TEKST LEZING TINEKE CEELEN – HOTEL DE WERELD – WAGENINGEN – 27 MAART 2006
Tineke Ceelen1 Het conflict Darfur Woorden stoppen geen moorden Goedenavond Dames en Heren. Hartelijk dank aan de initiatiefnemers voor hun uitnodiging. Maart 2006 bezocht ik Auschwitz. Auschwitz staat symbool voor de moord op zes miljoen Joden, voor de barbaarsheden van het Nazi-regime in de Tweede Wereldoorlog. In 1945, na het einde van de oorlog, beloofden wij allen de wereld plechtig: dát nooit weer. En toch, we lieten het gebeuren, keer op keer. In de jaren negentig in Rwanda en Srebrenica en nu in Darfur. Geen enkele crisis is te vergelijken met de zwarte bladzijde uit de geschiedenis die de naam Holocaust draagt. Maar het leed van nu herinnert aan de belofte van toen. Daarom wilde ik Auschwitz zien. Het symbool van de verschrikkingen van toen. Het liet een onuitwisbare indruk op mij achter. Op 21 maart 2006 heeft Stichting Vluchteling – samen met Herinneringscentrum Kamp Westerbork – een wake voor Darfur gehouden in Kamp Westerbork. Westerbork staat in ons geheugen gegrift als doorgangskamp naar vooral Auschwitz. Vanuit dit Drentse plaatsje vertrokken de treinen des doods. 102.000 voornamelijk Nederlandse Joden werden op transport gezet naar de vernietigingskampen. De meeste van hen keerden niet meer terug. Westerbork eindigde als doorgangskamp, maar zo begon het niet. In 1939 zette de Nederlandse regering Westerbork op als vluchtelingenkamp voor de Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Stichting Vluchteling voelt zich dan ook sterk verwant met de historische plaats Westerbork en met het Herinneringscentrum, waarmee we al jaren nauwe relaties onderhouden. Ik ben blij dat ik u, eveneens op een historische plaats van betekenis2, mee mag nemen naar Darfur. Ik wil u laten zien hoe hard de wereld van – én voor – Darfur vandaag de dag is. Laat ik – als eerste indicatie daarvan – Sybilla Claus citeren. Zij schreef in Trouw, 24 maart 2006, het volgende: “Vier jonge vrouwen zitten in Darfur gevangen op verdenking van moord. Eén van hen stak de man neer die haar wilde verkrachten. Het viertal kan de doodstraf krijgen.” Einde citaat. Het klinkt bizar, surrealistisch. Maar in Darfur is dit de keiharde werkelijkheid. 1
Tineke Ceelen, cultureel antropoloog, is sinds 2003 directeur van Stichting Vluchteling. Tineke Ceelen hield de lezing in de Capitulatiezaal van hotel De Wereld in Wageningen. Op 5 mei 1945 capituleerde Duitsland in de Capitulatiezaal, bij monde van zijn bevelhebber, General-Oberst Johannes Blaskowitz, tegenover de Canadese luitenant-generaal Charles Foulkes en Z.K.H. Prins Bernhard, bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten.
2
1
Darfur is een provincie in het westen van Soedan, zo groot als Frankrijk met naar schatting vijf tot zeven miljoen inwoners. Al eeuwen lang verlenen de Afrikaanse landbouwers hier in de droge tijd gastvrijheid aan de Arabische vee-nomaden om hun vee te laten grazen. Sinds drie jaar is het gebied het toneel van een bloedig conflict dat zich in de afgelopen maanden tot het buurland Tsjaad heeft uitgebreid. Begin 2003 liep het uit de hand. De Darfuri, die al enkele jaren achter elkaar met droogte kampten en de woestijn zagen oprukken, vroegen de regering om hulp. Tevergeefs, Khartoum bleef ziende blind en horende doof voor de problemen in het verre westen. Met als gevolg dat de landbouwers de veeboeren, die hun schaarse watervoorraden wilden aanboren, steeds vaker buiten de deur probeerden te houden. De spanningen in de provincie liepen hoog op en kwamen tenslotte tot uitbarsting. Rebellen vielen de stad El Fasher, hoofdstad van Noord-Darfur aan en maakten wapens op de regering buit. Als reactie hierop sloot een aantal veeboeren zich aan bij de milities van de Janjaweed, de duivels op paarden en kamelen, die al langer in het gebied actief waren. Ook de regering in Khartoum hield zich niet langer stil en besloot de Janjaweed-milities financieel en met wapens te steunen. Later trokken beide partijen samen op. De Janjaweed intensiveerde de strijd en overviel steeds vaker dorpen in het gebied. De rebellen – Afrikaanse landbouwers – hadden zich eerder al georganiseerd in Sudanese Liberation Army, SLA en Justice and Equality Movement, JEM. Zij