Ti j d s c h r i f t Vo o r Vr o e d v r o u w e n v l a a m s e
o r g a n i s a t i e
v a n
v r o e d v r o u w e n
v z w
jaargang 18 nr 5 • SEPTEMBER - OKTOBER 2012
Meer comfort, op een natuurlijke manier
De nieuwe Philips AVENT Comfortabele borstkolf is ontwikkeld in samenwerking met vooraanstaande borstvoedingsdeskundigen. Het is de enige kolf waarmee de moeder op een natuurlijke manier, in alle comfort kan afkolven en die meer melk oplevert voor de baby.
Unieke en comfortabele kolfhouding zonder voorover leunen De nieuwe Philips AVENT Comfortabele borstkolf heeft het unieke, compact ontwerp van de borstschaal. Zo kan de moeder tijdens het afkolven in een gemakkelijke, ontspannen houding zitten, zonder dat ze voorover hoeft te leunen. Ook als de moeder rechtop zit, zal de melk nog altijd rechtstreeks van de borst in de bewaarfles stromen. Door deze verbeterde afkolfhouding voelt de moeder zich comfortabeler, waardoor ze op een natuurlijke manier meer melk kan afkolven.
Doeltreffendheid is klinisch bewezen De borstkolf bootst het natuurlijke peristaltische zuiggedrag van de baby na door de samendrukking van de borst te combineren met zachtjes zuigen. Dat komt door ons klinisch geteste massagekussen. Dat bestaat uit vijf ovale massagepunten, die de borst zachtjes samendrukken, waardoor de melktoevoer wordt gestimuleerd. Dit innovatieve kussen heeft een heel bijzondere, fluweelachtige textuur die warm aanvoelt op de borst. Op die manier kan de moeder zich nog meer ontspannen tijdens het afkolven.
Moeiteloos afkolven
Nieuw
De nieuwe borstpomp is bijzonder compact en is voorzien van een ergonomisch gevormde hendel die moeiteloos met de vingertoppen kan worden bediend. Zo kan de moeder gemakkelijk een vacuüm om de borst creëren en in stand houden, waardoor het pompen aanzienlijk gemakkelijker wordt.
Inhoud Editoriaal 296 Pijn en pijnbestrijding bij de à terme neonaat
297
Zuigen aan de borst als pijnstilling bij het immuniseren van de zuigeling
306
Mama’s melk, da’s de max: Campagne ter ondersteuning en promotie van borstvoeding voor en door kwetsbare moeders en hun omgeving
309
Bespreking van de evidence based KCE richtlijnen
317
Interview met de communicatiemedewerker – Indra van Sprundel
323
Respectvol communiceren
326
Heb je onze Poll al gezien?
330
Vroedvrouwen verleggen grenzen - IMPORE (Rwanda)
332
Vroedvrouwen verleggen grenzen - MEMISA (Congo)
337
Vroedvrouwen verleggen grenzen - Congo Brazaville
339
Fonds voor de Medische Ongevallen
341
Creatieve vroedvrouwen
344
Nieuwsflash
347
Neske
350
Nieuwsbrief
353
Coverfoto: Communicatie gebeurt heden dikwijls via internet, dit heeft vele voordelen maar er zijn ook valkuilen! Lees verder in het tijdschrift. Foto: Jan Sents – met dank aan Sarah Mortier VLOV vzw St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen
Made in England
Wilt u meer weten over hoe wij u kunnen helpen tijdens de borstvoeding? www.philips.be/AVENTprofessional
Philips AVENT. Voor de beste start in het leven.
Tijdschrift voor Vroedvrouwen verschijnt 6 maal per jaar in februari, april, juni, augustus, oktober, december 2012 Uitgiftekantoor: Antwerpen x ISSN 1370-6624 Verantwoordelijke uitgever: Marlene Reyns, Hulststraat 27, 9170 De Klinge Redactieadres: Joke Muyldermans, St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen
COMMUNICATIE… een begrip dat zoveel inhoudt. In 2012 willen we communicatie in al zijn vormen meer aandacht geven, in 2012 is COMMUNICATIE het VLOV-jaarthema. It’s good to talk! Communicatie komt van het Latijn ‘communicare’ wat duidt op ‘delen met’. Delen van inzichten, emoties en ervaringen. Communicatie kent veel vormen: verbaal en non verbaal, geschreven en gesproken, direct en op afstand. Nooit in de geschiedenis was het netwerk wereldwijd zo sterk, kregen we zoveel mogelijkheden om informatie uit te wisselen en toch stellen we vast dat het beter kan! De VLOV vzw wil binnen de vroedvrouwenwereld de communicatie verbeteren! Werken aan een betere communicatie is werken aan een betere wereld!
N E O N AT O L O G I E
EDITORIAAL
Van knuffel tot siroop: Pijn en pijnbestrijding bij de à terme neonaat
Innovatie Marlene Reyns, vroedvrouw
Ik ben fier op onze beroepsgroep die getuigt van doorgedreven verantwoordelijkheids- gevoel
Het werkjaar is alweer een paar weken geleden gestart en ook de VLOV vzw heeft een nieuw hoofdstuk aangesneden: “vooruit met de vroedvrouw”. Dit betekent ‘durven veranderen’. Als je vernieuwt, moet je durven loslaten, verder denken dan het hier en nu, loskomen van het “ik” en het groter geheel zien. Ik ben fier op onze beroepsgroep die getuigt van doorgedreven verantwoordelijkheidsgevoel. Maar kunnen we in de toekomst kijken? We hebben geen glazen bol. Helderzienden zijn zeldzaam en er is geen evidentie te vinden. De vroedvrouw herwint haar plaats in het Belgisch gezondheidssysteem. Toch worden we als ‘specifieke groep’ nog te vaak vergeten, miskend, ondergewaardeerd en onderbenut. Het is aan ons om de vroedvrouw te profileren en ons beroep verder te professionaliseren. De raakvlakken en samenwerking met andere beroepsgroepen moeten we goed bewaken en gestructureerd uitbouwen. Het is met de inzet van allen dat we kunnen groeien naar een volgende stap. Ruimte aftasten, overleg plegen, zoeken naar kansen en krachten, zoeken naar elkaar. Het is goed regelmatig van gedachten te wisselen, kritisch te zijn, innovatief en ondernemend te denken met respect voor elkaar. Evolueren betekent meegaan in de cadans van onze maatschappij die richtingen aangeeft en visies beïnvloedt. • Elektronische systemen kunnen we best naar eigen behoeften ontwikkelen en integreren in onze praktijken intra- en extramuraal. Dit is een evolutie met voor- en nadelen. Het is aan ons om innovaties te leren gebruiken op verschillende niveaus. Het federaal systeem “Mycarenet” binnen E-Health was zich blijkbaar niet bewust dat ook vroedvrouwen belangrijke zorgverstrekkers zijn. We integreren stap per stap. • “Emergentis” staat in zijn startblokken voor “Take Off”. Vanuit het niets is een elektronisch vroedvrouwendossier opgebouwd met parameters
296
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Els Peers en Inge Vanassche, afgestudeerd aan Katholieke Hogeschool Zuid-West Vlaanderen, Kortrijk.
