Archief RvB & Directoraten Reg.nr. 10.245634 Reg.dat. 2 0 / 0 5 / 2 0 1 0 College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg
TB B+R TKN
BEL.EB;DF&C.HS; F&C.AG;F&C.GJ; F&C.PW;P&0.JB0; RVB.JB;SectorC.FB SPECIALISTEHOPLEI DIHGEH:10-Toewijz
Dossier UMC Groningen T.a.v. de Directie/ Raad van Bestuur Postbus 30001 9700 RB GRONINGEN
Inlichtingen bij Opleidingsfonds infolijn
E-mail adres
Betreft Toewijzing 1 e tranche zorgopleidingen 2011
Opleidingsfonds infolijn Ma, di: 10:00-12:00u Do: 14:00-16:00u
[email protected]
Retroacta
Ons kenmerk 1100065 MB/OT
Datum 12 mei 2010
030 29 85 289
Bijlage(n)
1
Geachte directie/raad van bestuur, Hierbij sturen wij u toe het CBOG-Afwegingskader 2011 1 e tranche zorgopleidingen Opleidingsfonds. Als bijlage is het VWS-Toewijzingskader 2011 opgenomen. Uw instelling komt alleen in aanmerking voor subsidiëring ervan indien het CBOG daarvoor een toewijzingsvoorstel 2011 heeft opgesteld dat door VWS wordt goedgekeurd. Lees voor de specifieke vereisten (w.o. erkenning), beslisregels en procedures dit bijgevoegde afwegingskader. De start van het toewijzingsproces voor uw instelling is als volgt: * 26 door MSRC erkende medische specialismen: de OOR's stellen onder coördinatie van BOLS hun adviezen op voor de verdeling van de instroomplaatsen. * Bètaberoepen en tandheelkundige specialismen: medio mei legt het BOLS de adviezen van de NVKF, NVKC, NVZA en NMT voor aan de OOR's. Het CBOG stuurt u uiterlijk 1 juli een concept-toewijzingsvoorstel toe waarop uw reactie op 22 juli binnen moet zijn. Informatie over toewijzingsproces: www.cbog.nl/page/Opleidingsfonds/Toewijzing-2011/1 e-tranche. Informatie over subsidieregeling 1 e tranche zorgopleidingen: www.opleidinqsfondszorq.nl We hopen u hiermee op dit moment voldoende te hebben geïnformeerd,
Met vriendelijke groet,
Dr M.L.M. Brouns, voorzitter CBOG
Koningin Wilhelminalaan 3 3527 LA Utrecht telefoon 030 298 52 80 fax 030 298 52 81 www.cbog.nl
| | I
College voorde Beroepen en öpfeidsngen in de C&zanóh&tÓMüig
CBOG Afwegingskader 2011 1e tranche zorgopleidingen Opleidingsfonds 11 MEI 2010
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting en uitgangspunten
3
1. De 26 MSRC erkende medische specialismen
5
2. Bètaberoepen en tandheelkundige specialismen
9
3. Opleveren adviezen BOLS/OOR's aan CBOG en toewijzingsvoorstellen
13
4. Tijdsplanning
14
BIJLAGE 1 Instroomplaatsen 2010 per OOR (26 medische specialismen)
15
BIJLAGE 2 Instroomplaatsen 2010 per instelling (26 medische specialismen)
16
BIJLAGE 3 Verantwoordingsdocument BOLS/OOR's
18
BIJLAGE 4 Verdeling restant surplus over de OOR's (26 medische specialismen) .20 BIJLAGE 5 Bijzondere omstandigheden
21
BIJLAGE 6 Toewijzingskader VWS
23
College voorde Beroepen en Oplei tn de Ctüïondbeidï
Coüege voor de Beroepen en Opf in de Gezondhei
SAMENVATTING Het ministerie van VWS stelt in het Toewijzingskader 2011 (zie bijlage 6) een aantal instroomplaatsen beschikbaar voor de1e tranche zorgopleidingen van het Opleidingsfonds. In dit Afwegingskader beschrijft het CBOG hoe zij deze instroomplaatsen over de opleidingsinrichtingen verdeelt. Als basis stelt VWS per zorgopleiding evenveel instroomplaatsen beschikbaar als in 2010. Voorts is besloten om extra instroomplaatsen voor 2011 ter beschikking te stellen. Dit wordt hierna het surplus genoemd.
De 26 MSRC erkende specialismen: Voor het basisdeel (978 instroomplaatsen) geldt de toewijzing 2010 als uitgangspunt. Uit het surplus worden instroomplaatsen voor nieuwe erkenningen en voor het oplossen van de zogenaamde grensproblematiek toegewezen. Van wat daarna nog resteert in het surplus krijgt ieder OOR 1/8 deel.
Bètaberoepen en tandheelkundig specialismen: De toewijzingssystematiek is vergelijkbaar met 2010. NVKF, NVKC, NVZA en NMT adviseren over de verdeling van de instroomplaatsen 2011 voor het basisdeel en het surplusdeel tezamen. Het CBOG heeft dit afwegingskader afgestemd met BOLS, NVKF, NVZA, NVKC en NMT. Het CBOG verzoekt het BOLS om het adviestraject in gang te zetten en te doorlopen. Het CBOG stelt in overleg met bovengenoemde partijen een toewijzingsvoorstel op. Dit toewijzingsvoorstel wordt uiterlijk op 13 augustus 2010 aan VWS en de opleidingsinrichtingen gestuurd.
UITGANGSPUNTEN 1. Instroomplaatsen voor opleidingen met een vooropleiding worden toegewezen aan opleidingsinrichtingen met een erkenning voor de eindopleiding. Echter de subsidiebeschikking zal verleend worden aan de instelling die de vooropleiding in 2011 verzorgt. (Meer informatie: Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche; zie www.riiksoverheid.nl/opleidinqsfondszorq) 2. Boventallige AIOS die niet uit het Opleidingsfonds worden gefinancierd, worden bij de berekening in het toewijzingsvoorstel 2011 buiten beschouwing gelaten. 3. Opleidingsinrichtingen, die bij de toewijzing 2011 voor een instroomplaats in aanmerking willen komen, dienen uiterlijk 31 maart 2010 erkend te zijn. 4. De term 'Nieuwe erkenning' wordt gebruikt voor opleidingsinrichtingen waaraan de betreffende registratiecommissie in de periode 1 juni 2009 tot en met 31 maart 2010 een nieuwe erkenning heeft verleend. Deze opleidingsinrichtingen hebben met voorrang recht op 1 instroomplaats als voldaan is aan twee voorwaarden. Ten eerste moet instroom volgens de opleidingeisen mogelijk zijn. Ten tweede mag de opleiding nog niet via doorstroom uit een andere opleidingsinrichting ingevuld zijn (volgens registratiecommissies, op peildatum)
:
College voor de Beroepen en Opleidingen
5. Voor het oplossen van grensproblematiek worden maximaal 40 instroomplaatsen gereserveerd. De definitie van grensproblematiek luidt: een opleidingsinrichting is op basis van een wijziging van een samenwerkingovereenkomst (peildatum 31 mei 2010) voor een specialisme tot een ander OOR gaan behoren en hierdoor wordt de OOR-relatie versterkt. Dit geldt uitsluitend voor de 26 MSRC erkende medische specialismen. 6. Het totaal per opleiding mag niet afwijken van het aantal instroomplaatsen per opleiding vastgelegd in het toewijzingskader van VWS (bijlage 6). 7. Van alle bijzondere omstandigheden die ingeroepen worden om af te wijken van de verschillende uitgangspunten voor de verdeling over de OOR's en op instellingsniveau dient het BOLS met de adviezen van de OOR's verslag te doen, conform bijgaand document (zie bijlage 3). 8. Een vrijvallende instroomplaats is een instroomplaats die in het concept-toewijzingsvoorstel is toebedeeld aan een opleidingsinrichting, en waarvan die opleidingsinrichting in haar reactie aangeeft dat ze deze instroomplaats niet wil of kan accommoderen. 9. Toelatingsvereiste: in de subsidieregeling 1 e tranche zorgopleidingen is limitatief aangegeven welke soorten instellingen in welke sectoren wel in aanmerking komen voor subsidiëring van opleidingsplaatsen uit het Opleidingsfonds. Instellingen behorende tot niet genoemde sectoren zoals Defensie, Justitie of jeugdzorg komen derhalve daarvoor niet in aanmerking: die komen ook niet in aanmerking voor toewijzing van instroomplaatsen via het CBOG. 10. Tenzij anders aangegeven geldt als peildatum: 31 maart 2010. 11. De beslisregels in een ex aequo situatie worden achtereenvolgens en in onderlinge afhankelijkheid toegepast. Dat wil zeggen, dat de nog resterende ex aequo situatie na toepassing van een ex aequo beslisregel vervolgens aan de volgende ex aequo beslisregel wordt onderworpen net zolang, totdat een uitkomst is verkregen.
o°g
Co'iep,e voor de
DE 26 MSRC ERKENDE MEDtSCHE SPECIALISMEN Ten behoeve van de opleidingen voor de 26 MSRC erkende specialismen is voor 2011 het volgende door VWS beschikbaar gesteld: - een basisdeel van 978 plaatsen, dat op dezelfde manier verdeeld wordt als in 2010 - een surplus van 129 plaatsen, dat voor een deel gebruikt wordt voor nieuwe erkenningen en het oplossen van grensproblematiek.
De verdeling van deze plaatsen komt tot stand in een aantal stappen die achtereenvolgens worden uitgevoerd: 1
Verdeling van instroomplaatsen aan instellingen met een nieuwe erkenning uit het surplusdeel. Indien het surplus voor bepaalde specialismen niet toereikend blijkt te zijn, moeten hiervoor plaatsen uit het basisdeel worden gebruikt.
2
Verdeling van instroomplaatsen t.b.v. oplossen van grensproblematiek uit het surplusdeel. Indien het surplus voor bepaalde specialismen niet toereikend blijkt te zijn, mogen hiervoor plaatsen uit het basisdeel worden gebruikt.
3
Verdeling van de rest van het basisdeel.
4
Verdeling van de rest van het surplusdeel.
1.1
VERDELING NIEUWE ERKENNINGEN UIT HET SURPLUSDEEL
Alle nieuwe erkenningen krijgen met voorrang een instroom plaats uit het surplus. Indien het surplus daarvoor ontoereikend is, dan moeten deze nieuwe erkenningen uit het basisdeel een instroom plaats krijgen.
1.2
OPLOSSEN GRENSPROBLEMATIEK UIT HET SURPLUSDEEL
De oplossing van de grensproblematiek komt primair uit het surplus. Indien er voor bepaalde specialismen voor oplossing van de grensproblematiek te weinig plaatsen zijn in het surplus, mogen hiervoor plaatsen uit het basisdeel worden gebruikt. Als uit het surplusdeel instroomplaatsen vanwege grensproblematiek toegewezen worden, krijgt de betrokken opleidingsinrichting hetzelfde aantal instroomplaatsen toegewezen als in 2010. Hierbij wordt toegewezen per specialisme en per opleidingsinstelling. In de OOR waarvan de opleidingsinrichting geen deel meer uitmaakt, vallen de instroomplaatsen die de opleidingsinrichting kreeg in 2010 in het basisdeel toe aan het de opleidingsinrichting waar de hoofdopleider van die OOR aan verbonden is.
College voorde Beroepen en Opleidingen
1.3
BASISDEEL
1.3.1 VERDELING LANDELIJK OVER DE OOR'S Uitgangspunt voor toetsing van de landelijke toewijzing van instroomplaatsen over de OOR's, is de verdeling van de 978 instroomplaatsen over de OOR's per specialisme uit het verdeelplan 2010 (zie bijlage 1). Hierbij wordt opgemerkt dat dit uitgangspunt kan zijn veranderd als er voor de nieuwe erkenningen instroomplaatsen uit het basisdeel zijn gehaald. In het geval een opleidingsinrichting vanwege grensproblematiek naar een ander OOR overgaat en er surplusplaatsen toegewezen worden, blijven de instroomplaatsen 2010 van die opleidingsinrichting onderdeel uitmaken van de OOR, van waaruit de opleidingsinrichting vertrokken is. Dit leidt dus niet tot veranderingen in het uitgangspunt. Het CBOG vraagt het BOLS om advies uit te brengen over deze verdeling van instroomplaatsen over de OOR's voor 2011. Daartoe vraagt het BOLS advies aan de OOR's, rekening houdend met de adviezen van de wetenschappelijke verenigingen. Randvoorwaarde is dat de aantallen instroomplaatsen per specialisme niet mogen wijzigen (bijlage 1). BOLS/OOR's dienen elke afwijking daarvan te motiveren met bijzondere omstandigheden genoemd onder a, b en c in bijlage 5.1
1.3.2 VERDELING BINNEN DE OOR'S OVER DE OPLEIDINGSINRICHTINGEN PER SPECIALISME Na verdeling over de OOR's worden de plaatsen binnen elk OOR verdeeld. Uitgangspunt hiervoor is de toewijzing van de 978 instroomplaatsen per specialisme op instellingsniveau binnen de OOR's is het verdeelplan 2010 (bijlage 2). Als er binnen de OOR waar een instelling met nieuwe erkenning onderdeel van uitmaakt voldoende instroomplaatsen van dat specialisme aanwezig waren in 2010, dan wordt binnen de OOR die instroomplaats genomen van de instelling waar de hoofdopleider aan verbonden is. Het CBOG verzoekt het BOLS om ook hierover advies uit te brengen. Daarvoor vraagt het BOLS aan de OOR's hierover advies, rekening houdend met de adviezen van de wetenschappelijke verenigingen. Randvoorwaarde is dat de aantallen instroomplaatsen per specialisme niet mogen wijzigen (bijlage 1). BOLS/OOR's dienen elke afwijking daarvan te motiveren met bijzondere omstandigheden genoemd a, c, d, e, f, g en i in bijlage 5. 2
1
Voor verantwoordingsdocument: zie bijlage 3.
2
Voor verantwoordingsdocument: zie bijlage 3.
j i
1.4
College- voof de Beroepen en Opleidingen in de GczondhetdsïOfg
RESTANT SURPLUS
1.4.1 VERDELING LANDELIJK OVER DE OOR'S Van alle instroomplaatsen die nog resteren in het surplus na toepassing van voorgaande beslisregels, krijgt ieder OOR 1/8 deel. Aan dit uitgangspunt mag niets gewijzigd worden. Ook aan het aantal instroomplaatsen per specialisme uit het restant surplus mag niets veranderd worden.3
1.4.2 VERDELING BINNEN DE OOR'S OVER DE OPLEIDINGSINRICHTINGEN PER SPECIALISME Dit gaat op basis van continuïteit van instroom in eerdere jaren. Uitgangspunt is dat er compensatie wordt gegeven voor achterblijvende instroom over de jaren 2008 t/m 2010 per specialisme per instelling. Voor opleidingen met een vooropleiding betreft het de achterblijvende instroom over de jaren 2009 en 2010. Het gaat om de door VWS beschikte instroom. Tevens geldt dat instroom mogelijk moet zijn geweest. Achtereenvolgens worden de volgende 3 beslisregels toegepast: 1. Allereerst worden instroomplaatsen toegewezen aan die opleidingsinstellingen, waarbij er over de jaren 2008-2009-2010 een dalende lijn zichtbaar is geweest in instroomplaatsen. Er is sprake van een dalende lijn als het aantal plaatsen in 2010 lager is dan in 2008; en in 2009 niet hoger dan in 2008 en niet lager dan in 2010 (voor opleidingen met een vooropleiding geldt, dat de instroom in 2010 lager is dan in 2009). Voor zover instroomplaatsen beschikbaar zijn, worden zoveel plaatsen worden toegewezen totdat de dalende lijn gecompenseerd is. In een ex aequo-situatie geldt: • Hoe sterker de lijn daalt en hoe dichter de lijn nul nadert, des te meer recht is er op de instroomplaats • • •
hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2010 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2009 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats. hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2008 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats.
2. Als er nog instroomplaatsen over zijn na toepassing van voorgaande beslisregel dan worden die toegewezen aan die opleidingsinrichtingen, waarvoor over de jaren 2008-2009-2010 sprake is van een gelijkblijvende lijn van instroom (2008=2009=2010; of voor opleidingen met een vooropleiding 2009=2010). Voor zover instroomplaatsen beschikbaar zijn, worden zoveel plaatsen worden toegewezen dat de gelijkblijvende lijn naar boven gebogen wordt.
In bijlage 4 staan de beslisregels voor het geval het aantal plaatsen in het restant surplus niet exact deelbaar is door 8.
College voorde Beroepen er. Ople-dingen
In een ex aequo-situatie geldt: • Hoe lager de aantallen plaatsen In die jaren, des te meer recht is er op de instroomplaats • • •
hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2010 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2009 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats. hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2008 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats.
3. Als er nog instroomplaatsen over zijn na toepassing van voorgaande beslisregel dan worden die per specialisme toegewezen aan de overige opleidingsinrichtingen (voor zover instroom mogelijk is). In een ex aequo-situatie geldt: • hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2010 infte's,op peildatum, des te • • •
meer recht is er op de instroomplaats hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2009 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats. hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2008 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats. Vangnetbepaling: als de beslisregels en de ex aequo-regels niet leiden tot een eenduidige toewijzing, worden de instroomplaatsen op grond van bijzondere omstandigheden verdeeld (advies van BOLS en OOR's).
Onder coördinatie van BOLS kunnen de OOR's, rekening houdend met de adviezen van de wetenschappelijke verenigingen, afwijken van de verdeling van het restant surplus. Hierbij mag overigens de 1/8-verdeling over de OOR's niet gewijzigd worden.4 BOLS/OOR's dienen elke afwijking daarvan te motiveren met bijzondere omstandigheden d tot en met i in bijlage 5.5
4
In bijlage 4 staan de beslisregels voor het geval het aantal plaatsen in het restant surplus niet exact deelbaar is door 8. 5 .
' Voor verantwoordingsdocument: zie bijlage 3.
Coüegc voorde Beroepen en Opleidingen in de Gezotïdhesthiörg
BÈTABEROEPEN EN TANDHEELKUNDIGE SPECIALISMEN Voor de bètaberoepen en tandheelkundige specialismen is de toewijzingssystematiek 2011 vergelijkbaar met de toewijzingssystematiek voor het jaar 2010. Voor Klinische chemie geldt 2.1 en vervolgens 2.3 tot en met 2.5. De wetenschappelijke verenigingen (NVKF, NVKC, NVZA en NMT) stellen, op verzoek van het BOLS, voor hun discipline een advies op voor de verdeling van de instroomplaatsen over de opleidingsinrichtingen, gegroepeerd per OOR. De wetenschappelijke verenigingen houden zich daarbij aan de hieronder geformuleerde criteria.
2.1
VERDELING NIEUWE ERKENNINGEN
Alle nieuwe erkenningen krijgen met voorrang een instroomplaats.
2.2
CONTINUÏTEIT VAN DE OPLEIDINGSCAPACITEIT
De basis voor toewijzing is: uitstroom 2011 = instroom 2011. Voor zover relevant wordt dit bepaald per geformaliseerd samenwerkingsverband tussen 2 of meer instellingen (cluster). Vervolgens zijn er twee scenario's mogelijk. Een scenario waarbij sprake is van een krimpsituatie en een groeisituatie. Deze twee scenario's worden achtereenvolgens beschreven. Als er exact evenveel uitstroom is als beschikbare instroom, dan worden alle instroomplaatsen toegewezen. Darabij geldt: uitstroom 2011 = instroom 2011.
2.2.1 TE WEINIG INSTROOMPLAATSEN BESCHIKBAAR (KRIMPSITUATIE) i
Als er te weinig instroomplaatsen beschikbaar zijn om alle uitstroom te compenseren dan gelden de volgende randvoorwaarden: •
Een opleidingsinrichting heeft alleen recht op instroomplaatsen in 2011 als zij in 2011 ook uitstroom (= opleideling klaar met opleiding) heeft (zoals blijkt uit de registratie op peildatum).
•
Voor alle opleidingsinrichtingen geldt dat maximaal het aantal uitstromers 2011 gecompenseerd wordt door instromers.
Vervolgens worden de beschikbare plaatsen verdeeld op basis van de volgende beslisregels, die in de opgegeven volgorde moeten worden doorlopen: 1. Opleidingsinrichtingen die in 2011 één uitstromer hebben en daardoor helemaal geen opleidelingen meer hebben in in 2011 gaan, krijgen 1 instroomplaats.
College voor de 8erof ptr\ en Op in de Gezondhei
2. Opleidingsinrichtingen die in 2011 2 of meer uitstromers hebben worden in de volgende drie stappen gedeeltelijk gecompenseerd: a) Opleidingsinrichtingen die in 2011 4 uitstromers hebben, krijgen 1 instroomplaats en gaan door naar b). b) Opleidingsinrichtingen die in 2011 3 uitstromers hebben of die in de vorige stap al een instroomplaats kregen toegewezen, krijgen 1 instroomplaats en gaan door naar c). c) Opleidingsinrichtingen die in 2011 2 uitstromers hebben of die in de vorige stap al een instroomplaats kregen toegewezen, krijgen 1 instroomplaats en gaan door naar de volgende beslisregel. Voor de opleidingsinrichtingen die onder punt 2 vallen geldt dat hierna uitsluitend nog opleidingsinrichtingen over zijn die in 2011 op één uitstromer na gecompenseerd zijn met instromers. 3. Opleidingsinrichtingen die in 2011 nog één niet gecompenseerde uitstromer hebben én waarvoor geldt dat de opleidingscapaciteit in 2010 is gekrompen6 krijgen 1 instroomplaats. 4. Opleidingsinrichtingen die in 2011 nog één niet gecompenseerde uitstromer hebben én die bij beslisregel 3 géén instroomplaats hebben gekregen, krijgen 1 instroomplaats. Als er te weinig instroomplaatsen zijn om alle rechthebbenden een instroomplaats toe te wijzen, gelden ex-aequo-regels in onderstaande volgorde: •
• •
hoe eerder de uitstroom in 2011 (zoals blijkt uit het register, op peildatum) des te meer recht Is er op de instroomplaats. De uitstroomcompensatie onder beslisregel 2 wordt geacht te gelden voor de opleidelingen die op een eerdere datum uitstromen in 2011.7 hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2010 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats hoe kleiner de capaciteit van door VWS beschikte instroom+doorstroom 2009 in fte's, op peildatum, des te meer recht is er op de instroomplaats.
2.2.2 MEER INSTROOMPLAATSEN BESCHIKBAAR (GROEISITUATIE) In een groeisituatie worden de beschikbare plaatsen verdeeld op basis van de volgende beslisregels, die in de opgegeven volgorde moeten worden doorlopen: 1. De uitstroom van 2011 wordt geheel gecompenseerd (uitstroom 2011 = instroom 2011). 2. Instellingen die in 2010 krimpen krijgen 1 instroomplaats (extra) toegewezen, (krimp in personen in 2010 ten opzichte van 2009 over het hele jaar bezien op peildatum; bij uitstroom van een persoon en instroom van een
6
Hierbij wordt krimp als volgt gedefinieerd: beschikte instroom in personen in 2010 op peildatum, is kleiner dan de verwachte uitstroom in personen in 2010 op peildatum, volgens registeren subsidiebeschikking VWS. 7
Voorbeeld: een opleidingsinrichting met 3 uitstromers in 2011 die in januari 2011, mei 2011 en oktober 2011 uitstromen, krijgt bij beslisregel 2 in totaal 2 instroomplaatsen. Voor de laatste (3e) uitstroomplaats (te compenseren bij beslisregel 3 of 4) geldt dat de datum van uitstroom oktober 2011 is.
10
persoon in hetzelfde jaar wordt uitgegaan van 1 persoon in opleiding in de instelling voor dat jaar; zoals blijkt uit de registraties, op peildatum; voor de instroom 2010 na de peildatum wordt uitgegaan van het aantal nog in te stromen personen conform subsidiebeschikking 2010, op peildatum)
3. Mochten er nog instroomplaatsen overblijven, dan worden die toegewezen aan de overige instellingen, per instelling 1 instroomplaats. In ex aequo-situatie bij beslisregel 2 Als er te weinig instroomplaatsen zijn om alle rechthebbenden een instroomplaats toe te wijzen, gelden ex-aequo-regels in onderstaande volgorde : • • • • • •
Hoe groter de relatieve krimp in 2010 des te eerder komt de instelling in aanmerking voor 1 instroomplaats Hoe groter de absolute krimp in 2010 des te eerder komt de instelling in aanmerking voor 1 instroomplaats Hoe eerder het moment van uitstroom van de eerste persoon in 2010 is, des te eerder komt de instelling in aanmerking voor 1 instroomplaats Hoe eerder het moment van uitstroom van de tweede persoon in 2010 is, des te eerder komt de instelling in aanmerking voor 1 instroomplaats Hoe eerder het moment van uitstroom van de derde persoon in 2010 is, des te eerder komt de instelling in aanmerking voor 1 instroomplaats Des te groter de opleidingscapaciteit 2010 in fte is (conform subsidiebeschikking 2010, op peildatum, in- en doorstroom tezamen in fte), des te eerder komt de instelling in aanmerking voor 1 instroomplaats
In ex aequo-situatie bij beslisregel 3 Als er te weinig instroomplaatsen zijn om alle rechthebbenden er een toe te wijzen, gelden ex-aequoregels in onderstaande volgorde: • • • •
Instellingen die in 2010 geen instroom toegewezen hebben gekregen (VWS subsidiebeschikking, op peildatum) hebben voorrang bij toewijzing van een instroomplaats Instellingen die in 2009 geen instroom toegewezen hebben gekregen (VWS subsidiebeschikking, op peildatum) hebben voorrang bij toewijzing van een instroomplaats Des te groter de opleidingscapaciteit 2010 in fte is (conform subsidiebeschikking 2010, op peildatum, in- en doorstroom tezamen in fte), des te eerder komt de instelling in aanmerking vooreen instroomplaats Des te groter de opleidingscapaciteit 2009 in fte is (conform subsidiebeschikking 2010, op peildatum, in- en doorstroom tezamen in fte), des te eerder komt de instelling in aanmerking voor een instroomplaats
2.3 VERDELING INSTROOMPLAATSEN KLINISCHE CHEMIE Bij klinische chemie vindt toewijzing plaats op basis van uitstroom 2011 = instroom 2011. Voor zover het relevant is wordt dit bepaald per geformaliseerd samenwerkingsverband tussen 2 of meer instellingen (cluster). Bij groei en krimp geldt voorts de volgende ratio: de omvang van de klinisch chemische staf (in personen) versus het aantal opleidelingen, op peildatum. Dit vanuit de gedachte, dat hoe hoger deze ratio is, des te meer ruimte er is in een instelling om extra opleidelingen te kunnen accommoderen en des te eerder derhalve is dat reden om deze instelling in aanmerking te laten komen vooreen instroomplaats. Beslisregel bij krimp Des te hoger de ratio, des te eerder komt de betreffende opleidingsinrichting in aanmerking voor compensatie van de uitstroom in 2011 door hetzelfde aantal instroomplaatsen. Dit wordt toegepast, totdat het beschikbare aantal instroomplaatsen ingevuld is.
11
rBOCr
O 6
Ca%ge voof de
In een ex aequo situatie geldt: • Des te kleiner de opleidingscapaciteit 2010 in fte is (subsidiebeschikking VWS), des te eerder komt de instelling in aanmerking voor een instroomplaats Des te kleiner de opleidingscapaciteit 2009 in fte is (subsidiebeschikking VWS), des te eerder komt de instelling in aanmerking voor een instroomplaats
•
Beslisregels bij groei 1. Allereerst worden instellingen gecompenseerd voor hun uitstroom 2011 door instroom 2011. 2. De rest van de instroomplaatsen wordt verdeeld op basis van de ratio: hoe hoger de ratio des te eerder komt een opleidingsinrichting in aanmerking voor 1 instroomplaats.8 In een ex aequo situatie geldt: • Des te groter de opleidingscapaciteit 2010 infteis (subsidiebeschikking VWS), des te eerder komt de instelling in aanmerking vooreen instroomplaats Des te groter de opleidingscapaciteit 2009 in fte is (subsidiebeschikking VWS), des te eerder komt de instelling in aanmerking vooreen instroomplaats
•
2.4
BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN
Er kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen, op grond waarvan het landelijke advies over de opleidingsinrichtingen afwijkt van de uitkomst na toepassing van de criteria. Die bijzondere omstandigheden zijn te vinden in bijlage 5 onder d tot en met i.9 2.5
WIJZE VAN BESLUITVORMING
Besluitvorming in een vergadering van de gemandateerde vertegenwoordiging van betrokken opleiders vindt plaats op basis van consensus of bij het ontbreken van consensus op basis van stemming, waarbij iedere (gemandateerde) opleider 1 stem heeft. Uiterlijk 17 mei 2010 sturen de NVKF, NVKC, NVZA en de NMT hun adviezen aan het BOLS en in afschrift aan het CBOG toe. In deze adviezen wordt aangegeven op welke wijze welke bijzondere omstandigheden hebben geleid tot een andere verdeling dan die op grond van het criterium "nieuwe erkenningen" en het criterium "continuïteit opleidingscapaciteit" tot stand zou zijn gekomen. Het BOLS legt deze adviezen voor aan de OOR's. De OOR's volgen in principe de adviezen. Afwijkingen hiervan worden conform bijgaand document (bijlage 3), gemotiveerd op basis van dezelfde bijzondere omstandigheden, zoals in 2.4 genoemd, ondertekend door de Raden van Bestuur van de opleidende instellingen.
Ratio: de omvang van de klinisch chemische staf (in personen) versus het aantal opleidelingen, op peildatum. 9
Voor verantwoordingsdocument: zie bijlage 3.
12
OPLEVERING ADVIEZEN BOLS/OOR'S AAN CBOG EN OPSTELLEN TOEWIJZINGSVOORSTELLEN
In de voorgaande hoofdstukken is per onderdeel beschreven hoe onder coördinatie van BOLS de adviezen van de OOR's voor de toewijzing 2011 opgesteld worden. Op basis van het advies van BOLS zullen vervolgens de toewijzingsvoorstellen worden opgesteld. Dit gaat in de volgende stappen: 1. BOLS zal de adviezen uiterlijk op 15 juni 2010, ondertekend door de Raden van Bestuur van de opleidende instellingen, toesturen aan het CBOG. Hierbij wordt aan het CBOG per specialisme aangegeven: a.
op welke wijze de bijzondere omstandigheden hebben geleid tot een andere verdeling over en/of binnen de OOR's en
b. op welke gronden eventueel een andere verdeling voor de betaberoepen en tandheelkundig specialismen wordt voorgesteld dan de adviezen van de NVKF.NVKC.NVKF en NMT. Deze adviezen moeten dusdanig aan het CBOG worden aangeleverd, dat het CBOG de motivatie van de afwijking kan toetsen (zie bijlage 3). 2. Het CBOG deelt het BOLS uiterlijk 25 juni 2010 het resultaat van de toetsing mee. Als de BOLSvoorstellen de CBOG-toets hebben doorstaan, stelt het CBOG de concept toewijzingsvoorstellen op instellingsniveau op. Als de voorstellen de toets niet doorstaan, dan heeft BOLS tot 30 juni 2010 de tijd het advies aan te passen. 3. Het CBOG stuurt uiterlijk 1 juli 2010 de concept toewijzingvoorstellen toe aan de instellingen. Hierbij geldt het voorbehoud, dat het advies van het BOLS de CBOG toets heeft doorstaan. Is dat niet het geval, dan zal het concept toewijzingsvoorstel uiterlijk 15 juli 2010 aan de instellingen worden toegestuurd. 4. Reactietermijn voor de instellingen op het concept toewijzingsvoorstel is 3 weken. Het CBOG wil ingevulde formulieren uiterlijk op op 22 juli 2010 dan wel uiterlijk 5 augustus 2010 ontvangen. Reacties op het concept-toewijzingsvoorstel die later dan genoemde data bij het CBOG binnen komen worden niet meer in behandeling genomen. Reageert een opleidingsinrichting niet, dan gaat het CBOG er van uit dat de opleidingsinrichting akkoord gaat met het concept toewijzingsvoorstel. Daarmee vervalt dan de mogelijkheid om meer instroomplaatsen te krijgen dan in het concept-toewijzingsvoorstel staan opgenomen. 5. Instellingen worden in de gelegenheid gesteld om in hun reactie aan te geven of zij meer of minder instroomplaatsen willen of kunnen accommoderen dan in het concept toewijzingsvoorstel is aangegeven. Eventuele instroomplaatsen die hierdoor vrijvallen, worden verdeeld over de instellingen, die hebben aangegeven meer instroomplaatsen te willen en kunnen accommoderen. De wijze van verdeling gaat op dezelfde manier als in hoofdstuk 1 en 2 omschreven. Na deze beoordeling van de reacties van de instellingen aan de criteria van het afwegingskader stelt het CBOG definitief toewijzingsvoorstel op, dat uiterlijk 13 augustus 2010 aan VWS en de instellingen wordt gezonden.
13
CoMego voor (ie Beroepen en öpk'idingert
TIJDSPLANNING
Het toewijzingsproces wordt vanaf eind april 2010 tot en met uiterlijk 13 augustus 2010 doorlopen. Aansluitend vindt het subsidietraject 2011 plaats. In onderstaand overzicht is een en ander schematisch weergegeven. 1e tranche toewijzing
Uiterlijk
VWS stelt toewijzingskader vast
31 mrt2010
CBOG stuurt concept-afwegingskader ter toetsing aan VWS VWS maakt toetsing concept-afwegingskader aan CBOG kenbaar CBOG stuurt definitief afwegingskader aan opleidingsinrichtingen Registratiecommissies (o.a. MSRC) leveren bestanden op (op peildatum) die de gegevens bevatten die het CBOG nodig heeft om de toewijzing te doen BOLS verzoekt NVKF, NVKC, NVZA en NMT om schriftelijk te adviseren over de instroom conform het afwegingskader NVKF, NVKC, NVZA en NMT sturen schriftelijke adviezen over verdeling van instroomplaatsen bètaberoepen en tandheelkundige specialismen aan BOLS en CBOG CBOG houdt voorlichtingsbijeenkomst BOLS overlegt met OOR's over bijzondere omstandigheden voor toewijzing instroomplaatsen (van alle opleidingen in de 1 e tranche) en levert uitkomst ervan door aan CBOG (in een verantwoordingsdocument) CBOG toetst adviezen BOLS/OOR's en brengt uitkomst ervan ter kennis van BOLS: toetsing kan opleveren dat aanvullend materiaal geleverd moet worden door BOLS CBOG stuurt concept toewijzingsvoorstel aan opleidingsinrichtingen Opleidingsinrichtingen kunnen reageren op concept toewijzingsvoorstel CBOG toetst reacties van opleidingsinrichtingen op concept en stuurt definitief toewijzingsvoorstel aan opleidingsinrichtingen en aan VWS VWS stelt verdeelplan 2011 voor instroomplaatsen vast Opleidingsinrichtingen vragen subsidie aan bij VWS VWS beschikt op subsidieaanvragen
15 april 1 mei 15 mei april/mei Eind april 17 mei 20 mei 15 juni 25 juni 1 juli 22 juli 13 augustus 1 sept. 1 oktober 31 dec.
14
Coflege voor de Beroepen en opleidingen in de Gesondheïdworg
BIJLAGE 1 Instroomplaatsen 2010 per OOR (26 medische specialismen)
2
3
4
5
6
7
8
OOR Groningen
OOR Nijmegen
OOR Utrecht
OOR Amsterdam AMC
OOR Amsterdam VU
OOR Leiden
OOR Rotterdam
OOR Maastricht
8
6
11
7
8
7
8
6
61
13
4
8
8
4
5
8
55
1
1
2
1
0
5 1
1
2
9
Dermatologie en venerologie
6
4
2
5
4
3
7
3
34
Heelkunde
7
7
6
7
7
7
8
7
56
19
29
22
173
Naam Anesthesiologie Cardiologie Cardio-thoracale chirurgie
Interne geneeskunde
25
21
20
18
3
3
3
3
3
3
2
2
22
4
5
4
5
39
1
1
2
1
1
9
0
18
Kindergeneeskunde
6
en
Keel-neus-oorheelkunde
19
CJl
1
OOR
Klinische genetica
1
1
5 1
Klinische geriatrie
2
5
5
2
2
0
2
Longziekten en tuberculose
8
9
3
4
4
3
7
7
45
4
35
Maag-darm-leverziekten
6
3
4
5
3
3
7
Medische microbiologie
2
2
2
2
2
2
3
2
17
1
0
6
Neurochirurgie
1
1
2
0
0
1
Neurologie
6
6
4
3
7
9
8
6
49
0
12
6
50
2
2
4
2
1
0
Obstetrie en gynaecologie
7
6
6
6
6
6
7
Oogheelkunde
5
5
5
5
Orthopedie
4
4
4
4
5
5
9
5
44
CJl
Nucleaire geneeskunde
1
4
4
5
34
3
25
4
1
2
5
0
3 1
4
1
1
1
0
1
2
7
12
7
13
9
9
10
15
11
86
Radiotherapie
3
3
3
1
1
1
4
1
17
Reumatologie
4
2
2
2
2
2
2
3
19
Revalidatiegeneeskunde
8
3
4
4
3
4
3
3
32
Urologie
4
3
3
3
3
2
3
3
24
147
117
127
108
107
108
147
117
978
Pathologie
3
Plastische chirurgie Radiologie
Totaal
15
Coiiege voos de Bero&pf n pn Opleidingen in de Ce*ondhesds2org
)B^Q3^B9BBVBHflBflBVJBp9i |2 [2 2 2 2 2 2 2 2 2
I UMC Sint Radboud I Alvsis Rijnstate zhs Slingeland zhs zhs Gelderse Vallei Canisius-Wilhelmina zhs St Elisabeth zhs Twee Steden zhs Jeroen Bosch zhs (+ZANOB) Maxima Med. Centr. Sint Maartenskliniek
| Nijmegen Arnhem Doetinchem Ede Gld Nijmegen Tilburg Tilburg s Hertogenb. Eindhoven Nijmegen
|
Gelre Ziekenhuizen zhs Gelderse Vallei Meander Med.Ce. Sint Antonius zhs Diakonessenhuis St Elisabeth zhs Twee Steden zhs Bernard Verbeeten insti. Jeroen Bosch zhs Tergooi zhzn Pento audioloqie c. jteyalLDe Hoogstraat
|
3
f
4
1
2
•}
1
1 f
•}
•}
f
3 ?
f
1
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
I I I1 I I I I3|
I I i I I ' I j I l I I I I
I i II
3 | 1 | 3 |3 | 2 4 || 3 || 1 ||1 ||4 |132 | 3 1 | 2| | |1 U| | 2| | | 1 | 5 | | |4 |1 | |2 f |
4
|1 |
[ |
1
2
2
2
12 1 5
1 1 2
2
2 1
SHKBBHB^BBHKKHHBM^BB^BKB |3| 4 3 4 3 )
4
|1|3|1U M |2|4|1| 2 1 1
2
1 2
1
|5 |4 |4 | 1 |7 1 1
I 2 I 2 I 1 I :
3 2
1 1 2 1
1
1 2 | |
| |
I I I I I I I I I I I I I I I
| |
3U
2
5
Tl |3
I I I I
B^B3O 2 [
1 5 1 41
T
1 | 5
11 I i
TT
| 1
f 1
1 1
f 1
1 1
I I I I I I I I I I I I I I I I I I 11 I I I I I I I I I I I I1 I I I I I2 I | | | MBPBBKBMBBBMBIBBBBBBBBBIBBI
16
3 3 1 117 65 6 5 10 23 7 3 2 1 2 0 0 127 61 1 4 5 2 2 1 3 5 13 2
2
Ui
81 4 5 8 14 19 5 7 1 3 0 147 66 11 5
1 1 1 1 1 1 1 1 1 13 1 1 1 1 1 1 1 1 14
4 3
5
fotaal
fi
ürologie
Revalidatiegeneeskunde
j
I
3
Reumatologie
S 4
Radiotherapie
Oogheelkunde
f
I
Obstetrie en gynaecologie
3
Radiologie
Nucleaire geneeskunde
1
I
Neurologie
7
Plastische chirurgie
Neurochirurgie
6
I Oinische geriatrie
1
2
4
f Amsterdam |7 | 4 I Apeldoorn | | Almere Hilversum | Alkmaar Hoorn Nh Hoofddorp Beverwyk Amsterdam Amsterdam 4 Amsterdam Amsterdam Dordrecht Huizen Amsterdam I I I Haarlem | | | Amsterdam | | [ |jjj^^^^^^9B!^BB^B^BHBB ^BBVBVBBBV^BV^BB 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
Univ.Adam AMC Gelre zkhn Flevozhs Tergooïzkhn Medisch Centrum Westfries Gasthuis Spaarne zhs Rode Kruis zhs Slotervaartzhs 0. L.Vrouwe Gasth. Sint Lucas Andreas zhs NKI. A.v.Leeuwenh.zks Albert Schweitzerzhs Revalid.De Trappenberg Revalidatiecentrum A'dam Ken nemer Gasth. | Jan van Breemen Inst.
Apeldoorn EdeGld Amersfoort Nieuwegein Utrecht Tilburq Tilburg Tilburg s Hertogenb. Hilversum Amersfoort | Utrecht
3
2
|
B^K^^D^^^BJBJB^B^9JBJBJB9HB I 3 I UMC Utrecht | Utrecht TëlTT 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
6
1
^B|^HKB3BE^B^B99^KVSBB^B9EB3I
4|
| 6 14 | |
2 3 1 3 5 5 3 3
Pathologie
I
I
Medische microbiologie
5
klinische genetica
1
V
CO
O 1 UMC Groningen Groningen 8 5 1 Scheper Zhs Emmen 1 Martini Groningen 1 zorggr Noorderbr Leeuwarden 1 Isala Zwolle 4 1 Med. Speet Twente Enschede 4 1 zorggr Twente Almelo 1 Deventer Zhs Deventer 1 | De Vogellanden, Revali. Zwolle | | | I 1 I Reval.c. het Roessing I Enschede I I I ^^^Audiologischc^^^^^^^^lzwolle^^^l^l^l^
Interne geneeskunde
.S
Dermatologie en venerologie
o
1
Orthopedie
I
-ongziekten en tuberculose 3
I
Maag-darm-leverziekten
BIJLAGE 2 Instroomplaatsen 2010 per instelling (26 medische specialismen)
1 1 1 1 3 2
CO
O)
Cn
<•> r o
-*
CO
to ro ro CD
CD
CD
CO
ro t o o o Ol
O)
ro
CO
-^
CO
•E*
CD
GO
cn ro
CO
ro
o cn
es
CD
ro
to
ro
o
o
ro
CO
*
cn
•*•
ro
ro O)
o
O
ro
*•
ro ro
Ol
cn m cn
<JI
cn
cn
Ol
Ol
Ol
* •
cn
co
cn
ro
*
CO
ro
O
-*
-"
o
cn
CO
cn
Ui
o
CO
Ol
* •
Ol
* •
CD
ro
CO
CO
CO
ro
ro
ro
ro
-o
ro
CO
ro
co
co
CO
CO
CO
00
CO
147 117 127 108 107 108 147
117 I
fl fl fl H
->
cn ^ 3
oo ^ 9
^B
cn ^9
CO ^ 9
cn ^ V
_^ H
ro
ro
CO
§
ro
--
--
-*
ro BÊ
IO ^9 ro ^9
Cardio-thoracale chirurgie Dermatologie en veneroiogie Heelkunde CO
CO
ro
CO
nteme geneeskunde
co ^ 9
CO
co ^ 9
ro
ro KM
ro
fO
fl
ro
co BM
to
ji. BW
CO ^ 9
-^i ^9
fl B
to
cn ^ S
cn ^ S
CO
fl
ro
CO
to
-»
co BM
B B CnM
ro
*. ^9
CO
Neurochirurgie Nucleaire geneeskunde Obstetrie en gynaecologie
-* cn
cn ^9
-B
cn | 9
ro
co
ro
CO
Plastische chirurgie cn * •
CO ^ 9 -*
fl ro
-U
°n
ro ^ S
-B--
O)
CO
ro
^ S
Reumatologie
--
co ^ n oo
Radiologie Radiotherapie
ro ^9
CO ^ 9
Oogheelkunde
ro Orthopedie ro Pathologie
B
o) ^9
ro
viedische microbiologie Neurologie
CO
ro
co ^ S
CO
Viaag-damvleverziekten ro
~* ^3 co
CO ^ 9
O!
oi ^ 9
-•
-ongziekten en tuberculose
ro ^9
•F» ^ 9
to
Cindergeneeskunde klinische geriatrie
ro ro
CO ^ S
ro ^ 9
(eel-neus-oorheelkunde Oinische genetica
B -B
ro
Anesthesiologie Cardiologie
^ ^ |
-B
-*
ro
CO
ro ^ H
CO
B
ro Q
to
"fl w
Plaats
ro
*•
01
1 fl
Naam
CO
D_
Amsterdam Almere Amsterdam Utrecht Alkmaar Hoorn Nh Hoofddorp
* •
l • B Bfl 1 fl fl |fl fl fl fl fl fl fl fl fl B fl fl
0
OOR
Haarlem Amstelveen Amsterdam Zaandam Amsterdam
CO
CO
O
o>
VU Medisch Centrum Flevozhs Onze Lieve Vrouwen Gasth. Diakonessenhuis Medisch Centrum Westfries Gasth. Spaarne zhs Rode Kruis zhs Kennemer Gasthuis zhs Amstelland Siotervaartzhs Zaans Med.Centr. Sint Lucas Andreas zhs
cn
f
o»
s-Gravenh. Delft Leiderdorp s-Gravenh. s-Gravenh. s-Gravenh. Gouda Rotterdam ^^jden^^^^^
OD
SP
—i
Ol
Apotheek Haagse zhzn Reinier De Graaf Groep Alatus/Riinlandzhs Bronovo - Nebo Med. Centr. Haaqlanden Haqazhs Groene Hartzhs Maasstad zhs
CO
1 |
C»
Rotterdam Delft Rotterdam Rotterdam Rotterdam
-1
00
Rotterdam Dordrecht Breda
.u
o
ro
-*i
oo
00
Eindhoven Rotterdam Rotterdam
Ol
CO
Reinier De Graaf Groep Sint Frandscus qasth. Havenzhs en Inst.v.Trop-Ziekten Ikazia zhs Rotterdam Usselland zhs Maasstad zhs Albert Schweitzerzhs Amphia zhs St Elisabeth zhs Catharina-zhs Het Oogzks Riindam Revalidatiec. Bernard Verbeeten inst.
- '
CO
Eindhoven Eindhoven Venlo Heerlen Sittard Eindhoven Hoensbroek
cn
Groningen Nijmegen Utrecht A'dam AMC
Leiden Rotterdam Maastricht 00
3
03
Catharina-zhs Maxima Med.Centr. Viecuri Med.Cent.v.N-Limburq Atrium Med.Centr.Parkstad Orbis Medisch en Zorgconcern Blixembosch Adalante^^^^^^^^^^^
OOR OOR OOR OOR OOR OOR OOR OOR Ol
oo
tu
Ma
ro ^9 co
ro
n
cn
ro
Revatidatiegeneeskunde
co
Urologie Totaal
Coïit'gc voof de Beroepen en Opl tn de Gesondhet
BIJLAGE 3 Verantwoordingsdocument BOLS/OOR's 26 MSRC ERKENDE MEDISCHE SPECIALISMEN
BASISDEEL Nieuwe erkenningen Indien het surplus ontoereikend is voor instroom in de nieuwe erkenningen kan een beroep worden gedaan op het basisdeel. Aangegeven moet worden voor welke opleidingsinrichtingen en welk specialisme een instroomplaats moet worden toegewezen. Dit geldt op instellingsniveau en indien relevant ook op OOR-niveau. Grensproblematiek Indien het surplus niet toereikend is voor instroom vanwege grensproblematiek kan een beroep worden gedaan op het basisdeel. Aangegeven moet worden voor welke opleidingsinrichtingen en welk specialisme instroomplaatsen worden toegewezen. Voorwaarde is inzage in betreffende samenwerkingsovereenkomst van betrokken instellingen (peildatum 31 mei 2010). Verdeling over de OOR's Het basisdeel wordt over de OOR's verdeeld conform de verdeling opgenomen in bijlage 1. Er kan afgeweken worden op grond van bijzondere omstandigheden zoals verwoord in hoofstuk 1. Per specialisme moet bij elke verplaatsing van een instroomplaats het volgende aangegeven worden: • • •
Vanuit welke OOR een instroomplaats wordt verplaatst. Naar welke OOR die instroomplaats verplaatst wordt. Op grond van welke bijzondere omstandigheden die verplaatsing gedaan wordt.
Verdeling binnen de OOR Het basisdeel wordt binnen de OOR's verdeeld conform de verdeling opgenomen in bijlage 1. Er kan afgeweken worden op grond van bijzondere omstandigheden zoals verwoord zoals verwoord in hoofstuk 1.Per specialisme moet bij elke verplaatsing van een instroomplaats het volgende aangegeven worden: • • •
Vanuit welk instelling een instroomplaats wordt verplaatst. Naar welke instelling die instroomplaats verplaatst wordt. Op grond van welke bijzondere omstandigheden die verplaatsing gedaan wordt.
SURPLUSDEEL Nieuwe erkenningen Aangegeven moet worden voor welke nieuwe erkenningen voor welke opleidingsinrichtingen voor welk specialisme een instroomplaats uit het surplus wordt toegewezen.
18
College voor de Beroepen en Opleidingen ir? de Gezondheidszorg
Grensproblematiek Aangegeven moet worden voor welke opleidingsinrichtingen voor welk specialisme een instroomplaats (en) wordt/worden toegewezen in het kader van de grensproblematiek onder inzage van het betreffende samenwerkingsovereenkomst (peildatum 31 mei 2010). Restant surplus Er kan op grond van de aangegeven bijzondere omstandigheden afgeweken worden van de verdeling. Per specialisme moet bij elke verplaatsing van een instroomplaats het volgende aangegeven worden: • • •
Vanuit welk instelling een instroomplaats wordt verplaatst. Naar welke instelling die instroomplaats verplaatst wordt. Op grond van welke bijzondere omstandigheden die verplaatsing gedaan wordt.
BETABEROEPEN EN TANDHEELKUNDIGE SPECIALISMEN Aangegeven moet worden voor welke opleidingsinrichtingen en voor welk specialisme een instroomplaats moet worden toegewezen op grond van het criterium nieuwe erkenningen. Als BOLS-OOR's afwijken van het advies van de NVKF, NVKC, NVZA en NMT moet voor iedere verplaatsing van een instroomplaats aangegeven worden: • • •
Vanuit welk instelling een instroomplaats wordt verplaatst. Naar welke instelling die instroomplaats verplaatst wordt. Op grond van welke bijzondere omstandigheden die verplaatsing gedaan wordt zoals verwoord in hoofstuk 2.
19
j j
Collega voüf de Bt'ioepen en Opleidingf n
BIJLAGE 4 Verdeling restant surplus over de OOR's (26 medische specialismen) De instroomplaatsen uit het restant surplus worden als volgt toegewezen aan de OOR's: leder OOR krijgt 1/8e deel, afgerond naar beneden. Plaatsen die nog resteren worden, rekening houdend met regionale percentages (zoals gebruikt bij de toewijzing van 2010), waarbij ex-aequosituaties vermeden worden, als volgt toegewezen: a.
Als er nog één plaats toe te wijzen is: naar het derde grootste OOR (1 x 13% Utrecht)
b.
2 plaatsen: 2 grootste OOR's (2 x 15% Groningen en Rotterdam)
c.
3 plaatsen: 3 grootste OOR's (2 x 15% en 1 x 13% Groningen, Rotterdam en Utrecht)
d.
4 plaatsen: 2 grootste OOR's (2 x 15% Groningen en Rotterdam) en 2 middelste OOR's (2 x 12% Nijmegen en Maastricht)
e.
5 plaatsen: 5 kleinste OOR's (2 x 12% Nijmegen en Maastricht; 3 x 1 1 % Leiden, AMC Amsterdam en VUmc Amsterdam)
f.
6 plaatsen: 6 kleinste OOR's (dus niet naar 2 x 15% Groningen en Rotterdam)
g.
7 plaatsen: alle OOR's behalve het derde grootste OOR (Utrecht)
De regionale percentages zoals die in de toewijzing van 2010 gehanteerd zijn, zijn als volgt:
OOR Groningen 15% OOR Nijmegen 12% OOR Utrecht 13% OOR AMC-Amsterdam 11% OOR VUmc-Amsterdam 11% OOR Leiden 11% OOR Rotterdam 15% OOR Maastricht 12%
Voorbeeld: als er bijvoorbeeld 89 plaatsen in het restant surplus zitten, dan krijgt ieder OOR er 89/8, afgerond naar beneden is 11 plaatsen en er worden dus 88 van de 89 plaatsen verdeeld. Er is dan nog één plaats over in het restant surplus en die wordt toegewezen aan OOR-Utrecht, zoals blijkt uit bovenstaande tabel. Daar is namelijk te zien in de eerste kolom, bij de waarde '1' dat die plaats (die ene plaats) toevalt aan OOR Utrecht.
20
i
College voorde Beroepen en öpieidïrgen
BIJLAGE 5: Bijzondere omstandigheden
a) Continuïteit instroom over meerdere jaren b) Specifieke speerpunten van een OOR c) Grensproblematiek: als het surplus ontoereikend is om alle grensproblematiek op te lossen, dan mogen daarvoor instroomplaatsen uit het basisdeel worden gebruikt, tot een maximum van 40 plaatsen in totaal. d) De case-mix van de patiëntenpopulatie e) Te voorziene omvangrijke veranderingen, zoals verbouwingen, verhuizingen, fusie, wisseling van opleider en intrekking erkenning f)
Versterking van opleidinginfrastructuur in de regio's door het aangaan van samenwerkingsverbanden ten behoeve van diversiteit in de opleiding.
g) Onverenigbaarheid met specifieke eisen van opleidingsbesluit, die een ander verdelingsalgoritme vereisen h) Continuïteit van de opleidingscapaciteit over meerdere jaren i)
Specifieke speerpunten van een instelling
21
22
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg T.a.v. het bestuur Koningin Wilhelminalaan 3 3527 LA UTRECHT
Bezoekadres: Parnassuspleln 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340 78 34 www.minvws.nl Inlichtingen bl]
T 070 340 7562/7182
Datum
3 1 MRT 2010
Betreft Toewijzingskader 2011
Ons kenmerk MEVA/NBO-2997404 Bijlagen 3 Uw brief
Hierbij verzoek ik u om het toewijzingsvoorstel 2011 op te stellen volgens de subsidieregelingen zorgopleidingen l e en T tranche en mij dit per tranche voor alle opleidingen samen voor te leggen op uiterlijk 15 augustus 2010. Het toewijzingsvoorstel betreft het advies over de verdeling van de volgende opleidingsplaatsen over de opleidingsinrichtingen per zorgopleiding voor 2011, te weten: - voor de l e tranche zorgopleidingen de instroom (in personen); - voor de 2e tranche zorgopleidingen A1 de instroom (in personen voor de zorgopleidingen tot SEH arts en psychiater en voor de overige zorgopleidingen A2 in personen en bijbehorende fte's); - voor de 2e tranche zorgopleidingen B de instroom in personen en bijbehorende fte 's en de doorstroom in fte's.
Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief.
Het toewijzingsvoorstel omvat aldus circa 22% van de jaarlijks beschikbare opleidingsplaatsen van de zorgopleidingen die in aanmerking komen voor subsidiëring. Het restant wordt aan de individuele opleidingsinrichtingen toegekend aan de hand van de opleidingsschema's zoals goedgekeurd door en vastgelegd bij de relevante registratiecommissies. Na ontvangst van het toewijzingsvoorstel 2011 op uiterlijk 15 augustus, zal ik het verdeelplan van deze opleidingsplaatsen uiterlijk 31 augustus 2010 vaststellen. De opleidingsinrichtingen kunnen tot 1 oktober 2010 de subsidieaanvragen voor 2011 indienen. Vervolgens wordt binnen 13 weken na ontvangst beschikt. In het afwegingskader wordt beschreven hoe het CBOG tot een toewijzingsvoorstel wil komen. Ik verzoek u om mij op uiterlijk 15 april 2010 het concept afwegingskader voor de l e en 2e tranche ter toetsing toe te sturen. Op uiterlijk 1 mei 2010 deel ik u dan het resultaat van deze toetsing en de consequenties daarvan mee. Het gaat hierbij in het bijzonder om de juridische houdbaarheid van het afwegingskader, gegeven het toewijzingskader en de subsidieregelingen.
1
Uitgezonderd de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Daarbij is sprake van vaste instroommomenten in de opleiding in enig jaar, waardoor een maximum aantal fte per instroomplaats per zorgopleiding geldt.
2
Pagina 1 van 12
Beleidskader Met de subsidieregelingen zorgopleldingen l e en 2e tranche is de mogelijkheid gecreëerd om het aantal opleidingsplaatsen per zorgopleiding vast te stellen en te verdelen over opleidingsinrichtingen. Met dit instrument wil ik voor deze opleidingen bevorderen dat er voldoende zorgverleners worden opgeleid, met het oog op de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg. Handvat hierbij is de instroom van assistenten die aanvangen met een zorgopleiding in het subsidiejaar, de zogenoemde instromers. Waar mogelijk zal ik het aantal instromers per zorgopleiding voor 2011 vaststellen op basis van de daartoe opgestelde ramingen. Voor de 2e tranche zorgopieidingen B kan hieraan nog niet worden voldaan.
Ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
Voor een goed functionerend zorgstelsel is ook de kwaliteit van zorgverleners van groot belang. Ik streef ernaar (op termijn) vla de verdeling van opleidingsplaatsen te stimuleren dat de kwaliteit van opleidingen bij de opleidingsinrichtingen hoge prioriteit krijgt en de opleidingsinrichtingen met een hogere opleidingskwaliteit relatief meer opleidingsplaatsen krijgen. Ik wil verder de toetredingsbarrières op de opleidingsmarkt verminderen. Daarom wil ik dat aan alle nieuwe of bestaande opleidingsinrichtingen met een nieuwe erkenning3 het volgens de gestelde opleidingseisen minimaal aantal benodigde instroomplaatsen wordt toegewezen. Voorwaarde hiervoor is uiteraard dat instroom mogelijk is en dat het minimum aantal niet wordt ingevuld door assistenten in opleiding die in een eerder subsidiejaar elders met hun opleiding zijn begonnen (doorstroom). Met het oog op de automatisering en het vermijden van onnodige administratieve lasten voor alle betrokkenen, dring ik er bij u op aan om het toewijzingsvoorstel voor alle zorgopleidingen op uiterlijk 15 augustus 2010 in één geheel per tranche in het door mij voorgeschreven format op geautomatiseerde wijze aan te leveren. Randvoorwaarden Hieronder ga ik achtereenvolgens in op: - de randvoorwaarden voor de procedure en het tijdpad; - de specifieke randvoorwaarden voor respectievelijk de l e en 2e tranche 2011; - de overige randvoorwaarden. 1. Randvoorwaarden totstandkoming toewijzingsvoorstel Voor het toewijzingsvoorstel en het daaraan ten grondslag liggende afwegingskader dient specifiek rekening te worden gehouden met de volgende regelgeving: - de Algemene Wet Bestuursrecht; - de Mededingingswet; - de Kaderwet VWS-subsidies; - de Subsidieregelingen zorgopleidingen l e en 2e tranche.
Zoals verleend door de daartoe bevoegde organen.
Pagina 2 van 12
Bij de verdeling van opleidingsplaatsen wordt gebruik gemaakt van: objectieve en toetsbare criteria; transparante procedures. Hiermee wordt gelijke behandeling van opleidingsinrichtingen gewaarborgd. Betrokkenen dienen hier vooraf over te zijn geïnformeerd. Achteraf moet traceerbaar zijn hoe het toewijzingsvoorstel tot stand is gekomen en waarom opleidingsinrichtingen een bepaald aantal opleidingsplaatsen hebben verkregen. Deze werkwijze moet zorgvuldig en gebaseerd op betrouwbare gegevens worden uitgevoerd.
ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
Uit het toewijzingsvoorstel moet het aantal opleidingsplaatsen per zorgopleiding per individuele opleidingsinrichting blijken en moet blijken waarom deze verdeling gemaakt is. De besluiten die ik neem op basis van het verdeelplan en de subsidieregeling dienen voorzien te zijn van een deugdelijke motivering. Ik vraag u daarom om mij deze motivering bij het toewijzingsvoorstel aan te leveren. Ook met het oog op mogelijke bezwaar- en beroepsprocedures is het van belang dat voor alle partijen transparant is op basis van welke overwegingen u bent gekomen tot het toewijzingsvoorstel. Tevens verzoek Ik u bij de inrichting van uw administratieve organisatie met het bovenstaande rekening te houden. Ik hecht eraan dat de sector wordt betrokken bij de opstelling van het afwegingskader uit het oogpunt van draagvlak en inbreng van expertise. Die betrokkenheid kan er echter niet toe strekken dat er tussen opleidingsinrichtingen afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de opleidingsplaatsen worden verdeeld die uit mededingingsoogpunt niet zijn toegestaan. Tijdpad Het voorgeschreven tijdschema is opgenomen in bijlage 1. Ik verzoek u om tijdig, maar uiterlijk op 15 mei 2010, het tijdpad, het proces en het afwegingskader aan de opleidingsinrichtingen en alle andere relevante betrokkenen te communiceren om te kunnen komen tot een toewijzingsvoorstel 2011. Ik ga ervan uit, dat u het concept toewijzingsvoorstel aan de instellingen dusdanig op tijd zult voorleggen, dat u mij op uiterlijk 15 augustus 2010 een onderbouwd toewijzingsvoorstel 2011 kunt voorleggen. Na toetsing geef ik op uiterlijk 31 augustus 2010 aan of ik het toewijzingsvoorstel overneem. De instellingen dienen vervolgens uiterlijk vóór 1 oktober 2010 een subsidieaanvraag in te dienen. Het in deze brief opgenomen toewijzingskader, het afwegingskader, het toewijzingsvoorstel, het verdeelplan en de op basis daarvan af te geven beschikkingen zal ik via de website www.riiksoverheld.nl openbaar maken. 2.
Randvoorwaarden toewijzing 1" tranche 2011
Bij de toewijzing van opleidingsplaatsen per zorgopleiding aan de individuele opleidingsinrichtingen voor de l e tranche wordt onderscheid gemaakt tussen de instroom van assistenten in de opleiding en de opleidingsplaatsen van de assistenten die al vóór het subsidiejaar 2011 via het opleidingsfonds zijn bekostigd (doorstroom). Wijzigingen in op te leiden aantallen zijn immers uitsluitend door te voeren via de instroom van assistenten. Pagina 3 van 12
Bij de totstandbrenging van het toewijzingsvoorstel voor de instroom (in personen) verzoek ik u tevens rekening te houden met de volgende elementen: - Het door mij per zorgopleiding vastgestelde aantal instromers (par. 2.1). - Opleidingsinrichtingen met een nieuwe erkenning (par. 2.2).
ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
Voorts maak ik van de gelegenheid gebruik om langs deze weg alle betrokkenen te informeren over de wijzigingen die ik wil aanbrengen bij de subsidieregeling voor 2011 (par. 2.4.).
2.1 Instroom In verband met de lopende besluitvorming over de rijksbrede budgettaire problematiek is niet eerder dan eind april 2010 duidelijkheid te geven over het precieze aantal instroomplaatsen, bovenop het aantal plaatsen dat voor 2010 beschikbaar is gesteld. De hieronder en in bijlage 2 genoemde aantallen extra instroomplaatsen zijn daarom onder voorbehoud. Voor de instroom in personen per specialisme verwijs ik naar de tabel in bijlage 2. Deze bijlage is vastgesteld op basis van het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het advies van het Capaciteitsorgaan van februari 2008. Ik teken hierbij voor de goede orde aan, dat het Capaciteitsorgaan bij zijn ramingen rekening houdt met uitval per specialisme. Daarmee Is uitval al voorzien in de systematiek. Uitgaande van een uitval van bijvoorbeeld 8 procent moeten er 109 assistenten in opleiding instromen om 100 specialisten op te leiden. In vergelijking met het advies van februari 2008 is een aantal wijzigingen aangebracht. Evenals voor 2010 is rekening gehouden met zes extra opleidingsplaatsen voor het specialisme maag-darm-leverziekten. Naar aanleiding van de realisatiecijfers van de instroom In 2008 worden voor alle specialismen bij elkaar 85 van de voor dat jaar beschikbare plaatsen die niet zijn ingevuld voor 2011 wederom ter beschikking gesteld. De niet gerealiseerde plaatsen bij het specialisme oogheelkunde blijven hier buiten, omdat de afgelopen jaren is gebleken dat realisatie van het beschikbare aantal plaatsen voor dat specialisme problematisch is. Daarnaast worden structureel extra plaatsen beschikbaar gesteld voor de specialismen nucleaire geneeskunde, in verband met verlenging van de opleidingsduur, en plastische chirurgie, op basis van een tussentijds advies van het Capaciteitsorgaan. Ook worden structureel extra plaatsen ter beschikking gesteld naar aanleiding van het advies van het Capaciteitsorgaan ten aanzien van de neerwaartse bijstelling van de instroom van buitenlandse artsen. Gegeven de beschikbare budgettaire middelen kunnen hiervan 51 plaatsen worden gerealiseerd. Bij de verdeling van deze plaatsen is een relatief zwaar gewicht gegeven aan de specialismen die op grond van het advies van het Capaciteitsorgaan een klein aantal extra plaatsen dienen te krijgen, omdat deze anders door afronding mogelijk onderbedeeld zouden worden. Ook is bij de verdeling het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen in de afgelopen jaren meegewogen.
Pagina 4 van 12
2.2
Nieuwe erkenningen
Nieuwe of bestaande opleidingsinrichtingen met een nieuwe erkenning voor een zorgopleiding, dienen zonder meer het conform de gestelde opleidingseisen minimaal aantal benodigde instroomplaatsen te krijgen toegewezen. Dit onder de voorwaarde dat instroom mogelijk Is en voor zover dit minimum aantal niet wordt ingevuld door assistenten in opleiding die in een eerder subsidiejaar elders met hun opleiding zijn begonnen (in casu doorstroom).
ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
2.3 Doorstroom Voor de doorstroom is een toewijzingsvoorstel voor de verdeling over de opleidingsinrichtingen niet nodig. Deze worden immers evenals in voorgaande jaren bepaald op basis van de opleidingsschema's van assistenten in opleiding. Op deze wijze wordt dus circa 8 1 % van de jaarlijks beschikbare opleidingsplaatsen van de zorgopleidingen die in aanmerking komen voor subsidiëring, aan de individuele opleidingsinrichtingen toegekend. Bij de bepaling van de doorstroom 2011 zorgopleidingen l e tranche ga ik uit van de doorstroom bij de respectievelijke registratiecommissies zoals die is vastgelegd in de opleidingsschema's met als peildatum 31 oktober 2010. Het is daarom voor alle betrokkenen van groot belang dat de assistenten in opleiding ruim vóór 31 oktober 2010 de gewenste wijzigingen voor 2011 in de opleidingsschema's juist en volledig doorgeven aan de betreffende registratiecommissies. Voor alle voor het subsidiejaar 2010 toegekende instroomplaatsen voorzorgopleidingen met en zonder vooropleiding dienen de opleidingsschema's op uiterlijk 31 oktober 2010 opgenomen te zijn in de bestanden van de registratiecommissies, anders worden deze plaatsen niet meegenomen bij de te subsidiëren opleidingsplaatsen in 2011. 2.4 Wijziging Subsidieregeling zorgopleidingen le tranche Voor de subsidieronde 2011 is het mijn bedoeling de Subsidieregeling zorgopleidingen l e tranche op de volgende punten te wijzigen: 1. Het bevoorschottingspercentage wordt verlaagd van 9 3 % naar 8 5 % , omdat de ervaring heeft geleerd dat circa 15% van de beschikte opleidingsplaatsen niet tot realisatie leidt. 2. De bijlagen 1, 3, 4 en 5 worden om de volgende redenen vervangen. De opleiding tot klinisch geriater wordt uitgesplitst in opleiding tot klinisch geriater in GGZ respectievelijk in ziekenhuiszorg. Daarnaast wordt "Verloskunde en Gynaecologie" gewijzigd in "Obstetrie en Gynaecologie" en "Dermatologie" in "Dermatologie en venerologie". 3.
Randvoorwaarden toewijzing 2* tranche 2011
Bij de toewijzing van opleidingsplaatsen per zorgopleiding aan de individuele opleidingsinrichtingen voor de 2 e tranche wordt onderscheid gemaakt tussen de instroom van assistenten in de opleiding en de opleidingsplaatsen van assistenten die al vóór het subsidiejaar 2011 via het opleidingsfonds zijn bekostigd (doorstroom). Wijzigingen in op te leiden aantallen zijn immers uitsluitend door te voeren via de instroom van assistenten. Pagina 5 van 12
Bij de toewijzing van opleidingsplaatsen per zorgopleiding aan de opleidingsinrichtingen voor de 2e tranche wordt tevens onderscheid gemaakt tussen zogenoemde zorgopleidingen A en B (een overzicht staat in bijlage 3). Voor de zorgopleidingen A4 verzoek ik u het toewijzingsvoorstel 2011 op te stellen voor de instroom (in personen voor de zorgopleidingen tot SEH arts en psychiater en voor de overige zorgopleidingen A in personen en bijbehorende fte's) en voor de 2e tranche zorgopleidingen B voor de instroom in personen en bijbehorende fte 's en de doorstroom in fte's.
Ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
Hierna geef ik aan welke elementen van belang zijn voor het toewijzingsvoorstel van de zorgopleidingen A en B. Bij het totstandbrengen van het toewijzingsvoorstel, verzoek ik u tevens rekening te houden met de volgende elementen: - Het door mij vastgestelde aantal instromers zorgopleidingen A (par. 3.1). - Het door mij vastgestelde aantal instromers en doorstromers zorgopleidingen B (3.2). - Opleidingsinrichtingen met een nieuwe erkenning (par. 3.3). Tevens informeer ik langs deze weg alle betrokkenen over de wijzigingen die ik wil aanbrengen in de subsidieregeling voor 2011 (par. 3.4). Voor de duidelijkheid wijs ik erop dat de zogenoemde in 2010 gerealiseerde boventallige in- en doorstroomopleidingsplaatsen niet voor subsidie in aanmerking komen in 2011. Het toewijzingsvoorstel dient dan ook geen boventallige doorstroomopleidingsplaatsen voor de zorgopleidingen 2B te bevatten. 3.1
Zorgopleidingen A
Instroom In verband met de lopende besluitvorming over de rijksbrede budgettaire problematiek is niet eerder dan eind april 2010 duidelijkheid te geven over het precieze aantal instroomplaatsen, bovenop het aantal plaatsen dat voor 2010 beschikbaar is gesteld. De hieronder en In bijlage 3 genoemde aantallen extra instroomplaatsen zijn daarom onder voorbehoud. Voor enkele zorgopleidingen A worden structureel extra plaatsen ter beschikking gesteld naar aanleiding van het advies van het Capaciteitsorgaan ten aanzien van de neerwaartse bijstelling van de instroom van buitenlandse artsen. Dit geldt niet voor de opleiding tot jeugdarts, omdat de afgelopen jaren is gebleken dat realisatie van het beschikbare aantal plaatsen voor dat specialisme problematisch is. Gegeven de beschikbare budgettaire middelen kunnen onder voorbehoud 10 extra plaatsen worden beschikbaar gesteld. Voor vrijwel alle zorgopleidingen A' zijn ramingen voor de instroom beschikbaar. Deze ramingen neem ik als uitgangspunt voor de toewijzing van de instroom in personen en de daarbij behorende fte's per zorgopleiding in 2011 (zie bijlage 3). Ook voor deze zorgopleidingen geldt dat het Capaciteitsorgaan bij zijn ramingen rekening houdt met uitval per specialisme. Daarmee is uitval al voorzien in de systematiek. 4
Uitgezonderd de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde.
Pagina 6 van 12
Voor de opleidingen tot arts infectieziektenbestrijding, arts TBC bestrijding en medisch milieukundige zijn in totaal 14 instroomplaatsen beschikbaar, waarvan 7 voor de opleiding tot arts infectieziektenbestrijding. Voor de artsen TBC bestrijding en medisch milieukundige heb ik een instroom van maximaal 7 opleidingsplaatsen gereserveerd, uitgesplitst in 3 voor de arts TBC-bestrijding en 4 voor de medisch milieukundige.
ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
Voor de goede orde teken ik aan, dat voor de assistenten in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, voorheen verpleeghuisarts, evenals vorig jaar geen toewijzingsvoorstel hoeft te worden opgesteld gelet op artikel 12 van de Subsideregeling zorgopleidingen 2e tranche. Doorstroom Voor de zogenoemde zorgopleidingen A (zie bijlage 3) is voor de doorstroom geen toewijzingsvoorstel nodig. Voor deze zorgopleidingen wordt uitgegaan van de doorstroom zoals bij de respectievelijke registratiecommissies is vastgelegd in de registratiebestanden met als peildatum 31 oktober 2010. Het is voor alle betrokkenen daarom van groot belang dat de assistenten in opleiding ruim vóór 31 oktober 2010 de gewenste wijzigingen voor 2011 in de opleidingsschema's hebben doorgegeven aan de registratiecommissies. Voor alle toegekende instroomplaatsen voor zorgopleidingen A dienen de opleidingsschema's op uiterlijk 31 oktober 2010 opgenomen te zijn in de bestanden van de registratiecommissies, anders worden deze plaatsen niet meegenomen bij de te subsidiëren opleidingsplaatsen in 2011. Op deze wijze wordt dus circa 79% van de jaarlijks beschikbare opleidingsplaatsen voor de onderhavige zorgopleidingen aan de individuele opleidingsinrichtingen toegekend. 3.2
Zorgopleidingen B
Instroom en doorstroom Voor de zorgopleidingen B, de zogenoemde CONO-beroepen, zijn er nog geen adequate ramingen voor de instroom beschikbaar. Voor deze zorgopleidingen is daarom voor 2011 een groeipercentage van 3,3 procent gehanteerd om de maximale in- en doorstroom te bepalen5. Vervolgens is deze groei op nul gesteld voor de zorgopleidingen met een overschrijding in 2010 ter correctie van die overschrijdingen. In het afwegingskader voor 2010 (voetnoot 13 op blz. 30) is immers aangekondigd dat, indien "het totaal van de doorstroom 2010 in fte's zoals voortvloeiend uit paragraaf 5-5 (in dat afwegingskader) per zorgopleiding B per sector groter is dan de indicatieve doorstroom zoals opgenomen in schema 1 (op blz. 27 van dat afwegingskader), voor zo ver nodig, in de daarop volgende 5 jaren vanaf 2011 de overschrijding zal worden teruggehaald door a) de groei van het maximaal ter beschikking te stellen aantal fte's voor in- en doorstroom op nul te stellen." Met inachtneming van de onderschrijding in 2010 t.o.v. het verdeelplan bij de opleiding tot klinisch psycholoog in de ggz zijn vervolgens in overleg met GGZ Nederland enkele technische correcties aangebracht. 5
Dit geldt niet voor de opleiding gezondheidszorgpsycholoog in verpleeghuiszorg in verband _
.
.
.__
met afspraken met ActiZ.
„ ,
,
,,
raQIna / van i-z.
In bijlage 3 is voor de zorgopleidingen B het maximaal ter beschikking te stellen aantal fte's voor in- en doorstroom voor 2011 weergegeven. Ons kenmerk
Het afwegingskader dient te voorzien in beslisregel(s) om overschrijdingen te voorkomen. Dit betekent dat indien het totaal van de werkelijke doorstroom 2011 in fte's per zorgopleiding B per sector groter is dan de indicatieve doorstroom de instroom moet worden verlaagd, totdat er geen overschrijding is van de totaal beschikbare in- en doorstroom. Indien er niettemin overschrijdingen optreden, zullen deze in de daarop volgende 4 jaren vanaf 2012 per sector worden teruggehaald.
MEVA/NBO-2997404
3.3 Nieuwe erkenningen Nieuwe of bestaande opleidingsinrichtingen met een nieuwe erkenning voor een zorgopleiding, dienen zonder meer en zonder uitzondering het volgens de gestelde opleidingseisen minimaal aantal benodigde instroomplaatsen te krijgen toegewezen. Dit onder de voorwaarde dat instroom mogelijk is en voor zover dit minimum aantal niet wordt ingevuld door assistenten in opleiding die eerder elders met hun opleiding zijn begonnen (in casu doorstroom). 3.4 Wijziging Subsidieregeling zorgopleidingen 2" tranche Voor de subsidieronde 2011 is het mijn bedoeling de Subsidieregeling zorgopleidingen 2 e tranche op de volgende punten te wijzigen: 1. Bijlagen 1, 3, 4 en 5 worden om de volgende redenen vervangen. De opleidingen tot arts infectieziekten bestrijding, arts TBC bestrijding en medische milieukundige zullen onderscheiden worden weergegeven. Daarnaast wordt de aanduiding van enkele ggz-opleidingen gewijzigd om de indruk te voorkomen dat het hier om inhoudelijk verschillende zorgopleidingen gaat. Het voorzetsel Voor' wordt veranderd in 'in'. Zo wordt 'Gezondheidszorgpsycholoog voor epilepsie-inrichting' veranderd in 'Gezondheidszorgpsycholoog in epilepsie-inrichting'. Aldus wordt verduidelijkt dat een opleiding in meerdere sectoren kan worden gerealiseerd. Tenslotte wordt 'GGZ Verpleegkundig Specialist' gewijzigd in 'Verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg'. 2. Verder wordt de voetnoot over de opleiding GGZ Verpleegkundig Specialist weggehaald in bijlage 1, omdat de onderhavige opleiding inmiddels opleidt tot een verpleegkundig specialisme zoals bedoeld in artikel 14 van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. 4.
Overige randvoorwaarden toewijzing 1 e en 2' tranche 2011
4.1 Automatisering Goede afspraken over de automatisering van uit te wisselen gegevens dragen bij aan een geolied toewijzings- en subsidieproces. In een afzonderlijke brief zal ik u berichten over de door mij gewenste specificaties. Deze komen in grote mate overeen met de specificaties voor de aanlevering van het toewijzingsvoorstel voor
2010.
Pagina 8 van 12
4.2 Termijnen ' Uitgangspunt dient te zijn, dat de in dit toewijzingskader opgenomen kalender, samengevat in bijlage 1, wordt gerespecteerd in het belang van de instellingen en gelet op de in de subsidieregelingen vastgestelde termijnen.
ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
4.3 Overschrijdingen Bij een aantal zorgopleidingen was in 2010 in het toewijzingsvoorstel sprake van overschrijding van de maximaal beschikbare instroom en/of doorstroom per opleiding. Het afwegingskader dient te voorzien in beslisreget(s) om overschrijdingen in het toewijzingsvoorstel te voorkomen. 4.4 Realisatie Ik verzoek het CBOG alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de beschikbare plaatsen daadwerkelijk worden ingevuld. Bij een aantal zorgopleidingen in de l e (bijv. oogheelkunde) en de 2 e tranche (bijv. jeugdarts) is er sprake van achterblijvende realisatie van opleidingsplaatsen in de afgelopen jaren. Bij de opleiding tot jeugdarts heeft u in uw toewijzingsvoorstel 2010 zelfs minder opleidingsplaatsen toegewezen dan ik op geleide van de raming van het Capaciteitsorgaan beschikbaar heb gesteld. Ik acht dit een verkeerd signaal, omdat dit afbreuk doet aan de 'sense of urgency',
Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, namens deze, de DirecfeeuTMacro-Ecohpmische vraagstukken en Apeidsvoorwaardsrflteiêid,
drs. Th. W. van Uum
Pagina 9 van 12
Bijlage 1 - Kalender toewijzing opleidingsplaatsen I e en 2e tranche 2011 Activiteiten Opstellen toewijzingskader 2011 Opstellen definitief afwegingskader 2011 Toetsen afwegingskader 2011 Toezenden toewijzings- en afwegingskader 2011 aan opleidingsinrichtingen Voorlichtingsbijeenkomst Toezenden concept toewijzingsvoorstel 2011 aan opleidingsinrichtingen Zienswijze opleidingsinrichtingen met betrekking tot het toewijzi ngsvoorstel Opleveren toewijzingsvoorstel 2011 Vaststellen verdeelplan 2011 voor instroom l e tranche en opleidingen 2 e tranche genoemd onder A en in- en doorstroom opleidingen 2 e tranche genoemd onder B in bijlage 3 Subsidieaanvraag indienen
Doorgeven van de doorstroom 2011 per zorgopleiding en per opleidingsinrichting door tijdige aanlevering van de juiste en vollediqe opleidingschema's Beschikken op subsidieaanvragen
6
Uiterlijk gereed
Tranche
VWS
1 april 2010
Ien2
CBOG
15 april 2010 1 mei 2010 15 mei 2010
1 en 2
VWS CBOG
CBOG
MEVA/NBO-2997404
Ien2 Ien2
1 en 2
CBOG
Begin juni 2010 1 juli 2010
Opleidingsinrichtingen
1 augustus 2010
1 en 2
CBOG
15 augustus 2010 1 september 2010
Ien2
vóórl oktober 2010 31 oktober 2010 6
Ien2
VWS
Opleidingsinrichtingen Artsassistenten, opleiders, opleidingsinrichtingen VWS
31 december 2010
Ons kenmerk
1 en 2
len 2
1 ; en 2 voor opleidingen genoemd onder A, bijlage 3 1 en 2
Registratiecommissies wijzen erop, dat indien wijzigingen op het laatste moment worden aangeleverd de kans toeneemt dat opleidingsschema's worden afgewezen, omdat onjuiste en/of onvolledige opleldingsschema's dan niet meer gecorrigeerd kunnen worden.
Pagina 10 van 12
Bijlage 2 - Instroom l e tranche 2011
Specialisme Anesthesiologie Cardiologie Cardio-thoracale chirurgie Dermatologie en venerologie Heelkunde Interne geneeskunde Kaakchirurgie Keel-neus-oorheelkunde Kindergeneeskunde Klinische chemie Klinische fysica Klinische genetica Klinische geriatrie Longziekten en tuberculose Maag-darm-leverziekten Medische microbiologie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Obstetrie en gynaecologie Oogheelkunde Orthodontie8 Orthopedie Pathologie Plastische chirurgie Radiologie Radiotherapie Reumatologie Revalidatiegeneeskunde Urologie Ziekenhuisfarmacie Totaal
2011 basis (=2010) 61 55 g 34 56 173 13 22 39 21 23 g 18 45 35
17 6 49 12 50 44 5 34 25 7 86
17 19 32 24 23 1063
Instroom in personen rest extra ogv 2008 adviezen s u r P l u s 12 12 0 14 12 2 1 4 3 2 3 1 1 4 3 0 0 0 3 1 2 2 12 10 5 4 1 1 0 1 5 0 5 0 0 0 5 0 5 4 1 '3 1 5 4 1 2 1 1 3 2 5 2 3 6 3 3 1 3 2 0 0 0 7 2 2 7 2 5 1 1 0 10 7 3 4 2 2 1 3 2 1 1 2 1 3 2 12 2 10 1 1 0 85
58
146
totaal 2011 73 6g 13 37 60
Ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
173 16 34 44 22 28 g 23 49 40 ig g 54 18 53 44 12 41 26 17 90 20 21 35 36 24 1209
7
De instroom in fte's wordt gelijkgesteld aan de instroom in personen. Instroom per twee jaar (2011 en 2012) is maxima'al 24. Hier is in de totaaltelling indicatief het rekenkundig gemiddelde weergegeven en het daarmee corresponderende surplus, maar de verdeling van de instroom over de jaren wordt aan de betrokken opleidingsinstellingen gelaten. 8
Pagina 11 van 12
Bijlage 3 - 2 e tranche 2011 Categorie
A
Opleiding tot
Maximale
Arts Infectieziektenbestrijding
3 (I) 9
Arts Verstandelijk Gehandicapten
24
Jeugdarts
142
Medisch milieukundige
4 (1)
Psychiater in ziekenhuiszorg (*) Subtotaal psychiater
B
SEH-arts {*) Specialist ouderengeneeskunde Gezondheidszorgpsycholoog in epilepsieinrichting Gezondheidszorgpsycholoog in gehandicaptenzorg Gezondheidszorgpsycholoog in GGZ Gezondheidszorgpsycholoog in revalidatiecentra Gezondheidszorgpsycholoog in verpleeghuiszorg Gezondheidszorgpsycholoog in ziekenhuiszorg Subtotaal gezondheidszorgpsycholoog Klinisch psycholoog in gehandicaptenzorg Klinisch psycholoog in GGZ Klinisch psycholoog in ziekenhuiszorg Subtotaal klinisch psycholoog Psychotherapeut in gehandicaptenzorg Psychotherapeut in GGZ Subtotaal psychotherapeut Verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg
Ons kenmerk MEVA/NBO-2997404
7
Arts TBC-bestrijding
Psychiater in GGZ (*)
Maximaal beschikbare f te' E ibv instroom en doorstroom 201
123 (6) 35 (2) 158 59 102
276 2,17 53,00 662,22 7,10 50,00 65,70
831,27 1,14 144,99 34,70 210,93 0,52 120,05 104,12 163,12
(*) De instroom in fte's wordt gelijk gesteld aan de instroom in personen
9
Aantallen zijn inclusief de extra plaatsen n.a.v. het advies van het Capaciteitsorgaan t.a.v. de neerwaartse bijstelling van de instroom van buitenlandse artsen; deze zijn tussen haakjes aangegeven.
Pagina 12 van 12