grond van de Circulaire risiconormering niet noodzakelijk. Ad 2) Over dit spoor worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Daarom is een nader onderzoek naar het groepsrisico op grond van de Circulaire risiconormering niet noodzakelijk. Ad 3) Deze hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie (W 539 – 01) heeft een diameter van 12’’ en een werkdruk van 40 Bar. Voor deze leiding geldt overeenkomsitg de geldende ministeriële circulaire ‘Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen’ uit 1984 voor het persoonsgebonden risico een toetsingsafstand van 30 meter. Aan de toetsingsafstand wordt ruimschoots voldaan. Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig het Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen , revisie 3”van 21 januari 2008 , kenmerk TAM 07.03138. Op grond hiervan geldt een inventarisatieafstand van 140 meter. Binnen deze afstand bevindt zich op 90 meter van de aardgastransportleiding één woning. Op grond van de vernieuwde uitgangspunten van het Centrum Externe Veiligheid “Veiligheidsafstanden voor hogedruk aardgastransportleidingen” van 1 januari 2007 is gebleken dat de bijdrage van het groepsrisico buiten de 35 Kw/m2 contour uiterst gering is. Aan de hand van de combinatie van diameter en druk van deze leiding ligt deze contour op 70 meter. Aangezien de enige bebouwing op 90 meter van de buisleiding ligt en er geen geprojecteerde bestemmingen zijn voorzien, is een nader onderzoek naar het groepsrisco niet noodzakelijk. Gelet op de afstand van het plangebied tot de A12 en de aardgastransportleiding en de lage bevolkingsdichtheid in het plangebied wordt geconstateerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename van bestaande risico’s. De Gasunie bevestigt dit in haar reactie in het kader van het vooroverleg. Zij constateert dat ‘bij haar toetsing aan de geldende ministeriële circulaire het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van hun leiding valt. Daarmee staat vast dat de leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. De planontwikkeling betreft geen kwetsbare of beperkt kwetsbare functies.‘ 4.
VROM Inspectie Regio Zuid-West De VROM Inspectie heeft de volgende reactie (geciteerd). “Over uw verzoek om advies ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke Ordening over het bestemmingsplan Roeleveen bericht ik u het volgende. Naar aanleiding van de decentrale sturingsfilosof ie van de Nota Ruimte heeft het kabinet besloten om zoveel mogelijk tot één rijksreactie te komen ten aanzien van de beoordeling van ruimtelijke plannen. Besloten is de VROM-
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
43
Inspectie met betrekking tot de advisering van gemeentelijke plannen een coördinerende rol te laten vervullen. Deze werkwijze houdt in dat de VROMInspectie voortaan de reacties van alle betrokken rijksdiensten in één gecoördineerde rijksreactie zal verwoorden. In dat kader meld ik u dat uw verzoek om advies aanleiding geeft om de volgende opmerking te maken. Externe Veiligheid (EV) (Rijkswaterstaat) In paragraaf 4.5 van de toelichting wordt aandacht besteed aan externe veiligheid. Hier wordt in feite alleen melding gemaakt van de wettelijke regels en beleidsuitgangspunten voor EV. Rijkswaterstaat Zuid Holland gaat ervan uit dat in het ontwerp-bestemmingsplan nader zal worden ingegaan op de mogelijke effecten van het plan op de EV en de eventuele (extra) maatregelen ter verhoging van de zelfredzaamheid.” Reactie Om aan dit verzoek te voldoen is in paragraaf 4.5 een toevoeging aangebracht, die bij het antwoord op reactie 3. is vermeld. Omdat de planontwikkeling geen kwetsbare of beperkt kwetsbare functies betreft, behoeft de zelfredzaamheid bij de bestaande bebouwing niet onderzocht te worden.. 