Toekomstoriëntatie Stichting Welzijn Ouderen Sint-Anthonis (SWOSA)
Samen werken aan een sociaal en cultureel sterk Brabant. Daar is het beleid van de provincie op gericht. Dat vraagt ruimte en respect voor elkaar en oog voor degenen die de aansluiting dreigen te missen. Zij verdienen ondersteuning bij het zelf aanpakken van hun problemen en het beter benutten van hun capaciteiten. We willen onze samenleving bijeen houden door een leefomgeving te creëren waarin iedereen zich thuis kan voelen. Dat doen we bijvoorbeeld door zorg voor jong en oud, het leefbaar houden van kleine kernen en het op peil houden van sociale en culturele voorzieningen. Het realiseren van deze doelen is een zaak van alle Brabanders, voor alle Brabanders. Want als ieder z'n plek vindt in onze provincie, wordt het leven voor iedereen aangenamer. Brabant voor iedereen.
Colofon ‘Toekomstoriëntatie Stichting Welzijn Ouderen Sint-Anthonis (SWOSA)’ is een uitgave van Stichting Zet. Datum: november 2010 Auteur: Egi Pellemans Referentie: Egpe-C02120-2731a10 Stichting Zet Postbus 271 5000 AG Tilburg Telefoon: 013 544 14 40 E-mail:
[email protected] Website: www.zet-brabant.nl De activiteiten van Stichting Zet worden (mede) mogelijk gemaakt door subsidie van de Provincie Noord-Brabant.
© Stichting Zet - 2010 Overname van artikelen is toegestaan, mits voorzien van bronvermelding
Inhoudsopgave Inleiding
.......................................................................................................... 1
1 1.1 1.2 1.3
De doelgroep in beweging ....................................................................... 3 Ontwikkelingen ...................................................................................... 3 Diversiteit in doelgroep ........................................................................... 4 Van tweedeling naar driedeling ................................................................ 4
2 2.1 2.2 2.3 2.4
De sector in beweging ............................................................................. 7 Wat is welzijn? ....................................................................................... 7 Diversiteit binnen de sector ..................................................................... 7 Leeftijdgebonden of situationele benadering .............................................. 8 Ontwikkelingen ten aanzien van Welzijn (Ouderen)..................................... 9
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2
De door SWOSA gemaakte keuzes .......................................................... De gemaakte keuzes ............................................................................ Welzijn................................................................................................ Vorm .................................................................................................. Doelgroep ........................................................................................... Functies .............................................................................................. Taken van de SWOSA ...........................................................................
4 4.1 4.2
Draagvlak en consequenties van keuzes .................................................. 17 Draagvlaktoetsing ................................................................................ 17 Consequenties ..................................................................................... 19
5 5.1
Positie en de interne organisatie SWOSA ................................................. 21 Overwegingen ...................................................................................... 21
13 13 13 13 13 14 14
Bijlage 1: Begripsdefiniëring functies ..................................................................... 23
Toekomstoriëntatie SWOSA,
1 ▪ 24
Inleiding Begin 2009 heeft de Brabantse Vereniging van instellingen voor Welzijn Ouderen (BVWO) in opdracht van de SWOSA in een tweetal bestuursbijeenkomsten een eerste oriëntatie uitgevoerd ten aanzien van de richting waarin deze organisatie zich wil ontwikkelen. Daarbij is gekeken naar de volgende zaken: Met welke sociaal-maatschappelijke en politieke trends en ontwikkelingen worden de doelgroep, de gemeente, financiers (bijvoorbeeld ziektekostenverzekeraars) en de aanbieders op het terrein van wonen, welzijn en zorg geconfronteerd? Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de doelgroep en betrokkenen? Wat betekenen de antwoorden op de eerste twee vragen voor de positie, de functies en de taken van de SWOSA? Daarbij werd geconstateerd dat de SWOSA op basis van de capaciteit die kan worden ingezet (personeel, bestuurlijk en vrijwillig) en in de huidige opzet niet in het complete pakket van gewenste en noodzakelijke diensten voor de totale groep ouderen kan voorzien. Niet alleen de keuze voor doelgroep(en) is in dit kader van belang, maar ook de keuze voor een afgebakend pakket van functies en taken die men ten aanzien van die doelgroep(en) wil vervullen is, om dezelfde capaciteitsredenen van belang. In vervolg op dit traject heeft de SWOSA aan Zet ondersteuning en begeleiding gevraagd ten aanzien van het vervolg van dit traject. Doel daarbij is: De herpositionering van de SWOSA, aansluitend bij en afgestemd op de actuele situatie in Sint-Anthonis, evenals actualisering van de functies en taken van de SWOSA, afgestemd op de nieuwe positie van de SWOSA. Om dit doel te bereiken, zijn een aantal stappen doorlopen. Dit proces en de uitkomsten daarvan worden in deze notitie toegelicht, met als resultaat een antwoord op de vraag welke positie de SWOSA uiteindelijk wil innemen en wat dat betekent voor de functies, de taken en de interne organisatie. Onderdelen in dit proces waren: Het op- en vaststellen van een begripsdefiniëring met betrekking tot de mogelijke functies van de SWOSA. Dit overzicht is in bijlage 1 opgenomen. Het vertrekpunt van werken heeft bij de SWOSA altijd gelegen bij de doelgroep. Omdat de doelgroep, maar ook de ontwikkelingen ten aanzien van de doelgroep en gevolgen van andere ontwikkelingen voor de doelgroep steeds complexer worden, wordt bij die ontwikkelingen in hoofdstuk 1 kort stilgestaan. Het op hoofdlijnen bepalen, uitwerken en onderbouwen van de keuzes voor doelgroep en de functies, en een samenvattende toelichting op de overwegingen die hierbij aan de orde zijn geweest, staan beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 worden de keuzes samengevat. Vervolgens wordt ingegaan op de gevolgen daarvan voor de taken van de SWOSA. De consequenties van de gemaakte keuzes en het draagvlak voor die keuzes bij een aantal relevante samenwerkingspartners staan beschreven in hoofdstuk 4. Daarbij wordt ook kort stilgestaan bij een aantal relevante consequenties van die keuzes. In hoofdstuk 5 tenslotte, wordt ingegaan op de betekenis van het proces en de daarin gemaakte keuzes voor de interne organisatie van de SWOSA.
2 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Met deze notitie biedt het bestuur van de SWOSA inzicht in de nieuwe koers die men wil gaan varen, de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen en de weg die men wil volgen om een en ander te realiseren. Gedurende het proces zijn al een aantal stappen gezet. Dit ook, om te kijken of doelen en wensen wel realiseerbaar waren. De basis is dan ook gelegd en er is ruimte gecreëerd om de plannen en voornemens te realiseren. Nu gaat het om het feitelijk waarmaken van de gewenste situatie.