gingen de strijd aan tegen de milities die – met steun van het regeringsleger – steeds harder optraden. Ook de SLA en JEM lieten zich niet onbetuigd. Sindsdien is het alleen maar erger geworden. Het leger bombardeert het gebied en de Janjaweed volgen en trekken plunderend van dorp naar dorp. Mannen worden vermoord, vrouwen en meisjes verkracht, dorpen in brand gestoken. De tactiek van de verschroeide aarde heeft steeds meer weg van etnische zuivering en genocide. Het aantal doden is opgelopen tot meer dan 200.000, sommige bronnen spreken zelfs al van 300.0003. Tussen de twee en drie miljoen mensen zijn uit hun dorpen verdreven en op de vlucht gejaagd en Tsjaad biedt inmiddels onderdak aan 220.000 vluchtelingen uit Darfur. De oorlog heeft zich uitgebreid tot in Tsjaad en er zijn inmiddels een kleine 20.000 Tsjadi op de vlucht geslagen. Een aantal van hen moet noodgedwongen zijn heil in het verscheurde Darfur zoeken. Het zijn de kille cijfers. En het bericht in Trouw is exemplarisch voor het leven van alle dag in Darfur en nu dus ook in Tsjaad. Ik kan het slechts bevestigen op basis van eigen ervaringen, zowel in Darfur – ik kom daar nog op terug – als in Tsjaad. We kunnen daaruit maar één conclusie trekken. Het lot van de vluchtelingen in Darfur en in Tsjaad moet terug op de politieke agenda. Niet morgen of overmorgen. Nu! Ook al lijkt de catastrofe in Darfur één van de vele en heeft zij daarom haar nieuwswaarde verloren: Het moet afgelopen zijn met de afgewende blikken. De internationale gemeenschap heeft domweg de morele plicht om in te grijpen en het leven van de miljoenen vluchtelingen te beschermen. Het wordt hoog tijd dat de 3
ANP, 3 februari 2006.
2
internationale gemeenschap, Nederland voorop, de regeringen in Soedan en Tsjaad onder druk zet om een duurzame oplossing van het conflict te bereiken. Een echte oplossing is alleen mogelijk als het probleem bij de bron wordt aangepakt en dat is de Soedanese regering in Khartoum en, inmiddels ook, de regering van Tsjaad in N’djamena. Darfur is een symptoom van de ziekte die geheel Soedan – maar ook de regio – in haar greep houdt: de regering in Khartoum. Zij is de oorzaak van een aantal diep gewortelde conflicten. Van Noord naar Zuid, van Oost naar West. Bovendien is de regering onder leiding van luitenant-generaal Omar el Bashir betrokken bij een aantal conflicten in de buurlanden4. Kortom, Khartoum is een destabiliserende factor in de regio die zijn weerga in de wereld niet kent. Toch zit de regering-Bashir5 er al lang, héél lang. Het betekent dat zij het spel van verdeel en heers als geen ander speelt. Wie zich van dit gegeven niet terdege bewust is, verliest zich in struisvogelpolitiek. Dat gaat alleen maar ten koste van de vluchtelingen. De internationale gemeenschap moet dan ook niet langer vasthouden aan schijnoplossingen – zoals de mislukte missie van de Afrikaanse Unie6 en het buitensluiten van Darfur van het Comprehensive Peace Agreement, de vredesovereenkomst tussen Noord en Zuid in Soedan. Kortom, de internationale gemeenschap moet eindelijk eens met een antwoord komen op een aantal serieuze morele dilemma’s in plaats van zich te verschuilen achter slepende vredesbesprekingen in Abuja7 en een onmachtige vredesmissie. Ik wil deze dilemma's niet uit de weg gaan, tenslotte heb ik als directeur van Stichting Vluchteling een humanitaire taak op mij genomen en sta ik voor de bescherming van vluchtelingen. De vluchtelingen in Darfur en Tsjaad niet uitgezonderd. In Darfur heb ik de verschrikkingen gezien en hebben de slachtoffers mij hun verschrikkelijke verhalen verteld. De vrouwen die verkracht zijn. De vrouwen van wie de vader, de man of zoon voor hun ogen is vermoord. Al die mannen, vrouwen en kinderen van wie alles is afgenomen, die steeds weer zijn opgejaagd en zelfs in de vluchtelingenkampen hun leven niet zeker zijn. Ja, ik heb het over mensen die blootstaan aan etnische zuivering, zoals VN-gezant Pronk zegt, en genocide, naar het oordeel van president Bush. Het zal de vluchtelingen een zorg zijn welk etiket wij op de verschrikkingen plakken. Voor hen telt dat het nu echt moet ophouden. Als de regering in Khartoum haar tanden niet wil laten zien dan is het hoog tijd dat de internationale gemeenschap dat doet.