die de onze zijn. Tijdens dit proces is er gezocht naar de grootste gemene deler om te komen tot een startdossier voor de zelfstandig werkende vroedvrouw. Het wordt het neusje van de zalm onder de medische elektronische dossiers. Dit was en is nooit mogelijk zonder de hulp van velen. Het heeft een financiële inzet gevraagd. Het uiteindelijke resultaat is een vlottere werking van de praktijk met een sterke ondersteuning van het administratieve deel en gedocumenteerd met actuele richtlijnen zodat de focus op de zorg kan liggen. We blijven beroep doen op jullie kritische kijk en verbeterende voorstellen. Een andere verandering is ons “stekje”. We huizen al twaalf jaar op de Sint Jacobsmarkt en barsten daar uit onze voegen. Deze locatie voldoet niet meer aan de criteria van een groeiende organisatie. De verhuis is gepland … naar de Haantjeslei 185 in Antwerpen. Daar kunnen we onze werking uitbouwen zonder eigenheid te verliezen. Onze grootste aandacht blijft gaan naar een optimale service aan onze leden en de groei van de vroedvrouw in Vlaanderen / België. Deze betaalbare nieuwe locatie is vlot bereikbaar en zal onze dagelijkse werking verbeteren. Meer comfort en betere service! Communicatie blijft de rode draad doorheen de werking van onze organisatie. Indra, communicatiemedewerker, verzorgt de tweewekelijkse elektronische nieuwsbrief met actuele informatie op maat van de vroedvrouw. Ook tovert zij een maandelijkse VroedvrouwenLink voor de bevriende organisaties, met telkens een thema dat ons werk toelicht. Er is een profileringsfilmpje in ontwikkeling dat, naast onze folders en site, de vroedvrouw in de kijker plaatst. We werken er met plezier aan en zullen jullie in het najaar het resultaat tonen. De ”Trefdag“ komt in zicht. We zullen jullie graag begroeten en kijken uit naar de vele ontmoetingen. De lat ligt hoog: actuele lezingen van eminente sprekers in het mooi kader van de Floreal in Blankenberge en heel veel vroedvrouwen…iets om naar af te tellen…
Dit eindwerk behaalde de eerste plaats bij de uitreiking van de
VLOV-prijs 2012!
bachelorproef
Inleiding In de jaren 80 bleek uit onderzoek dat neonaten pijn voelen. Tot dan was men ervan overtuigd dat de neonaat door zijn immature zenuwstelsel ongevoelig was voor pijn. Onderzoekers ontdekten echter dat de neonaat beschikt over een anatomisch en functioneel intact pijngeleidingssysteem. Meer nog, door onvoldoende ontwikkelde pijninhiberende systemen ervaart hij een ongeremde pijn.
Tijdens zijn verblijf op de materniteit wordt de neonaat in meer of mindere mate geconfronteerd met pijn en/of stress. Enerzijds is er de pijn ten gevolge van procedures zoals een bloedafname, een intramusculaire inspuiting (bv. vitamine K) en anderzijds kan er ook sprake zijn van traumatische pijn ten gevolge van een kunstverlossing of een claviculafractuur.
Maar ook stress veroorzaakt veranderingen in de hersenen en het hormoonstelsel van de neonaat, hetgeen kan leiden tot onder andere een lagere pijndrempel, verhoogde stressgevoeligheid, en slaapproblemen in het latere leven.
Om na te gaan of er op de materniteiten aandacht is voor dergelijke pijnmomenten, en om te weten in welke mate er in deze gevallen aan pijnbestrijding wordt gedaan, stuurden we naar elke Vlaamse materniteit een enquête om deze gegevens in kaart
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
297
N E O N AT O L O G I E
Els Peers
te brengen. Uit de enquête bleek dat op de meeste materniteiten wel iets van pijnbestrijding wordt gedaan; twee respondenten gaven aan nooit aan neonatale pijnbestrijding te doen. Er blijkt echter een grote variatie in de manier en het tijdstip waarop men neonatale pijn tracht te beperken.
doen in deze gevallen nooit aan pijnbestrijding (na moeizame of langdurige partus 51%, geboortetrauma 17%, na kunstverlossing 4%). Anderen geven aan enkel bij pijn aan pijnbestrijding te doen na een langdurige partus (47%), bij geboortetrauma (74%), claviculafractuur (66%) of kunstverlossing (81%).
Met een uitgebreide literatuurstudie als basis stelden we daarom een pijnbestrijdingsprotocol op dat kan worden geïntegreerd in het pijnbeleid op de materniteit. We selecteerden eveneens een pijnschaal die kan worden gebruikt voor het meten van neonatale pijn. Deze werden reeds in een bundel verstuurd naar alle geïnteresseerde materniteiten.