Toekomstoriëntatie SWOSA,
3 ▪ 24
1 De doelgroep in beweging Ten aanzien van de oorspronkelijke doelgroep van de SWOSA, de ouderen, vindt er een diversiteit aan ontwikkelingen plaats. Deze is van invloed op de doelgroep zelf, op de positie van leden binnen die doelgroep en daarmee ook op het welzijnswerk dat zich op die doelgroep richt.
1.1
Ontwikkelingen
Relevante ontwikkelingen ten aanzien van de oorspronkelijke doelgroep zijn onder andere: Demografisch De groep ouderen groeit sterk, procentueel en absoluut. De bevolking zal daarnaast toenemend ouder worden en de gezondheidstoestand zal in zijn algemeenheid verbeteren. Ook in Sint-Anthonis stijgt, ondanks de krimp ten aanzien van de totale bevolking, de groep 55+. De ontwikkeling ten aanzien van de bevolking in SintAnthonis ziet er als volgt uit. 2008 2013 2018 2023 00-14 jaar 19% 19% 16% 16% 15-24 jaar 13% 13% 13% 12% 25-34 jaar 9% 10% 12% 12% 35-54 jaar 31% 28% 25% 22% 55-64 jaar 12% 14% 15% 16% 65-75 jaar 9% 8% 11% 13% 75 + 7% 8% 8% 9% Totaal: 100% 100% 100% 100% Totaal aantal inwoners: 11.848 11.726 11.571 11.433 De groep 55+ stijgt dus van 28% naar 38% en in aantal van 3.309 naar 4.345; een stijging van 31,3%.
In zijn algemeenheid is het opleidingsniveau van de ouderen in de loop der jaren gestegen. Hoewel ook in de toekomst meer dan 10% van de ouderen op of onder het minimum inkomen zal zitten, verbetert de inkomenspositie van ouderen over het algemeen wel. Ook het spaargeld in Nederland zit voornamelijk binnen deze doelgroep. Ouderen hebben in de loop van de tijd meer en meer maatschappelijke taken opgepakt. Ook naar de toekomst toe zullen ouderen actiever bijdragen aan de samenleving. Door de individualisering van de samenleving zijn ouderen toenemend alleenstaand.
4 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Politieke en sociaal-cultureel Veranderingen ten aanzien van de AWBZ en Wmo zijn van invloed op de positie van ouderen (van verzorgingsstaat naar civil society, langer zelfstandig wonen, grotere eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid, wens/noodzaak om positie van de klant/burger te versterken, van gelijkheid naar diversiteit, geen aanspraken maar kaders). Er zal langer doorgewerkt moeten worden en er komen meer tweeverdieners. Dat is van invloed op de mantelzorg (grotere druk) en het vrijwilligerswerk (projectmatiger en minder gekoppeld aan vaste uren). Door de individualisering ontstaan kleinere leefeenheden en netwerken van burgers wijzigen in omvang en vorm. De toename van verschillende culturen leidt tot etnische diversiteit, maar draagt ook bij in de toename van leefstijlen bij bestaande bevolkingsgroepen.
1.2
Diversiteit in doelgroep
Als gevolg van medische, sociale/maatschappelijke en politieke ontwikkelingen is de omvang van de doelgroep van het Welzijn Ouderen enorm toegenomen; de diversiteit binnen de doelgroep veel groter geworden, in mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid, in behoeften en problemen, in tijdsbesteding, in opvattingen, normen en waarden et cetera; de doelgroep in veel gevallen verbreed met bijvoorbeeld mensen met een beperking en chronisch zieken. De te onderscheiden groepen hebben andere vragen, behoeften en problemen en functies en taken zijn daardoor niet meer altijd gelijk. Door de ontwikkelingen verandert ook de relatie tussen burgers en overheid en tussen burgers en aanbieders. Er komt ruimte voor nieuwe initiatieven en van burgers wordt verwacht dat zij mondiger zijn om voor hun eigen situatie op te komen en dat zij zelfstandiger en met een groot verantwoordelijkheidsgevoel opereren/handelen. Sociale verbanden en relaties wijzigen. Daarmee verandert ook de potentie binnen de informele zorg. Tegelijkertijd neemt de druk op de informele zorg toe en daarmee ook het risico op overbelasting daarvan. Dit alles bedreigt de positie van zorgbehoevende burgers. Een belangrijke groep binnen de doelgroep van het Welzijn Ouderen beschikt over een kleiner netwerk. In combinatie met een beperktere mobiliteit en zelfredzaamheid en een beperktere zelfstandigheid en zelfredzaamheid leidt dit tot een meer afhankelijke positie voor een groter deel van de doelgroep.
1.3
Van tweedeling naar driedeling
Binnen het welzijnsbeleid in het algemeen en het ouderenbeleid in het bijzonder, werd er onder invloed van het voorafgaande al lange tijd gesproken over een tweedeling op basis van het begrip kwetsbaarheid. Zo’n 80% van de ouderen ondervindt weinig problemen bij het zelfstandig te functioneren. Beleidsmatig heeft dat een aantal voordelen. o Voor deze groep ouderen volstaan het algemene (welzijns)beleid en de voorzieningen die ook voor andere burgers aanwezig zijn.
Toekomstoriëntatie SWOSA,
5 ▪ 24
De activiteiten voor deze groep zullen geheel of grotendeels kostendekkend worden aangeboden en uitgevoerd. o Deze groep kan een actieve rol spelen in de ondersteuning van de kleinere groep die wel ondersteuning nodig heeft (betrokkenheid van burgers in de zin van verantwoordelijkheid nemen). Rond de 20% van de ouderen ondervindt wel problemen bij het zelfstandig leven en functioneren. Dit heeft een aantal consequenties. o Deze groep heeft een of meerdere vormen van ondersteuning nodig. o Zij zijn afhankelijk van specifiek beleid. o De activiteiten die in dat kader worden georganiseerd, zullen veelal ook met vormen van subsidie worden aangeboden en uitgevoerd. o
Deze tweedeling op basis van het begrip kwetsbaarheid zal naar verwachting in de toekomst steeds meer uitgangspunt worden bij de beleidsontwikkeling vanuit de overheid. Deze tweedeling berust echter niet op harde criteria. Er moet ook voor worden gewaakt dat ouderen niet tussen ‘wal en schip’ terecht komen. Om die reden wordt deze tweedeling (80% - 20%) steeds vaker omgezet in een indeling in drie groepen. Bij beleidsvoering gebaseerd op deze driedeling, wordt ook beter voorkomen dat mensen tussen ‘wal en schip’ raken. Bijkomend voordeel van deze indeling is, dat deze aansluit bij de landelijk vastgestelde indeling van kernfuncties van het Welzijn Ouderen. Deze driedeling ziet er als volgt uit: Zo’n 70% van de ouderen is zelfstandig en zelfredzaam. Zij vragen geen specifiek beleid, mogelijk wel activering tot participatie. Rond de 20% van de ouderen behoort tot de zogenoemde risicogroep. Zij zijn (nog) niet afhankelijk van derden, maar lopen wel het risico hierop. Zij vragen een pro actieve benadering met een aanbod op het terrein van preventie (informatie, advies en preventieve activiteiten). De derde groep is de kwetsbare groep en deze omvat zo’n 10% van de ouderen. Deze groep is afhankelijk van derden en van specifiek beleid. In het vervolg zal blijken, dat deze indeling nauw aansluit bij de keuze voor kernfuncties, die binnen de sector Welzijn Ouderen is gemaakt.
6 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Toekomstoriëntatie SWOSA,
7 ▪ 24
2 De sector in beweging De naam Welzijn Ouderen bevat twee belangrijke elementen van het werk van de sector. Welzijn heeft betrekking op de taakstelling of het doel dat de sector nastreeft, ouderen heeft betrekking op de doelgroep die men wil bedienen. Beide woorden zijn echter nooit eenduidig gedefinieerd.
2.1
Wat is welzijn?
Welzijn betekent letterlijk dat iets in goede ('wel') staat verkeert ('zijn'). Dat is nogal breed. De term zegt niet wat dat 'iets' is. Evenmin wordt duidelijk welke 'staat' daarvan beoordeeld wordt. De term wordt echter meestal in smallere betekenissen gebruikt, toegespitst op een bepaald object (bv mensen). De term welzijn verwijst meestal naar de mate waarin het een individu goed gaat. In die zin is het synoniem met 'kwaliteit van leven'. Als in die zin gesproken wordt over het welzijn van een categorie, bijvoorbeeld over het welzijn van ouderen, wordt gedoeld op het gemiddelde van de afzonderlijke mensen binnen de groep ouderen. Er worden vele definities van welzijn gehanteerd. Het blijkt niet mogelijk om een eenduidige definitie te geven. De definitie die de SWOSA aan ‘welzijn’ wil geven, sluit nauw aan bij de definitie van de welzijnsonderneming Divers in Den Bosch en luidt als volgt: 'Welzijn is de mate waarin mensen naar eigen wens en vermogen deelnemen en deel kunnen nemen aan de samenleving. Welzijn is ook de basis van waaruit mensen zelfredzaam worden en blijven en met anderen werken aan hun sociale omgeving.'
2.2
Diversiteit binnen de sector
De sector Welzijn Ouderen wordt vanuit de historie gekenmerkt door een grote diversiteit (organisatorisch en inhoudelijk). Reden is dat: De doelstellingen van het Welzijn Ouderen erg breed geformuleerd zijn en instellingen zelden in staat zijn om het totale werkveld van het Welzijn Ouderen te beslaan. De keuzes die vervolgens moeten worden gemaakt, zijn lokaal bepaald en gebaseerd op de lokale situatie. Door ontwikkelingen ten aanzien van de doelgroep, wijzigen de keuzes ook permanent. De organisatievorm binnen de sector sterk verschilt: lokaal, regionaal, categoraal, in een Brede Welzijnsinstelling, gekoppeld aan een organisatie voor thuiszorg, et cetera. Daarnaast is de wijze van ondersteuning divers. Er zijn vrijwilligersorganisaties, vrijwilligersorganisaties met ‘professionele’ ondersteuning (zoals SWOSA) en ‘professionele' organisaties. Een scala aan lokale keuzes hebben geleid tot een grote diversiteit. De organisatorische vorm wijzigt zich nog voortdurend, waarbij er een verschuiving waarneembaar is in de richting van Brede welzijnsinstellingen, zogenoemde BWI’s.
8 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Deze diversiteit heeft de sector niet altijd goed gedaan. Er is geen sprake van een eenduidige herkenbare werksoort, met een eenduidige organisatievorm en eenduidige functies en een eenduidig aanbod. De sector heeft geen eenduidig imago. De SWOSA is van oudsher een door de gemeente gesubsidieerde vrijwilligersorganisatie, die professionele ondersteuning krijgt vanuit Radius, organisatie voor welzijn in het Land van Cuijk. De SWOSA heeft zich tot voor kort gekenmerkt als een organisatie die sterk gericht was op de uitvoering van en ondersteuning bij een breed scala van uitvoerende activiteiten voor ouderen. De SWOSA realiseert zich dat door de ontwikkelingen de positie van de SWOSA wijzigt en dat een heroriëntatie noodzakelijk is ten aanzien van de positie, de functies en de activiteiten. Het maken van keuzes staat daarbij centraal. Dit hoeft echter niet per definitie te betekenen dat de juridische status van de SWOSA moet wijzigen. De SWOSA houdt vooralsnog vast aan het behoud van de huidige status: een door de gemeente gesubsidieerde vrijwilligersorganisatie, die professionele ondersteuning krijgt vanuit Radius. Dit neemt niet weg dat de keuzes die worden gemaakt kunnen leiden tot een andere interne organisatie.
2.3
Leeftijdgebonden of situationele benadering
Ook het begrip ouderen in de naam ‘Welzijn Ouderen’ is in de loop der jaren steeds minder eenduidig geworden. In hoofdstuk 1 werd al geconstateerd dat de diversiteit binnen de groep ouderen sterk toeneemt. Bij de start van het welzijnswerk voor ouderen in de jaren zestig werd er nog vanuit gegaan dat uitsluitend mensen van 65 jaar en ouder tot de doelgroep van het Welzijn Ouderen behoorden. Later werd de doelgroep gedefinieerd als ‘alle mensen van 65 jaar en ouder en mensen in vergelijkbare omstandigheden (bijvoorbeeld vervroegde uittreders en mensen van 50 of 55 jaar en ouder die geen betaalde arbeid hadden). Op dit moment wordt meer en meer uitgegaan van kwetsbare groepen in plaats van ouderen. Deze wijziging sluit aan bij de geschetste ontwikkelingen, maar zeker ook bij het nieuwe financieringskader, de Wmo. Binnen de sector Welzijn Ouderen wordt dan ook steeds minder vaak gekozen voor de traditionele leeftijdsgebonden benadering (mensen binnen een bepaalde leeftijdscategorie), maar steeds vaker voor een situationele benadering. Dit laatste houdt in dat de situatie van een bepaalde persoon bepalend is of deze tot de doelgroep behoort of niet. De aanleiding (de behoefte of het probleem) om een bepaalde functie of activiteit op te pakken of uit te voeren ligt of komt daarbij wel vanuit de oorspronkelijke doelgroep 65-plus. De activiteit wordt, indien mogelijk en haalbaar, breder aangeboden, om te voorkomen dat er voor vijf verschillende leeftijdsgroepen dadelijk vijf dezelfde activiteit worden ontwikkeld.
Toekomstoriëntatie SWOSA,
9 ▪ 24
De SWOSA kiest er voor om de oorspronkelijke doelgroep (ouderen) als vertrekpunt van werken te laten zijn, maar zal per functie of activiteit beoordelen of verbreding haalbaar en zinvol is. Daarom worden de volgende groepen als primaire doelgroep beschouwd. De jongere ouderen. Deze groep is doelgroep in die zin dat de SWOSA hen wil activeren om zich maatschappelijke in te zetten. De risico-ouderen. Dit is de groep ouderen die zich meer passief en/of consumerend opstelt, veelal gebruik maakt van specifiek aanbod op het terrein van Welzijn Ouderen en het risico loopt terug te vallen in de groep kwetsbare ouderen. De kwetsbare ouderen. Deze groep is afhankelijk van het aanbod op het terrein van wonen en zorg en veelal minder mobiel, zelfstandig en zelfredzaam.
2.4
Ontwikkelingen ten aanzien van Welzijn (Ouderen)
Binnen het welzijnsbeleid, en daarmee binnen het welzijnswerk voor ouderen, is een aantal ontwikkelingen te constateren. Gemeenten worden op basis van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, maar zeker ook door de gevolgen van de crisis, gedwongen om te komen tot een heroverweging ten aanzien van het gevoerde beleid. Dat geldt algemeen, maar ook ten aanzien van het Wmo-beleid en daarbinnen ten aanzien van het welzijnsbeleid. Centraal binnen dit beleid staan termen als meedoen, civil society en actieve participatie. Het min of meer automatisch continueren van subsidiëring binnen de welzijnssector, zoals in het verleden nog wel eens gebeurde, gaat daarom over in het maken van bewuste en afgewogen keuzes. Keuzes zowel ten aanzien van de doelgroep waarop het welzijnswerk zich moet richten, als keuzes voor activiteiten die ten aanzien van die doelgroepen worden gesubsidieerd. Om voor subsidie in aanmerking te komen, volstaat het voor instellingen niet meer om zicht te beroepen op de maatschappelijke relevantie van de functies die zij uitvoeren. Het denken in resultaten en het afrekenen van aanbieders op behaalde resultaten en/of aantoonbare effecten wordt in toenemende mate de basis voor subsidiëring. Er is een groeiende discussie rondom de vraag of een categoraal ouderenbeleid en/of een categorale instelling voor ouderenwerk nog noodzakelijk is en op welke schaal het welzijnswerk (breed of categoraal) georganiseerd moet worden. Instellingen Welzijn Ouderen oriënteren zich in toenemende mate op de vraag welke functies zij moeten vervullen en welke taken zij moeten uitvoeren voor welke doelgroep(en). Daarbij is er een verschuiving te constateren van een leeftijdgebonden beleid en aanbod (bijvoorbeeld iedereen boven 65 jaar) naar situationeel beleid en aanbod (bijvoorbeeld alleenstaande die een bepaald risico lopen). Bij ouderenorganisaties leeft in toenemende mate de vraag hoe zij voor de nieuwe groep ouderen een dusdanige functie kunnen ontwikkelen, waardoor zij ook voor die nieuwe doelgroep interessant genoeg zijn om het lidmaatschap bij die ouderenorganisatie aan te gaan.
10 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
De in dit hoofdstuk geschetste ontwikkelingen, de op basis daarvan door de SWOSA gemaakte keuzes en de in hoofdstuk 1 geschetste ontwikkelingen ten aanzien van de doelgroep, sturen de SWOSA in de richting van de volgende functies. Activeringsfunctie. Activering van weerbare burgers (lees jonge ouderen), hen prikkelen tot solidariteit en hen stimuleren om zich actief op te stellen naar andere, alsmede het tot stand brengen van coalities tussen weerbare en kwetsbare burgers Preventiefunctie. Een goede informatievoorziening om mensen bewust te maken van de verantwoordelijkheid en de eigen mogelijkheden om niet tot de groep kwetsbare burgers te gaan horen. Signaleringsfunctie. Het verzamelen van beleidsrelevante informatie, zodat (derden) tijdig in kunnen spelen op te verwachten en nieuwe knelpunten en problemen. Stimulerings- en ontwikkelingsfunctie. Het stimuleren en eventueel mede ontwikkelen van een goed aanbod op het terrein van ondersteuning en netwerkversterking, met name gericht op het versterken van de positie en de netwerken van kwetsbare burgers en het ondersteunen van die kwetsbare burgers bij het vinden van de juiste antwoorden en oplossingen. Bij deze functiekeuze is nadrukkelijk rekening gehouden met de personele en bestuurlijke capaciteit binnen de SWOSA. De SWOSA wil voorkomen dat over enige tijd wederom een situatie ontstaat, dat de taken de capaciteit van de stichting overstijgen. Voorkomen moet worden, dat men ‘dichtslibt’ door een (groeiend) pakket van uitvoerende taken. Om die reden zijn de functies minder of niet gericht op de uitvoering, maar op het scheppen/creëren van de voorwaarden en het ‘zorgen dat het gebeurt’. Deze keuzes sluiten niet alleen aan bij de eerder geschetste driedeling, maar ook bij de kernfuncties zoals die enige jaren geleden voor de sector Welzijn Ouderen zijn vastgesteld. Dit laatste mag blijken uit onderstaande toelichting. Zo’n 70% van de ouderen is zelfstandig en zelfredzaam. Zij vragen geen specifiek beleid, mogelijk wel activering tot participatie. De sector Welzijn Ouderen kan, afhankelijk van de lokaal te maken keuzes, een deel van dit algemene aanbod verzorgen, maar heeft ten aanzien van deze doelgroep ook een kernfunctie op het terrein van maatschappelijke activering. Deze kernfunctie van het Welzijn Ouderen betreft het mobiliseren van mogelijkheden van ouderen en hen zoveel mogelijk actief laten blijven, hetzij om maatschappelijk nuttige taken te verrichten, hetzij om hun eigen leven zo goed mogelijk vorm te blijven geven, zodat zij niet terugvallen in de risicogroep. Rond de 20% van de ouderen behoort tot de zogenoemde risicogroep. Zij zijn (nog) niet afhankelijk van derden, maar lopen wel het risico hierop. Zij vragen een pro actieve benadering met een aanbod op het terrein van preventie (informatie, advies en preventieve activiteiten). Deze groep valt onder de tweede kernfunctie van het Welzijn Ouderen, de sociale preventie. Het voorkomen of verminderen van problemen op latere leeftijd staat bij deze functie centraal. Het gaat om het voorkomen van maatschappelijke uitsluiting, het verwerken van verlieservaring en het versterken van stuurkracht.
*
Kernfuncties van de sector Welzijn Ouderen
Toekomstoriëntatie SWOSA,
*
11 ▪ 24
De derde groep is de kwetsbare groep en deze omvat zo’n 10% van de ouderen. Deze groep is afhankelijk van derden en van specifiek beleid. Voor de sector Welzijn Ouderen valt deze groep veelal binnen de derde kernfunctie: de persoonsgerichte begeleiding en hulpverlening. Bij deze functie gaat het om ondersteuning van ouderen met vragen op allerlei levensterreinen. Het doel van deze functie is, om met begeleiding en hulpverlening deze ouderen op weg te helpen om hun leven zo zelfstandig mogelijk vorm te geven.
Kernfuncties van de sector Welzijn Ouderen
12 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Toekomstoriëntatie SWOSA,
13 ▪ 24
3 De door SWOSA gemaakte keuzes Alvorens in te gaan op de taken waarvoor de SWOSA kiest, worden eerste de keuzes tot nu toe nog eens op een rijtje gezet om na te gaan of de afzonderlijke met elkaar in overeenstemming zijn (te brengen) en of er in de keuzes geen tegenstrijdigheden zitten. Dat zal blijken als een en ander nogmaals op een rijtje wordt gezet en met elkaar gecombineerd wordt.
3.1
De gemaakte keuzes
3.1.1
Welzijn
De SWOSA definieert welzijn als de mate waarin mensen naar eigen wens en vermogen deelnemen en deel kunnen nemen aan de samenleving. Welzijn is ook de basis van waaruit mensen zelfredzaam worden en blijven en met anderen werken aan hun sociale omgeving.
3.1.2
Vorm
De SWOSA houdt vooralsnog vast aan het behoud van de huidige status: een door de gemeente gesubsidieerde vrijwilligersorganisatie, die professionele ondersteuning krijgt vanuit Radius.
3.1.3
Doelgroep
De SWOSA kiest er voor om de oorspronkelijke doelgroep (ouderen) als vertrekpunt van werken te laten zijn, maar zal per functie of activiteit beoordelen of verbreding haalbaar en zinvol is. Daarom worden de volgende groepen als primaire doelgroep beschouwd. De jongere ouderen. Deze groep is doelgroep in die zin dat de SWOSA hen wil activeren om zich maatschappelijke in te zetten. De risico-ouderen. Dit is de groep ouderen die zich meer passief en/of consumerend opstelt, veelal gebruik maakt van specifiek aanbod op het terrein van Welzijn Ouderen en het risico loopt terug te vallen in de groep kwetsbare ouderen. De kwetsbare ouderen. Deze groep is afhankelijk van het aanbod op het terrein van wonen en zorg en veelal minder mobiel, zelfstandig en zelfredzaam.
14 ▪ 24
3.1.4
Toekomstoriëntatie SWOSA
Functies
De in dit hoofdstuk geschetste ontwikkelingen, de op basis daarvan door de SWOSA gemaakte keuzes en de in hoofdstuk 1 geschetste ontwikkelingen ten aanzien van de doelgroep sturen de SWOSA in de richting van de volgende functies. Activeringsfunctie. Activering van weerbare burgers (lees jonge ouderen), hen prikkelen tot solidariteit en hen stimuleren om zich actief op te stellen naar andere, alsmede het tot stand brengen van coalities tussen weerbare en kwetsbare burgers Preventiefunctie. Een goede informatievoorziening om mensen bewust te maken van de verantwoordelijkheid en de eigen mogelijkheden om niet tot de groep kwetsbare burgers te gaan horen. Signaleringsfunctie. Het verzamelen van beleidsrelevante informatie, zodat (derden) tijdig in kunnen spelen op te verwachten en nieuwe knelpunten en problemen. Stimulerings- en ontwikkelingsfunctie. Het stimuleren en eventueel mede ontwikkelen van een goed aanbod op het terrein van ondersteuning en netwerkversterking, met name gericht op het versterken van de positie en de netwerken van kwetsbare burgers en het ondersteunen van die kwetsbare burgers bij het vinden van de juiste antwoorden en oplossingen. Het tot stand brengen van verbindingen tussen activiteiten en initiatieven heeft hierbij bijzondere aandacht. Jongere ouderen activeren en prikkelen om taken op te pakken ten behoeve van kwetsbare ouderen brengt coalities tussen deze groepen tot stand. Door deze coalities versterkt de positie van kwetsbare burgers, individueel (netwerkversterking rond individuele kwetsbare ouderen) en collectief (door het in beeld brengen van knelpunten en problemen die op bredere schaal spelen). Een goede preventiefunctie ten aanzien van de risicogroep voorkomt dat deze groep verder terugvalt. Bij iedere activiteit die SWOSA oppakt, zal worden gekeken naar de haalbaarheid en wenselijkheid tot verbreding. Dat wil zeggen dat SWOSA wel breder kan insteken dan alleen op de doelgroep ouderen, maar dat het vertrekpunt voor haar werk altijd zal liggen binnen die doelgroep.
3.2
Taken van de SWOSA
Nadat de doelgroep en in relatie tot die doelgroep de functies zijn vastgesteld, heeft de SWOSA zich gericht op het globaal bepalen van de taken die in het kader van die functies zouden moeten worden uitgevoerd, rekening houdend met de capaciteit (in brede zin) binnen de stichting. Zoals eerder aangegeven, is bij de functiekeuze rekening gehouden met de personele en bestuurlijke capaciteit binnen de SWOSA. Om die reden zal ook bij de vertaling van de functies naar taken de nadruk minder of niet liggen op de uitvoering, maar op het scheppen/creëren van de voorwaarden en het ‘zorgen dat het gebeurt’. Vooralsnog betekent dat, dat de taken van de SWOSA er globaal als volgt uitzien.
Toekomstoriëntatie SWOSA,
15 ▪ 24
In het licht van de activeringsfunctie wil de SWOSA jongere ouderen stimuleren om zich maatschappelijk in te zetten ten behoeve van kwetsbare ouderen. Activiteiten die in dat kader van belang zijn, zijn gericht op: o Het actief benadrukken van het belang van een actieve leefstijl en het belang daarvan in het licht van preventie (informeren). o Het gericht werven en begeleiden van vrijwilligers binnen de genoemde doelgroep. Daarbij zal rekening worden gehouden met de wensen van ‘de nieuwe vrijwilliger’, die meer vrijheid zoekt binnen het vrijwilligerswerk. o Het stimuleren dat de randvoorwaarden (materieel en psychologisch) voor het maatschappelijk actief zijn van deze doelgroep goed geregeld zijn. Om de preventiefunctie waar te maken, wil de SWOSA ten aanzien van de risico-ouderen voorkomen dat de leden van deze groep vervroegd gaan behoren tot de groep kwetsbare ouderen. Concrete taken in dat kader zijn: o Het groepsgericht informeren (schriftelijk en door middel van bijeenkomsten) van de doelgroep. o Het gericht adviseren van individuele leden vanuit deze doelgroep, bijvoorbeeld via adviserend huisbezoek, maar ook via de adviseur wonen, welzijn en zorg. o Het stimuleren van preventieve activiteiten (bijvoorbeeld MBvO-activiteiten), met name uitgevoerd door derden en eventueel het mede ontwikkelen daarvan. Bij de signaleringsfunctie is de doelgroep van de SWOSA in feite niet de doelgroep, maar de profijtgroep (de taken zijn niet gericht op die groep, maar die groep heeft er wel uiteindelijk het voordeel van). Taken die de SWOSA in dat kader wil oppakken zijn de volgende: o Het signaleren van knelpunten en problemen bij de doelgroep ten aanzien van wonen, zorg en welzijn. o Het onderzoeken van behoeften binnen de doelgroep. o Het initiëren van initiatieven en ontwikkelingen. o Het ondersteunen van ontwikkelingstrajecten. o Het afstemmen van ontwikkelingen (onderling en met bestaand aanbod). De functies op het terrein van stimulering en (mede)ontwikkeling zijn gericht op de ondersteuning en netwerkversterking van de groep kwetsbare ouderen, die gedwongen is gebruik te maken van het aanbod op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Ook bij deze functies is de doelgroep de profijtgroep en niet de primaire doelgroep waar de concrete taken op gericht zijn. o Realiseren van een bij de behoefte aansluitend aanbod van ondersteuning, begeleiding en bemiddeling bij het matchen van vraag en aanbod. Dat geldt voor eenmalige contacten, maar ook voor kortdurende ondersteuningstrajecten. Dat aanbod zal met name door derden worden geboden (adviseur wonen, welzijn en zorg, project activerend huisbezoek, het Wmo-loket, et cetera). o Het stimuleren en het ontwikkelen van een bij de vraag aansluitend aanbod van diensten en producten op het terrein van wonen, welzijn en zorg. De signalen die naar boven komen vanuit de signaleringsfunctie zullen bij de aanbieders op het terrein van wonen, welzijn en zorg onder de aandacht worden gebracht. Vervolgens zal worden bewaakt of de signalen door deze aanbieders ook worden vertaald in beleid en uitvoering.
16 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Toekomstoriëntatie SWOSA,
17 ▪ 24
4 Draagvlak en consequenties van keuzes Na het maken van de keuzes, zoals deze in hoofdstuk 3 zijn beschreven, is het bestuur van de SWOSA niet direct overgaan tot effectuering van de keuzes. Het bestuur van de SWOSA is van mening dat het van belang is, dat er bij ouderenorganisaties, gemeente (tevens subsidiënt) en samenwerkingspartners voldoende draagvlak is voor de keuzes die binnen SWOSA worden gemaakt. Niet omdat een breed draagvlak van belang is om de randvoorwaarden te realiseren en financiën zeker te stellen, maar ook om te garanderen dat relevante activiteiten voor de doelgroep behouden zouden blijven en de SWOSA de functies waarvoor men opteert ook waar kan maken.
4.1
Draagvlaktoetsing
In dat licht van een toetsing van het draagvlak voor de voorgestane nieuwe koers zijn gesprekken gevoerd met de volgende samenwerkingspartners. KBO-afdelingen De KBO-afdelingen zijn via een vertegenwoordiging in het Algemeen Bestuur van de SWOSA direct betrokken bij de planontwikkeling. Dit neemt niet weg, dat het juist bij deze organisaties van groot belang is dat er draagvlak ontstaat voor de voorstellen. Daarom kan ook niet worden volstaan met instemming van de bestuurlijke afvaardiging in de SWOSA. De werkwijze in de richting van de KBO-afdelingen en de uitkomsten daarvan worden nader toegelicht in hoofdstuk 4.2, tweede alinea. Gemeente De gemeente bleek de ontwikkeling, zoals deze binnen de SWOSA plaatsvindt, toe te juichen. Hoewel de besluitvorming in dit soort gevallen bij de raad ligt, kunnen de gesprekspartners (wethouder en beleidsambtenaar) zich vinden met de gedachten zoals de SWOSA die heeft ontwikkeld en lijken de ontwikkelingen aan te sluiten bij de ideeën binnen de gemeente. Het feit dat de SWOSA uitvoerende taken moet overdragen om ruimte te creëren voor nieuwe functies wordt onderschreven. De gemeente deelt de mening dat daardoor de primaire doelgroep van de SWOSA gaat bestaan uit aanbieders en jonge actieve ouderen en dat de kwetsbare ouderen profijtgroep wordt. De gemeente ziet ook geen overwegende bezwaren daarvoor en is naar verwachting bereid om hieraan mee te werken. Daarbij hanteert de gemeente wel als uitgangspunt dat zij niet alleen het wat wil bepalen, maar ook mee wil praten over het hoe (de manier waarop het wat moet worden bereikt). Tevens stelt zij als voorwaarde dat er bij de ouderenorganisaties voldoende draagvlak moet zijn voor deze koerswijziging en de gevolgen daarvan. De gemeente heeft een sterke voorkeur voor een continuering van de personele constructie via Radius. Radius Ook binnen Radius kan de voorgestelde koerswijziging op instemming rekenen. Daarbij wil Radius wel vasthouden aan de huidige constructie voor de personele ondersteuning. Verder streeft Radius naar een zekere eenduidigheid in de ondersteuning van lokale stichtingen Welzijn Ouderen, maar gezien de ontwikkelingen elders in de regio lijkt dat geen probleem. Een verschil in fasering bij dergelijke processen is voor Radius geen probleem. Tot slot wijst Radius op het belang van een goede afstemming tussen en een goede structurering van de driehoek Gemeente - SWOSA - Radius.
18 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Ouderenwerk in de regio De ontwikkeling, zoals die in Sint-Anthonis plaatsvindt, staat niet helemaal op zich. Ook in andere plaatsen binnen de regio (bijvoorbeeld Boxmeer en Mill) zijn initiatieven tot verandering ontplooid. Ook de aanleiding, de overwegingen en de lijn die wordt gevolgd vertoont overeenkomsten. Dat was ook aanleiding om in de regionale Stichting Welzijn Ouderen Land van Cuijk aan de slag te gaan met een gemeenschappelijke toekomstvisie op het eigen werk in de lokale situatie. Dit traject loopt inmiddels. Rode Kruis afdeling Sint-Anthonis Ook vanuit het Rode Kruis is positief gereageerd op de plannen van de SWOSA. Waar nodig, zijn zij bereid mee te denken en mee te werken in een dergelijk traject. Punten die ter overweging wel werden meegegeven zijn: Bij overdracht van activiteiten moeten de organisaties waaraan de activiteiten worden overgedragen wel goed worden toegerust. Dit niet alleen op het moment van overdracht, maar ook daarna. Bij de realisatie van de nieuwe structuur moet worden gekeken welke organisatie welke positie binnen die structuur krijgt. Gewezen wordt op het risico van overstructurering. Daar moet in ieder geval voor worden gewaakt. Men is sterk voorstander van een projectmatige aanpak en ontwikkeling. Bij afvaardiging vanuit de vrijwilligerssector wijst men op het belang van kwaliteit boven kwantiteit. Algemene conclusie De betrokken directe partners staan unaniem positief tegenover de geschetste koerswijziging en de wijze waarop vervolgens keuzes worden gemaakt en uitgewerkt. Er is ook een bereidheid om mee te denken en zeker om mee te werken. Wel moet worden gezorgd voor een permanent breed draagvlak en een goede communicatie. Vanuit de partners worden vooralsnog geen bezwaren opgeworpen om het traject te vervolgen. Algemene randvoorwaarden Door deze en gene zijn in de gesprekken ook wel randvoorwaarden naar voren gebracht. Ook vanuit de SWOSA zelf waren deze al voor een deel benoemd. Onderstaand worden deze samengevat. Een breed draagvlak onder betrokken, met name bij de ouderenorganisaties is van belang. Gedurende het hele traject dient er op een goede manier gecommuniceerd te worden over plannen, te zetten stappen. resultaten, et cetera. Overdracht van activiteiten betekent ook overdracht van daarmee samenhangende faciliteiten. Bij overdracht dienen er afspraken te worden gemaakt met betrekking tot continuïteit, bereikbaarheid/toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid. Waar mogelijk moet gebruik gemaakt worden van bestaande structuren. Er moet worden gewaakt voor overstructurering. Het te snel doorlopen van het proces of het zetten van te grote stappen kan van negatieve invloed zijn op het proces of de haalbaarheid. Daar moet voor worden gewaakt. Het heeft de voorkeur om te werken in een groeimodel. In een dergelijk model kan ook de legitimatie voor het eindmodel worden gevonden. Door kleine stapjes te zetten die succesvol zijn, gaan mensen in het model geloven.
Toekomstoriëntatie SWOSA,
19 ▪ 24
De plaats van vrijwilligersorganisaties in het proces van signalering, beleidsontwikkeling en uitvoering vraagt nadrukkelijk aandacht. Er moet gekeken worden naar het betrekken van nieuwe partners binnen het werkveld. De driehoek Gemeente - SWOSA - Radius moet in stand blijven.
4.2
Consequenties
Eerder is al aangegeven dat er binnen de SWOSA geen ruimte is voor uitbreiding van functies of taken. Het oppakken van nieuwe functies of taken betekent dat bestaande functies of taken moeten worden beëindigd of moeten worden overgedragen aan derden. Het meest voor de hand liggend is de optie om de uitvoerende taken (met name liggend op het terrein van het sociaal cultureel werk en het Meer Bewegen voor Ouderen) over te dragen. De meest geëigende kandidaten om die taken over te nemen zijn, zo is binnen de SWOSA vastgesteld, de afdelingen van de Katholieke Bond van Ouderen (KBO-afdelingen). Afgesproken is dan ook, dat er na vaststelling van voldoende draagvlak bij derden een informatiebijeenkomst voor de KBO-afdelingen zou worden gehouden waarin de achtergronden, de overwegingen en de plannen zelf zouden worden toegelicht. Tevens zou op die bijeenkomst de eventuele overdracht van activiteiten aan de orde komen, alsmede aan wie, op welke wijze en onder welke voorwaarden die overdracht zou moeten plaatsvinden. Deze bijeenkomst heeft inmiddels plaatsgevonden en de KBO-afdelingen hebben unaniem ingestemd met de overname van de activiteiten op het terrein van sociaal cultureel werk en het Meer Bewegen voor Ouderen. De voorkeur daarbij gaat waarschijnlijk uit naar een overname van de betreffende activiteiten door het zogenoemde Cluster KBO. Daarin zijn de lokale KBO-afdelingen vertegenwoordigd. In het kader van dat cluster kan een werkgroep activiteiten worden ingesteld, welke voor de afdelingen de zaken ten aanzien van de activiteiten regelt. Vanuit de KBO-afdelingen en het cluster is wel gesteld dat de SWOSA een aantal taken op het terrein van financiën moet blijven regelen (gemeentelijke subsidie, incasso van bijdragen deelnemers, betaling van docenten). De organisatorische zaken van de bestaande activiteiten, alsmede de uitbreiding en planning van nieuwe activiteiten pakt de werkgroep op. De precieze organisatie en afhandeling vinden plaats tussen de SWOSA en het cluster. Onderdeel van die afhandeling zijn: Het in beeld brengen van de activiteiten per afdeling, welke voor overdracht in aanmerking komen. De formele overdracht. De communicatie met de KBO-afdelingen en het cluster. De communicatie in de richting van de deelnemers. Ook de SWOSA wil, overals de gemeente en Radius de driehoek Gemeente - SWOSA - Radius in stand houden. Wel dienen werkwijze en procedures in dat kader opnieuw te worden bekeken, overeengekomen of bijgesteld en bekrachtigd. Een laatste relevante consequenties die op deze plaats moet worden genoemd is de noodzaak dat de SWOSA een duidelijker positie krijgt ten opzichte van haar samenwerkingspartners.
20 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Toekomstoriëntatie SWOSA,
21 ▪ 24
5 Positie en de interne organisatie SWOSA Wanneer de doelgroep, de functies en de taken van de organisatie worden aangepast zal vrijwel ook altijd de positie die de stichting heeft ten opzichte van haat samenwerkingspartners moeten veranderen. Voorheen was de SWOSA met name actief op het terrein van de informatievoorziening in de richting van ouderen en de (ondersteuning van) uitvoering van activiteiten op het terrein van ontmoeting, sociaal cultureel werk en het Meer Bewegen voor Ouderen. De organisatie leunde sterk tegen de KBO-afdelingen aan en verrichte ten behoeve van die afdelingen ook ondersteunende taken.
5.1
Overwegingen
Als de SWOSA haar keuzes, zoals in het voorafgaande beschreven, wil waarmaken, dan zal de positie van de SWOSA ook sterk veranderen. Het activeren van de jongere ouderen vraagt dat de SWOSA in beeld komt bij deze doelgroep. Iets wat op dit moment nog maar beperkt het geval is. Deze groep is ook niet de groep die op dit moment lid is van een van de KBOafdelingen. Via de algemene media en via organisaties die wel al ingang hebben bij deze groep zal SWOSA moeten proberen om bekend te worden bij deze groep en om deze groep te activeren. De doelgroep waarop de preventiefunctie is gericht, zal voor een groot deel wel lid zijn van de KBO-afdelingen. Die KBO-afdelingen kunnen, naast de algemene media, de ingang zijn om die doelgroep te bereiken. Dat betekent ook, dat de SWOSA de nauwe samenwerking met die KBO-afdelingen in stand zal houden, maar de inhoud van die samenwerking wijzigt wel. Om de doelstellingen op het terrein van de signalering waar te maken, zal de SWOSA nadrukkelijk contact moeten onderhouden met allerlei intermediaire organisaties en personen die contact hebben met de diverse doelgroepen van de SWOSA, met name de risico-ouderen en de kwetsbare ouderen. Zij zijn een belangrijke informatie en voedingsbron in het licht van deze functie. De signaleringsfunctie die de SWOSA nastreeft verplicht de SWOSA tegelijkertijd om een goede relatie op te bouwen en te structureren met de verschillende aanbieders op het terrein van wonen, welzijn en zorg. De signalen die men vanuit de diverse doelgroepen ontvangt met betrekking tot knelpunten, problemen en behoeften zijn voor die partijen beleidsrelevante informatie. De SWOSA moet deze informatie bundelen en vertalen. Maar daarnaast moet deze ook bij de juiste aanbieders worden aangeboden. Dat bij voorkeur zodanig dat ook afstemming mogelijk is met al die aanbieders over de vraag wie, wat, hoe, wanneer en met wie gaat oppakken en uitwerken. Daarvoor is het wenselijk dat er een gestructureerd overleg met die aanbieders is. Die structuur kan in het kader van de SWOSA worden georganiseerd, maar wellicht dat die functie ook kan worden opgepakt binnen andere bestaande of opnieuw te activeren structuren. Er moet worden gekeken of binnen diezelfde structuur ook de samenwerking voor het ontwikkelen van nieuw(e) aanbod en activiteiten kan worden ondergebracht en vorm gegeven. De SWOSA wil stimuleren dat tijdig wordt ingespeeld op nieuwe vragen en ontwikkelingen. Het is wenselijk om dat binnen een gestructureerde opzet met alle samenwerkingspartners te doen, zowel het bepalen van zaken die worden opgepakt, als de feitelijke ontwikkeling van die zaken.
22 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
In overleg met de potentiële samenwerkingspartners zal de SWOSA nagaan op welke wijze het overleg het beste gestructureerd kan worden. Daarbij komt ook de vraag aan de orde of die structuur wordt ontwikkeld in het kader van de SWOSA, of dat dat op een andere wijze wordt vormgegeven, bijvoorbeeld als gemeentelijk initiatief. De rol van de SWOSA met betrekking tot de te ontwikkelen structuur is afhankelijk van de plaats waar deze wordt ontwikkeld. De SWOSA is er voorstander van dat de gemeente haar regierol mede vorm geeft, door als voorzitter van een dergelijke structuur op te treden. Per op te pakken initiatief zal de SWOSA in overleg met de samenwerkingspartners bekijken welke rol de SWOSA zelf zal spelen ten aanzien van het initiatief. Is de SWOSA bijvoorbeeld alleen de aangever en de stimulator, of ook de medeontwikkelaar.
Toekomstoriëntatie SWOSA,
23 ▪ 24
Bijlage 1: Begripsdefiniëring functies Binnen de sector worden te vaak verschillende zaken hetzelfde genoemd en dezelfde zaken verschillend uitgelegd, geïnterpreteerd of benoemd. Om te voorkomen dat ook in dit traject ieder een eigen invulling zou geven aan een bepaald begrip, is gestart met een begripsdefiniëring met betrekking tot de functiebepaling van de SWOSA. Belangenbehartiging Het verduidelijken (intern) en verdedigen (extern) van datgene waar bepaalde personen of groepen voor staan en/of wat zij nastreven. Intern is het van belang dat de belangen exact worden omschreven en vastgesteld, zodat men eenduidig naar buiten treedt. Externe willen belangenbehartigers invloed willen uitoefenen op en bij voorkeur betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen die betrekking hebben op hun belang. Voorlichten Definities van voorlichting verschillen van elkaar maar komen op een aantal punten overeen. voorlichting maakt gebruik van communicatie. wordt bewust gegeven. voorlichting geeft hulp bij het ontwikkelen van gewenst en ongewenst gedrag. bij voorlichting gaat het om vrijwillige gedragsverandering. Het gaat altijd over het geven van informatie door middel van communicatie (mondeling of schriftelijk), waardoor een geïnteresseerde een betere afweging kan maken bij het maken van een keuze en het vormen van een mening. Adviseren Als geven van deskundige raad aan een persoon of organisatie die een keuze moet maken of het geven van deskundige raad over de stappen die een persoon of organisatie het beste kan zetten om een bepaald doel te bereiken. Informeren Het gaat dan om het verstrekken van inlichtingen om onwetendheid te verminderen. In striktere zin wordt wel gesteld dat pas van informatie gesproken kan worden als mensen de gegeven informatie ook begrijpen. Bij de betrokkene neemt de kennis over een bepaald onderwerp toe. Ondersteunen Het bieden van voorzieningen en/of faciliteiten aan een persoon of organisatie, met als doel dat deze persoon of organisatie beter kan functioneren. Ondersteuning leidt bij de persoon of organisatie tot een beter resultaat. Faciliteren Het aanbieden of beschikbaar stellen van middelen, waardoor een doel kan wordt bereikt, een resultaat kan worden behaald of een proces efficiënter en effectiever verloopt.
24 ▪ 24
Toekomstoriëntatie SWOSA
Signaleren In dit kader wordt met signaleren bedoeld: Het waarnemen van veranderingen, problemen of wensen bij de cliënt, waarbij degene die het signaal opvangt moet overwegen om wel of niet zelf tot actie over te gaan of anderen tot actie aan te zetten, zodat de cliënt de zorg- of hulpverlening ontvangt die hij wenst of nodig heeft. Activiteiten gericht op het systematisch verzamelen van informatie en de ontwikkeling van preventief beleid. Onderzoeken Is de studie van een bepaald kennisgebied, die wordt uitgevoerd om bepaalde feiten of principes te ontdekken of te bewijzen. Het is een manier om ergens achter te komen en/of om kennis en inzicht te vergroten. Initiëren Het invoeren of in gang zetten. Stimuleren Het aansporen of bevorderen van zaken. Ontwikkelen Het leveren van een inhoudelijke bijdrage aan de realisatie of de totstandkoming van zaken, doelen, activiteiten, enz. Uitvoeren Het (volgens plan) maken of doen. Coördineren Het met elkaar in overeenstemming brengen van alle activiteiten, voorzieningen en organisatiedelen om een vooraf gesteld doel te bereiken.