4
Naast Tsjaad gaat dit met name om DR Congo en Oeganda. In 1989 kwam luitenant-generaal Omar el Bashir via een staatsgreep aan de macht en werd hij president. In 1999 versterkte hij zijn positie ten koste van parlementsvoorzitter Hasan el Turabi. 6 Met de vredesmacht wordt gedoeld op AMIS, African Union Mission In Darfur. 7 In de Nigeriaanse hoofdstad Abuja onderhandelen de partijen onder internationaal toezicht sinds 2004 over vrede in Darfur. 5
3
De internationale gemeenschap heeft september 2005 unaniem het principe van de responsibility to protect8 omarmd. Dit maakt het mogelijk om met een robuust mandaat te interveniëren in situaties van grote humanitaire nood. Dit kan nu zónder dat er een semantische discussie nodig is over de vraag of in Darfur sprake is van genocide – zoals de Verenigde Staten zeggen – of etnische zuivering – waarover de Verenigde Naties spreken. Het humanitaire imperatief is het enige wat hoeft te tellen. Laten we eerst nog even teruggaan naar het kernprobleem van Soedan, de regering in Khartoum. Khartoum laat haar tanden zien. Maar aan wie? Dat is de vraag. Aan de jonge vrouwen over wie Sybilla Claus in Trouw schreef. En aan hulpverleners en journalisten, kan ik uit eigen ervaring vertellen. Samen met een collega van Stichting Vluchteling en vier journalisten bracht ik in december 2004 een bezoek aan Darfur. Kort voor ons vertrek heeft de geheime dienst ons op de luchthaven gearresteerd en ons zes dagen lang vastgehouden in Nyala, de hoofdstad van Zuid-Darfur. We werden beschuldigd van spionage. En daarop staat de doodstraf, zo meldden de autoriteiten laconiek. Ze namen onze aantekeningen en videobanden in beslag en gebruikten deze vervolgens tegen ons door bekentenissen af te dwingen en vast te leggen. De Soedanese staatstelevisie heeft vervolgens de gemanipuleerde beelden uitgezonden met als doel het volk te laten geloven dat wij, hulpverleners en journalisten, ons bezig hielden met spionage en het in scène zetten van verhalen van vluchtelingen. Ook de arrestatie van medewerkers van AzG9 na de publicatie van hun rapport over systematische verkrachting van vrouwelijke vluchtelingen mag bekend verondersteld worden. Ja, in die gevallen laat Khartoum haar tanden zien. Natuurlijk, ik weet dat het regel is om níet te interveniëren – de norm is immers zelfbeschikking. Maar de vluchtelingen dan? De slachtoffers van etnische haat, onderdrukking, oorlogsgeweld, verkrachting en moord? Zij zijn alles kwijt en op hun hoofd prijkt een vrijbrief. Het is mijn taak – ónze taak – om hen in bescherming te nemen en hulp te bieden. Of moet ik – en met mij de internationale gemeenschap – wachten tot de schijnheiligen aan de onderhandelingstafel, de tirannen op het slagveld en al die anderen – los van god en gebod – hun vuile werk hebben gedaan? Moet ik vervolgens als pleister op de wonde nog wat eten en medicijnen naar het handjevol overlevenden sturen? Niets van dat alles, het is onze plícht om hun vuile werk te stoppen. Niet morgen, maar vandaag! Ik wil tenminste niet langer de consequenties van het optreden van het regime in Khartoum verzachten en de kern van het probleem van de Soedanezen, hun leiders, negeren. Op die manier zou ik de oorzaak van de misère in Darfur mede in stand houden en de gevolgen van het moorddadige beleid accepteren als een noodzakelijk kwaad. Dat wil en kan ik niet.
8
De Verenigde Naties stelden het beginsel Responsibility to Protect, R2P, vast – New York, september 2005. R2P geeft de Verenigde Naties grond om in te grijpen en burgers te beschermen tegen genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuivering en misdaden tegen de menselijkheid – zie www.responsibilitytoprotect.org. 9 AzG, 31 mei 2005 en De verwoestende gevolgen van verkrachting. Seksueel geweld in Darfur, Amsterdam, 8 maart 2005 – zie ook: www.azg.nl/home en www.azg.be.
4
Natuurlijk besef ik dat het niet gemakkelijk is. Natuurlijk weet ik dat je het gevaar loopt om in een patstelling terecht te komen. Het is tenslotte duidelijk dat alleen fysiek ingrijpen Khartoum tot de orde kan roepen. Zo’n patstelling nodigt uit tot passiviteit of, in het beste geval, tot halve oplossingen waar niemand veel mee opschiet. Maar dat kan toch niet de bedoeling zijn van de internationale gemeenschap?10 1
Een grensoverschrijdend conflict
Sinds februari 2003 voeren de Soedanese overheid en de Janjaweed-milities een vernietigende campagne tegen de burgers van Darfur en begaan daarbij de ene oorlogsmisdaad na de andere. Tegelijkertijd heeft een aantal rebellengroeperingen waaronder Sudanese Liberation Army, SLA en Justice and Equality Movement, JEM – bestaande uit leden van verschillende etnische groepen – zich gekeerd tegen de overheid en milities. Overigens nemen de rebellen het in de strijd ook niet al te nauw met de mensenrechten. De Janjaweed hebben de afgelopen maanden11 de strijd uitgebreid tot in Tsjaad. Op zijn beurt voert de regering in Tsjaad zijn eigen oorlog, gericht tegen een rebellencoalitie die zich schuilhoudt in Darfur. De rebellen zijn erop uit de president van Tsjaad, Idriss Déby, te verjagen. De twee conflicten in de regio zijn nauwelijks nog van elkaar te scheiden. Déby, in het zadel geholpen door de Soedanese autoriteiten, beschuldigt nu Soedan van het beschermen en ondersteunen van de rebellen tegen zijn regering. Omgekeerd beschuldigt Soedan de leden van Déby’s stam Zaghawa ervan dat zij de rebellen van de SLA en de JEM in Darfur ondersteunen12. De gevolgen zijn bekend13. Duidelijk is dat de internationale gemeenschap tot nu te weinig daadkracht toont om het conflict te stoppen en de burgers te beschermen. Wat doet zij wel? 2
Een overeenkomst zonder betekenis
Februari 2005 riep de Libische leider Khadafi een minitop bijeen en sloten Soedan en Tsjaad een vredesakkoord. Ze spraken af om niet langer de rebellen op elkaars grondgebied te steunen14. Niettemin trekken de rebellen uit Tsjaad zich steeds weer aan de Soedanese kant van de grens terug. Overigens is het onduidelijk of Déby nog over voldoende macht beschikt om zijn stamgenoten ervan te weerhouden de Darfuri-rebellen te steunen.
10
Michael Walzer, The Politics of Rescue, in: Arguing about War, 2004, Yale University Press, New Haven & London. 11 In 2005 hadden steeds vaker grensoverschrijdingen plaats door de Janjaweed en verplaatste UNHCR de vluchtelingenkampen in Tsjaad verder landinwaarts – ook begin 2006 verplaatste UNHCR enkele kampen. Vanaf november 2005 is sprake van systematische gevechten in het oosten van Tsjaad. De Janjaweed hebben het niet langer alleen gemunt op de vluchtelingen uit Darfur, ook de Tsjadische bevolking moet het ontgelden. Zie ook: www.unhcr.org. 12 International Herald Tribune, 1 maart 2006 13 International Herald Tribune, 1 maart 2006 14 Reliefweb, 9 februari 2006 – zie ook: www.reliefweb.org
5
De internationale gemeenschap kán dit vredesakkoord niet serieus nemen. Khartoum is immers verwikkeld in verscheidene interne conflicten. Zij is bovendien niet alleen zélf verantwoordelijk voor de gewelddadigheden tegen de eigen bevolking in Darfur, zij steunt actief de Janjaweed-milities die nu ook in Tsjaad opereren. Ook bij de opstelling van president Déby kun je vraagtekens plaatsen. Zal hij het akkoord nakomen? Déby mag dan met steun van Soedan aan de macht gekomen zijn, nu zijn de verhoudingen tussen beide landen bekoeld en wankelt zijn positie in eigen land. Hij ontbeert meer en meer de steun van zijn eigen stam en negeert de wensen van de oppositie met als gevolg dat zijn regime elke dag kan vallen. Hoe zal deze explosieve situatie in Tsjaad zich ontwikkelen, vraag ik me af. De onlangs in Tripoli gesloten vredesovereenkomst zal weinig invloed hebben op de dynamiek van het conflict, maar creëert wel een basis voor een internationale missie. Zo’n missie zou moeten toezien op het grensgebied tussen beide landen. Het is zaak dat de internationale gemeenschap deze kans niet laat schieten en – zoals de International Crisis Group in haar laatste rapport over de regio suggereert – Frankrijk vraagt op te treden als bemiddelende en desnoods interveniërende partij. 3
De humanitaire situatie verslechtert
In het grensgebied tussen Soedan en Tsjaad neemt de wederzijdse stroom van vluchtelingen toe, tegelijkertijd neemt de veiligheid af. Het vredesakkoord biedt de vluchtelingen, zoals gezegd, geen enkele garantie. Soedanese ontheemden zoeken hun toevlucht in Tsjaad vanwege de aanvallen van Janjaweed op dorpen en vluchtelingenkampen in West-Darfur. Binnen Tsjaad zijn Janjaweed actief, ook tegen de Tsjadi. Tegelijkertijd opereren er rebellen die zich tegen president Déby gekeerd hebben en is er op verschillende plaatsen sprake van banditisme. Met als gevolg dat er stromen op gang komen van Tsjadische vluchtelingen die voor een deel Darfur intrekken. De vluchtelingen hebben geen toegang tot water en zijn niet zeker van voldoende eten. Als zij niet meer naar hun dorpen terug kunnen omdat rebellen, milities of bandieten er de dienst uitmaken, raken ze afgesneden van hun voedselvoorraden en wordt ook voedsel een bron van conflict15. Het gevolg: een verdere escalatie. Om een voortgaande verslechtering van de situatie en aanvallen over en weer te voorkomen, pleit International Crisis Group voor een internationaal geautoriseerde stabilisatiemacht16 die toeziet op en optreedt tegen milities, rebellen en bandieten die over en weer de grens tussen Tsjaad en Soedan passeren. Ik ben het met de International Crisis Group van harte eens. 4
Waarborgen voor veiligheid eerste prioriteit
Op verschillende plaatsen in het grensgebied tussen Tsjaad en Soedan hebben tal van internationale hulporganisaties hun activiteiten opgeschort. Ook is United Nations High Commissioner for Refugees, UNHCR, met haar actief toezicht op het grensgebied gestopt. De reden daarvoor is dat de situatie niet langer veilig is. 15
Darfur Bleeds: recent cross-border violence in Chad, Human Rights Watch, februari 2006, biedt actuele informatie over de situatie van vluchtelingen en de lokale bevolking in het oosten van Tsjaad. 16 Save Darfur, 17 maart 2006, ICG – zie ook: www.crisisgroup.org.
6
Verscheidene bronnen geven aan dat de voorwaarden waaronder de hulpverleners moeten werken, slecht zijn en in een aantal gebieden is hen de toegang helemaal ontzegd. Zo bereikten de hulporganisaties in de laatste maanden van 2005 minder dan driekwart van de bevolking, het laagste niveau sinds 2004. In West-Darfur is de situatie nog zorgelijker. Hier bereiken de hulporganisaties minder dan de helft van de bevolking. 140.000 mensen hebben in het geheel geen toegang tot humanitaire hulp. 140.000 mensen: dat is twaalf maal een uitverkochte Arena. Dat is een groep zo groot als de bevolking van Arnhem die verstoken is van water, voedsel, medische hulp en onderdak. Een nieuwe uitbarsting van geweld zal de hulp verder ontwrichten en het risico op een humanitaire crisis exponentieel verhogen. Hier komt bij dat verschillende partijen in Darfur – milities, rebellen en bandieten – de humanitaire hulp zien als een aantrekkelijke bron om zich te verrijken en de eigen positie te versterken. Het beroven van burgers, ontheemden en hulpverleners is dan ook aan de orde van de dag. Het is duidelijk dat de internationale gemeenschap zich op de eerste plaats moet richten op bescherming van burgers, ontheemden en hulpverleners, op de tweede plaats komt het bereiken van een duurzame oplossing van het conflict. Alle dreigementen van Khartoum en ook Libië – beide richten zich tegen inmenging van buiten – ten spijt. 5
Het onderhandelingsproces in Abuja vraagt werkelijkheidszin
Misschien wek ik nu de indruk dat er op diplomatiek niveau niets gebeurt om het conflict in Darfur op te lossen. Dat is niet waar. In Abuja zijn al langer dan twee jaar onder waarnemerschap en met financiering van de internationale gemeenschap onderhandelingen gaande. De onderhandelingen in Abuja verkeren in de laatste fase. Dat roept de vraag op welke waarde een vredesakkoord zal hebben. In dit licht moet ik twee wezenlijke feiten vaststellen. In de regio gaan de gevechten gewoon door. Sterker nog: ze nemen in heftigheid toe. En in Abuja zit slechts een deel van de betrokken partijen aan de onderhandelingstafel. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over de positie van degenen die wel aan tafel zitten. Wie vertegenwoordigen zij eigenlijk? Het is moeilijk om daar zicht op te krijgen en dat belooft weinig goeds voor de duurzaamheid van de onderhandelingsresultaten. Anders gezegd, in hoeverre is sprake van legitieme onderhandelingen? Het proces ná de overeenkomst zal essentieel zijn voor een duurzame oplossing. Een Darfur-Darfur-dialoog – een dialoog tussen Darfuri onderling – is noodzakelijk om een werkelijk gedragen en blijvende vrede te bereiken. 6
Een kunstmatige isolering van de kwestie-Darfur
Darfur wordt volledig buiten het bereikte akkoord tussen Noord- en Zuid-Soedan – het Comprehensive Peace Agreement – gehouden. Eerst moet het Comprehensive Peace Agreement, CPA, slagen, dan pas wordt een oplossing voor Darfur gezocht, is het credo.
7
Om die reden is noch de internationale gemeenschap, noch Khartoum bereid Darfur te betrekken in het CPA. De kwestie-Darfur zou het welslagen van het CPA op het spel kunnen zetten. Mijn stelling is dat Darfur geen geïsoleerd probleem is. Darfur is eenvoudigweg niet los te zien van de andere problemen die Soedan teisteren. Darfur moet dus deelnemen in het CPA. Omdat Khartoum daar niets voor voelt, moet de internationale gemeenschap de druk krachtig opvoeren. 7
Ontheemden én vluchtelingen op de agenda
In wezen gaan de onderhandelingen in Abuja over de verdeling van macht en welvaart. Ik heb al gezegd dat de positie van de ontheemden in Abuja slechts marginaal – op werkgroepniveau – ter sprake komt. De vluchtelingen ontbreken al helemaal op de agenda. Het thema vluchtelingen zou het onderhandelingsproces nog meer compliceren, daar zit niemand op te wachten. Maar een dergelijke rigide en bezijden de realiteit staande opstelling maakt een effectieve aanpak van het vluchtelingenprobleem onmogelijk. Tenslotte is de betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij het Abuja-proces vooral moreel gerechtvaardigd om duurzame oplossingen te vinden voor de vluchtelingen- en ontheemdenproblematiek. Een duurzame oplossing betekent een veilige terugkeer van vluchtelingen en ontheemden. Het is dan ook zaak, vind ik, dat in het vredesakkoord ruim aandacht is voor de voortdurende humanitaire nood en draagvlak voor het akkoord onder de direct betrokkenen. Haast is weliswaar geboden, maar een overhaast tot stand gekomen overeenkomst zal zijn doel voorbij schieten. Tenslotte gaat het om een duurzame vrede. Nu al kan en moet de internationale gemeenschap zich concentreren op een verbetering van de positie van de vluchtelingen. De toegang voor hulpverleners tot Darfur is nog steeds moeizaam, al is het aanwijsbaar17 beter dan een jaar geleden. Dat geldt overigens niet voor de media. Ook de doorvoer van hulpgoederen vanuit Port Sudan naar het getroffen gebied verdient nog steeds ruime aandacht. Ook hier is de regering in Khartoum het nodige te verwijten. De door hen opgelegde in- en doorvoerregels zijn onnodig complex en tijdrovend, met als gevolg dat een adequate hulpverlening ernstig in gevaar komt. Dus ook de hulpverlening verdient een centrale plaats op de agenda van Abuja. 8
Zonder de Verenigde Naties geen beweging
Onafhankelijk van het vredesproces in Abuja is in het internationale discours al langer sprake van een missie van de Verenigde Naties naar Darfur. De missie zou de huidige vredesmacht van de Afrikaanse Unie moeten versterken of opvolgen. De Soedanese regering verzet zich krachtig18 en ook het parlement heeft zich tegen een VN-missie uitgesproken.
17
Zie berichten van AzG en ICG. Wel zijn hulporganisaties gedwongen vertrokken uit het gebied van de Béja in het noordoosten van Soedan, een nieuw conflictgebied. 18 Reuters, 22 februari 2006
8
De Afrikaanse Unie lijkt geen bezwaar op te willen werpen tegen een VN-missie, ook al verliest zij daarmee haar gezicht. Als ook de Veiligheidsraad hiervoor kiest, zal Khartoum de druk niet langer kunnen weerstaan. De Verenigde Naties gaan nu van dit scenario uit, volgens de in gang gezette contingency planning. Formeel, zo argumenteren de Verenigde Naties, nemen zij de AU-missie over om deze op adequate wijze operationeel te houden. Dat gebeurt door de inzet van meer en beter getrainde militairen, een betere uitrusting en effectievere logistiek. Dat alleen al is voor mij voldoende reden om met kracht te pleiten voor een VNmissie. De AMIS, de missie van de Afrikaanse Unie, heeft immers jammerlijk gefaald. Niet alléén omdat haar mandaat beperkt was, evenmin om haar manier van optreden. Op voorhand was haar capaciteit en omvang veel te beperkt om effectief toe te zien op een gebied zo groot als Frankrijk. Een VN-missie dient een aanmerkelijk sterker mandaat te krijgen. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat we niet in de val trappen van Rwanda en Srebrenica: “Ik stond erbij en keek er naar”. Let wel: een robuuster mandaat leidt tot een verhevigd verzet van Khartoum zoals de georkestreerde massademonstraties en dreigementen met een jihad van enkele weken geleden. Dit alles maakt de besluitvorming in de Veiligheidsraad aanzienlijk moeilijker. De Afrikaanse Unie is formeel al gezwicht en heeft het eigen mandaat verlengd tot 30 september dit jaar. Daarna zullen de Verenigde Naties tóch een rol gaan spelen, zo is de verwachting. Maar als we niet oppassen, met een veel te beperkt mandaat. Wordt het geen tijd, zo vragen diverse betrokkenen binnen de internationale gemeenschap zich af, dat een groep gelijkgestemde landen in beweging komt, een gelegenheidscoalitie vormt en een eigen missie met een stevig mandaat naar Soedan stuurt? De internationale gemeenschap kan toch niet blijven wachten tot het niet meer nodig is. Wie gaat dan de missie uitvoeren en wie gaat de prijs betalen voor de gevolgen ervan, zijn daarbij twee belangrijke vragen. En, vooral, wie legitimeert de interventie. Gevolgd door de vraag wie houdt de interventie binnen de perken. Met andere woorden: wie bepaalt de regels, het tijdpad, de strategie en de tactiek? Uiteindelijk telt het initiatief, daarin ligt de verzilvering van de morele legitimatie om het lot van de vluchtelingen te verbeteren. In theorie is de VN daarvoor niet nodig. Ik voeg eraan toe dat – ook – Stichting Vluchteling een sterke voorkeur heeft voor een legitimatie vanuit de Verenigde Naties. De vraag blijft of we kunnen aannemen dat er landen zijn die bereid zijn in te grijpen. In 1991 grepen de VS in Somalië in. Ze waren berekend op een kortdurende operatie, niet op een langdurige onderneming en bleven met een kater zitten. De Afrikaanse landen en het Westen stonden erbij en keken ernaar. Toen het in 1994 in Rwanda kwam tot een massaslachting, was het van een zelfde laken een pak. Hoe kan dat? Waar ligt dat aan? En waarom voltrekt dit zich voor onze ogen weer in Darfur? Waarom is het zo moeilijk om tot handelen over te gaan? Dat heeft simpelweg te maken met politieke wil en met het grote respect voor de soevereiniteit van staten.
9
9
Soevereiniteit en interventie
Ieder keer weer is de crux: interveniëren of niet. Altijd weer is dat de harde noot die we moeten kraken. Ook nu het om Darfur gaat. Berichten over systematische verkrachtingen, roofovervallen op voedselkonvooien, moordpartijen onder vluchtelingen, milities die hun eigen privé-oorlogen uitvechten en bovenal een regering in Khartoum die bij al het voorgaande op een of andere manier betrokken lijkt te zijn, lijken te ernstig om zomaar te laten passeren. Is hier de grens van het respect voor soevereiniteit van staten niet bereikt? Het optreden van de internationale gemeenschap met betrekking tot Soedan en Darfur heeft tot nu niet tot doel om de bestaande – voor vluchtelingen slecht uitpakkende machtsverhoudingen – te doorbreken. Het doel beperkt zich tot het draaglijker maken van de consequenties ervan. Voedsel en medicamenten vinden moeizaam hun weg naar de slachtoffers. De bombardementen door het regeringsleger en de beschietingen door de rebellen wordt niets in de weg gelegd. De internationale, maar ook Nederlandse, politiek heeft volstaan met 1.
4.
het schermen met slogans als Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen, semantische discussies over het begrip genocide en etnische zuivering, het al te gemakkelijk rammelen met grote buidels met geld, dat vervolgens in traag functionerende multilaterale fondsen als het Multi Donor Trust Fund wordt gestopt, en het opvoeren van de humanitaire hulp.
10
De politieke wil tot ingrijpen
2. 3.
Mezelf beluisterend, stel ik me de vraag óf er wel een politieke wil tot ingrijpen is. Deels ligt het antwoord op deze vraag in het belang van politici om herkozen te worden tijdens de verkiezingen thuis. Om deze reden is het soms zo dat in het politieke debat, maar ook thuis aan de borreltafel, niet voldoende gewicht wordt gegeven aan de gevolgen van ingrijpen of niet-ingrijpen door de internationale gemeenschap in humanitaire crises. Laat ik het in gewoon Nederlands zeggen: politici staan zelden stil bij de gevolgen van internationale passiviteit voor de mannen, vrouwen en kinderen wier penibele situatie de vraag om interveniëren door de internationale gemeenschap juist opwerpt. Nee, zij staan juist stil bij de mogelijke gevolgen voor onze jongens en bij de gevolgen van ingrijpen voor de eigen politieke positie. Natuurlijk moeten overheden en politici over dergelijke zaken nadenken, want zonder mandaat van hun kiezers kunnen ze überhaupt niet handelen. Maar ze moeten ook effectief handelen, ook in het buitenland. En daarvoor moet er bereidheid zijn om de urgentie van een situatie in gepaste politieke en morele termen te wegen en daarnaar te handelen. Wanneer dat niet gebeurt, dreigt het kiezersbelang belangrijker te worden dan de morele eis om in te grijpen. Daarom is het belangrijk om de politieke stellingname te dekken met voldoende militaire en logistieke middelen. En omgekeerd. Alleen dan kan de daad bij het woord gevoegd worden.
10
In effectief handelen ligt overigens ook een duidelijk kiezersbelang: zonder effectief mandaat zal een mogelijke VN-missie naar Darfur gedoemd zijn te mislukken in humanitair opzicht. Met registreren en rapporteren alleen, zoals de AMIS vermag, zal het verschil voor de vluchtelingen in Darfur in positieve zin niet gemaakt worden. 11
Welk mandaat?
Een belangrijke vraag in dit bestek is welk mandaat er komt voor het VN-ingrijpen. Als het tot een VN-missie komt, dan wil de speciale gezant van de Verenigde Naties voor Soedan, Jan Pronk, één missie in Soedan, met één bevelhebber, zonder deelname van Westerse troepen. UNMIS in het Zuiden wordt in dit plan, naast de missie in Darfur, één van de twee deelmissies in Soedan. Darfur kan dan logischerwijs niet langer als een op zichzelf staand conflict behandeld worden. De voorgenomen troepensterkte van 20.000 man echter zal verdeeld moeten worden over Darfur en Zuid-Soedan. En wat doen we dan met Tsjaad? Jan Pronk kiest vooralsnog voor een Hoofdstuk 6-mandaat dat zich beperkt tot het registreren en toezicht houden, met Hoofdstuk 7-elementen19 ter bescherming van de vluchtelingen. Dat is een niet noemenswaardige opwaardering van het huidige mandaat van de missie van de Afrikaanse Unie in Darfur, AMIS. Een diepgaande discussie over de beoogde effectiviteit van dit ingrijpen, is meer dan nodig, met als richtpunt het oplossen van het vluchtelingenprobleem. Ook hier moeten effectieve middelen de woorden dekken. Zo niet dan verklaart de internationale gemeenschap zich moreel failliet. Al meer dan zestig jaar leven wij in Nederland in vrede. Maar de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog liggen bij veel Nederlanders nog vers in het geheugen. Nooit weer hebben we met z’n allen beloofd. We meenden het uit de grond van ons hart. Ik wil mij hoúden aan die belofte. En velen met mij, zo heb ik tijdens de wake in Westerbork ervaren. De Tweede Wereldoorlog moet herdacht worden. Ook de vrede, getekend op deze historische plaats – hotel De Wereld – moet herdacht worden. Niet alleen vanwege het verleden. Ook met het oog op de toekomst. Nú wordt in Darfur de bevolking verkracht, vermoord en verjaagd. Actie is geboden, want woorden stoppen geen moorden.
19
Hoofdstuk 6 en 7 verwijzen naar het Charter van de Verenigde Naties.
11