5. Stadsgewest Haaglanden Het Stadsgewest Haaglanden heeft de volgende reactie (geciteerd). “ In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u ons het voorontwerp bestemmingsplan Roeleveen toegezonden. In het bestemmingsplan worden ten behoeve van het waterbergingsproject De Nieuwe Driemanspolder de huidige bestemmingen of de gebruiksvoorschriften gewijzigd. De voorgestelde wijzigingen passen binnen het vigerende Regionaal Structuurplan Haaglanden, zoals op 16 april 2008 vastgesteld, en leiden daarom niet tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt gerefereerd aan het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2002 (3.2.4.). Inmiddels is het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) in april 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur Haaglanden en in juli door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Het RSP 2020 houdt op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (hoofdstuk IX, afdeling 9.1, artikel 9.1.2. lid 4) de werking die het op grond van hoofdstuk IV, afdeling 3 WRO had. Gemeenten zijn gebonden aan het vastgestelde RSP 2020, maar ook aan besluiten van het Stadsgewest op sectorale beleidsterreinen, zoals verkeer en vervoer, wonen, bedrijven, kantoren, detailhandel, milieu, jeugdzorg, ruimtelijke ontwikkeling, groen en grondbeleid. Wij verzoeken u de tekst van het bestemmingsplan op dit punt aan te passen.” Reactie Het bestemmingsplan wordt op grond van afdeling 9.1, artikel 9.1.2. lid 4 van de Invoeringswet Wet getoetst aan het in april 2008 door het algemeen bestuur Haaglanden vastgestelde en in juli door Gedeputeerde Staten goedgekeurd Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) . Het is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit,
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
44
wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. Uit deze prioriteiten spreekt de ambitie om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Het bestemmingsplangebied valt onder de investeringsprioriteit ‘regionale groenstructuur’. Dit is één van de zeven dragende projecten voor een concurrerende Zuidvleugel. Het gebied draagt bij aan de totstandkoming van aantrekkelijke en toegankelijke parken en recreatiegebieden, zoals aangegeven op Kaart 8 ‘Ontwikkelbeeld 2030 groen ‘. Tevens voldoet het aan de Kaderstellende uitspraak: ‘De regionale groengebieden hebben in het RSP een beschermde status gericht op verdere ontwikkeling op basis van de belangrijke waarden. Deze status wordt uitgewerkt door middel van structurerende elementen.’ Ook is geconstateerd dat het bestemmingsplangebied voldoet aan de volgende Richtinggevende uitspraken: - Het groen van Haaglanden ontwikkelen als een samenhangende structuur van aantrekkelijke, goed verbonden en toegankelijke groengebieden; - De groene structuur is nauw verbonden met de blauwe structuur en biedt ruimte om de wateropgaven nu en in de toekomst het hoofd te bieden; - Het groene netwerk Haaglanden zorgt ervoor dat de afzonderlijke kernen niet aan elkaar vast groeien; - Ecologische structuur ontwikkelen als onderdeel van de kwaliteit van de regionale groene structuur; - Haaglandse groenstructuur goed verbinden met het groen in omliggende regio’s en - Groene buffers met aangrenzende regio’s behouden. De voorgestelde wijzigingen in dit bestemmingsplan passen binnen het RSP 2020. Bovenstaande tekst vervangt de tekst in paragraaf 3.2.4 van de toelichting 7.
Hoogheemraadschap van Delfland Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft de volgende reactie (geciteerd). “ In het kader van artikel 3.1.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het bestemmingsplan Roeleveen in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan kan worden ingestemd. Niet instemmen Wij kunnen niet instemmen met het bestemmingsplan. In het plan is onvoldoende invulling gegeven aan het beleid van Delfland zoals vermeld in de handreiking watertoets 2007. Het betreft het thema bestemmingslegging. Bestemmingslegging Binnen het plangebied liggen enkele hoofdwatergangen die van belang zijn voor aan- en afvoer van water in het gebied. Deze zijn niet op de plankaart opgenomen. In bijlage 1 is een figuur opgenomen met daarin de ligging van deze hoofdwatergangen. Wij verzoeken u deze watergangen primair te bestemmen.”
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
45
Reactie De betreffende hoofdwatergangen zijn de bestemming ‘Water’ aangewezen en zijn op de plankaart ingetekend. In paragraaf 4.8 van de Toelichting bij het bestemmingsplan wordt onder het kopje ‘Keur’ de tekst toegevoegd: Binnen het plangebied liggen enkele hoofdwatergangen die van belang zijn voor aan- en afvoer van water in het gebied.’ Ze zijn opgenomen in de werking van de Keur. Ze zijn de bestemmin ‘Water’ aangewezen. In paragraaf 5.2 wordt in de tabel ‘Bestaande ruimtelijke structuur’ in de 5e rij na de tekst onder de eerste punt ingevoegd: ‘Enkele hoofdwatergangen op grond van Keur zijn in de bestemming ‘Water’ ondergebracht. 15.
Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o. De Algemene Vereniging voor Natuurbescherming (AVN) heeft de volgende reactie (geciteerd). “Onder dankzegging voor de toezending van het Voorontwerpbestemmingsplan Roeleveen, dat wij met belangstelling hebben gelezen, zou de AVN nog willen pleiten voor het volgende: • Dat het karakteristieke bomenbestand rond de monumentale boerderij Roeleveenseweg 8 in stand blijft. • Dat de oevers van de in het plangebied gelegen plas met veel ruigte en riet worden ingericht en de bestaande knotwilgen langs de plas gespaard worden. Dit om niet alleen de fazant en de patrijs, maar ook zeldzame vogelsoorten als karekiet, rietzanger en misschien roerdomp een kans te geven daar te broeden. Voor het overige is ons duidelijk dat het plan Roeleveen moet worden gezien in samenhang met het totale inrichtingsplan Nieuwe Driemanspolder/Roeleveen en daarvan in feite deel uitmaakt. Tot slot komen we tot de conclusie dat het plan in overeenstemming is met het Streekplan, het Regionaal Structuurplan en “Stad en Land in Balans” (EHS/Groen Blauwe Slinger). Wij wensen u verder veel succes met de uitwerking van de plannen en zien het Ontwerp bestemmingsplan Roeleveen met belangstelling tegemoet.” Reactie Omtrent het karakteristieke bomenbestand rond de monumentale boerderij Roeleveenseweg 8 wordt opgemerkt dat de ligging van de bouwgrens voor bedrijfsgebouwen het voorerf daarvan vrijwaart. De bestemming laat groenvoorzieningen toe. Omtrent de oevers rondom de plas wordt opgemerkt dat de bestemming ‘Water’ op de oevers groenvoorzieningen toelaat. Rondom de plas geldt de bestemming ‘Natuur’, die natuurontwikkeling als doeleind kent. 24. Tennet BV Tennet heeft de volgende reactie (geciteerd). “ Met uw brief van 9 september 2008, kenmerk JZ/2008.256 II, ontvingen wij in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening een exemplaar van het voorontwerp-bestemmingsplan Roeleveen van
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
46
augustus 2008. In het plangebied waarop het bestemmingsplan van toepassing zal zijn, bevinden zich gedeelten van onze in hoofde vermelde telecommunicatieverbindingen die gelegen zijn langs het Nieuweveenspad aan de noordzijde van rijksweg Al 2. Deze kabelverbindingen maken onderdeel uit van een omvangrijk telecommunicatie- netwerk van ons bedrijf dat tot taak heeft om via signalering de verschillende onder delen van het elektriciteitsnet te bewaken en aan te sturen om daarmee een veilige en betrouwbare energievoorziening te waarborgen. Ter informatie hebben wij een afdruk bijgevoegd van de plankaart waarop in groen onze verbindingen zijn aangegeven, alsmede een afdruk van onze detailtekeningen nrs. WK21 74, wijz. R; WK2222, wijz. M en WK2223, wijz. F. Indien voortvloeiend uit dit bestemmingsplan werkzaamheden zich zullen uitstrekken in de richting van onze verbindingen dan verzoeken wij u ons bedrijf tijdig bij het overleg te betrekken.” Reactie Het bestemmingsplan betreft geen ruimtelijke ontwikkelingen waarbij grondverzet ter hoogte van het tracé van de leidingen van Tennet zal plaatsvinden. 25.
N.V. Nederlandse Gasunie De Nederlandse Gasunie heeft de volgende reactie (geciteerd). “ Naar aanleiding van uw brief van 9 september jongstleden, waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro deed toekomen, delen wij u het volgende mee. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting medio 2009 in werking zal treden middels de AMvB Buisleidingen. De circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal dan komen te vervallen. Waarschijnlijk zal genoemde circulaire al medio dit jaar worden opgevolgd door een tijdelijke nieuwe circulaire tot het moment dat voornoemde AMvB in werking is getreden. Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. Onder dankzegging voor de toezending, retourneren wij hierbij het bestemmingsplan.” Reactie Om aan dit verzoek te voldoen is in paragraaf 4.5 een toevoeging aangebracht, die bij het antwoord op reactie 3. is vermeld. 27.