Een wondje ten gevolge van STAN-monitoring kan eveneens oorzaak zijn van neonatale pijn. Slechts 2% doet in dit geval aan pijnbestrijding na gebruik van een pijnschaal, 21% doet enkel bij pijn aan pijnbestrijding, en 70% geeft aan niet aan pijnbestrijding te doen bij een wondje ten gevolge van STAN-monitoring.
Resultaten vanuit de enquête Respons In totaal stuurden 47 van de 68 materniteiten de enquête ingevuld terug. Dit maakt dat we een responsiviteit van 69% haalden, waardoor de resultaten behoorlijk representatief zijn voor het pijnbeleid op de Vlaamse materniteiten.
Inge Vanassche
Aspiratie geeft discomfort voor de neonaat. Slechts 2% van de respondenten geeft aan hierbij op de één of andere manier aan pijnbestrijding te doen. De methodes die worden gebruikt zijn hands-on (het leggen van de handen op de neonaat), skin-to-skincontact en gebruik van een fopspeen (onmiddellijk na de aspiratie). Andere pijnmomenten waarbij de respondenten aangeven aan pijnbestrijding te doen, zijn oogfundusonderzoek, afbinden van aanhangsels, krampen en abstinentieverschijnselen.
Pijnbestrijding bij pijnlijke procedures Pijnbestrijdingsmethodes Tijdens een veneuze bloedafname doet men vaker aan pijnbestrijding dan tijdens een capillaire bloedafname (91% t.o.v.79%). Van het totaal aantal respondenten zegt 6% geen rekening te houden met het tijstip van de bloedafname. Bij de respondenten die wel rekening houden met het tijdstip van de bloedafname, wordt de capillaire bloedafname op verschillende tijdstippen gedaan: 32% van deze respondenten doet de bloedafname vóór de voeding, 32% tijdens en 36% na de voeding. Bij een veneuze bloedafname doet een groter deel van deze respondenten de bloedafname tijdens de voeding (46%); voor en na de voeding zijn de cijfers ongeveer gelijk (respectievelijk 26 en 28%). De meningen over het beste tijdstip zijn dus verdeeld. Andere pijnmomenten Bij mogelijke pijnmomenten ten gevolge van de geboorte doen sommige materniteiten in ieder geval aan pijnbestrijding (na een moeizame of langdurige partus 2%, bij geboortetrauma 9%, claviculafractuur 17%, na kunstverlossing 15%). Enkele respondenten
298
N E O N AT O L O G I E
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Het gebruik van een fopspeen of zuigen op een vinger wordt gebruikt bij een kunstverlossing, moeizame partus, bloedafname, en geboortetrauma. Van alle respondenten past 13% dit toe, al dan niet in combinatie met een ander pijnbestrijdingsmiddel. Skin-to-skin-contact wordt het meest gebruikt als niet-farmacologische pijnbestrijdingsmethode bij pijnmomenten (28%). Het wordt toegepast na kunstverlossing, moeizame partus, aspiratie, bij een bloedafname, geboortetrauma en manipulatie bij aangeboren afwijkingen. Borst- of flesvoeding gebruikt men minder frequent ter bestrijding van neonatale pijn; 18% van de respondenten past dit toe. Pijnmomenten waarbij borstvoeding wordt gegeven zijn bloedafnames, intramusculaire inspuitingen en manipulatie bij aan geboren afwijkingen. Hands-on wordt gebruikt na een kunstverlossing, moeizame partus, aspiratie, bloedafname, intramusculaire inspuiting en geboortetrauma.
Slechts 7% van de respondenten past dit toe tijdens het pijnmoment. Paracetamol wordt gebruikt na een kunstverlossing, moeizame partus, geboortetrauma, manipulatie bij aangeboren afwijkingen en bij een wondje ten gevolge van STAN-monitoring. Bij deze (mogelijke) pijnmomenten dient minder dan de helft van de respondenten (48%) paracetamol toe. Andere pijnbestrijdingsmethodes die de respon denten aangeven, zijn het gebruik van een waterkussentje, massage, inbakeren en transcutane bilirubinemeting. De verschillende gebruikte pijnbestrijdingsmethodes worden hiernaast in een tabel weergegeven. Pijnschalen Er werd eveneens gepolst naar de kennis en het gebruik van pijnschalen op de materniteit. Van alle respondenten kent 66% één of meerdere pijnschalen, 40% gebruikt ook effectief een pijnschaal op dienst. De meest gebruikte pijnschaal is de Leuvense pijnschaal (21%). Van diegenen die aangeven een pijnschaal te gebruiken op dienst, maakt 42% bij elk mogelijk pijnmoment gebruik van een pijnschaal. Een iets groter percentage (47%) gebruikt een pijnschaal enkel bij tekenen van pijn. De overige respondenten maken op sommige momenten gebruikt van een pijnschaal. De momenten die worden aangegeven zijn 'na kunstverlossing', 'bij vermoeden claviculafractuur' en 'op advies van de pediater'. Nevenstaand diagram verduidelijkt de verdeling. Andere interessante resultaten Ter afsluiting van de enquête polsten we naar de behoefte aan informatie op de materniteiten voor wat betreft de mogelijke pijnmomenten, pijnbestrijdingsmethodes en pijnschalen. 70% wenste meer informatie over pijnmomenten en pijnbestrijdingsmethodes en 68% wil meer weten over pijnschalen. Maar liefst 89% van de respondenten gaf aan een pijnschaal te willen gebruiken indien deze beschikbaar was op dienst: (50% zou deze 'altijd' gebruiken, 39% 'soms' (zij geven aan deze te gebruiken 'als
het geen extra werkbelasting met zich meebrengt', 'deze gebruiksvriendelijk is', 'na voldoende uitleg', 'bij kunstverlossingen', 'in MVG-periode')). Ten slotte duidde 96% van de respondenten aan het pijnprotocol te willen ontvangen.
Implementatie van een pijnprotocol/ pijnschaal op de afdeling De pijnschaal: voorstelling en gebruik Na een gecompliceerde of moeizame partus, bij schouderdystocie, claviculafractuur,…is het belangrijk te kunnen inschatten of en in welke mate de neonaat pijn heeft. Aangezien pijn bij neonaten soms op subtiele manieren wordt geuit, is het gebruik van een pijnmeetinstrument of pijnschaal in dergelijke gevallen een handig hulpmiddel. jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
299
N E O N AT O L O G I E
N E O N AT O L O G I E
De door ons geselecteerde pijnschaal is de Echelle de Douleur d’Inconfort du Nouveau-né (EDIN). Dit unidimensioneel pijnmeetinstrument is specifiek ontworpen voor het meten van langdurige pijn bij neonaten. Er dient te worden gescoord op 5 items, en de score wordt vooral bepaald op basis van het gedrag van de neonaat tijdens de voorbije uren.
Wanneer scoren? • De eerste 24 uur (de eerste keer 1 uur na de geboorte) na een kunstverlossing, moeizame of zeer snelle partus, bij trauma ten gevolge van geboorte (bv. hematoom, kneuzingen, fracturen). • Bij vermoeden van pijn: kreunen (al dan niet tijdens manipulatie), prikkelbaarheid, onrust, vaak huilen, ontroostbaarheid, grimassen, fronsen, gespannen vuistjes, gekromde tenen en/of vingers .
EDIN (langdurige pijn bij neonaten van 0-9 maand)
• Een half uur na toedienen van pijnmedicatie.
Item 1: Aangezicht 0: Ontspannen gelaat 1: Voorbijgaande grimassen: gefronste wenkbrauwen, op elkaar geklemde lippen, gefronste of trillende kin 2: Veelvuldige, uitgesproken of aanhoudende grimassen 3: Permanent getrokken gezicht Item 2: Lichaam 0: Ontspannen 1: Tijdelijke agitatie, meestal kalm 2: Frequente agitatie met kalme periodes 3: Permanente agitatie: armen en benen zijn gespannen en stijf of beperkte motoriek met verstijfd lichaam Item 3: Slaap 0: Slaapt gemakkelijk in, met een lange, kalme slaap 1: Slaapt moeilijk in 2: Wordt buiten de verzorging spontaan en vaak wakker, onrustige slaap 3: Slaapt niet (onrustig wakker, hyperalert) Item 4: Contacten 0: Zalige glimlach (geen huilen of kreunen) 1: Tijdelijke vrees bij contact (huilt of kreunt even bij manipulatie of verzorging) 2: Moeilijk contact (huilt of kreunt bij manipulatie/ verzorging) 3: Weigert elk contact (huilt of kreunt ook zonder manipulatie) Item 5: Troost 0: Heeft geen troost nodig 1: Wordt snel getroost met strelen, stemgeluid, fopspeen 2: Is moeilijk te troosten 3: Ontroostbaar; zuigen is hopeloos Totaalscore 300
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
/15
Koppelen van de totaalscore aan een interventie Met de totaalscore wordt aan de hand van de bijhorende beslisboom nagegaan welke interventie aangewezen is. Is de totaalscore verhoogd (>5), dan wordt allereerst comfortzorg toegepast. Hierbij worden eventuele oorzaken van discomfort (vieze luier, honger,…) weggenomen en wordt extra aandacht besteed aan het comfort van de neonaat door bv. inbakeren, geven van een fopspeen, eventuele wondzorg (t.g.v. STAN-monitoring, vacuümextractie,…). Dertig minuten later wordt opnieuw de pijnscore bepaald. Is de score dan nog verhoogd, dan schakelen we over op farmacologische pijnbestrijding voor 24 uur (paracetamol). Ook bij paracetamol-toediening dient te worden nagegaan of de toegediende dosis toereikend is. Daarom wordt bij de toediening van paracetamol ook op regelmatige basis opnieuw gescoord. De richtlijnen en mogelijke/aanbevolen interventies na het bepalen van de totaalscore staan zeer overzichtelijk in de beslisboom.
Implementatie op de afdeling Preventie van pijn Minstens even belangrijk als het zoeken naar de meest efficiënte pijnbestrijdingsmethodes is de preventie van pijn. Op basis van een grondige literatuurstudie sommen we een aantal maatregelen op die pijn en/ of het ongemak ten gevolge van pijnlijke procedures op de materniteit kunnen beperken.
Ohlsson, 2007). Bovendien is een venepunctie efficiënter, en moet er minder herprikt worden (Shah & Ohlsson, 2003). Een veneuze bloedafname, bijvoorbeeld voor de Guthrie-test, is daarom superieur aan de capillaire hielprik.
• Uit verscheidene studies blijkt dat een veneuze bloedafname minder pijnlijk is dan een capillaire bloedafname (Ogawa et al., 2005) (Shah &
• Vaak worden bloedafnames gedaan ter controle van de bilirubinemie. Ondanks het feit dat het serumbilirubinegehalte geldt als ‘gouden
standaard’ (hiermee kan met de grootst mogelijke zekerheid de bilirubinemie worden vastgesteld), kunnen dergelijke bloedafnames in 50% van de gevallen vermeden worden. Met transcutane bilirubinemetrie wordt het serumbilirubine-gehalte bij à terme neonaten geschat zonder het gebruik van invasieve middelen. Ook in de thuissituatie is transcutane bilirubinemeting bruikbaar voor vroedvrouwen; deze snelle en pijnloze meting kan jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
301
N E O N AT O L O G I E
Pijn bij kinderen wordt onderbehandeld. Pijn is immers een subjectieve beleving waardoor het objectief 'meten' van pijn bij neonaten moeilijker is; ze kunnen immers niet zeggen wat er scheelt.
volstaan om na te gaan of een verwijzing naar de kinderarts al dan niet noodzakelijk is. (Corver & Tel, 2008) • Door het intramusculair toedienen van 1 mg vitamine K (1/2 ampul Konakion Paediatric®) bij de geboorte vermijdt men zowel de vroege als de late vormen van vitamine K-deficiënte bloedingen (VKDB). Het toedienen van 2 mg vitamine K per os (1 ampul Konakion Paediatric®) voorkomt eveneens vroege VKDB. Om late VKDB te voorkomen, dient men bij borstvoeding hier bovenop wekelijks 1-2 mg vitamine K per os (Konakion Paediatric®) toe te dienen (De Ronne, Alliet, & Winckel, 2008). Een intramusculaire inspuiting voor de toediening van vitamine K is een extra pijnmoment voor de neonaat, bovenop de stress (en/of pijn) van arbeid en bevalling. Wanneer men toch kiest voor de intramusculaire profylaxe, zijn er een aantal nietfarmacologische pijnbestrijdingsmethodes die kunnen worden toegepast om het comfort van de neonaat te verhogen (opgenomen in beslisboom). • Tenslotte willen we er de aandacht op vestigen dat het aspireren eveneens een oorzaak is van discomfort en stress bij de neonaat. Slechts 4% van de respondenten van onze enquête geeft aan aandacht te hebben voor het discomfort van de neonaat tijdens de aspiratie. Aangezien de rustgevende invloed van de moeder en het pijnstillend effect van skin-to-skin reeds in vele studies werden aangetoond, kan men, indien de toestand van het kind het toelaat, de aspiratie uitvoeren terwijl de neonaat skin-to-skin bij de moeder ligt. Aanpak pijnbehandeling Pijn bij kinderen wordt onderbehandeld. Pijn is immers een subjectieve beleving waardoor het objectief 'meten' van pijn bij neonaten moeilijker is; ze kunnen immers niet zeggen wat er scheelt. De nood aan pijnmedicatie bij kinderen wordt lager ingeschat door de idee dat kinderen minder gevoelig zouden zijn voor pijn (Mokhnach et al., 2010), terwijl niet-farmacologische pijnbestrijdingmethodes vaak als ineffectief worden aangevoeld. Adequate pijnbehandeling bij neonaten is dus niet evident. Het implementeren van een pijnprotocol voor de neonaat kan een manier zijn om het pijnbeleid op de dienst te verbeteren.
302
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
N E O N AT O L O G I E
Struikelblokken Het inpassen van een pijnprotocol of een pijnschaal in het huidige (pijn)beleid is niet evident. Gewoontes en routines zijn vaak 'ingeburgerd', en zijn een houvast. Vroedvrouwen moeten overtuigd zijn/ worden van het nut van zowel farmacologische als niet-farmacologische pijnbestrijdingsmogelijkheden bij de neonaat. Gebrek aan kennis en informatie over pijn en pijnbestrijdingsmogelijkheden bij neonaten vormt een mogelijke barrière om aan pijnbestrijding te doen, evenals de attitude van de individuele vroedvrouw. De hoge werkdruk wordt aangehaald als reden voor het niet gebruiken van niet-farmacologische pijnbestrijdingmethodes. (Delwiche et al, 2009)
Het is de bedoeling dat zij het volledige document/ de bijgevoegde theoretische achtergrond/de hand leiding doorneemt. 2. Scholing Tijdens een teamvergadering of een ander vastgelegd moment verduidelijkt de aangestelde verantwoordelijke het protocol/de pijnschaal op basis van haar opgedane kennis. Ze geeft als het ware de informatie mondeling door, en legt uit hoe de beslisboom wordt gebruikt. Belangrijk is wel dat ook artsen dergelijk infomoment mee volgen. 3. Toepassingsperiode Er wordt een testperiode vooropgesteld waarin het protocol/de pijnschaal zal worden gebruikt. Deze periode dient goed te worden afgebakend, bijvoorbeeld 3 maanden.
Algemene voorwaarden Het implementeren van een protocol op de afdeling is geen beslissing op een bepaald moment, maar een proces. Elke vroedvrouw zal de richtlijnen op haar (zijn) eigen manier interpreteren op basis van de eigen waarden, normen en ervaringen. Onontbeerlijk zijn een opleiding in zowel de inhoudelijke als de praktische aspecten van pijnbestrijding, aandacht voor het inpassen van het protocol in elke specifieke situatie (type voeding, wensen moeder) en opvolging van het bestaande pijnprotocol, evenals een multidisciplinaire samenwerking. (Delwiche et al, 2009) Wat de pijnschaal betreft, hangt het gebruik ervan in de praktijk sterk af van de motivatie van de individuele verpleegkundige/vroedvrouw. Absolute voorwaarde voor een succesvolle implementatie is ook hier dat zowel de hoofdvroedvrouw als de artsen achter het project staan; de bereidheid binnen heel het verpleegkundig én medisch team om te innoveren is belangrijk voor het daadwerkelijk gebruik van een nieuw meetinstrument. De implementatie van een pijnschaal verloopt via een stappenplan, dat tevens kan worden doorgetrokken voor het implementeren van een pijnprotocol. Het stappenplan dat we hieronder weergeven, geldt dan ook zowel voor de pijnschaal als voor het protocol. Stappenplan 1. Draagvlak creëren Een eerste belangrijke stap is het aanstellen van een verantwoordelijke vroedvrouw/verpleegkundige.
4. Evaluatie Na de toepassingsperiode worden de bevindingen overgebracht naar de verantwoordelijke. Zowel positieve als negatieve punten worden overlopen en besproken, en waar mogelijk/nodig wordt het protocol aangepast en verbeterd. 5. Definitieve implementatie in het pijnbeleid Na de evaluatie en de eventuele aanpassing van het protocol wordt dit definitief ingepast in het pijnbeleid op de afdeling. Regelmatige evaluatiemomenten blijven belangrijk! Voorstel voor een pijnprotocol Zoals reeds eerder aangehaald, toonden studies aan dat neonaten gevoeliger zijn voor pijn, en pijnprikkels veel intenser ervaren door de immaturiteit van het zenuwstelsel. Het nog nietintacte pijninhibitiesysteem brengt immers met zich mee dat pijnprikkels in mindere mate kunnen worden gemoduleerd. (Fitzgerald, 1998) Een procedure die pijnlijk is voor volwassenen moet dus ook als pijnlijk worden beschouwd voor de neonaat. Door de plasticiteit van de hersenen kunnen stress en pijn centrale ontwikkelingsprocessen beïnvloeden; een verlaagde pijndrempel, verhoogde pijnreacties, stressstoornissen en hyperactiviteit zijn enkele van de mogelijke gevolgen (Anand & Scalzo, 2000). De ontwikkeling van de hersenen vlak na de geboorte draagt bij tot normaal gedrag. Adequate
pijnbehandeling bij de neonaat is dus niet alleen vanuit ethisch en emotioneel standpunt geïndiceerd, maar ook vanuit medisch standpunt! Procedurale pijn (bloedafname, intramusculaire inspuiting,...) Het aanbod aan mogelijke effectieve nietfarmacologische interventies is zeer groot, en werd in verschillende studies aangetoond: • 1 ml sucrose 24% twee minuten voor een pijnlijke procedure (Stevens et al, 2004) • Borstvoeding of moedermelk (Shah et al, 2006) • 1 ml glucose 30% twee minuten voor een pijnlijke procedure (Carbajal, 1999) • Niet-nutritief zuigen (fopspeen) (Cignacco et al, 2006) • Muziek (Bo & Callaghan, 2000) • Inbakeren (Prasopkittikun & Tilokskulchai, 2003) • Materneel vasthouden (Prasopkittikun & Tilokskulchai, 2003) • Skin-to-skin (huid-op-huid contact) (Gray et al, 2000; Ludington-Hoe et al, 2005) Glucose 30%, sucrose 24% en borstvoeding zorgen voor een analgetisch effect, wellicht het gevolg van het feit dat de zoete vloeistof ter hoogte van de tongpunt zorgt voor de vrijzetting van endorfines, die dan weer zorgen voor de pijnreductie. De smaakstimulus wedijvert met de pijnstimulus, waardoor pijninhibitie optreedt. Bovendien zorgt de afleiding op zich ook al voor een pijnreductie. Van alle respondenten van onze enquête gebruikt 11% glucose/sucrose (zonder fopspeen) als pijnbestrijdingsmiddel. Uit studies blijkt dat het toedienen van glucose 30%/sucrose 24%, gevolgd door een fopspeen efficiënter is qua pijnbestrijding dan glucose of sucrose als monotherapie. Samen met borstvoeding blijkt dit de beste manier om tijdens pijnlijke procedures de neonatale pijn te beperken. (Carbajal et al., 1999) (Carbajal, 2003) Nochtans gebruikt slechts 4% van de respondenten de combinatie glucose/sucrose en fopspeen, en slechts 18% borst voeding bij neonatale pijnmomenten. Over de hoeveelheid glucose 30% of sucrose 24% bestaat geen consensus; de aangeboden effectieve hoeveelheid in de onderzoeken bedraagt voor de à terme neonaat 1 à 2 ml per procedure. Het analgetisch effect van deze zoete oplossingen duurt ongeveer 5 minuten (Walter-Nicolet, 2010). Ook de concentratie van de glucose speelt een rol jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
303
N E O N AT O L O G I E
Pijnbestrijding bij de neonaat is een thema dat wel degelijk aandacht verdient.
in de mate van pijnreducering; glucose 30% geeft de beste resultaten (Dilen & Elseviers, 2010). Even belangrijk is de glucose/sucrose-toediening te starten 2 minuten vóór de pijnlijke procedure; na 2 minuten is het analgetisch effect maximaal. Dat borstvoeding voor zowel moeder als kind vele voordelen biedt, is alom gekend. Het pijnstillend effect van borstvoeding is het gevolg van het nauw contact met de moeder, en het feit dat de borstvoeding op zich (net als andere ‘(niet)nutritief zuigen’-methodes) voor afleiding zorgt bij de neonaat. Bovendien bevat moedermelk ondermeer suiker (zoals lactose), hetgeen op zich al pijnstillend is, en tryptofaan; dit aminozuur stimuleert de ß-endorfineproductie, waardoor een extra analgetisch effect bekomen wordt. (Uga et al., 2006) Ook het vrijgekomen oxytocine zorgt volgens sommige auteurs voor een extra pijnstillend effect. Naar aanleiding van onze enquête laat 18% weten borstvoeding te gebruiken als pijnbestrijdingsmiddel bij pijnlijke procedures. Het door ons opgestelde pijnprotocol werd overzichtelijk gemaakt in een beslisboom. Bij het opstellen van deze beslisboom werd rekening gehouden met zowel het type voeding dat de neonaat krijgt als het feit of de moeder al dan niet aanwezig wil zijn tijdens het pijnmoment. Op deze manier kan eenieder op dienst voor elke pijnlijke procedure nagaan welke interventie aangewezen is. Moeizame partus (ernstige moulage, cephaalhematoom), kunstverlossing, schouderdystocie, claviculafractuur
De overgang van het intra-uteriene naar het extrauteriene leven is voor de neonaat een stressvolle gebeurtenis, hetgeen tot uiting komt in de verhoging van de stresshormonen. De geboorte kan gepaard gaan met pijn door ingrepen die noodzakelijk zijn om het welzijn van de baby te controleren (microbloedonderzoek, STAN-monitoring), of door ingrepen om de bevalling te beëindigen (kunstverlossing). Paracetamol is het vaakst voorgeschreven geneesmiddel voor kinderen. Het wordt gebruikt als pijnstiller of als koortswerend middel, maar heeft geen ontstekingswerende eigenschappen. Bij à terme neonaten krijgt de orale toedieningswijze de voorkeur. Als we de biobeschikbaarheid van paracetamol bekijken, heeft orale toediening een 304
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
N E O N AT O L O G I E
biobeschikbaarheid van 100%, wat betekent dat de absorptie van de orale paracetamol excellent is. Bij rectale toediening, daarentegen, is de biobeschikbaarheid significant lager en vertoont ze meer variabiliteit (25-98%). Dit betekent dus dat er een hogere rectale dosis toegediend dient te worden om hetzelfde effect te bereiken. (Howard, 2002; Allegaert, 2008) Nochtans geeft slechts iets meer dan de helft van de respondenten van onze enquête paracetamol per os (55%); 45% dient paracetamol rectaal toe. Over het algemeen treedt het analgetisch effect op 30 minuten na orale inname en is het maximaal na 40 à 90 minuten. Bij de rectale toediening is de piekconcentratie maar een derde van die bij de orale toediening, omwille van de tragere absorptie, en wordt de maximale werking pas na 2 tot 4 uur bereikt. (Birmingham et al., 1997)
Besluit Neonatale pijn kan onder meer leiden tot overgevoeligheid voor pijn en een lagere pijntolerantie in het latere leven. Pijnbestrijding bij de neonaat is dus een thema dat wel degelijk aandacht verdient. Uit de enquête blijkt dat er op het overgrote deel van de materniteiten wel iets van neonatale pijnbestrijding wordt gedaan (4% van de respondenten geeft aan op geen enkel moment aan pijnbestrijding te doen). Alleen is er meestal geen duidelijk pijnbeleid voor de neonaat. Vooral bij aspiratie (een moment van discomfort dat extra stress veroorzaakt) en bij een intramusculaire inspuiting wordt er weinig gedaan om het comfort van de neonaat te verbeteren of de pijn te beperken. Ook zou er meer aandacht moeten gaan naar eventuele pijn bij een wondje t.g.v. STANmonitoring. Wat de pijnbestrijdingmethodes betreft, wordt bij pijnlijke procedures skin-to-skin-contact (28%) het vaakst toegepast. Daarnaast worden onder andere een fopspeen (13%), borst- of flesvoeding (18%), glucose/sucrose (11%) en hands-on (7%) gebruikt. Uit de literatuur blijkt dat borstvoeding of de combinatie van glucose 30% met een fopspeen het best geschikt is om procedurale pijn te beperken. Het feit dat slechts 4% van de respondenten glucose 30% in combinatie met een fopspeen geeft tijdens een pijnmoment, toont aan dat er behoefte is aan informatie over de effectiviteit van de verschillende
pijnbestrijdingmethodes. Wat pijnbestrijding na kunstverlossing, moeizame bevalling of bij trauma ten gevolge van de geboorte (claviculafractuur, kneuzingen, cephaalhematoom,…) betreft, geeft 67% van de respondenten enkel bij pijn een pijnbestrijdingsmiddel.
van een pijnschaal, en 96% wil het pijnprotocol ontvangen. Laat ons hopen dat hiermee hoe dan ook de aandacht voor neonatale pijn toeneemt en dat dit zal leiden tot een degelijker pijnbeleid op de Vlaamse materniteiten.
Paracetamol wordt bij deze pijnmomenten gebruikt bij 48% van de respondenten. Iets minder dan de helft van de respondenten (45%) geeft paracetamol nog steeds rectaal; deze toedieningwijze is echter heel wat minder effectief gebleken dan de orale toediening.
CONTACTGEGEVENS
Slechts 4% van de respondenten maakt in deze situaties gebruik van een pijnschaal. Van alle respondenten geeft 34% aan geen enkele pijnschaal te kennen. Uiteraard zijn er tekenen waarbij men kan aannemen dat de neonaat pijn heeft (fronsen, huilen,…), maar het gebruiken van een pijnmeetinstrument houdt meer in dan het meten van pijn. Het (consequent) gebruik van een pijnschaal brengt met zich mee dat er - naast het feit dat er meer aandacht is voor neonatale pijn - ook meer comfortzorg wordt toegepast, waardoor het discomfort van de neonaat kan worden beperkt. Een geboorte is immers sowieso een stressvol moment voor de neonaat; zeker na kunstverlossing of bij traumata is aandacht voor discomfort/pijn aangewezen. Het gebruik van een pijnschaal past perfect in een pijnbeleid met een pijnprotocol als basis. Dit protocol geeft voor elk mogelijk pijnmoment aan welke interventies neonatale pijn kunnen beperken. Het implementeren van dergelijk protocol is niet evident; er is een mentaliteits-wijziging nodig op dienst. Belangrijk hierbij is, dat de zorgverleners goed worden geïnformeerd over het belang van de nieuwe interventies. Vaak moeten procedures (Guthrie-test, intramus culaire inspuiting,…) die reeds jaren routine zijn immers anders worden aangepakt, hetgeen een engagement vraagt van elke zorgverlener. Er moet dus sowieso een opleidingsmoment zijn voor eenieder werkzaam op de dienst. Het betrekken van de pediaters bij dit opleidingsmoment is van cruciaal belang, gezien zij een centrale plaats innemen in het goedkeuren van het neonatale pijnbeleid op de materniteit. De Vlaamse materniteiten staan alleszins open voor informatie en vernieuwing; 68% laat weten meer informatie te willen ontvangen omtrent het gebruik
Het volledige protocol en de pijnschaal met handleiding werd reeds verstuurd naar de geïnteresseerde materniteiten. Vroedvrouwen, materniteiten, artsen,... die naar aanleiding van dit artikel de volledige bundel digitaal wensen te ontvangen, vinden hieronder onze gegevens. Ook vragen of opmerkingen zijn welkom! U kan het volledige eindwerk en de zeer uitgebreide referenties terugvinden op de site www.vlov.be (deel voor leden onder VLOV archief- VLOV-prijs eindwerken) Inge Vanassche Doornstraat 29 3370 Boutersem 0473-29 49 04
[email protected] Els Peers Kerkstraat 140 3850 Nieuwerkerken 0486-52 55 16
[email protected]
Vragen i.v.m. het beroep vroedvrouw? Stuur uw vraag naar
[email protected]. We zoeken met u naar een antwoord. Neem ook een kijkje naar de FAQ op de site www. vlov.be
Samen evolueren we naar een
sterkere vroedvrouw in Vlaanderen.
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
305
N E O N AT O L O G I E
N E O N AT O L O G I E
Zuigen aan de borst als pijnstillingstechniek tijdens immuniseren van zuigelingen. Isabelle Maes¹, Ilse van Gorp², Christine Vanhole², Karel Allegaert² ¹Centrum voor Verpleeg- en Ziekenhuiswetenschappen, KU Leuven en ²Neonatologie, UZ Leuven Correspondentie:Allegaert Karel - Neonatologie, UZ Leuven, Herestraat 49, 3000 Leuven - e-mail:
[email protected]
Abstract We voerden een systematische review uit naar de evidentie voor het zuigen aan de borst als pijnstillingstechniek tijdens immunisatie bij zuigelingen. Het zuigen aan de borst in de interventiegroep startte voor de injectie, en werd verdergezet tijdens en na de injectie. Hierbij blijkt dat zuigen aan de borst tijdens immunisatie resulteert in pijnreductie, los van de methode die gebruikt werd om pijnrespons te meten, en los van verschillen in leeftijd, vaccin en gebruikte procedures (omgevingsfactoren, huid-op-huid contact, tijdstip vaccinatie). Hoe deze gegevens ingepast moeten worden in ons dagelijks handelen blijft deels een kwestie van opinies en prioriteiten.
Inleiding De voordelen van borstvoeding voor moeder en kind zijn al langer bekend en zijn veel ruimer dan pijnstilling.
Immunisaties behoren tot de meest voorkomende pijnlijke procedures bij jonge kinderen. Verder worden pasgeborenen en baby’s ook nog aan andere pijnprikkels blootgesteld, bijvoorbeeld de hielprik. De meeste immunisaties worden toegediend tussen 0 tot 14 maanden (Dilli et al, 2009; Dorea 2009). Onbehandelde pijn geeft onmiddellijke, meetbare negatieve effecten. Daarnaast hebben studies aangetoond dat ook jonge kinderen pijn ervaren en het zich herinneren. Er bestaan tal van farmacologische en nietfarmacologische methoden om pijn tijdens procedures te verminderen. Enerzijds kunnen we farmacologische middelen gebruiken om deze pijn te reduceren zoals lidocaine-prilocaine crème, wat echter enkel werkt voor de huidcomponent, niet voor de musculaire pijn component. Anderzijds kunnen we ook niet-farmacologische technieken toepassen. Hierbij denken we o.a. aan het kind laten zuigen op zijn fopspeen, toedienen van sucrose, of combineren van beide. Er werd reeds veel onderzoek verricht naar het effect van orale sucrose 24% of glucose 30% tijdens pijnlijke procedures bij neonaten, en er werd hieromtrent ook reeds in
306
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
aan de borst drinken, controlegroep dronk niet aan de borst tijdens immunisatie, uitkomstmaten met betrekking tot pijn, reviews, randomized controlled,(quasi-)experimentele, kwalitatieve of descriptieve studies. De methodologische kwaliteit werd beoordeeld aan de hand van de Delphilijst. (Verhagen et al, 1998).
Resultaten dit tijdschrift gerapporteerd (Silvestrini et al, 2005; Allegaert et al, 2006). Recentelijk werd ook het effect van borstvoeding (afgekolfde moedermelk, of zuigen aan de borst) als pijnstiller onderzocht. De voordelen van borstvoeding voor moeder en kind zijn al langer bekend en zijn veel ruimer dan pijnstilling. Wat pijnstilling betreft omvat borstvoeding huidcontact, zuigen en smaakactivatie, door Efe and Ozer (2005) als natuurlijke pijnstiller omschreven. Het zuigen aan de borst kan ook als afleidingtechniek worden gezien en blijkt effectief te zijn. Afleiding kan namelijk zorgen voor een wijziging in pijnrespons (Dilli et al, 2009; Dorea 2009). Daarnaast wijzen auteurs er ook op dat de effecten van borstvoeding op immunisatie ruimer zijn dan het pijnstillend karakter, en ook betere immunomodulatie (graad van immuunreactie op de vaccinatie) en meer efficiënte afbraak van solventen (thimerosal) omvatten (Dorea 2009). We zijn er ons van bewust dat er verschillende opinies zijn i.v.m. het risico dat immunisatie tijdens borstvoeding eventueel een (negatieve) associatie zou kunnen induceren tussen pijn en borstvoeding. Hierop kunnen we geen eensluidend antwoord formuleren, maar we beperken ons in deze review tot het samenvatten van de beschikbare evidentie i.v.m. het pijnstillend karakter van borstvoeding: ‘Wat is het effect van het drinken aan de borst op de pijnrespons tijdens immunisatie bij kinderen van 0 tot 14 maanden?’
Methoden Bestanden van Cinahl, Cochrane Libary, Embase, Invert, Limo, Medline en PubMed werden doorzocht. Artikels in Nederlands en Engels vanaf 2003 tot maart 2012 werden geïncludeerd. De volgende trefwoorden werden gebruikt: ‘immunization’, ‘vaccination’, ‘vaccine’, ‘breastfeeding’, ‘infant’, ‘child’, ‘pain’ en ‘crying’. De artikelen die werden opgenomen in de review moesten aan volgende criteria voldoen: gezonde zuigelingen (0-14 maanden), immunisatie,
Zoekacties in PubMed met de zoektermen ‘immunization’, ‘breastfeeding’ en ‘pain’ leverden 13 zoekresultaten op, 7 artikels werden hieruit geselecteerd. In Cinahl werd met dezelfde zoektermen 10 resultaten gevonden, 1 artikel werd toegevoegd. 12 resultaten werden gevonden in Embase, hieruit werd 1 artikel toegevoegd. Andere zoekcombinaties zoals ‘breastfeeding’ en ‘pain’ in combinatie met de zoekterm ‘vaccination’, ‘vaccine’ en ‘intramuscular injection’ alsook de termen ‘infant’, ‘child’ en ‘crying’ leverden geen bijkomende relevante artikels op. Andere databanken brachten geen bijkomende informatie op. Uiteindelijk voldeden 6 artikels aan de inclusiecriteria: twee RCTs (Efe en Ozer, 2005; Shah et al. 2009), 1 experimenteel (Dilli et al, 2009) en 3 quasi experimentele designs (Sahebihag et al, 2009; Razek en El-Dein, 2009; Thomas et al, 2011) (Tabel 1). Geen enkel onderzoek voldeed aan alle Delphi criteria. De studies scoorden het best op volgende criteria: ