Toekomstbestendig bouwen Jaarverslag 2013
Inhoudsopgave
3 Voorwoord 4 Kerncijfers 6
Verslag van het bestuur 1. Beleidsvoornemens 2. Financieel beleid
9 16
3. Vermogensbeheer
23
4. Beheersing van de risico’s
38
5. Communicatie
43
6. Wijzigingen in reglementen en statuten
45
7. Organisatie
47
Verslag van de Raad van Toezicht
54
Oordeel van het Verantwoordingsorgaan
56
Reactie van het bestuur
59
Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet
60
Jaarrekening
61
Overige gegevens Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten
113
Actuariële verklaring
114
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
116
Bijlagen 1 Afkortingen en begrippen
119
2 (Neven)functies bestuursleden SPW
122
3 Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht
124
4 Vergoedingen
125
Colofon
128
4
Voorwoord Toekomstbestendig bouwen
Voor 2015 staan nog ingrijpender wijzigingen op de agenda.
De afgelopen jaren hebben in het teken gestaan van het
Niet alleen wordt het verder versoberde fiscale kader van
thema ‘governance’. Dit liep als een rode draad door onze
kracht, maar ook het aangepaste pensioencontract. Hoe
jaarverslaggeving. Met een goede governance is een
gaan we om met de verdeling van ‘de lusten en de lasten’
stevig fundament gelegd. Voor SPW was 2013 opnieuw
tussen de verschillende generaties? Welk premieniveau is
een uitdagend jaar, vanwege de lastige economische
verantwoord? Hoe gaan we om met het verlagen en verhogen
omstandigheden en de voortdurende onzekerheid in wet-
van aanspraken en uitkeringen? Hoeveel risico’s willen we
en regelgeving. In deze turbulente omgeving heeft SPW
lopen met onze beleggingen?
opnieuw stappen gezet om verder te bouwen aan zowel de
Om een goed inzicht te krijgen in de opvattingen van onze
toekomstbestendige pensioenregeling als de governance.
deelnemers en pensioengerechtigden als het gaat om risico’s, hebben we een uitgebreid onderzoek gedaan naar de
Financiële positie
risicobereidheid onder hen. De uitkomsten van dit onderzoek
De financiële positie van ons fonds is in 2013 versterkt.
zijn gedeeld met sociale partners en worden meegenomen in
Zo is de dekkingsgraad verbeterd: van 107 naar 114 procent.
de vormgeving van het nieuwe pensioencontract.
Omdat SPW drie keer aan het einde van het kwartaal geen dekkingstekort vertoonde, konden we eind eerste
Governance
kwartaal 2013 het kortetermijnherstelplan beëindigen.
De governance van een pensioenfonds verbeteren is een
Het langetermijnherstelplan is nog wel van toepassing.
continu proces. In 2013 hebben wij op dit gebied opnieuw
Onze beleggingen hebben opnieuw een positief resultaat
belangrijke stappen gezet.
opgeleverd: 2,9 procent. Ook het relatieve resultaat was
In juli 2013 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen
positief: ten opzichte van onze benchmark hebben we
gepubliceerd in de Staatscourant. Op 1 juli 2014 trad deze wet
een outperformance geleverd van 1,2 procent. Toch was
in werking. Om hierin goede keuzes te kunnen maken en deze
de verbetering van de financiële positie nog onvoldoende
correct en tijdig te implementeren, hebben we hier veel tijd
om te komen tot een verlening van toeslag. Hierdoor is
aan besteed.
de toeslagachterstand bij onze gepensioneerden verder
Daarnaast is de Code Pensioenfondsen gepubliceerd; ook
opgelopen.
hiermee zijn we aan de slag gegaan. Ten slotte is ons bestuur in 2013 versterkt met twee nieuwe
Toekomstbestendige pensioenregeling
bestuurders, waarmee het bestuur weer op sterkte is.
In 2013 hebben we veel aandacht geschonken aan de wijzigingen in de pensioenregeling 2014: de verhoging
2014
van de pensioenleeftijd en de verlaging van het jaarlijkse
Opnieuw staan we voor grote uitdagingen. De begin dit jaar
opbouwpercentage. Deze ingrijpende wijzigingen hebben we
gewijzigde regeling goed uitvoeren, verdere aanpassingen
voorbereid samen met sociale partners.
van de pensioenregeling voorbereiden voor 2015, zorgen
5 voor een goede communicatie over en implementatie van de wijzigingen. Op bestuurlijk gebied gaan we het nieuwe bestuursmodel implementeren. De verkiezingen voor het nieuwe Verantwoordingsorgaan zijn een succes. Nu is het onze taak om hieraan een goed vervolg te geven. Onze ambitie is erop gericht opnieuw een outperformance te leveren. Een verdere verbetering van onze financiële positie moet ons in staat stellen om onze ambitie te realiseren: een toeslag voor onze gepensioneerden en deelnemers.
Bestuur van SPW Harderwijk, 19 juni 2014
Kerncijfers
6
(Bedragen in duizenden euro’s)
2013
2012
2011
2010
2009
Werkgevers
408
450
466
488
488
Deelnemers
32.074
34.266
35.512
36.093
35.924
Aantallen
Gewezen deelnemers
20.347
19.128
17.742
17.263
17.396
Pensioengerechtigden
16.151
15.699
14.588
13.731
13.225
Totaal
68.572
69.093
67.842
67.087
66.545
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Toeslagverlening Reguliere toeslagverlening actieven Als percentage van de norm
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Inhaaltoeslagverlening actieven
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Toeslagverlening inactieven
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Als percentage van de norm
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Inhaaltoeslagverlening inactieven
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
335.181
341.439
316.468
312.201
296.375
282.811
278.151
289.974
237.725
244.814
11.639
12.479
11.383
11.597
10.318
173.435
160.396
147.009
135.104
120.087
Pensioenuitvoering Feitelijke premie Kostendekkende premie
2
Pensioenuitvoeringskosten3 Uitkeringen
Vanwege een presentatiewijziging is het vergelijkende cijfer van 2012 gewijzigd.
1
Vanaf 2012 gedempte kostendekkende premie.
2
SPW meldt met ingang van 2011 de kosten conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie in het jaarverslag. Hierdoor is een vergelijking met de cijfers van eerdere jaren moeilijk. In hoofdstuk 1 zijn de uitvoeringskosten opgenomen.
3
1
Beleggingsportefeuille Vastgoed
7,6%
7,3%
Aandelen
30,0%
29,6%
Vastrentende waarden
37,2%
33,7%
1 1 1
Derivaten
11,5%
18,1%
Overige beleggingen
13,7%
11,3%
1
8,4%
9,1%
9,6%
30,7%
35,9%
35,2%
34,0%
36,2%
41,5%
15,1%
7,1%
3,9%
11,8%
11,7%
9,7%
7
2013
2012
2011
2010
2009
Beleggingsrendement incl. swaps
2,9%
14,4%
11,8%
13,2%
13,9%
Beleggingsrendement excl. swaps
5,8%
8,6%
0,8%
Benchmark
1,7%
13,1%
10,4%
Z-score
0,88
0,78
0,78 ./.
0,03 ./. 0,15
Performancetoets
2,29
1,14
0,73
1,17
2,21
8.348.223
7.925.944
6.901.199
5.719.158
4.963.776
Beleggingsperformance
4
Belegd vermogen
5
5,5% ./. 13,4%
4,1% 14,3%
Opbrengst uit belegd vermogen
229.505
979.859
735.598
682.125
477.064
Totaal pensioenverplichtingen
7.382.467
7.473.374
6.710.034
5.606.680
4.859.001
985.165
499.441
102.284
304.269
213.352
8.367.632
7.972.815
6.812.318
5.910.949
5.072.353
Aanwezige dekkingsgraad
113,3%
106,7%
101,5%
105,4%
104,4%
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,2%
104,2%
104,2%
104,2%
104,2%
Vereiste dekkingsgraad
118,0%
117,4%
117,8%
117,7%
117,3%
Stichtingskapitaal en reserves
Pensioenvermogen
Inclusief renteswaps.
4
Vanwege een stelselwijziging is het vergelijkende cijfer van 2012 gewijzigd.
5
8
Verslag van het bestuur
1. Beleidsvoornemens
9
Missie
Premiebeleid
SPW, het bedrijfstakpensioenfonds voor de sector van de
De premie bij SPW is gebaseerd op de doorsneepremie.
woningcorporaties, streeft naar een waarde- respectievelijk
Afhankelijk van de financiële positie en in het bijzonder
welvaartsvast pensioen, tegen een betaalbare premie en
de hoogte van de dekkingsgraad, vraagt SPW minimaal de
aanvaardbare risico’s.
gedempte kostendekkende premie.
Visie
Toeslagbeleid
Bij het realiseren van ons streven naar een welvaarts-
Het toeslagbeleid van SPW is voorwaardelijk. De ambitie voor
respectievelijk welvaartsvast pensioen, is het essentieel dat er
de deelnemers is het volgen van de loonontwikkeling in de
bij SPW evenwicht is tussen de omvang van de toeslagambitie, de
sector van de woningcorporaties. Voor de gewezen deelnemers
hoogte van de premie en de te nemen risico’s bij het beleggings
en de pensioengerechtigden ambieert SPW het volgen van
beleid. De concretisering van dit evenwicht moet op voldoende
de prijsontwikkeling. De hoogte van de toeslagverlening
draagvlak bij alle bij het fonds betrokkenen kunnen rekenen.
is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad. Hierbij wordt gekeken naar de hoogte van de dekkingsgraad van het
SPW streeft naar een waarde- respectievelijk welvaartsvast
voorafgaande jaar met een ondergrens van 110 procent.
pensioen. Dit betekent in het vermogensbeheer dat verantwoorde
Als de financiële positie van het fonds hiertoe aanleiding
risico’s genomen moeten worden. Voor het risicomanagement van
geeft, kan het bestuur hiervan afwijken.
SPW houdt dit in dat gezocht wordt naar een optimum tussen de kosten en opbrengsten van het risico. De financiële risico’s van
Beleggingsbeleid
het fonds moeten afgeleid zijn van onze rendementsdoelstelling.
Het beleggingsbeleid is gericht op het genereren van
De dynamiek die onze omgeving kenmerkt, vereist voortdurende
voldoende langetermijnrendement. Diversificatie en de
aandacht en tijdig bijsturen. SPW communiceert hierover
verhouding russen risico en rendement zijn hierbij belangrijke
intensief met de betrokkenen bij het fonds. Uitgangspunt hierbij
uitgangspunten. Geen rendement zonder risico’s. SPW stelt op
is dat alle betrokkenen kunnen weten waar zij als individu en
basis van een ALM-studie (Asset Liability Management) voor
collectief aan toe zijn. SPW is benaderbaar en behulpzaam en is
de langere termijn het beleggingsbeleid vast. Jaarlijks wordt
proactief bij belangrijke momenten in het leven van deelnemers,
in een beleggingsplan het beleid geoperationaliseerd.
slapers en gepensioneerden. SPW staat voor: betrouwbaarheid, klantgerichtheid, servicegerichtheid, soliditeit en transparantie6.
Risicobeleid De kaders voor het risicobeleid worden bepaald door de
Strategie
rendementsdoelstelling van het fonds. Op basis van de
De pijlers van de strategie van SPW zijn het beleid ten aanzien
ALM-studie wordt deze doelstelling regelmatig tegen het
van de premie, de toeslagen, de beleggingen, de risico’s,
licht gehouden en doorgerekend. De ALM-studie vormt de
communicatie en uitbesteding.
basis voor het evenwicht tussen het premie- en toeslagbeleid
Het communicatiebeleidsplan kent de volgende kernwaarden: maatwerk, klanten servicegericht, betrouwbaar, solide en transparant. Maatwerk is niet echt een kernwaarde, maar wordt gekenmerkt door klant- en servicegerichtheid. Vandaar dat klant- en servicegerichtheid als twee kernwaarden zijn opgenomen.
6
10 en het strategisch beleggingsbeleid. In de ALM-studie wordt
n Verantwoording beleidsvoornemens 2013
bepaald waar SPW meer of minder risico accepteert. Voor de beleggingsmix worden de kaders vastgelegd voor de
Beleidsvoornemens 2013-2015
verhouding tussen defensieve beleggingen en meer offensieve.
Voor de strategische richting van SPW in de periode 2013 tot en
Daarnaast wordt bepaald in welke mate de rente- en valuta
met 2015 heeft het bestuur vier thema’s opgesteld, namelijk:
risico’s worden beperkt.
1. externe ontwikkelingen uit omgeving en sector; 2. complexiteit;
Communicatiebeleid
3. in control ‘Deskundigheid en beschikbaarheid’;
Het is van groot belang dat alle betrokkenen op de hoogte
4. communicatie en verbinding.
kunnen zijn van de keuzes die SPW maakt en wat de gevolgen van deze keuzes zijn. SPW maakt gebruik van traditionele en
De thema’s zijn afgeleid uit economische ontwikkelingen en
in toenemende mate van moderne communicatiemiddelen.
ontwikkelingen in de pensioensector en politiek. Voor onze
Onze communicatie is gebaseerd op zowel het zenden van
bestuurscommissies hebben we per thema speerpunten
informatie als op het ontvangen van reacties van betrokkenen.
benoemd en omgezet in actieplannen.
SPW stelt haar communicatie voortdurend bij op basis van
De omgeving en externe ontwikkelingen stellen aanvullende
een-op-eencontacten en op online reacties.
eisen aan SPW. De commissies volgen daarom de ontwikkelingen in de markt op de voet. In overleg met het bestuursbureau en de
Uitbestedingsbeleid
uitvoeringsorganisatie wordt gezorgd voor een vertaling van deze
SPW besteedt de uitvoering uit van haar vermogensbeheer,
ontwikkelingen naar onze situatie.
van de administratie en van de communicatie. Alleen die
Om de uitlegbaarheid van onze pensioenregeling te vergroten
professionele partijen die dit tegen redelijke kosten kunnen
is de pensioenregeling minder complex gemaakt met de
doen, komen hiervoor in aanmerking. Bij de selectie van de
aanpassingen in 2014. Op dit punt bekijken we nog of verdere
partijen waaraan SPW werkzaamheden uitbesteedt, zijn
vereenvoudigingen mogelijk zijn. Ook is de wens om de
aantoonbare continuïteit, integriteit, kwaliteit en beheersing
complexiteit in de beleggingsportefeuille te reduceren opgepakt.
essentieel. SPW houdt voortdurend de vinger aan de pols als
Een andere belangrijke ambitie voor de periode 2013-2015
het gaat om de vraag of de uitvoering van de werkzaamheden
is om een toekomstvaste governancestructuur en personele
volgens afspraak wordt uitgevoerd. Het uitbesteden
invulling ervan te hebben. In het kader van de Wet versterking
van werkzaamheden laat onverlet dat SPW uiteindelijk
bestuur pensioenfondsen is hier al een belangrijke stap gezet.
verantwoordelijk is en aangesproken kan worden op het
Ook heeft de taakverdeling en de verhouding tussen bestuur,
gevoerde beleid.
bestuursbureau en uitvoeringsorganisatie aandacht gehad. Met het thema communicatie en verbinding hebben wij de ambitie om ons nog verder te verdiepen in de veranderende behoeften van de verschillende klantgroepen. Zo kunnen wij
11 expliciete beleidskeuzes maken, waarbij de belangen van alle Dekkingsgraad in %
groepen in evenwicht blijven. 120
Ontwikkeling dekkingsgraad over 2013
115
2013 was een belangrijk jaar voor de dekkingsgraad.
110
Eind 2008 kwam het fonds in onderdekking. Daarom
105
diende SPW in juli 2009 een kortetermijnherstelplan in
100
Hierdoor waren de beleggingen in waarde gedaald en was
2013
dec
nov
okt
sep
aug
jul
jun
mei
apr
direct gevolg van de situatie op de financiële markten in 2008.
85 mrt
dekkingsgraad van 104,2. Het dekkingstekort was een
90
feb
als de dekkingsgraad lager is dan de minimale vereiste
95
jan
bij DNB. Een pensioenfonds heeft een dekkingstekort
2012
de marktwaarde van de verplichtingen toegenomen door de gedaalde rente. Het doel van het kortetermijnherstelplan was om binnen vijf
Verbeteringen pensioenfondsbestuur
jaar weer op het minimaal vereiste niveau te komen. Hiervoor
Het waarborgen van de Principes en de Code is een continu
moet de dekkingsgraad minimaal drie kwartalen hoger zijn
proces. In 2011 heeft het bestuur competenties, waarvan wij
dan het minimaal vereiste.
vinden dat die in het bestuur als collectief aanwezig moeten zijn, vastgesteld. In 2013 is een start gemaakt met het uitwerken van
Per 31 maart 2013 is SPW uit de situatie waarbij sprake
de competenties. In 2014 zal het opleidingsplan worden omgezet
is van een dekkingstekort. De dekkingsgraad was de drie
naar een individueel plan: een persoonlijk ontwikkelingsplan.
kwartalen daarvoor hoger dan minimaal vereist. Daarom heeft
Ook zijn we in 2013 gestart met de voorbereidingen voor de
DNB besloten het kortetermijnherstelplan als beëindigd te
invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en
beschouwen. Dit alles is gelukt zonder het laatste ‘redmiddel’,
van de Code Pensioenfondsen.
korten op de aanspraken en uitkeringen, te hoeven inzetten.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen In de volgende figuur wordt de ontwikkeling van de SPW
Het bestuur was gedurende 2013 in touw met de Wet
maanddekkingsgraad weergegeven in 2013:
versterking bestuur pensioenfondsen en heeft nauwlettend
Aan het begin van het jaar steeg de dekkingsgraad boven
de ontwikkelingen gevolgd. In oktober hebben wij besloten
het minimaal vereiste niveau. In het voorjaar steeg deze nog
tot het paritaire bestuursmodel met onafhankelijk toezicht
iets verder, waarna een korte periode een verlaging volgde.
per 1 juli 2014. Bij een paritair model is medezeggenschap
De dekkingsgraad herpakte zich en de stijgende lijn hield tot
geregeld via een verantwoordingsorgaan. Het huidige
november aan.
verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad verdwijnen.
12 Het nieuwe (gekozen) verantwoordingsorgaan gaat bestaan uit
opgenomen normen. Daar waar wij niet aan de norm
vertegenwoordigers van deelnemers, pensioengerechtigden en
voldoen en aanpassing noodzakelijk is zullen wij dit in 2014
werkgevers. Het onafhankelijk toezicht is belegd bij een Raad
afhandelen.
van Toezicht, die bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. Daarnaast wijzigt de samenstelling van het bestuur van SPW.
Risicobeleid
Nu bestaat het bestuur alleen uit vertegenwoordigers van
Ons integrale risicobeleid is in 2013 getoetst op werking en
werknemers en van werkgevers. Vanaf 1 juli 2014 krijgen
bestaan. Daarbij is een aantal verbeterpunten opgemerkt,
pensioengerechtigden ook hun eigen vertegenwoordiger in
die zullen worden verwerkt in de jaarlijkse herziening van
het bestuur. De afvaardiging van pensioengerechtigden in
het risicobeleid in 2014. De verbeterpunten hebben te maken
het verantwoordingsorgaan zal een bestuurder namens de
met de governance van SPW, de drie verdedigingslinies en
pensioengerechtigden voordragen. In december hebben wij
specifieke onderwerpen binnen de gedefinieerde risico
besloten ook een onafhankelijke bestuurder aan het bestuur
klassen.
toe te voegen, om ervoor te zorgen dat de portefeuille financieel risicomanagement ingevuld kan worden met een expert.
Pensioenleeftijd naar 67 jaar
Eind december zijn voorbereidingen getroffen om in het begin
Vanuit de fiscale wetgeving moest per 1 januari 2014 of de
van 2014 de verkiezingen voor het verantwoordingsorgaan te
pensioenleeftijd verhoogd worden naar 67 jaar met een
kunnen organiseren.
opbouwpercentage van 2,15 procent; of, bij handhaving van de leeftijd van 65 jaar, zou het opbouwpercentage nog veel
Code Pensioenfondsen
verder verlaagd moeten worden. Cao-partijen en het bestuur
In september 2013 hebben de Stichting van de Arbeid en de
vonden dit ongewenst, dus hebben cao-partijen in 2013
Pensioenfederatie de Code Pensioenfondsen gepubliceerd.
besloten om de pensioenleeftijd in de flexpensioenregeling per
De Code bevat bepalingen over het functioneren van de
1 januari 2014 te verhogen naar 67 jaar. Ook de opgebouwde
verschillende bestuurlijke organen binnen een pensioen-
pensioenaanspraken zijn per 1 januari aangepast naar
fonds. Daarnaast gaat de Code in op aspecten zoals
pensioen op 67-jarige leeftijd. Door de verhoging van de
benoemingen en zittingstermijnen. Ook integraal risico
pensioenleeftijd werden ook de aan het ouderdomspensioen
management, beloningen, diversiteit en verantwoord
gerelateerde pensioenproducten geraakt, waardoor wij nog een
beleggen komen aan bod. De Code komt in plaats van de
aantal aanvullende besluiten hebben moeten nemen.
Principes voor goed pensioenfondsbestuur en trad in werking op 1 januari 2014.
Convenant over verzekering van het inloop- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid
De normen in de Code zijn een aanvulling op wet- en regel
In januari 2013 hebben het Verbond van Verzekeraars en de
geving. Afwijken is mogelijk wanneer dit wordt gemotiveerd.
Pensioenfederatie een convenant gesloten over de dekking
Wij hebben beoordeeld of wij voldoen aan de in de Code
van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in
13 pensioenregelingen. De Stichting van de Arbeid ondersteunt het
• Er worden negen premiewaarborgen ingevoerd, om te
convenant en heeft sociale partners gevraagd het convenant
bewerkstelligen dat de verlaging van de pensioenopbouw
met ingang van 1 januari 2014 na te leven.
resulteert in een verlaging van de pensioenpremie (maar
Het doel van het convenant is om het makkelijker te maken
deze waarborgen zijn of worden via een andere weg al
voor mensen met een gezondheidsbeperking om van baan
ingevoerd).
te wisselen – zonder dat zij een bestaande bovenwettelijke inkomensbescherming, gebaseerd op een aanvullende
• De aftopping van het pensioengevend inkomen blijft gehandhaafd op 100.000 euro.
pensioenregeling, verliezen. Omdat het volgen van het convenant de enige manier is om
In de werkgroep zijn de gevolgen van het Witteveenkader
aansluiting te krijgen tussen fondsen op het gebied van dekking
onderzocht en opgenomen in de eindrapportage.
van het arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in de pensioenregeling, hebben wij besloten om met ingang van
Een ander belangrijk element voor de nieuwe pensioenregeling
1 januari 2014 het convenant te volgen.
is het nieuwe financiële toetsingskader (nFTK). Al lange tijd zijn pensioenfondsen in afwachting van het wetsvoorstel
Pensioenregeling 2015
over het nFTK, dat per 1 januari 2015 in werking zou moeten
Vanwege de aangekondigde herziening van het Financieel
treden. In juli 2013 bood het Ministerie van Sociale Zaken
Toetsingskader (FTK) en de versobering van het fiscale
en Werkgelegenheid (SZW) het conceptwetsvoorstel Wet
regime voor pensioenregelingen (Witteveenkader), zijn
invoering reële ambitieovereenkomst ter consultatie aan op het
bestuur en cao-partijen in 2013 een werkgroep gestart over
internet. Het wetsvoorstel gaf de keuze tussen twee nieuwe
de pensioenregeling 2015. De werkgroep heeft tot doel om
pensioencontracten: een nieuw nominaal pensioencontract en
scenario’s te definiëren voor de pensioenregeling. De werkgroep
een reëel pensioencontract. Bij de publicatie van de concept
heeft in april 2014 een eindrapportage opgeleverd voor bestuur
tekst wees staatssecretaris Klijnsma al direct op een aantal
en cao-partijen. Cao-partijen zullen in 2014 een besluit
probleempunten. Zo was er in het nieuwe nominale contract
nemen over eventuele aanpassing van de pensioenregeling
weinig goede spreiding tegen financiële schokken mogelijk.
en wij zullen aansluitend de wijzigingen doorvoeren in de
Het nieuwe reële contract bood weinig keuze wat betreft de
pensioenregeling per 1 januari 2015.
indexatieambitie (die moest altijd minimaal de prijsindex zijn).
De belangrijkste voorstellen voor de versobering van het fiscale
Hoewel in het voorbereidende traject om te komen tot het
regime (Witteveenkader) zijn:
conceptwetsvoorstel enkele pensioenfondsen waren betrokken, waren bijna alle pensioenfondsen ontevreden over het
• Het opbouwpercentage wordt per 1 januari 2015 verlaagd
uiteindelijke resultaat. Ondanks de input van de betrokken
van 2,15 procent naar 1,875 procent (middelloonregeling, bij
fondsen over specifiek de invaarproblematiek in het voortraject,
pensioenleeftijd 67).
bleek het conceptwetsvoorstel voor de meeste fondsen nog
14 te veel juridische risico’s rond het invaren van opgebouwde
Het moment waarop Klijnsma het definitieve wetsvoorstel FTK
aanspraken in het nieuwe contract met zich mee te brengen.
indient bij de Tweede Kamer, werd al enkele keren uitgesteld. Eind mei 2014 werd bekend dat het wetsvoorstel op zijn vroegst
Samen met de reacties tijdens de consultatieperiode van onder
dit najaar wordt behandeld door het parlement. Gezien de
meer pensioenfondsen, maar ook van wetenschappers, was dit
vertraging is invoering van het volledige nieuwe regime per
voor de staatssecretaris reden om in oktober 2013 bekend te
1 januari 2015 niet langer haalbaar. Invoering van de nieuwe
maken toch te kiezen voor één nieuw pensioenmodel in het FTK.
spelregels zal in eerste instantie gedeeltelijk plaatsvinden.
Het pensioenmodel van Klijnsma is een tussenvariant van het
Vooralsnog blijft onduidelijk hoe het wetsvoorstel er nu precies
nominale en het reële contract. Zo kunnen financiële schokken
uitziet, en wat er verandert ten opzichte van de huidige situatie.
en veranderingen in de levensverwachting gespreid worden verwerkt over maximaal tien jaar. Voor elke nieuwe schok geldt
Risicohouding belanghebbenden
weer een termijn van tien jaar. Korten blijft gelden als ultimum
In het najaar 2013 heeft SPW een risicobereidheidsonderzoek
remedium, de zekerheidsgraad van 97,5 procent blijft overeind
gehouden onder werkgevers, deelnemers en gepensioneerden.
en de discontovoet blijft gebaseerd op de risicovrije rente.
Het bestuur van SPW vindt het belangrijk om te weten hoe
Verder blijft het mogelijk om bij de premievaststelling een
werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden nu denken
demping toe te passen op basis van de gemiddelde rente over de
over zekerheid en risico op het gebied van pensioen. De
voorgaande tien jaar. Wat betreft de dekkingsgraad wordt steeds
resultaten van dit onderzoek zijn gedeeld met cao-partijen.
het gemiddelde over de twaalf voorgaande maanden genomen,
Cao-partijen bepalen immers de inhoud van de pensioenregeling
waardoor meer stabiliteit wordt bereikt.
en zullen de resultaten van het onderzoek meenemen bij de
Omdat het FTK geen inbreuk maakt op de bestaande
invulling van de nieuwe pensioenregeling van SPW in 2015.
zekerheden, en omdat het gaat gelden voor zowel de nieuwe als de oude aanspraken, gaat Klijnsma ervan uit dat de
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek lijkt er draagvlak
invaarproblematiek is opgelost.
te bestaan voor een regeling met enig risico. De voorkeuren van deelnemers en gepensioneerden zijn wel verdeeld als het gaat
De tussenvariant is in hoofdlijnen beschreven. Er bleef nog
om een regeling met weinig respectievelijk meer risico’s. Jongere
veel onduidelijk. Sinds oktober is er intensief contact geweest
deelnemers blijken minder risico te willen lopen, terwijl oudere
tussen de Pensioenfederatie, SZW, de Stichting van de
werknemers en met name gepensioneerden meer risico willen
Arbeid en diverse maatschappelijke organisaties. Complexe
lopen. Zeker als zij ervan uit kunnen gaan dat er een redelijk
discussieonderwerpen zijn onder meer prudent person
vaste bodem is waar het pensioen niet onder kan zakken.
(bezittingen moeten belegd worden in het belang van de deelnemers en pensioengerechtigden), het vermijden van de
Ondanks enig wantrouwen tegenover de financiële sector, blijkt
beleggingsspagaat, stabiliteit (onder meer vermindering van de
het oordeel over SPW zelf redelijk positief. Men vertrouwt erop
rentegevoeligheid) en toekomstbestendig indexeren.
dat SPW goed door de financiële crisis heen komt en voelt zich
15 thuis bij het fonds. Principes van collectiviteit en solidariteit
geschiktheid, risicobeheer, (verantwoord) beleggen en
tussen generaties worden onderschreven. De deelnemers en
communicatie.
gepensioneerden geloven zelf geen betere beleggingsresultaten
te kunnen behalen.
Uitvoeringskosten pensioenfondsen Ook in 2013 was de hoogte van de uitvoeringskosten onderwerp van bespreking. Er is nu, ook bij ons fonds, meer inzicht in deze kosten (zie pagina 28 en volgende). De stijging is vooral het gevolg van toename van het belegd vermogen en daaraan gerelateerde kosten. De kosten voor de pensioenuitvoering liggen tot 2016 contractueel vast. De hoogte van de kosten zal – behoudens extra kosten als gevolg van wijzigingen in het kader van een nieuw pensioencontract en een nieuw financieel toetsingskader – in 2014 en 2015 daarmee niet veel afwijken van de kosten in 2013.
DNB-onderzoek alternatieve beleggingen DNB heeft onderzoek gedaan naar de beheersomgeving van de alternatieve beleggingen van SPW. Wij hebben verschillende acties uitgevoerd om verbeteringen aan te brengen. Daartoe hebben wij een plan van aanpak opgesteld en grotendeels uitgevoerd. In 2013 hebben we verschillende keren gecommuniceerd over de bevindingen. DNB heeft aangegeven dat het onderzoek in 2013 is afgerond. De nog openstaande punten van het onderzoek zijn in 2014 afgehandeld. De voorbereidingen op de gesprekken en de afstemming met verschillende bestuursgremia hebben ons veel energie gekost. We hebben hier veel van geleerd en zijn blij dat we het onderzoek hebben afgerond. In de afzonderlijke hoofdstukken van dit jaarverslag is verder uiteengezet hoe wij omgaan met zaken als bestuurlijke
2. Financieel beleid
16
n Premie- en toeslagbeleid
Hoogte van de premie Aan de hand van de financiële positie van het fonds gedurende
De-Valck optie
Premiebeleid van SPW
en aan het einde van het jaar, bepaalt SPW of een korting op
De De-Valck optie houdt in dat
Voor het vaststellen van de pensioenpremie volgt SPW de wet-
de maximale premie kan worden gegeven. Als de reserves van
premieruimte wordt ingezet
telijke regels: de pensioenpremie moet minimaal kostendekkend
het fonds groot genoeg zijn, dan zijn de risico’s kleiner en kan
voor extra toeslagverlening
zijn. Dat betekent dat de premieopbrengsten minimaal gelijk zijn
een lagere premie worden vastgesteld. Door middel van een
aan actieven, als aan drie
aan de kosten van de in enig jaar opgebouwde pensioenen. We
premiekorting gaat de pensioenpremie dan omlaag.
voorwaarden wordt voldaan.
streven ernaar de premie hoger vast te stellen dan de kosten
Namelijk:
dekkende premie. Daarmee probeert het fonds de toeslagambitie
SPW kent twee verschillende pensioenregelingen: één voor
1. De gevraagde premie is hoger
voor actieve deelnemers waar te maken en toekomstige risico’s te
deelnemers geboren vóór 1950 (vroegpensioenregeling) en
beperken.
één voor deelnemers geboren na 1949 (flexpensioenregeling).
dan de zuivere (dus niet de
Deze pensioenregelingen kennen elk hun eigen premiestelling
gedempte) kostendekkende premie. 2. Er is sprake van onvolledige
De premieopbrengsten in 2013 zijn hoger dan de gedempte
en premieverdeling. De premie voor 2013 is vastgesteld op
kostendekkende premie in 2013.
het maximale premieniveau. Dit is 31 procent van de pensioengrondslag voor deelnemers geboren na 1949, of 26 procent van
toeslagverlening. 3. De dekkingsgraad is hoger dan 110 procent.
Grafische weergave van het premie- en toeslagbeleid
de pensioengrondslag voor deelnemers geboren vóór 1950.
In onderstaand overzicht wordt grafisch een (vereenvoudigde)
De premiepercentages in 2013 zijn gelijk aan die van 2012.
weergave van het huidige premie- en toeslagbeleid gegeven. Verhouding tussen premie en de dekkingsgraad Premiebeleid
Toeslagbeleid
Premiekorting neemt toe met maximaal 1% pensioengrondslag per jaar tot minimale premie is bereikt
Dekkingsgraad
Premiekorting ongewijzigd
135%
Volledige toeslagverlening (plus inhaaltoeslagen?) vanaf 100% reëel (voor communicatiedoeleinden gesteld op 135% nominaal)
De financiële positie van het fonds wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad. Als de gemiddelde dekkingsgraad gedurende de laatste vier kwartalen of aan het einde van het jaar lager is dan 135 procent, vindt er geen verhoging van de premiekorting plaats. De premie gaat in dat geval dus niet
Premiekorting daalt met maximaal 2% pensioengrondslag per jaar tot maximale premie is bereikt
125%
Premiekorting ineens naar 0%: maximale premie
115%
omlaag. Bij een dekkingsgraad die hoger is dan 135 procent, Gedeeltelijke toeslag (pro rata) + de De-Valck optie
105%
De korting op de pensioenpremie is op basis van het beleid maximaal 3,5 procent van de pensioengrondslag. Verlaging van de premiekorting – stapsgewijs
110% Premiekorting ineens naar 0%: maximale premie
wordt de premiekorting volgens bepaalde afspraken verhoogd.
Geen toeslagverlening en GEEN de De-Valck optie
Bij een gemiddelde dekkingsgraad gedurende de laatste vier kwartalen of aan het einde van het jaar tussen 115 procent en 125 procent, wordt de premiekorting verlaagd met
17 maximaal 2 procent van de pensioengrondslag. De verlaging
De arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn op risicobasis
van de premiekorting zet zich jaarlijks door tot het maximale
verzekerd. Dat betekent dat er alleen recht is op een uitkering
premieniveau is bereikt.
uit deze verzekeringen zolang een werknemer deelneemt aan de
Wet VPL staat voor Wet
pensioenregeling.
aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie
Verlaging van de premiekorting – ineens Als de gemiddelde dekkingsgraad van het fonds gedurende
In 2013 waren de premies als volgt vastgesteld:
levensloopregeling. De
de laatste vier kwartalen of aan het einde van het jaar 115
• De premie voor het WIA-excedentpensioen was 0,7 procent
doelstelling van de wet is
procent of lager is, dan verlenen wij geen premiekorting.
(2012: 0,5 procent) van de WIA-excedentgrondslag, inclusief
om mensen te stimuleren
De pensioenpremie wordt dan ineens vastgesteld of deze
bereikbaarheidsdienstvergoedingen. De franchise voor het WIA-
langer door te werken. Bij de
blijft gehandhaafd op het maximale premieniveau.
excedentpensioen was in 2013 51.156 euro (2012: 50.373 euro).
invoering van Wet VPL heeft
• De premies voor het WIA-pluspensioen en het
SPW met ingang van 1 januari
Ontwikkelingen premiekorting in het verslagjaar
WGA-hiaatpensioen waren 0,2 procent (2012: 0,15
2006 voorwaardelijk pensioen
Op grond van het beleid kan pas een premiekorting
procent) van het pensioengevend loon, inclusief
toegezegd aan een specifieke
plaatsvinden bij een dekkingsgraad vanaf 135 procent. SPW
bereikbaarheidsdienstvergoedingen.
groep deelnemers. Deze deelnemers moeten onder
besloot daarom dan ook geen premiekorting te verlenen.
n Toeslagbeleid van SPW Pensioenpremieverdeling in CAO Woondiensten
andere in dienst getreden zijn in de branche woningcorporaties
De premieverdeling tussen werkgevers en werknemers is
Ieder jaar probeert SPW de opgebouwde pensioenen van
vóór 1998.
vastgelegd in de CAO Woondiensten.
deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioenen van
Dit voorwaardelijk pensioen
gepensioneerden te verhogen met een toeslag. De opgebouwde
dient voor deze groep
VPL-premie
pensioenen van actieve deelnemers probeert het fonds mee
deelnemers uiterlijk in 2020 te
Met ingang van 1 januari 2012 heft het fonds bij alle
te laten stijgen met de procentuele loonstijging volgens de
worden ingekocht of bij eerdere
deelnemers met een actief dienstverband een VPL-premie.
cao. De (opgebouwde) pensioenen van gepensioneerden en
pensionering van deelnemers.
De VPL-premie is voor 2013 vastgesteld op 3,0 procent van het
gewezen deelnemers probeert het fonds mee te laten groeien
Om de inkoop van deze
pensioengevend loon (2012: 2,5 procent).
met de prijsinflatie. Als SPW toeslag verleent, behouden de
pensioentoezegging te kunnen
(opgebouwde) pensioenen hun waarde.
financieren, wordt vanaf 2012
Premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
een VPL-premie vastgesteld en
Naast de pensioenpremie betalen de deelnemers ook een
Toeslagverlening is voorwaardelijk
premiebijdrage voor drie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen:
Om te bepalen of en in welke mate toeslag wordt verleend,
• WIA-excedentpensioen;
hanteert SPW het volgende toeslagbeleid als richtlijn.
• WIA-pluspensioen;
Toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat betekent dat alleen
• WGA-hiaatpensioen.
toeslag wordt verleend als de financiële positie van het fonds dit toelaat. Toeslagverlening is dus geen recht en het
geheven.
18 fonds reserveert er geen geld voor. Aan toeslagverlening
Toeslagverlening actieve deelnemers
in voorgaande jaren kunnen dan ook geen rechten worden
In verband met het feit dat in de periode tussen 31 juli 2012
ontleend ten aanzien van toekomstige toeslagverlening.
en 31 juli 2013 geen collectieve loonsverhoging heeft plaats gevonden, ontstond er per 1 januari 2014 geen na te streven
De minimale dekkingsgraad waaronder geen toeslagen worden
toeslag over de opgebouwde rechten van actieve deelnemers.
verleend, bedraagt 110 procent. Volledige toeslagen worden
Vanwege de financiële positie van het fonds in 2013 is besloten
toegekend vanaf een nominale dekkingsgraad van 135 procent
om de beschikbare premieruimte niet te gebruiken voor een
op basis van de verwachte te verlenen compensatie voor prijs-
aanvullende toeslag voor de actieve deelnemers (De-Valckoptie).
inflatie. Bij een nominale dekkingsgraad tussen de 110 procent en 135 procent zullen toeslagen gedeeltelijk worden toegekend
Toeslagverlening gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
tot volledig bij 135 procent. Pas boven de nominale dekkings-
De consumentenprijsindex alle huishoudens (van het Centraal
graad van 135 procent kan sprake zijn van inhaaltoeslagen.
Bureau voor de Statistiek) is de maatstaf die wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van gewezen
Aan de hand van de financiële positie (dekkingsgraad) van het
deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtigden.
fonds gedurende en aan het einde van het jaar, bepaalt SPW
De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele
of toeslag kan worden verleend. Bij een gemiddelde of ultimo
ontwikkeling van de prijzen) was in de meetperiode van
dekkingsgraad die lager is dan 110 procent, wordt geen toe-
31 juli 2012 tot 31 juli 2013 1,7 procent. Omdat de gemiddelde
slag verleend. In het beleid wordt rekening gehouden met een
dekkingsgraad van het fonds in de vier kwartalen van 2013
situatie waarin de premie die het fonds vraagt, hoger is dan
niet hoger was dan 110 procent, worden de opgebouwde
de kostendekkende premie. Uit de premieruimte die hieruit
pensioenen van gewezen deelnemers en gepensioneerden per
ontstaat, kan nog (gedeeltelijk) toeslag worden verleend aan
1 januari 2014 niet verhoogd met een toeslag.
actieve deelnemers, mits de gemiddelde of ultimo dekkingsgraad zich boven de 110 procent bevindt.
Inhaaltoeslag Naast een gewone toeslag kan SPW besluiten om de pensioenen
Toeslagverlening in 2013 en 2014
nog eens extra te verhogen met een inhaaltoeslag. Met een
Per 1 januari 2013 zijn de opgebouwde pensioenen niet
inhaaltoeslag kunnen jaren waarin geen volledige toeslag is
verhoogd met een toeslag. Voor dit besluit baseerde het fonds
verleend, (gedeeltelijk) worden gecompenseerd.
zich op de financiële positie van het fonds ultimo 2012. Deze was op dat moment onvoldoende om toeslag te verlenen. Dit
Achterstand in toeslagverlening
is in overeenstemming met het bestaande toeslagbeleid.
Tot 1 januari 2009 was er geen sprake van een achterstand in de toeslagverlening. Per 1 januari 2009, per 1 januari 2010, per 1 januari 2011, per 1 januari 2012 en per 1 januari 2013 heeft SPW geen toeslagen verleend.
19 Ook per 1 januari 2014 zijn er geen toeslagen verleend. Hierdoor
Inhaaltoeslag afhankelijk van financiële positie
is het gedeelte van de toeslagverlening dat achterwege is
Pas indien de dekkingsgraad in enig jaar (na toekenning
gebleven, toegenomen. Niet toegekende toeslagen worden bij
reguliere toeslagen) boven 135 procent ligt, kan er sprake zijn
elkaar opgeteld. In de hiernavolgende tabellen is dit schematisch
van inhaaltoeslagen.
weergegeven.
Wanneer de mogelijkheid zich voordoet om de gemiste toeslag verlening in te halen, kan het bestuur overwegen om eventuele toeslagen als gevolg van de gestegen levensverwachting te
Tabel 2.1 Niet verleende toeslagen van actieve deelnemers
verrekenen.
(in procenten) Toeslagverlening op basis van beleid
Korting (+) of inhaal (-) toeslagverlening
Opgetelde niet verleende toeslagen
2009
2,31
+2,31
2,31
en pensioengerechtigden voorwaardelijkheidsverklaringen.
2010
0,00
0,00
2,31
Een voorwaardelijkheidsverklaring is een voorgeschreven tekst
2011
2,52
+2,52
4,83
door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Pensioenfondsen
2012
1,50
+1,50
6,33
moeten de voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken om
2013
1,91
+1,91
8,24
hun (gewezen) deelnemers en gepensioneerden duidelijk te
2014
0,00
0,00
8,24
informeren over toeslagverlening.
Jaar
Tabel 2.2 Niet verleende toeslagen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden (in procenten)
Voorwaardelijkheidsverklaringen toeslagverlening Wij hanteren in onze communicatie met (gewezen) deelnemers
n Verkort actuarieel verslag
Toeslagverlening op basis van beleid
Korting (+) of inhaal (-) toeslagverlening
Opgetelde niet verleende toeslagen
2009
3,0
+3,0
3,0
door op iedere post uit de technische verlies- en winstrekening
2010
0,0
0,0
3,0
nader in te gaan.
2011
1,4
+1,4
4,4
2012
2,4
+2,4
6,8
Doelstelling van ons fonds
2013
2,1
+2,1
8,9
De belangrijkste doelstelling van pensioenfondsen - en dus ook
2014
1,7
+1,7
10,6
Jaar
Met dit verkort actuarieel verslag willen wij inzicht geven in de financiële resultaten over het verslagjaar. Dat wordt gedaan
van SPW – is de zekerstelling van de toegezegde pensioenen. Die zekerstelling heeft niet alleen betrekking op de ingegane
Per 1 januari 2014 bedragen de niet verleende toeslagen voor
pensioenen, waarvoor geen premie meer wordt betaald, maar
actieve deelnemers 8,24 procent. Voor gewezen deelnemers
ook op de in de toekomst nog op te bouwen pensioenen van de
en gepensioneerden bedragen de niet verleende toeslagen
actieve deelnemers.
10,6 procent.
Daarnaast streeft het pensioenfonds ernaar dat pensioenen
20 van pensioentrekkende en premievrije deelnemers waardevast en
heid te beantwoorden. Wel is het mogelijk bepaalde aannames
de pensioenen van de actieve deelnemers welvaartsvast blijven,
te doen, zeker bij een grote groep deelnemers, zoals bij SPW het
indien en voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat.
geval is. Er worden dan aannames gedaan over de toekomstige ontwikkelingen op basis van bepaalde kansen en ervaringscijfers.
Financieel Toetsingskader (FTK) en Financiering door kapitaaldekking
Rekenrente en levenskansen samen noemen we de actuariële
De Pensioenwet schrijft voor dat het pensioen moet worden
grondslagen. Hiermee kan berekend worden hoeveel geld
gefinancierd door kapitaaldekking. Dat betekent dat met de
benodigd is voor de pensioenbetalingen in de toekomst.
geheven premie een kapitaal bij elkaar gespaard moet worden dat groot genoeg is om de pensioenuitkeringen te betalen. Het
Het pensioenfonds stelt de TV vast op basis van de overlevings-
benodigde kapitaal op enig moment noemen we de technische
tafels ‘AG-Prognosetafel 2012-2062’ toegepast met fonds-
voorziening (TV).
specifieke ervaringssterfte. Hierdoor wordt er bij de vaststelling van de TV rekening gehouden met een voorzienbare trend in
Bij kapitaaldekking speelt een aantal onzekere factoren een
overlevingskansen. De ervaringssterfte wordt toegepast om het
rol. Zo is er het beleggingsrendement dat het fonds behaalt.
verschil in overlevingskansen van de SPW-populatie en de gehele
De beleggingsopbrengsten kunnen van jaar tot jaar grote
Nederlandse bevolking in aanmerking te nemen.
schommelingen laten zien. Een andere onzekere factor is de inflatie. Bij de berekening van de TV van de opgebouwde
De TV is gelijk aan de actuariële contante waarde van de opge-
nominale pensioenaanspraken wordt op dit moment
bouwde, premievrije en ingegane pensioenen. Bij de vaststelling
geen rekening gehouden met toekomstige toeslagen ter
van de TV is uitgegaan van de door DNB gepubliceerde rente-
compensatie van de inflatie.
termijnstructuur (driemaands middeling en toepassing van de
Voor de bepaling van de hoogte van de pensioenpremie is
UFR-methodiek). Dit kwam eind 2013 overeen met een vaste
het belangrijk om te weten hoe de pensioenuitkeringen in de
rekenrente van 2,8 procent (2012: 2,5 procent).
toekomst zullen verlopen.
De actuariële resultaten (bedragen x 1.000) Pensioenuitkeringen komen bij SPW in drie vormen voor:
In totaal is in 2013 een positief resultaat behaald van 485.724 euro
1. (tijdelijk) ouderdomspensioen;
(2012: 397.157 euro), dat is toegevoegd aan het eigen vermogen.
2. (tijdelijk) nabestaandenpensioen;
Om na te gaan hoe dit resultaat is ontstaan uit afwijkingen
3. tijdelijk arbeidsongeschiktheidspensioen.
tussen veronderstellingen (bijvoorbeeld rekenrente en sterfte) en werkelijkheid, is een analyse (technische winst- en verliesrekening)
De uitkeringen zijn afhankelijk van de levensverwachting van de
opgesteld. In deze analyse zijn de verschillende bronnen
deelnemer, of hij wel of niet een partner heeft en of hij misschien
opgenomen die tot het resultaat hebben geleid. De uitkomsten uit
arbeidsongeschikt zal worden. Deze vragen zijn niet met zeker-
deze analyse zijn als volgt.
21 van 0,351 procent éénjaarsrente). De directe en indirecte
Technische winst- en verliesrekening over 2013 (in 1.000 euro)
beleggingsopbrengsten, na aftrek van de gemaakte interestLasten
Toeslagverlening Diversen
Baten
- Beleggingen/marktrente 842 Premies
en beleggingskosten en het rendement voor de VPL-schuld, 465.627
bedroegen 229.504 euro positief. Voor de TV was 26.910 euro
9.995
benodigd. Daarnaast is er sprake van een afname van de TV
Levenskansen
6.203
ultimo 2013 ad 263.034 euro als gevolg van de gedaalde rente.
Arbeidsongeschiktheid
1.832
Over het verslagjaar bedroeg de totale winst op beleggingen
Kosten
1.483
en marktrente derhalve: 229.503 – 26.910 + 263.034 =
1.426
465.627 euro.
Resultaat t.g.v. het eigen vermogen
485.724 VPL-regeling
Totaal
486.566 Totaal
486.566
Resultaat op premies Het resultaat op premies is het verschil tussen de benodigde
Hieronder volgt een toelichting voor de verschillende bronnen.
koopsom voor de pensioenopbouw en de premiebetalingen in het boekjaar. De totale premieontvangsten bedroegen in 2013
Resultaat op toeslagverlening
312.479 euro. Daarnaast kwam uit de premievrijstellingreserve
De opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten van
en de overige voorzieningen een bedrag beschikbaar van
actieve, gewezen en pensioentrekkende deelnemers zijn niet
10.494 euro. Het totale beschikbare bedrag was dus 322.973
verhoogd per 1 januari 2014 en derhalve is het resultaat op
euro. Uit het totaal van de ontvangen premies is een bedrag
toeslagverlening nul.
van 18.163 euro beschikbaar gesteld voor de dekking van nabestaandenpensioen (ANW), invaliditeitspensioen
Resultaat op diversen (in duizenden euro’s)
(IP), aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen ((A)AP),
Het resultaat op diversen is 842 euro negatief en bestaat uit
premievrijstelling (PVI) en kosten. Tevens was een bedrag
het resultaat op waardeoverdrachten van 224 euro negatief, het
van 86 euro beschikbaar voor de inkoop uit hoofde van de
resultaat op uitkeringen van 125 euro negatief en het resultaat
pensioenspaarregeling Privioen. De benodigde koopsom voor
op overige mutaties (waaronder de effecten van de aanpassing
de reguliere pensioenopbouw in 2013 bedroeg 289.491 euro.
van de regeling per 1 januari 2014 maar ook correcties) van
De risicokoopsom voor de dekking van het in de toekomst nog
493 euro negatief.
op te bouwen nabestaandenpensioen bedroeg 5.238 euro. Het positieve resultaat op premies kwam daarmee dit jaar uit op
Resultaat op beleggingen en marktrente
312.479 + 10.494 – 18.163 – 86 – 289.491 – 5.238 = 9.995 euro.
Het resultaat op interest is gelijk aan de behaalde beleggings opbrengsten, verminderd met de mutatie van de TV (vanwege
Resultaat op levenskansen
de wijziging van de marktrente gedurende het boekjaar) en
Het belangrijkste onderdeel van het resultaat op levenskansen
verminderd met de technisch benodigde interest (op basis
is het sterfteverloop. Afwijkingen tussen het sterfteverloop
22 waarmee gerekend is en de werkelijke sterfte beïnvloeden
gefinancierd vanuit de beschikbare middelen (VPL-schuld).
immers het verloop van de pensioenuitkeringen en daarmee het
Conform de afspraken met cao-partijen ontvangt SPW over
resultaat van SPW. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het
de inkoopsom een solvabiliteitsopslag ter grootte van de
langlevenrisico en het kortlevenrisico van alle deelnemers. Bij
dekkingsgraad primo verslagjaar. Het resultaat op VPL bestaat
het langlevenrisico gaat het vooral om afwijkingen ten aanzien
uit deze solvabiliteitsopslag en bedroeg in 2013 1.426 euro.
van de gemiddelde leeftijd die een gepensioneerde deelnemer bereikt. Bij het kortlevenrisico gaat het om afwijkingen ten aanzien van het verwachte aantal deelnemers met een partner die overlijdt. In 2013 is op zowel het langlevenrisico als het kortlevenrisico een winst geboekt, totaal 6.203 euro.
Resultaat op arbeidsongeschiktheid Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van het aantal invalideringen en revalideringen in een bepaald boekjaar. Per saldo is op arbeidsongeschiktheid een winst geboekt van 1.832 euro.
Resultaat op kosten Ter dekking van de door het fonds gemaakte kosten komen jaarlijks beschikbaar: • Een kostenbijdrage uit de premie (2013: 0,88 procent van de pensioengrondslag). • Een bedrag als gevolg van de vrijval van de excassokostenopslag uit de TV (2,3 procent opslag). Deze excassokostenopslag valt vrij op het moment dat het fonds uitkeringen doet. In 2013 was de kostenbijdrage uit de premie 9.159 euro en de vrijval uit de TV wegens excassokosten 3.963 euro. In totaal was in 2013 dus een bedrag beschikbaar van 13.122 euro. De werkelijke kosten in 2013 bedroegen 11.639 euro. Het resultaat op kosten was derhalve 1.483 euro.
Resultaat op VPL Toekenning van de VPL-aanspraak (bij pensionering) wordt
3. Vermogensbeheer
23
In het beleggingsplan 2013 is het bestuur uitgegaan van
lokale economische omstandigheden daar inmiddels waren
een gematigd positief hoofdscenario. Dit beleggingsplan is
verslechterd deed weinig ter zake, zolang de geldkraan maar
gebaseerd op het Strategisch Beleggingsplan 2013-2015,
open stond. Maar toen Bernanke dreigde de kraan dicht te
dat is opgesteld naar aanleiding van de in 2012 uitgevoerde
draaien, vloeide het kapitaal voor een belangrijk deel terug
ALM-studie. In de loop van 2013 zijn de ontwikkelingen
naar veiliger oorden, met als gevolg dalende beurskoersen,
in de financiële markten getoetst aan het hoofdscenario
stijgende rentes en depreciërende valuta in EM. Tot verrassing
en mogelijke bijstellingen van de portefeuille besproken.
van velen besloot de Fed in september om de tapering voorlopig
Gedurende het jaar is echter vastgehouden aan het beleid
terug te draaien vanwege de scherpe stijging van de rente en
zoals vastgelegd in ons beleggingsplan 2013.
het tegenvallende groeitempo. In december besloot de Fed toch tot tapering over te gaan, vanwege verbeterde macro-
SPW kent een actief beleggingsbeleid. Dit geldt voor het
economische cijfers. In november kwam de ECB met een
allocatiebeleid en voor de beleggingscategorieën zelf. Door
verrassing door de beleidsrente met 25 basispunt te verlagen
dit actieve beleid wijken de rendementen van de beleggingen
tot 0,25 procent, vanwege de geringe (krediet)groei, lage
af van de relevante referentie-index. De portefeuille kende
inflatie en hardnekkige werkloosheid. De verlaging kwam veel
een totaalrendement van 2,9 procent, tegenover 1,7 procent
vroeger dan veel analisten hadden gedacht. Bovendien gaf
voor de referentie-index van de gehele portefeuille. De
ECB-president Draghi aan de economische vooruitzichten nog
portefeuille heeft het daarmee beter gedaan dan de referentie-
steeds negatief te vinden, zodat het monetaire beleid mogelijk
index. Dit kwam deels door een goed allocatiebeleid over de
verder wordt verruimd.
beleggingscategorieën en deels door een positief selectiebeleid binnen de meeste beleggingscategorieën, te weten aandelen,
Figuur 3.1. Rentes in de eurozone en de Verenigde Staten
bedrijfsobligaties (credits), commodities (grondstoffen), private equity en hedgefondsen. 3,5
Een aanzienlijk deel van het geld dat in ontwikkelde markten werd gepompt, had zijn weg gevonden naar EM. Dat de
10y UST
10y Bunds
30y swap
dec
nov
okt
sep
aug
(EM, opkomende markten) werden eveneens sterk geraakt.
0 jul
niet alleen in de VS, maar ook in Europa. Emerging Markets
0,5
jun
assets (tapering). Hierop steeg de rente op staatsobligaties;
1
mei
eens zou kunnen ophouden met het opkopen van financiële
1,5
apr
Bernanke voorzichtig doorschemeren dat de Fed op termijn wel
2
mrt
in beroering brachten. Eind mei 2013 liet Fed-voorzitter Ben
2,5
feb
Het waren vooral de centrale banken, die de financiële markten
3
jan
Ontwikkeling van de financiële markten
24 Qua groei en inflatie viel het jaar 2013 tegen. Ondanks enorme
De prestaties van de meeste beleggingscategorieën waren niet
politieke strubbelingen accelereerde de economische groei
al te positief, met als grote uitzondering de aandelenkoersen
in de VS gedurende het jaar, als gevolg van het verregaande
in ontwikkelde landen. Aandelenkoersen in de VS bereikten
stimulerings¬beleid in het recente verleden. Maar ten opzichte
all-time highs en in de eurozone stegen aandelen boven
van 2012 bleef het uiteindelijke groeitempo onveranderd
het pre-Lehman niveau uit, mede geholpen door het sterke
2 procent. De economie van de eurozone slaagde er het tweede
stimuleringsbeleid. Aandelen in Emerging Markets deden het
kwartaal van 2013 in om na zes kwartalen van krimp uit de
door de taperingdiscussie beduidend slechter. De stijging van de
recessie te komen. Maar de groeicijfers zijn zo minimaal dat
renteniveaus in de eurozone en de VS drukten het rendement op
ze de werkloosheid niet duurzaam naar beneden brengen.
vastrentende titels in 2013. Lagere spreads voor de periferie van
De inflatie nam in de loop van het jaar steeds verder af. In
de eurozone verzachtten de pijn van een stijging van de Duitse
de eurozone was ze in november gedaald tot 0,9 procent op
Bundyields. De rentestijging zorgde echter ook voor opwaartse
jaarbasis en in de VS tot 1,2 procent. Dat kan nauwelijks nog
druk op de langjarige swaprente, wat een gunstig effect had op
als stabiele inflatie worden aangemerkt en komt gevaarlijk
de waardering van de verplichtingen en de dekkingsgraad.
dichtbij deflatie.
Beleggingsovertuigingen Figuur 3.2. Inflatie en groei in de eurozone en de Verenigde Staten
In 2013 hebben we vastgehouden aan onze beleggings overtuigingen (Investment Beliefs). Deze uitgangspunten van ons beleggingsbeleid zijn:
3
1. Asset allocatie is de belangrijkste keuze in relatie tot het
2,5
uiteindelijke rendement.
2
2. Bepaalde beleggingsrisico’s worden op lange termijn
1,5
beloond.
1
3. Voor illiquide beleggingen wordt een extra vergoeding
0,5
ontvangen.
0
4. Op lange termijn treedt mean reversion op.
-0,5
5. Diversificatie is belangrijk, maar er zit wel een grens aan.
-1
6. Het pensioenfonds belegt alleen in categorieën en
n US cpi
n US GDP
n EZ GDP
dec
nov
okt
sep
aug
jul
jun
mei
apr
mrt
feb
jan
-1,5
strategieën als er voldoende inzicht is. 7.
Inzicht in de kosten van de beleggingen is belangrijk.
8. Belangen verschillen. 9. Innovatie en snelheid van handelen lonen. 10. Investeringen van het pensioenfonds zijn maatschappelijk verantwoord.
25
ALM-studie
Tabel 3.1 Behaalde fondsrendementen in 2013 (in procenten)
In 2013 heeft SPW geen nieuwe ALM-studie laten uitvoeren. De uitkomsten van de studie uit 2012 vormden de basis voor
Beleggingscategorie
Fondsrendement
Resultaat benchmark
ons strategisch beleggingsplan 2013-2015. Input voor deze
Vastgoed
0,1
0,2
studie waren onder andere onze beleggingsovertuigingen en de
Aandelen*
16,0
13,7
een ALM-studie. ALM
verwachte risico’s en rendementen van de diverse beleggingen
Vastrentende waarden
0,1
-0,4
staat voor Asset Liability
op de lange termijn.
Private equity
9,8
9,8
Hedgefondsen
1,3
-4,1
stemt de beleggingen en de
Uit de in 2012 uitgevoerde ALM-studie concludeerde het
Commodities
-5,0
-5,5
pensioenverplichtingen op
bestuur dat de categorie Emerging Markets Debt (schuldpapier
Opportunities
-54,1
-3,2
elkaar af. De ALM-studie is een
uitgegeven door opkomende landen) geen toegevoegde waarde
Infrastructuur
3,7
7,7
richtlijn voor het maken van
vertegenwoordigt. Dit betreft schuldpapier uitgegeven in
Totaal
2,9
1,7
beleidskeuzes.
opkomende landen. In het tweede kwartaal van 2013 heeft
* Dit is exclusief putopties.
SPW de separate positie, zoals belegd in het APG Emerging Markets Debt Fund verkocht, ter waarde van 107 miljoen euro.
Strategische beleggingsmix 2013
In de tweede helft van dit jaar kende deze categorie, gemeten
In 2013 heeft SPW de portefeuille ingericht op basis van de
naar de referentie-index, een negatieve performance.
in het beleggingsplan opgenomen normgewichten. Onze beleggingsportefeuille kende gedurende het gehele jaar een
Overzicht rendementen per beleggingscategorie
overwogen positie in aandelen, onder andere op basis van een
In het volgende overzicht zijn de behaalde beleggingsrende
gematigd positief scenario. Dat betekent dat de werkelijke
menten per beleggingscategorie schematisch weergegeven.
omvang van de beleggingen in aandelen groter was dan de
Ook de resultaten van de betreffende benchmarks zijn in het
norm die was vastgesteld in het beleggingsplan. Door de
schema opgenomen. De performance van de renteswaps is niet
positieve rendementen op de aandelenbeurzen profiteerde
opgenomen. Deze droeg over heel 2013 3,5 procent negatief
SPW dan ook extra.
bij aan de performance. SPW sluit renteswaps af om het renterisico te verminderen.
De portefeuille alternatieve beleggingen is gedurende 2013 verder uitgebreid richting de normwegingen. Dit gold met name voor hedgefondsen, waar de weging per ultimo 2013 zelfs uitsteeg boven de normweging: 3,1 procent tegen een normweging van 2,6 procent. De werkelijke omvang van hedgefondsen en private equity samen was gedurende het jaar echter kleiner dan de vastgestelde norm. Deze onderweging werd deels gecompenseerd door een licht hogere weging
Asset Liability Management Het fonds houdt periodiek
Management. Een ALM-studie
26 in aandelen. Gedurende het jaar pakte dit positief uit
Tabel 3.3 Strategische beleggingsmix op deelniveau, de norm, de
omdat aandelen een goed rendement realiseerden over het
werkelijke mix voor 2013 en de voorgenomen mix voor 2014
gehele jaar. De allocatie naar de alternatieve beleggingen in
(in procenten)
commodities en ook vastgoed was in lijn met de normwegingen in het beleggingsplan. Onze strategische beleggingsmix, de norm voor 2013 en de
Vastgoed
werkelijke mix voor 2013 zijn weergegeven in tabel 3.2.
Aandelen ontwikkelde markten
Tabel 3.2 Strategische beleggingsmix op hoofdniveau, de norm en de werkelijke mix voor 2013 (in procenten)
Vastrentende waarden
Strate gische mix 20132015
Norm voor 2013
44,0
44,0
Werkelijk ultimo 2013
42,1
Norm voor 2012
Werkelijk 2012
39,0
40,8
Zakelijke waarden: - Aandelen*
30,0
30,0
33,8
35,0
Aandelen Minimum Volatility Aandelen opkomende markten
Norm voor 2013
Werkelijk ultimo 2013
Voorgenomen mix 2014
8,5
8,0
8,5
16,15
20,0
16,0
4,25
4,0
4,5
5,1
6,0
5,1
Staatsobligaties
11,9
12,0
21,0
Credits
25,5
25,0
21,0
Private equity
5,95
5,0
6,0
Hedgefondsen
2,55
3,0
4,0
Commodities
4,25
5,0
4,0
Opportunities
0,425
0
0
Infrastructuur
0,425
0,1
0
36,1
Overlay
15,0
11,0
10,0
Totaal
100,0
100,0
100,0
- Vastgoed
10,0
10,0
8,5
10,0
8,9
Alternatieve beleggingen
16,0
16,0
15,6
16,0
14,2
NB De werkelijke ultimo 2013 en de voorgenomen mix 2014 afgerond op 1 decimaal telt niet op tot 100.
* Dit is exclusief putopties.
Afdekken beleggingsrisico’s De norm voor 2013 is in het beleggingsplan 2013 vastgesteld
SPW loopt bepaalde beleggingsrisico’s. Dit zijn in het bijzonder
en op onderdelen ingevuld. Deze normweging was van
rente-, aandelenmarkt- en valutarisico’s. De beheersing van
toepassing vanaf 1 januari 2013. In onderstaande tabel
deze risico’s is voor ons van wezenlijk belang.
staan de normgewichten weergegeven inclusief de overlay portefeuille. Deze portefeuille bestaat uit rente- en
Renterisico
valutaderivaten.
Er is verschil in renterisico tussen de pensioenverplichtingen van het fonds en de beleggingen. Dat verschil zorgt mogelijk voor een negatieve ontwikkeling van de dekkingsgraad. Dat willen wij gedeeltelijk voorkomen. Wij doen dat door
27 onze pensioenverplichtingen deels af te dekken. Het
dekkingsgraden een verkoop van de putopties de resultaten op
renteafdekkingsbeleid wordt uitgedrukt als percentage van
de meeste fronten zou verbeteren.
het renterisico van de nettoverplichtingen. Het renterisico van de nettoverplichtingen wordt gedefinieerd als het renterisico
Op basis van deze conclusie hebben wij de aandelenafdekking
van de verplichtingen minus het renterisico van de portefeuille
begin januari geheel afgebouwd. De opbrengst van 67 miljoen
vastrentende waarden.
euro is herbelegd in de beleggingsmix. Gedurende het jaar bleek dat dit positief heeft bijgedragen aan het resultaat. Door
Het beleid van SPW ten aanzien van renteafdekking is om
de gestegen aandelenkoersen zou de waarde van de opties zijn
bij hogere rentestanden de rente meer te beschermen dan
afgenomen. De beleggingsmix kende daarentegen een positief
bij lagere rentestanden. Uit de ALM-studie concludeerde
rendement.
SPW dat mean reversion een positief effect heeft op de rentestanden. Daarom is in januari 2013, toen de rente gedaald
Valutarisico
was, de renteafdekking verminderd van 52 procent per eind
Valutakoersen veranderen dagelijks. Daardoor is het mogelijk
2012 naar 46 procent in januari, in lijn met het Strategisch
dat beleggingen in vreemde valuta in waarde dalen. Wij
beleggingsplan 2013. De opbrengst van deze verlaging is
willen dat zo veel mogelijk voorkomen. Daarom dekten we de
belegd in de beleggingsmix van SPW. Dit bleek over heel
valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse
2013 goed uit te pakken. De rente steeg gedurende het jaar,
ponden, Japanse yen en Hong Kong-dollars in 2013 nagenoeg
waardoor renteswaps een negatief rendement kenden. En de
geheel af. Dat doen we door valutatermijncontracten af te
beleggingsmix kende een positief rendement. In juni steeg de
sluiten. In de valutatermijncontracten spreken we af om op
30-jaars referentierente tot boven de trigger van 2,5 procent.
termijn de ene valuta om te ruilen voor een andere valuta tegen
Op dat moment is het renterisico gereduceerd door de
een vooraf vastgelegde koers. Zo lopen we geen risico meer
rentehedge te verhogen tot 52 procent. Gedurende de rest van
door dalende valutakoersen. We profiteren daarentegen ook
het jaar is de rentehedge rondom dat niveau gehandhaafd.
niet van stijgende valutakoersen.
De totale waarde van de renteswaps (inclusief opgelopen rente)
Op basis van de ALM-studie van 2012 concludeerden wij
bedroeg aan het einde van 2013 847 miljoen euro. Aan het
dat volledige afdekking van het valutarisico niet optimaal
begin van 2013 was dat nog 1.275 miljoen euro.
werkt. Om die reden hebben wij in 2013 het valutarisico voor 92 procent afgedekt. In 2013 is het beleid voortgezet om de
Aandelenmarktrisico
valutarisico’s op beleggingen in Hong Kong-dollars af te dekken
De koersen van aandelen fluctueren dagelijks en worden
via Amerikaanse dollars. Op deze wijze heeft het fonds de
door een veelvoud aan factoren beïnvloed. Het neerwaartse
blootstelling aan risico’s op kleinere munten teruggebracht.
koersrisico dekten wij in het verleden af met putopties. Uit de
Ons resultaat op valutatermijncontracten bedroeg in 2013
ALM-studie van 2012 concludeerde SPW dat bij de recente
155 miljoen euro positief.
28
Portefeuilleoverzicht
rendement van het fonds ten opzichte van een benchmark
SPW boekte over 2013 een positief beleggingsresultaat. De
rendement. De benchmark wordt gebruikt om de resultaten van
gehele beleggingsportefeuille liet over 2013 een rendement
het fonds te vergelijken met een bepaalde objectieve maatstaf.
van 2,9 procent zien (inclusief renteafdekking). Het belegde vermogen nam in 2013 toe van 7,9 miljard naar 8,3 miljard euro.
De Z-scores over de laatste vijf jaar vormen de performance toets. Bij een negatieve performancetoets mag een aangesloten
In tabel 3.4 is de beleggingsportefeuille schematisch
werkgever, onder bepaalde voorwaarden, besluiten om het fonds
weergegeven. Het onroerend goed en de alternatieve
te verlaten. Dit vormt een risico voor het draagvlak van SPW. Wij
beleggingen zijn opgenomen onder zakelijke waarden.
zijn ons daarvan bewust en monitoren de ontwikkeling van de Z-score en de performancetoets daarom nauwgezet.
Tabel 3.4 Portefeuilleoverzicht naar beleggingscategorie
In tabel 3.5 zijn de Z-scores en de resultaten van de
(in duizenden euro’s)
performancetoetsen over de laatste vijf jaar weergegeven. Zakelijke waarden
Vastrentende waarden
Liquiditeiten
Totaal
2007
2.477.463
1.867.544
401.430
4.746.437
2008
2.321.326
1.953.814
85.054
4.360.194
2009
2.694.016
2.260.510
90.364
5.044.890
2010
3.239.487
2.482.078
168.144
5.889.709
2009
2011
3.384.721
3.484.143 ./.
6.689
6.862.175
2010
2012
3.907.261
3.901.507
117.176
7.925.944
2011
2013
4.207.166
3.912.756
228.301
8.348.223
2012
0,78
1,14
2013
0,88
2,29
Jaar
Tabel 3.5 Z-scores en resultaten van de performancetoetsen over de laatste vijf jaar Z-score
Resultaat performancetoets
./.
0,15
2,21
./.
0,03
1,17
0,78
0,73
Jaar
Het belegde vermogen in bovenstaande opstelling is niet gelijk aan de beleggingen zoals deze zijn gepresenteerd in de
Beleggingsresultaten per beleggingscategorie
jaarrekening. Deze ongelijkheid wordt veroorzaakt door een
De beleggingscategorieën lieten een gemengd, maar per saldo
andere presentatie van de liquide middelen. Deze staan in de
positief resultaat zien in 2013. Hierna worden de resultaten per
balans niet onder beleggingen gerubriceerd.
beleggingscategorie toegelicht.
Z-score van het fonds
Vastgoed
De Z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. De
Evenals in 2012 hebben de beleggingen in vastgoed in 2013 een
Z-score geeft de afwijking weer van het feitelijke beleggings-
positief rendement behaald. In 2013 bedroeg dat 0,1 procent.
29 Het rendement van de referentie-index bedroeg 0,2 procent.
gehouden door gunstig gebruik te maken van mogelijkheden
De vastgoedbeleggingen bestaan uit beursgenoteerde en niet-
om transacties in participaties en onderliggende beleggingen
beursgenoteerde beleggingen. Net als in 2012 werd het
te ruilen met andere beleggers. Ze zijn ruimschoots goed
positieve rendement in 2013 voor het grootste deel veroorzaakt
gemaakt door de hoge relatieve performance van de APG-
door de beursgenoteerde vastgoedbeleggingen. Het verwachte
aandelenfondsen.
rendement op lange termijn van beide categorieën is onge veer gelijk. Op korte termijn hebben beursgenoteerde beleg
De beide fondsen Ontwikkelde Markten en Minimum Volatility
gingen echter een hogere volatiliteit als gevolg van directe
beleggen wereldwijd in aandelen, waarbij het Minimum
kapitaalmarktinvloeden.
Volatility fonds zich richt op defensievere aandelen. Deze zullen zich ten tijde van negatieve marktontwikkelingen naar
De vastgoedportefeuille bestaat uit een Tactical Real Estate
verwachting beter handhaven dan aandelen in het fonds
pool en uit niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen.
Ontwikkelde Markten. Bij positieve marktontwikkelingen is dit
Deze zijn gespreid naar regio en in Europa naar sector. Op
juist andersom. In 2013 rendeerden de aandelenontwikkelde
basis van de in 2012 uitgevoerde ALM-studie is besloten
markten ruim 21 procent, tegen 19 procent van de referentie-
de komende jaren toe te gaan treden tot de Strategic Real
index. SPW bouwde gedurende 2013 belangen op in beide
Estate pool. Dit is de APG-pool die strategisch belegt in zowel
fondsen. Het SPW-rendement van de belegging in het fonds
beurs- als niet-beursgenoteerd vastgoed, met dus een langere
Ontwikkelde Markten bedroeg 19,7 procent tegenover 18,4
investeringshorizon in vergelijking met onze Tactical Real
procent van de referentie index. Het SPW-rendement van
Estate pool. In 2013 heeft SPW een belang opgebouwd van
de belegging in het fonds Minimum Volatility bedroeg 11,3
40 miljoen euro in deze pool.
procent, tegenover 8,9 procent van de referentie-index. Beide fondsen presteerden daarmee beter dan de referentie-index.
Aandelen
Het besluit om in 2013 actief te gaan beleggen, pakte voor
In 2013 heeft SPW afscheid genomen van de beleggingen in
2013 dan ook positief uit.
de regionale passief belegde aandelenfondsen beheerd door
Tactical Real Estate pool De Tactical Real Estate
een externe manager. SPW is gaan participeren in de APG-
Ontwikkelde markten presteerden in 2013 beter dan
pool maakt deel uit van de
fondsen Ontwikkelde Markten en Minimum Volatility. Deze
opkomende markten. Het rendement op de aandelen
vastgoedportefeuille van SPW.
twee fondsen kennen een actieve beleggingsstijl, in lijn met het
portefeuille in opkomende markten was 6,5 procent negatief,
Deze pool bevat uitsluitend
beleid van SPW. De omzetting vond gedurende de eerste helft
in ontwikkelde markten 16 procent positief. Aan het einde
beursgenoteerd vastgoed
van het jaar plaats door participaties van de passief beheerde
van het jaar bedroeg de allocatie naar ontwikkelde markten
en kent een middellange
fondsen te verkopen en participaties in de APG-fondsen te
24,4 procent tegenover een normweging van 20,4 procent.
beleggingshorizon.
kopen. De totale verkoop- en aankoopkosten op basis van een
De allocatie naar opkomende markten bedroeg 5,7 procent
transitiewaarde van 2,05 miljard euro bedroegen 6 bps (0,06
tegenover een normweging van 5,1 procent.
procent, in waarde 1,2 miljoen euro). Deze kosten zijn minimaal
30 Vastrentende waarden
ontwikkeling te stimuleren. Het fonds waarin SPW belegt,
De portefeuille vastrentende waarden van SPW bestaat uit
hebben wij in 2012 op beide criteria negatief beoordeeld.
staatsobligaties, bedrijfsobligaties en een kleine portefeuille
De looptijd van dit fonds is naar verwachting tot 2015.
van microkredieten. Het rendement van SPW op de totale
Wij verwachten in 2014 het grootste deel van de gedane
portefeuille vastrentende waarden was in 2013 0,1 procent
investering terug te krijgen. Dit fonds behaalde in 2013 een
positief. Het fonds presteerde daarmee beter dan de
rendement van 0,8 procent.
referentie-index, die 0,4 procent negatief rendeerde.
Private equity en Infrastructuur Staatsobligaties hebben in 2013 een rendement van 2,0 procent
In voorgaande jaren is een groot aantal contracten aangegaan
laten zien. Het rendement was daarmee voor dit onderdeel
met private equity-fondsen. Deze fondsen vragen op basis
minder goed dan de referentie-index, die 2,2 procent rendeerde.
van deze contracten over een periode van een aantal jaren
De bedrijfsobligaties in de beleggingsportefeuille kenden in
gelden op.
2013 een minder goed jaar. In 2012 daalden de kredietopslagen (de zogeheten spreads) door het herstel op de kredietmarkten,
In 2012 is besloten om voor 92 miljoen euro aan nieuw geld toe
maar deze trend zette zich in 2013 niet voort. De kredietopslag
te zeggen aan deze categorie en te gaan participeren in de APG
is het verschil tussen de rente op een bedrijfsobligatie en die
Private Equity 2013 pool. Gedurende 2013 is een bedrag van
op een staatsobligatie. Hoe hoger de kredietopslag, hoe hoger
8 miljoen euro opgevraagd. In 2013 hebben de overige private
de compensatie is voor het kredietrisico dat verbonden is aan
equity-fondsen van SPW voor ongeveer 59 miljoen euro
bedrijfsobligaties. Bij een afnemende kredietopslag neemt
opgevraagd voor dergelijke financiering. Dit is een relatief
de waarde van de bedrijfsobligaties toe. De bedrijfsobligaties
beperkt bedrag als dit wordt gerelateerd aan de totale
rendeerden met 0,8 procent negatief wel een stuk beter dan de
toezeggingen van 620 miljoen euro die SPW oorspronkelijk
referentie-index, die een rendement van 1,7 procent negatief
heeft gedaan in de overige private equity-fondsen. Er is voor
noteerde.
ongeveer 39 miljoen euro aan inkomsten gegenereerd.
Microkredieten
In 2013 hebben we besloten om voor 209 miljoen euro toe
Een klein deel van de portefeuille vastrentende waarden is nog
te zeggen aan de APG Private Equity 2014-2015. Op basis
belegd in microkredieten. Microkredieten zijn leningen aan
van deze toezegging verwacht SPW de komende jaren de
kleine ondernemers in ontwikkelingslanden. Zij kunnen door
strategische private equity normweging van 6 procent te
deze leningen een kleine investering doen. Zo verbeteren zij
kunnen realiseren.
hun winstvooruitzichten. De waarderingen zijn in 2013, net als in 2012, verder hersteld Microkredieten horen een interessant rendement op te leveren.
na forse afwaarderingen in 2008. Dat was het gevolg van de
Maar ze zijn vooral bedoeld om een positieve maatschappelijke
verbeterde economische omstandigheden. De waarderingen
31 van private equity volgen normaal gesproken de waardering
van traditionele beleggingen. In deze categorie hebben
van beursgenoteerde aandelen met ongeveer zes maanden
beheerders meer vrijheid in hun beleggingsstijl. Hedgefondsen
vertraging. De positieve rendementen op aandelen behaald in
ontlenen hun naam aan het feit dat zij doorgaans traditionele
2012, liggen mede aan de basis van de positieve rendementen
risicofactoren, zoals aandelenmarktrisico of kredietrisico,
op private equity in 2013.
volledig of gedeeltelijk afdekken. Het rendement van een hedgefonds hangt sterk af van de specifieke strategieën en
Wij realiseerden binnen deze beleggingscategorie in 2013 een
vaardigheden van de beheerders.
rendement van 9,8 procent. De referentie-index behaalde over dezelfde periode een rendement van 9,8 procent. De referentie-
In 2013 hebben wij deze categorie kritisch gevolgd. Zo heeft het
index is gerelateerd aan de Thomson Venture Economics Fund
bestuur meerdere kennissessies belegd over hedgefondsen en
index. Dit is een index die bestaat uit een groot aantal private
heeft SPW uitgebreidere rapportage ontvangen. De beleggingen
equity-fondsen dat in de markt beschikbaar is. Het gewicht
in hedgefondsen hebben, net als in voorgaande jaren, in 2013
van de private equity-portefeuille per eind 2013 bedroeg 5,3
een positief rendement laten zien. In 2013 was dat 1,3 procent
procent.
in euro’s gemeten. De referentie-index, eveneens in euro’s, liet een negatief rendement van 4,1 procent zien. Er werd aldus een
Infrastructuur realiseerde in 2013 een beperkt positief
outperformance behaald van 5,4 procent. Het rendement op
resultaat van 3,7 procent, tegenover 7,7 procent van de
hedgefondsen is na alle kosten.
referentie-index. De referentie-index bestaat voor 40 procent uit een obligatie-index en voor 60 procent uit beursgenoteerde
Commodities
infrastructuur aandelen. Beide onderdelen uit de referentie-
In 2013 is de waarde van de portefeuille in commodities
index rendeerden positief in 2013. De portefeuille bestaat
(grondstoffen) gedaald met 5,0 procent. Daarmee presteerde
daarentegen volledig uit niet-beursgenoteerde fondsen.
deze portefeuille wel beter dan de referentie-index, die in 2013
Hierdoor kunnen van jaar op jaar verschillen ontstaan in
een negatief rendement van 5,5 procent liet zien. Het aandeel
de rendementen van de portefeuille en de referentie-index.
in de gehele beleggingsportefeuille was ultimo 2013 ongeveer
Het gewicht bedroeg eind 2013 0,5 procent, tegenover een
4,6 procent. Dit was in lijn met de normweging van 4,3 procent
normweging van 0,4 procent inclusief overlay. De portefeuille
uit het beleggingsplan.
heeft een zeer geringe omvang en zal niet worden uitgebreid. Als zich goede kansen voordoen, zal SPW afscheid nemen van
Voor onze beleggingen in commodities streven wij naar lage
deze beleggingen.
transactiekosten en een betere absolute risico-rendements verhouding. De commoditiesmarkt wordt voor een groot deel
Hedgefondsen
bepaald door partijen die actief zijn in de commoditiessector
De beleggingscategorie hedgefondsen is een verzameling van
en die risico’s willen afdekken. En daarnaast door institutionele
alternatieve beleggingsstrategieën die zich onderscheiden
partijen die inspelen op prijsstijgingen. Hierdoor is er veel
32 potentie voor het toevoegen van rendement door actief beheer.
om deze beleggingen te verkopen vanwege onze beleggings
In 2014 zullen wij deze categorie volgen, door specifieke
overtuiging om voor minimaal 5 procent in één categorie
kennissessies te organiseren en commodities te evalueren.
belegd te zijn. Begin 2013 was voor slechts 0,1 procent van de portefeuille in deze categorie belegd. De opbrengst van
Opportunities
12 miljoen euro is per 1 februari herbelegd in de beleggingsmix.
De Opportunities portefeuille van SPW bestaat uit life settle
Gedurende het jaar kende de beleggingsmix een positief
ments. SPW heeft in 2007 besloten tot participatie in een
rendement, terwijl de categorie Alternative Inflation over het
life settlements portefeuille. Deze portefeuille bestaat uit
gehele jaar 3,0 procent negatief rendeerde.
Amerikaanse polissen die over het algemeen zijn gesloten op het leven van ‘key-men’ van grote bedrijven, terwijl die bedrijven de
Verantwoord beleggen
polis niet langer in stand wilden houden. De begunstigde had de
SPW hecht grote waarde aan verantwoord beleggen als
mogelijkheid om de polis ‘af te kopen’ bij de betreffende levens-
onderdeel van de beleggingsfilosofie. In onze beleggings
verzekeraar. Partijen zijn hierop ingesprongen door een hogere
overtuigingen besteden wij dan ook nadrukkelijk aandacht aan
waarde dan de afkoopwaarde te betalen. De ontwikkeling van de
verantwoord beleggen. De beleggingsovertuigingen vormen de
waarde van deze portefeuille hangt af van de levensontwikke-
uitgangspunten voor het beleggingsbeleid van SPW.
ling van de polishouders. Het rendement van deze portefeuille viel in 2013 wederom tegen. Het bestuur heeft deze categorie
Wij zien het als onze verantwoordelijkheid om uit te dragen dat
daarom zorgvuldig geanalyseerd. Om redenen van prudentie
verantwoord beleggen de toekomst is. Bij het beheren van de
besloot het bestuur de belegging af te waarderen door een
pensioengelden van de medewerkers van woningcorporaties
schattingswijziging in de waarderingsmethodiek toe te passen.
hebben wij daarom oog voor mens, milieu en maatschappij.
Deze wijziging houdt verband met het toepassen van de meest
SPW heeft de visie dat bedrijven die zich inzetten voor
conservatieve Amerikaanse actuariële sterftetafels. SPW vindt
een goed milieu en de ontwikkeling van de maatschappij,
namelijk dat die sterftetafels beter passen bij de betreffende
op lange termijn een beter resultaat zullen laten zien. Op
polissen in de portefeuille. Voorlopig houdt SPW deze belegging
aandeelhoudersvergaderingen stemmen wij over zaken als
aan, gegeven de kosten en prijsafslag die gemoeid zijn met het
onafhankelijk ondernemingsbestuur en beloningsbeleid.
verkopen van deze niet-liquide belegging. De weging in de portefeuille bedroeg aan het eind van 2013 0,2 procent tegen-
Gedurende het jaar hebben wij met een groot aantal bedrijven
over een normweging van 0,4 procent inclusief overlay.
wereldwijd gesprekken gevoerd over zaken als duurzaamheid, milieu en arbeidsverhoudingen. In een enkel geval heeft dit
Alternative Inflation
geleid tot uitsluiting, indien de gesprekken geen verbetering
Eind 2012 hebben wij besloten om onze beleggingen in
brachten. Zo sluiten wij vanaf 1 januari 2014 het Japanse
Alternative Inflation te verkopen. Dit betreft inflatiegerelateerde
Tepco uit, omdat het bedrijf ons inziens handelt in strijd met de
leningen die aan bedrijven worden verstrekt. Er is besloten
uitgangspunten van de VN Global Compact.
33 Over het jaar 2013 hebben we voor de derde keer het verslag
gemiddeld belegd vermogen van 8,1 miljard euro, zijn deze
Verantwoord Beleggen uitgebracht. Hierin lichten wij ons beleid
kosten van 37,6 gestegen naar 47,5 basispunten als gevolg
toe en leggen we verantwoording af over onze beleggingen in
van wijzigingen in de beleggingsmix en in de beleggingstijl.
2013. Dit verslag wordt op onze website gepubliceerd:
De prestatievergoedingen zijn met 7,1 miljoen euro gestegen
www.spw.nl.
tot 10,1 miljoen euro. In basispunten van het gemiddeld belegd vermogen is dit een stijging van 4,1 tot 12,4 basispunten. De
Kosten vermogensbeheer
stijging is grotendeels het gevolg van goede prestaties van de
De afgelopen jaren is bij pensioenfondsen aangedrongen
beleggingscategorieën hedgefondsen, private equity, aandelen
meer duidelijkheid te geven over de uitvoeringskosten. Wij
ontwikkelde markten bedrijfsobligaties. De integrale kosten
geven hieraan gehoor en volgen in de verslaglegging over de
zijn met circa 18,3 miljoen euro toegenomen tot 48,8 miljoen
uitvoeringskosten de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
euro; in basispunten van het gemiddelde belegd vermogen is dit een stijging van 41,6 naar 59,9 basispunten.
De Pensioenfederatie heeft de definities van de kostensoorten in 2013 verder uitgewerkt, waarbij de nadruk ligt op een
Zie de tabel 3.6 “Kosten van het vermogensbeheer” op de
nadere detaillering van de overige kosten. Daarnaast is
volgende pagina.
naar de rapportage van de transactiekosten en de daarbij gebruikte aannames gekeken. Ook deze zijn verder uitgewerkt. De aanpassing van de definities maakt het vergelijken met voorgaande jaren lastig. In de jaarrekening zijn, net als in voorgaande jaren, uitsluitend de kosten volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving 610 opgenomen. Daarbij worden, voornamelijk bij fund investeringen, kosten gesaldeerd met opbrengsten. Dit leidt ertoe dat in de jaarrekening een lager totaal kostenbedrag wordt verantwoord dan in dit bestuursverslag.
Kosten van vermogensbeheer in perspectief Tabel 3.6 bevat onder meer de integrale kosten van het vermogensbeheer. Het totaal van de kosten vóór prestatie vergoedingen in 2013 bedraagt 38,6 miljoen euro, circa 11,0 miljoen euro meer dan in 2012. Uitgedrukt in basispunten (een basispunt is een honderdste procentpunt) van het
34 Tabel 3.6 Kosten van het vermogensbeheer
Vermogensbeheerkosten 2013 (EUR mln)
Vastgoed
Gemiddelde NAV in mln euro
Beheervergoedingen in mln euro
bp. per cat.
Prestatievergoedingen bp. v/h totaal
in mln euro
bp. per cat.
Totaal 2013 bp. v/h totaal
in mln euro
bp. per cat.
Totaal 2012 bp. v/h totaal
in mln euro
bp. per cat.
bp. v/h totaal
615
9,5
154
11,6
0,4
7
0,5
9,9
161
12,1
8,5
143
11,5
1.773
3,7
21
4,5
1,5
9
1,9
5,2
29
6,4
1,8
9
2,5
Minimum Volatility
233
0,6
27
0,8
0,0
0
0,0
0,6
27
0,8
Opkomende markten
416
1,7
41
2,1
0,2
4
0,2
1,8
44
2,3
1,6
56
2,2
939
1,1
11
1,3
0,0
-
-
1,1
11
1,3
0,7
11
1,0
1.903
4,2
22
5,2
1,3
7
1,6
5,5
29
6,8
5,1
29
7,0
Private Equity
461
8,9
194
11,0
1,9
41
2,3
10,8
234
13,3
6,4
142
8,7
Hedgefondsen
192
4,9
253
6,0
4,8
253
6,0
9,7
506
11,9
3,1
437
4,2
Commodities
341
1,2
35
1,5
0,0
0
0,0
1,2
35
1,5
1,0
42
1,4
Opportunities
36
0,3
94
0,4
0,0
0
0,0
0,3
94
0,4
0,9
245
1,3
Infrastructuur
41
0,8
190
1,0
0,0
0
0,0
0,8
190
1,0
0,8
203
1,1
Overlay & overig
1.183
1,8
2,2
0,0
0
0,0
1,8
15
2,2
0,6
5
0,8
Totaal 2013
8.133
38,6
47,5
10,1
12,4
48,8
Totaal 2012
7.345
27,6
37,6
3,0
4,1
Aandelen Ontwikkelde markten
Vastrentende waarden Staatsobligties Bedrijfsobligaties
59,9
30,6
41,6
35 Bij de evaluatie van de kosten van vermogensbeheer dient
• De beheervergoedingen voor externe vermogensbeheerders.
niet alleen naar de absolute hoogte van de gerapporteerde
Deze zijn met 2,2 miljoen euro gestegen tot 15,2 miljoen
kosten worden gekeken. De kosten hangen samen met de
euro. In vergelijking met 2012 zijn deze kosten met 1,1
hoogte van het belegd vermogen, de beleggingscategorieën
basispunten gestegen. Het overgrote deel van deze toename
waarin wordt belegd, de verhouding tussen liquide en illiquide
wordt veroorzaakt door een grotere allocatie naar de
beleggingen, het risicoprofiel, de wijze waarop wordt belegd, de
categorie hedgefondsen en daarnaast nog beperkt vanwege
gekozen tijdshorizon en de behaalde performance. Uitsluitend
verbeterd inzicht in de private equity kosten van fund of
een integrale afweging over een langere termijn van al deze
fund investeringen. Uit de tabel komt ook naar voren dat
factoren maakt een juiste evaluatie van de kosten van het
alternatieve beleggingen in het algemeen, in vergelijking met
vermogensbeheer mogelijk.
andere beleggingscategorieën, hoge beheervergoedingen hebben. Een fonds met een groter aandeel in alternatieve
Tabel 3.6 geeft, naast de integrale kosten van vermogens beheer, ook de verdeling van de beleggingen, en de beheer- en
beleggingen zal daarom hogere kosten hebben. • Het bewaarloon. Dit betreft de vergoeding voor het in
de prestatievergoedingen van de verschillende categorieën
bewaring geven van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf.
weer. Naast de absolute kosten zijn twee relatieve kolommen
Deze kosten zijn met 0,3 miljoen euro gestegen tot 0,8
opgenomen. In de kolom basispunten per categorie (bp per cat.)
miljoen euro (stijging van 0,3 basispunten). De stijging wordt
zijn de kosten uitgedrukt als basispunten van het gemiddeld
enerzijds veroorzaakt vanwege een hoger belegd vermogen
belegd vermogen van de betreffende categorie. In de kolom
en anderzijds vanwege wijzigingen in de beleggingsmix,
basispunten van het totaal (bp v/h totaal) staat de bijdrage in
namelijk een groter aandeel naar aandelen opkomende
basispunten van de betreffende categorie aan de totale kosten.
markten. • Overige kosten. Deze zijn met 3,2 miljoen euro gestegen tot
De beheervergoedingen van circa 38,6 miljoen euro over 2013
5,5 miljoen euro. Dit komt overeen met een toename van 3,6
bestaat uit:
basispunten. Deze stijging wordt gedeeltelijk veroorzaakt
• Beheerfee APG. Deze is in absolute termen met 5,3 miljoen
door een wijziging in de toewijzing van de fondskosten naar
euro gestegen naar 17,1 miljoen euro. De stijging wordt
pensioenbeheer danwel vermogensbeheer, die niet in de
veroorzaakt door een stijging van het gemiddeld belegd
cijfers over 2012 is doorgevoerd. Daarnaast onder andere
vermogen, een hogere allocatie naar hedgefondsen, een
vanwege een hogere allocatie naar hedgefondsen en wat
lagere allocatie naar overlay, en daarnaast vanwege een
hogere kosten bij vastgoed (Real Estate).
wijziging in de beleggingsmix (van de passieve aandelen mandaten naar de actieve APG fondsen, waarvoor een
De kosten van vermogensbeheer worden onder andere
hogere fee geldt). Relatief gezien zijn de kosten met
gedreven door de beleggingsstijl. Wij voeren voor het overgrote
4,9 basispunten gestegen.
deel van de beleggingen een actieve beleggingsstijl, met als doel extra rendement boven de benchmark te verdienen. Deze
36 stijl brengt hogere kosten met zich mee dan bijvoorbeeld
Het meest in het oog springend zijn daarbij de categorieën
een passieve stijl, waarbij de benchmark wordt gevolgd.
private equity en hedgefondsen. Deze categorieën maken
In 2013 is gestart met een actieve beleggingstijl voor
samen 8 procent van de portefeuille uit, maar dragen
ontwikkelde aandelen, wat terug is te zien in hogere kosten.
25,2 basispunten bij aan de totale 59,9 basispunten aan
De hogere kosten moeten in relatie worden gezien tot het
vermogensbeheerkosten. Voor de langere termijn verwacht
extra rendement dat voor de deelnemers wordt gerealiseerd.
het bestuur dat het rendement van hedgefondsen, na kosten,
Voor de gecombineerde aandelencategorieën is bijvoorbeeld
dicht in de buurt komt van het rendement op aandelen. Voor
een rendement gerealiseerd van 15,1 procent, terwijl het
de categorie private equity zijn de kosten in vergelijking met
benchmarkrendement 12,8 procent bedroeg. Dit betekent
andere categorieën eveneens relatief hoog, maar ook deze
dat met actief management extra rendement is gerealiseerd
beleggingen leveren na aftrek van alle kosten een aantrekkelijk
voor de deelnemers. De kosten van vermogensbeheer zijn
rendement op voor de deelnemers. Alternatieve beleggingen
in mindering gebracht op de in deze alinea genoemde
zijn, onder andere vanwege een illiquiditeitspremie en
rendementen.
diversificatievoordelen, aantrekkelijke categorieën in de beleggingsmix.
De prestatievergoedingen van 10,1 miljoen euro zijn vergoedingen aan externe managers voor een meerjarige
Transactiekosten
performance boven het afgesproken benchmarkrendement,
De Pensioenfederatie onderscheidt behalve beleggingskosten
die worden betaald uit het behaalde extra rendement. De
ook transactiekosten. Deze categorie is complex en niet
prestatievergoedingen zijn gestegen met 7,1 miljoen euro,
altijd beschikbaar, en wordt gekenmerkt door schattingen.
oftewel 8,3 basispunten. Van de 12,4 basispunten aan
De transactiekosten bestaan uit in- en uitstapkosten bij
prestatievergoedingen komt het merendeel voor rekening
beleggingsfondsen, aan- en verkoopkosten bij directe
van de hedgefondsen (6 basispunten) als gevolg van goede
beleggingen in beleggingstitels, en acquisitiekosten. De
performance over het jaar 2013. Dit geldt ook voor aandelen
geïdentificeerde transactiekosten over 2013 bedragen naar
ontwikkelde landen, credits en private equity. Als gevolg van de
schatting 9,1 miljoen euro (2012: 4,9 miljoen euro), oftewel
goede prestaties zijn de prestatievergoedingen in vergelijking
11,2 basispunten (2012: 6,7 basispunten). De stijging van
met 2012 voor deze categorieën gestegen. Kortom, de kosten
deze kosten wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere
betreffende de prestatievergoedingen moeten gezien worden
in- en uitstapkosten voor beleggingsfondsen, als gevolg van
in relatie tot het extra rendement dat is gerealiseerd boven
strategische herwegingen in de beleggingsmix. Daarnaast
de benchmark.
zijn de kosten gestegen door een hoger aantal interest rate swaptransacties. De stijging in de transactiekosten
Eén van de belangrijkste drivers van de totale kosten is de
wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een wijziging in de
beleggingsmix. Uit de tabel komt duidelijk het verschil in kosten
berekening van de kosten van valutatransacties, als gevolg van
naar voren tussen de verschilllende beleggingscategorieën.
een aanscherping van de definities van de Pensioenfederatie.
37 Uitvoeringskosten pensioenbeheer In 2013 waren de totale pensioenuitvoeringskosten van SPW 11,6 miljoen euro (2012: 12,5 miljoen euro). Een specificatie van deze kosten is te vinden in de jaarrekening. De gemiddelde kosten over 2013 per deelnemer van SPW zijn 241 euro (2012: 250 euro). Dit is volgens de definitie van de CEM-benchmark. De algemene kosten van het fonds (bijvoorbeeld de contributie aan DNB en de kosten van het bestuursbureau) bedragen over 2013 2,5 miljoen euro. Hiervan wordt, conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie, in 2013 50 procent toegerekend aan de kosten vermogensbeheer. Deze toerekening is niet in de cijfers van 2012 doorgevoerd.
38
4. Beheersing van de risico’s Het uitvoeren van een pensioenregeling en het beheren van het pensioenvermogen is omgeven met risico’s. Het bestuur vindt
• De toezichtdoelstellingen betreffen de naleving van weten regelgeving.
het belangrijk om met een integrale aanpak op deze risico’s te kunnen sturen. Zo kunnen wij over een beheerste en integere
Het behalen van strategische en operationele doelen is ook
bedrijfsvoering beschikken. Dat doen wij door sommige risico’s
aan externe invloeden onderhevig. Het gevolg daarvan is dat wij
tot een minimum te beperken en andere risico’s bewust en
worden geconfronteerd met risico’s. Daarbij is het aan ons om
gecontroleerd te nemen. Daarmee wordt het mogelijk om
vast te stellen hoeveel risico acceptabel is. Dit moet zodanig
bijvoorbeeld rendement te maken op onze beleggingen binnen
gebeuren dat kan worden gestreefd naar de realisatie van de
de gestelde grenzen wat betreft risicoacceptatie. Die afweging
pensioenambitie. Dit zien wij als onze risicohouding.
tussen het beperken en bewust lopen van risico’s is gebaseerd op de doelstelling en ambitie van SPW en de risicobereidheid
Het integraal risicomanagement zorgt ervoor dat wij risico’s
van het bestuur. Dit zijn belangrijke uitgangspunten
kunnen beoordelen op hun positieve en negatieve potentieel
voor ons risicobeleid en de uitvoering van het integraal
en op hun bijdrage aan de realisatie van onze doelstellingen.
risicomanagement.
Tegelijkertijd faciliteert het ons in onze toezichthoudende rol. Dit vanwege de tijdige ontvangst van relevante informatie
Het doel van integraal risicomanagement
over risico’s en de mogelijkheid om tijdig te kunnen ingrijpen.
Het bestuur ziet integraal risicomanagement als een continu
Hiermee worden wij in staat gesteld om in control te zijn en te
proces waarmee potentiële gebeurtenissen (risico’s) worden
blijven.
geïdentificeerd die een effect kunnen hebben op het realiseren van onze doelstellingen. Wij zijn eindverantwoordelijk voor dit
Onze risicohouding en ambitie
proces en passen risicomanagement toe bij het formuleren
De mate waarin het bestuur bereid is risico’s te nemen, vloeit
van de strategie van het fonds. Bij het nemen van strategische
voort uit de doelstellingen en ambitie van SPW. De doelstelling
beslissingen beschouwen wij risico’s en doelstellingen
van SPW is het realiseren van een middelloonregeling met een
nadrukkelijk in samenhang.
ambitie (voorwaardelijk) tot volledige indexatie. Dit is vertaald in onze risicohouding en komt tot uitdrukking in een strategisch
Wij onderscheiden daarbij de volgende vier soorten
risicokader. Dit kader wordt gevormd door de ALM-studie, het
doelstellingen:
premie- en indexatiebeleid zoals opgenomen in de ABTN, het
• De strategische doelstellingen betreffen globale doelen en
beleggingsbeleid en het kortingsbeleid. Een geïntegreerde
zijn afgestemd op de missie. • De operationele doelstellingen betreffen het effectief en efficiënt gebruik van middelen. • De rapportagedoelstellingen betreffen de betrouwbaarheid van de verslaglegging, waaronder het jaarverslag.
benadering van deze onderdelen is noodzakelijk, omdat deze onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. In de keuze voor de risicohouding maken wij een afweging tussen de hoogte van de premie, de indexatieambitie en de te nemen risico’s ten aanzien van de beleggingen. Deze keuze wordt mede bepaald door de
39 aard, omvang en complexiteit van de risico’s waaraan SPW
Periodiek voert het bestuur een risicoanalyse uit. Deze analyse
blootgesteld is.
is gebaseerd op de risicomethodiek FIRM van DNB. De analyse wordt aangevuld met risico’s die voor de specifieke situatie en
De verantwoordelijkheid en sturing op dit beleid liggen bij het
organisatie van SPW van toepassing zijn. In het voorjaar is een
bestuur. Toetsing en regie vinden plaats bij het bestuursbureau.
workshop voor identificatie van risico’s gevolgd. Daarin zijn de
De operationalisering van het beleid gebeurt grotendeels bij
actuele risico’s voor SPW geïdentificeerd en de bijbehorende
onze uitvoeringsorganisatie. Wij hanteren een uitbestedings
definities vastgesteld. Ook is aandacht besteed aan de rangorde
beleid dat de randvoorwaarden voor deze uitbesteding
van risico’s en de onderlinge samenhang. Dit heeft onder andere
bevat. Specifieke afspraken over onder andere de reikwijdte,
geresulteerd in het risicoprofiel van SPW.
verantwoordelijkheden, kwaliteit en kosten van de dienst verlening, zijn in de uitbestedingsovereenkomsten en de SLA’s
De risico’s die zijn onderkend, willen we kunnen volgen. Hiertoe
vastgelegd.
bepalen we risico-indicatoren of maatstaven waarmee deze risico’s kunnen worden gemonitord.
Onze risicomanagement aanpak Wij hanteren het COSO ERM raamwerk als basis voor ons
Deze beheersing van risico’s vindt plaats op continue basis,
risicomanagement. Dit houdt in dat het risicomanagement op
binnen verschillende geledingen van ons pensioenfonds en bij
strategisch niveau is ingebed in de besluitvorming en sturing van
de uitvoeringsorganisatie. Sommige, vooral financiële, risico’s
de organisatie, waardoor de organisatie op een efficiënte manier
spelen daarbij op zowel strategisch, als tactisch en operationeel
omgaat met risico’s binnen alle geledingen van het fonds.
niveau en vereisen op elk niveau andere aandacht, bijsturing en beheersmaatregelen.
Het COSO ERM is een raamwerk voor de inrichting van het risicomanagement en biedt concrete handvatten voor de
In verschillende week-, maand-, kwartaal- en jaarrapportages
uitvoering daarvan. Op basis daarvan onderkennen wij de
wordt over de ontwikkelingen van risico’s gerapporteerd. Dit
volgende activiteiten:
is mede gedaan op basis van indicatoren en maatstaven. We
• Het identificeren van specifieke gebeurtenissen of
hebben deze informatie vergeleken met vooraf vastgestelde
omstandigheden die voortvloeien uit de doelen van SPW
normeringen, benchmarks en afspraken, die een weerspiegeling
(risico’s en mogelijkheden).
vormen van ons beleid en onze risicohouding.
• Vertaling daarvan naar kansen en impact (in termen van geld).
Onze organisatie en inrichting
• Bepalen van een beheersingsstrategie.
Het bestuur vindt een risicobewuste cultuur binnen de organisatie
• De voortgang daarvan monitoren.
van SPW van groot belang. Daarom hebben wij gekozen voor een organisatie-inrichting op basis van het three-lines-of-defence model in de governance van ons risicomanagement. Hierin is de
40 onafhankelijkheid van de risicomanagement- en compliance
De raad houdt toezicht op de interne procedures, zoals beleids-
functie ten opzichte van de bedrijfsvoering geregeld. Daarnaast
en bestuursprocessen en op de manier waarop met de risico’s op
is er sprake van toezicht vanuit een drietal organen.
lange termijn wordt omgegaan. De Raad van Toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden.
Eerste beheersingslijn
Daarnaast heeft SPW ook een verantwoordingsorgaan, dat de
Het lijnmanagement is verantwoordelijk voor de resultaten,
bevoegdheid heeft een algemeen oordeel te geven over het
operatie, compliance en effectieve controle van risico’s van SPW.
handelen van het bestuur. Het verantwoordingsorgaan mag
Deze eerste beheersingslijn ligt bij de uitvoeringsorganisatie.
onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren naar het beleid van het
Ook de uitvoeringsorganisatie hanteert intern het three-lines-
fonds en/of het functioneren van het bestuur.
of-defense model. DNB en AFM zijn de externe toezichthouders, die uit hoofde van
Tweede beheersingslijn
de Pensioenwet de belangen van deelnemers beschermen.
De risicomanager van SPW, werkzaam op het bestuursbureau,
DNB houdt daarbij toezicht op de financiële gezondheid van
ziet toe op de uitvoering en het management van, de controle op
SPW. Dat doet zij op basis van een risicogebaseerde en
en de rapportage over de risico’s door de uitvoeringsorganisatie.
steekproefsgewijze inschatting. AFM ziet erop toe dat markten
Met deze invulling wordt countervailing power ten opzichte van
en financiële instellingen op een duidelijke en eerlijke manier
de uitvoerder bewerkstelligd.
werken en communiceren.
Derde beheersingslijn Het dagelijks bestuur ziet toe op het ontwerp en de effectiviteit
Ontwikkelingen in het verslagjaar en verwachtingen voor het komend jaar
van de interne controles, inclusief de eerste- en tweedelijns
In 2012 hebben we ons risicomanagement getoetst aan het
risicomanagementactiviteiten. Het dagelijks bestuur legt
Integraal Risicomanagement kader van DNB. De volwassenheid
verantwoording af aan het bestuur. Het bestuur behandelt de
van ons risicomanagement is daarmee in kaart gebracht.
risicorapportage ieder kwartaal en beoordeelt of de risico’s
Vervolgens hebben we vastgesteld waar verbeteringen nodig
in control zijn. De rol van het dagelijks bestuur is met ingang
zijn om het risicomanagement op het hoogste niveau te brengen
van 2014 overgedragen aan de bestuurscommissie Audit en
(niveau vier met de kenmerken ‘volledig geïmplementeerd’ en
Uitbesteding.
‘periodiek geëvalueerd’).
Ook de externe accountant en actuaris vervullen een
In 2013 hebben we verder gewerkt aan een proactief risico-
belangrijke rol.
management. Wij willen de risico-indicatoren en -maatstaven verder uitdiepen. Dit is belangrijke input voor een verbetering
Toezichthoudende organen
van ons integrale risicomanagement, dat wordt vastgelegd in
De Raad van Toezicht is de interne toezichthouder van het fonds.
onze integrale risicorapportage. Deze risicorapportage is een
41 vast agendapunt op onze bestuursvergaderingen. Voorts willen
Alternatieve beleggingen
wij ons incident- en issuemanagement structureren. Zo ontstaat
Beleggingen in zogenoemde alternatieve beleggingen
een beter overzicht en inzicht in mogelijk gemanifesteerde
(hedgefondsen, private equity en commodities) kenmerken
risico’s. Bovendien kan zo de effectiviteit van beheersmaat
zich door een andere manier van risicomonitoring dan de
regelen worden bepaald en verbeterd.
overige beleggingen. Dat wordt vooral veroorzaakt door een andere waardering van deze beleggingen. SPW gelooft dat de
Ons risicoprofiel
alternatieve beleggingen een toegevoegde waarde opleveren
Het bestuur onderkent in zijn risicobeleid een breed scala aan
in termen van rendementskarakteristieken en daardoor
risico’s die samenhangen met de doelstellingen van SPW. Door
aan de realisatie van de doelstellingen van het fonds. Zo
onze jaarlijkse risico-inventarisatie zorgen wij ervoor dat het
hebben deze alternatieve beleggingen karakteristieken in
risicobeleid up-to-date blijft. Zo wordt een actueel risicoprofiel
het rendement die positief uitwerken op het totale risico van
van het fonds in kaart gebracht. In het voorjaar van 2013 hebben
de beleggingsportefeuille. In het beleggingsplan is dit verder
wij een dergelijke inventarisatie uitgevoerd en het risicoprofiel
uitgewerkt. Bij de laatste kwalitatieve beoordeling van de risico’s
bijgewerkt. Op basis daarvan zijn de volgende risico’s voor SPW
zien wij een toename, vooral doordat de rapportage over deze
in het verslagjaar als grootste risico’s onderkend.
beleggingen onvoldoende was. In 2013 hebben wij met onze vermogensbeheerder overleg gehad en de beleggingsrapportage
Marktrisico
is daarop aangepast.
De grootste twee (sub)risico’s die wij binnen het marktrisico onderscheiden, zijn het renterisico en het marktrisico voor
We hebben een bewuste keuze gemaakt ten aanzien van de
alternatieve beleggingen.
allocatie naar alternatieve beleggingen. In de ALM-studie van 2012 is een verdere analyse gedaan met een onderzoekallocatie
Renterisico
naar welke combinatie van alternatieve beleggingen de grootste
In 2013 is de renteafdekking verminderd van 52 procent eind
toegevoegde waarde levert in de beleggingsportefeuille. De
2012 naar 46 procent in januari, op basis van een berekening
analyse leidde tot een allocatievoorstel naar hedgefondsen,
die binnen de ALM-studie is uitgevoerd. Vervolgens is dit
commodities en private equity. Dit is verder in het beleggingsplan
meegenomen in het beleggingsplan 2013. In juni 2013 is de
2013 uitgewerkt.
rente gestegen tot boven het triggerniveau van 2,5 procent. Op dat moment is de rentehedge volgens de rentestaffel
Omgevingsrisico
opgehoogd tot 52 procent. Het renterisico levert in termen
Het grootste (sub)risico binnen het omgevingsrisico vormt het
van beleggingsrendement een toegevoegde waarde en draagt
deel dat buiten de sector van woningcorporaties ligt. Hieronder
daardoor bij aan de realisatie van de doelstellingen van
wordt bijvoorbeeld de maatschappij en politiek in Nederland en
het fonds. Om die reden lopen wij bewust en beheerst een
daarbuiten (met name in de EU) verstaan. Het actief managen
renterisico.
van het omgevingsrisico buiten de sector is voor ons niet goed
42 mogelijk. Wel stellen we ons voortdurend op de hoogte van de
Om de risico’s te beheersen, voeren we het deskundigheidsplan
financiële, juridische en politieke ontwikkelingen in de pensioen-
uit. Onderdeel van dit deskundigheidsplan is dat ieder
en financiële sector. Binnen de sector proberen we met het
bestuurslid continu en planmatig werkt aan verbetering van
communicatiebeleid het omgevingsrisico te beheersen.
deskundigheid en competenties. Hiervoor laat het bestuur zich toetsen, worden er assessments uitgevoerd en stelt ieder
Kredietrisico
bestuurslid een persoonlijk ontwikkelplan op.
Het grootste (sub)risico binnen het kredietrisico vormt het
In 2013 hebben we kunnen voorzien in twee vacatures. Eén
tegenpartijrisico.
bestuurder is afkomstig uit de sector woningcorporaties, waardoor de band met de sector is verstevigd. Hierdoor verbetert
Tegenpartijrisico
de continuïteit en vermindert de kwetsbaarheid.
Het risico op tegenpartijen lopen wij doordat wij enerzijds beleggingen doen voor (management van) de portefeuille
Concentratierisico
of anderzijds in het cash management proces. In het geval
Het bestuur vond het concentratierisico hoog en de beheersing
van management van de beleggingsportefeuille worden
daarop onvoldoende. Dit komt door het ontbreken van een
vermogenstitels zoals obligaties opgenomen, waarvan de
toereikende inhoudelijke rapportage. Dit risico kan potentieel
terugbetaling van de bijbehorende financiële verplichtingen
een grote (nadelige) impact op ons rendement hebben. Daarom
onder het criterium van tegenpartijrisico vallen. Verder geldt
vinden wij een verdere beheersing van dit risico noodzakelijk. In
ten aanzien van het management van de beleggingsportefeuille
2013 is op dit gebied een flinke vooruitgang geboekt. Als bestuur
dat wij transacties doen, conform het risicobeleid, om
hebben we meer inzicht gekregen in:
het renterisico en valutarisico af te dekken. Die afdekking
• de beleggingscategorieën zoals opgenomen in het
gebeurt met behulp van lineaire derivaten (renteswaps en
beleggingsplan;
valutatermijntransacties).
• het toepassen van het ESG-beleid;
Voor deze overlaytransacties (zoals renteswaps en termijn
• de verschillende manieren van spreiding van beleggingen
contracten) is het APG Treasury Center onze tegenpartij. Het tegenpartijrisico is een onderdeel van het kredietrisico,
(geografisch, over sectoren, enzovoort); • de mate van concentratie in de beleggingsportefeuille.
dat we in onze beleggingsportefeuille beheersen door solvabiliteitseisen aan onze titelhouders te stellen. Die
Door het duidelijk toegenomen inzicht in diverse aspecten van
ontwikkeling beoordelen we in de rapportages.
het beleggingsbeleid achten wij de beheersing van dit risico nu voldoende.
Bestuursrisico Het bestuursrisico zien wij als een belangrijk risico voor SPW. Hiermee bedoelen we de continuïteit, beschikbaarheid, geschiktheid en deskundigheid van de zittende bestuurders.
5. Communicatie
43
Communicatiejaarplan 2013
SPW Nieuws
Aan het begin van het verslagjaar is het communicatiejaarplan
In het derde kwartaal is de eerste editie van SPW Nieuws
2013 vastgesteld. In dit jaarplan zijn ook de key performance
gelanceerd. Hiermee is de i-krant komen te vervallen. SPW
indicators (KPI’s) voor 2013 opgesteld om te meten of er
Nieuws kent twee edities: een editie voor deelnemers en een
daadwerkelijk wordt voldaan aan de doelen die SPW zichzelf
editie voor werkgevers. SPW Nieuws komt twee keer per jaar uit.
gesteld heeft op het gebied van communicatie.
Hierin informeert het fonds de lezer over wijzigingen en actuele vraagstukken.
De geformuleerde doelen waarop is gemeten, hadden betrekking op:
Gelaagde communicatie
• verbetering van het imago;
SPW heeft een start gemaakt met een andere manier van
• vertrouwen bevorderen;
communiceren, namelijk ‘gelaagd communiceren’. Dit betekent
• draagvlak onder werkgevers vergroten;
dat de eerst zichtbare informatie kort en bondig is. Als de lezer
• pensioenbewustzijn bij deelnemers verhogen.
meer informatie wenst, kan hij kiezen voor een uitgebreidere toelichting. Het is gebleken dat dit voor de lezer een stuk
De meeste van bovenstaande doelen zijn behaald. Hiervoor
duidelijker en overzichtelijker is.
hebben wij in 2013 gebruikgemaakt van diverse (nieuwe) communicatiemiddelen en instrumenten. Een aantal wordt
• Website
hieronder kort toegelicht.
De website van SPW is vernieuwd en vereenvoudigd, onder andere door een nieuwe navigatiestructuur. De website is
Verkort jaarverslag
doelgroepgerichter en op basis van life events ingestoken. De
In 2013 is voor het eerst een verkort jaarverslag gepubliceerd. In
teksten worden gelaagd aangeboden, zodat de inhoud helder
dit verslag worden de hoofdlijnen van de ontwikkelingen binnen
en overzichtelijk blijft.
het pensioenfonds in het afgelopen jaar vermeld. • Digitale nieuwsbrief
Onderzoeken
Begin 2013 is de nieuwe nieuwsbrief geïmplementeerd
In het tweede kwartaal is SPW gestart met een nieuw totaal
voor deelnemers en gepensioneerden. Zij kunnen zich nu
pakket van metingen, waarbij het fonds cyclisch, in een
aanmelden voor de nieuwsbrief zonder eerst te moeten
samenhangend geheel, alle geformuleerde doelstellingen
inloggen op Mijn SPW.
en kpi’s heeft gemeten en daarover heeft gerapporteerd. Een onderdeel hiervan is de SPW Radar, waarmee onder andere
• Animaties
de verbetermogelijkheden binnen de communicatie worden
gemeten. Dit wordt in het huidige verslagjaar voortgezet.
In het voorjaar van 2013 is begonnen met het plaatsen van animaties op de website. De eerste animatie ging over het Uniform Pensioen Overzicht (UPO). In de zomer volgde een
44 animatie over het onderwerp echtscheiding. In de animaties
Wijzigingen pensioenregeling 2014
wordt de voice-over visueel ondersteund met duidelijk
In 2013 zijn allerlei acties uitgezet om de wijzigingen van de
beeldmateriaal, waardoor op een heldere en overzichtelijke
pensioenregeling 2014 uit te leggen.
manier de benodigde informatie overgebracht wordt.
• Website
• Aanmeldingen digitale nieuwsbrief
www.spw.nl heeft een nieuw jasje gekregen, waarbij de wijzigingen meteen zijn doorgevoerd.
Vanaf het derde kwartaal heeft het fonds veel acties uitgezet om het aantal aanmeldingen voor de digitale
• Brochures
nieuwsbrief te vergroten, zodat SPW op een snelle manier
De wijzigingen zijn doorgevoerd in de brochures.
actuele informatie met een zo groot mogelijke doelgroep kan delen. Enkele van die acties: een banner op de website,
• Artikelen geplaatst bij bonden
antwoordkaartjes bij en een artikel in SPW Nieuws, en het
uitdelen van antwoordkaartjes bij de Pensioen3daagse.
De Unie, CNV en FNV hebben een artikel geplaatst in hun blad over de wijzigingen.
Wetsvoorstel Pensioencommunicatie
Pensioen3daagse
Het kabinet heeft op 29 november 2013 het conceptwets
SPW heeft voor het eerst, in samenwerking met werkgevers,
voorstel Pensioencommunicatie ter consultatie op internet
deelgenomen aan de Pensioen3daagse. De relatiemanagers
geplaatst. Het wetsvoorstel beoogt de pensioencommunicatie
hebben campagnes gevoerd voor een-op-eengesprekken en er is
te verbeteren door deze beter te laten aansluiten op de wensen
een online tool ontwikkeld om het pensioenbewustzijn te meten.
van deelnemers en meer inzicht te geven in onzekerheden. Wij
Werkgevers, deelnemers, maar ook SPW hebben dit ervaren als
hebben in de bestuurscommissie Pensioenen het wetsvoorstel
een groot succes.
bediscussieerd en input gegeven op het consultatiedocument. Het definitieve wetsvoorstel wordt in het voorjaar naar de Tweede Kamer gestuurd.
6. Wijzigingen in reglementen en statuten Flexpensioenreglement en Vroegpensioenreglement
• Opgebouwd tijdelijk partnerpensioen
In 2013 is besloten de Flexpensioenregeling en de
Op 1 januari 2014 is het opgebouwde tijdelijke
Vroegpensioenregeling vanaf 1 januari 2014 op verschillende
partnerpensioen omgezet in levenslang partnerpensioen.
punten te wijzigen. Hieronder staan de veranderingen in het
De methodiek die hiervoor is gehanteerd, is sekse
Flexpensioenreglementop een rij, gevolgd door de wijzigingen
onafhankelijk en leeftijdsafhankelijk. De opgebouwde
die gelden in het Vroegpensioenreglement.
aanspraken zijn hiermee niet aangetast.
Flexpensioenreglement
• Ingegaan tijdelijk partnerpensioen
De eindleeftijd van de uitkering van het tijdelijk partner
• Pensioenleeftijd
pensioen was 65 jaar. Dat wordt verschoven naar de
eerste dag van de maand waarin de AOW ingaat.
De pensioenleeftijd is per 1 januari 2014 gewijzigd van 65 naar 67 jaar. De ouderdomspensioenaanspraken die tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd, zijn per deze datum
• Ingegane Anw-hiaatuitkering
actuarieel herrekend naar ouderdomspensioen op
De ingegane Anw-hiaatuitkering loopt door tot de eerste
67-jarige leeftijd. De opgebouwde aanspraken zijn hiermee
dag van de maand waarin de AOW van de nabestaande
niet aangetast. Deelnemers kunnen binnen het nieuwe
ingaat. In de oude situatie was dat tot 65 jaar.
pensioenreglement nog steeds eerder, later of in deeltijd
met pensioen.
• Arbeidsongeschiktheid
In verband met de verschuiving van de AOW-leeftijd,
• Opbouwpercentage
wordt de eindleeftijd van de premievrije deelname aange
Het opbouwpercentage is per 1 januari 2014 verlaagd
past naar de eerste dag van de maand waarop de AOW
van 2,25 naar 2,15 procent. Het opbouwpercentage is
ingaat. Datzelfde geldt voor de eindleeftijd van de diverse
het percentage dat deelnemers jaarlijks aan pensioen
aanvullende arbeidsongeschiktheidspensioenuitkeringen,
opbouwen.
zowel wanneer de uitkering al is ingegaan, als wanneer dat niet het geval is.
• Opbouw partnerpensioen
Vanaf 1 januari 2014 is de opbouw van het partnerpensioen
• Arbeidsongeschikt zonder ingegaan (premievrij)
losgekoppeld van de opbouw van het ouderdomspensioen. Vanaf diezelfde datum bedraagt het opbouwpercentage van
vroegpensioen
Deze groep bouwt geen premievrij vroegpensioen meer
het partnerpensioen 1,51 procent van de pensioengrondslag
op. Het niet ingegaan vroegpensioen wordt omgezet
per deelnemersjaar.
naar levenslang ouderdomspensioen op de leeftijd
De waarde van het opgebouwde partnerpensioen blijft
van 67 jaar.
ongewijzigd.
45
46 • Vrijwillige voortzetting
heidspercentage niet uitstijgt boven het oorspronkelijke
niveau.
In verband met het opschuiven van de pensioenleeftijd naar 67 jaar schuift ook de grens voor vrijwillige voortzetting twee
• Als de eerste ziektedag heeft plaatsgevonden vóór toe
jaar op. De vrijwillige voortzetting mag in de nieuwe situatie
treding tot een pensioenregeling, dan dekt de nieuwe
starten tot de maand voordat een deelnemer de 64-jarige
pensioenuitvoerder premievrijstelling conform de nieuwe
leeftijd bereikt.
pensioenregeling, maar uitsluitend waar het gaat om een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid boven de oorspronkelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
• Arbeidsongeschiktheidspensioen
De arbeidsongeschiktheidsregeling is aangepast aan het Convenant van het Verbond van Verzekeraars en de
Vroegpensioenreglement
Pensioenfederatie. Dit heeft de onderstaande wijzigingen
De wijzigingen in het Vroegpensioenreglement zijn een stuk
tot gevolg gehad voor deelnemers van wie de eerste
beperkter. Dit komt doordat de meeste deelnemers al geruime
ziektedag zich voordoet tijdens de deelneming die bestaat
tijd met pensioen zijn. Wat wel wijzigt, heeft te maken met de
op of na 1 januari 2014.
opschuivende AOW-leeftijd:
• De pensioenregeling waarin de werknemer deelnemer was op de eerste ziektedag, dekt het arbeidsongeschikt
• Ingegaan tijdelijk partnerpensioen
heidsrisico, inclusief latere toenames in de mate van
De eindleeftijd van de uitkering van het tijdelijk partner
arbeidsongeschiktheid (dus ook na einde dienstverband).
pensioen verschuift van 65 jaar naar de eerste dag van de
Hiervoor geldt dus het zogenoemde uitlooprisico.
maand waarin de AOW ingaat.
• Er is geen dekking voor arbeidsongeschiktheidspensioen als de eerste ziektedag valt voorafgaand aan de
• Anw-hiaatuitkering
deelneming in de pensioenregeling.
De ingegane Anw-hiaatuitkering loopt door tot de eerste dag van de maand waarin de AOW van de nabestaande ingaat. In de oude situatie was dat tot 65 jaar.
• Premievrije deelneming
• De pensioenregeling waarin de werknemer deelnemer was op de eerste ziektedag, dekt de premievrijstelling
Statuten
tot de oorspronkelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
De statuten zijn in 2013 gewijzigd per 1 januari 2014. Vanwege
• Als na de toekenning van de premievrijstelling het
de wijziging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 moest ook
arbeidsongeschiktheidspercentage wordt verlaagd,
in de statuten de definitie van gewezen deelnemer worden
wordt ook de premievrije deelneming verlaagd. Als het
aangepast.
arbeidsongeschiktheidspercentage wordt verhoogd,
dan wordt de premievrije deelneming ook verhoogd. Maar dit geldt alleen voor zover het arbeidsongeschikt
7. Organisatie
47
In figuur 7.1 is de organisatie van SPW weergegeven. Figuur 7.1 Organisatie SPW 2013
Gecertificeerd Actuaris Accountant Adviseur Vermogensbeheer Verantwoordingsorgaan
Raad van Toezicht
Compliance Officer DNB/AFM
Bestuur Geschillencommissie
Deelnemersraad
Dagelijks bestuur
Bestuurscommissie Pensioenen Bestuurscommissie Audit en Uitbesteding Bestuurscommissie Balansmanagement
Bestuursbureau Pensioenadministrateur (bestuursondersteuning/administratie)
Vermogensbeheerder (uitvoering vermogensbeheer)
Het bestuur
Rooster van aftreden
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Woning
Het rooster gaat uit van een benoemingstermijn van een
corporaties (SPW) bestaat uit zes leden. Drie leden
bestuurslid van vier jaar. Begin 2014 hebben we besloten om
worden benoemd door Aedes, de branchevereniging van
geen plaatsvervangers meer te benoemen. Ultimo 2013 was de
woningcorporaties. De werknemersorganisaties FNV Bouw,
samenstelling van het bestuur:
CNV Vakmensen en De Unie benoemen ieder één lid. De bestuursfuncties worden roulerend ingevuld.
48 Samenstelling van het bestuur ultimo 2013 Naam
Mw. drs. M.A. Blomberg (FNV Bouw)
Aanvang eerste zittingstermijn
Aanvang tweede zittingstermijn
Aanvang derde zittingstermijn
Einde
27-05-2010
27-05-2014
27-05-2018
27-05-2022
A. van den Brink (CNV Vakmensen)
01-01-2006
01-01-2010
01-01-2014
01-01-2018
Drs. J.C.A. Kestens (Aedes)
31-05-2013
31-05-2017
31-05-2021
31-05-2025
M. Raaijmakers (De Unie)
30-08-2010
30-08-2014
30-08-2018
30-08-2022
Drs. J.G.C.M. Schuyt (Aedes)
18-09-2013
18-09-2017
18-09-2021
18-09-2025
C.C. van der Sluis RA CPC (Aedes)
24-05-2011
24-05-2015
24-05-2019
24-05-2023
Onafhankelijk lid
Vacature
Vacature
Samenstelling van het bestuur
Wijzigingen bestuur
Leden namens de werknemersorganisaties
In 2012 legde de heer G.B. van Dijk zijn bestuursfunctie neer.
Mw. drs. M.A. Blomberg (FNV Bouw), voorzitter
Hij werd opgevolgd door de heer Kestens, die op 31 mei 2013 is
A. van den Brink (CNV Vakmensen)
benoemd. In de vacature die begin 2013 was ontstaan als gevolg
M. Raaijmakers (De Unie)
van het aftreden van de heer P. Boerenfijn, is in de loop van 2013 voorzien. De heer Schuyt is per 18 september benoemd.
Leden namens de werkgeversorganisatie (Aedes) C.C. van der Sluis RA CPC, secretaris
Met ingang van 1 januari 2014 bleef mevrouw Blomberg
Drs. J.G.C.M. Schuyt
voorzitter en werd de heer Schuyt secretaris. Het dagelijks
Drs. J.C.A. Kestens
bestuur wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris.
Onafhankelijk lid
Onkostenvergoeding
Vacature
We hebben in december 2012 besloten over te gaan op een meer marktconforme beloning waarbij we in de komende drie
Plaatsvervangend lid namens de werkgeversorganisatie (Aedes)
jaar toegroeien naar de vervangingswaarde, zoals de Pensioen
Mw. mr. C.H. Jongerius
federatie adviseert, voor een middelgroot bedrijfstakpensioenfonds.
Plaatsvervangende leden namens de werknemersorganisaties
In 2013 is onze beloning gebaseerd op een fulltime salaris van
Vacature (De Unie)
75 duizend euro; in 2014 zijn we naar een fulltime salaris van
A.A. van Wijngaarden (CNV Vakmensen)
100 duizend euro gegaan en in 2015 gaan we naar een fulltime
Vacature (FNV Bouw)
salaris van 125 duizend euro.
49 Ervan uitgaande dat de tijdsbesteding per bestuurslid één dag
van het bestuursbureau is de heer De Valck. De heer De Valck
per week beslaat, komt de onkostenvergoeding per bestuurslid
treedt ook op als adviserend actuaris. In 2013 zijn de functies
uit op 15 duizend euro in 2013. Voor commissiewerkzaam
van beleidsmedewerker vermogensbeheer en controller
heden, alsmede het werk voor het dagelijks bestuur, komt daar
ingevuld.
nog een extra vergoeding bij, waarbij het uitgangspunt is dat een bestuurslid hieraan een kwart dag besteed per week.
Samenstelling van het bestuursbureau
Ofwel 3,75 duizend euro per commissie per jaar.
H.A.J. de Valck, directeur Mw. B.M.A. Smink-Kok, beleidsmedewerker pensioenen
De regeling voor vacatiegelden voor de leden van de
Drs. L.J.M. Hakkenberg van Gaasbeek RBA RV, risicomanager
deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan is gebaseerd
Drs. H.W. Heerink RBA, beleidsmedewerker vermogensbeheer
op de regeling van de Sociaal-Economische Raad. In bijlage 4
Drs. H.E. de Kok RA RE, controller
zijn de onkostenvergoedingen nader gespecificeerd.
Mw. M. Renema, managementassistente
Dagelijks bestuur, bestuursbureau en bestuurscommissies
Bestuurscommissie Pensioenen
Om de besluitvorming zo efficiënt mogelijk te laten verlopen,
De Bestuurscommissie Pensioenen vervangt de Communicatie
zijn er bestuurscommissies ingesteld. In de commissies
commissie en de Commissie Reglementen en Individuele Zaken.
worden bestuurlijke besluiten voorbereid. De commissies
De commissie bestaat eind 2013 uit de heren Raaijmakers
geven onder andere via maandrapportages terugkoppeling aan
en Schuyt namens het bestuur en wordt ondersteund door
het bestuur.
het bestuursbureau en de uitvoeringsorganisatie. Voor communicatieadvies wordt de commissie bijgestaan door
Dagelijks bestuur
mevrouw Van den Brekel van Aedes, communicatiedeskundige.
Om alles in goede banen te leiden, heeft het dagelijks bestuur
Zij treedt op als externe adviseur. De heer Notermans nam tot
een algemene regievoerende rol. Het dagelijks bestuur is
eind 2013 deel namens de deelnemersraad.
verantwoordelijk voor de prioriteitstelling van acties, het
De commissie adviseert het bestuur over het pensioenbeleid
integrale risicomanagementbeleid, het naleven van procedures
en de communicatie met de deelnemers, gepensioneerden
van SPW, het dagelijks beleid en de verantwoording naar
en werkgevers. Zij is verantwoordelijk voor de uitvoering
de stakeholders. Het dagelijks bestuur bestond in 2013 uit
en tevens adviseert zij over voorstellen om reglementen en
mevrouw Blomberg en de heer Van der Sluis. Zij worden
statuten te wijzigen. En ten slotte adviseert de commissie
ondersteund door het bestuursbureau.
over individuele kwesties waarin de pensioenreglementen niet voorzien. De commissie heeft het mandaat om in individuele
Bestuursbureau
gevallen besluiten te nemen. In 2013 heeft de commissie twaalf
Het bestuursbureau ondersteunt het bestuur bij de uitoefening
individuele zaken behandeld. Daarvan zijn er vier toegekend en
van zijn taken en geeft adviezen aan het bestuur. De directeur
acht afgewezen.
50 Geschillencommissie
Bestuurscommissie Balansmanagement
De Geschillencommissie is onderdeel van de
De commissie bestaat uit de heren Van den Brink, Raaijmakers
Bestuurscommissie Pensioenen. De Geschillencommissie
en Kestens namens het bestuur. De commissie wordt onder
heeft een eigen Reglement Geschillen. Een geschil is een
steund door het bestuursbureau, de uitvoeringsorganisatie en
telefonische of schriftelijke verklaring van een belanghebbende
externe adviseurs. De externe adviseurs zijn de heer P.C. van
ten aanzien van onenigheid over de interpretatie van de
Aalst, de heer G. Roelofs en mevrouw R. van Wijk-Russchen.
bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen van het fonds. De Geschillencommissie behandelt geen zaken
De focus van deze commissie ligt op het in balans houden van
over de werkingssfeer. De commissie bestaat eind 2013
de verplichtingen en bezittingen van het fonds. De commissie
uit de heren Raaijmakers en Schuyt namens het bestuur,
houdt zich bezig met het initiëren en begeleiden van ALM-
en wordt ondersteund door het bestuursbureau en onze
studies en het strategisch risico- en allocatiemanagement.
uitvoeringsorganisatie. In 2013 heeft de Geschillencommissie
Bovendien ziet ze toe op de uitvoering van het beleggingsplan.
geen zaken behandeld.
Hierbij geeft de commissie onder andere adviezen over de wijze van afdekking van de rente-, valuta- en aandelenrisico’s;
Het staat betrokkenen vrij om, als zij de interne geschillen
het financieel beleid en de risicohouding. Tevens monitort de
procedure van het fonds doorlopen hebben, zich te wenden
commissie wijzigingen in marktomstandigheden en adviseert
tot de Ombudsman Pensioenen. In 2013 zijn er twee zaken
– zo nodig – over bijsturen in het geval van ingrijpende
voorgelegd aan de ombudsman. In beide zaken zijn wij in het
wijzigingen.
gelijk gesteld. Het staat iedereen vrij om zich tot de rechter te wenden. Eind
Deelnemersraad
2013 liepen drie rechtszaken.
De deelnemersraad bestaat uit twaalf leden. De leden worden benoemd door het bestuur. De deelnemersraad wordt op
Bestuurscommissie Audit & Uitbesteding
basis van evenredige vertegenwoordiging samengesteld uit
De commissie adviseert het bestuur over en is verantwoordelijk
deelnemers en gepensioneerden namens de voordragende
voor de uitvoering van het beleid inzake de uitbesteding van
organisaties FNV Bouw, CNV Vakmensen en De Unie.
diensten. Ook bespreekt de commissie de jaarrekening, het
Daarnaast kennen we een vereniging van gepensioneerden:
jaarverslag en de rapporten van de certificerend actuaris en
Volkshuisvesters Pensioen. Deze vereniging heeft ook een
accountant.
lid afgevaardigd. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden
De commissie bestaat uit mevrouw Blomberg en de heer Van
die het fonds betreffen. Op grond van de Pensioenwet heeft
der Sluis namens het bestuur, en wordt ondersteund door het
de deelnemersraad een beroepsrecht. Dat betekent dat de
bestuursbureau en onze uitvoeringsorganisatie.
deelnemersraad in beroep kan gaan tegen een besluit van het bestuur.
51 In het verslagjaar kwam de deelnemersraad viermaal bijeen
2014, het toeslagbeleid, het jaarverslag over 2012 en de keuze
voor een reguliere bijeenkomst en enkele malen voor een extra
voor het nieuwe bestuursmodel. De deelnemersraad heeft
bijeenkomst. De bestuursleden van SPW zijn roulerend bij de
daarnaast zijn eigen functioneren geëvalueerd binnen eigen kring.
vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig. Samenstelling en zittingstermijnen van de deelnemersraad
De deelnemersraad vertegenwoordigt de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden van SPW. Vanuit dat oogpunt adviseert de deelnemersraad ons, het bestuur, over het te voeren beleid. Dat kan op ons verzoek, maar ook uit eigen beweging. We zijn verplicht advies te vragen aan de deelnemersraad bij: • het nemen van maatregelen van algemene strekking; • wijziging van statuten en reglementen van het fonds; • het vaststellen van het jaarverslag en de begroting; • een wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen,
Leden namens de actieve deelnemers
Voordragende organisatie
Einde huidige zittingstermijn
Einde eventuele volgende zittingstermijn
H.J.M. Notermans
FNV Bouw
oktober 2014
-
L. Maatman (voorzitter)
FNV Bouw
oktober 2017
-
K. Boogaard
De Unie
oktober 2017
-
H. Eimers
FNV Bouw
oktober 2014
oktober 2020
J.J. Rebelo Oliveira dos Santos
FNV Bouw
oktober 2014
oktober 2020
M.W.C. Somers
CNV Vakmensen
oktober 2014
oktober 2020
Mw. F.C. Wilten-Aring (plv. voorzitter)
CNV Vakmensen
oktober 2017
oktober 2023
FNV Bouw
oktober 2017
oktober 2023
Voordragende organisatie
Einde huidige zittingstermijn
Einde eventuele volgende zittingstermijn
CNV Vakmensen
oktober 2014
oktober 2020
Volkshuisvesters Pensioen
oktober 2017
-
in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft; • het verlenen of wijzigen van toeslagen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling; • gehele of gedeeltelijke overdracht van verplichtingen van het fonds; • liquidatie van het fonds; • wijziging van het huishoudelijk reglement; • het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement. De deelnemersraad heeft ons in 2013 gevraagd en ongevraagd
Mw. S. Gillissen
Leden namens de gepensioneerden
J.C.P. den Boer
D.J. de Jong
adviezen gegeven voordat wij tot bepaalde besluiten zijn
R.P. Vonk
FNV Bouw
oktober 2014
-
gekomen. Wij hebben deze adviezen ter harte genomen en in de
P. de Jong
FNV Bouw
oktober 2017
oktober 2023
meeste gevallen overeenkomstig besloten. De adviezen hadden onder meer betrekking op reglementswijzigingen, de actuariële
De leden komen in aanmerking voor maximaal twee termijnen
en bedrijfstechnische nota (ABTN), het beleggingsbeleid voor
van zes jaar.
52 Wijziging in de samenstelling
verantwoordingsorgaan tot een oordeel over het bestuursbeleid.
In het verslagjaar is de samenstelling niet gewijzigd.
Het verantwoordingsorgaan heeft daarnaast geadviseerd over de invulling van het nieuwe bestuursmodel. Ten slotte heeft het
Verantwoordingsorgaan
orgaan het eigen functioneren geëvalueerd.
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand
Wijziging in de samenstelling
van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie. Op
In het verslagjaar is de samenstelling niet gewijzigd.
grond van de Pensioenwet heeft het verantwoordingsorgaan een enquêterecht. Dat betekent dat het verantwoordingsorgaan
Raad van Toezicht
onafhankelijk onderzoek kan laten doen naar het beleid van
De Raad van Toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden. De
het fonds of het functioneren van het bestuur. De leden van het
leden zijn bij de oprichting benoemd door het bestuur. Daarna
verantwoordingsorgaan worden benoemd door de voordragende
vond de benoeming van de leden plaats door coöptatie. De Raad
organisaties Aedes, FNV Bouw, CNV Vakmensen en De Unie.
van Toezicht is een intern orgaan dat toezicht houdt op de interne procedures, zoals beleids- en bestuursprocessen. Zo geeft de
Jaarlijks is er één formele gemeenschappelijke vergadering
Raad van Toezicht een oordeel over de aansturing van het fonds.
van het verantwoordingsorgaan met het bestuur. Dat was
Daarnaast houdt de raad toezicht op de manier waarop er met de
ook in het verslagjaar het geval. In het verslagjaar kwam het
risico’s op lange termijn wordt omgegaan.
verantwoordingsorgaan eenmaal bijeen in een vergadering met de accountant, de waarmerkend actuaris, de compliance officer
De raad heeft in het verslagjaar naast zijn eigen vergaderingen,
en de Raad van Toezicht. Naar aanleiding van de gevoerde
vergaderd met het bestuur, het dagelijks bestuur, de externe
gesprekken en ontvangen informatie kwam het
accountant en certificerend actuaris.
Samenstelling en zittingstermijnen van het verantwoordingsorgaan Naam
A. de Haan* (Actieve deelnemers) Drs. P. Postma FC (Actieve deelnemers) P.C.M. van Helden (Gepensioneerden) Ing. G.W. Kamp MSRE (voorzitter) (Gepensioneerden)
Voordragende organisatie
Begin 1ste zittingstermijn
Begin 2de zittingstermijn
Begin 3de zittingstermijn
Begin 4de zittingstermijn
Begin 5de zittingstermijn
CNV Vakmensen
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2012
1-1-2015
1-1-2018
FNV Bouw
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2014
1-1-2017
1-1-2020
De Unie
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2013
1-1-2016
1-1-2019
FNV Bouw
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2014
1-1-2017
1-1-2020
Ing. L.W. Greven (plv. voorzitter) (Werkgevers)
Aedes
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2013
1-1-2016
1-1-2019
Mw. A.J. van de Ven-de Jong* (Werkgevers)
Aedes
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2012
1-1-2015
1-1-2018
* Deze leden hebben daadwerkelijk zitting genomen in 2011.
53 Wat betreft de compliance officer heeft het bestuur besloten
Samenstelling en rooster van aftreden Raad van Toezicht
afscheid te nemen van het Nederlands Compliance Instituut en Benoemd per
Einde 1ste zittingstermijn
Einde 2de zittingstermijn
Mw. P.M. Altenburg, voorzitter
1-1-2011
1-7-2012
1-7-2015
Mw. A. Gram CFA
1-1-2012
1-7-2015
1-7-2018
uitbesteed aan APG. De overeenkomsten hebben een looptijd tot
P. de Groot
1-7-2013
1-7-2016
1-7-2019
1 januari 2016. Het bestuur evalueert periodiek de uitbesteding.
Naam
in zee te gaan met KPMG Advisory.
Pensioenadministratie en vermogensbeheer Het fonds heeft de pensioenadministratie en het vermogensbeheer
Wijziging in de samenstelling
Pensioenadministratie
Gedurende het verslagjaar werd de samenstelling gewijzigd.
APG Pensioenbeheer bv, Amsterdam
De heer J. van Niekerk legde zijn lidmaatschap neer conform
Mw. mr. M. Pluijmaekers-Pessers, directeur
het aftreedrooster. Hij werd opgevolgd door de heer De Groot.
Drs. F. van Esch, accountmanager J. Boomhouwer, accountmanager
Verkorte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht zijn
De heer M.J. Weerman heeft zijn werkzaamheden neergelegd
opgenomen in de bijlagen. De belangrijkste functies van de
in 2013.
leden van de Raad van Toezicht zijn ook vermeld op de website van SPW: www.spw.nl.
Vermogensbeheer APG Investment Services nv, Amsterdam
Uitbesteding
Mr. drs. R. Wuijster Msc, directeur Drs. H.J. de Boer, accountmanager
Advisering en ondersteuning
De firma Towers Watson bv treedt op als adviseur op het gebied
Het bestuur laat zich bijstaan door externe adviseurs op actuari
van vermogensbeheer.
eel, beleggingstechnisch, juridisch en fiscaal gebied. Het bestuur blijft te allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van
Certificerendactuaris
het fonds en houdt dan ook toezicht op zijn adviseurs.
Mercer Certificering bv, Amstelveen
Wat betreft de certificerend actuaris heeft het bestuur besloten
Ir. M. Heemskerk AAG
om – na een evaluatie – de overeenkomst met Towers Watson te beëindigen. Na een selectie is besloten om een nieuwe
Accountant
overeenkomst aan te gaan met de heer M. Heemskerk AAG,
KPMG Accountants N.V. Utrecht
verbonden aan Mercer (Nederland) B.V. De relatie met de accountant KPMG is – eveneens na evaluatie –
Compliance officer
gecontinueerd.
KPMG Advisory N.V. Utrecht
54
Verslag van de Raad van Toezicht De Raad van Toezicht (RvT) heeft ook dit jaar zijn werk
van samenstelling van het bestuur heeft stilgestaan. Hoewel
verricht aan de hand van een werkplan, waarin onderwerpen
eind 2013 nog niet alle voornemens zijn geconcretiseerd, is
als governance, het DNB-onderzoek, communicatie en het
de raad ervan overtuigd dat de uitgestippelde plannen en de
jaarwerk belangrijk waren. Daarnaast werd de agenda van de
grondige wijze waarop ze tot stand zijn gekomen, de komende
raad bepaald door de reglementair vastgestelde onderwerpen
jaren positief zullen bijdragen aan het Fonds.
dan wel onderwerpen die voortvloeien uit de actualiteit en de bestuursagenda.
Een belangrijk onderwerp is (de afwikkeling van) het beleggingsonderzoek van DNB dat zich richtte op private equity,
De Raad van Toezicht kwam in totaal acht maal bijeen, had één
hedgefondsen en innovatieve beleggingen van SPW. In 2013
telefonische vergadering en kwam drie keer met het bestuur
zijn de laatste reacties van het bestuur op de bevindingen
bijeen. De heer Van Niekerk, die zes jaar in de raad heeft
van DNB, aan DNB gemeld. Op 31 juli 2013 heeft DNB in de
geparticipeerd, trad af en werd vervangen door de heer De Groot.
ogen van het bestuur gemeld dat zij het beleggingsonderzoek naar innovatieve beleggingen als afgerond beschouwde. Het
De Raad van Toezicht stelt vast dat het bestuur zijn bevindingen
afronden van het onderzoek betekende voor DNB dat het fonds
van 2012, met betrekking tot het vermogensbeheer en de
weer onder het reguliere toezicht zou komen te vallen, onder de
samenstelling van het bestuur heeft opgevolgd. De raad is
aanname van DNB dat de resterende vragen uit het onderzoek
bijzonder tevreden over de verdere versterking van het bestuur.
tijdig en adequaat zouden worden beantwoord.
De raad dringt hier al een aantal jaren op aan en constateert nu dat het bestuur inhoudelijk beter is toegerust en qua omvang is
Bij de beantwoording van de desbetreffende vragen werd het
uitgebreid, zodat het bestuur als geheel veel minder kwetsbaar
bestuur – met de RvT - verrast door de toon en de vasthoudende
is geworden.
wijze van doorvragen door DNB op de reacties van het bestuur. Het onderzoek bleek, zoals bij nader inzien uit de brief van juli
Het bestuur besloot begin 2013 om, met de komst van de Wet
2013 ook gelezen kon worden, eigenlijk niet te zijn afgerond.
versterking pensioenfondsbestuur en de keuze voor een
Feit is in ieder geval dat het bestuur hierover steeds in gesprek
bestuursmodel, tot een intensief en extern begeleid proces,
is gebleven met DNB. Het verheugt de RvT dat het bestuur
om vast te stellen wie zij wil zijn en wat de sterke en zwakkere
inmiddels heeft besloten een onafhankelijke bestuurder aan
kanten zijn. Dit heeft enerzijds bijgedragen tot een goed
te trekken die het financieel risicomanagement in portefeuille
onderbouwde keuze voor het paritaire bestuursmodel en
krijgt, welke het beleid van het bestuur met betrekking tot de
anderzijds tot een goed inzicht in de aanwezige kennis en
portefeuille alternatieve beleggingen goed kan doorgronden.
competenties en de noodzakelijke veranderingen hierin. De raad is door het bestuur geïnformeerd hierover en is onder de indruk
Het bestuur heeft achteraf zelf aangegeven dat bepaalde punten
van de wijze waarop het bestuur, in lijn met de bedoelingen van
voortvarender hadden kunnen worden opgepakt. De Raad van
de wetgever, zo uitgebreid bij zichzelf en de toekomstige wijze
Toezicht erkent dat het bestuur uiteindelijk door zelfreflectie
55 en de keuze voor versterking van de deskundigheid van het
het bestuur aan zowel de uitbesteding van het vermogensbeheer
bestuur, tot het goede inzicht is gekomen en heeft daarnaar
als het pensioenbeheer voldoende tijd en aandacht besteedt en
ook gehandeld, maar het had volgens de RvT anders kunnen
hierin zorgvuldig optreedt.
lopen. Een voortvarender aanpak door het bestuur had in de ogen van de raad kunnen voorkomen dat er ten tijde van het
Het bestuursbureau is inmiddels volledig op sterkte en kan in de
opmaken van dit bevindingenrapport nog geen sprake was van
ogen van de raad zijn functie nu volledig en goed gaan invullen.
het zonder meer wegblijven van verscherpt toezicht. Overigens
Het bureau vervult nu ook voor de RvT de ondersteunende
is, zo is gebleken in een recent gesprek tussen raad en bestuur,
functie.
binnenkort te verwachten dat verscherpt toezicht uitblijft. De raad hoopt dat van harte en bespreekt in de loop van 2014 graag
Raad van Toezicht van SPW,
met het bestuur de lessons learned uit het DNB-onderzoek en
16 juni 2014
de gevolgde procedure. Het verheugt de RvT dat het bestuur zijn ambities met betrekking tot communicatie ook dit jaar heeft kunnen waarmaken. De Raad heeft kunnen vaststellen via een presentatie van de commissie Communicatie dat het beleid grondig en gedegen wordt uitgevoerd door het Fonds en dat er in 2013 belangrijke stappen zijn gezet. De raad heeft vastgesteld dat er, door herinrichting van de commissiestructuur, een positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de wijze waarop het bestuur zich bezighoudt met de beleggingen. De raad oordeelt positief over het instellen van een bestuurscommissie Balansbeheer, als ‘opvolger’ van de beleggingsadviescommissie, omdat wij deze beter in staat achten om het beleid en de uitvoering ervan dicht bij het bestuur te houden. De externe deskundigheid gaat hierbij niet verloren. Voor SPW is een aandachtspunt dat zij zich onafhankelijk en kritisch opstelt ten opzichte van de uitvoerder, waar het gaat om vermogensbeheer. Het bestuur houdt zich intensief bezig met het pensioenbeheer en de aansturing van de uitvoerder. Dat is tijdsintensief maar nodig, zo meent het bestuur. De RvT vindt dat
56
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Inleiding
Werkzaamheden verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan geeft een algemeen oordeel over
Het Verantwoordingsorgaan is in 2013 vier maal bijeen
het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid
geweest. In februari heeft het Verantwoordingsorgaan zijn
voor de toekomst. Het oordeel van het Verantwoordingsorgaan
eigen functioneren besproken aan de hand van een model
is hieronder opgenomen. De bevoegdheid van het Verantwoor
zelfevaluatie. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat
dingsorgaan is gebaseerd op artikel 33 van de Pensioenwet,
de huidige inrichting, taakverdeling en samenwerking binnen
artikel 11 van het Besluit uitvoering Pensioenwet, de Wet
het Verantwoordingsorgaan goed is te noemen en dat, mede
verplichte beroepspensioenregeling en de Principes voor goed
gelet op de komende bestuurlijke ontwikkelingen, aanpassing
pensioenfondsbestuur, zoals opgesteld door de STAR op
van werkwijze of structuur vooralsnog niet in de rede ligt. Voorts
16 december 2005.
is op verzoek van het bestuur in februari advies uitgebracht over het beloningsbeleid van het bestuur. In het advies gaf het
Algemeen
Verantwoordingsorgaan aan positief te staan tegenover het
Het Verantwoordingsorgaan heeft op basis van artikel 4 van het
voornemen om de beloning van de bestuurders meer in lijn te
Reglement Verantwoordingsorgaan en de Principes onder meer
brengen met de gevraagde inzet en deskundigheid.
tot taak een algemeen oordeel te geven over: • het handelen van het bestuur aan de hand van het jaar-
In juni heeft het Verantwoordingsorgaan vergaderd met het
verslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder
dagelijks bestuur en met een vertegenwoordiging van de Raad
de bevindingen van de Raad van Toezicht;
van Toezicht. In het kader van het vormen van zijn oordeel over het
• het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; • het beleid voor de toekomst;
jaarverslag 2012 c.a. heeft het Verantwoordingsorgaan gesproken met de certificerend actuaris, de accountant en de compliance officer.
• de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de
In oktober is het Verantwoordingsorgaan twee maal bijeen
Pensioenwet.
geweest - samen met een vertegenwoordiging van de Raad van Toezicht en de Deelnemersraad - waarbij de contouren van nieuwe
Verklaring bij de jaarstukken
bestuursmodellen onderwerp van gesprek en beraadslaging
Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het
waren. Het Verantwoordingsorgaan heeft het bestuur aangegeven,
jaarverslag, de jaarrekening en de bevindingen van de Raad
dat het voorstander is van (beperkte) omvorming naar een van de
van Toezicht. Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan
paritaire bestuursmodellen, waarbij het bestuur wordt aangevuld
kennis genomen van de bevindingen van de accountant, de
met onafhankelijke bestuurders (w.o. een voorzitter), met een
certificerend actuaris en de compliance officer, alsmede zijn
separate Raad van Toezicht en een verantwoordingsorgaan dat
oordeel gebaseerd op gesprekken met de Raad van Toezicht en
bestaat uit vertegenwoordigers van sociale partners, werkgevers,
het dagelijks bestuur.
(gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
57
Oordeel verantwoordingsorgaan
plimenteert het bestuur hiermee. Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat het meerjarenbeleidsplan voor een duidelijke
• Beleggingsresultaat
focus in de bedrijfsvoering heeft gezorgd, waardoor adequaat
Wij complimenteren het bestuur met de behaalde resultaten.
op komende ontwikkelingen en nieuwe wetgeving kon worden
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat de behaalde
ingespeeld. We stellen voorts vast dat er werk is gemaakt van
beleggingsresultaten wederom goed zijn.
het verder verbeteren van de administratieve organisatie, de interne controle en het risicomanagement.
• Governance
Het Verantwoordingsorgaan constateert dat het bestuur
Het Verantwoordingsorgaan heeft met genoegen kennis
zich voorbereidt op de gevolgen voor het fonds van de
genomen van het feit dat het bestuur op adequate wijze
verschuiving in de aard en opbouw van het deelnemers
invulling heeft gegeven en werk verricht in het kader van
bestand. Er zijn steeds minder actieve deelnemers; dit als gevolg van een krimpende sector.
de Wet versterking bestuur. Het Verantwoordingsorgaan stelt vast, dat de keuzes die het bestuur in dat opzicht heeft
Het is goed om te zien dat het bestuur onze aanbeveling heeft
gemaakt, aansluiten bij zijn advies en dat van de Raad van
opgevolgd om de belangrijkste aspecten uit het jaarverslag
Toezicht. Het Verantwoordingsorgaan stelt vast, dat het
onder de aandacht van de deelnemers en gepensioneerden
bestuur met de beoogde nieuwe bestuurlijke inrichting
te brengen op een meer toegankelijke wijze via een van de
van het fonds werk heeft gemaakt van het advies om de
website te downloaden flyer.
kwetsbaarheid van het bestuur en het ondersteunend bureau te verminderen. Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat
• Oordeel
het bestuursbureau op de beoogde kwalitatieve sterkte is
Het Verantwoordingsorgaan heeft een positief oordeel over het
gebracht met de nieuw aangestelde beleidsmedewerker
handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid
vermogensbeheer en controller.
voor de toekomst.
• Het gevoerde beleid in 2013
Aandachtspunten
Het Verantwoordingsorgaan heeft met de certificerend
Het Verantwoordingsorgaan brengt de volgende punten onder de
actuaris, de accountant en de compliance officer, het dagelijks
aandacht van het bestuur:
bestuur en de Raad van Toezicht gesproken over het gevoerde
• We vragen aandacht voor de rolopvattingen van de Raad
beleid in 2013, mede aan de hand van hun rapportages en
van Toezicht en het bestuur in de setting van het nieuwe
het jaarverslag. Wij stellen vast dat de Raad van Toezicht, de
governancemodel.
waarmerkend actuaris en de accountant niet of nauwelijks
• De beheer -en prestatievergoeding voor de fondsen zijn
opmerkingen maken en verbeterpunten aangeven.
sterk gestegen, dit voornamelijk als gevolg van een actiever
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat het een goed
beheer. Net als vorig jaar vragen we het bestuur om
leesbaar en toegankelijk jaarverslag is geworden en com
aandacht te schenken aan het beheersen van deze kosten.
58 We adviseren het bestuur om de kostenstijging te motiveren en de rol van de uitvoeringsorganisatie hierin te betrekken. • Wij vragen het bestuur om aandacht te schenken aan het verder versterken van het risicobeheer en het risicomanagement. • We kunnen ons voorstellen dat het bestuur, gegeven de ingezette professionalisering en het opgezette framework, op termijn een ’in control statement’ afgeeft. • We vinden de invulling en uitvoering van het integriteitsbeleid nog niet voldoende en geven het bestuur mee dit op korte termijn steviger neer te zetten. • Wij adviseren het bestuur om voldoende aandacht te blijven besteden aan de gevolgen van de krimp in het deelnemersbestand voor het fonds. Het Verantwoordingsorgaan van SPW, 5 juni 2014
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennisgenomen van de bevindingen van de Raad van Toezicht en het oordeel van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid. Het bestuur heeft met instemming kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan en de bevindingen van de raad. De conclusies en aandachtspunten onderschrijven wij; we zullen deze ter hand nemen, voor zover dat niet al het geval is. Het bestuur dankt de leden van het Verantwoordingsorgaan en de raad voor hun inzet om tot een gefundeerd oordeel te komen over het gevoerde beleid en zal hen op de hoogte stellen van beleidsontwikkelingen bij het fonds. Vanaf 1 juli 2014 krijgt het Verantwoordingsorgaan andere bevoegdheden en een andere bemensing. Een groot deel van de leden van het nieuwe Verantwoordingsorgaan is nu gekozen in het orgaan. Het bestuur hoopt de constructieve en open relatie te kunnen voortzetten in de nieuwe setting. Het bestuur dankt de terugtredende leden van het Verantwoordingsorgaan voor hun jarenlange inzet en betrokkenheid. Ook de bevoegdheden van de Raad van Toezicht worden op 1 juli 2014 gewijzigd. We gaan ervan uit dat de constructieve samenwerking met de raad zal worden voortgezet. Bestuur SPW, Harderwijk, 19 juni 2014
59
60
Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet Op grond van artikel 96 van de Pensioenwet melden wij het volgende. In het verslagjaar is sprake geweest van: • een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet; • een kortetermijnherstelplan voor een gedeelte van het jaar als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet. In het verslagjaar is geen sprake geweest van: • het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezicht houder; • een aanwijzing van de toezichthouder als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet; • de aanstelling van een bewindvoerder door de toezichthouder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet; • de beëindiging van de situatie, als bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Melding aan DNB van het reservetekort en het dekkingstekort heeft plaatsgevonden in het jaar 2008. In 2013 heeft de dekkingsgraad zich zodanig ontwikkeld, en deze ontwikkeling ook vastgehouden, dat het kortetermijnherstelplan niet meer van toepassing is. Het langetermijnherstelplan is nog wel van toepassing.
Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
61
Jaarrekening 2013
Leeswijzer bij de jaarrekening Hierna volgt de balans per 31 december 2013 en de Staat van baten en lasten over 2013. De cijfers in de kolom Toelichting verwijzen naar de toelichting op de balans per 31 december 2013 (vanaf pagina 76) en de toelichting op de staat van baten en lasten (vanaf pagina 89).
Balans per 31 december 2013
62
Activa
(na resultaatbestemming) (Bedragen in duizenden euro’s)
Toelichting
2013
2012
7
Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds
1
8.171.207
7.816.760
Beleggingen voor risico deelnemers
2
55
141
Overige vorderingen en overlopende activa
3
54.548
62.500
Liquide middelen
4
1.174.871
1.546.550
9.400.681
9.425.951
2013
2012
5
985.165
499.441
Voorziening voor risico pensioenfonds
6
7.382.467
7.473.374
Voorziening voor risico deelnemers
7
55
141
Overige schulden en overlopende passiva
8
Totaal
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
Toelichting
7
Technische voorzieningen
Totaal
Naar aanleiding van een stelselwijziging zijn de vergelijkende cijfers 2012 gewijzigd, voor het effect zie pagina 66.
7
1.032.994
1.452.995
9.400.681
9.425.951
Staat van baten en lasten over 2013 Baten
Toelichting
63
(Bedragen in duizenden euro’s)
2013
2012
9
335.181
341.439
Premiebijdragen voor risico deelnemers
10
1
2
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
11
229.505
979.859
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
12
2
21
Saldo overdracht van rechten
13
15.174
12.105
Herverzekeringen
14
-
6
Diverse baten
15
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Totaal van de baten
./.
37
-
579.896
1.333.432
8
Naar aanleiding van een stelselwijziging zijn de vergelijkende cijfers 2012 gewijzigd, voor het effect zie pagina 66.
8
64
Lasten
Toelichting
2013
Pensioenuitkeringen
16
./.
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
17
./.
Overgedragen rechten voor risico deelnemers
Mutatie VPV voor risico pensioenfonds
./.
18
Mutatie voorziening voor risico deelnemers
Diverse lasten
Totaal van de lasten
Saldo van baten en lasten
173.435 ./. 160.396
11.639 ./.
12.479
85 ./.
90.907 ./.
86 ./.
19
2012
7
763.340
15
./. 6 ./.
38
94.172 ./.
936.275
./.
485.724
397.157
485.724
397.157
-
-
485.724
397.157
Resultaatverdeling Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s Extra reserve Totaal
Kasstroomoverzicht over 2013
65
(Bedragen in duizenden euro’s)
2013
2012
319.135
346.087
40.842
-
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen gelden VPL-regeling Ontvangen waardeoverdrachten ./.
Betaalde waardeoverdrachten
./.
174.902 ./.
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde pensioenuitvoeringskosten
8.599
39.426
Betaalde pensioenuitkeringen
11.054 ./.
158.619
1.908
12.879
27
./.
Overige mutaties
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
9.220 ./. 395
-
204.622
181.307
2.921.892
1.828.611
235.965
244.953
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen9 Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen en verstrekkingen van beleggingen
3.734.880 ./.
./.
Betaalde kosten van vermogensbeheer
1.033 ./.
715.330
8.168
Overige mutaties
./.
311
-
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
./.
576.301
1.350.066
Mutatie liquide middelen
./.
371.679
1.531.373
Stand per 1 januari
1.546.550
15.177
Stand per 31 december
1.174.871
1.546.550
Dit bedrag is inclusief mutatie van ontvangen cash collateral ad ./. 489.329 (2012: 1.427.819).
9
66
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Inleiding
2012 is 12,6 miljoen euro. Dit effect kan als volgt worden
Het doel van Stichting Pensioenfonds voor de
gespecificeerd:
Woningcorporaties (SPW), statutair gevestigd te Harderwijk, Positie voor stelsel wijziging
is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden bij ouderdom en overlijden. Ook verstrekt SPW uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. SPW geeft invulling aan de uitvoering van de
Balans per 31 december 2012:
pensioenregelingen van de aangesloten werkgevers.
- Stichtingskapitaal en reserves - Overige schulden en overlopende passiva
Overeenstemmingsverklaring
Effect stelsel wijziging
Positie na stelselwijziging
511.999 ./. 12.558
499.441
1.440.437
12.558 1.452.995
De jaarrekening is in overeenstemming met de wettelijke bepalingen, zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met
Staat van baten en lasten over 2012:
inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
- Premiebijdragen
353.858 ./. 12.419
341.439
- Beleggingsopbrengsten
979.998 ./.
139
979.859
- Saldo van baten en lasten
409.715 ./. 12.558
397.157
Het bestuur heeft op 19 juni 2014 de jaarrekening vastgesteld.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Presentatiewijzigingen Ter verbetering van het inzicht is voor de vergelijkende cijfers
Stelselwijziging
een aantal presentatiewijzigingen doorgevoerd. Er heeft een
Met ingang van 2013 worden de ontvangen bedragen met
herrubricering plaatsgevonden van de presentatie van te
betrekking tot de VPL-regeling opgenomen onder de Overige
vorderen rente inzake Derivaten en van de presentatie van te
schulden en overlopende passiva. In 2012 werd hiervoor een
betalen rente bij (negatieve) Derivaten.
aparte bestemmingsreserve in Stichtingskapitaal en reserves
aangehouden. Voor de ontvangen VPL-gelden wordt een andere opbrengstverantwoording gehanteerd, er is derhalve sprake van een stelselwijziging. Hierdoor wijzigen de vergelijkende cijfers van de posten Stichtingskapitaal en reserves, Overige schulden en overlopende passiva, Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) en Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds. Het cumulatief effect op resultaat en vermogen per 1 januari 2012 is nihil. Het negatieve jaareffect van de stelselwijziging op het resultaat en eindvermogen
67 Dit heeft de volgende wijzigingen in de vergelijkende cijfers 2012 tot gevolg: Herrubricering Balans per 31 december 2012: - Beleggingen voor risico pensioenfonds - Overige vorderingen en overlopende activa
53.553
./. 53.553
Toelichting op de balans over 2012: Tabel Beleggingen voor risico pensioenfonds: - Derivaten
49.636
- Negatieve derivaten onder overige schulden en overlopende passiva
3.917
Tabel Waarderingsmodellen en waarderingstechnieken: - Derivaten -afgeleide markttechnieken
49.636
Tabel Derivaten: - Rentederivaten
49.636
Tabel Uitsplitsing derivaten naar activa en passiva: - rentederivaten activazijde
53.553
- rentederivaten passivazijde
3.917
Rubriek Overige vorderingen en overlopende activa: - Lopende interest
./. 53.553
Rubriek Overige schulden en overlopende passiva: - Derivaten
3.917
- Te betalen rente
./.
3.917
Risicobeheer en derivaten: Tabel Onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar regio: - Derivaten
53.553
Tabel Onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren: - Financiële instellingen
53.553
68 Schattingswijziging
tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van
In 2013 heeft het bestuur besloten tot een prudentere
waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen
waardering van de beleggingsportefeuille inzake opportunities.
en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent
Het gevolg hiervan is een afwaardering van deze portefeuille van
dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op
16,1 miljoen euro.
afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een
Opname van een actief of een verplichting
actief als een passief zijn.
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen
Saldering van een actief en een verplichting
naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan
Een financieel actief en een financiële verplichting worden
betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt
gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien
in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de
sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het
afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van
actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen
middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar
en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af
kan worden vastgesteld.
te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en
Verantwoording van baten en lasten
rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel,
Schattingen en veronderstellingen
samenhangend met een vermeerdering van een actief of een
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met
vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,
Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en
waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten
schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op
worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch
de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van
potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief
activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen
of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,
en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op
waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle
De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de
toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle
boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige
risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan
wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten
een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting
kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en
niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en
onderliggende veronderstellingen worden voortdurend
verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het
beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen
69
Beleggingen voor risico pensioenfonds
in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft. Indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als
Algemeen
toekomstige perioden worden herzieningen en schattingen
De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts
opgenomen in de periode van herziening en toekomstige
indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar
perioden.
kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen,
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde
worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen
en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.
voor dat soort beleggingen.
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de
Participaties in vastgoedbeleggingsinstellingen
staat van baten en lasten opgenomen.
Participaties in beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurs
Vreemde valuta
koers. Participaties in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggings
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend
instellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende
naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering
intrinsieke waarde.
is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta
Aandelen
worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde
valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en
beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balans
lasten.
datum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per 31 december 2013
31 december 2012
USD
0,73
0,76
GBP
1,20
1,23
JPN*
69,05
87,72
CHF
0,82
0,83
waardepapieren en participaties in beursgenoteerde
SEK
0,11
0,12
beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per
* Euro per 10.000 eenheden Japanse yens.
balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Obligaties en andere vastrentende waardepapieren Beursgenoteerde obligaties en andere vastrentende
balansdatum geldende beurskoers. Participaties in nietbeursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
70 Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd op actuele
Beleggingen voor risico deelnemers
waarde. De actuele waarde van de leningen op schuldbekentenis
Dit betreft het zogenoemde privioen, een beschikbare premie
wordt berekend op basis van de contante waarde van de toe-
regeling waarbij voor rekening en risico van de deelnemer wordt
komstige kasstromen. De gehanteerde interestpercentages voor
belegd bij Robeco. Waardering van de beleggingen vindt plaats
het contant maken zijn ontleend aan externe onafhankelijke
tegen de actuele waarde zoals opgegeven door Robeco.
partijen en zijn afhankelijk van het kredietrisico per tegenpartij. De leningen op schuldbekentenis worden in de jaarrekening
Herverzekering
verantwoord onder de obligaties en andere vastrentende waar-
Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant
depapieren.
gemaakt tegen de ultimo jaar geldende rentetermijnstructuur onder toepassing van de actuariële grondslagen van het
Derivaten
pensioenfonds.
SPW maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valutatermijncontracten. Ook maakt SPW gebruik van
Vorderingen en overlopende activa
renteswaps voor het afdekken van het renterisico van de
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter
verplichtingen en van (onderhandse) opties om het neerwaartse
dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor
risico van aandelen af te dekken. Alle derivaten worden
oninbaarheid in mindering gebracht.
op actuele waarde gewaardeerd en zijn in de jaarrekening De renteswaps worden gewaardeerd op marktwaarde. De
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
marktwaarde is de resultante van de contante waarde van de
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op
toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de
actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald
geldende renteswapcurve. De waarde van de aandelenopties
op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
wordt bepaald met behulp van standaard marktconforme
toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balans-
waarderingsmodellen in Bloomberg. Voor de aandelenopties
datum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaar
zijn de belangrijkste parameters voor de waardering gebaseerd
deli jke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale
op observeerbare marktinformatie. Dit betreft voornamelijk de
aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen.
verantwoord onder derivaten.
volatiliteit in de markt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen
Onderhandse leningen
is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioen
De onderhandse leningen worden gewaardeerd op actuele waarde
reglement en van de over de verstreken deelnemersjaren
door het quotiënt van het rendement van de lening en het effectief
verworven aanspraken. Daarnaast is rekening gehouden met de
rendement van dertigjarige staatsleningen ultimo boekjaar,
stijging van de voorziening pensioenverplichtingen welke direct
inclusief een illiquiditeits- en risico-opslag van 1,25 procent.
voortvloeit uit aanpassingen in de pensioenreglementen per
71 1 januari 2014 conform het in 2013 door het bestuur genomen
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uit-
besluit hierover.
gegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in
Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de
overlevingskansen.
opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende
voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-
actuariële grondslagen en veronderstellingen:
ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Rekenrente De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening
met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentecurve.
gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met
Net als voor 2012 betreft dit voor 2013 de rentetermijnstructuur
invaliditeit op basis van 75 procent van de contante waarde
op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de
van doorsneepremies waarvoor vrijstelling is verleend wegens
Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor
arbeidsongeschiktheid. Daarnaast wordt bij het berekenen van
ver in de toekomst liggende verplichtingen (vanaf 20 jaar) een ten
de voorziening rekening gehouden met de contante waarde van
opzichte van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd.
de (deels) vrijgestelde doorsneepremies voor deelnemers met
De ontwikkeling van de rentetermijnstructuur over 2013 heeft een
een ingegaan vroegpensioen.
positief effect op de dekkingsgraad van circa 4,1 procent.
Rente
Rentetermijnstructuur per 31 december 2012 en 31 december 2013
Looptijd in jaren
72 Sterfte
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
De sterftekansen zijn gebaseerd op de Prognosetafel 2012-
Het fonds houdt een (schade)voorziening aan voor premievrij
2062 (2012: idem) met toepassing van fondsspecifieke
gestelde (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. De voorziening
ervaringssterfte.
pensioenverplichtingen voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten is gelijk aan 75 procent van de contante waarde van de ongekorte
Partnerfrequenties
toekomstige doorsneepremie (voor ouderdoms- en nabestaanden
Voor latent partnerpensioen wordt, voor de verplichte
pensioen), berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid.
verzekering, uitgegaan van een partnerfrequentie die afgeleid is van CBS-cijfers en gecorrigeerd is met ervaringscijfers van
IBNR
het fonds. Op pensioendatum houdt het fonds rekening met een
Het fonds houdt een voorziening aan voor toekomstige arbeids
partnerfrequentie van 100 procent. Na pensionering gaat het
ongeschiktheid (IBNR). Deze voorziening wordt ultimo jaar
fonds uit van het zogenoemde bepaalde partnersysteem.
vastgesteld op tweemaal de schadelast. De schadelast is gebaseerd op de in het verslagjaar gerealiseerde schadelast als
Leeftijdsverschil
gevolg van premievrije deelneming en de verwachte schadelast
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner
als gevolg van (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
drie jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke
in het boekjaar.
partner drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
Toeslagverlening Moment pensioenuitkering
De pensioenen van (gewezen) deelnemers en uitkeringsgerechtig
Pensioenuitkeringen worden continu verondersteld.
den worden, als en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten, jaarlijks op 1 januari volgend
Excassokostenopslag
op het boekjaar verhoogd met de door het bestuur vast te stellen
Dit betreft een kostenopslag ter grootte van 2,3 procent van
toeslag.
de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten.
Op de toeslagverlening is een zogenoemde voorwaardelijkheids verklaring van toepassing.
Wezenopslag In verband met het nabestaandenpensioen voor de kinderen
Korte beschrijving van de pensioenregeling(en)
is de Voorziening Pensioenverplichtingen voor het latente
Het fonds heeft de pensioenregelingen en de wijze waarop hieraan
nabestaandenpensioen van actieve deelnemers met 3 procent
uitvoering wordt gegeven vastgelegd in de volgende reglementen:
verhoogd.
1. (Vroeg)pensioenreglement 2. Flexpensioenreglement 3. Uitvoeringsreglement
73 De pensioenregelingen kunnen worden gekenmerkt als een
loonontwikkeling was 1,91 procent in de van toepassing zijnde
voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Een bondige
meetperiode, namelijk van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012.
opsomming van de kenmerken van de regelingen is opgenomen in de ABTN van het fonds. Jaarlijks beslist het bestuur van
Aangezien de beleidsdekkingsgraad van het fonds ultimo 2012
het fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken
lager was dan 110 procent, werd besloten om de opgebouwde
worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de
pensioenen voor actieve deelnemers per 1 januari 2013 niet te
Pensioenwet kwalificeren de pensioenregelingen zich als een
verhogen met een toeslag. Vanwege de financiële positie van
uitkeringsovereenkomst.
het fonds in 2012 is besloten om de beschikbare premieruimte niet te gebruiken voor een aanvullende toeslag voor de actieve
Toeslagverlening
deelnemers. De beleidsdekkingsgraad is het minimum van
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioen
de gemiddelde dekkingsgraad van de laatste vier kwartalen
rechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan
en de dekkingsgraad ultimo het boekjaar na reguliere
de loonontwikkeling volgens de cao. De toeslagverlening heeft
toeslagverlening per 1 januari volgende op het boekjaar.
een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat er geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in
De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf
de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele
die wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde
achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden
pensioenen van gewezen deelnemers en de pensioenen
ingehaald.
van pensioengerechtigden. De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele ontwikkeling van de prijzen)
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en
was in de meetperiode (van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012)
de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks
2,1 procent.
aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter.
Omdat de beleidsdekkingsgraad van het fonds ultimo 2012 lager was dan 110 procent, heeft SPW besloten om
Verhoging per 1 januari 2013
de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en
Per 1 januari 2013 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd
gepensioneerden per 1 januari 2013 niet te verhogen met
met een toeslag terwijl de geldende maatstaf voor zowel actieve
een toeslag.
deelnemers als voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wel aanleiding zou geven voor een verhoging.
Verhoging per 1 januari 2014 Per 1 januari 2014 zijn de opgebouwde pensioenen niet
De procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de
verhoogd met een toeslag terwijl de geldende maatstaf voor
sector is de maatstaf die wordt gehanteerd voor de verhoging
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wel aanleiding
van de opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers. Deze
zou geven voor een verhoging.
74
sector is de maatstaf die wordt gehanteerd voor de verhoging
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
van de opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers.
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare
Deze loonontwikkeling was nihil in de van toepassing zijnde
premieregeling (premieovereenkomst). De regeling betreft het
meetperiode, namelijk van 31 juli 2012 tot 31 juli 2013.
zogenoemde privioen belegd bij Robeco.
De procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de
De waardering van de voorziening voor risico van deelnemers De opgebouwde pensioenen voor actieve deelnemers zijn
wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze
derhalve per 1 januari 2014 niet verhoogd met een toeslag.
voorziening aangehouden beleggingen.
De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf
Overige schulden en overlopende passiva
die wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste
pensioenen van gewezen deelnemers en de pensioenen
verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking
van pensioengerechtigden. De consumentenprijsindex alle
worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs
huishoudens (of de procentuele ontwikkeling van de prijzen)
(gelijk aan de nominale waarde, indien er geen sprake is van
was in de meetperiode (van 31 juli 2012 tot 31 juli 2013)
transactiekosten).
1,7 procent.
Schuld inzake VPL Omdat de beleidsdekkingsgraad van het fonds ultimo 2013
Op grond van de overeenkomst ‘Beheer VPL-gelden’ voert SPW,
niet hoger was dan 110 procent, heeft SPW besloten om
namens cao-partijen, de VPL-regeling uit. Onderdeel van deze
de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en
overeenkomst is dat SPW VPL-gelden ontvangt en beheert totdat
gepensioneerden per 1 januari 2014 niet te verhogen met
deze worden omgezet in onvoorwaardelijke pensioenen bij SPW
een toeslag.
voor de deelnemer.
Inhaaltoeslagen
De ontvangen VPL-gelden worden strikt gescheiden van de
Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen
doorsneepremie voor de pensioenregeling in de jaarrekening
worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen, voor zover
bijgehouden. De ontvangen VPL-gelden worden als vooruit
in het verleden niet volledig zijn toegekend. Om niet (volledig)
ontvangen bedragen gepresenteerd, hiertoe neemt SPW een
toegekende toeslagen alsnog te kunnen toekennen is een hoge
schuld inzake VPL op.
dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het fonds geeft in zijn
Aan de schuld inzake VPL wordt jaarlijks het volgende toegevoegd:
jaarverslag elk jaar een specificatie van het verschil tussen de
• De in het verslagjaar ontvangen VPL-gelden;
volledige en de werkelijk toegekende toeslagen.
• Interesttoevoeging van het over het verslagjaar gerealiseerde fondsrendement (totaalportefeuille).
75 Aan de schuld inzake VPL wordt onttrokken:
Saldo overdracht van rechten
• Kosten van inkoop van VPL-aanspraken op basis van de
Onder het Saldo overdracht van rechten worden de in het
zuivere kostendekkende premie, verhoogd met een opslag
verslagjaar ontvangen en betaalde overdrachtswaarden van
(zijnde het maximum van de aanwezige dekkingsgraad
pensioenaanspraken verantwoord, zo mogelijk vermeerderd
of het minimaal vereist eigen vermogen) en de rente
met interestvergoeding.
termijnstructuur primo het berekeningsjaar. Dit wordt als premiebate verantwoord in de staat van baten en lasten.
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht
Dekkingsgraad
Kasstroomoverzicht
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode
door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende
opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als
schulden te delen door de technische voorzieningen zoals
zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen
opgenomen in de balans.
kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Resultaatbepaling Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Betreft de over het verslagjaar geheven premies en koopsommen. De premies zijn gebaseerd op een doorsneepremie die wordt geheven over de pensioengrondslag.
Beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten Onder de Directe beleggingsopbrengsten worden de aan het verslagjaar toe te rekenen interest en dividenden verantwoord. Dividenden worden verantwoord op kasbasis, vermeerderd met het per einde boekjaar toegerekende dividend.
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de Indirecte beleggingsopbrengsten worden de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten gedurende het boekjaar verantwoord.
76
Toelichting op de balans over 2013 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld) Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
Stand per 1 januari 2012
566.700
2.076.017
2.301.186
983.168
794.240
6.721.311
Aankoop/verstrekkingen
36.087
112.902
395.594
14.342
159.199
718.124
200.521 ./.
176.962 ./.
109.501 ./.
545.067
406 ./.
108.229
Verkoop/aflossingen
./. 58.027 ./.
Gerealiseerd resultaat
2.170
18.299
Herwaardering
20.394
307.799
106.287
496.628
41.763
972.871
Herrubricering
-
-
-
49.636
-
49.636
567.324
2.314.496
2.626.887
1.414.644
885.295
7.808.646
Stand per 31 december 2012
782 ./.
56 ./. 129.074 ./.
Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten
6.046 2.068
Onderhandse leningen Totaal beleggingen volgens de balans
7.816.760
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
Stand per 1 januari 2013
567.324
2.314.496
2.626.887
1.414.644
885.295
7.808.646
Aankoop/verstrekkingen
90.827
2.418.053
812.589
-
413.410
3.734.879
18.522 ./.
2.661.231 ./.
309.760 ./.
186.473 ./.
3.242.745
Verkoop/aflossingen
./.
Gerealiseerd resultaat
./.
Herwaardering
./.
Stand per 31 december 2013
Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten Onderhandse leningen Totaal beleggingen volgens de balans
6.678 17.697 ./. 615.254
486.436 123.353 ./. 2.434.401
57 ./. 106.209 ./. 3.023.564
66.759 ./. 20.342 390.458 ./. 937.085
24.184
483.657
26.801 ./. 664.518 1.109.615
8.119.919
49.495 1.793 8.171.207
77 De vergelijkende cijfers zijn aangepast als gevolg van een
Actuele waarde
herrubricering. De herrubricering heeft betrekking op het presenteren van de te vorderen rente inzake Derivaten onder
Schattingen en oordelen
Beleggingen voor risico voor pensioenfonds in plaats van onder
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het
de Overige vorderingen en overlopende activa. Hierdoor zijn de
fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde
Derivaten ultimo 2012 verhoogd met 49.636.
per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en
In de beleggingen is ten behoeve van de VPL-regeling een bedrag
gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare
van 30.654 opgenomen. Interesttoevoeging vindt plaats op basis
bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige
van het over het verslagjaar gerealiseerde fondsrendement
andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen
(totaalportefeuille).
en beleggingsschulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de officiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van afgeleide marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals derivaten, onderhandse leningen en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen, zijn gewaardeerd door middel van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken, inclusief een verwijzing naar de huidige, reële waarde van vergelijkbare instrumenten.
78 Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: (Direct afgeleide) Marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderings modellen en - technieken
Totaal
Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen
-
156.142
411.182
567.324
Aandelen
-
2.314.496
-
2.314.496
Vastrentende waarden
-
2.609.171
17.716
2.626.887
Derivaten
-
1.334.729
79.915
1.414.644
Overige beleggingen
-
263.157
622.138
885.295
-
6.677.695
1.130.951
7.808.646
(Direct afgeleide) Marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderings modellen en - technieken
Totaal
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen
-
211.703
403.551
615.254
Aandelen
-
2.434.401
-
2.434.401
Vastrentende waarden
-
3.018.885
4.679
3.023.564
Derivaten
-
937.085
-
937.085
Overige beleggingen
-
370.091
739.524
1.109.615
-
6.972.165
1.147.754
8.119.919
De schatting van de actuele waarde is een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare
• theoretische waarderingsmodellen op basis van marktdata (derivaten en onderhandse leningen);
informatie over het financiële instrument. Deze schattingen
• intrinsieke waardebepaling op basis van al dan niet
zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een
gecertificeerde rapportages van de desbetreffende
significante oordeelsvorming (zoals de rentestand, volatiliteit
vermogensbeheerders of, indien en voor zover deze niet
en schattingen van kasstromen) en kunnen daarom niet met
beschikbaar zijn, de kostprijs van de (recente) investeringen
precisie worden vastgesteld.
(private equity, hedgefondsen en vastgoed).
Schatting van reële waarde
(Direct afgeleide) marktnoteringen
De belangrijkste gehanteerde methoden en veronderstellingen voor
Hieronder worden de beleggingen gepresenteerd die voor de
het schatten van de reële waarde van financiële instrumenten zijn:
waardering gebruikmaken van prijzen van onafhankelijke
79 prijsleveranciers. Dit betreft dus zowel beursnoteringen als
65,6 procent (2012: 72,5 procent) uit niet-beursgenoteerde
prijzen die dagelijks worden verstrekt door onafhankelijke
fondsen.
prijsleveranciers.
Aandelen Afgeleide marktnoteringen Hieronder worden de beleggingsfondsen gepresenteerd die onderliggend overwegend beursgenoteerde beleggingen bevatten.
Mature market
Ook de rente- en valutaderivaten worden hieronder gepresen-
Emerging markets
teerd. Deze worden gewaardeerd op basis van intern gevalideerde waarderingsmodellen, waarbij waarneembare marktgegevens als
Totaal
2013
2012
1.975.412
1.812.661
458.989
501.835
2.434.401
2.314.496
Per balansdatum waren geen aandelen uitgeleend.
input worden gebruikt.
Vastrentende waarden Waarderingsmodellen en -technieken 2013
2012
teerd en die beleggingsfondsen die overwegend niet-beurs
Staatsobligaties (niet index-linked)
989.597
776.911
genoteerde beleggingen bevatten. Ook de aandelenopties worden
Hypothecaire leningen
692.120
504.773
Hieronder worden niet-beursgenoteerde beleggingen gepresen
hieronder gepresenteerd. Het bestuur heeft de actuele waarde van de niet-beursgenoteerde
Credits
1.341.847
1.345.203
Totaal
3.023.564
2.626.887
Per balansdatum waren geen vastrentende waarden uitgeleend.
beleggingen geschat op basis van opgaven van investment managers. De betrouwbaarheid van de gebruikte opgave wordt
Derivaten
geverifieerd aan de hand van gecontroleerde jaarrekeningen van 2013
2012
Valutaderivaten
47.897
60.232
Rentederivaten
889.188
1.274.497
Aandelenopties
-
79.915
937.085
1.414.644
de fondsen waarin wordt belegd.
Vastgoed 2013
2012
Indirect vastgoed (participatie in beleggingsfondsen)
615.254
567.324
Totaal
615.254
567.324
Totaal
De waarde van de derivaten bevat voor 42.449 (2012: 49.636)
De vastgoedportefeuille bestaat voor 34,4 procent (2012: 27,5 procent) uit beursgenoteerde vastgoedfondsen en voor
aan te vorderen rente.
80 De derivaten kunnen als volgt worden gepresenteerd (uitgesplitst naar activa en passiva): Activa
2013
2012
Passiva
2013
2012
Valutaderivaten
50.918
60.451 Valutaderivaten
3.021
219
Rentederivaten
935.662
1.280.324 Rentederivaten
46.474
5.827
Aandelenopties Totaal
79.915 Aandelenopties
986.580
1.420.690 Totaal
-
-
49.495
6.046
De valutatermijncontracten worden niet voor een specifieke
positieve waarde van de derivaten. Het ontvangen onderpand
beleggingscategorie afgesloten; er heeft daarom geen verdeling
staat ter vrije beschikking voor het fonds. Het onderpand van
naar beleggingscategorieën plaatsgevonden.
938 miljoen euro (2012: 1.428 miljoen euro) is verantwoord onder de liquide middelen.
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De
Overige beleggingen
portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door
2013
2012
het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. In 2013
Private equity
427.605
450.095
gebruikte het fonds derivaten alleen om marktrisico’s af te
Hedgefondsen
253.257
94.276
dekken. Eén van de belangrijkste risico’s voortvloeiend uit het ge-
Commodities (grondstoffen, edele metalen)
370.091
263.158
bruik van derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegen
Opportunities
17.006
37.154
partijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen.
Infrastructuur
41.656
40.612
1.109.615
885.295
Alle transacties zijn aangegaan met APG Treasury Center, waarbij
Totaal
cash collateral uitgewisseld wordt. De relatie met APG Treasury Center (TC) wordt nader toegelicht op pagina 87.
De waardeontwikkeling van de beleggingen in opportunities is voornamelijk het effect van een schattingswijziging in de
Het uitwisselen van onderpand vindt plaats in de vorm van cash
waarderingsmethodiek.
eurobetalingen op dagbasis tussen APG TC en SPW tegen een marktconforme vergoeding op basis van EONIA. Indien onderpand
Onderhandse leningen
wordt uitgewisseld, is het standaard in de markt dat renteswap-
De onderhandse leningen bestaan uit twee leningen. Het rente
contracten op basis van EONIA-curve worden gewaardeerd.
percentage is voor beide leningen een vast percentage en be draagt 7,25 procent. De resterende looptijd bedraagt respectieve-
Het fonds heeft eind 2013 938 miljoen euro aan onderpand
lijk 25 jaar (bedrag lening 915) en 28 jaar (bedrag lening 878). Er
ontvangen in de vorm van liquiditeiten als gevolg van de
vindt geen aflossing plaats gedurende de looptijd van de leningen.
81
2. Beleggingen voor risico deelnemers
Stand einde vorig boekjaar
Te vorderen premies en koopsommen 2013
2012
141
126
Bij: storting
1
2
Bij: rente/dividend
1
2
Af: kosten
-
-
Af: opnamen
./.
Bij: koersresultaat
./.
Stand einde boekjaar
85 ./.
8
3
19
55
141
3. Overige vorderingen en overlopende activa
2013
2012
Per 31 december vastgestelde nog te ontvangen premies en koopsommen
30.182
33.939
Totaal
30.182
33.939
Op deze post is geen voorziening voor oninbaarheid opgenomen.
Beleggingsdebiteuren
Nog af te wikkelen transacties Te vorderen dividend
2013
2012
Te vorderen premies en koopsommen
30.182
33.939
Te vorderen dividendbelasting
Beleggingsdebiteuren
Totaal
24.108
19.441
Lopende interest
4
122
Rekening-courant SVW
-
7.866
254
1.132
54.548
62.500
Overige vorderingen en overlopende activa Totaal
Alle vorderingen hebben een looptijd van korter dan één jaar. Er is geen noodzaak tot het vormen van een voorziening voor oninbaarheid.
2013
2012
19.729
16.380
87
13
4.292
3.048
24.108
19.441
2013
2012
1.145.761
1.529.578
29.110
16.972
1.174.871
1.546.550
4. Liquide middelen
Liquiditeiten aangehouden als onderdeel van de beleggingsmandaten Overige bank- en girorekeningen Totaal
De vergelijkende cijfers van de post Lopende interest onder de
De liquide middelen staan ter vrije beschikking. De liquiditeiten
Overige vorderingen en overlopende activa zijn aangepast als
aangehouden als onderdeel van de beleggingsmandaten
gevolg van een herrubricering. De herrubricering heeft betrekking
bestaan grotendeels uit ontvangen cash collateral ad 938
op het presenteren van de te vorderen rente inzake Derivaten
miljoen euro (2012: 1.428 miljoen euro) dat als cash wordt
onder de Beleggingen voor risico voor pensioenfonds in plaats van
aangehouden.
onder de Overige vorderingen en overlopende activa. Hierdoor is de post Lopende interest in de kolom 2012 verlaagd met 53.553.
82
5. Stichtingskapitaal en reserves In onderstaande tabel wordt de invloed van de stelselwijziging weergegeven op het verloop van het vermogen. Reserve beleggingsen verzekeringstechnische risico’s
Stichtingskapitaal
Extra reserve
Bestemmingsreserve VPL
Totaal
102.284
-
-
-
102.284
-
-
-
-
-
102.284
-
-
-
102.284
Stand 31 december 2011 Cumulatief effect stelselwijziging Stand 1 januari 2012
-
-
- ./.
Toevoeging saldo van baten en lasten
Jaareffect stelselwijziging
397.157
-
-
12.558
409.715
Stand 31 december 2012
499.441
-
-
-
499.441
Toevoeging saldo van baten en lasten
485.724
-
-
-
485.724
Stand 31 december 2013
985.165
-
-
-
985.165
Toelichting bestemming resultaat
12.558 ./.
12.558
Bestemmingsreserve VPL Door de stelselwijziging is de bestemmingsreserve VPL vervallen.
Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s De reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s is maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen zoals vastgesteld in de solvabiliteitstoets en voor zover de middelen van het fonds de vorming hiervan toelaten. Extra reserve Gezien de vermogenspositie eind 2013 is er geen sprake van een extra reserve. Alleen wanneer het vermogen groter is dan het vereist eigen vermogen vinden er dotaties plaats aan de extra reserve.
83 Solvabiliteit 2013
2012
Percentage van VPV e/r
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
311.824
Percentage van VPV e/r
4,2%
313.888
4,2%
1.330.412
18,0%
1.300.706
17,4%
985.165
13,3%
499.441
6,7%
Aanwezig eigen vermogen
Het fonds heeft ultimo 2013 een vermogen dat hoger is dan
procent zou bedragen. In werkelijkheid heeft het fonds zich
het minimaal vereist eigen vermogen, maar lager dan het
beter hersteld dan voorzien. Dit komt met name door het
vereist eigen vermogen (onder de werkelijke portefeuille
gerealiseerde overrendement en de tussentijdse wijziging van
2013). Voor de berekening van het vereist eigen vermogen
de waarderingsmethodiek van de verplichtingen. Op basis van
wordt gebruikgemaakt van het standaardmodel. Voor actief
de (jaarlijkse) evaluatie van het herstelplan, welke begin 2014
beleggingsbeleid kan met de standaardtoets het risico niet
bij DNB is ingediend, verwacht het fonds eind 2014 de vereiste
juist worden ingeschat. SPW heeft daarom het standaardmodel
dekkingsgraad te hebben bereikt.
aangepast door rekening te houden met een iets hogere schokwaarde op de aandelenportefeuille zodat dit risico
6. Voorziening voor risico pensioenfonds
beter kan worden ingeschat. Voor de samenstelling van de
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën
beleggingsportefeuille wordt uitgegaan van het hoogste
van deelnemers als volgt samengesteld:
vereist eigen vermogen dat volgt uit de asset mix van de 2013
2012
3.950.824
4.314.527
900.037
830.391
Pensioengerechtigden
2.482.259
2.277.548
Totaal
7.333.120
7.422.466
35.209
32.178
1.840
7.002
349
373
normportefeuille in de evenwichtssituatie van het jaar volgend op het boekjaar, of dat volgt uit de werkelijke portefeuille.
Deelnemers Gewezen deelnemers
Begin 2009 is volgens de voorschriften van DNB een herstelplan ingediend. Het herstelplan is door DNB akkoord bevonden. Op basis van de gegevens ultimo 2013 is de (jaarlijkse) evaluatie van het herstelplan opgesteld en bij DNB ingediend. De dekkings graad ultimo 2013 ligt met 113,3 procent boven het minimaal vereist eigen vermogen. Volgens deze evaluatie zal het fonds binnen de gestelde termijn het vereist eigen vermogen halen. In het oorspronkelijke herstelplan werd verwacht dat de dekkingsgraad van het fonds per 31 december 2013 109,8
VPV Premievrije deelneming arbeidsongeschikten Rekening voor bijdrage pensioenpremie vroeggepensioneerden Spaarfonds voor gemoedsbezwaarden IBNR Totaal
11.949
11.355
7.382.467
7.473.374
84 De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen
Mutatie balanspost Voorziening pensioenverplichtingen
is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financierings 2013
2012
7.473.374
6.710.034
26.910
106.766
263.034
446.349
310.855
294.753
11.100
7.682
achterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Stand per 1 januari
De voorziening Rekening voor bijdrage pensioenpremie
Toevoegingen en onttrekkingen
vroeggepensioneerden is berekend op de contante waarde van
Interest
de benodigde pensioenpremie waarvoor het pensioenfonds conform de reglementen de last draagt.
Effect rentetermijnstructuur
./.
Pensioenopbouw Saldo overdracht van rechten
De verdeling van de deelnemers naar categorieën is als volgt (in aantallen):
Arbeidsongeschiktheid ./.
Sterfte
./.
Vrijval excasso
./.
2013
2012
Deelnemers
32.074
34.266
Dotatie IBNR
Gewezen deelnemers
20.347
19.128
Wijziging actuariële grondslagen
Pensioengerechtigden
16.151
15.699
Andere resultaten
Totaal
68.572
69.093
Eindsaldo
4.935
5.638
Vrijval uitkeringen
173.310 ./.
160.393
25 ./.
3.759
3.963 ./.
3.665
594
1.708
-
64.277
5.672
4.687
7.382.467
7.473.374
./.
Interest Aan de pensioenverplichtingen is over het jaar 2013 een interest van 0,35 procent toegevoegd (2012: 1,45 procent), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
85 Vrijval excasso
Saldo overdracht van rechten
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Saldo overdracht van rechten
2013
2012
20.604
8.260
./. 9.504 ./. 578 11.100
7.682
excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk
Dotatie IBNR
de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde
Sinds 2011 houdt het fonds een voorziening aan voor het
van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers,
risico dat deelnemers die zich bevinden in de periode van
die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen
verplichting tot loondoorbetaling door de werkgever, binnen
koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra
twee jaar arbeidsongeschikt worden. Deze voorziening wordt
pensioenaanspraken.
(ultimo jaar) geschat als zijnde de gerealiseerde schadelast als gevolg van premievrije deelneming en tweemaal de verwachte
Arbeidsongeschiktheid
schadelast (risicopremie) als gevolg van (aanvullende)
Als gevolg van invalidatie/revalidatie wordt een
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in het huidige boekjaar.
bedrag toegevoegd/onttrokken aan de voorziening pensioenverplichtingen.
Wijziging actuariële grondslagen Periodiek worden de actuariële grondslagen en/of methoden
Vrijval uitkeringen
beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf
van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen.
actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening
Ontwikkelingen of advies van de certificerende actuaris en/of
pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname
accountant kunnen aanleiding zijn om de grondslagen en/of
van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve
methoden te (her-)beoordelen. Hierbij wordt gebruikgemaakt
van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de
van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft
verslagperiode.
onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, lang leven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke
Sterfte
waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de
Als gevolg van sterfte wordt een bedrag toegevoegd
populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid
(ingang nabestaandenpensioen) / onttrokken (vrijval
van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een proces,
opgebouwd ouderdomspensioen) aan de voorziening
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen
pensioenverplichtingen.
door het bestuur. Het effect van deze wijzigingen wordt
86 verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële
pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal
uitgangspunten worden herzien.
anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk.
Andere resultaten
8. Overige schulden en overlopende passiva
Andere resultaten betreffen verlenging van de uitkeringsduur van lopende tijdelijke pensioenen en de opbouw uit premievrij-
2013
2012
levenslang partnerpensioen en opgebouwd ouderdomspensioen
Derivaten
49.495
6.046
van pensioenleeftijd 65 naar 67 (totaal 8.265). De rest zijn voor-
Collateral
938.490
1.427.819
namelijk correcties.
Beleggingscrediteuren
2.006
2.978
Af te dragen belastingen en sociale premies
3.686
2.963
Diversen
4.750
631
Schuld rekening-courant SVW
3.913
-
stelling, alsmede conversie van tijdelijk partnerpensioen naar
7. Voorziening voor risico deelnemers 2013
Stand per 1 januari Wijziging voorziening voor risico deelnemers Stand per 31 december
./.
2012
141
126
86
15
55
141
Schuld inzake VPL
10
Totaal
30.654
12.558
1.032.994
1.452.995
Alle schulden, met uitzondering van de derivaten en deels de schuld inzake VPL, hebben een resterende looptijd van korter
Dit betreft het zogenoemde privioen, een beschikbare
dan één jaar.
premieregeling waarbij voor rekening en risico van de deelnemer wordt belegd bij Robeco. De regeling geldt voor
De vergelijkende cijfers van de post Overige schulden en
deelnemers die zijn geboren voor 1950 en vallen onder het
overlopende passiva zijn aangepast als gevolg van een
fiscaal niet maximale (vroeg)pensioenreglement. Om het
herrubricering. De herrubricering heeft betrekking op het
pensioen aan te vullen tot het fiscaal maximale niveau is
presenteren van de te betalen rente inzake (negatieve)
een premiestaffel vastgesteld. Het te bereiken kapitaal is
derivaten onder de post Derivaten in plaats van onder de
naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer
post Te betalen rente. Hierdoor is de post Te betalen rente in
geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel
de kolom 2012 verlaagd met 3.917 en de post Derivaten met
aangekochte beleggingen onder aftrek van de door Robeco
hetzelfde bedrag verhoogd.
in rekening gebrachte kosten. Het uiteindelijk te bereiken De vergelijkende cijfers van de post Schuld inzake VPL zijn aangepast door de stelselwijziging. Voor meer informatie over de stelselwijziging zie pagina 66.
10
kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de
Derivaten
deelnemer. Op de pensioeningangsdatum moet de deelnemer
De schulden uit hoofde van derivaten betreffen valutaderivaten
op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend)
en rentederivaten met een negatieve waarde. Voor een specifi
pensioen inkopen bij het fonds of bij een zelf geselecteerde
catie wordt verwezen naar pagina 80.
87
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Collateral Dit betreft de terugbetalingsverplichting van het ontvangen cash collateral. Voor een verdere toelichting verwijzen wij u
Uitbesteding administratie
naar de toelichting op pagina 80.
Met ingang van 1 januari 2006 heeft SPW de uitvoering van de administratie, de communicatie en de secretariële
Beleggingscrediteuren
werkzaamheden uitbesteed aan APG Pensioenbeheer bv. Er
Dit betreft nog af te wikkelen transacties.
is een overeenkomst aangegaan voor tien jaar. Met ingang van 1 maart 2012 heeft SPW de uitvoering van het beheer van
Schuld inzake VPL
het vermogen, uitbesteed aan APG Investment Services nv. De
Op grond van de overeenkomst ‘beheer VPL-gelden’ voert SPW,
overeenkomst loopt tot 1 januari 2016.
namens cao-partijen, de VPL-regeling uit. Onderdeel van deze overeenkomst is dat SPW VPL-gelden ontvangt en beheert
Met ingang van 2010 heeft SPW voor vier leaseauto’s lease-
totdat deze worden omgezet in onvoorwaardelijke pensioenen
contracten afgesloten met wisselende resterende looptijden
voor de deelnemer bij SPW.
tussen 24 en 60 maanden.
De ontvangen VPL-gelden worden strikt gescheiden van de
SPW heeft een contract met onbepaalde looptijd met Bouw &
doorsneepremie voor de pensioenregeling in de jaarrekening
Infrapark inzake de huisvesting van het bestuursbureau. De
bijgehouden. Hiertoe voerde SPW in 2012 een bestemmings-
huisvestingskosten bedragen per jaar circa 32 duizend euro.
reserve VPL. Door de stelselwijziging worden de ontvangen gelden met betrekking tot de VPL-regeling onder de Overige
APG Treasury Center BV (APG TC bv) is de centrale wederpartij
schulden en overlopende passiva opgenomen.
voor het liquiditeitenbeheer en de aan- en verkoop van over the counter derivaten (OTC derivaten). APG TC bv opereert als servicecenter, waarbij alle winsten
Het verloop van deze post is als volgt:
en verliezen uit hoofde van transacties maandelijks worden Stand per 1 januari
2013
2012
12.558
-
toegerekend aan de deelnemende partijen waaronder SPW (op basis van het Resultaattoekenningsbeleid). APG TC bv voert alle transacties uit in eigen naam als principal.
Correcties voorgaande jaren Ontvangen gelden Toegekende aanspraken Rendement Eindsaldo
- ./. 40.182 ./. 22.704 ./.
1 0.485 34.232
In APG TC bv deelnemende partijen sluiten een basis
11.328
overeenkomst met APG TC bv waarin onder meer is vastgelegd
618
139
dat APG TC bv als exclusieve tegenpartij voor OTC derivaten
30.654
12.558
zal fungeren. Tevens sluiten de deelnemende partijen ISDA Master Agreements en GMRA-contracten met APG TC bv.
88 Op transacties tussen de deelnemende partijen en APG TC
beperkt als gevolg van het uitvoeren van activiteiten binnen een
bv is dus marktconforme documentatie van toepassing,
besloten kring van Nederlandse pensioenfondsen.
inclusief een best practice-arrangement voor uitwisseling van onderpand (de CSA). Met marktpartijen zijn, voor wat betreft
SPW heeft per 31 december 2013 een belang van 4,7 procent
de handel in OTC derivaten, ISDA-CSA overeenkomsten en voor
(2012: 3,9 procent) met een waarde van 2.029 miljoen euro
repo’s GMRA-contracten gesloten.
(2012: 1.832 miljoen euro) in de APG Fixed Income Credits Pool. Per 31 december 2013 heeft SPW een belang van 2,0 procent
Teneinde aan de kredietwaardigheidvereisten van de
(2012: 0) met een waarde van 1.623 miljoen euro (2012: 0) in de
deelnemende partijen en marktpartijen te kunnen voldoen,
APG Developed Markets Equity Pool.
is voor de betalingsverplichtingen van APG TC bv jegens deze derde partijen een garantieovereenkomst gesloten waarbij
Verbonden partijen
de Stichting Depositary APG Fixed Income Credits Pool en
De medewerkers van het Bestuursbureau SPW en een
de Stichting Depositary APG Developed Markets Equity Pool
bestuurslid waren in 2013 deelnemer aan de pensioenregeling
(hierna ‘de Garantieverstrekkers’) garant staan in het geval
van het fonds onder de normale condities van deze regeling.
APG TC bv haar verplichtingen jegens deze partijen niet nakomt. De garantie houdt in dat de Garantieverstrekkers
Tussen het fonds en Stichting VUT-fonds voor de Woning-
beiden garant staan ten opzichte van de derde partij voor
corporaties (SVW) vinden de volgende transactiestromen
alle betalingsverplichtingen van APG TC bv uit hoofde van
plaats:
de overeenkomst (ISDA/GMRA) tussen deze derde partij
• Afdracht van premie door SVW aan SPW voor opbouw van
en APG TC bv, na verrekening van eventueel aan APG TC bv
ouderdomspensioen voor de uitkeringsgerechtigden van
(op dat moment, in de toekomst of in geval van onvoorziene
SVW: 2,4 miljoen euro (2012: 4,0 miljoen euro).
omstandigheden) verschuldigde bedragen en door APG TC bv verstrekt onderpand.
• Afdracht van door SVW niet uitbetaalde vroegpensioenaanspraken ten behoeve van de inkoop van ouderdomspensioenrechten bij SPW overkook: 4,3 miljoen
Indien een Garantieverstrekker zou worden aangesproken
euro (2012: 6,4 miljoen euro). Dit bedrag is inclusief een
onder een garantieovereenkomst en deze de betreffende
correctie over oudere jaren van -/- 0,6 miljoen euro.
claim van de derde partij heeft voldaan, dan verkrijgt de Garantieverstrekker op basis van een overeenkomst een recht
De transacties vinden plaats onder normale condities en
van regres op APG TC bv en de deelnemende partijen aan wie
voorwaarden.
de onderliggende claim, waarvoor de garantie is aangesproken, kan worden toegerekend. Op grond van dit regressysteem dragen de deelnemende partijen van APG TC bv uiteindelijk hun eigen verplichtingen en risico’s. Het risico dat gelopen wordt, is
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
89
9. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Werkgevers
Verplichte verzekering Vroegpensioen
./.
Werknemers
Totaal
2013
2012
2013
2012
2013
2012
206.540
210.733
99.866
102.916
306.406
313.649
10
10
-
10
15
1.209
961
1.478
1.099
2.687
2.060
295
787
501
282
796
1.069
Arbeidsong.pensioen/ Aanvull.arbeidsong.pensioen Vrijwillige verzekering
5 ./.
ANW Hiaat verzekering
-
-
940
982
940
982
Stg.Financ.voortz.pensioenverz.
-
1.113
704
-
704
1.113
332
244
636
474
968
718
14
20
-
- ./.
14
20
22.704
21.813
-
-
22.704
21.813
231.056
235.681
104.125
105.758
335.181
341.439
Invaliditeitspensioen Eenmalige storting Ingekochte aanspraken VPL
./. 11
Totaal
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers (inclusief
Deze premies zijn niet verantwoord in bovenstaande tabel.
aanvullende en vrijwillige verzekeringen, maar exclusief VPL-
In totaal is er dus een premie (exclusief VPL-gelden)
gelden) bedraagt 31,2 procent van de pensioengrondslagsom.
beschikbaar van circa 32,5 procent van de pensioen-
De VPL-premie bedraagt 3,0 procent van de eerder genoemde
grondslagsom.
grondslag en de ontvangen bedragen worden als Ontvangen VPL-gelden verantwoord onder Overige schulden overlopende passiva als Schuld inzake VPL. De aan de Schuld inzake VPL onttrokken bedragen (ingekochte aanspraken VPL) worden als premiebaten verantwoord. Een specificatie van de ontvangen premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) is opgenomen in bovenstaande tabel. Daarnaast komen premies beschikbaar uit de vrijval uit de gevormde voorziening premievrije deelneming voor arbeidsongeschikte deelnemers en uit de voorziening voor bijdrage pensioenpremie vroeggepensioneerden. Deze beschikbare premies bedragen circa 1,3 procent van de pensioengrondslagsom.
De vergelijkende cijfers van de post Ingekochte aanspraken VPL zijn aangepast door de stelselwijziging. Voor meer informatie over de stelselwijziging zie pagina 66.
11
90 De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2013 In percentage van pensioengrondslag
Kostendekkende premie
346.542
2012 In percentage van pensioengrondslag
34,6%
346.966
33,9%
Feitelijke premie (excl. schadeverzekeringen)
307.795
30,7%
315.859
30,9%
Gedempte premie
282.811
28,2%
278.151
27,2%
Het verschil tussen de feitelijke premie en de ontvangen premies
De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is
bestaat voornamelijk uit de niet gereserveerde VPL-gelden en de
als volgt:
premies voor arbeidsongeschiktheidspensioen en ANW-hiaat. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. SPW hanteert de gedempte premiemethodiek voor de toetsing van de kostendekkendheid van de premie. De
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw
feitelijke premie was hoger dan de gedempte premie maar lager
Benodigde koopsom voor risicodekking
dan de kostendekkende premie.
Solvabiliteitsopslag
De samenstelling van de zuivere kostendekkende premie is
Totale gedempte kostendekkende premie
Opslag voor uitvoeringskosten
2013
2012
229.950
219.240
4.407
9.399
40.778
40.698
7.676
8.814
282.811
278.151
als volgt: Met ingang van 2012 hanteert SPW een gedempte kosten Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw Benodigde koopsom voor risicodekking Solvabiliteitsopslag Opslag voor uitvoeringskosten Totale kostendekkende premie
2013
2012
284.235
277.657
4.407
9.399
maandeinde over de zestig maanden tot en met oktober van
50.224
51.096
het voorgaande boekjaar. De vervangende interestvoet zoals
7.676
8.814
gehanteerd voor de gedempte kostendekkende premie 2013
346.542
346.966
dekkende premiemethodiek. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend op basis van het gemiddelde van de rentetermijnstructuren zoals door DNB vastgesteld per
bedraagt 3,52 procent. Het verschil tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie is het gevolg van het verschil tussen de gehanteerde veronderstellingen bij de premiestelling (feitelijke premie) en de gerealiseerde kostendekkende premie. Deze ruimte is beschikbaar voor mogelijke (aanvullende) voorwaardelijke
91 toeslagverlening voor actieve deelnemers. Het bestuur heeft besloten deze ruimte niet aan te wenden voor toeslagverlening aan actieve deelnemers per 1 januari 2014.
10. Premiebijdragen voor risico deelnemers 2013
2012
Premiebijdragen voor risico deelnemers
1
2
Totaal
1
2
11. Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige Subtotaal
Toegerekende algemene kosten aan kosten van vermogensbeheer Totaal
Rendementstoevoeging VPL-schuld
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
2013
3.151
2.336
363.083 ./. 5.306
365.239
29.863 ./. 7.462
24.376 ./.
109.820 ./. 91.238 ./.
4.936 ./.
1.268
235.899 ./. 450 ./.
106.152 ./.
145.111
14.963 ./.
1.150 ./.
3.660
10.153
253.346 ./.
4.494 ./.
17.503
231.349
253.346
- ./. ./.
4.494 ./.
1.226 ./.
1.226 230.123
18.729
./.
618 229.505
92 Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Vastgoed
22.615
459
45.881
Aandelen
922
326.535 ./.
2.834
324.623
130.570
109.095 ./.
1.047
238.618
Derivaten
77.161
237.757 ./.
Overige
13.315
47.129 ./.
Totaal
244.583
743.323 ./.
Vastrentende waarden
22.807
2012
695
314.223
3.791
56.653
7.908
979.998
Rendementstoevoeging VPL-schuld12
./.
139 979.859
13. Saldo overdracht van rechten
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de direct aan het fonds in rekening gebrachte custodiankosten als de in rekening gebrachte kosten van APG Investment Services nv verstaan die betrekking hebben op het boekjaar
Overgenomen pensioenverplichtingen
(17.503) en de algemene kosten die toegerekend zijn vanuit
Overkookregeling (overgenomen van SVW)
pensioenuitvoeringskosten aan de kosten vermogensbeheer
Overgedragen pensioenverplichtingen
(1.226).
Totaal
Naast deze kosten komen er nog kosten voor rekening van het
./.
2013
2012
21.844
7.657
4.299
6.356
10.969 ./.
1.908
15.174
12.105
2013
2012
-
27 21
14. Herverzekeringen
fonds die direct ten laste van de beleggingsopbrengsten worden gebracht en daarom in de jaarrekening niet zichtbaar zijn. De totale kosten van vermogensbeheer worden toegelicht in het
Uitkeringen herverzekeringen
bestuursverslag op pagina 33.
Mutatie balanspost herverzekeringen
- ./.
Totaal
-
6
2013
2012
-
2
Swiss Re
-
25
Totaal
-
27
12. Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers 2013 De vergelijkende cijfers van de post Rendementstoevoeging VPL-schuld zijn aangepast door de stelselwijziging. Voor meer informatie over de stelselwijziging zie pagina 66.
12
2012
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
./.
2
21
Totaal
./.
2
21
Ontvangsten herverzekeringen Centraal Beheer
93 Het fonds kende tot 2013 een tweetal (gesloten) herverzekerings
17. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
contracten (inzake arbeidsongeschiktheidsuitkeringen) welke zijn 2013
afgewikkeld (alleen uitkeringen van herverzekeraar uiterlijk tot 65-jarige leeftijd betreffende deelnemer).
15. Diverse baten
2012
Administratiekosten APG
./. 10.413 ./.
Actuariële kosten
./.
33 ./.
9.415 106
Advieskosten
./.
243 ./.
776
De diverse baten bestaan uit een correctie inzake de toekenning
Kosten Raad van Toezicht
./.
52 ./.
43
van ouderdomspensioen van 37 (2012: 0).
Kosten verantwoordingsorgaan
./.
15 ./.
7
Kosten bestuur
./.
220 ./.
111
16. Pensioenuitkeringen
Loonkosten bestuursbureau
./.
790 ./.
721
Kantoorkosten bestuursbureau
./.
Accountantskosten
./.
2013
2012
Ouderdomspensioen
./. 122.706 ./. 103.017
Vroegpensioen
./. 20.109 ./.
Weduwen- en weduwnaarspensioen
./.
Wezenpensioen
./.
151 ./.
59
73 ./.
95
4 ./.
10
696 ./.
664
Kosten compliance officer
27.685
Contributies
./.
23.565 ./.
23.005
Kosten Deelnemersraad
./.
620 ./.
612
Kosten beleggingsadviescommissie
./.
Juridische kosten
./.
27 ./.
63
Kosten ALM-studie
- ./.
202
Advieskosten transitie
- ./.
56
Overige kosten
- ./.
31
12.865 ./.
12.479
Andere uitkeringen: - Invaliditeitspensioen
./.
849 ./.
997
- Afkoop wegens gering bedrag
./.
737 ./.
323
- Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
./.
3.009 ./.
3.018
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
./.
146 ./.
114
1.541 ./.
1.427
- Anw-hiaatpensioenverzekering
./.
- Eindejaarsuitkeringen
./.
Totaal
./. 173.435 ./. 160.396
153 ./. 198
Subtotaal
./.
Toerekening algemene kosten aan kosten vermogensbeheer Totaal
90 ./.
72
66 ./.
48
-
1.226 ./.
11.639 ./.
12.479
De post Afkoop wegens gering bedrag betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 451,22 euro (2012: 438,44 euro)
In de loonkosten bestuursbureau is een bedrag van 8 duizend
per jaar (de afkoopgrens), overeenkomstig de Pensioenwet.
euro (2012: 9 duizend euro) opgenomen voor de crisisheffing. Van de totale algemene kosten van 2.452 is 50 procent toegerekend aan de kosten vermogensbeheer.
94
18. Mutatie VPV voor risico pensioenfonds
Accountantskosten
Voor een toelichting op de post Mutatie VPV voor risico 2013
Wettelijke controle SPW
./.
Andere assuranceopdrachten
2012
67 ./. 89 - ./.
Overige dienstverlening
./.
Totaal
./.
pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting onder 6. Voorziening voor risico pensioenfonds.
6 -
6 73 ./.
95
19. Diverse lasten De diverse lasten bestaan uit uitkeringslasten van 6 duizend euro (2012: 7 duizend euro), resultaat op afkoop herverzekering
Kosten compliance officer
4
Kosten advisory
- ./.
Totaal
./.
69 ./.
Swiss Re van 0 (2012: 3 duizend euro), afboeking van een
199
failliete debiteur van 0 (2012: 3 duizend euro) en kosten van een
294
geschil met een deelnemer van 0 (2012: 25 duizend euro).
De post Kosten compliance officer bestaat uit de kosten voor
Wijziging marktrente
boekjaar 2013 van 6 duizend euro alsmede de vrijval van de
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de
geraamde kosten over 2012 van 10 duizend euro.
technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering
Loonkosten bestuursbureau
van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder de
Het fonds heeft ultimo 2013 zes (2012: vier) personeelsleden
mutatie pensioenverplichtingen.
in dienst ter ondersteuning van het bestuur. De kosten hiervan zijn verantwoord onder Loonkosten bestuursbureau. De overige
Belastingen
personeelskosten en de beloning van de directie van APG zijn
De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van
onderdeel van de uitvoeringsovereenkomst met APG.
belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Onkostenvergoeding bestuur
Risicobeheer en derivaten
Voor een toelichting op de vergoeding van de leden van het bestuur, inclusief bestuurscommissies en overige gremia wordt
Beleid en risicobeheer
verwezen naar bijlage 4. Vergoedingen.
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten
Een deel van de totale kosten bestaat uit zaalhuur, advies-
ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze
kosten, kosten van opleidingen en overige kosten. De aan het
beleidsinstrumenten zijn:
bestuur betaalde vergoeding bedraagt in 2013 109 duizend
• beleggingsbeleid
euro (2012: 102 duizend euro).
• premiebeleid • herverzekeringsbeleid • toeslagbeleid
95 De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats na
Deze kortetermijnbeleggingsmix is toegepast als basis
uitvoerige analyse ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen
op de normportefeuille voor 2012. Ten opzichte van de
van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt
beleggingsmix op lange termijn kent de kortetermijn
onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies.
beleggingsmix een lagere weging in aandelen, gecombineerd
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks
met een hogere afdekking van het aandelenrisico.
door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen
Onderstaande tabel laat de opbouw zien van de strategische
geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van
asset mix, de normportefeuille en de werkelijke portefeuille.
het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij
Het rendement van de beleggingsportefeuille van SPW wordt
de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van
maandelijks vastgesteld door APG Asset Management.
derivaten.
Vervolgens worden de verschillen met het resultaat van de benchmarkportefeuille vastgesteld. De resultaten worden ieder
Risicoprofiel
kwartaal gerapporteerd aan het bestuur.
Op basis van een ALM-studie is een strategische asset mix (hierna: benchmarkportefeuille) bepaald in samenhang met
Ten aanzien van valutarisico’s was het beleid in 2013 dat de
het ex ante risicoprofiel van SPW. Uit deze in 2009 uitgevoerde
exposure voor de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de
studie bleek de noodzaak voor een kortetermijn- en lange-
Japanse yen volledig afgedekt moest worden. Daarnaast
termijnbeleggingsmix. Deze laatste is gebaseerd op een
worden de posities in Hong Kong dollars afgedekt via de
situatie waarin de dekkingsgraad rond 130 procent ligt en
Amerikaanse dollar. Conform de beleggingsstrategie worden
de economie neutraal is.
overige valutaposities niet afgedekt.
Opbouw strategische asset mix, de normportefeuille en de werkelijke portefeuille
Vastrentende waarden
Strategische Mix
Norm 2013
Werkelijk 2013
Strategische Mix
Norm 2012
Werkelijk 2012
44,0%
44,0%
42,0%
44,0%
39,0%
40,6%
30,0%
30,0%
33,8%
30,0%
35,0%
37,0%*
Zakelijke waarden: - Aandelen - Vastgoed
10,0%
10,0%
8,6%
10,0%
10,0%
8,7%
- Alternatives
16,0%
16,0%
15,6%
16,0%
16,0%
13,7%
* Dit is inclusief putopties.
96 Rendement op het beheerd vermogen
dit gold bij het indienen van het herstelplan (situatie eind
De benchmarkportefeuille vormt de basis voor de uitvoering
2008). Het fonds houdt hier rekening mee bij de te nemen
van het beleggingsbeleid van SPW. Het is wel mogelijk om in de
beleidsbeslissingen. Dit vereiste volgt uit de solvabiliteitseisen
beleggingsportefeuille, binnen de toegestane bandbreedtes,
van het Financiële Toetsingskader, waarmee DNB haar toezicht
van deze benchmark af te wijken. Op deze manier kan zowel
op Nederlandse pensioenfondsen heeft vormgegeven. Het
een hoger als een lager rendement worden behaald in relatie
fonds houdt hier rekening mee bij zijn beleidsbeslissingen.
tot de benchmarkportefeuille. Daarnaast is het mogelijk een hoger rendement te behalen door het toepassen van actief
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solva-
beheer van de achterliggende (deel)portefeuilles aandelen
biliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel
opkomende markten, obligaties en beursgenoteerd onroerend
met enkele kleine aanpassingen om voldoende rekening te
goed. Voor een nadere toelichting inzake het rendement over
kunnen houden met specifieke (afdekking van) risico’s van het
2013 verwijzen wij naar het jaarverslag, paragraaf Beleggingen.
fonds. Voorbeeld hiervan is het verhoogde risico in verband met actief beheer van de portefeuille. Het bestuur acht het gebruik
Solvabiliteit
van dit standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds.
De solvabiliteit van het fonds is de mate waarin het fonds kan
De solvabiliteitstoets en de uitkomsten worden hieronder
voldoen aan zijn (huidige) financiële verplichtingen. Dit wordt
nader uitgewerkt.
voor het fonds uitgedrukt als aanwezige dekkingsgraad welke
Solvabiliteitsrisico
zich als volgt heeft ontwikkeld (in percentages):
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabili Nominaal 2013
Nominaal 2012
106,7%
101,5%
0,1%
0,3%
meen geldende normen als specifieke normen welke door de
Uitkering
0,2%
0,0%
toezichthouder worden opgelegd (PW 131-133).
Indexering
0,0%
0,0%
Renteverandering
4,1% ./. 6,8%
Overrendement
2,6%
Dekkingsgraad begin boekjaar
teitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel alge-
Premie
Overige oorzaken Dekkingsgraad einde boekjaar
./.
./.
0,2% ./. 113,3%
12,9% 1,2% 106,7%
Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het
Omdat het fonds momenteel nog in herstel is, is het
fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten
risicoprofiel (zoals vastgelegd in het VEV) van de
moet verminderen (PW 134). Om het solvabiliteitsrisico te
beleggingsportefeuille beperkt tot het risicoprofiel zoals
beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan
97 te houden. De omvang van deze vereiste buffers (vereiste
Voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille wordt
buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het
uitgegaan van het hoogste vereist eigen vermogen dat volgt uit
vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB
de asset mix van de normportefeuille in de evenwichtssituatie
voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat
van het jaar volgend op het boekjaar, of dat volgt uit de
een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke
werkelijke portefeuille ultimo boekjaar. Voor 2013 betreft dit
restrisico’s (na afdekking).
de werkelijke portefeuille ultimo boekjaar. De vereiste procentuele buffers per 31 december 2013 liggen iets hoger
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit
dan per 31 december 2012. Het renterisico en het kredietrisico
voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar
zijn iets afgenomen maar dit wordt gecompenseerd door een
is als volgt:
toename van het zakelijke-waardenrisico en het valutarisico onder de normportefeuille. 2013
2012
353.770
396.883
1.054.966
1.018.916
S3 Valutarisico
312.449
140.385
zakelijke waarden (aandelen, alternatieve beleggingen en vast-
S4 Grondstoffenrisico
113.132
113.186
goed) en grondstoffen en het valutarisico. De strategie van het
57.795
104.452
fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald
211.912
219.799
door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op
S7 Liquiditeitsrisico
-
-
dagelijkse basis beheerst door de portefeuillemanagers van
S8 Concentratierisico
-
-
APG binnen de beleggingscategorieën en maandelijks tussen
S9 Operationeel risico
-
-
de beleggingscategorieën, in overeenstemming met de aan-
S10 Actief beheer13
-
-
wezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden
S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico
Diversificatie-effect
./.
773.612 ./.
692.915
Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) (b)
1.330.412
1.300.706
Voorziening pensioenverplichtingen (a)
7.382.467
7.473.374
Vereist pensioenvermogen (a+b)
8.712.879
8.774.080
Aanwezig pensioenvermogen
8.367.632
7.972.815
Tekort
./.
345.247 ./. 801.265
Marktrisico’s (S1-S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico op
worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Hieronder volgen de elementen welke het solvabiliteitsrisico bepalen: Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van
Dit risico is meegenomen in S2 Risico zakelijke waarden.
13
98 de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de
afdekking van het renterisico waren ultimo 2013 65 swaps
kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
afgesloten. Het fonds heeft interne beheersingsmaatregelen geïmplementeerd die een continue monitoring op deze risico’s
Op de balansdatum is de duratie van de vastrentende waarden
waarborgen, zoals:
aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is
• de liquiditeitscontrole, onder andere via de rapportages over
derhalve sprake van een zogenoemde ‘duratie-mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), waardoor de
het liquiditeitsrisico; • de norm rentehedge en de bandbreedte hieromheen, zoals vastgelegd in het jaarlijkse beleggingsplan; • de mandaatrestricties ten aanzien van de overlay
dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde
portefeuille, zoals vastgelegd in het mandatenboek en
van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de
waarover wordt gerapporteerd in de compliance monitor via
verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
de maandrapportages van de uitvoerder.
Verplichtingen van het renterisico
Het renteafdekkingsbeleid is onveranderd voortgezet door de
Het beleid van SPW ten aanzien van renteafdekking is om bij
introductie van de OIS- en UFR-curve. Voor het renteafdekkings-
hogere rentestanden de rente meer te beschermen dan bij
beleid gaat het fonds dus uit van de marktewaardewaardering.
lagere rentestanden. Uit de ALM-studie concludeerde SPW dat mean reversion14 een positief effect heeft op de rentestanden.
Onderstaand overzicht geeft de notional waarden per looptijd:
Daarom is in januari 2013 de renteafdekking verminderd van
Mean reversion betreft een theorie die suggereert dat waarden en rendementen uiteindelijk bewegen rondom een gemiddelde (mean). Dit gemiddelde kan een historisch gemiddelde zijn van de prijs, het rendement of een ander relevant gemiddelde, zoals groei in de economie of het gemiddelde rendement in een industrie.
14
52 procent per eind 2012 naar 46 procent in januari, in lijn met
Type swap
Looptijd
Notional
het Strategisch beleggingsplan 2013. SPW dekt het risico af
Payer
< 1 jaar
-
op basis van de netto-verplichtingen: de pensioenverplich-
Payer
1 -5 jaar
272.500
tingen minus de vastrentende waarden (voor derivaten). Bij
Payer
6 – 10 jaar
108.000
een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een
Payer
11 -20 jaar
1.034.000
variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval
Payer
> 20 jaar
300.000
een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een lang-
Receiver
< 1 jaar
-
lopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente
Receiver
1 -5 jaar
637.000
(bijvoorbeeld Euribor). SPW hanteert een staffel die dient als
Receiver
6 – 10 jaar
10.500
richtlijn om de mate van renterisicobescherming te bepalen.
Receiver
11 -20 jaar
1.349.500
Uitgangspunt van de staffel is dat bij hogere rentestanden er
Receiver
> 20 jaar
3.282.500
meer renterisico wordt afgedekt dan bij lagere rentestanden. Het renterisico wordt afgedekt door middel van renteswaps
Het beleid van SPW ten aanzien van renteafdekking is om bij
(derivaten) met verschillende looptijden. Ten behoeve van de
hogere rentestanden de rente meer te beschermen dan bij
99 lagere rentestanden. Uit de ALM-studie concludeerde SPW dat
aan de verplichtingen zijn verbonden, tegen de actuele
mean reversion een positief effect heeft op de rentestanden.
marktrente. De te hanteren marktrente is hierbij de zero
Daarom is in januari 2013 de renteafdekking verminderd van
coupon swap curve, ofwel de door de DNB voorgeschreven
52 procent per eind 2012 naar 46 procent in januari, in lijn met
rentetermijnstructuur. Het risico bestaat uit een dalende
het Strategisch beleggingsplan 2013. De opbrengst van deze
rente die een stijging van de verplichtingen tot gevolg zal
verlaging is belegd in de beleggingsmix van SPW. Dit bleek over
hebben.
heel 2013 goed uit te pakken. De rente steeg gedurende het jaar, waardoor renteswaps een negatief rendement kenden.
De waarde van de renteswaps (inclusief opgelopen rente) per
De beleggingsmix kende een positief rendement. In juni steeg
31 december 2013 was 889 miljoen (2012: 1.275 miljoen). Het
de 30-jaars referentierente tot boven de trigger van 2,5 pro-
ongerealiseerde resultaat op de renteswaps over 2013 was
cent. Op dat moment is het renterisico gereduceerd door de
378 miljoen negatief (2012: 320 miljoen positief).
rentehedge te verhogen tot 53,5 procent. Gedurende de rest van het jaar is de rentehedge rondom dat niveau gehandhaafd.
Het renterisico op obligaties is verwerkt in de ontwikkeling van de actuele waarde van deze beleggingen. Het renterisico
De verplichtingen zijn blootgesteld aan renterisico, omdat
van de beleggingen in obligaties wordt intern gecontroleerd
ze op marktwaarde gewaardeerd dienen te worden.
door middel van duration-analyse van deze portefeuilles. De
Marktwaardewaardering van de verplichtingen houdt in
duratie en het effect van de renteafdekking (situatie eind
het verdisconteren van de toekomstige kasstromen die
2013) kan worden samengevat in onderstaande tabel:
De duratie en het effect van de renteafdekking 2013
2013 Duratie
2012
2012 Duratie
Vastrentende waarden (vóór derivaten)
3.024.045
5,4
2.627.909
4,6
Vastrentende waarden (na derivaten)
3.916.186
29,6
4.142.304
35,2
(nominale) Pensioenverplichtingen voor risico fonds
7.382.467
18,6
7.473.374
18,5
100 Een rentedaling van 1 procent heeft, rekening houdend met
De impact van 1 procent renteverandering (dus zowel
een netto renteafdekking van 53,5 procent, een daling van de
stijging als daling) is geschat door middel van de duration
dekkingsgraad van circa 8 procent tot gevolg.
per categorie. Hierbij is geen rekening gehouden met verschil in onderliggende rentecurve bij het vaststellen van de
Uit het voorgaande overzicht blijkt dat de duratie van de vast-
waardering per balansdatum (verplichtingen op basis van de
rentende waarden circa 5,4 jaar bedraagt, zonder het effect
rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB versus
van rentederivaten. Het fonds is rentederivaten aangegaan,
de marktrente zoals gehanteerd voor de waardering van de
waarmee de duratie met 24,2 jaar wordt verlengd. De totale
vastrentende waarden en renteswaps).
duratie van de vastrentende waarden komt hiermee op 29,6 (2012: 35,2). De duratie van de nominale pensioenverplichtingen
Prijsrisico (S2)
bedraagt dus 18,6 jaar, wat de rentegevoeligheid veroorzaakt.
Prijsrisico is het risico van waardedalingen van beleggingen
Overigens kan de duratie van de vastrentende waarden niet één
tot onder de aankoopprijzen. Het wordt veroorzaakt door
op één worden vergeleken met de duratie van de verplichtingen,
factoren die de bewegelijkheid van de prijzen beïnvloeden
omdat ook rekening gehouden moet worden met de absolute
en die zijn gerelateerd aan een individuele belegging, de
omvang van de beleggingen en de pensioenverplichtingen. Het
uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt
onderstaande overzicht toont hoe de waarde van het pensioen
gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd
vermogen (uitgesplitst naar verschillende balansposten),
in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling
pensioenverplichtingen en de hoogte van de dekkingsgraad zich
hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik
ontwikkelen bij een stijging/daling van de markrente met één
van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties
procent.
en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het
Stand bij 1 procent rentedaling
Stand ultimo boekjaar
Stand bij 1 procent rentestijging
Pensioenverplichtingen (nominaal)
8.755.606
7.382.467
6.009.328
Vastrentende waarden (excl. derivaten)
2.987.088
2.833.982
2.680.875
Renteswaps
1.543.000
889.188
235.000
Pensioenvermogen
9.174.550
8.367.632
7.560.337
Pensioenverplichtingen
8.755.606
7.382.467
6.009.328
104,8%
113,3%
125,8%
Dekkingsgraad
101 mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan
De onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar
het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector,
sectoren is als volgt:
land of tegenpartij mag worden belegd. Deze richtlijnen zijn 2013
2012
onderdeel vormen van het mandatenboek, waarin naast de mate
Basismaterialen
195.860
216.742
van diversificatie ook is vastgelegd in hoeverre en met welke
Dagelijkse goederen
333.909
524.947
beschreven in afgesproken pool specificaties die op hun beurt
derivaten de beheersing wordt uitgevoerd. Naleving van deze
Energie
richtlijnen vindt plaats door de bestuurscommissie op basis van
Financiële instellingen (inclusief derivaten)
frequente onafhankelijke rapportages. De onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2013
2012
Nederland
1.165.627
n.b.
Europa (EMU)
2.089.276
2.807.67215
Europa (niet-EMU)
987.212
606.567
2.369.078
2.115.440
Japan
184.186
169.063
Zuid-Oost Azië
392.245
376.997
-
-
223.517
318.263
7.411.141
6.394.002
986.580
1.420.690
-
-
8.397.721
7.814.692
Noord-Amerika
Midden-Oosten Overige Subtotaal vastgoed, aandelen en vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
644.287
668.069
2.667.482
2.744.151
Gezondheidszorg
292.764
29.941
Hedgefondsen
254.068
131.424
Industrie
327.450
297.706
Informatietechnologie
264.362
185.988
Luxe goederen
340.206
282.222
Nutsbedrijven
200.298
160.774
1.058.200
930.524
836.252
678.164
Telecommunicatie
277.182
303.968
Vastgoed
705.401
660.072
8.397.721
7.814.692
Overheid Securitized
Totaal
Koersrisico op aandelen Deze beleggingen bestaan uit aandelen en aandelenfondsen, die deels beursgenoteerd en deels niet-beursgenoteerd zijn. De verdeling van de aandelenportefeuille ten opzichte van de benchmarkportefeuille is in de volgende tabel op de volgende pagina per regio weergeven:
In 2012 bevat de categorie Europa (EMU) ook de regio Nederland. Vergelijkende cijfers zijn niet beschikbaar.
15
102 Norm 2013
Werkelijk 2013
Norm 2012
Werkelijk 2012
Europa
nvt
40%
40%
38%
Noord-Amerika
nvt
36%
40%
34%
Japan
nvt
6%
8%
6%
Overig Azië en Pacific
nvt
14%
12%
19%
Overig
nvt
4%
0%
3%
Ultimo 2013 was, in nominale termen, 0 procent (2012: 85 procent) van de aandelenexposure afgedekt door puts met looptijden van 1 tot en met 5 jaar (ofwel, dakpansgewijs). De onderverdeling van de aandelen naar sectoren is als volgt: 2013
2012
Duurzame consumentengoederen
273.182
226.792
Consumentengebruiksgoederen
260.584
458.265
Energie
216.284
218.139
Financiële instellingen
483.538
581.118
Gezondheidszorg
263.192
3.765
Industrie
234.740
211.347
Informatietechnologie
247.565
173.270
Bouw en grondstoffen
154.418
175.259
Telecommunicatie
152.406
186.649
Nutsbedrijven
99.296
79.892
Overig
49.196
-
2.434.401
2.314.496
103 Vastgoed Het koersrisico op vastgoed is onderdeel van het koersrisico op zakelijke waarden. Het gewicht van deze categorie in de strategische mix bedraagt onveranderd 10 procent. Norm 2013
Werkelijk 2013
Norm 2012
Werkelijk 2012
Beursgenoteerd
nvt
37,9%
25,0%
27,5%
Niet-beursgenoteerd
nvt
62,1%
75,0%
72,5%
100%
100%
100%
100%
Beursgenoteerd 2013
Beursgenoteerd 2012
Niet-beursgenoteerd 2013
Niet-beursgenoteerd 2012
Europa
42%
35%
57%
72%
USA
36%
38%
21%
20%
9%
7%
3%
3%
10%
16%
1%
5%
Totaal
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed over beursgenoteerd en niet-beursgenoteerd naar regio.
Japan Overig Azië Wereld/overig Totaal
3%
4%
18%
0%
100%
100%
100%
100%
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed naar sectoren. 2013
2012
Kantoren
123.050
130.485
Winkels
233.796
192.890
Woningen
98.441
79.425
Bedrijfsruimten
86.136
96.445
Overig
73.831
68.079
Totaal
615.254
567.324
104 Aankoopverplichtingen vastgoed
Aankoopverplichtingen private equity en overige beleggingen
Op 31 december 2013 staat er voor 45,4 miljoen euro aan
Op 31 december 2013 staat er voor 421,7 miljoen euro aan com-
commitments open, verdeeld over de volgende valuta (in
mitments open voor private equity en infrastructuur verdeeld
equivalenten maal 1 miljoen euro):
volgens onderstaande tabel:
EUR
45,4
Private equity
410,2
USD
-
Infrastructuur
11,5
JPY
-
Hedgefondsen
SGD
-
Totaal
421,7
Alternatieve beleggingen Deze categorie vertegenwoordigt een gewicht van 16 procent in de strategische mix en is als volgt nader verdeeld: • 5 procent commodities; • 7 procent private equity; • 3 procent hedgefondsen; • 0,5 procent infrastructuur; • 0,5 procent opportunities. Commodities (grondstoffen) worden als aparte klasse mee genomen bij het berekenen van het solvabiliteitsrisico. Hieronder staat een nadere uitsplitsing van de alternative investments; deze beleggingen zijn in de jaarrekening vermeld onder Overige beleggingen. Norm 2013
Werkelijk 2013
Norm 2012
Commodities
31,2%
32,9%
28,6%
29,7%
Private equity
43,8%
38,0%
42,9%
50,8%
Hedgefondsen
18,8%
22,5%
14,3%
10,7%
Infrastructuur
3,1%
3,7%
7,1%
4,6%
Opportunities
3,1%
2,9%
7,1%
4,2%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Werkelijk 2012
105 Valutarisico (S3) In de volgende tabel zijn de benchmarks ten aanzien van regionale en overige verdelingen opgenomen: Norm 2013
Werkelijk 2013
Norm 2012
Werkelijk 2012
Eurozone
nvt
65,7%
nvt
62,6%
Dollar obligaties
nvt
34,2%
nvt
35,3%
Yen obligaties
nvt
0,0%
nvt
0,0%
Emerging Markets Debt (High Yield)
nvt
0,1%
nvt
2,1%
Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo 2013 circa 4,1 miljard euro (2012: 4,1 miljard euro) van de beleggingsportefeuille en is voor 65 procent (2012: 79 procent) afgedekt naar de euro. De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het strategische beleid van SPW is om deze drie valuta volledig af te dekken en de exposure naar de Hong Kong dollar via de Amerikaanse dollar af te dekken. Per einde boekjaar was de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 48 miljoen euro (2012: 60 miljoen euro) positief. Het valutarisico wordt in de hiernavolgende tabel weergeven. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: 2013
2012
Vastgoed
375.183
332.387
Aandelen
2.009.566
1.939.478
Vastrentende waarden
1.036.147
982.928
644.839
797.985
4.065.735
4.052.778
Overige Totaal
106 De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven (in euro’s): Voor valutaderivaten
Nettopositie (na valutaderivaten)
31 december 2013
31 december 2012
31 december 2013
31 december 2012
USD
2.753.744
2.715.054
622.825
30.534
GBP
350.296
361.676
6.305
5.028
JPY
182.504
176.757
34.684
14.935
Overig
779.191
799.291
779.191
799.291
Totaal
4.065.735
4.052.778
1.443.005
849.788
De afdekking heeft een positieve bijdrage geleverd van 155
De onderverdeling van de vastrentende waarden naar regio is
miljoen euro (2012: 38 miljoen euro positief) aan het resultaat
als volgt:
van het afgelopen boekjaar.
2013
Nederland
Valutatermijncontracten De valutatermijncontracten worden aangegaan met een looptijd van drie tot vier maanden en worden gewaardeerd tegen de actuele waarde.
271.582
230.619
1.516.948
1.135.343
Overig Europa
225.358
243.825
Noord-Amerika
966.125
946.020
2.107
311
Azië
10.553
19.355
Pacific
22.527
15.435
8.364
35.979
3.023.564
2.626.887
Economische en monetaire Unie EMU
Japan
Per balansdatum was een aantal valutatermijncontracten aangegaan om valutarisico’s met betrekking tot beleggingen in vreemde valuta af te dekken. De valutatermijncontracten kunnen verdeeld worden in de volgende valuta (in equivalenten
2012
Overige landen Totaal
maal 1 miljoen euro): Kredietrisico (S5) Het kredietrisico is een separaat onderdeel van de berekening GBP
287,2
USD
2.465,6
JPY
van het solvabiliteitsrisico. De onderverdeling van de vast rentende portefeuille naar debiteur ziet er als volgt uit:
147,8 2013
2012
Staat
32,7%
29,6%
Niet-staat
67,3%
70,4%
0,0%
0,0%
Onderhandse leningen
107 De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook
Aankoopverplichtingen vastrentende waarden
door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de
Op 31 december 2013 zijn er geen aankoopverplichtingen
vastrentende waarden op basis van de ratings, zoals eind 2013
inzake vastrentende waarden.
gepubliceerd: Verzekeringstechnisch risico (S6) 2013
2012
1.801.452
1.700.137
AA
288.163
231.493
A
217.786
186.487
BBB
539.913
362.542
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische
BB
160.223
132.569
risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer
16.027
13.659
3.023.564
2.626.887
AAA
Geen rating
De belangrijkste verzekeringstechnische of actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen
De onzekerheden in de financiële markten werden in 2013
niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door
sterk beïnvloed door zorgen over de kredietwaardigheid van
toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor
overheden. Vooral in een aantal Europese landen (Griekenland,
ervaringssterfte is het langlevenrisico, conform de huidige
Italië, Ierland, Portugal en Spanje, of de zogenoemde GIIPS-
inzichten, geheel verdisconteerd in de waardering van de
landen) verkeert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën
pensioenverplichtingen.
net als in 2012 in de gevarenzone. De markten hebben de gevolgen van de staatsschuldencrisis gedurende het jaar
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van over
gevoeld. De specificatie van de beleggingen in GIIPS-landen
lijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen
voor 2013 is vermeld in de onderstaande tabel (in equivalenten
waarvoor door het fonds mogelijk te kleine voorzieningen zijn
maal 1 miljoen euro).
getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Griekenland Italië Ierland Portugal Spanje
2013
2012
Het arbeidsongeschiktheidsrisico heeft als gevolg dat het fonds
-
-
voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit
237
236
20
29
-
5
160
128
en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat.
417
398
De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden
en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie
periodiek getoetst en eventueel herzien.
108 Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van
Het bestuur is zich bewust van het liquiditeitsrisico en heeft
het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in
hiervoor beleid geformuleerd. In het beleggingsplan 2013, dat
relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden
in 2012 is vastgesteld, is beschreven en uitgelegd dat de risico’s
gerealiseerd. De mate waarin deze ambitie kan worden
beperkt zijn voor het fonds.
gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie
Onderstaande tabel geeft het effect van de derivatenposities
(beleggings- en actuariële resultaten) - echter, afhankelijk van
weer op de beleggingsportefeuille van SPW en zijn liquiditeit,
de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk
op basis van de in 2013 overeengekomen normportefeuille:
wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. Hierna volgen het liquiditeits-, concentratie- en operationeel risico. Alhoewel deze wel benoemd zijn als onderdeel van het solvabiliteitsrisico worden hiervoor vooralsnog geen buffers aangehouden. Wel worden deze risico’s beheerst. Een nadere
Verandering in markt
Effect
Parallelle opwaartse schok van de euro swap curve van 1%
./. 468 miljoen euro resultaat op de rente swap positie
1% stijging in wisselkoers (USD, GBP en JPY)
./. 25 miljoen euro resultaat op de valuta-afdekking
toelichting volgt hieronder. Om de potentiële liquiditeitsbehoefte van het fonds vast Liquiditeitsrisico (S7)
te stellen maken we een inschatting van de schokken in
De beleggingsportefeuille van het fonds bestaat voor een groot
valutakoersen die kunnen optreden. Hiervoor maken we
deel uit liquide beleggingen in de vorm van staatsobligaties
gebruik van historische stressscenario’s. Een stijging van
en aandelen. De beleggingsportefeuille bestaat echter ook
valutakoersen zal direct tot een behoefte aan liquiditeiten
uit minder liquide beleggingen. Het liquiditeitsrisico houdt in
leiden. De maximale liquiditeitsbehoefte uit hoofde van
dat bezittingen of beleggingen van het fonds in deze minder
valutaveranderingen bedraagt op jaarbasis ongeveer 542
liquide categorieën niet gemakkelijk en tegen hogere kosten
miljoen euro. De swapportefeuille heeft thans een positieve
geliquideerd kunnen worden. Daarnaast hebben posities in
waarde vanuit het fonds bezien, waardoor het fonds vooralsnog
derivaten zoals renteswaps en valutatermijncontracten invloed
ontvanger is van onderpand. Hierbij de opmerking dat pas
op de liquiditeitsbehoefte, als gevolg van de noodzaak tot het
bij rentes richting circa 4 procent het fonds leverancier van
leveren of ontvangen van onderpand. In de liquiditeitsbehoefte
onderpand zal worden.
ten behoeve van pensioenuitkeringen kan door middel van de premie-inkomsten en de kasstromen uit beleggingen worden
In het geval de liquiditeitsbehoefte onder normale
voorzien. Voor het fonds geldt dat de premie-inkomsten de
omstandigheden, dan wel een stressscenario hoger is dan
komende jaren naar verwachting groter zullen zijn dan de
de stand van de liquide middelen, kan het noodzakelijk
pensioenuitkeringen.
zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Eind 2013 waren er
109 voldoende beleggingen aanwezig die onmiddellijk en zonder
aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
waardeverlies te gelde konden worden gemaakt om een onvoor
De SPW aandelenportefeuille is wereldwijd gespreid naar
ziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Tevens is het
regio’s en is tevens belegd in Emerging Markets. De SPW
saldo van de premie-inkomsten en de pensioenuitkeringen
leningen-portefeuille is niet sectorgebonden, waardoor deze
van invloed op de liquiditeitspositie. Tot en met 2020 zullen de
sectorconcentratie geen verhoogd risico kent. Dit geldt ook
inkomende premies het niveau van de uitkeringen overtreffen.
voor de vastgoed- en private equity-portefeuille die beiden wereldwijd belegd zijn, in diverse fondsen, sectoren en beleggingsstijlen.
Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratie risico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per
De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen
beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur
van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers.
worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke
Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo
post die meer dan 2 procent van het balanstotaal uitmaakt.
2013 is de verhouding (aantal gewogen) tussen mannen en
Voor renteswaps geldt dat er tegenover de beleggingen met een
vrouwen in het fonds 53 procent / 47 procent (2012: 53 procent
debiteur een onderpand wordt uitgewisseld. De spreiding in de
/ 47 procent). De gemiddelde leeftijd (voorziening gewogen)
beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabellen die zijn
bedraagt 59,3 jaar (2012: 58,4 jaar) waarbij sprake is van een
opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Ultimo 2013
gelijkmatige leeftijdsspreiding. Op grond hiervan heeft het
zijn in de beleggingsportefeuille de volgende posten met een
bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie
omvang groter dan 2 procent van het balanstotaal aanwezig:
in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden.
2013
2012
Treasury center (cash collateral)
938.490
1.427.819
Operationeel risico (S9)
Treasury center (derivatenpositie)
937.085
1.371.055
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling
Italy Bouni Poliennali Del Tesoro
236.740
161.927
van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het
Fannie Mae Pool
296.427
158.436
verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Hiertoe
France Government Bond OAT
217.410
145.460
behoren ook specifieke IT-risico’s. SPW heeft de uitvoering van
Bundesrepublik Deutschland
-
128.601
het vermogensbeheer en pensioenbeheer uitbesteed, waarmee het operationeel risico in de praktijk bij deze opdrachtnemers
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden
speelt. Het bestuur heeft diverse maatregelen getroffen om dit
als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt.
risico te beheersen en te kunnen monitoren. De basis hiervoor
Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie
ligt in het uitbestedingsbeleid dat richtlijnen bevat hoe het
van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of
bestuur omgaat met uitbesteding van werkzaamheden en
tegenpartijen. Indien aandelen in dezelfde sector worden
toeziet en stuurt op een beheerste uitvoering daarvan.
110 Vermogensbeheer
uitbestedingscommissie inhoudelijk behandeld en daarnaast
De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij APG
ook aan het bestuur verstrekt. Het bestuur monitort hiermee
Investment Services nv. Daarmee heeft SPW een
de interne beheersing.
vermogensbeheerovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn tevens afspraken gemaakt omtrent
Pensioenbeheer
de voorwaarden voor ontbinding van het contract en de
De pensioenuitvoering is uitbesteed aan APG Pensioenbeheer
beëindiging van de dienstverlening.
bv. Ten behoeve daarvan is een dienstverleningsovereenkomst afgesloten waarin afspraken zijn gemaakt omtrent de
Het mandatenboek vormt het kader voor de uitvoering van
voorwaarden voor ontbinding van het contract en de
het vermogensbeheer en bevat tevens het mandaat met
beëindiging van de dienstverlening.
begrenzingen waarbinnen mag worden gehandeld. Het bestuur stuurt hierop aan de hand van de kwartaalrapportages waarin
Met de pensioenuitvoeringsorganisatie is een Service Level
de vermogensbeheerder over de performance, de stand van
Agreement opgesteld waarin kwalitatieve prestatieafspraken
de portefeuille en belangrijke financiële ontwikkelingen
over de uitvoering van de pensioenadministratie, de IT-
rapporteert. Maandelijks worden de belangrijkste financiële
ondersteuning, het communicatiebeleid en de bestuurs-
indicatoren in een risicodashboard geactualiseerd. Dit
ondersteuning zijn gemaakt. Door middel van de SLA-
dashboard wordt aan het bestuur ter beschikking gesteld. Er
rapportages die elk kwartaal worden verstrekt, monitort het
vindt tussentijdse monitoring plaats door het bestuursbureau.
bestuur de naleving van deze afspraken. Deze rapportages bevatten de voortgang van de gemaakte afspraken en een
Middels een Service Level Agreement zijn kwalitatieve
toelichting op niet-behaalde afspraken. Er vindt tussentijdse
prestatieafspraken gemaakt over de dienstverlening. Over de
monitoring plaats door het bestuursbureau.
voortgang van deze afspraken en relevante ontwikkelingen (op gebied van personeel, compliance, interne beheersing
Daarnaast wordt elk kwartaal een klachtenrapportage
enzovoort) wordt elk kwartaal aan het bestuur gerapporteerd.
opgesteld welke alle klachten van deelnemers over de
Niet-behaalde afspraken worden inhoudelijk toegelicht.
uitvoering van de regeling bevat. Het bestuursbureau monitort deze rapportage.
Tenslotte wordt jaarlijks door de vermogensbeheerder een ISAE3402 Type II rapportage verstrekt over de opzet, bestaan
Om de interne beheersing van de pensioenuitvoering en
en werking van de interne beheersingsmaatregelen ten
IT-ondersteuning te monitoren, ontvangt en beoordeelt het
aanzien van de uitvoering van het vermogensbeheer, inclusief
bestuur jaarlijks de ISAE3402 Type II verklaring inclusief
de IT-ondersteuning. De bijbehorende accountantsverklaring
de bijbehorende accountantsverklaring. Issues die in de
bevat daarover een objectief oordeel. Deze rapportage
rapportage worden vermeld, worden gedurende het jaar
wordt in de bestuurscommissie, auditcommissie en
actief gemonitord. Daarnaast vindt maandelijks tussentijdse
111 bewaking plaats van de voortgang en het ontstaan van potentiële issues door het bestuursbureau. Ten behoeve van de kwaliteit van de IT-ondersteuning beschikt de pensioenuitvoeringsorganisatie over het ISO-certificaat voor informatiebeveiliging. SPW is van mening dat met het inrichten van bovengenoemde beheersingsmaatregelen en rapportages de operationele risico’s van het fonds adequaat worden beheerst en dat hiervoor geen buffers aangehouden hoeven te worden in de solvabiliteitstoets. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Dit risico vormt geen onderdeel van het solvabiliteitsrisico. Harderwijk, 19 juni 2014
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE WONINGCORPORATIES (SPW) Het bestuur: mw. drs. M.A. Blomberg,
dhr. drs. J.G.C.M. Schuyt,
voorzitter
secretaris
112
Overige gegevens
Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 19 juni 2014 is het saldo van baten en lasten over 2013 toegevoegd aan de reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s.
113
114
Actuariële verklaring Opdracht
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke
Door Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties te
mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen
Harderwijk is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend
onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een
tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de
oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het
Pensioenwet over het verslagjaar 2013.
pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid
Gegevens
van het pensioenfonds.
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn
van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing
in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel
van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de
Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar
vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële
mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over
Oordeel
zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële
De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de
juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige
beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel
uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk
Werkzaamheden
Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan
Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke
aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan
van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 in verband met
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
het geconstateerde reservetekort.
• heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen vermogen en het
Op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde consistentietoets
Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
in 2012 concludeer ik dat er sprake is van consistentie tussen
• heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie
de gewekte verwachting, de financiering en het realiseren van
van het pensioenfonds.
toeslagen. Echter, op basis van het herstelplan is de verwachte toekomstige toeslagverlening beperkt.
115 De vermogenspositie van SPW is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amstelveen, 19 juni 2014
Ir. M.W. Heemskerk AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
116
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: h et Bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen
Verklaring betreffende de jaarrekening
en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening over
werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant
2013 van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten
te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit
van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel
de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en
belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken
lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen
van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne
een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële
beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van
verslaggeving en andere toelichtingen.
de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend
Verantwoordelijkheid van het bestuur
zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het
echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over
opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resul-
de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een
taat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen
controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van
van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming
de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en
met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk
van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting
Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een
gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele
zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het
beeld van de jaarrekening.
opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwij-
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-
kingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel
Oordeel
over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van
onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands
de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting
recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit
Pensioenfonds voor de Woningcorporaties per 31 december
vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische
2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met
voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en
Titel 9 Boek 2 BW.
uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen
117
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 19 juni 2014 KPMG Accountants N.V.
A.J.H. Reijns RA
Bijlagen
118
1. Afkortingen en begrippen 2. (Neven)functies bestuursleden SPW 3. Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht 4. Vergoedingen
Bijlage 1 Afkortingen en begrippen Verklarende woordenlijst
119
FIRM Deze methode (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode)
ALM
gebruikt DNB voor de analyse van risico’s bij alle typen
Asset Liability Management. Dit is een methode om
ondernemingen waarop DNB toezicht houdt. Risicoanalyse
modelmatig de samenstelling van de beleggingsportefeuille
wordt door de toezichthouder gebruikt om inzicht te krijgen
te bepalen, waarbij rekening wordt gehouden met de
in de risico’s die samenhangen met de activiteiten die een
verplichtingenstructuur van het fonds.
onderneming uitvoert en de mate waarin deze een potentiële bedreiging kunnen vormen voor de toezichtdoelstellingen.
Alternatieve beleggingen (alternative investments)
Door de risico’s en de beheersing te scoren worden risico’s,
Verzamelnaam van beleggingsmogelijkheden die gericht
beheersing, activiteiten en instellingen onderling gerangschikt,
zijn op het behalen van een aantrekkelijke verhouding
waarmee input wordt geleverd voor een zo efficiënt mogelijke
tussen rendement en risico en een beperkte samenhang
allocatie van schaarse toezichtcapaciteit.
Afkortingen ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota AFM Autoriteit Financiële Markten DNB De Nederlandsche Bank ECB Europese Centrale Bank FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode
laten zien met obligatie- en aandelenrendementen. Onder alternatieve beleggingen vallen commodities, private equity en
Franchise
hedgefondsen.
Deel van het inkomen waarover geen pensioenpremie wordt
fonds voor de Woning
afgedragen en geen pensioen wordt opgebouwd.
corporaties
Alternative Inflation
SPW Stichting Pensioen
WGA Regeling
Een aan de inflatie gekoppelde lening, die aan bedrijven worden
Gewezen deelnemer
Werkhervatting
verkocht.
Iemand die niet meer actief deelneemt aan de pensioenregeling
Gedeeltelijk
van SPW omdat hij of zij niet meer werkzaam is binnen de
Dekkingsgraad
branche woondiensten. Een gewezen deelnemer behoudt wel
De verhouding tussen het aanwezige vermogen en de
het recht op de opgebouwde pensioenaanspraken, maar bouwt
pensioenverplichtingen. Deze wordt berekend volgens de regels
zelf geen pensioen meer op bij SPW.
van De Nederlandsche Bank (DNB). De hoogte van de marktrente speelt hierbij een grote rol. Een daling van de marktrente geeft
Hedge
een stijging van de kosten van de toekomstige pensioenen. Bij
Tegengestelde positie waarmee wordt beoogd specifieke risico’s
een stijging van de marktrente dalen deze kosten juist.
te reduceren.
Arbeidsgeschikten WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
120 Hedgefonds
Overlay
‘Hedgen’ is het afdekken van risico’s. Een hedgefonds is een
Techniek waarbij er naast de beleggingsportefeuille specifieke
beleggingsfonds dat onder alle omstandigheden een positief
exposure wordt verkregen, zonder dat hiervoor directe contante
rendement probeert te behalen. Schommelingen op de beurs
middelen voor moeten worden aangewend. Dit gebeurt met
hebben over het algemeen weinig invloed op het rendement van
behulp van derivaten. Exposure is de gevoeligheid voor een
hedgefondsen.
bepaalde omgevingsfactor. Een fonds kan bijvoorbeeld exposure hebben naar de Amerikaanse dollar, wat betekent dat het fonds
Life events
gevoelig is voor valutaschommelingen.
Life events zijn belangrijke levensgebeurtenissen, zoals geboorte van een kind, emigreren, werkloos worden of met
Pensioenverplichtingen
pensioen gaan. Dit zijn typisch gebeurtenissen waarbij bijna
De pensioenverplichtingen van een pensioenfonds
altijd meerdere overheidsorganisaties en/of pensioenfondsen
zijn de huidige waarde van alle huidige en toekomstige
zijn betrokken.
pensioenuitbetalingen, gerekend van ‘nu’ tot het moment waarop de langstlevende pensioengerechtigde is overleden. Om
Mean reversion
de huidige, contante waarde van de pensioenverplichtingen te
Theorie die ervan uitgaat dat een financiële waarde in de loop
berekenen, gebruikt een pensioenfonds bepaalde grondslagen,
van de tijd zal terugkeren naar zijn gemiddelde.
zoals de marktrente en de levensverwachting.
Marktrente
Performance
De rente zoals deze op een bepaald moment op de
Het behaalde resultaat van de beleggingsportefeuille.
kapitaalmarkt en de geldmarkt geldt. Een pensioenfonds moet zijn pensioenverplichtingen waarderen op basis van
Putoptie
de marktrente.
Een putoptie biedt een aandeelhouder het recht om een bepaald aandeel te verkopen voor een afgesproken prijs. Het is daarmee
Outperformance
een instrument om de waarde van aandelen (gedeeltelijk) te
Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement
beschermen tegen koersdalingen.
van de benchmark (positief of negatief).
Private equity Een participatie in een onderneming waarvan de aandelen niet op de aandelenbeurs worden verhandeld.
121 Renterisico
UFR
Het risico dat het financiële resultaat van een pensioenfonds
De dekkingsgraad en de pensioenverplichtingen van het fonds
wordt beïnvloed door schommelingen van de marktrente.
worden berekend op basis de rentetermijnstructuur. Bij bepaling
Een daling van de marktrente heeft een negatief effect op de
van de rentetermijnstructuur wordt onder andere de Ultimate
dekkingsgraad, een stijging van de marktrente heeft een positief
Forward Rate (UFR) toegepast, zoals vastgesteld door DNB.
effect op de dekkingsgraad. Om te voorkomen dat een daling
Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst
van de marktrente een te grote daling van de dekkingsgraad tot
liggende verplichtingen (twintig tot zestig jaar) een ten opzichte
gevolg heeft, kunnen pensioenfondsen zich hiervoor indekken.
van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd.
Dit noemt men ook wel het afdekken van het renterisico.
Vastrentende waarden Renteswap
Obligaties, onderhandse leningen en deposito’s.
Financieel instrument waarmee het renterisico van de beleggingsportefeuille tegenover de verplichtingen afgedekt
Zakelijke waarden
kan worden.
Aandelen, private equity en onroerend goed.
Spread
Z-score
Prijsverschil veroorzaakt door het kredietrisico van de emittent
Elk jaar wordt er een vergelijking gemaakt tussen het
(credit spread) of het prijsverschil tussen de biedkoers en de
rendement (de performance) van een verplichtgesteld
laatkoers van een beleggingstitel (bid-ask spread).
bedrijfstakpensioenfonds en het rendement van de benchmark. Het verschil hiertussen wordt vervolgens gedeeld door een factor
Tapering
die afhankelijk is van de verhouding aandelen en obligaties,
Geleidelijk afbouwen van het opkoopprogramma van staats
ofwel de samenstelling van het belegde vermogen. De uitkomst
leningen en hypotheekobligaties door de Federal Reserve, het
hiervan is de Z-score. Vervolgens worden de Z-scores over een
Amerikaanse stelsel van centrale banken.
periode van vijf jaar bij elkaar opgeteld, en gedeeld door de wortel uit 5. Dit wordt de P-toets genoemd. Bij een negatieve
Toeslag
P-toets mag een werkgever, onder bepaalde voorwaarden,
De verhoging van opgebouwde pensioenaanspraken en
besluiten om het fonds te verlaten.
ingegane pensioenuitkeringen. SPW past toeslag toe als de omstandigheden dat toelaten. Dit houdt in dat er geen recht is op toeslag. Het is niet zeker of en in hoeverre er in de komende jaren toeslag zal plaatsvinden. Het bestuur neemt hierover jaarlijks een beslissing. Er is namelijk geen geld voor gereserveerd.
122
Bijlage 2 (Neven)functies bestuursleden SPW Werknemersbestuursleden
De heer A. van den Brink Geboortejaar: 1954
Mevrouw drs. M.A. Blomberg
Nationaliteit: Nederlandse
Geboortejaar: 1963
Benoemende organisatie: CNV Vakmensen
Nationaliteit: Nederlandse
Benoemd per 1 januari 2006
Benoemende organisatie: FNV Bouw
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
Benoemd per 1 januari 2010
• Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
• Bestuurslid BpfBOUW
• Bestuurslid FLOW
• Bestuurslid Stichting Fondsenbeheer Waterbouw
• Cao-onderhandelaar Woondiensten
• Bestuurslid Bpf Zeevisserij
• Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties • Cao-onderhandelaar Timmerindustrie
De heer M. Raaijmakers
• Bestuurslid Vakraad voor de timmerindustrie
Geboortejaar: 1966
• Bestuurslid Stichting Scholing- en Werkgelegenheidsfonds
Nationaliteit: Nederlandse
Timmerindustrie • Bestuurslid Stichting Vrijwillig vervroegd uitreden Timmerindustrie (Vutim)
Benoemende organisatie: De Unie Benoemd per 1 juni 2010 Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
• Bestuurslid Stichting Aanvullingsfonds Timmerindustrie
• Pensioenadviseur De Unie
• Bestuurslid Stichting O&O Timmerindustrie
• Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties
• Bestuurslid Stichting fondsadministratie (Stifa)
• Bestuurslid Stichting Pensioenfonds voor de Groothandel in
• Cao-onderhandelaar Meubelindustrie en Meubileringbedrijven • Bestuurslid Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Meubileringbedrijven • Bestuurslid Stichting Scholing en Werkgelegenheid voor de Meubelindustrie • Bestuurslid Vakraad voor de Meubileringindustrie en Meubileringbedrijven
Levensmiddelen • Bestuurslid Stichting Pensioenfonds voor de Personeelsdiensten • Bestuurslid Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
123
Werkgeversbestuursleden
De heer drs. J.G.C.M. Schuyt Geboortejaar: 1949
De heer C.C. van der Sluis RA CPC
Nationaliteit: Nederlandse
Geboortejaar: 1948
Benoemende organisatie: Aedes
Nationaliteit: Nederlandse
Benoemd per 18 september 2013
Benoemende organisatie: Aedes, vereniging van
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
woningcorporaties
• Voorzitter Raad van Commissarissen Rabobank Amersfoort e.o.
Benoemd per 29 maart 2011 Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
• Voorzitter Kring Midden Nederland Rabobank
• Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties
• Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties
• Bestuurslid Stichting Pensioenfonds SABIC
• Lid Raad van commissarissen Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal Oost
• Bestuurslid Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
• Lid Raad van Commissarissen Theater en congrescentrum de FLINT
• Extern deskundige Audit Committee Stichting Pensioenfonds Akzo Nobel • Lid Raad van Toezicht Achmea Dutch Residential Fund,
• Lid Raad van Commissarissen LATEI projectontwikkeling • Raad voor Economische Ontwikkeling (REO) regio Amersfoort
Dutch Retail Property Fund, Dutch Office Fund, Dutch Industrial Property Fund
• Dr. Gradus Hendrikstichting (beheer leerstoel bijzonder hoogleraarschap samenlevingsopbouw aan de Erasmus
• Voorzitter Visitatiecommissie Stichting Pensioenfonds
Universiteit Rotterdam)
Holland Casino • Voorzitter Visitatiecommissie Stichting Pensioenfonds Provisum • Voorzitter Visitatiecommissie Stichting pensioenfonds Ecolab • Voorzitter Audit Committee SAREF Vastgoed- en Hypothekenfondsen
De heer drs. J.C.A. Kestens Geboortejaar: 1950 Nationaliteit: Nederlandse Benoemende organisatie: Aedes Benoemd per 31 mei 2013 Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie: • Zelfstandig adviseur • Voorzitter Pensioenstichting Transport • Lid bestuur Stichting Ondersteuning Zorg en Welzijn Zeist
124
Bijlage 3 Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht Raad van Toezicht
Opleiding: Internationale bedrijfseconomie en CFA (Chartered Financial Analyst). Docent Erasmus Universiteit Pension
Mevrouw P. M. Altenburg, voorzitter van de Raad van Toezicht,
Executive Programme. Columnist over pensioen- en
is een ervaren bestuurder en sparringpartner van directies
beleggingsonderwerpen in De Financiële Telegraaf. Lid Raad
en professionals en is directeur van PMA Consult. Zij is
van Toezicht VEB, lid jury DFT Product van het Jaar, lid Raad van
toezichthouder bij verschillende bedrijven en voorzitter of lid
Experts Transparency International Nederland.
van verschillende visitatiecommissies voor pensioenfondsen. Zo was mevrouw Altenburg tot 16 april 2013 lid van de Raad
De heer P. de Groot is per 1 januari 2013 gevestigd als
van Commissarissen bij PostNL en is zij lid van de Raad van
zelfstandig adviseur. Dankzij zijn ervaring als bestuurder
Commissarissen van MSD (farmaceutische industrie) en lid
en toezichthouder bij verzekeraars en pensioenfondsen en
van de Raad van Commissarissen van Koni Schokdempers.
ervaring als lid van de Raad van Toezicht voor de Vereniging
Daarnaast bekleedde zij tot 1 juli 2013 het vicevoorzitterschap
Kredietunies Nederland en voor PVF Hypotheekfondsen
van het Nederlands Instituut van Psychologen. Vanaf 2013 is
beschikt hij over een uitgebreid netwerk in deze branches.
zij voorzitter van de Raad van Toezicht van het Zaans Medisch
Voordat de heer De Groot zelfstandige werd, heeft hij 35 jaar
Centrum. Voorheen was zij lid van de Raad van Commissarissen
diverse functies vervuld op gebied van accounting en was hij
van de Pensioen en Verzekeringsmaatschappij Kunst en
adviseur bij KPMG. Zijn werkzaamheden voerde hij vooral uit
Cultuur en lid van de Raad van Commissarissen bij MN. Een
voor verzekeraars, pensioenfondsen en banken, maar ook
groot deel van haar werkzaam leven bracht zij door bij de FNV,
buiten de financiële sector werd zijn expertise ingezet. Binnen
laatstelijk als lid van het dagelijks bestuur van AbvaKabo FNV.
KPMG heeft hij diverse lijnverantwoordelijkheden vervuld
Zij is opgeleid als sociaal-cultureel werker bij de Hogeschool
waaronder het allerhoogste orgaan binnen de adviespraktijk,
van Arnhem en Nijmegen en volgde de voortgezette opleiding te
‘de Global Advisory Steering Group’. Inmiddels heeft hij als
Amsterdam.
zelfstandig adviseur diverse opdrachten uitgevoerd, voor onder andere Univé. Kort na de fusie van Univé Dichtbij en Univé
Mevrouw A. Gram, sinds 2006 onafhankelijk deskundige
Midden heeft hij de rol van Toezichthouder uitgevoerd om de
en lid en/of adviseur van pensioenfondsbesturen,
onderneming tijd te geven opnieuw een voltallige Raad van
beleggingscommissies en Raden van Toezicht. Uitgebreide
Commissarissen in te richten.
ervaring met o.a. toezicht, governance, balans- en vermogensbeheer, strategische asset allocatie, het Nederlandse pensioenstelsel, fiduciair management. 20+ jaar werkzaam in de beleggingswereld als o.a. directeur Beleggingen, Chief Investment Officer en portfolio manager.
Bijlage 4 Vergoedingen
125
In deze bijlage zijn de vergoedingen vermeld die uitbetaald zijn aan de afzonderlijke bestuursleden, de leden van de deelnemersraad, de leden van de Raad van Toezicht en de leden van het verantwoordingsorgaan. De vergoeding bestaat uit vacatiegelden voor vergaderingen en opleidingen en reiskosten.
Bestuur Organisatie
Vergoeding in euro’s Uitbetaald aan
Drs. Mw. M.A. Blomberg
FNV Bouw
26.250 FNV Bouw
A. van den Brink
CNV Vakmensen
18.741 CNV Vakmensen
M. Raaijmakers
De Unie
22.500 De Unie
C.C. van der Sluis RA CPC
Aedes
22.500 Aedes
Drs. J.C.A. Kestens
Aedes
14.063 Aedes
Drs. J.G.C.M. Schuyt
Aedes
4.687 Aedes Totaal
108.741
Deelnemersraad Organisatie
Vergoeding in euro’s Uitbetaald aan
J.C.P. den Boer
CNV Vakmensen
5.061 Lid deelnemersraad
K. Boogaard
De Unie
4.208 Lid deelnemersraad
H. Eimers
FNV Bouw
5.141 Lid deelnemersraad
D.J. de Jong
Vereniging van Gepensioneerden Volkshuisvesterspensioen
5.791 Lid deelnemersraad
L. Maatman
FNV Bouw
5.762 Lid deelnemersraad
H.J.M. Notermans
FNV Bouw
6.718 Lid deelnemersraad
J.J. Rebelo Oliveira dos Santos
FNV Bouw
3.975 Lid deelnemersraad
M.W.C. Somers RC (DC)
CNV Vakmensen
4.409 Lid deelnemersraad
R.P. Vonk
FNV Bouw
6.360 Lid deelnemersraad
P. de Jong
FNV Bouw
7.124 Lid deelnemersraad
F.C. Wilten-Aring
CNV Vakmensen
4.454 Lid deelnemersraad
S. Gillissen
FNV Bouw
4.576 Lid deelnemersraad Totaal 63.579
126
Verantwoordingsorgaan Organisatie
Vergoeding in euro’s
Uitbetaald aan
Ing. L. Greven
Aedes
3.263 Stichting Rondom Wonen
P.C.M. van Helden
De Unie
2.344 Lid verantwoordingsorgaan
Ing. G.W. Kamp MSRE
FNV Bouw
1.873 Lid verantwoordingsorgaan
Drs. P. Postma FC
FNV Bouw
1.808 Lid verantwoordingsorgaan
A. de Haan
CNV Vakmensen
3.236 Lid verantwoordingsorgaan
A.J. van de Ven-de Jong
Aedes
1.142 Lid verantwoordingsorgaan Totaal 13.666
Raad van Toezicht Vergoeding in euro’s
Uitbetaald aan
P.M. Altenburg
14.073 Lid Raad van Toezicht
A. Gram CFA
12.396 Lid Raad van Toezicht
J.T. van Niekerk P. de Groot
7.681 Lid Raad van Toezicht 6.198 Lid Raad van Toezicht Totaal 40.348
Colofon Redactie: SPW Vormgeving en realisatie: Dadomoto, Nieuwegein © SPW augustus 2014 Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van SPW worden verveelvoudigd.