Burgemeester en wethouders van Zoetermeer
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
47
Burgemeester en wethouders van Zoetermeer hebben de volgende reactie (geciteerd): “Bij een vergelijking met het ontwerpbestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder-Roeleveen waarvan de westelijke plangrens grenst aan het voorontwerpbestemmingsplan Roeleveen bleek de weergave van het tracé van de rioolwaterpersleiding op de twee plankaarten niet met elkaar in overeenstemming te zijn. Het ontwerpbestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder- Roeleveen is op de informatiebijeenkomst Nieuwe Driemanspolder op 30 oktober 2008 aan u overhandigd. Wij zenden u voor de volledigheid alsnog de plankaart toe. Daarnaast is een detailkaart van de plangrens en het tracé van de rioolwaterpersleiding nabij de Roeleveenseweg bijgevoegd.” Reactie In de knik in de Roeleveensweg loopt de rioolwaterpersleiding door het plangebied. Verder blijkt de beschermingszone van de leiding op Zoetermeers grondgebied ook in het plangebied gelegen te zijn. Beide elementen zijn op de plankaart ingetekend. 30. Wijkvereniging Leidschenveen De Wijkvereniging Leidschenveen heeft de volgende reactie (geciteerd). “ Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder Roeleveen willen wij hierbij onze zienswijze indienen. Allereerst willen wij graag melden dat wij blij met deze extensieve recreatie omdat de wijk Leidschenveen weinig groen bevat. Vanuit Wijkberaad Leidschenveen willen wij toch uw aandacht vragen voor de volgende punten: • Nokhoogte 9m1 maximaal is 6m1 in verband met eventuele bebouwing. Geen bebouwing in overloopgebied zelf. • Ontsluiting N469 - geen rotonde, maar een afslag (buiten bebouwde kom) 80km. weg, dus afslagstrook en voorsorteerstrook in middenberm met mogelijkheid voor invoegstrook. Weegt dit niet op tegen de aanleg van één rotonde? • Waarom is de dijkhoogte zo hoog, 2m1 extra t.o.v. het huidige maaiveld (open zichtlijnen)?. Is dat om de capaciteit te kunnen verdubbelen? 2 miljoen m3 naar 4 miljoen waterstand op sommige plaatsen 4m1 met 1.10m1 opzet. • Wij zijn het niet eens met het wegsaneren van het verkeersplan. • Wij maken bezwaar tegen de verhoging van de dijken. Gelet op bovenstaande bezwaarpunten maken wij ons ernstige zorgen over een aantal zaken in het ontwerpbestemmingsplan en denken wij dat onze wijk Leidschenveen hierbij niet gebaat is. Wij gaan ervan uit dat de leden van de projectgroep gesteund door de gemeenteraden onze punten serieus nemen en opnemen in de uitvoering van de Driemanspolder.” Reactie De reactie betreft het ontwerp-bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder – Roeleveen. Bij de ontvangst van deze reactie is deze onverwijld doorverzonden aan de gemeenteraad van Zoetermeer, zodat zij in de besluitvorming omtrent dit ontwerpbestemmingsplan kon worden.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
48
8.2. Terinzagelegging voorontwerp-bestemmingsplan Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft, ter voldoening aan de gemeentelijke inspraakverordening, ter inzage gelegen van 18 september tot en met 29 oktober 2008. Er zijn vier reacties binnengekomen. Manege Leidschenveen, G.F.P van Duijn, Roeleveenseweg 4, 2493 ZH Den Haag De volgende reactie is geciteerd. “ Graag maken wij van de gelegenheid gebruik om onze kanttekeningen c.q. vragen te stellen bij het Voorontwerp “Bestemmingsplan” Roeleveen: 1.
2.
3.
4.
In de grote groene driehoek die ligt tegenover onze manege (overzijde Roeleveenseweg grenzend aan de Hofplein/Erasmuslijn) is in het voorontwerp “recreatief groen” c.a. Voorzien. Graag zouden wij (via pacht o.i.d.) op een deel van het genoemd terrein beweiding van onze paarden als optie zien, ingepast in de totaal recreatieve idee. Wij horen graag van uw College hoe u daar tegenover staat. Rondom onze manege liggen nog een aantal groenstroken (links één met opstal) en grenzend rechts snippergroen. Wij sluiten niet uit dat deze stroken in de toekomst via de koop zouden kunnen worden verworven. Zijn de desbetreffende stroken inpasbaar in de bestemming “manege” c,a. zoals die thans is ingetekend en voorzien? Of is de bestemming “manege” op de plankaart nog iets uit breiden? Vlak voor het tunneltje Roeleveenseweg staan nu bouwketen. Is het mogelijk van deze snipperruimte parkeergelegenheid te maken. In de openbare ruimte aan die zijde van de tunnel is weinig parkeermogelijkheid (ref. ook de sportaccomodaties aldaar). Wij maken u er op attent dat op ons terrein een aantal gebouwtjes (die daar vergund staan) niet zijn ingetekend (de kantine op het manegecomplex en achter het stalcomplex nog drie kleine opstallen). Wellicht kunt u die nader op de plankaart plaatsen. De drie voornoemd laatst genoemde kleine opstallen zouden wij graag tot één geheel voegen (zelfde inhoud in m3 en oppervlak in m2 ). Graag horen wij uw standpunt hierover.”
Reactie 1) Het bestemmingsplan wordt vastgesteld om te voldoen aan de Groenblauwe slinger. In dat verband ligt in Roeleveen het accent op een betere toegankelijkheid voor het publieke en en een meer ecologisch beheer van het grasland. Binnen de bestemming ’Groen op regioniveau’ zijn de gronden bestemd voor het behoud en de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden is agrarisch medegebruik in de vorm van extensieve beweiding mogelijk. Ook is sprake van extensief recreatief medegebruik. Dat is geen recreatief groen. Wel zijn ruiterpaden een onderdeel van de herinrichting. 2) Dit bestemmingsplan beoogt het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden. Om die reden zijn de bestaande
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
3) 4)
49
begrenzingen van de percelen waarop boerderijen, de burgerwoningen en de manege gelegen zijn, gehanteerd. Het aanleggen van parkeerplaatsen past niet in het doel van dit bestemmingsplan. De kaart is op de vergunde gebouwen is gescreend. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om gebouwen te verplaatsen of samen te voegen.
B.J. de Heer, Roeleveenseweg 5, 2493 ZJ Den Haag De volgende reactie is geciteerd. “ Hierbij maak ik gebruik van de mogelijkheid om als belanghebbende te reageren op bovengenoemd plan. Mijn woning is gelegen in het betreffende plan en graag zou ik het perceel bij mijn woning willen uitbreiden. Maar onderhandelingen met de huidige eigenaar zijn tot op heden op niets uitgelopen. Mijn verzoek is nu of u mij die mogelijkheid wel wilt bieden. Als dat bespreekbaar is en wij kunnen tot overeenstemming komen, dan kan daar in de bestemmingswijziging namelijk al rekening mee gehouden worden.” Reactie Dit bestemmingsplan beoogt het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden. Om die reden zijn de bestaande begrenzingen van de percelen waarop boerderijen, de burgerwoningen en de manege gelegen zijn, gehanteerd. De bestemming biedt wel de mogelijkheid om bijgebouwen of aan- en uitbouwen te bouwen. Appelman Advies Onteigening B.V., P. Appelman namens Maatschap v.d. Ende, Roeleveenseweg 8, 2493 ZH Den Haag De volgende reactie is geciteerd. “Ten vervolge op mijn aan U gerichte E mail van 26 oktober j.l. bericht ik U namens Maatschap v.d. Ende als volgt. Onderhavig schrijven is heden niet alleen per gewone post naar U verzonden, maar volledigheidshalve ook per E mail, naar
[email protected]. Op pagina 11 van het voorontwerp, maakt U onder het kopje “Monumenten” melding van een Gemeentelijk monument, c.q. boerderijcomplex, dat - zo schrijft U - nog herinnert aan het “ agrarische verleden, met culturele waarden door U tevens gekwalificeerd als goed bewaard gebleven. Namens cliënt maak ik U opmerkzaam dat 1 het in casu geen verleden betreft doch dat het complex ook thans nog in agrarisch gebruik is. 2 Dat het goed bewaard is gebleven is mogelijk gebleken door het economisch bestaansrecht van cliënt. 3 Dat echter thans het economisch (agrarisch) bestaansrecht wordt ondergraven. Immers het agrarische karakter dreigt ondergeschikt te worden gemaakt. Blijkbaar is slechts extensieve beweiding toegestaan. Bovendien zou extensief recreatief medegebruik worden toegestaan en worden nieuwe wandel en ruiterpaden aangelegd. Het zal U duidelijk zijn dat de schoorsteen hiervan op een agrarisch bedrijf niet kan blijven roken en derhalve kan ook een toekomstig adequaat onderhoud van de
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
4
5
6
50
gebouwen niet meer worden gefinancierd. Uw plannen ondergraven de financiële mogelijkheden van cliënt zodanig dat hij niet meer in staat moet worden geacht zijn monumentale gebouwen adequaat te kunnen blijven onderhouden. Op pagina 34 is vermeld dat de landerijen van cliënt in principe zullen worden verworven. Echter wanneer en door wie is onbekend. Dezerzijds wordt hiermee de indruk verkregen dat de kansen op daadwerkelijke en feitelijke planrealisatie minimaal zijn, ofwel het ziet er naar uit dat de economische uitvoerbaarheid niet is verzekerd. Een dergelijke aanpak lijkt cliënt te maken tot een vogelvrij verklaarde ondernemer, zonder enige rechtszekerheid, wiens bedrijf volledig wordt bevroren. Tevens wordt zo’n bedrijf, evenals de gebouwen in de vrije markt volstrekt onverkoopbaar! Kortom hij gaat schade lijden! Naar het zich laat aanzien zijn er andere percelen van cliënt die in de nieuwe bestemming zullen worden bestemd voor water berging. Niet vermeld is in hoeverre deze gronden t.z.t. zullen worden verworven. Het lijkt er naar uit te zien dat deze gronden naar Overheidsbelieven, al dan niet tijdelijk onder water kunnen worden gezet. Kortom ook voor dit gedeelte is de eeuwen oude gebruikelijke agrarische exploitatie niet meer verzekerd. Tot slot wordt in bijzonder bezwaar aangetekend tegen de redenen van planherziening t.w. a waterbeheersingproblemen wegens klimaatveranderingen. Naar mijn mening is tot dusver nergens aangetoond dat er reeds sprake is van een andere dan normale (tijdelijke?) klimaatverandering. Laat staan dat nu reeds sprake zou zijn van daaruit voortvloeiende waterbeheersingproblemen. b Uw vermeende behoefte aan een stevige groenstructuur. Is het huidige groen niet stevig. Het bestaat reeds eeuwen en heeft haar bestaansrecht reeds lang bewezen! Is de huidige groenstructuur niet stevig? Die heeft juist zijn stevigheid en bestaansrecht bewezen. Kortom er is onvoldoende noodzaak om het huidige eeuwenoude groen in te wisselen voor - zogenaamd - modern groen. c De behoefte aan recreatie? Recreatieve gronden zijn reeds ruimschoots aanwezig rondom den Haag, Delft en Zoetermeer. Wordt het recent gerealiseerde Balijbos (druk) bezocht door recreanten? Zijn er studies waar uit blijkt dat het Balijbos te klein zou zijn, c.q. dat er evident te weinig recreatieve gronden voor handen zijn? d Tot slot zou er meer behoefte zijn aan ruimte voor water wegens de VINEXwijk Leidschenveen. De reden daarvoor ontgaat mijn cliënt. Gaat het in een VINEX wijk meer dan normaal regenen? En ingeval het daar al extra zou regenen, is het toch redelijk dat het water binnen de VINEX wijk zelf wordt opgevangen, danwel dat het bedrijf tegen VINEX prjjzen voor VINEX doeleinden in totaal wordt opgekocht!” Reactie 1) Het betreft een citaat uit de omschrijving van het gemeentelijk monument. Het monument toont een beeld van het agrarisch gebruik in vroegere tijden. Het citaat betekent niet dat er nu geen agrarisch gebruik meer zou zijn. De aangewezen bestemming ‘Agrarisch’ geeft dat ook aan.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
51
3 en 4) Met de omzetting van landerijen naar natuurgebieden zal de huidige agrarische bedrijfsvoering in het plangebied niet meer mogelijk zijn. Recentelijk is in overleg met Hoogheemraadschap van Rijnland besloten dat deze met de eigenaren van gronden en rechthebbenden op gronden in het plangebied over verwerving gaat onderhandelen. 5) De gronden die voor waterberging zullen worden aangewend liggen niet in het plangebied. 6a) De wateropgave is een uitgangspunt van het Streekplan Zuid-Holland West. Op grond daarvan is gekozen voor de herinrichting ten behoeve van een Groen-blauwe slinger. Deze heeft een procedure tot vaststelling door Provinciale Staten doorlopen. Daarin bestond de mogelijkheid tot het inbrengen van bezwaren. De waterberging is geen opgave voor dit bestemmingsplan, maar betreft een ander bestemmingsplan. 6b) In het Streekplan wordt groen in agrarisch gebruik minder gewaardeerd dan groen als onderdeel van een natuurgebied. 6c) Het bestemmingsplan gaat van extensief recreatief medegebruik uit, niet van recreatieve gronden. 6d) De waterberging is geen opgave voor dit bestemmingsplan maar betreft een ander bestemmingsplan. De bepaling van prijzen voor de verwerving van gronden vormt geen onderdeel van de procedure voor de vaststelling van het bestemmingsplan. P. Blesgraaf namens VVE Athene’s (Arenastraat 19 t/m 31) De volgende reactie is geciteerd. Namens een steeds radelozer wordende greep Hagenaren die woont aan de rand van Leidschenveen doe ik hierbij een dringend beroep op u. Sinds 5 jaar voeren wij op ambtelijk en bestuurlijk niveau overleg met de gemeente Leidschendam-Voorburg om de Kostverlorenweg (LeidschendamVoorburgs grondgebied) verkeersluwer te maken. De plannen hieromtrent waren destijds heel duidelijk: na aanleg van de Zoetermeerse Rijweg zou de Kostverlorenweg, waar veel sluipverkeer gebruik van maakt (zie foto), worden afgesloten voor doorgaand (niet-bestemmings)verkeer. Deze plannen zijn echter nooit doorgevoerd. Van uw collega E. Beimers heb ik letterlijk te verstaan gekregen dat hij geen aanleiding ziet zich in te spannen voor burgers buiten zijn gemeentegrenzen. Na zeer uitvoerige briefwisseling hebben de betrokken ambtenaren overigens wel herhaaldelijk aangegeven dat in het toekomstige bestemmingsplan Driemanspolder restricties zouden worden gesteld bij het gebruik van deze polderweg, passend bij het ecologisch karakter van het nieuw te ontwikkelen gebied. Nu het zover is en het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage ligt blijkt dat, ondanks alle toezeggingen die wij daarover hebben, de gemeente Leidschendam-Voorburg de weg in functionele zin geen enkele beperking oplegt. Dat is strijdig met de toezeggingen. Bovendien is, precies op de grens tussen Haags en Leidschendam-Voorburgs grondgebied, op de Landscheidingsdijk, een voet geprojecteerd. Dat is pal voor onze 4-laagse woning met veel glas aan die zijde. Evenals de Kostverlorenweg heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg ook de dijk in functionele zin ‘vogelvrij’ verklaart. De plannen doen geen enkel recht aan de architectuur en het gebruik van onze woningen.
Toelichting bij het bestemmingsplan Roeleveen (ontwerp)
52
Uiteraard zullen wij tegen deze plannen (uiterlijk 21 november a.s.) bezwaar aantekenen. Echter, gezien het overleg dat wij al 5 jaar voeren, de opstelling van wethouder Beimers en het keer op keer niet nakomen van afspraken door de gemeente Leidschendam-Voorburg hebben wij er geen enkel vertrouwen in dat wij dit keer wel serieus worden genomen. Ik verzoek u mij aan te geven of u vanuit uw rol iets kunt bijdragen aan deze kwestie.” Reactie De reactie betreft het ontwerp-bestemmingsplan van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Bij de ontvangst van deze reactie is deze onverwijld doorverzonden aan de gemeenteraad van deze gemeente, zodat zij in de besluitvorming omtrent dit ontwerpbestemmingsplan kan worden betrokken. Er zijn meerdere zienswijzen ingebracht bij de gemeente Den Haag omtrent de ontwerpbestemmingsplannen van de gemeente Leidschendam-Voorburg en van de gemeente Zoetermeer. Deze ontwerpplannen lagen gelijktijdig ter inzage waarbij de inzagetermijn en de inzagetermijn van het voorontwerp van dit bestemmingsplan elkaar enigzins overlapte. De ontvangen brieven die als zienswijze omtrent de ontwerp-bestemmingsplannen waren bedoeld zijn onverwijld doorgestuurd naar de betreffende gemeenten.
Bijlage, behorende bij de toelichting van het bestemmingsplan Roeleveen -
Concept-Inrichtingsvoorstel Potteveen Nieuwe Driemanspolder Roeleveen, d.d. april 2006