TOELATINGSPROEVEN WOORDKUNST-DRAMA 2015-2016
Beste leerling
Kunstschool Genk biedt het komende schooljaar de studierichting Woordkunst-drama (WKD) aan in het derde jaar en vierde jaar van de tweede graad. Om in de studierichting WKD te kunnen starten, moet je slagen voor een toelatingsproef. Dit is zo wanneer je in het derde jaar wil starten en ook wanneer je in het vierde jaar wil instromen. Deze proef is bindend, wat betekent dat je één herkansing hebt indien je de eerste keer niet slaagt. De eerstvolgende toelatingsproeven gaan door op woensdag 1 juli 2015 en op donderdag 27 augustus 2015 van 9u tot 13u. (Dit kan eventueel uitlopen, afhankelijk van het aantal deelnemers.) Je kan kiezen tussen één van beide data. Als je in juli deelneemt, valt de herkansing op donderdag 27 augustus en als je in augustus niet geslaagd bent, kan je in de eerste week van september een herkansing doen (die datum leggen we later vast). Om voluit te groeien in deze studierichting, heb je een aantal basisvaardigheden nodig. Die toetsen we in de proef. Sommige delen van de proef kan je op voorhand voorbereiden, andere doe je ter plekke. De toelatingsproef bestaat uit: 1. De analyse van een scène uit een theatertekst (dit kan je voorbereiden); 2. Een dramaworkshop en een bewegingsworkshop in groep (dit kan je deels voorbereiden); 3. Een lied zingen en zangoefeningen (dit kan je deels voorbereiden); 4. Een gedicht en een prozatekst voordragen (dit kan je deels voorbereiden); 5. Een stemtest (dit kan je niet voorbereiden); 6. Een taaltest (dit kan je niet voorbereiden); 7. Je motivatie uitleggen (dit kan je voorbereiden). Meer uitleg over de opdrachten die je op voorhand dient voor te bereiden, vind je hieronder. Als je nog vragen hebt, kan je die altijd mailen naar
[email protected]. We kijken uit naar je komst en wensen je alvast veel succes met de voorbereiding.
Het WKD-team
1
OPDRACHTEN DIE JE KAN VOORBEREIDEN: 1. DE ANALYSE VAN EEN THEATERTEKST Lees de samenvatting en een fragment van de theatertekst “Ongelikt” van Bart Moeyaert in bijlage (BIJLAGE 1) grondig. Zorg dat je snapt waar het stuk over gaat en wat er in dit fragment gebeurt (wie, wat, waar, waarom, welk conflict, …). Tijdens de proef krijg je een aantal schriftelijke vragen die je zonder tekst moet beantwoorden. Daarmee kijken we of je inzicht hebt in de tekst en of je een eigen mening hebt over het thema van de tekst. 2. DE DRAMAWORKSHOP Leer volgende scène uit het hoofd. De twee rollen: zorg dat je zowel A als B kan spelen. We gaan ermee aan de slag tijdens de dramaworkshop. A: Komaan, vertel, wat heeft dit te betekenen? Is dit een grap of wat? B: Nee, dit is geen grap. A: Maar wat betekent dit dan? B: Wat je ziet. A: Een toneeltje of wat? B: Nee, ook geen toneeltje. Het is echt. A: Ik begrijp het niet. B: Je wil het niet begrijpen. A: Leg het me dan uit. B: Blijf kalm en rustig, beloof het me. A: Ik ben altijd kalm en rustig. B: Oké, ik zeg het je. 3. EEN LIED VOORBEREIDEN Kies een lied dat je voor ons zal zingen. Dat mag a capella of met begeleiding op de piano (breng dan de partituur mee, de zangdocent zal je begeleiden). Indien je in het vierde jaar wil instromen, geef dit duidelijk aan bij je aanmelding, of stuur alsnog een mailtje naar
[email protected]. Wij sturen jou dan via mail nog een opdracht voor notenleer en een ritmische oefening die je kan voorbereiden. 4. EEN GEDICHT EN EEN PROZATEKST EXPRESSIEF BRENGEN We zullen je vragen om de tekst in bijlage “Op de verjaardag van de hagedis” van Toon Tellegen (BIJLAGE 2) voor te dragen. Je mag de tekst vasthouden en af en toe naar het blad kijken, maar lees hem niet volledig af. We willen dat je de tekst ingeleefd brengt: dit betekent dat je ons aanspreekt als publiek en ons meeneemt in het verhaal. Geen droge tekstzegging dus, maar creëer een wereld waarin wij als publiek worden meegenomen. Speel met je stem en beweeg je, als dat bij jouw verhaal past, door de ruimte waarin je staat. Zorg dat ik als publiek zin heb om het verhaal te horen. Leer het gedicht hieronder van Jaap Zijlstra uit het hoofd. Zorg dat je het expressief kan voordragen. Dat betekent dat je je stem zo goed mogelijk inzet en je verbeelding gebruikt om het gedicht te brengen. Ook hier weer geen droge opzegging. Gebruik de ruimte, gebruik je
2
lichaam, gebruik alle mogelijkheden van je stemgeluid, breng attributen mee, … verras ons. Liever te veel dan te weinig. Je zit maar kil en wit te kijken, Geen oogopslag die mij begroet, Geen lettergreep die ertoe doet, Geen grijns die met de eer gaat strijken. Wat deed je schaterlach mij goed, Het vrolijk stampen van je voet! Je zit maar kil en wit te kijken. Waar is de felheid van je bloed, Je gretigheid, je overmoed, Je kon met lijf en leden prijken Dat het een lust was! O de gloed, De branding van je woordenvloed – Je zit maar kil en wit te kijken. 5. JE MOTIVATIE Denk op voorhand al na over waarom je deze opleiding graag wil doen. Wat je toekomstplannen zijn en naar wie je opkijkt in de theater-/ dans-/ muziekwereld.
3
BIJLAGE 1 THEATERSTUK “ONGELIKT” VAN BART MOEYAERT Samenvatting stuk: “Ongelikt” is een bewerking van het theaterstuk “King Lear” van William Shakespeare. De hoofdpersonages zijn koning Lear, zijn drie dochters, de Nar en Lot. De dochters van Lear willen hun vader vermoorden om daarna de rijkdom en het landgoed van hun vader onder hen drie te kunnen verdelen. In de achtste scène zijn Nar en Lot op bezoek bij de koning. De nar is degene die aan het hof grappen maakt om de koning te amuseren. Het (nood)lot is hier een vrouw. Zij kent de toekomst zoals die al op voorhand vastligt. Fragment stuk: Een interieur met stoelen en tafels. Een troon, waarop koning Lear zit. Lot en Nar vallen bij Lear binnen. Lot is zoals altijd onzichtbaar Alleen Nar ziet en hoort haar. Lear:
Het is grijs, het spreekt, en het is moe. Wat is het?
Nar:
Een hond, majesteit. Een sprekende hond.
Lear:
Je bent er om mij op te beuren, niet om mij uit te schelden. Het is grijs, het spreekt, en het is moe. Wat is het?
Nar:
Een hint, majesteit. Geeft u mij een hint, dat ik opnieuw kan raden.
Lear:
Goed. Het draagt een kroon.
Nar:
Een kroon?
Lear:
Het is een man, een vader. En het mist zijn vrouw.
Nar:
Majesteit, het klinkt niet als een grap.
Lear:
Het is er bij mijn weten wel één.
Lot:
U stelt zich aan.
Lear:
Het is oud.
Lot:
Ja, klopt. Uw botten zijn van ouwe kalk en u ruikt naar de bedpan. Man, hou op.
4
Lear:
Wat is het?
Lot:
Uzelf, uzelf.
Nar:
U pijnigt uzelf. Uw grijs staat u, en uw kroon staat u, maar hoe staat u er zelf bij? (Nar kleedt de koning fatsoenlijk aan.) Misschien kunt u alvast gaan liggen, met uw ogen dicht? Dan nemen we de maat en timmeren een kist, dat u nog vóór u gaat kunt zien wat voor soort hout de wormen krijgen.
Lot:
Daag me niet uit. De man heeft nog een maand. Min een dag.
Nar:
Denk aan uw dochters. (…) U lacht. Dat zie ik graag.
Lear:
Ze popelen zo lief. Ze hebben net als ik geen oog dichtgedaan. Zij van het bonken van hun hart, dat zeiden ze, en ik van het tikken van mijn klok. Tik tik… tik. Mijn klok valt bijna stil, Nar. Mijn mooiste woord was vroeger ‘meer’. Zo kort en goed, dat waar het mij om ging. Meer. Vannacht heb ik ineens beseft dat het mij niet langer warm maakt. Niet. Meer.
Nar:
Als je jong bent wil je méér, zo is het, majesteit. Maar is ‘minder’ dan nu uw mooiste woord?
Lear:
Nee. Hoewel: er zit een beetje ‘minder’ in.
Nar:
U spreekt in raadsels. Het is grijs, het is moe en het spreekt in raadsels.
Lear:
Teerbeminde. Teerbeminde!
Lot:
Ik word niet goed. (naar de dochters) De teerbeminden!
Nar:
Ze zijn niet teer.
Lear:
Nee. Ze zijn gehard. Van ellende hebben ze hun deel gehad. Hun moeder had lief, maar spaarde de roede niet. Toen ze ging was het land in rouw, soms erger nog dan wij, herinner jij je dat? Er was een vrouw die van verdriet haar ogen uit hun kassen haalde, en ergens was er een man zo gek, dat hij zijn betraande zakdoek stuurde, met een brief erbij: ‘Ik voel erg met u mee.’ Dat was aandoenlijk, maar ook treurig: het bracht de doden niet terug.
Lot:
(verveeld) Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Gedane zaken nemen geen keer. Het is dat het zo moest zijn.
Lear:
Ze hield het huis bij elkaar.
Lot:
Met de sleutel van de kamer van de meisjes, en met haar losse handen. En dat ze er graag één dronk, ook dat vegen we onder de mat.
5
Lear:
Er werd van alles over haar gezegd.
Lot:
Over de doden niks dan goeds.
Lear:
Zoals nu over mij.
Nar:
Niks dan goeds, majesteit.
Lear:
Ik ben niet dood.
Nar:
Nog lang niet.
6