‘To budget or not to budget?’
L. van der Wart Januari 2013
Auteur L. van der Wart Universiteit
‘To budget or not to budget?’
Erasmus Universiteit Rotterdam
Studentnummer 297031 Datum 11 Januari 2013
Een bestuurskundig onderzoek naar verklaringen voor de uiteindelijke budgetverdeling
Plaats Brussel Studie Bestuurskunde Master
van het programma
Public Management
Samenwerking binnen het
Eerste lezer
Zevende Kaderprogramma
Prof. Dr. S. Van de Walle Tweede lezer Dr. F.K.M. van Nispen tot Pannerden
Voorwoord Studeren heeft bij mij nooit in de planning gezeten. Sport stond bij mij altijd voorop en ik had niet verwacht dat ik daadwerkelijk zou gaan studeren. Laat staan afstuderen. Maar nu is het dan eindelijk zo ver. Het is voor mij het einde van een tijdperk. Een tijdperk waarin ik een nieuwe wereld heb ontdekt, veel nieuwe contacten heb gelegd en mijn horizon heb verbreed. Het voltooien van deze masterscriptie is zeker één van de hoogtepunten. Bijna een jaar geleden begon ik aan mijn laatste studie gerelateerde deadline. De eerste woorden van deze scriptie schreef ik in Brussel. Toen wist ik niet dat ik ook mijn laatste woorden in Brussel zou schrijven. Maar ik ben er nog niet helemaal. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. Mijn eerste dankwoord gaat uit naar mijn Nederlandse huisgenootje in het Brusselse, Charlotte Brandsma. De bemoedigende woorden, de weekenden samen doorwerken en het introduceren van mijn nieuwe levensmotto: ‘Do it!’ zullen altijd bij blijven. Irm en Suus: Ook al was ik niet altijd aanwezig bij het scriptieclubje, we waren wel de drie scriptie musketiers. Nu zijn het er nog twee, maar als één schaap over de dam is… Mijn vrienden en (bijna) ex-studiegenoten, Jonathan Abrahamse, Tom Peeters en Paul Snabel: wat had ik moeten doen zonder jullie luisterend oor en nakijkwerk? Mijn dank gaat ook uit naar alle respondenten die hebben meegewerkt aan deze scriptie en mijn stagebegeleider Sebastiaan den Bak van Neth-ER. De brainstormsessies gaven mij nieuwe inzichten en een ‘boost’ om door te werken. Als laatste wil ik mijn scriptiebegeleider Prof. Dr. Steven van de Walle en tweede lezer Dr. Frans van Nispen bedanken. Zonder uw verhelderende blik, geduld en scherpte had ik deze masterscriptie niet kunnen afronden. Rest mij u alleen nog veel leesplezier te wensen.
Lakshmi van der Wart Brussel, 11 januari 2013
1
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 1 Samenvatting........................................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1: Aanleiding .......................................................................................................................... 8 1.1 Horizon 2020 ................................................................................................................................. 8 1.2Probleemanalyse .......................................................................................................................... 10 1.2.1 Programmaverdeling KP7 ..................................................................................................... 10 1.2.2 Budgettaire verdeling KP7 .................................................................................................... 10 1.3 Vraagstelling ................................................................................................................................ 12 1.4 Relevantie en doelstelling ........................................................................................................... 14 Hoofdstuk 2: Theoretische onderbouwing............................................................................................ 16 2.1 De verschillende betekenissen van budgettering ....................................................................... 16 2.2 Budgettaire incrementalisme ...................................................................................................... 18 2.3 Het Pork barrel model ................................................................................................................. 22 2.4 Verwachtingen ............................................................................................................................ 23 Hoofdstuk 3: Methodologie en operationalisatie ................................................................................. 26 3.1 Keuze voor het onderzoek........................................................................................................... 26 3.2 Methoden en technieken ............................................................................................................ 26 3.2.1 Semigestructureerde interviews .......................................................................................... 26 3.3 Validiteit en betrouwbaarheid .................................................................................................... 29 3.4 Strategie ...................................................................................................................................... 30 3.5 Operationalisatie ......................................................................................................................... 30 Hoofdstuk 4: Het besluitvormingsproces van het programma Samenwerking van KP7 ...................... 33 4.1 De spelers van het besluitvormingsproces.................................................................................. 33 4.1.1 De Europese Commissie ....................................................................................................... 34 4.1.2 Het Europees Parlement ...................................................................................................... 34 4.1.3 De Raad van de Europese Unie ............................................................................................ 34 4.2 Gewone wetgevingsprocedure versus medebeslissingsprocedure ............................................ 34 4.2.1 De Medebeslissingsprocedure ............................................................................................. 35 4.2.2 Eerste lezing (geen termijn) ................................................................................................. 35 4.2.3 Tweede lezing (termijn van 3 + 1 maanden) ........................................................................ 35 4.2.4 Bemiddelingscomité ............................................................................................................. 36 4.2.5 Derde lezing (termijn 6 + 2 weken) ...................................................................................... 37 4.3 Besluitvorming rondom meerjarig financieel kader en begroting binnen de EU ....................... 37
2
4.4 Meerjarig Financieel Kader.......................................................................................................... 37 4.5 Tijdslijn Meerjarig Financieel Kader 2007-2013 .......................................................................... 38 4.6 Besluitvorming budgetverdeling programma Samenwerking van KP7 ....................................... 39 4.6.1 Formele tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7 .................................................... 39 4.6.2 Budgettaire tijdslijn van het programma Samenwerking in KP7 ......................................... 42 Hoofdstuk 5: Verklaringen van de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking in KP7 ........................................................................................................ 46 5.1Totstandkoming uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking ................. 46 5.1.1 Van evaluatie naar budgetvoorstel ...................................................................................... 46 5.1.2 Eén beslissing, drie ronden................................................................................................... 49 5.1.3 Eerste ronde: vaststellen van het MFK en totale budget KP7 .............................................. 50 5.1.4 Tweede ronde: Vaststellen budget voor de programma’s................................................... 51 5.1.5 Derde ronde: vaststellen budget voor de specifieke thema’s ............................................. 54 5.2 Theoretische verklaring voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking ................................................................................................................................... 56 5.2.1 Budgettaire incrementalisme inclusief het punctuated equillibrium .................................. 56 5.2.2 Pork barrel model ................................................................................................................. 58 Hoofdstuk 6: Conclusies en aanbevelingen........................................................................................... 60 6.1 Conclusies .................................................................................................................................... 60 6.1.1 Besluitvormingsproces KP7 .................................................................................................. 60 6.1.2 Budgettaire besluitvormingsproces programma Samenwerking in KP7 .............................. 61 6.1.3 Verwachtingen ..................................................................................................................... 62 6.1.4 Theoretische verklaring voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking ............................................................................................................................... 63 6.2 Theoretische terugkoppeling ...................................................................................................... 64 6.3 Kritische noot .............................................................................................................................. 65 6.3.1 Tijdsframe ............................................................................................................................. 65 6.3.2 Veel partijen, weinig betrokken? ......................................................................................... 65 6.3.3 Budgettaire representativiteit KP7 ....................................................................................... 66 6.4 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 66 Bijlagen .................................................................................................................................................. 68 Bijlage 1 ............................................................................................................................................. 68 Bijlage 2 ............................................................................................................................................. 69 Bijlage 3 ............................................................................................................................................. 70 Bijlage 4 ............................................................................................................................................. 72
3
Bijlage 5 ............................................................................................................................................. 73 Bijlage 6 ............................................................................................................................................. 74 Bijlage 7 ............................................................................................................................................. 75 Bijlage 8 ............................................................................................................................................. 76 Bronvermelding ..................................................................................................................................... 77
4
Samenvatting
Er zijn spannende tijden aangebroken in Europa op het gebied van onderzoek en innovatie. De Europese Commissie (EC) heeft op november 2011 het eerste budgettaire voorstel van 80 miljard euro op tafel gelegd voor Horizon 2020. Dit nieuwe Kaderprogramma is een instrument dat innovatie aanmoedigt, onderzoekssamenwerking met derde landen bevordert en de Europese onderzoeksruimte versterkt. Horizon 2020 zal per 1 januari 2014 van start gaan. De inhoudelijke besprekingen zijn daarom in volle gang. Hoe de uiteindelijke budgetverdeling van dit nieuwe Kaderprogramma er uit zal komen te zien, blijft vooralsnog de vraag. Horizon 2020 is nog niet van start gegaan, maar het vertoont op budgettair vlak overeenkomsten met het huidige Zevende Kaderprogramma (KP7). De pijler ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020 heeft namelijk voorlopig, net zoals in het programma Samenwerking van KP7, het grootste aandeel van het budget toegewezen gekregen. De pijler ‘Societal Challenges’ brengt hulpmiddelen en kennis samen op uiteenlopende gebieden en disciplines om gehoor te geven aan de beleidsprioriteiten van Europe 2020. De uiteindelijke budgetverdeling van de pijler ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020 is dus nog niet bekend. Daarom wordt in deze scriptie gezocht naar verklaringen voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking van KP7. Op deze manier kan er meer inzicht verkregen worden in het verloop van het budgettaire onderhandelingsproces van de pijler ‘Societal Challenges’ bij Horizon 2020. Dit vergroot niet alleen de kennis van het formele budgettaire onderhandelingsproces bij Kaderprogramma’s, het vergroot ook de zichtbaarheid van informele budgettaire besluitvormingsprocessen. Voor het vinden van een verklaring, of verklaringen, voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking van KP7 zijn in dit onderzoek een aantal theoretische invalshoeken gebruikt die een verklaring zouden kunnen bieden. Dit zijn het budgettaire incrementalisme (met daarbinnen het punctuated equilibrium) en het ‘pork barrel’ model. Tevens wordt inzicht verschaft in het formele besluitvormingsproces van KP7 en de budgettaire tijdslijn van het programma Samenwerking in KP7.
5
De belangrijkste verklaring voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking in KP7 is dat het financiële kader voor KP7 aan de hand van evaluatiegesprekken over voorgaande Kaderprogramma’s, feedback van stakeholders, belangengroepen en open consultaties tot stand is gekomen. Hierna is in ‘kleine’ stappen richting de beste oplossing bewogen. Hierbij heeft het meerjarig financieel kader 2007-2013 (MFK) een grote budgettaire verandering teweeg gebracht in het totale budget van KP7 en bleef het budget voor KP7 na de vaststelling van het MFK stabiel. Deze verandering is niet aan te duiden als een specifieke onvoorspelbaarheid, omdat zonder het MFK het financiële kader van KP7 niet tot stand kon komen. Enigszins opmerkelijk was dat tijdens de onderhandelingen bij KP7 inhoud gelijk stond aan budget. Ondanks dat de inhoudelijke besprekingen in deze scriptie niet in de diepte zijn onderzocht, hebben Europarlementariërs zich specifiek ingezet op amendementen van nationale lobbygroepen, hebben Europarlementariërs geld geïnvesteerd in het verkrijgen van informatie van lobbygroepen en hebben Europarlementariërs ten slotte beloften gedaan om zich in te zetten voor specifieke thema’s in het programma Samenwerking. Het is echter niet duidelijk naar voren gekomen of de desbetreffende Europarlementariërs voor hun inzet ook stemmen hebben terug gekregen. De inhoudelijke besprekingen voerden dus de boventoon, waarbij de budgettaire onderhandelingen na de vaststelling van het MFK, werden verweven met het inhoudelijke besluitvormingsproces van KP7. Lobbygroepen, achterban en stakeholders waren hierdoor niet duidelijk zichtbaar tijdens de budgettaire lobby. Een ander opmerkelijk feit was dat het budgettaire onderhandelingsproces van KP7 geen continu proces was. Voordat de EC met het eerste voorstel kwam, zijn er gesprekken gevoerd over het budgettaire kader van KP7. Pas na de vaststelling van het MFK werden de budgettaire onderhandelingen voortgezet. Hierdoor heeft het budgettaire onderhandelingsproces meer dan een jaar stilgelegen. Concluderend kan gesteld worden dat het budgettaire incrementalisme uiteindelijk de verklaring biedt voor de definitieve budgetverdeling binnen het programma Samenwerking van KP7. De verwachting is dat na de vaststelling van het MFK 2014-2020 het totale budget van Horizon 2020 stabiel blijft. Het advies luidt dan ook om meteen na de vaststelling van het
6
MFK 2014-2020 en direct voordat de EC met een nieuw budgettair voorstel komt de discussie open te breken en de budgettaire lobby in te zetten bij de EC. Nadat de EC haar aangepaste voorstel heeft uitgebracht zouden lobbygroepen, kennisinstellingen en stakeholders de budgettaire lobby kunnen voortzetten bij de EP en de Raad. Bij KP7 is namelijk gebleken dat de Raad en het EP dicht bij het voorstel van de EC zijn gebleven, nadat het MFK was vastgesteld, en dat de budgettaire veranderingen die daarna volgde van kleine aard waren. Het is te verwachten dat deze trend zich zal voortzetten bij Horizon 2020. Er ligt dus een kans voor lobbygroepen, kennisinstellingen en stakeholders om zich zichtbaar op te stellen in het budgettaire onderhandelingsproces van Horizon 2020.
7
Hoofdstuk 1: Aanleiding 1.1 Horizon 2020 Op het gebied van onderzoek en innovatie gaat Europa een spannende tijd tegemoet. Er ligt namelijk een voorstel van 80 miljard euro op tafel voor een nieuw Kaderprogramma, genaamd Horizon 2020. Op 30 november 2011 heeft de Europese Commissie (EC) dit voorstel gedaan en het nieuwe Kaderprogramma zal per 1 januari 2014 van start gaan (Europese Commissie, 2011). Horizon 2020 is een instrument dat innovatie aanmoedigt, onderzoekssamenwerking met andere landen bevordert en de Europese onderzoeksruimte (ERA) versterkt (Neth-ER). De ERA beslaat alle onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, programma’s en beleid in Europa vanuit een transnationaal perspectief (Europese Commissie, 2010). De coördinatie en samenwerkingsinstrumenten bevorderen grensoverschrijdende interactie en concurrentie tussen onderzoekers, onderzoekinstellingen en het bedrijfsleven op het gebied van onderzoek en innovatie (Europese Commissie, 2010). Het doel is om onderzoekers en instellingen toegang te geven tot een brede Europese ruimte voor (wetenschappelijke) kennis en technologieën die elkaar versterken (Neth-ER). In die zin is de ERA een visie op de toekomst van het onderzoek in Europa, waarbij de focus ligt op een interne markt voor wetenschap en technologie (Europese Commissie, 2007). Eén van de doelstellingen van Horizon 2020 is het versterken van de mondiale positie van de Europese Unie (EU) op het gebied van onderzoek, innovatie en technologie. Om dit alles te kunnen bewerkstelligen is Horizon 2020 voorlopig onderverdeeld in drie pijlers: -
Excellent Science: is er op gericht om excellente wetenschap te bevorderen en om van Europa een aantrekkelijke locatie te maken voor ’s werelds beste wetenschappers;
-
Industrial Leadership: heeft tot doel om Europa aantrekkelijk te maken voor bedrijven om te investeren in onderzoek en innovatie;
-
Societal Challenges: brengt hulpmiddelen en kennis samen op uiteenlopende gebieden en disciplines om gehoor te geven aan de beleidsprioriteiten van Europe 2020 (Europese Commissie, 2011).
8
Naast een inhoudelijke indeling van de programma’s is er ook een voorlopige budgettaire indeling gemaakt. Deze kan als volgt worden weergegeven:
Excellent Science: 27,8 miljard euro. 1. The European Research Council: 15 miljard euro 2. Future and Emerging Technologies: 3,5 miljard euro 3. Marie Curie actions on skills, training and career development: 6,5 miljard euro 4. European research infrastructures (including infrastructures): 2,8 miljard euro
Industrial Leadership: 20,3 miljard euro. 1. Leadership in enabling and industrial technologies: 15,6 miljard euro 2. Access to risk finance: 4 miljard euro 3. Innovation in SMEs: 700 miljoen euro
Societal Challenges: 35,9 miljard euro. 1. Health, demographic change and wellbeing: 9,1 miljard euro 2. Food security, sustainable agriculture, marine and maritime research and the bioeconomy: 4,7 miljard euro 3. Secure, clean and efficient energy: 6,5 miljard euro 4. Smart, green and integrated transport: 7,7 miljard euro 5. Climate action, resource efficiency and raw materials: 3,6 miljard euro 6. Inclusive, innovative and secure societies: 4,3 miljard euro
European Institute of Innovation and Technology(EIT): 3,2 miljard euro.
Non-nuclear direct actions of the Joint Research Centre: 2,2 miljard euro.
Figuur 1. Bron: Europese Commissie, 2011 Wat aan dit voorstel van Horizon 2020 is te zien, is dat de pijler ‘Societal Challenges’ het meeste budget toegewezen heeft gekregen. Daarnaast krijgen de thema’s van deze pijler elk een ander bedrag toebedeeld. Alleen blijft dit een voorstel. Het gehele Kaderprogramma kan inhoudelijk en budgettair gezien nog alle kanten op. Dit maakt dat Europa een spannende tijd tegemoet gaat. De uitkomst van dit onderhandelingsproces zal pas 1 januari 2014 zichtbaar zijn. Het blijft voor nu dus de vraag hoe het zal aflopen.
9
1.2Probleemanalyse Europa wil zijn positie op het gebied van onderzoek en innovatie versterken tegenover de rest van de wereld. Dit doet zij door te investeren in onderzoek en innovatie. Het EC heeft daarom een voorstel van 80 miljard euro gedaan voor Horizon 2020. In de aanleiding is naar voren gekomen dat de pijler ‘Societal Challenges’ binnen Horizon 2020 voorlopig het meeste budget toegewezen krijgt. Daarnaast hebben de thema’s binnen deze pijler elk een ander budget gekregen. Het voorstel van de EC betreffende Horizon 2020 is echter zowel inhoudelijk als budgettair gezien open voor interpretatie. Pas op 1 januari 2014 zal de uiteindelijke verdeling bekend zijn. Omdat we niet in de toekomst kunnen kijken, maar wel in het verleden, is het daarom zinvol om naar de uiteindelijke budgetverdeling van het huidige Kaderprogramma te kijken, het Zevende Kaderprogramma (KP7). 1.2.1 Programmaverdeling KP7
KP7 is opgebouwd uit vier programma’s (Europese Commissie, 2006): -
Samenwerking: spoort aan tot samenwerkend onderzoek over heel Europa en andere partnerlanden. (Europese Commissie, 2006:4);
-
Ideeën: legt de nadruk op de bijdrage aan de totstandbrenging van een ERA;
-
Mensen: biedt een belangrijke ondersteuning aan onderzoekersmobiliteit en loopbaanontwikkeling, voor onderzoekers binnen en buiten de EU(Europese Commissie, 2006:5);
-
Capaciteiten: vergroot de onderzoekscapaciteiten (Europese Commissie, 2006:6).
1.2.2 Budgettaire verdeling KP7
De EU heeft 54 miljard euro beschikbaar gesteld voor KP7. Dit wordt verdeeld onder alle vier de programma’s (Europese Commissie, 2006). Het taartdiagram laat de feitelijke kostenverdeling zien. Het programma Samenwerking is met 32 miljard euro het grootst, gevolgd door Ideeën met ongeveer 7,5 miljard euro. Het programma Mensen heeft toegewezen gekregen 4,7 miljard euro en Capaciteiten 4,2 miljard euro. Op de volgende pagina staat het taartdiagram weergegeven.
10
Figuur 2. Bron: Europese Commissie, 2006. Door het bestuderen van de vier programma’s van KP7 blijkt dat het programma Samenwerking één overeenkomst vertoont met de pijler ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020. Beiden hebben het grootste aandeel van het budget gekregen. Vanwege deze gelijkenis is het zinvol om te kijken hoe de thematische budgetverdeling eruit ziet bij het programma Samenwerking.
Het taartdiagram laat de budgettaire verdeling zien van thema’s van het programma Samenwerking. Uit de verdeling blijkt dat het thema socio-economische wetenschappen en geesteswetenschappen een half miljard euro, ongeveer één procent van het totale budget, heeft gekregen, terwijl het thema informatie- en communicatie technologieën 9,1 miljard euro, ongeveer zestien procent van het totale budget, heeft gekregen.
11
Figuur 3. Bron: Europese Commissie, 2006
Net zoals bij de voorlopige budgetverdeling van Horizon 2020 blijkt uit de budgetverdeling van KP7 dat een duidelijk verschil in de verdeling van het budget is waar te nemen. Dit is zowel zichtbaar bij de pijler ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020 als in het programma Samenwerking van KP7. Het geeft aan dat bij zowel Horizon 2020 als KP7 sommige programma’s minder budget te besteden krijgen voor onderzoek en innovatie. Het blijft hiermee de vraag of de mondiale positie op het gebied van onderzoek en innovatie daadwerkelijk versterkt kan worden.
1.3 Vraagstelling Europa wil op het gebied van onderzoek en innovatie de mondiale positie op het gebied van onderzoek en innovatie versterken. Met de komst van Horizon 2020 liggen er kansen voor Europa om deze ambitie waar te maken. Echter blijkt het dat er bij de voorlopige budgetverdeling van Horizon 2020 een verschil in budget tussen de verschillende pijlers waarneembaar is. Ditzelfde fenomeen is ook te zien bij KP7. Zowel bij de grootste pijler ‘Societal Challenges’ van Horizon als bij het grootste programma Samenwerking van KP7 is dit zichtbaar. Aangezien de toekomst zal uitwijzen hoe de budgetverdeling eruit zal komen te zien bij de pijler ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020, kunnen er geen verklaringen worden gezocht voor deze budgetverdeling.
12
Dit leidt daarom tot de volgende centrale hoofdvraag: Welke verklaringen kunnen er worden gegeven voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7? Om antwoord te geven op deze hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld: Deelvraag 1) Op welke manier is het besluitvormingsproces van KP7 vorm gegeven? Toelichting: In deze eerste deelvraag wordt eerst uitleg gegeven hoe de besluitvorming bij de EU
verloopt.
Hierna
kan
een
reconstructie
gemaakt
worden
van
het
besluitvormingsvormingsproces van KP7. Op deze manier kan een formele tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7 worden geschetst. Na het inzichtelijk maken van dit besluitvormingsproces kan de gang gemaakt worden naar het verloop van de budgetverdeling binnen KP7. Hier zal in de volgende deelvraag verder op in worden gegaan. Deelvraag 2) Hoe ziet het verloop van de besluitvorming van de budgetverdeling van de thema’s binnen het programma Samenwerking van KP7 eruit? Toelichting: Bij deze deelvraag ligt de focus op het in kaart brengen van het budgettaire besluitvormingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7. Door dit proces weer te geven komen de belangrijkste budgettaire beslismomenten naar voren. Deze informatie kan een bijdrage leveren aan het duiden van het verloop van het besluitvormingsproces betreffende de budgetverdeling van het programma ‘Societal Challenges’ bij Horizon 2020. Deelvraag 3) Welk budgetmodel of welke budgetmodellen kunnen een verklaring geven voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7? Toelichting: Aan de hand van het theoretisch kader kan geanalyseerd worden op welke wijze de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7 tot stand is gekomen.
13
1.4 Relevantie en doelstelling Budgettaire onderhandelingsprocessen van Kaderprogramma’s zijn formeel zichtbaar. Wat zich afspeelt in de ‘achterkamertjes’ en welke informele beslissingen worden genomen over het budgetteringsproces van Kaderprogramma’s ligt niet aan de oppervlakte. Dit informele proces is waarschijnlijk een belangrijk component binnen het budgetteringsproces in Kaderprogramma’s en maakt deze scriptie wetenschappelijk relevant. Daarnaast komen budgetteringsprocessen bij de Kaderprogramma’s elke nieuwe periode weer terug. Het is wetenschappelijk
interessant
om
terug
te
kijken
naar
het
budgettaire
onderhandelingsproces van KP7, om in die zin een voorspelling te doen voor budgetteringsprocessen
van
volgende
Kaderprogramma’s.
Dit
sluit
aan
op
de
maatschappelijke relevantie. Het proces dat geleid heeft tot de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7, kan inzicht bieden in het verloop van de budgetverdeling bij het programma ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020. Een inzicht in de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling bij het programma Samenwerking van KP7 kan het inzicht in de investering in onderzoek en innovatie ten aanzien van de pijler ‘Societal Challenges’ bij Horizon 2020 doen vergroten. Deze inzichten kunnen een bijdrage leveren aan de strategievorming binnen het budgettaire besluitvormingsproces van Kaderprogramma´s.
Hiermee
kan
de
budgettaire
onderhandelingsprocedure
voor
toekomstige Kaderprogramma’s bepaald worden. De hoofddoelstelling van deze scriptie is het geven van een verklaring tussen het verschil van het eerste voorstel van de EC voor de budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7 en de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking van KP7. Daarnaast heeft dit onderzoek twee subdoelstellingen: de eerste subdoelstelling is om meer informatie en helderheid te verschaffen betreffende het budgettaire besluitvormingsproces van het programma Samenwerking van KP7, omdat dit proces moeilijk zichtbaar is voor de buitenwereld. Dit subdoel kan gekenmerkt worden als de descriptieve component van dit onderzoek, waarbij de aandacht ligt op de reconstructie van het budgettaire besluitvormingsproces. De tweede subdoelstelling is om aanbevelingen te doen aan de leden en achterban van de Netherlands House for Education and Research (Neth-ER). Neth-ER is een internationale vereniging zonder winstoogmerk (IVZW). Zij vertegenwoordigt negen Nederlandse 14
organisaties en hun achterban bij de EU, die zich begeven op de gebieden van onderwijs, onderzoek en/of innovatie (Neth-ER). Door het inzichtelijk maken van het budgettaire besluitvormingsproces van het programma Samenwerking van KP7, kan door de leden en achterban van Neth-ER beter ingespeeld worden op het besluitvormingsproces van de budgetverdeling van het programma ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020. Dit subdoel is prescriptief van aard.
15
Hoofdstuk 2: Theoretische onderbouwing
Binnen de EU is op het gebied van onderzoek en innovatie een spannende tijd aangebroken. Op 30 november 2011 is door de Commissie een voorstel neergelegd van ongeveer 80 miljard euro voor Horizon 2020. Voordat de besprekingen over de budgetverdeling van dit nieuwe Kaderprogramma kunnen starten, moet eerst het Meerjarig Financieel Kader 20072013 (MFK) vastgesteld zijn. Hierna zal pas duidelijk worden hoe de uiteindelijke budgetverdeling van Horizon 2020 zal verlopen. De pijler ‘Societal Challenges’ vertoont overeenkomsten met het programma Samenwerking van het huidige Zevende Kaderprogramma. Verklaringen betreffende de budgetverdeling van het programma Samenwerking van KP7 kunnen een groter inzicht bieden in het verloop van de budgettaire besluitvorming van de pijler ‘Societal Challenges’ binnen Horizon 2020. Deze scriptie probeert daarom verklaringen te geven voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7. In het volgende hoofdstuk wordt het theoretisch kader van deze scriptie geschetst. Omdat in deze scriptie gezocht wordt naar verklaringen voor de budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7, ligt de focus op budgettheorieën.
2.1 De verschillende betekenissen van budgettering Budgettering of begrotingen zijn een alledaags fenomeen. Op een bepaald niveau doet iedereen het. Mensen begroten hun tijd, geld, eten, eigenlijk bijna alles. De plaatselijke snoepwinkel begroot, supermarkten begroten en ook de overheid doet er aan mee (Lee et al., 2008:2). Waar het op neer komt, is dat er veel overeenkomsten zijn bij budgettering in zowel de publieke als in de private sector (Lee et al., 2008:2). Bedrijven als Dupont, General Motors en Siemens hebben in de jaren twintig van de vorige eeuw het fenomeen budgettering ontwikkeld als middel om kosten en cashflows te plannen en te beheersen (Groot & de Waal, 2007:11). Sindsdien is het budgetteren door zowel profit als non-profit organisaties omarmd als een effectieve besturingsmethode (Groot & de Waal, 2007:11). Van oudsher is budgettering een instrument dat vanuit de financiële administratie is ontwikkeld (Van der Veeken, 1987:16), waarbij het budget wordt gezien als één van de
16
belangrijkste instrumenten om een organisatie te besturen en de prestaties van organisatieleden te beoordelen (de Waal et al., 2004:13). In de bestuurskundige literatuur zijn verschillende definities te vinden voor het fenomeen budgettering. Een brede benadering is dat in het politieke spel vooral de aandacht uitgaat naar de verdeling van het geld (Lasswell, 1949). Budgettering is dan het plannen van de inkomsten en uitgaven over het volgende financiële jaar en het leveren van een instrument van parlementaire controle op de overheidsfinanciën (Musgrave, 1939:260; Groot & de Waal, 2007). Hiermee is budgettering een proces waarbij plannen en verwachtingen worden opgesteld. Een andere invalshoek is dat een budget de voorgestelde uitgaven koppelt aan toekomstige gebeurtenissen (Wildavsky, 1986; 2001). Hiermee is een budget een verslag van het verleden en geeft het tevens een statement af voor de toekomst (Wildavsky, 1986:7). Actoren in het budgetteringsproces zijn hierbij van belangrijke waarde, aangezien zij kunnen anticiperen op problemen voordat deze daadwerkelijk ontstaan. Want door te budgetteren worden beleidsmakers van het budgetteringsproces in staat gesteld naar de toekomst te kijken en vooruit te plannen (Sweeny & Rachlin, 1987; Horngren et al., 2006). Budgettering bepaalt op een zekere manier ook de strategieën van actoren, omdat het budget voor een bepaald doel van invloed kan zijn op de budgetverdeling bij andere doelen. Budgettering maakt verbindingen tussen standpunten en strategieën van de betrokken actoren in het budgetteringsproces (Wildavsky, 1986; Groot & de Waal, 2007). Het geeft uiting aan de wens van actoren en laat tevens de relaties en de verschillen tussen de actoren zien (Wildavsky, 1986:8). Budgetten zijn mechanismen waarmee actoren onderhandelen over tegenstrijdige doelen. Hierbij proberen zij elkaar te motiveren om hun doelstellingen te bereiken. Een budget vertegenwoordigt in die zin de verwachtingen van een actor. Budgettering kent verschillende betekenissen en vervult verschillende functies. Binnen de bestuurskundige literatuur heeft budgettering twee functies: planning en controle. Binnen deze twee functies kan budgettering gezien worden als het voorspellen van de toekomst en het bepalen van een strategie, het uitwisselen van informatie en het afgeven van signalen door de actoren die betrokken zijn in het budgetteringsproces.
17
De informatie over de verschillende betekenissen en verschillende functies van budgettering is een eerste stap in het weergeven van het theoretisch kader betreffende budgetteringstheorieën. Het neemt echter niet weg dat met deze theoretische invalshoeken geen verklaringen gegeven kunnen worden waarom er verschil in opeenvolgende budgetten zitten. Dit wordt in de volgende alinea’s nader uitgediept.
2.2 Budgettaire incrementalisme De verschillende betekenissen van budgettering illustreren de interpretatie van budgettering. Maar het zegt nog weinig over de manier waarop budgetten tot stand komen. Het is daarom de moeite waard om hier verder op in te gaan. Bij het verklaren van het tot stand komen van politieke beslissingen in het budgettaire proces is het budgettaire incrementalisme een dominante theorie. Caamaño-Alegre en LagoPeñas (2011) veronderstellen dat het incrementalisme een ‘good old theory’ is voor het vaststellen van budgetten. Na de eerste publicaties over budgettaire incrementalisme, halverwege de jaren zestig, is de hoeveelheid literatuur over dit onderwerp in de volgende twee decennia snel gegroeid (Caamaño-Alegre & Lago-Peñas, 2011:713). Charles Lindblom was een Amerikaanse econoom en politicoloog. Hij staat bekend om zijn theorie over het ‘incrementalisme’. Hij had kritiek op het economisch planbeleid van de jaren vijftig. In die tijd heerste het idee van de maakbare samenleving. Lindblom (1959) vroeg zich af waarom de overheid fanatiek gebruik maakte van rationele methoden als mensen beperkt rationeel zijn. Hier doelde hij op het gegeven dat beleid werd gemaakt met het idee dat met alle alternatieven rekening moest worden gehouden. Pas wanneer alle beleidsalternatieven op een rij waren gezet, kon het meest geschikte alternatief gekozen worden om het beleid te realiseren. Lindblom (1959) was echter van mening dat beleid incrementeel tot stand kwam. Bij deze vorm van besluitvorming proberen beleidsmakers tot een oplossing te komen terwijl niet alle informatie beschikbaar is (Lindblom, 1959:81). Dit komt onder andere omdat beleidsmakers niet over alle kennis beschikken en daardoor niet in staat zijn om alle informatie zich eigen te maken (Simon, 1979; 1997). Door deze ‘bounded rationality’ kiezen beleidsmakers voor een oplossing die niet al te veel van het huidige beleid afwijkt.
18
Als student van Charles Lindblom is Aaron Wildavsky geïntrigeerd geraakt door het incrementalisme. Wildasvky borduurt daarom voort op het werk van Lindblom. Wildavsky (1964) veronderstelt ook dat bij budgetteringsprocessen het maken van afwegingen het vermogen om tot ‘de beste’ oplossing te komen sterk beperkt is. Beleidsmakers kunnen niet de gehele waarheid weten, terwijl tevens sprake is van tijdgebrek. Om toch tot een beslissing te komen, worden de mogelijkheden tot een oplossing vereenvoudigd. Zo wordt in kleine stapjes richting de ‘beste’ oplossing gegaan, waarbij rekening wordt gehouden met ervaringen uit het verleden en met feedback over de beslissingen. Wildavksy toont aan dat sprake is van een vereenvoudigde manier in het afwegingsproces over berekeningen en onderhandelingen in het budgetteringsproces, waardoor hij verwacht dat de uitkomsten het budgetteringsproces van incrementele aard zijn (Bailey & O'Conner, 1975:62). Voorstanders van deze benadering omschrijven het budgettair incrementalisme op verschillende
manieren.
Fenno
(1966:325)
concludeert
dat
beslissingen
in
het
budgetteringsproces incrementeel plaats vinden, ongeacht of sprake is van het budgetverzoek en de toewijzing van het budget of wanneer een budget tot stand komt als naar voorgaand budgetjaar wordt gekeken. Sharkansky (1968) gaat een stap verder in zijn onderzoek en legt uit dat het uiteindelijke budget wordt vormgegeven door een combinatie van incrementalisme en wetgeving. Volgens hem is het budgetverzoek en het uiteindelijk toegewezen budget van incrementele aard, omdat het toegewezen budget door de wetgeving uiteindelijk altijd lager uitvalt. Thomas Dye (1972) toont vervolgens in zijn onderzoek dat het totale budget, bij budgettaire processen, over het algemeen stabiel blijft en dat binnen het totale budget kleine verschuivingen plaats vinden tussen de programma’s. Incrementele verandering is dus een storing van de verdeling van middelen in de bestaande functie (Dye, 1972:215). De gedachtegang van Fenno (1966) en Dye (1972) is terug te vinden in de theorie van het punctuated equillibrium. Deze theoretische invalshoek legt ten eerste uit dat lange perioden van beleidsstabiliteit worden afgewisseld met korte perioden van grote beleidsveranderingen (Baumgartner & Jones, 1993:3). Anders gezegd impliceren Baumgartner et al. (2006) dat de constante stijl van de besluitvorming wordt verstoord door
19
onvoorspelbare grote veranderingen in het budget. Dit kenmerk van het punctuated equillibrium gaat veel meer in op het onderkennen van grote veranderingen in een stabiel besluitvormingsproces. Het punctuated equillibrium veronderstelt tevens dat grote veranderingen tijdens het budgetproces van voorgaande jaren de kans vergroot op een grote verandering voor het toekomstige budget (True, 2000:13). Tenslotte geeft het punctuated equillibrium aan dat veranderingen in jaarlijkse budgetprocessen globaal genomen stabiel zijn, maar specifiek genomen onvoorspelbaar (True, 2000:14). Met deze twee kenmerken sluit het punctuated equillibrium aan bij het incrementalisme zoals uitgelegd door Fenno (1966) en Dye (1972). Dat het budgettaire incrementalisme en het punctuated equillibrium samen gebruikt kunnen worden, tonen Caamaño-Alegre & LagoPeñas (2011) aan in hun onderzoek. Bij het Spaanse model kon het budgettaire incrementalisme namelijk inderdaad een verklaring kan bieden voor de kleine veranderingen in jaarlijkse budgetten, terwijl zij ook veronderstellen dat grootschalige veranderingen in het budget gedeeltelijke worden verklaard door grootschalige veranderingen voortkomend uit voorgaande jaren (Caamaño-Alegre & Lago-Peñas, 2011:734). Om deze reden wordt het punctuated equillibrium binnen deze scriptie gezien als een verfijning van het budgettaire incrementalisme. Tegenstanders
van
het
budgettaire
incrementalisme
veronderstellen
dat
het
incrementalisme een beperkte invloed heeft op het vaststellen van een budget (Natchez & Bupp, 1973: 951; Caamaño-Alegre & Lago-Peñas, 2011). Zij leggen uit dat bij elke vaststelling van een budget hetzelfde proces wordt doorlopen, waarbij niet elk jaar of elke periode het wiel opnieuw uitgevonden hoeft te worden. Deze theoretische invalshoek impliceert niet zo zeer dat het budgettaire incrementalisme incorrect is, maar meer dat het incompleet is. Zoals naar voren komt, is er veel vergelijkend onderzoek gedaan naar het incrementalisme. Berry (1990) heeft het incrementalisme voornamelijk op nationaal niveau getest. Maar bij deze studies is het niet duidelijk of daadwerkelijk het incrementalisme wordt getest waar Wildavsky het over heeft. Dit komt omdat er verschillende interpretaties zijn van het concept ‘incrementalisme’. Berry (1990) toont in zijn werk namelijk aan dat er ongeveer 12 verschillende soorten vormen van incrementalisme bestaan.
20
Het baanbrekende onderzoek naar incrementalisme is gedaan door Davis et al. (1966). Zij hebben in hun onderzoek de hypothesis van Wildavsky, betreffende budgettaire incrementalisme, op het federale niveau kunnen bevestigen. Toch is op het subnationale niveau minder onderzoek gedaan naar het budgettaire incrementalisme. Danziger (1976) heeft een opvallend onderzoek gedaan naar het budgettaire incrementalisme op gemeentelijk niveau in Engeland. In zijn onderzoek heeft hij enige verklaringen kunnen vinden voor verschillende versies van het incrementalisme. Boyne et al. (2000) heeft echter geen ondersteuning kunnen vinden voor het budgettaire incrementalisme in zijn onderzoek op het lokale niveau in Engeland. Zoals naar voren komt zijn er verschillende definities van het incrementalisme te onderscheiden (Anderson & Harbridge, 2010:465). Sommige auteurs richten zich meer op het procesgedeelte bij het budgettaire incrementalisme (Bendor, 1995; Dahl &Lindblom 1953; Patashnik 1999), terwijl anderen meer naar het verschil in de uitkomsten kijken bij budgettaire processen (Lindblom, 1979; Berry, 1990; Tucker, 1982). Uit de meeste onderzoeken blijkt dat incrementalisme is gemeten door te kijken naar de uitkomsten. Hierbij moet worden opgemerkt dat een incrementele uitkomst kan ontstaan zonder dat een incrementeel proces eraan vooraf is gegaan (Wanat, 1974). Aan de andere kant kan een incrementeel proces zowel grote als kleine veranderingen laten zien in de uitkomsten (Bailey & O’Connor 1975; Dahl & Lindblom 1953). Veel auteurs hebben zich gebogen over het fenomeen van budgettaire incrementalisme. Het budgettaire incrementalisme geeft aan dat budgetprocessen stabiel verlopen en met kleine veranderingen tot stand komen. Met de toevoeging van het punctuated equillibrium geeft het budgettaire incrementalisme vervolgens aan dat het stabiele proces van kleine veranderingen ook onderbroken of afgewisseld kan worden met grote veranderingen en vervolgens weer overgaat in een stabiel proces. Naast het budgettaire incrementalisme met daarbinnen het punctuated equillibrium is er nog één model dat verklaringen biedt voor veranderingen in budgetten.
21
2.3 Het Pork barrel model Het Pork barrel model geeft een andere verklaring voor veranderingen in budgetten. Dit model laat zien op welke manier een bepaald project door individuele politici het meeste geld toebedeeld krijgt (Alt & Christal, 1983; Mayhew, 1974; Stein & Bickers 1994). Het gaat in deze context om het feit dat tijdens verkiezingen beloften worden gedaan om doeleinden te behalen in ruil voor stemmen (Vaishnav & Neelanjan, 2011:2). ‘Pork barrel politiek’ impliceert dat individuele politici geld aannemen van burgers om bepaalde projecten uit te laten voeren in ruil voor stemmen (Leigh, 2008:1). De praktijk laat zien dat niet alle landen ‘pork barrel politiek’ uitvoeren. Dit heeft een aantal redenen. Lancaster (1986) toont aan dat ‘pork barreling’ eerder verwacht kan worden in landen waarbij burgers kunnen stemmen op één persoon, zoals in Australië, Engeland en Canada, dan in landen met meer-leden partijen, zoals in Italië, Israël en Nederland. Dit heeft er mee te maken dat burgers in landen met een meer-leden partijstelsel onzeker zijn op welk politiek persoon ze moeten inzetten. Door deze onzekerheid zijn er meer ‘zwevende kiezers’, wat leidt tot minder ‘pork barrel politiek’. Een andere verklaring voor het verschil in ‘pork barreling’ tussen landen, is de mate van corruptie in een land (Manzetti & Wilson, 2007). Hoe meer corruptie is in een land, des te meer sprake is van ´pork barrel politiek’. Daarnaast is het de vraag bij ‘pork barrel politiek’ of politici zich meer focussen op de ‘trouwe kiezers’ of op de ‘zwevende kiezers’. Cox en McCubbins (1986) hebben in hun onderzoek aangetoond dat politici zich meer naar de ‘trouwe kiezer’ bewegen. Dixit en Londregan (1996) laten juist het tegenovergestelde zien en beargumenteren dat onder bepaalde voorwaarden politici zich eerder focussen op de ‘zwevende kiezer’. Een aantal studies heeft gepoogd aan te tonen naar welke soort kiezer de voorkeur uit gaat bij politici. Bij het Canadese regionale onderzoek (Milligan & Smart, 2005), het Italiaanse provinciale infrastructuur project (Golden & Picci,2008), en het Amerikaanse ‘New Deal’ fonds uit de jaren ’30 (Lindstädt, 2005) waren de politici meer gericht op de ‘trouwe kiezer’. Bij het Canadese loopbaantrainingstraject (Crampton, 2004), het Franse wegproject (Cadot et al., 2006), de allocatie in de Indiase staten (Arulampalam et al., 2009) en het Zweedse milieuonderzoek (Dahlberg & Johansson, 2002) lag de nadruk echter meer op de ‘zwevende kiezers’.
22
Maar politici hoeven zich niet altijd te focussen op de ‘zwevende’ of de ‘trouwe’ kiezer om zich in te zetten voor een project. Becker (1983:392) legt uit dat voorkeuren voor het inzetten voor een project ook gecreëerd kunnen worden door informatie verkregen van lobbygroepen. Zo werd in 1993 tien procent gespendeerd aan het Noorse Kanker Instituut voor het verkrijgen van informatie, terwijl de Noorse instelling voor geestelijke gehandicapten twintig procent investeerde in informatie vanuit lobbygroepen (Clark, 1997:180). In dit theoretische kader zijn verschillende modellen naar voren gekomen. Het budgettaire incrementalisme is een dominante theorie bij het verklaren van budgetverschillen. Deze theorie geeft aan dat verschillen in budget te verklaren zijn, doordat de budgetprocedure bij elke nieuwe budgetbespreking met kleine stapjes verandert. Actoren die gemoeid zijn met het budgettaire proces hebben niet alle kennis om tot een nieuwe oplossing te komen. Op deze manier wordt in kleine stapjes wegbewogen van het vorige budget en verschillen budgetten weinig van elkaar. Deze theorie geeft aan dat er voornamelijk kleine verschillen in budgetten tot stand komen. Het punctuated equillibrium wordt binnen deze scriptie gezien als een aanvulling op, dan wel verfijning van, het budgettaire incrementalisme. Het punctuated equillibrium stelt dat het budgetteringsproces een stabiel besluitvormingsproces is, dat wordt afgewisseld met korte periode van grote verandering en dat grote budgettaire veranderingen uit het verleden, de kans vergroot op grote budgettaire veranderingen in de toekomst. Het ‘pork barrel model’ legt ten slotte uit dat politici tijdens de verkiezingsperiode beloften doen om zich in te zetten voor een bepaald project in ruil voor stemmen van de ‘zwevende’, dan wel ‘trouwe’ kiezers. Dit model geeft aan dat de achterban de reden is voor ‘grote’ budgettaire veranderingen. Achterban kan in deze zin ook worden geïnterpreteerd als lobbygroepen.
2.4 Verwachtingen In het theoretisch kader staan er twee theoretische invalshoeken centraal. Het budgettaire incrementalisme, waarbij het punctuated equillibrium in is geïntegreerd. Daarnaast is het ‘pork barrel’ model het tweede theoretische uitgangspunt binnen deze scriptie. Naar aanleiding van het theoretisch kader staan in deze paragraaf de verwachtingen centraal.
23
De verwachtingen binnen deze scriptie kunnen in twee gedeelten worden opgedeeld. Aan de ene kant zijn er verwachtingen ten aanzien van het budgettaire incrementalisme en aan de andere kant van het ‘pork barrel’ model. Deze verwachtingen zijn in twee flowcharts weergegeven. Voor het budgettaire incrementalisme zijn er vier verwachtingen die een indicatie geven voor een mogelijke verklaringen betreffende de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking in KP7. Allereerst is de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking tot stand gekomen, doordat er op vaste momenten budgettaire beslissingen zijn gemaakt. Vervolgens werd het budget voortgebouwd op voorgaande Kaderprogramma’s, waarbij er rekening is gehouden met inflatie. Hierbij hebben er (grote) onvoorspelbaarheden plaats gevonden en viel het budget uiteindelijk lager uit dan werd voorgesteld door de EC door de Europese wetgeving. In de flowchart hieronder zijn de verwachtingen schematisch weergegeven.
1) De uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking is tot stand gekomen, doordat er op vaste momenten budgettaire beslissingen zijn gemaakt. 4) De uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking is lager uitgevallen dan in eerste instantie is voorgesteld, doordat de Europese wetgeving dit niet heeft toegelaten.
Budgettaire incrementalisme
2) De uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking kwam tot stand doordat het budget werd voortgebouwd op voorgaande kaderprogramma’s, waarbij er rekening is gehouden met inflatie.
3) De uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking is tot stand gekomen, doordat er onvoorspelbare (grote) verandering en hebben plaatsgevonden.
Figuur 4: Verwachtingen voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking bij KP7 ten aanzien van het Budgettaire incrementalisme.
24
Het Pork Barrel model kent in deze scriptie drie verwachtingen. Voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking hebben Europarlementariërs zich specifiek ingezet op amendementen van nationale lobbygroepen in ruil voor stemmen. Daarnaast hebben Europarlementariërs geld geïnvesteerd in het verkrijgen van informatie van lobbygroepen en hebben Europarlementariërs beloften gedaan om zich in te zetten voor specifieke thema’s in het programma Samenwerking in ruil voor stemmen.
Ook deze
verwachtingen zijn in een flowchart weer gegeven.
1)Bij de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking hebben Europarlementariërs zich specifiek ingezet op amendementen van nationale lobbygroepen in ruil voor stemmen.
3)Bij de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking hebben Europarlementariërs beloften gedaan om zich in te zetten voor speficieke thema’s in het programma Samenwerking in ruil voor stemmen.
'Pork Barrel' Model 2)Bij de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking hebben Europarlementariërs geld geïnvesteerd in het verkrijgen van informatie van lobbygroepen.
Figuur 5: Verwachtingen voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking bij KP7 ten aanzien van het ‘Pork Barrel’ model.
25
Hoofdstuk 3: Methodologie en operationalisatie
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd. Er volgt een uitleg van het gebruik van de methoden en technieken en tevens wordt belicht hoe dit onderzoek de validiteit en betrouwbaarheid bewaakt. Verder wordt aangeduid hoe de operationalisering plaats vindt aan de hand van het theoretisch kader.
3.1 Keuze voor het onderzoek Dit onderzoek is uitgevoerd om meer inzicht te verkrijgen in de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7. Dit betekent dat in deze scriptie verklaringen worden gezocht hoe de uiteindelijke budgetverdeling tot stand is gekomen tijdens het budgetteringsproces van het programma Samenwerking van KP7. Inzicht in de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling bij het programma Samenwerking van KP7 kan het inzicht in het budgetteringsproces doen vergroten ten aanzien van de pijler ‘Societal Challenges’ bij Horizon 2020.
3.2 Methoden en technieken Voor het uitvoeren van dit onderzoek is gebruik gemaakt van kwalitatieve gegevens in de vorm van semigestructureerde interviews. Hier zal in de volgende alinea meer aandacht aan besteed worden. 3.2.1 Semigestructureerde interviews
Naast de vraag wat onderzocht gaat worden, is het ook de vraag wie onderzocht gaan worden (Van Thiel, 2010:54). Het gaat hier om de onderzoekseenheden: de respondenten. In deze scriptie is ervoor gekozen om semigestructureerde interviews te houden, omdat gekeken wordt naar een proces dat heeft plaatsgevonden tussen 2005 en 2007. De beschikbare
officiële
en
openbare
documenten
geven
aan
hoe
de
onderhandelingsprocedure betreffende het budgetteringsproces van het programma Samenwerking binnen KP7(hoofdzakelijk) formeel plaats heeft gevonden. De diepere betekenis, in de zin van verklaringen en achterliggende gedachten voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking van KP7, kan hier niet uit worden herleid. Vanwege dit feit is bij de respondenten gevraagd naar de visie hoe het budgetteringsproces heeft plaatsgevonden. Aan de hand van de interviewvragen konden de
26
actoren uitleggen hoe het proces volgens hen heeft verlopen. Deze interviewvragen zijn opgesteld aan de hand van theoretische concepten en de operationalisatie binnen deze scriptie. De interviews zijn zo afgenomen aan de hand van vooraf opgestelde interviewvragen. Hierbij zijn de interviewvragen ingedeeld naar onderwerp en afgeleid vanuit het theoretisch kader. De antwoordmogelijkheden waren niet voor gestructureerd (Van Thiel, 2010:199). In het verklaren van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7 is het belangrijk om naar actoren te kijken die betrokken zijn geweest in het budgettaire onderhandelingsproces van dit programma. In deze scriptie werd een steekproef genomen onder de betrokken actoren in dit budgetteringsproces. Deze methode maakt een selectie uit de populatie van de onderzoekseenheden (Van Thiel, 2010:54). Er is een doelgerichte selectie gemaakt op basis van theoretische gronden (Van Thiel, 2010:55). Om een duidelijk beeld te krijgen waaruit de selectie van respondenten bestond, dient eerst de populatie worden beschreven. Zoals eerder naar voren is gekomen, tracht deze scriptie verklaringen te vinden voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7. Het is daarom van belang om te weten welke actoren en hoeveel personen hebben deelgenomen aan het budgettaire onderhandelingsproces. In totaal hebben drie grote Europese instellingen zich met dit proces beziggehouden. Hierbij telden zowel de Europese Commissie als de Raad van Ministers 27 leden; het Europese Parlement telde 754 leden (Europees Parlement, 2011). Het aantal leden van het Europees Parlement bestond echter ten tijde van het budgettaire onderhandelingsproces van KP7 uit 736 leden (Europees Parlement, 2011). Niet alle 736 leden waren betrokken bij het budgetteringsproces van KP7. Voor dit Kaderprogramma was de Commissie Industrie, Onderzoek en Energie (ITRE) opgesteld, welke bestond uit 53 leden en 53 plaatsvervangers (Europees Parlement, 2009). Naast de Europese instellingen waren drie stakeholders betrokken in het budgetteringsproces van het programma Samenwerking in KP7. Dit waren de ‘European Association of Research and Technology Organisations’ (EARTO), de League of European Research Universities (LERU) en de European Universities Associations (EUA). Voor deze scriptie is het van belang om de kernactoren van het budgetteringsproces van KP7 te interviewen. Dit zijn de Raad, de Commissie en het Parlement. Maar de ‘schil’ er omheen en de mensen die achter de schermen mee hebben gewerkt aan het budgettaire
27
onderhandelingsproces van KP7, zijn net zo belangrijk. Ambtenaren, nationale vertegenwoordigers en de stakeholders mogen niet vergeten worden. Het startpunt van de selectie van de relevante respondenten binnen deze scriptie geschiedde dan ook vanuit het Nederlandse oogpunt. Hierbij werden de Nederlandse personen, zoals de permanente vertegenwoordiging en de Europarlementariërs die betrokken geweest zijn in het budgettaire onderhandelingsproces van KP7, als eerst benaderd om vervolgens via hen de uitstap te maken naar andere relevante respondenten uit de Europese lidstaten en stakeholders die bij het budgettaire onderhandelingsproces van KP7 betrokken waren. Door middel van netwerken is zo getracht om respondenten te kunnen benaderen. Op deze manier konden verscheidene interviews worden afgenomen om verklaringen te vinden voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7. Zoals hierboven is beschreven, is via de ‘snowball sample’ een verdere selectie gemaakt naar respondenten (Van Thiel, 2010:55). Van Thiel (2010:55) legt uit dat deze werkwijze voornamelijk wordt gebruikt bij onderzoek naar onderwerpen die taboe of illegaal zijn. Dat is in deze scriptie niet het geval. De ‘snowball sample’ is hier gebruikt, om ‘de naald in de hooiberg te kunnen vinden’ en vervolgens makkelijker in contact te komen met personen die betrokken waren in het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking in KP7. Een nadeel van dit instrument is dat er niet altijd werd doorverwezen naar waardevolle respondenten voor dit onderzoek. Een voorbeeld hiervan is dat werd doorverwezen naar respondenten die op elkaar leken. Hierdoor ontstond een te eenzijdig beeld, omdat niet alle verschillende invalshoeken onderzocht konden worden. Een ander nadeel van dit instrument was dat het meer tijd in beslag nam om uiteindelijk de juiste respondenten te vinden, zodat de verschillende invalshoeken wel onderzocht konden worden.
28
3.3 Validiteit en betrouwbaarheid Validiteit is de juistheid van onderzoeksbevindingen en de geldigheid van een onderzoek (Van Thiel, 2010:56). Betrouwbaarheid wordt aan de andere kant bepaald door de nauwkeurigheid en consistentie waarmee de variabelen worden gemeten (Van Thiel, 2010:57). Bij het onderzoek is het belangrijk dat de validiteit en betrouwbaarheid zo hoog mogelijk zijn. Vanwege deze reden is gekozen om naast de semigestructureerde interviews tevens documentenanalyse te houden. De documentenanalyse liet hierbij het formele proces aan de oppervlakte zien, terwijl de semigestructureerde interviews het onderliggende en onzichtbare proces van het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7 naar boven liet komen. Toch zijn er een aantal aandachtspunten bij semigestructureerde interviews die de betrouwbaarheid en de validiteit van deze scriptie konden aantasten (Van Thiel, 2010). Dit ligt in het gegeven dat de verwerking van interviewvragen vrij stonden voor interpretatie. Het was daarom van belang om goede voorkennis te hebben voordat een interview afgenomen werd. Tenslotte legt Van Thiel (2010) uit dat triangulatie een beproefde manier is om de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek te waarborgen. Door uit verschillende invalshoeken het onderzoeksonderwerp te benaderen kan de betrouwbaarheid worden vergroot. In deze scriptie is daarom gekozen om informatie op meer dan één manier te verzamelen en te verwerken. Hierbij is ten eerste gebruikt gemaakt van documentanalyses en semigestructureerde interviews. Ten tweede zijn van de Raad, het Parlement en de Commissie minstens twee respondenten benaderd. Het gaat hier om de visies van de respondenten ten aanzien van het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7. Juist het interviewen van respondenten uit verschillende invalshoeken, zoals de drie Europese instellingen konden andere emoties en waarheden weergeven. Dit leidde tot resultaten die niet aan de oppervlakte lagen.
29
Binnen dit onderzoek is geprobeerd om zoveel mogelijk respondenten uit de eerder beschreven populatie te vinden, die betrokken zijn geweest ten tijde van het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking in KP7. Er moet worden verondersteld dat in verband met tijd en ruimte niet alle respondenten geïnterviewd konden worden. Ondanks dit gegeven is getracht te meten wat er te meten viel. Inherent aan dit gegeven, is dat er daardoor ook respondenten niet benaderd konden worden.
3.4 Strategie In dit onderzoek is er voor gekozen om inductief onderzoek uit te voeren. Saunders et al. (2006) leggen uit dat er bij een verzameling van kwalitatieve gegevens sprake is van inductief onderzoek. Bij deze vorm van onderzoek gaat het om het begrijpen van de betekenis die respondenten aan gebeurtenissen toekennen (Saunders et al., 2006). Een goed begrip van de context, door middel van vooronderzoek is hierbij van belang. In deze scriptie is er daarom voor gekozen om allereerst een reconstructie te maken van het besluitvormingsproces van het budgettaire onderhandelingsproces van KP7. Hierdoor kon naar voren komen waar het zwaartepunt lag in het besluitvormingsproces, waardoor gerichter kon worden gezocht naar theorieën en relevante respondenten. Naast het inductieve karakter van deze scriptie, geeft de probleemstelling aan dat dit onderzoek praktijkgericht is. Dit betekent dat een casestudy, waarbij tenminste één of enkele gevallen van het onderzoeksonderwerp worden onderzocht, een uitkomst kan bieden in deze scriptie. Hierdoor kan verdiepend onderzoek gedaan worden (Van Thiel, 2010).
3.5 Operationalisatie In de volgende alinea staat de operationalisatie centraal. Er zal allereerst een definitie worden gegeven van de te onderzoeken theoretische begrippen (Van Thiel, 2010:52). Op deze manier vindt een afbakening plaats van wat onderzocht wordt (Van Thiel, 2010:52). Vervolgens wordt bepaald welke uitingsvormen het theoretisch construct aanneemt en welke daarvan in het onderzoek zullen worden gebruikt om te ‘meten’ (Van Thiel, 2010:52). Tenslotte kan van elke variabele worden bepaald welke waarden ze kunnen aannemen (Van Thiel, 2010:53).
30
Budgettaire incrementalisme
Definitie
Indicatoren
Hoe te meten?
1)Budgettaire besluitvormingsproces wordt gekenmerkt door een serie kleine, intuïtieve veranderingen
Stabiel budgettaire besluitvormingsproces.
Budgettaire besluitvormingsproces heeft over een aantal jaar dezelfde cyclus.
Kleine budgettaire veranderingen in opeenvolgende jaren.
Sprake van inflatie. Sprake van onenigheid tussen budgettaire actoren, hierdoor marginale verandering. Binnen het totale budget vinden er kleine verschuivingen plaats tussen de programma’s.
Onvoorspelbare (grote) veranderingen, gevolgd door stabiel besluitvormingsproces.
Door crisis onvoorspelbare verandering. Veranderende wetgeving kan leiden tot onvoorspelbare (grote) verandering. Veranderende machtspositie van budgettaire actoren leiden tot onvoorspelbare (grote) verandering.
Grote budgettaire veranderingen van voorgaande jaren, leiden tot grote budgettaire veranderingen in toekomstige jaren.
Budgettaire besluitvorming met grote budgettaire veranderingen laat dezelfde cyclus zien over een aantal jaar.
Wetgeving leidt tot lagere budgetten.
Door vaststelling meerjarig financieel kader lagere budgetten.
Tabel 1: Operationalisatie Budgettaire incrementalisme
31
‘Pork Barrel’ Model
Definitie
Indicatoren
Hoe te meten?
Politici zetten zich in voor projecten in ruil voor stemmen van de kiezer
1)Politici investeren in projecten
Europarlementariërs investeren in projecten vanuit landsbelang, waarbij het desbetreffende land ‘lobbyt’ voor projecten waar zij het meeste rendement uit kunnen krijgen. Bijvoorbeeld door meer werkgelegenheid.
2)Politici besteden geld aan het verkrijgen van informatie van lobbygroepen.
Politici organiseren seminars en bijeenkomsten voor lobbygroepen.
3)Politici doen beloften in verkiezingstijd zodat ze worden herkozen.
Campagnevoering van Europarlementariërs bij de achterban tijdens de verkiezing.
Tabel 2. Operationalisatie ‘Pork Barrel’ Model
32
Aanwezigheid van Europarlementariërs bij seminars.
Hoofdstuk 4: Het besluitvormingsproces van het programma Samenwerking van KP7
Op 30 november 2011 is door de Europese Commissie een voorstel van 80 miljard euro neergelegd voor Horizon 2020. De interpretatie voor dit nieuwe Kaderprogramma ligt nog geheel open en zal pas per 1 januari 2014 zichtbaar zijn. Hoe het besluitvormingsproces van de budgetverdeling van Horizon 2020 zal verlopen, is daarmee onduidelijk. Dit komt omdat de besprekingen omtrent de budgetverdeling van Horizon 2020 nog moeten starten. Vanwege dit feit is het niet mogelijk om in te zoomen op de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van Horizon 2020. Bij het huidige KP7 is dit wel het geval, omdat dit proces al tot stand is gekomen. Om deze reden staat
in het volgende hoofdstuk de reconstructie van het
besluitvormingsproces van de budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7 centraal. Voorafgaand aan deze reconstructie zal het besluitvormingsproces in de EU en de manier waarop begrotingen tot stand komen worden uitgelegd.. Uiteindelijk zal overgegaan worden tot een weergave van de tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7. Ten slotte volgt een tijdslijn van het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7.
4.1 De spelers van het besluitvormingsproces In dit hoofdstuk staat het budgettaire besluitvormingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7 centraal. Maar voordat hier dieper op in kan worden gegaan, is het handig om kort uit te leggen welke spelers binnen de EU zich bezig houden met dit proces. In de volgende alinea volgt daarom een korte introductie van de belangrijkste spelers die het Europese besluitvormingsproces vormgeven en de belangrijkste taken in het besluitvormingsproces van de Europese budgetverdeling uitvoeren.
33
4.1.1 De Europese Commissie
De EC doet voorstellen voor nieuwe Europese wetgeving. Verder staat zij in voor de uitvoering van het Europese beleid en de besteding van het Europese budget. Op het gebied van de besluitvorming heeft de EC de volgende taken: -
Het dient wetsvoorstellen in bij het Europees Parlement (EP) en bij de Raad van de Europese Unie (de Raad);
-
Het beheert de Europese begroting en verdeelt de middelen (Europese Unie, 2012).
4.1.2 Het Europees Parlement
Het EP is een van de belangrijkste wetgevende Europese instellingen, samen met de Raad. Op het gebied van de besluitvorming heeft het EP de volgende taken: - Het bespreekt Europese wetten; - Het behandelt de Europese begroting (Europese Unie, 2012). 4.1.3 De Raad van de Europese Unie
In de Raad zijn alle nationale ministers van elk Europees land vertegenwoordigd. Op het gebied van de besluitvorming heeft de Raad de volgende taken: - De Raad stelt Europese wetten vast; - De Raad stelt de Europese begroting vast (Europese Unie, 2012). In het kort dient de Europese Commissie een nieuw voorstel in, behandelen het Europees Parlement en de Raad het voorstel en stelt de Raad uiteindelijk de nieuwe wet danwel de begroting vast. De vraag blijft hoe dit in de praktijk te werk gaat. De volgende paragrafen gaan hier verder op in.
4.2 Gewone wetgevingsprocedure versus medebeslissingsprocedure Het besluitvormingsproces binnen de EU staat tegenwoordig bekend als de gewone wetgevingsprocedure. Deze procedure is sinds 1 november 2009 met het Verdrag van Lissabon van start gegaan. Wanneer echter gekeken wordt naar het besluitvormingsproces van KP7, is te zien dat dit Kaderprogramma een looptijd heeft van 2007 tot en met 2013 (Europese Commissie, 2006:3).
34
Dit betekent dat de gewone wetgevingsprocedure niet van kracht kan zijn geweest op het moment dat de besprekingen omtrent de budgetverdeling van KP7 in volle gang waren. Bij het Verdrag van Maastricht in 1993 is de medebeslissingsprocedure ingevoerd. Deze procedure is in 1999 tijdens het verdrag van Amsterdam aangescherpt (Europees Parlement Informatiebureau in Nederland). Om een helder beeld te krijgen van het besluitvormingsproces binnen de EU, op het moment dat de budgettaire onderhandelingen plaatsvonden van KP7, dient daarom gekeken te worden naar de medebeslissingsprocedure. 4.2.1 De Medebeslissingsprocedure
De medebeslissingsprocedure is opgedeeld in drie lezingen. Een voorstel kan in maximaal drie lezingen worden aangenomen. Of de definitieve vaststelling in eerste of tweede lezing plaatsvindt, dan wel of het voorstel ook een derde lezing nodig heeft, hangt af van de mate waarin partijen bereid zijn te onderhandelen (Europees Parlement Informatiebureau in Nederland). De drie lezingen van de medebeslissingsprocedure verlopen als volgt: 4.2.2 Eerste lezing (geen termijn)
De Europese Commissie dient een voorstel tot wetgeving in. Hierover geeft het Europees Parlement zijn advies, waarbij zij wijzigingen in het voorstel kan aanbrengen (Delva et al., 2010:162). De Raad kan vervolgens overgaan op twee acties: 1. de Raad keurt alle wijzigingen van het EP goed. Hierdoor kan de nieuwe wetgeving aangenomen worden. Dit gebeurt ook als het EP geen wijzigingen heeft aangebracht (Secretariaat van de Raad, 2010:5). 2. Wanneer de Raad de wijzigingen van het EP niet overneemt, neemt de Raad een eigen standpunt in (Delva et al., 2010:162). Dit standpunt wordt met een gedetailleerde uitleg medegedeeld aan het EP (Europees Parlement Informatiebureau in Nederland). 4.2.3 Tweede lezing (termijn van 3 + 1 maanden)
De tweede lezing gaat in op het moment dat het EP de tekst van de Raad heeft ontvangen. Voor deze lezing staat een termijn van drie maanden, wat uiterlijk met één maand kan
35
worden verlengd op initiatief van het EP of de Raad (Raad van de Europese Unie, 2000:5). In de tweede lezing van het EP zijn er drie mogelijkheden: 1. De wetgeving wordt aangenomen als het EP het standpunt van de Raad volgt of zelf geen nieuw standpunt inneemt (Delva et al., 2010:162). 2. Het voorstel wordt niet aangenomen, omdat het EP het gemeenschappelijk standpunt van de Raad afwijst (Europees Parlement Informatiebureau in Nederland). 3. Het EP kan wijzigingen aanbrengen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Deze wijzigingen worden vervolgens voorgelegd aan de Raad, waarna de Raad start met de tweede lezing (Raad van de Europese Unie, 2000:6). De Raad heeft in zijn tweede lezing tenslotte nog twee alternatieven: 1. De Raad gaat akkoord met de wijzingen opgesteld door het EP (Delva et al., 2010:162). 2. De Raad gaat niet akkoord met de wijzigingen opgesteld door het EP, waardoor er een bemiddelingscomité wordt ingesteld (Europees Parlement Informatiebureau in Nederland). 4.2.4 Bemiddelingscomité
Wanneer uit de twee lezingen geen akkoord wordt bereikt over het voorstel opgesteld door de EC, wordt een bemiddelingscomité opgesteld (Europees Parlement Informatiebureau in Nederland). Dit bemiddelingscomité bestaat uit 27 vertegenwoordigers van de Raad en 27 vertegenwoordigers van het EP. Dit is afhankelijk van hoeveel lidstaten de EU op dat moment telt. Het bemiddelingscomité heeft zes weken de tijd om samen een akkoord te bereiken, in de vorm van een gemeenschappelijke ontwerptekst (Secretariaat van de Raad, 2010:12). Op initiatief van het EP of de Raad kan deze termijn met twee weken worden verlengd. Wanneer er geen overeenkomst bereikt kan worden binnen de gestelde termijn is de procedure afgelopen en is het voorstel definitief afgekeurd (Delva et al., 2010:162). Als het bemiddelingscomité wel in staat is om een gemeenschappelijke ontwerptekst vast te stellen, dan wordt deze tekst voor een laatste keer naar het EP en de Raad gestuurd (Raad van de Europese Unie, 2000).
36
4.2.5 Derde lezing (termijn 6 + 2 weken)
De laatste lezing heeft een termijn van zes weken en kan weer op initiatief van het EP of de Raad met twee weken worden verlengd. Het EP en de Raad kunnen in deze zes weken de tekst definitief goedkeuren, waarmee de wet is aangekomen (Delva et al., 2010:162). Wanneer het niet lukt om binnen de het gestelde termijn het wetsontwerp goed te keuren, wordt het voorstel automatisch verworpen (Secretariaat van de Raad, 2010:15).
4.3
Besluitvorming rondom meerjarig financieel kader en begroting binnen de EU
Budgetten en budgetverdelingen komen tot stand binnen het kader van een begroting. Voordat het verloop van de budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7 uitgelegd kan worden, is het daarom van belang om te weten hoe de EU haar begrotingen vaststelt. Binnen de EU heeft de term ‘EU-begroting’ twee verschillende betekennissen. Aan de ene kant is er de jaarlijkse begroting en aan de andere kant de meerjarenbegroting. In deze scriptie zal de nadruk liggen op de meerjarenbegroting, omdat bij KP7 sprake is van de vaststelling van een meerjarig budget. De meerjarenbegroting is ook bekend onder de noemer van het MFK (Clingendael, 2011). In de volgende paragraaf zal daarom eerst de totstandkoming van het MFK in de EU worden beschreven. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal tenslotte de formele tijdslijn van het budgettaire verloop van het programma Samenwerking binnen KP7 worden weergegeven.
4.4
Meerjarig Financieel Kader
Het politieke en institutionele evenwicht van de communautaire financiële regelgeving kwam sinds de jaren tachtig steeds meer onder druk te staan (Europees Parlement, 2008). Dit had te maken met de volgende problemen: -
conflicten in de betrekkingen tussen de instellingen;
-
budgettaire onevenwichtigheden;
-
een toenemende kloof tussen beschikbare middelen en verplichtingen (Europees Parlement, 2008).
37
De instellingen van de Europese Gemeenschap kwamen vervolgens tot het besluit om het eens te worden over een methode ter verbetering van de begrotingsprocedure. Op deze manier kon de begrotingsdiscipline gewaarborgd worden en kon voor de middellange termijn een programmering van de belangrijkste budgettaire prioriteiten voor de volgende begrotingsperiode overeen gekomen worden. Deze prioriteiten werden tenslotte vertaald naar financiële vooruitzichten, die nu bekend staan als het MFK (Europees Parlement, 2008). Dit MFK stelt de EU in staat tot een consequentere ontwikkeling en uitvoering van meerjarige beleidsprogramma’s (Europees Parlement, 2008). In het MFK worden de uitgaven en inkomsten van de EU in grote lijnen vastgesteld. Daarnaast worden de jaarlijkse EU-begrotingen voor een periode van minimaal vijf jaar neergelegd. Dit betekent dat voor de jaarlijkse EU-begrotingen een maximale hoogte van het budget wordt bepaald (Clingendael, 2011). De vaststelling van het MFK wordt uiteindelijk formeel gedaan door de Raad, waarbij het EP hier goedkeuring aan verleent (Clingendael, 2011).
4.5
Tijdslijn Meerjarig Financieel Kader 2007-2013
Nadat eerder is beschreven hoe de besluitvorming binnen de EU tot stand komt, is het voor het vervolg van deze scriptie noodzakelijk om een tijdslijn van het MFK 2007-2013 weer te geven. Budgetten en budgetverdelingen komen namelijk tot stand binnen het kader van het MFK. Door de tijdslijn van het MFK 2007-2013 uit een te zetten, kan gezien worden wanneer het MFK 2007-2013 is goedgekeurd. Uit de volgende tabel komt naar voren dat het MFK 2007-2013 is vastgesteld op 17 mei 2006.
38
Februari en juli 2004 - Voorstel van de Commissie. September 2004 - Het EP vormt een tijdelijke Commissie Financiële Vooruitzichten. 08-06-2005 – Resolutie van de tijdelijke Commissie Financiële Vooruitzichten, waarin zij de onderhandelingspositie bepaalt over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013. 15/16-12-2005 - Gemeenschappelijk standpunt van de Europese Raad. 04-04-2006 - Onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, over het nieuwe interinstitutioneel akkoord, bereiken een overeenkomst. 15-05-2006 - Goedkeuring van de overeenkomst door de Raad. 17-05-2006 - het Europees Parlement stemt voor de overeenkomst van de Raad. Tabel 4: Formele tijdslijn van het besluitvormingsproces van het MFK 2007-2013 (Bron: Europees Parlement, 2008)
4.6
Besluitvorming budgetverdeling programma Samenwerking van KP7
In de vorige paragrafen is de werking van het besluitvormingsproces binnen de EU beschreven, evenals het besluitvormingsproces omtrent het MFK 2007-2013. In deze laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal de budgettaire tijdslijn van het programma Samenwerking binnen KP7 ter sprake komen. Hierbij komen de verschuivingen tussen de verschillende budgetvoorstellen voor het programma Samenwerking in KP7 naar voren. Allereerst zal een formele tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7 behandeld worden. 4.6.1 Formele tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7
Er is nu meer duidelijkheid over de werking van de besluitvorming binnen de EU. In de volgende paragraaf zal de formele tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7 worden uitgelegd. Hierbij zal uitgelegd worden welke stappen zijn genomen in dit proces. Omdat in deze scriptie wordt gezocht naar verklaringen voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking, zal niet ingegaan worden op inhoudelijke besprekingen. Er volgt enkel een beschrijving van de wijze waarop KP7 tot stand is gekomen. Op de volgende pagina´s staat de formele tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7 weergegeven.
39
-
06-04-2005 Commissie voorstel voor KP7
-
13-04-2005 - Commissie voorstel wordt naar de Raad gestuurd
-
Commissie voorstel wordt naar het Parlement gestuurd
-
18-04-2005 Beraadslagingen in Raad
-
06/07-06-2005 Raad voor Concurrentievermogen vergadert over het EC voorstel met betrekking tot de financiële aspecten van het programma Samenwerking
-
05-09-2005 tot en met 19-09-2005 Raadswerkgroepbijeenkomst Onderzoek 11-10-2005 Raad voor Concurrentievermogen vergadert over stelling name ITRE hoorzitting van het Parlement
-
16-11-2005 Advies Comité van de regio's
-
28/29-11-2005 Raad voor Concurrentievermogen vergadert
-
14-12-2005 Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC)
-
17-12-2005 Parlement doet een voorstel voor het vergroten van het budget van KP7 13-03-2006 Raadswerkgroepbijeenkomst Onderzoek 20-04-2006 Advies van het EESC
-
17-05-2006 MFK is vastgesteld 24-05-2006 Gewijzigd (budget)voorstel van de Commissie na aanleiding van MFK
-
29-05-2006 - Toezending aan Raad van gewijzigd voorstel
-
Toezending aan Parlement van gewijzigd voorstel
-
30-05-2006 Beraadslagingen in Raad
-
15-06-2006 - Advies Parlement in eerste lezing
-
Standpunt Commissie betreffende amendementen Parlement in eerste lezing 28-06-2006 - Commissie brengt na aanleiding van amendementen van de eerste
-
lezingen van het Parlement en de Raad een aangepast voorstel uit -
Toezending aan Raad van gewijzigd voorstel
-
Toezending aan Parlement van gewijzigd voorstel
-
24-07-2006 Raad bereikt gemeenschappelijk overeenkomst
-
25-09-2006 Vaststelling gemeenschappelijk standpunt
-
26-09-2006 - Aanneming door Commissie van verklaring gemeenschappelijk standpunt
-
Toezending aan Raad van verklaring gemeenschappelijk standpunt
-
Toezending aan Parlement van verklaring gemeenschappelijk standpunt
-
28-09-2006 Ontvangst door Parlement van gemeenschappelijk standpunt Raad
40
-
30-11-2006 - Advies Parlement in tweede lezing
-
Standpunt Commissie betreffende amendement Parlement in tweede lezing
-
06-12-2006 - Aanneming door de Europese Commissie van een advies over de amendementen van het Parlement in tweede lezing
-
Toezending aan Raad advies Commissie betreffende amendement Parlement in tweede lezing
-
Toezending aan Parlement advies Commissie betreffende amendementen Parlement in tweede lezing
-
18-12-2006 Goedkeuring van de Raad in tweede lezing en Ondertekening door Parlement en Raad 19-12-2006 Formele aanname door de Raad
Bron: Europese Commissie, 2012; Cordis, 2012 De formele tijdslijn van KP7 begint met het voorstel van de EC in april 2005. Hierna startten de inhoudelijke besprekingen die werden gehouden in raadswerkgroepen, in hoorzittingen van het EP in de vorm van de commissie ITRE, in bijeenkomsten van het EESC, de Raad Concurrentievermogen en de Comité van de regio's. Deze organen brachten hun advies aan de EC. Nadat het MFK is vastgesteld op 17 mei 2006, bracht de EC op 24 mei 2006 een aangepast voorstel uit. Hiermee startten de eerste lezingen van de Raad en het EP. Na de eerste lezing van het EP, heeft de Raad de wijzigingen van het EP niet overgenomen en een gemeenschappelijk standpunt ingenomen. Dit betekent dat zij wijzigingen hebben aangebracht in het eerste voorstel van het EP. In een later stadium in deze scriptie zal naar voren komen welke budgettaire wijzigingen door het EP en de Raad zijn aangebracht. Op 28 juni 2006 heeft de EC de wijzigingen van de Raad en het EP in een aangepast voorstel verwerkt, waarna de tweede lezing kon beginnen. In de tweede lezing heeft ook het EP amendementen aangeleverd over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Tenslotte is de Raad akkoord gegaan met de laatste wijzigingen van het EP, zodat er op 18 december een gemeenschappelijk akkoord was tussen de Raad en het EP. KP7 kon hierdoor per 1 januari 2007 van start gaan.
41
4.6.2 Budgettaire tijdslijn van het programma Samenwerking in KP7
In de vorige paragraaf is kort het besluitvormingsproces van KP7 beschreven. Om verklaringen te kunnen geven voor de samenstelling van de budgetverdeling van het programma Samenwerking in KP7, zal in deze laatste subparagraaf het verloop van deze budgetverdeling behandeld worden. Het eerste budgetvoorstel voor KP7 is ook op 4 april 2005 uitgebracht door de EC. In dit voorontwerp van de EC kwam een voorstel van 44,4 miljard euro naar voren voor het programma Samenwerking (Europese Commissie, 2005). Zoals uit de tijdslijn van het MFK, behandeld in paragraaf 4.2.2, heeft het EP op 17 mei 2006 een overeenkomst bereikt over het MFK (Europese Commissie, 2006:1). In dit Commissievoorstel kwam een bedrag van 32,3 miljard euro naar voren voor het programma Samenwerking met daarbinnen een wijziging van de budgetverdeling voor de thema’s (Europese Commissie, 2006:2). In bijlage 1 staan de veranderingen in budgetvoorstellen van het programma Samenwerking en de thema’s uitgelegd. In bijlage 2 staat de procentuele verdeling van verschillende momenten waarin aanpassingen zijn gedaan in de budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7. Op 17 juni 2006 heeft het EP in haar eerste lezing een berekening gemaakt over het totale budget van KP7. Hiermee heeft het EP wijzigingen in het voorstel van de EC aangebracht met betrekking tot het budget voor het programma Samenwerking. Uit de berekeningen blijkt dat het EP het totale budget van het Zesde Kadeprogramma (KP6) als richtlijn heeft genomen. Daarnaast is rekening gehouden met het aantal jaar dat de KP7 zou bestrijken, het effect van het prijsniveau en het effect van de groei van het bruto binnenlands product(BBP). Het EP is daarbij uitgekomen op een totaal budget van 41,2 miljard euro voor KP7 (Europees Parlement, 2005). Bijlage 3 geeft de specifieke berekening weer. Zoals in de vorige paragraaf is uitgelegd, is de Raad niet akkoord gegaan met deze wijziging, waarna zij een gemeenschappelijk standpunt innamen met betrekking tot het budget. Figuur 6 geeft een schematische weergave van de amendementen betreffende het programma Samenwerking. Figuur 7 laat de budgettaire wijzigingen zien van de thema’s onder het programma Samenwerking.
42
Figuur 6. Bron: Europees Parlement, 2006
Figuur 7. Bron: Europees Parlement, 2006 Na de budgettaire wijzigingen van de Raad heeft de EC in haar volgende voorstel van 28 juni 2006 het budget van KP7 en de specifieke programma’s aangepast. Dit is te zien in het volgende figuur.
43
Figuur 8. Bron: Europese Commissie, 2006:11 Daarnaast heeft de EC ook een budgettair voorstel gedaan voor de thema’s van het programma Samenwerking.
Figuur 9.Bron: Europese Commissie, 2006:59 In de tweede lezing heeft vervolgens het EP nog een keer budgettaire wijzigingen aangebracht binnen de specifieke programma’s. Dit is te zien in figuur 10. In de linker tabel is het gemeenschappelijk standpunt te zien van de Raad betreffende de budgetverdeling van de specifieke thema’s van het programma Samenwerking in KP7. De rechter tabel laat de amendementen zien van het EP betreffende dezelfde budgetverdeling. Figuur 11 laat vervolgens de budgettaire wijziging zien van de thema’s van het programma Samenwerking, zoals voorgesteld door het EP in de tweede lezing. Ook hier is de linker tabel het amendement van de Raad in de eerste lezing en de rechtertabel het amendement van het Parlement in de tweede lezing.
44
Figuur 10. Bron: Europees Parlement, 2006
Figuur 11.Bron: Europees Parlement, 2006 De Raad is uiteindelijk op 18 december akkoord gegaan met deze budgettaire wijzigingen. Hierdoor was er een budgettair akkoord bereikt. KP7 kon per 1 januari 2007 van start gaan.
45
Hoofdstuk 5: Verklaringen van de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking in KP7
In deze scriptie wordt gezocht naar verklaringen van de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7. Dit heeft te maken met het feit dat dit programma overeenkomsten vertoont met de pijler ‘Societal Challenges’ van Horizon 2020. Door een verklaring te geven voor de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7, kan het inzicht worden vergroot
naar
het
budgettaire
onderhandelingsproces
van
het
aankomende
Kaderprogramma. Om een eerste stap te maken naar deze verklaringen is in het vorige hoofdstuk het besluitvormingsproces van de EU en van KP7 beschreven. Hierbij is aangegeven hoe het MFK tot stand komen. Tenslotte is de tijdslijn van het besluitvormingsproces van KP7 geschetst en is de budgettaire tijdslijn van het programma Samenwerking uitgelegd. In het volgende hoofdstuk komen de verklaringen voor de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7 naar voren. Deze verklaringen zijn een afgeleide van het theoretische kader en zijn daarnaast een direct gevolg van het empirisch onderzoek.
5.1Totstandkoming uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen dat het beginpunt van de budgetonderhandelingen het voorstel van de EC was. Het proces dat vooraf ging aan dit voorstel heeft tevens een effect gehad op de uiteindelijke budgetverdeling. 5.1.1 Van evaluatie naar budgetvoorstel
Sinds hun lancering in 1984 hebben de Kaderprogramma's een leidende rol gehad in multidisciplinair onderzoek en samenwerkingsactiviteiten in Europa en daarbuiten. KP7 zet deze taak voort (Europese Commissie, 2007). De respondenten van de Raad en de EC gaven allen aan dat het startpunt van de budgetverdeling lag bij KP6. Zo stelde één van de respondenten, de beleidsmaker van de EC, die nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van het budgetvoorstel van KP7, dat
46
elk nieuw Kaderprogramma voortbouwt op het vorige Kaderprogramma. KP7 was volgens deze respondent geen uitzondering. Door middel van een evaluatie van KP6 kon een begin gemaakt worden van het Commissievoorstel voor KP7. Deze evaluatie van KP6 werd geschreven door expert adviesgroepen (EAG). De leden van de EAG werden samengesteld door de EC en waren betrokken bij de diensten van de EC. De EAG waren ingedeeld naar de thema’s binnen KP6. Een overzicht van de thema’s van KP6 is te vinden in Bijlage 5. Elk EAG bracht verslag uit van haar bevindingen en deed tegelijkertijd aanbevelingen voor KP7 (Cordis, 2012). Zo liet de EAG ‘Nanotechnology and Nanosciences’ in haar advies van 31 januari 2005 zien dat het huidige gemiddelde niveau van de jaarlijkse overheidsinvesteringen in materialen en productieonderzoek voor de 25 lidstaten €2,4 per burger was, ten opzichte van €3,7 per inwoner voor de VS en €8 per burger voor Japan. Deze leemte in de financiering zou alleen maar verder stijgen met de VS tot €5 per inwoner in 2006 (Expert Advisory Group Nanotechnology and Nanosciences, 2005). Door deze bevinding deed zij een budgettaire aanbeveling om de overheidsfinanciering te vergroten wat betreft nanotechnologie en wetenschap. De EAG Energy ging een stap verder in haar aanbeveling, door aan te geven dat overheidsbudgetten vaak beperkt waren en alleen doeltreffende financiering op Europees niveau kon verkrijgen door de coördinatie van fondsen samen te voegen uit verschillende bronnen (Expert Advisory Group Energy, 2005). Naast deze specifieke budgettaire aanbevelingen van de EAG’s is in december 2005 de Aho-groep opgezet. De Aho-groep was een kleine groep van vier deskundigen. Ze waren samengebracht door de EC en werd voorgezeten door de voormalige eerste minister van Finland, Esko Aho. De Aho-groep moest de (budgettaire) situatie beoordelen en voorstellen doen om de Europese prestaties op het gebied van onderzoek en innovatie te verbeteren (Aho Group, 2006). De groep riep in januari 2006 op tot grotere veranderingen in de toepassing van de EU-begroting. Zij zag de Structuurfondsen als een belangrijk middel om het aandeel in de kenniseconomie te vergroten. Zij vervolgde de aanbeveling door aan te geven dat het aandeel van deze fondsen aan onderzoek en innovatie moest worden verdrievoudigd van de huidige investering van 20 procent(Aho Group, 2006).
47
Ondanks deze evaluaties en aanbevelingen legden de respondenten uit dat niet alleen KP6 werd geëvalueerd. Tevens is KP5 volgens de respondenten van de Commissie onder de loep genomen voordat een budgetvoorstel van KP7 tot stand kon komen. De evaluatie van KP5 staat bekend onder de naam ‘Evaluation and long-term impact assessment of industrial research’ (Evimp-2) en is geïnitieerd door de EC. Evimp-2 toont aan dat meer dan de helft van de projecten, gefinancierd binnen het programma ‘Competitive and SustainableGrowth van KP5’, succesvol was. Verder werden in deze evaluatie aanbevelingen gedaan met betrekking tot toekomstige kaderprogramma’s ten aanzien van de selectie en evaluatie van onderzoeksprojecten (Neth-ER, 2009). Bij deze evaluatie waren meerdere adviesbureaus en evaluatie-experts betrokken. Het doel van de studie was om vast te stellen of het budget van KP5 goed was besteed en wat verbeterd zou kunnen worden aan toekomstige Kaderprogramma’s (Neth-ER, 2009). De studie toonde onder meer aan dat 54 procent van de projecten, wetenschappelijk gezien, een succes waren (European Commission Directorate-General for Research Directorate G - Industrial Technologies, 2009). Om een eerste stap te zetten naar de uiteindelijke budgetverdeling moest eerst in het verleden gekeken worden om de koers voor KP7 vast te stellen. De recente ontwikkelingen van KP6 en de evaluatie van KP5, betreffende het budget, speelden een rol bij het budgetvoorstel van de EC van KP7. Om een weergave te geven hoe het budget van de verschillende Kaderprogramma’s op elkaar voortbouwden is het verloop van het budget van de verschillende Kaderprogramma’s in figuur 12 weergegeven. De absolute verdeling van het budget van de verschillende Kaderprogramma’s is te vinden in bijlage 4. Hierbij moet vermeld worden dat figuur 12 de cijfers weergeeft van het totale budget per jaar en dat het bedrag voor 2013 variabel is, aangezien dit in de toekomst ligt. Uit de interviews met de respondenten is tevens gebleken dat het gehele budget van KP7 met ongeveer 35 procent is gestegen ten opzichte van KP6. De budgetverdeling van KP6 staat weergegeven in bijlage 5.
48
Figuur 12. Bron: DG Research & Innovation, 2012. 5.1.2 Eén beslissing, drie ronden
Met het budgetvoorstel van de EC in 2005 was er een eerste schatting gedaan voor het programma Samenwerking. De budgettaire onderhandeling kon hiermee van start gaan. Eén van de respondenten legde uit dat het uiteindelijke budget voor het programma Samenwerking in KP7 dicht bij het voorstel van de EC lag, vanwege het feit dat de Raad en het Parlement het niet gemakkelijk eens konden worden. Om toch tot een beslissing te komen, werden de mogelijkheden tot een oplossing vereenvoudigd. Dit werd gedaan doordat beslissingen over het budget in verschillende rondes werden genomen. Ten eerste werden de algemene budgettaire kaders uit onderhandeld in de Raadswerkgroep Onderzoek. De Raad en COREPER waren hierbij betrokken. COREPER is het hoogste ambtelijke voorportaal van de Raad van de EU en is het Comité, bestaande uit de Permanente Vertegenwoordigers van de lidstaten (Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2012). Het COREPER is hiermee een belangrijke schakel tussen het ambtelijke en het politieke niveau (Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2012). Vervolgens werden de specifieke programma’s vastgesteld. In het kader van KP7 werden de budgetten van de vier verschillende programma’s, Samenwerking, Ideeën, Capaciteiten en Mensen, vastgesteld. De respondent van de Raad legde verder uit dat de budgettaire afweging tussen die subthema’s niet op Raadsniveau plaatsvond, maar werd na de totstandkoming van het MFK als laatste via de “Programmacomités” geregeld. Dit worden ook wel de werkprogramma’s genoemd, waarbinnen de budgetten binnen een thema verdeeld werden, de subthema’s over de jaren
49
verdeeld werden en waarin de EC een toelichting gaf op het onderzoek dat in aanmerking kwam voor financiering (Agentschap NL, 2012). De beslissingen die gemaakt moesten worden over het budget werden niet in één keer gemaakt. In drie ronden werd er toegewerkt naar een uiteindelijke budgetverdeling. Het blijft echter de vraag hoe de drie budgettaire beslisronden zijn vormgegeven en welke beslissingen zijn gemaakt in deze drie budgetronden. In de volgende paragrafen zal dit aan de orde komen. 5.1.3 Eerste ronde: vaststellen van het MFK en totale budget KP7
Twee respondenten legden uit dat het financiële kader van KP7 pas tot stand kon komen nadat er duidelijkheid kwam over het MFK. De vooruitgang van het budgettaire onderhandelingsproces tussen de Raad en het Parlement voor het MFK, leidde tot de besprekingen van het financiële kader van KP7. Een verandering van het MFK was inherent aan een verandering binnen KP7. De vaststelling van het MFK vond plaats op 17 mei 2006, waardoor er duidelijkheid kwam over hoeveel totale budget voor de periode 2007-2013. Hierdoor kon de EC een nieuw voorstel doen voor KP7. Na dit aangepaste voorstel konden de budgettaire onderhandelingen voor KP7 van start gaan. Uit de cijfers blijkt dat er 864,3 miljard euro door het MFK beschikbaar werd gesteld om de doelen van de EU te halen (Europees Parlement, 2008). Bijlage 6 en 7 geven een schematisch overzicht weer van het MFK. Nadat het MFK was vastgesteld, blijkt uit bijlage 8 dat het gehele budget voor KP7 stabiel is gebleven. Aan de ene kant komt dit doordat de vaststelling van het MFK een budgettaire kader schepte voor KP7. Aan de andere kant is het gehele budget voor KP7 stabiel gebleven doordat de Raad en het EP tot een budgettaire akkoord zijn gekomen. Uit het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 25 september 2006 blijkt dat, na de vaststelling van het MFK, het oorspronkelijk voorgestelde budgetvoorstel voor KP7 van 72,726 miljard euro moest worden verminderd. In dit gemeenschappelijk standpunt heeft de Raad het gewijzigde commissievoorstel voor het maximum van het totaalbedrag van 50,5 miljard euro gehandhaafd, zoals gevraagd door het EP (Raad van de Europese Unie, 2006). Hiermee was een overeenkomst bereikt tussen de Raad en het Parlement over het gehele budget van KP7, waardoor het algemene budget voor KP7 stabiel is gebleven.
50
5.1.4 Tweede ronde: Vaststellen budget voor de programma’s
Door het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in september 2006, betreffende het gehele budget voor KP7, konden de tweede budgettaire besprekingen startten over de programma’s. Eén van de vertegenwoordigers van de Raad haalde in het interview aan dat bij het vaststellen van de programma’s het “budgetteringsproces” geen allesoverheersende rol heeft gespeeld. Het ging bij het programma Samenwerking in KP7 om subthema’s en de omschrijving daarvan. Het ging om inhoud. Twee andere respondenten versterkten deze gedachte door aan te geven dat eerst inhoudelijk werd onderhandeld over de verschillende projecten en subthema’s die in de programma’s moesten komen. Pas daarna werden budgetten aan deze projecten toegekend. Inhoud stond daarmee gelijk aan budget. De Raadsrespondent legde verder uit dat veel lidstaten “petprojects” hadden. Dit zijn projecten waarvoor lidstaten lobbyden, zodat deze projecten in de programma’s van KP7 kwamen. Ook de respondenten van de EC legden uit dat lidstaten probeerden om “topics” in de specifieke programma’s te krijgen. De respondent van de Raad gaf als voorbeeld dat Finland en Zweden zich vooral focusten op bosbouw “petprojects”. De belangrijkste “petprojects” bij het programma Samenwerking in KP7 waren navigatie bij Security, stamcelonderzoek bij Gezondheid en ICT. Deze “petprojects” waren inzet van de lobby vanuit de lidstaten. Lidstaten werden in die zin lobbygroepen. De vraag is vervolgens wat de rol is geweest van stakeholders en lobbygroepen in het budgettaire onderhandelingsproces. De vertegenwoordiger van het EP legde uit dat het moeilijk aan te geven is in welke mate stakeholders daadwerkelijk een rol hebben gehad in het budgetteringsproces van het programma Samenwerking in KP7. Onderzoek en Innovatie-stakeholders gaven daarnaast te kennen dat zij niet duidelijk aanwezig waren bij de budgettaire lobby. De stakeholders brachten enkel inhoudelijke input. Inhoudelijke input betrof het inzetten op de “petprojects”. Stakeholders en lobbygroepen voorzagen het EP en de Raad van inhoudelijke informatie op het moment dat na de eerste en tweede lezing amendementen konden worden ingediend. Zij hadden zich bij het programma Samenwerking van KP7 ingezet voor Energie, stamcelonderzoek en ICT. Een andere respondent gaf aan dat in Nederland TNO een lobby
51
heeft uitgezet voor energie-efficiëntie. De uiteindelijke besluiten werden echter genomen door de EC, de Raad en het EP. De raadsrespondent legde uit dat lobbygroepen en stakeholders een verwaarloosbare invloed in de discussies van de Raadswerkgroep hadden en een geringe invloed in het EP. De vertegenwoordiger van het EP ging hier verder op in en meldde dat belangen van de lobbygroepen zowel via de informele als formele lijn kenbaar werden gemaakt. Formeel gezien gebeurde dit door het uitbrengen van ‘position papers’ en het bijwonen van hoorzittingen in het EP. Informeel gezien gebeurde dit door evenementen, seminars, conferenties en congressen. Stakeholders en lobbygroepen hebben bij het programma Samenwerking van KP7 voornamelijk bij de Europarlementariërs hun lobby uitgezet, omdat deze personen een grote invloed hadden op het inhoudelijke besluitvormingsproces. De twee respondenten van de EC voegden hier aan toe dat het belangrijk voor lidstaten en lobbygroepen was om een onderwerp in het voorstel te krijgen. Om dit voor elkaar te krijgen werden er ‘coalities’ gevormd door de verschillende lidstaten om hun amendementen in de vorm van ‘pet projects’ meer gewicht mee te geven. Op die manier werd de kans vergroot dat de onderwerpen overgenomen zouden worden door de Europarlementariërs. ‘Venueshopping’ kwam in die zin geregeld voor. Op het moment dat het amendement van het thema uiteindelijk in het voorstel kwam te staan, betekende dit automatisch dat er ook geld beschikbaar werd gesteld. Inhoud stond hiermee gelijk aan budget. Hierbij moet worden gezegd dat de interesse van een Europarlementariërs om zich in te zetten voor een lobby binnen het programma Samenwerking van KP7 voortkwam vanuit zijn eigen interesses en de mate waarin de desbetreffende lidstaat zich in wilde zetten voor een bepaald thema of onderwerp. De desbetreffende Europarlementariër zette zich in het kader van het programma Samenwerking binnen KP7 erg in op ‘Joint Programming’. De Europarlementariër handelde vanuit zijn eigen standpunt en luisterde mee, maar hij had aan het eind de regie in handen waarvoor hij zich in wilde zetten. Europarlementariërs werden namelijk uit verschillende hoeken voorzien van informatie. Voor Europarlementariërs was het daarom, in het kader van de budgetverdeling van het programma Samenwerking bij KP7, heel erg belangrijk dat ze de eigen verantwoordelijkheid namen en daarbij ook hun eigen
52
afwegingen maakten. Europarlementariërs lieten zich dus wel leiden door de achterban, doordat zij zich lieten informeren tijdens seminars en evenementen. Uiteindelijk maakten zij zelf een beslissing voor welk onderwerp of thema zij zich gingen inzetten. Ondanks het feit dat lidstaten lobbygroepen werden, konden stakeholders en lobbygroepen, volgens een respondent, nog steeds lobbyen om ‘topics’ in het (aangepaste) voorstel van de EC of in het specifieke programma te krijgen. De lobby werd voornamelijk inhoudelijk uitgezet. Europarlementariërs maakten uiteindelijk zelf de beslissing waarvoor zij zich gingen inzetten. Lobbygroepen en stakeholders waren hiermee niet direct zichtbaar in het budgettaire onderhandelingsproces. Echter, vanwege het feit dat inhoud gelijk stond aan budget, hadden lobbygroepen en stakeholders een geringe invloed op de budgettaire onderhandelingen van het programma Samenwerking binnen KP7. Nu er duidelijkheid is dat lobbygroepen en stakeholders niet direct zichtbaar waren bij de budgettaire lobby -enkel bij de inhoudelijke lobby voor Energie, Gezondheid en ICT- is de vraag hoe de budgetten bij de programma’s tot stand kwamen, nog niet beantwoord. Raad en EP hadden al een overeenkomst bereikt over het gehele budget van KP7. Een overeenkomst over de programma’s was nog niet tot stand gekomen. Beide raadsrespondenten toonden aan dat de discussies, die zich in de Raadswerkgroep afspeelden, veelal ook in het EP terugkwamen. Ze moesten immers tot een overeenkomst zien te komen. De discussies op Raadsniveau waren, zoals eerder aangegeven, volgens de respondent een afspiegeling van de discussies in het EP. Door middel van het leveren van amendementen probeerden de Raad en het EP tot een uitkomst te komen. In een ontwerpaanbeveling van de tweede lezing werd door het EP op 15 november 2006 een amendement geplaatst over de budgetten van de programma’s van KP7. In het volgende figuur komt nogmaals naar voren dat het EP wijzigingen in het budget heeft aangebracht in haar tweede lezing. In de linker tabel is het gemeenschappelijk standpunt te zien van de Raad betreffende de budgetverdeling van de specifieke programma’s in KP7. De rechter tabel laat de amendementen zien van het EP betreffende dezelfde budgetverdeling.
53
Figuur 13. Bron: Europees Parlement, 2006 De motivatie die het EP gaf voor dit amendement, was dat zij tot een overeenkomst wilde komen met de Raad (Europees Parlement, 2006). Wanneer gekeken wordt naar de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking, zoals te zien is in bijlage 1, valt op dat het amendement van het EP het uiteindelijke budget is geworden. De Raadsrespondenten legden uit dat het amendement van het EP half november 2006 kenbaar werd gemaakt en dat eind december een akkoord moest zijn voor het gehele Kaderprogramma. De respondenten gaven aan dat tijdgebrek de reden is geweest dat de Raad akkoord is gegaan met het amendement van het Parlement. Pas na het vaststellen van het MFK konden de eerste ronde starten betreft de budgettaire besprekingen van het totale budget van KP7. Bij de tweede ronde van de budgettaire onderhandelingen over KP7 zijn de budgetten besproken voor de vier specifieke programma’s. Stakeholders en lobbygroepen waren niet direct zichtbaar in dit budgettaire proces, doordat de besprekingen voornamelijk op inhoud werden gevoerd. Lidstaten fungeerden als lobbygroepen en fluisterden hun Europarlementariërs in waar zij zich via de “petprojects” (extra) voor moesten inzetten. Ook deze besprekingen werden op inhoud gevoerd. Desondanks moest er wel een overeenkomst komen voor de programma’s. De Raad heeft in haar eerste lezing een voorstel gedaan voor de verdeling van het budget van de specifieke programma’s. Daarna heeft het EP een amendement geplaatst voor de budgetverdeling van de specifieke EP. Door tijdgebrek is uiteindelijk vastgehouden aan het amendement van het Parlement en kon er een akkoord worden bereikt betreffende het budget van het programma Samenwerking binnen KP7. 5.1.5 Derde ronde: vaststellen budget voor de specifieke thema’s
Ten slotte volgde de laatste ronde waarin budgettaire beslissingen werden gemaakt betreffende de themaverdeling van de specifieke programma’s binnen KP7. In de
54
programmacomités werden de budgettaire knopen ‘doorgehakt’ rondom de thema’s en werd de budgetverdeling over de verschillende jaren vastgesteld. Tijdens deze laatste ronde kwamen experts van de EC en de lidstaten samen om de laatste budgettaire onderhandelingen over KP7 te voeren. In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad op 25 september 2006 werden de eerste uitspraken over de budgetten van het programma Samenwerking gedaan. De Raad liet weten dat het zich kon vinden in de amendementen van het EP, dat méér financiering voorstelde voor de thema's die geschikt waren om het Europese concurrentievermogen te verbeteren, voornamelijk met betrekking tot gezondheid, energie en de sociaaleconomische wetenschappen en geesteswetenschappen (Raad van de Europese Unie, 2006). Wanneer echter gekeken wordt naar de budgettaire verdeling van de thema’s, in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad voor het programma Samenwerking, is er te zien dat sprake is van negen thema’s in plaats van tien thema’s. Het thema ‘Space and Security’ is losgekoppeld. Om een uiteindelijke budgetverdeling tot stand te laten komen voor het extra thema, werden de twee samengevoegde thema’s door tweeën gedeeld. De twee Raadsrespondenten gaven aan dat er al een dergelijke lange inhoudelijke strijd was gevoerd naar de verschillende programma’s en de themaverdeling, waardoor de opsplitsing van het thema ‘Space and Security’ de makkelijkste oplossing was. Alle betrokken actoren waren van mening dat het thema ‘Space and Security’ los van elkaar moest worden gezien, omdat het twee verschillende terreinen betrof. De respondenten gaven ook aan dat niet meteen gedetailleerd een budgetvoorstel voor dit tiende thema werd uitgevaardigd, omdat de onderhandelingen op hoofdlijnen en dus op inhoud gevoerd werden. Na de opsplitsing van het thematische gebied ‘Security en Space’ in twee afzonderlijke prioriteiten, besloot de Raad om voor ‘Security’ 80 miljoen euro minder te oormerken dan voor ‘Space’. De Raad was van oordeel dat de communautaire bevoegdheden op dit gebied beperkt bleven (Raad van de Europese Unie, 2006). Na de opsplitsing van het thema ‘Space and Security’ diende in twee maanden een budgettair akkoord bereikt te worden. Lange budgettaire onderhandelingen over het budget konden in verband met tijdsgebrek niet meer worden gevoerd. Een andere respondent legde uit dat de budgetonderhandelingen betreffende de andere acht thema’s op een andere manier geschiedden dan de simpele opsplitsing die hier boven is
55
uitgelegd. Over de andere acht thema’s konden het EP en de Raad het inhoudelijk niet eens worden. Doordat de inhoudelijke strijd stroef verliep tussen het EP en de Raad is er daarom voor gekozen om dicht bij het commissievoorstel te blijven. De EC had namelijk in haar aangepaste voorstel van mei 2006, al een gedetailleerd voorstel gedaan voor de verschillende thema’s. Bijlage 8 laat zien dat het aangepaste voorstel van de EC juli 2006 nagenoeg hetzelfde is gebleven als de uiteindelijke budgetverdeling.
5.2Theoretische verklaring voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking In de vorige alinea’s is beschreven op welke manier de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7 tot stand is gekomen. In het theoretisch kader zijn de verschillende theoretische invalshoeken van deze scriptie uitgelegd. In de volgende paragraaf zal voor elke theoretische benadering een tabel met de kenmerken van de theorie naar voren komen. Deze kenmerken zijn een afgeleide van het theoretisch kader. Vervolgens zal worden aangegeven op welke manier deze terminologie is terug te vinden in het budgetproces van het programma Samenwerking van KP7. Tevens zullen de contra-indicaties worden uitgelegd, waarbij aangeven zal worden waarom een bepaald kenmerk niet toegepast kan worden. 5.2.1 Budgettaire incrementalisme inclusief het punctuated equillibrium
-
Er wordt rekening gehouden met ervaringen uit het verleden en feedback over eerder genomen beslissingen; Er wordt in kleine stappen een beslissing gemaakt; Er is een constante vorm van budgettaire besluitvorming; Door wetgeving kunnen er geen grote stappen gemaakt worden in het budgettaire besluitvormingsproces; Door wetgeving vinden er kleine verschuivingen plaats tussen programma’s en thema’s; Het totale budget blijft over het algemeen stabiel; Budgetproces is stabiel proces met specifieke onvoorspelbaarheden. Figuur 14. Theoretische kenmerken budgettaire incrementalisme met het punctuated incrementalisme.
Dat er rekening gehouden is met de ervaringen uit het verleden en er feedback is over eerder genomen beslissingen komt duidelijk naar voren, doordat aan het eerste voorstel van
56
de EC op april 2005 consultaties en evaluaties met expertgroepen, stakeholders en lidstaten vooraf is gegaan. In hoofdstuk vier is de Europese besluitvormingsprocedure besproken. Tevens is het besluitvormingsproces van KP7 uitgelegd en komt in dit hoofdstuk naar voren op welke manier de Europese budgetprocedure met de Europese wetgeving is verbonden. Europese besluitvorming wordt gekenmerkt door de verschillende lezingen die het EP en de Raad hebben om tot een overeenkomst te komen. De Europese wetgeving biedt in die zin een kader waar binnen uiterlijk drie lezingen budgettaire besluiten tot stand kunnen komen. In dat op zicht leidt de Europese wetgeving tot het feit dat er bij de budgetverdeling van het programma Samenwerking geen grote stappen gezet kunnen worden in de budgettaire besluitvorming. Maar of er door dezelfde Europese wetgeving kleine verschuivingen plaats vinden tussen de programma’s en thema’s is slechts een assumptie. Er hebben inderdaad kleine verschuivingen plaats gevonden tussen de vier programma’s en de specifieke thema‘s, maar dit lag niet ten grondslag aan de Europese wetgeving. Over het algemeen genomen bood de Europese wetgeving, ten aanzien van KP7, een kader om besluiten in kleine stappen te nemen, maar specifiek genomen is dit bij het programma Samenwerking van KP7 niet het geval. De budgettaire onderhandelingen betreffende het programma Samenwerking van KP7 kwamen vervolgens in drie verschillende ‘ronden’ tot stand. Allereerst werd het totale budget voor KP7 overeengekomen door de Raad en het EP. Dit gebeurde pas nadat het MFK werd vastgesteld. Bijlage 8 toont dat door het MFK een grote budgettaire verandering tot stand kwam in zowel het gehele budget voor KP7 als voor de specifieke programma’s. De vaststelling van het MFK kan hiermee gezien worden als een specifieke onvoorspelbaarheid. De allocatie van middelen ten gunste van het programma Samenwerking is echter eerder terug te voeren op een verandering, dan op een specifieke onvoorspelbaarheid. Zonder de vaststelling van het MFK kon het totale budget van KP7 namelijk niet bepaald worden. Het MFK stelt het algemene meerjarige financiële kader vast. Deze vaststelling ligt ten grondslag aan de verandering van het totale budget van KP7.Opvallend is dat het totale budget na de vaststelling van het MFK stabiel is gebleven. Vervolgens werd er een budgettair akkoord gesloten tussen het EP en de Raad voor de specifieke programma’s van KP7. Ten slotte vonden binnen de programmacomités de laatste budgettaire onderhandelingen plaats
57
betreffende de thema’s van de specifieke programma’s van KP7. Binnen deze drie ‘ronden’ waren er aan de oppervlakte geen kleinere budgettaire beslismomenten zichtbaar, omdat de onderhandelingen voornamelijk op inhoud gevoerd werden. Deze inhoudelijke besprekingen zijn binnen deze scriptie niet onderzocht. Dit betekent dat er inderdaad in drie stappen in plaats van één is toegewerkt naar een uiteindelijke budgetverdeling voor het programma Samenwerking. Aan de andere is het nog steeds de vraag of dit daadwerkelijk ‘kleinere’ stappen zijn. Zoals eerder is aangegeven vonden de eerste budgettaire onderhandelingen voor het eerste voorstel van de EC in april 2005 plaats, zodat een voorlopig budgettair kader kon worden geschetst voor KP7. Vervolgens herstartten de budgettaire besprekingen pas na de vaststelling van het MFK in mei 2006. De Raad en het EP begonnen in het laatste half jaar van 2006 weer met de budgettaire besluitvorming. Er werden bij het programma Samenwerking van KP7 pas in de tweede lezing in november 2006, bij zowel de Raad als het EP, budgettaire amendementen geleverd voor de specifieke programma’s. Hierdoor heeft het budgettaire onderhandelingsproces één jaar stil gelegen. 5.2.2 Pork barrel model - Politici investeren in projecten in ruil voor stemmen; - Achterban is reden voor grote budgetvoorstellen en budgetveranderingen in het budgettaire besluitvormingsproces.
Figuur 15: Theoretische kenmerken pork barrel model Het laatste theoretische model dat in deze scriptie ter sprake is gekomen, is het pork barrel model. Europarlementariërs investeren inderdaad (extra) in projecten in ruil voor mogelijke stemmen, met de nadruk op mogelijk. Het blijft nog steeds de vraag in welke mate Europarlementariërs zich daadwerkelijk (extra) inzetten voor projecten in ruil voor stemmen. Dit heeft ermee te maken dat bij de totstandkoming van KP7 sprake is van een inhoudelijke lobby. Europarlementariërs luisteren wel degelijk naar stakeholders en achterban, maar blijven eindverantwoordelijk in de beslissing die ze nemen. Uiteraard zetten ze zich inhoudelijk in voor projecten waar vanuit de eigen lidstaat de meeste focus op ligt. Dit heeft er ook mee te maken dat deze projecten voor de desbetreffende lidstaat het meeste budget opleveren. Dit betekent niet dat de Europarlementariërs daar automatisch (meer) stemmen in verkiezingstijd voor terug krijgen. Daarnaast worden de onderhandelingen op inhoudelijk
58
vlak gevoerd. Hierdoor is achterban geen reden voor grote budgetvoorstellen en budgetveranderingen in het budgettaire onderhandelingsproces, omdat zij inhoudelijke input leveren. Het is beter te veronderstellen dat Europarlementariërs zich inderdaad extra inzetten voor een bepaalde projecten, maar meer omdat dit vanuit de desbetreffende lidstaat wordt verwacht, dan vanuit electoraal perspectief.
59
Hoofdstuk 6: Conclusies en aanbevelingen In deze scriptie is gezocht naar verklaringen voor de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling binnen het programma Samenwerking van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Daarnaast stond de reconstructie van het besluitvormingsproces van zowel KP7 als de budgettaire tijdslijn van het programma Samenwerking binnen KP7 centraal.
6.1 Conclusies In de volgende alinea’s zullen de belangrijkste conclusies van deze scriptie naar voren komen en zal kort antwoord gegeven worden op de drie deelvragen en daarmee ook op de centrale hoofdvraag. Aan de hand van de conclusies en de reflectie zullen aanbevelingen worden gedaan. De hoofdvraag en deelvragen waren als volgt geformuleerd: Welke verklaringen kunnen worden gegeven voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7? Deelvraag 1) Op welke manier is het besluitvormingsproces van KP7 vorm gegeven? Deelvraag 2) Hoe ziet het verloop van de besluitvorming van de uiteindelijke budgetverdeling van de thema’s binnen het programma Samenwerking van KP7 eruit? Deelvraag 3) Welk budgetmodel of welke budgetmodellen kunnen een verklaring geven voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7? 6.1.1 Besluitvormingsproces KP7
Het besluitvormingsproces van KP7 kan gekenmerkt worden als zowel een formeel als een informeel proces. Het formele proces is zichtbaar aan de oppervlakte. Door middel van de Europese wetgeving is niet alleen aangegeven welke Europese instellingen belast zijn met het besluitvormingsproces, maar is het gehele proces rondom de Europese besluitvorming van A tot Z en in termijnen uitgelegd. Tussen dit formele proces ligt het informele proces. Dit proces wordt gekenmerkt door hoorzittingen in het EP, congressen, seminars en andere evenementen die georganiseerd worden door niet alleen belanggroepen maar ook door de EC. Het wetgevende kader laat heel goed zien dat de mogelijkheden om tot een oplossing te komen wordt vereenvoudigd. De EC heeft een grote rol in deze vereenvoudiging. De EC stelt immers richtlijnen voor in de
60
vorm van een voorstel, waardoor de keuze voor de Raad en het EP wordt vereenvoudigd. Daarnaast zorgen de termijnen tussen de verschillende lezingen en beslismomenten in het Europese besluitvormingsproces ervoor dat met kleine stapjes richting de ‘beste’ oplossing wordt gegaan. 6.1.2 Budgettaire besluitvormingsproces programma Samenwerking in KP7
De eerste budgettaire besprekingen voor het programma Samenwerking startten anderhalf jaar voordat het eerste voorstel van de EC in april 2005 op tafel werd gelegd. Dit is ongeveer drie jaar voordat de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking tot stand kwam. Aan de hand van evaluatiegesprekken over de voorgaande Kaderprogramma’s, zoals KP5 en KP6, feedback van stakeholders, belangengroepen en open consultaties kon dit financiële kader voor KP7 en de specifieke programma’s en thema’s tot stand komen. Daarnaast bouwde elk Kaderprogramma budgettair gezien voort op het voorgaande Kaderprogramma. Dit heeft er voor gezorgd dat het gehele budget voor KP7 aanzienlijk hoger kwam te liggen dan bij KP6 en de voorgaande Kaderprogramma’s. Het budgettaire verleden van de opeenvolgende Kaderprogramma’s laat dus zien dat KP7 meer budget heeft gekregen dan KP6. Vervolgens kwam de EC in april 2005 met het eerste voorstel naar buiten. De focus kwam op de inhoudelijke lobby te liggen. Stakeholders, achterban en lobbygroepen richtten deze lobby vooral op Europarlementariërs, waarbij verschillende lidstaten, stakeholders en lobbygroepen ‘coalities’ vormden om gezamenlijk punten op de agenda te krijgen en een sterker verbond te krijgen, zodat Europarlementariërs zich gingen inzetten op deze speerpunten. De budgettaire onderhandelingen lagen vervolgens meer dan één jaar stil en startten pas wanneer het MFK werd vastgesteld in mei 2006. Hierdoor was er geen sprake van een constante budgettaire besluitvorming. De reden dat de budgettaire onderhandelingen pas startten nadat het MFK was vastgesteld, heeft te maken met het feit dat door de vaststelling van het MFK het totale budget, om de Europese doelstellingen voor 2007 tot 2013 te halen, bekend werd gemaakt. Hierdoor was duidelijk hoeveel geld beschikbaar gesteld kon worden voor KP7. De vaststelling van het MFK
61
kan daarom gezien worden als een verandering in plaats van een specifieke onvoorspelbaarheid. De vaststelling van het MFK was nodig om het budgettaire kader voor KP7 te kunnen scheppen. Na de vaststelling van het MFK bleef het totale budget voor KP7 stabiel. De Europese wetgeving bood, ten aanzien van KP7, een kader om besluiten in kleine stappen te nemen. De Europese wetgeving zorgde er voor dat de budgettaire besluitvorming voor het programma Samenwerking in twee lezingen gevormd was. Binnen deze twee lezingen werd de budgettaire besluitvorming vervolgens in drie ronden bepaald. Deze ronden lagen niet ten grondslag aan de Europese wetgeving. Eerst werd getracht het algemene budgettaire kader vast te stellen, vervolgens startten de budgettaire onderhandelingen betreffende de specifieke programma’s. Ten slotte werden de budgetten van de verschillende thema’s van het programma Samenwerking besproken. In deze drie ronden, vonden kleine verschuivingen in het budget plaats van het programma Samenwerking. Tevens vond er een splitsing plaats bij het thema’s ‘Security and Space’. Na de splitsing kregen vervolgens de thema’s ‘Security’ en ‘Space’ nagenoeg evenveel budget toe gekend. 6.1.3 Verwachtingen
In deze paragraaf zal de terugkoppeling plaatsvinden van de verwachtingen. Deze verwachtingen zijn uiteengezet in hoofdstuk twee. De uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking is tot stand gekomen, doordat er op vaste momenten budgettaire beslissingen zijn gemaakt. Dit gegeven kan terug gevonden worden in het feit dat er twee verschillende lezingen hebben plaatsgevonden, die tevens bij Europees wet zijn vastgesteld. Daarnaast is gebleken dat de uiteindelijke budgetverdeling tot stand kwam doordat het budget werd voortgebouwd op voorgaande Kaderprogramma’s, waarbij het Parlement in haar berekeningen heeft aangetoond dat er rekening gehouden moest worden met inflatie. Vervolgens hebben er geen specifieke onvoorspelbaarheden plaatsgevonden en is het uiteindelijke budget lager uitgevallen dan door de EC is voorgesteld. Dit lag echter niet ten grondslag aan de Europese wetgeving. Bij de totstandkoming van de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking hebben Europarlementariërs zich specifiek ingezet op amendementen van
62
nationale lobbygroepen en hebben Europarlementariërs beloften gedaan om zich in te zetten voor specifieke thema’s. Nationale lobbygroepen als het TNO hebben voor Nederland belangrijke amendementen ingediend. Daarnaast lieten de ‘pet projects’ zien waar Europarlementariërs zich specifiek op inzetten. Echter is het in deze scriptie niet duidelijk naar voren gekomen of de desbetreffende Europarlementariërs deze acties hebben uitgevoerd in ruil voor stemmen. Europarlementariërs hebben daarentegen wel geïnvesteerd in het verkrijgen van informatie van lobbygroepen door het organiseren van seminars en bijeenkomsten. 6.1.4 Theoretische verklaring voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking
Het blijft echter nog steeds de vraag welk budgetmodel een verklaring kan geven voor de budgetverdeling van het programma Samenwerking in KP7. Om antwoord te geven op deze vraag zijn er verschillende theoretische invalshoeken gebruikt, waarin de budgetmodellen zijn uitgelegd. Dit waren het budgettaire incrementalisme inclusief het punctuated equillibrium en het pork barrel model. Het budgettaire incrementalisme is binnen deze scriptie een verklaring voor de uiteindelijke budgetverdeling van het programma Samenwerking. Hoewel er geen sprake was van een constante besluitvorming, er geen specifieke onvoorspelbaarheden waren en het wetgevende kader geen rol had in de kleine verschuivingen tussen de programma’s en specifiek thema’s kwamen de rest van de theoretische kenmerken van het budgettaire incrementalisme terug bij het verloop van de budgettaire besluitvorming van het programma Samenwerking in KP7. Binnen deze scriptie is het lastig aan te tonen of het pork barrel model budgettair gezien een verklaring biedt voor de uiteindelijke budgetverdeling voor het programma Samenwerking in KP7. Met nadruk op budgettaire. Achterban, stakeholders en belangengroepen waren niet direct zichtbaar bij de budgettaire lobby, maar waren wel aanwezig bij de inhoudelijke lobby. Zoals eerder is aangegeven stond inhoud gelijk aan budget, waardoor voornamelijk een inhoudelijke lobby werd gevoerd. Europarlementariërs hielden op inhoudelijk vlak wel rekening met de mening van de stakeholders, achterban en lobbygroepen. Hieruit kan alleen niet de conclusie worden getrokken dat de achterban grote budgettaire veranderingen hebben bewerkstelligd, omdat de budgettaire lobby niet duidelijk zichtbaar was. Tevens kan 63
ook niet worden geconcludeerd dat Europarlementariërs zich (extra) inzetten voor een bepaald thema of onderwerp binnen het programma Samenwerking in KP7 vanuit het electoraal perspectief.
6.2 Theoretische terugkoppeling In de volgende alinea staat de theoretische terugkoppeling binnen deze scriptie centraal. Hierbij zal er aandacht zijn voor de toepasbaarheid en implicaties van de theoretische invalshoeken en bestuurskundig relevant vervolg onderzoek. Binnen deze scriptie was van de twee verschillende theoretische invalshoeken het budgettaire incrementalisme de meest bruikbare theorie voor het geven van een verklaring van de budgetverdeling van het programma Samenwerking in KP7. Zoals eerder aangegeven in de vorige paragraaf kwamen bijna alle kenmerken van het budgettaire incrementalisme terug in de budgetverdeling van het programma Samenwerking binnen KP7. Dit was niet het geval bij het ‘pork barrel’ model. De grootste theoretische implicatie binnen deze scriptie was het weerleggen van het ‘pork barrel’ model. Slechts één respondent heeft aan gegeven dat er rekening werd gehouden met stakeholders en lobbygroepen door Europarlementariërs, omdat dit mogelijk stemmen kon opleveren voor politici. Het is niet duidelijk of er wel stemmen werden gewonnen als een Europarlementariër zich inzette voor een bepaald thema of onderwerp binnen het programma Samenwerking van KP7. Dit neemt niet weg dat bij een ander Europees programma wel sprake is van ‘pork barreling’. Het zou daarom bestuurskundig interessant zijn om te onderzoeken of ‘pork barreling’ plaats vindt binnen de Europese besluitvorming. Een tweede theoretische implicatie die optrad binnen deze scriptie heeft te maken met de zichtbaarheid van lobbygroepen in het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking in KP7. In de praktijk is gebleken dat lobbygroepen, belangengroepen, stakeholders en andere invloeden, buiten het formele Europese besluitvormingsproces,
niet
duidelijk
zichtbaar
zijn
in
het
budgettaire
onderhandelingsproces van het programma Samenwerking in KP7. Met het oog op de wetenschap zou daarom meer onderzoek verricht kunnen worden naar de daadwerkelijke budgettaire invloed van belangengroepen in Europese budgetteringsprocessen. Hierdoor kan er gezien worden op welke manier belangengroepen invloed hebben op dit budgettaire
64
onderhandelingsproces en of ze hun invloed al dan niet kunnen vergroten. Een dergelijk onderzoek zou een positieve bijdrage kunnen leveren aan de bestuurskundige literatuur. 6.3 Kritische noot In de volgende alinea’s zullen kritische kanttekeningen worden geplaatst, omdat een onderzoek, en specifiek deze scriptie, gezien kan worden als een vereenvoudiging van een complexe werkelijkheid. Er moeten bepaalde keuzes worden gemaakt en hiermee vindt een afbakening plaats. Daarnaast leiden de conclusies van deze scriptie tot een uniek onderzoek. Deze scriptie toont namelijk een perspectief van de onderzoeker. Dit maakt dat een ander perspectief kan leiden tot een andere conclusie. 6.3.1 Tijdsframe
Een eerste kanttekening wordt gezet bij het tijdsframe van deze scriptie. Onderzoek doen naar een proces dat in het verleden ligt, is lastig. In deze scriptie is geschreven over een proces dat negen jaar eerder heeft plaatsgevonden. In die tussentijd is bij de respondenten veel informatie naar de achtergrond verdwenen. De betrokken respondenten hadden hierdoor tijd nodig om zich goed te kunnen voorbereiden op de vragen rondom het besluitvormingsproces van KP7. 6.3.2 Veel partijen, weinig betrokken?
In deze scriptie hebben alle stakeholders zich afgemeld, omdat zij hebben aangegeven niet betrokken te zijn geweest in het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7. Dit biedt een tweede kritische noot voor deze scriptie. Buiten de Europese instellingen, als de Raad, het EP en de EC, waren er nog veel meer partijen betrokken. Lidstaten, wetenschappers en Europese universiteiten waren wel degelijk aanwezig bij de inhoudelijke besprekingen. De ‘schil’ om het budgetteringsproces, de instituties die achter de schermen mee hebben gewerkt aan het onderhandelingsproces van het budget van KP7, hebben inhoudelijk gelobbyd via de lidstaten. Zoals eerder aangegeven staat inhoud gelijk aan budget. Ondanks dat de stakeholders hebben aangegeven
dat
zij
geen
invloed
hebben
uitgeoefend
op
het
budgettaire
onderhandelingsproces van het programma Samenwerking in KP7, kan niet worden aangenomen dat dit zo is. Dat zij niet duidelijk zichtbaar waren, betekent niet dat zij afwezig waren in de budgettaire lobby. Daarom kan er een kanttekening geplaatst worden of de
65
stakeholders afwezig waren bij het budgettaire onderhandelingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7. 6.3.3 Budgettaire representativiteit KP7
De budgettaire onderhandelingen van KP7 vonden plaats in 2005 en 2006, terwijl de budgettaire onderhandelingen van Horizon 2020 pas zullen starten als in de zomer van 2013 het MFK vastgesteld is. Er zit dus zeven jaar verschil tussen de vorige budgettaire onderhandelingen en de toekomstige onderhandelingen. In deze zeven jaar is er veel gebeurd, zoals de uitbreiding van de Europese Unie met twee nieuwe lidstaten, Bulgarije en Roemenië, de veranderende Europese prioriteiten en de uitgaven die onder druk zijn komen te staan als gevolg van de economische crisis. Deze veranderingen die de afgelopen zeven jaar hebben plaats gevonden zijn van invloed op de totstandkoming van het MFK 2013-2020 en uiteindelijk ook op de budgettaire onderhandelingen van Horizon 2020. Deze gebeurtenissen hebben niet plaats gevonden toen de budgettaire onderhandelingen van KP7 plaats vonden en bieden daarom een laatste kanttekening binnen deze scriptie.
6.4 Aanbevelingen In deze laatste alinea zullen de aanbevelingen worden besproken. Deze aanbevelingen worden gedaan in het kader van de budgettaire onderhandelingen van het aankomende Kaderprogramma, Horizon 2020. Deze besprekingen zullen van start gaan nadat het MFK 2013-2020 vastgesteld zijn. Opvallend aan het besluitvormingsproces van het programma Samenwerking binnen KP7 is dat de inhoudelijke besprekingen de boventoon voerden. De budgettaire besprekingen leken niet belangrijk te zijn. Stakeholders, lobbygroepen en achterban waren niet aan de oppervlakte zichtbaar bij de budgettaire onderhandelingen, terwijl zij wel aanwezig waren bij de inhoudelijke lobby. Lidstaten werden lobbygroepen en leverden amendementen met kleine inhoudelijke wijzigingen aan. Het was belangrijker om een onderwerp of thema in het voorstel van de EC te krijgen. Wanneer namelijk een ‘topic’ in het voorstel stond, was het zeker dat er ook budget werd toegekend. Hoeveel dat was, leek er niet toe te doen. Een eerste aanbeveling binnen deze scriptie voor de budgettaire besprekingen van Horizon 2020, is dat lobbygroepen, achterban en stakeholders zich zichtbaarder gaan opstellen en inzetten op de budgettaire lobby. De focus bij KP7 lag namelijk voornamelijk op de inhoud
66
en niet zozeer op het budget. Wanneer de inhoud op grote lijnen vaststaat, kan ruimte gecreëerd worden om een budgettaire lobby te vormen. Hierdoor kan de focus meer komen te liggen op het budget en kan ook op budgettair vlak winst worden behaald. Een tweede aanbeveling gaat verder in op welk moment een budgettaire lobby uitgezet kan worden. Hierbij is van belang dat de budgettaire lobby pas van start gaat wanneer het MFK voor 2014-2020 is vastgesteld. Het blijft een feit dat zonder het MFK 2014-2020 geen budgettaire onderhandelingen gevoerd kunnen worden. Dit is ook te zien bij het budgettaire verloop van KP7. Tevens laat het budgettaire verloop van KP7 zien dat na de vaststelling van het MFK het totale budget stabiel bleef. Het is mogelijk dat dit ook zal gebeuren bij Horizon 2020. Lobbygroepen zouden daarom direct na de vaststelling van het MFK 2014-2020 de budgettaire lobby in kunnen zetten bij de EC. Vervolgens kunnen de lobbygroepen, kennisinstellingen en stakeholders, nadat het aangepaste voorstel van de EC kenbaar is, de budgettaire lobby voortzetten bij de EP en de Raad. Bij KP7 is namelijk naar voren gekomen dat de Raad en het EP niet veel zijn afgeweken van het voorstel van de EC, waarbij de budgettaire veranderingen die volgde van kleine aard waren. Het is te verwachten dat dit zich ook zal voordoen bij Horizon 2020. Lobbygroepen, kennisinstellingen en stakeholders hebben hiermee dus een kans om zich zichtbaar op te stellen in het budgettaire onderhandelingsproces van Horizon 2020. De laatste aanbeveling richt zich op welke manier een budgettaire lobby uitgezet kan worden. Bij het opzetten van een budgettaire lobby, zou het verstandig kunnen zijn om te kijken hoe de inhoudelijke lobby is opgezet. De belangen worden echter niet inhoudelijk afgewogen, maar budgettair. Een andere invalshoek voor de opzet van de budgettaire lobby is dat de inhoudelijke en budgettaire lobby samen besproken kunnen worden. Er dient echter wel meer aandacht uit te gaan naar het budget. Lobbygroepen, achterban en stakeholders worden op deze manier zichtbaar in het budgettaire onderhandelingsproces, wat mogelijk ten goede kan komen aan het budget van de toekomstige Kaderprogramma’s.
67
Bijlagen Bijlage 1
Bron: Europese Commissie 2005, 2006; Cordis, 2011. Tabel 5: Budgettaire themaverdeling programma Samenwerking binnen KP7 in miljoen euro
68
Bijlage 2 Thema’s programma Samenwerking KP 7
Voorstel EC Voorst op 6 april el 2005
Voorstel
EC door Raad
op 24 aangenome mei
n
op
2006
december
15
2006 Health
18,72
18,53
18,69
5,53
5,99
5,98
Information and Communication Technologies
28,51
28,21
28,15
Nano sciences, Nanotechnologies, Materials and new
10,87
10,74
10,81
Energy
5,38
7,01
7,11
Environment (including Climate Change)
5,70
5,84
5,56
13,37
12,84
12,92
Socio-economic Sciences and the Humanities
1,78
1,88
1,88
Security and Space
8,91
8,85
4,17
Food, Agriculture and Biotechnology
Production Technologies
Transport (including Aeronautics)
Space
4,42
Totaal
98,77
99,89
99,69
Bron: Europese Commissie 2005, 2006. Tabel 6: Budgettaire themaverdeling programma Samenwerking binnen KP7 in procenten Er moet worden opgemerkt dat het thema Security en Space bij het voorstel door de Raad aangenomen op 15 december 2006 opgesplitst is. In deze tabel heeft het budget van 1350 miljoen euro en de 4,17 procent alleen betrekking op het thema Security. Een tweede opmerking kan geplaatst worden bij het totaal aantal procenten. Doordat er is afgerond op twee cijfers achter de komma is het totaal percentage iets lager uitgevallen dan de 100 procent.
69
Bijlage 3 Bron: Europees Parlement, 2006:10 Begrotingsprognose door het EP voor de plannen voor KP7 op basis van KP6 Begroting KP6: 19,235miljard euro voor de EU25, inclusief begroting voor Euratomkaderprogramma (1, 23 miljard euro) Effect van het bestreken tijdvak KP6 = vier jaar en KP7 = zeven jaar, dus 19 235 x 7:4 = 19235 x 1,75 = 33 661 Effect van het prijsniveau Volgens EUROSTAT zijn de producentenprijzen (totaal bedrijfsleven exclusief de bouw) in de periode augustus 2000 - augustus 2005 met 12 procent in de EU25 en 11 procent in de eurozone toegenomen, over een nagenoeg lineair traject. Daarom kan worden aangenomen dat de jaarlijkse stijging 2,2 tot 2,4 procent bedraagt, laten we zeggen 2,3 procent. Er kan dus worden verwacht dat de stijging over de relevante periode van 5,5 jaar (namelijk de periode van het midden van het KP6-tijdvak tot het midden van het KP7-tijdvak) zal zijn: 2,3 procent x 5,5 =12,65 procent
0,1265
Derhalve kan men een begroting (EUR x miljoen) verwachten van: 33 661 x 1,1265 = 37 919 Effect van de groei van het BBP Volgens de mededeling van de woordvoerder van de Europese Commissie voor 12 mei 2005 nam het BBP gedurende het eerste kwartaal van 2005 zowel in de eurozone als in de EU25 met 0,5 procent toe in vergelijking met het voorgaande kwartaal, volgens door Eurostat gepubliceerde schattingen. In het vierde kwartaal van 2004 was de groei +0,2 procent in de eurozone en +0,3 procent in de EU25. In het eerste kwartaal van 2005 nam het BBP toe met 1,4 procent in de eurozone en 1,7 procent in de EU25 ten opzichte van hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar, na toenames van +1,6 procent respectievelijk +1,9 procent in het voorafgaande kwartaal.
70
Op deze grondslag zou men kunnen veronderstellen dat de jaarlijkse groei van het BBP tegen constante prijzen in de periode van 5,5 jaar van het midden van het KP6-tijdvak tot het midden van het KP7-tijdvak 1,5 procent zal zijn, zodat de groei gedurende 5,5 jaar: 1,015 5,5 = 1,085 Wanneer verder de aanname wordt gedaan dat de begroting voor het KP7 gelijk op moet gaan met de groei van het BBP, dan zou uiteindelijk de volgende verhoging van de begroting te rechtvaardigen zijn: 37 919 x 1,085 = 41 155 Dit wil zeggen dat het EP voorstel dat KP7 in totaal tot 41,155 miljard euro dient te
71
Bijlage 4 Figuur 17. Bron: DG Research & Innovation, 2012
72
Bijlage 5 Figuur 18. Bron: Cordis, 2004
73
Bijlage 6 Figuur 19. Bron: Europees Parlement, 2008
74
Bijlage 7 Figuur 20. Bron: Europees Parlement, 2008
75
Bijlage 8 Figuur 21. Bron: Cordis, 2011
76
Bronvermelding Agentschap NL. (2012, 10 april). Totstandkoming werkprogramma's. Opgeroepen op 10 september,
2012,
van
http://www.agentschapnl.nl/programmas-
regelingen/totstandkoming-werkprogrammas Alt, J., & Christal, A. (1983). Political Economics. Berkeley: University of California Press. Anderson, S., & Harbridge, L. (2010). Incrementalism in Appropriations:Small Aggregation, Big Changes. Public Administration Review, 70(3), 464-474. Arulampalam, W., Dasgupta, S., Dhillon, A., & Dutta, B. (2009). Electoral goals and centerstate transfers: a theoretical model and empirical evidence from India. Journal of Development Economics, 88(1), 103-119. Baumgartner, F.R., & Jones, B.D. (1993). Agendas and instability in American politics. Chicago, the university of Chicago press. Baumgartner. F., Green-Pedersen. C., & Jones. B. (2006). Comparative studies of policy agendas. Journal of European public policy, 13(7), 959-974. Becker, G. (1983). A theory of competition among pressure groups for political influence. Quarterly Journal of Economics, 98(3), 371–400. Bendor, J. (1995). A Model of Muddling Through. American Political Science Review, 89(4), 819-840. Berry, W. (1990). The Confusing Case of Budgetary Incrementalism: Too Many Meanings for a Single Concept. The Journal of Politics, 52(1), 167-196. Boyne, G., Ashworth, R., & Powell, M. (2000). Testing the limits of incrementalism: an empirical analysis of expenditure decisions by English local authorities. Public Administration, 78(1), 51-73. Caamaño-Alegre, J., & Lago-Peñas, S. (2011). Combining Incrementalism and Exogenous Factors in Analyzing National Budgeting : An Application to Spain. Public Finance Review, 39(5), 712-740.
77
Cadot, O., Röller, L., & Stephan, A. (2006). Contribution to productivity or pork barrel? The two faces of infrastructure investment. Journal of Public Economics, 90(6-7), 11331153. Clark, D. (1997). Pressure and the division of a public budget. Public Choice, 179–195. Clingendael. (2011). Wat is de EU begroting? Opgeroepen op 10 mei, 2012, van http://eubegroting.nl/index.php Cordis.
(2004).
FP6
Budget.
Opgeroepen
op
3
augustus,
2012,
van
http://cordis.europa.eu/fp6/budget.htm Cordis. (2011, 17 februari). Budget. Opgeroepen op 13 september, 2012, van http://cordis.europa.eu/fp7/budget_en.html Cordis. (sd). Advisory Groups under FP6. Opgeroepen op 10 september, 2012, van http://cordis.europa.eu/fp6/eags.htm Cordis. (2012, 20 juni). The Debate. Opgeroepen op 9 september, 2012, van http://cordis.europa.eu/fp7/debate_en.html Cox, G., & McCubbins, M. (1986). Electoral politics as a redistributive game. The Journal of Politics, 48, 370-386. Crampton, E. (2004). Distributive politics in a strong party system: evidence from Canadian job grant programs. University of Canterbury: Christchurch, New Zealand. Dahl, R., & Lindblom, C. (1953). Politics, Economics, and Welfare. New York: Harper & Row. Dahlberg, M., & Johansson, E. (2002). On the vote-purchasing behavior of incumbent governments. The American Political Science Review, 96(1), 27-40. Danziger, J. (1976). Assessing Incrementalism in British Municipal Budgeting. British Journal of Political Science, 6(3), 335-350. Davis, O., Dempster, M., & Wildavsky, A. (1966). A Theory of the Budgetary Process. The American Political Science Review, 60(3), 529-547.
78
Delva, T., Ryckbost, I., Sterckx, D., van Bossuyt, A., & Vermeersch, A. (2010). Zo werkt Europa na Lissabon. Kortrijk-Heule: Uitgeverij UGA. De Waal, A., Bilstra, E., & Ottens, P. (2004). Beyong Budgeting: Het praktische alternatief voor budgeteren. Alphen aan den Rijn : Kluwer. DG Research & Innovation. (2012). Budgets. Opgeroepen op 1 augustus, 2012, van http://ec.europa.eu/research/fp7/pdf/fp-19842013_en.pdf#view=fit&pagemode=none Dixit, A., & Londregan, J. (1996). The determinants of success of special interests in redistributive politics. The Journal of Politics, 58(4), 1132-1155. European Commission Directorate-General for Research Directorate G - Industrial Technologies. (2009). EVIMP-2 Analysing the outcomes of the EC funded projects under FP5.Brussel: European Commission. Europees Parlement. (2009, 1 juli). Industrie, onderzoek en energie. Opgeroepen op 1 juli, 2012,
van
http://www.europarl.europa.eu/activities/archives/com6/membersSheet.do?langua ge=NL&body=ITRE Europees Parlement. (2006, 20 november). Ontwerpaanbeveling voor de tweede lezing. Opgeroepen
op
14
september,
2012,
van
http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=REPORT&reference=A62006-0392&language=NL Europees Parlement. (2006). Proposal of a Council and European Parlement Desicion concerning de seventh framework programma of the European Community for research, technological development and demonstration activiteit (2003).Brussel: Europees Parlement. Europees Parlement. (2008, juli). Meerjarig financieel kader. Opgeroepen op 9 mei, 2012, van http://circa.europa.eu/irc/opoce/fact_sheets/info/data/how/finances/article_7170_ nl.htm
79
Europees Parlement. (2008, juli). Meerjarig financieel kader. Opgeroepen op 14 september, 2012,
van
http://circa.europa.eu/irc/opoce/fact_sheets/info/data/how/finances/article_7170_ nl.htm Europees Parlement. (2011, 1 december). Ratification of Parliament's 18 additional MEPs completed.
Opgeroepen
op
1
juli,
2012,
van
http://www.europarl.europa.eu/news/en/pressroom/content/20100223BKG69359/ html/Ratification-of-Parliament's-18-additional-MEPs-completed Europees Parlement. (sd). Wetgevingsbevoegdheid. Opgeroepen op 4 april, 2012, van http://www.europarl.europa.eu/aboutparliament/nl/006ff89b2c/Inleiding.html Europees Parlement. (sd). Gewone wetgevingsprocedure. Opgeroepen op 30 mei, 2012, van http://www.europarl.europa.eu/aboutparliament/nl/0080a6d3d8/Ordinarylegislative-procedure.html Europese Commisie. (2006). Amended proposal of a Council Desicion concerning de seventh framework programma of the European Community for research, technological development and demonstration activiteit (2007 to 2013).Brussel: Europese Commissie. Europese Commissie. (2007). KP7 in het kort. Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Europese Commissie. (2006). Amended proposal for a decision of the European Parliament and the Council: concerning the 7th framework programme of the European Community for research, technological development and demonstration activities (2007-2013).Brussel: Europese Commissie. Europese Commissie. (2002). Het zesde kaderprogramma voor onderzoek van de EU.Brussel: Europese Commissie. Europese Commissie. (2005). Proposal of a Council Desicion concerning de seventh framework programma of the European Community for research, technological
80
development and demonstration activiteit (2007 to 2013).Brussel: Europese Commissie. Europese Commissie. (2006). De demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging? Brussel: Commissie van de Europese Gemeenschappen. Europese Commissie. (2006). FP7 De antwoorden van morgen beginnen vandaag. Brussel: Europese Gemeenschappen. Europese Commissie. (2007). Hoe werkt de Europese Unie? Brussel: Europese Commissie. Europese Commissie. (2010). Wat is ERA? Opgeroepen op 30 mei, 2012, van http://ec.europa.eu/research/era/understanding/what/what_is_era_en.htm Europese Commissie. (2011). Horizon 2020 - The Framework Programme for Research and Innovation.Brussel: Europese Commissie. Europese
Commissie.
(sd).
Prelex.
Opgeroepen
op
29
maart,
2012,
van
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=193328#373704 Europese
Commissie,
Directoraat-generaal
Onderzoek.
(2007).
Het
zevende
kaderprogramma (FP7). Europees onderzoek voor het voetlicht brengen. Brussel: Europese Gemeenschappen. Europese Unie. (2012). Europees Parlement. Opgeroepen op 30 mei, 2012, van http://europa.eu/about-eu/institutions-bodies/european-parliament/index_nl.htm Europese Unie. (2012). Europese Commissie. Opgeroepen op 30 mei, 2012, van http://europa.eu/about-eu/institutions-bodies/european-commission/index_nl.htm Europese Unie. (2012). Raad van de Europese Unie. Opgeroepen op 30 mei, 2012, van http://europa.eu/about-eu/institutions-bodies/council-eu/index_nl.htm Expert Advisory Group Energy. (2005). Towards the EERA, Recommendations by the ERA working group. Brussel: Europese Commissie. Expert Advisory Group Nanotechnology and Nanosciences. (2005). Position Paper: Mid term assessment FP6-TP3. Brussel: Europese Commissie.
81
Golden, M., & Picci, L. (2008). Pork barrel politics in postwar Italy, 1953–1994. American Journal of Political Science, 52(2), 268-289. Groot, T., & de Waal, A. (2007). Beyond Beyond Budgeting: de toekomst van budgetteren. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Horngren, C., Foster, G., & Datar, S. M. (2006). Cost Accounting: A Managerial Emphasis. Upper Saddle River (NY): Prentice Hall. Lancaster, T. (1986). Electoral structures and pork-barrel politics. International Political Science Review, 7(1), 67-81. Lasswell, H. (1949). The Analysis of Political Behaviour: An Emperical Appraoch. New York: Oxford University Press. Lee, R., Johnson, R., & Joyce, P. (2008). Public Budgeting Systems. Mississauga, Canada: Jones and Bartlett Publishers, Inc. . Leigh, A. (2008). Bringing home the bacon: an empirical analysis of the extent and effects of pork-barreling in Australian politics. Public Choice, 137(1), 279-299. Lindblom, C. (1959). The Science of "Muddling Through". Public Administration Review,19(2), 79-88. Lindblom, C. (1979). Still Muddling, Not Yet Through. Public Administration Review, 39(6), 517-526. Lindstädt, R. (2005). Core supporters or swing voters? The geo-politics of new deal spending. Mimeo. St Louis, MO: Washington University. Manzetti, L., & Wilson, C. (2007). Why do corrupt governments maintain public support? Comparative Political Studies, 40(8), 949-970. Mayhew, D. (1974). Congress: The Electoral Connection. New Haven: CT: Yale University Press. Milligan, K., & Smart, M. (2005). Regional grants as pork barrel politics. CESifo Working Paper 1453.
82
Ministerie van Buitenlandse Zaken. (2012). Coreper, comité's en werkgroepen. Opgeroepen op 10 september, 2012, van http://www.minbuza.nl/ecer/eu-essentieel/instellingen-overige-organen/coreper-comites-en-werkgroepen.html Musgrave, R. (1939). The Nature of Budgetary Balance and the Case for the Capital Budget. The American Economic Review, 29(2), 260-271. Natchez, P. B., & Bupp, I. C. (1973). Policy and Priority in Budgetary Process. The American Political Science Review, 67(3), 951-963. Neth-ER. (2009, 4 september). Lessen trekken uit evaluatie KP5 . Opgeroepen op 14 september,
2012,
van
http://www.neth-er.eu/nl/nieuws/lessen-trekken-uit-
evaluatie-kp5 Neth-ER.
(sd).
ERA.
Opgeroepen
op
30
mei,
2012,
van
http://www.neth-
er.eu/nl/dossiers/onderzoek-en-innovatie/era Neth-ER. (sd). Horizon 2020. Opgeroepen op 30 mei, 2012, van http://www.nether.eu/nl/dossiers/onderzoek-en-innovatie/h2020 Patashnik, E. (1999). Ideas, Inheritances, and the Dynamics of Budgetary Change. Governance: An International Journal of Policy and Administration, 12(2), 147-174. Raad van de Europese Unie. (2000). Gids voor de Raad — IV. Gids voor de medebeslissingsprocedure. Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese gemeenschappen . Raad van de Europese Unie. (2006). Ontwerp-Motivering van de Raad. Brussel: Raad van de Europese Unie. Saunders, M. (2006). Methoden en technieken van onderzoek.Amsterdam: Pearson Education Benelux. Secretariaat-generaal van de Raad. (2010). Gids van de gewone wetgevingsprocedure. Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie. Simon, H. (1979). Rational Decision Making in Business Organizations. The American Economic Review, 69(4), 493-513.
83
Simon, H. (1997). Models of Bounded Rationality: Empirically Grounded Economic Reason. Massachusetts: Massachusetts Institute of Technology. Stein, R., & Bickers, K. (1994). Congressional elections and the pork barrel. Journal of Politics, 56(2), 377-399. Sweeny, H., & Rachlin, R. (1987). Handbook of Budgeting. New York: John Wiley and sons. Tucker, H. (1982). Incremental Budgeting: Myth or Model? Western Political Quarterly, 35(3), 327-338. True, J.L. (2000). Avalanches and Incrementalism: Making Policy and Budgets in the United States. The American Review of Public Administration, 30(1), 3-18. Vaishnav, M., & Sircar, N. (2011). Core or Swing? The Role of Electoral Context in Shaping Pork Barrel.New York: Columbia University Press. Van Thiel, S. (2010). Bestuurskundig Onderzoek. Een methodologische inleiding. Bussum: Countinho. Van
der
Veeken,
H.
(1987).
Economische
prestatiemeting
van
industriële
aktiviteiten.Eindhoven: University of Technology. Wanat, J. (1974). Bases of Budgetary incrementalism. American Policital Science Review,68(3), 1221-1228. Wildavsky, A. (1964). The Politics of the Budgetary Process. Boston: Mass.: Little, Brown. Wildavsky, A. (1986). Budgeting a comparitive theory of budgetary processes. New Branswick, New Jersey: Transaction Publishers. Wildavsky, A. (2001). Budgeting and governing. New Brunswick (U.S.A.) and London (U.K.): Transaction Publishers.
84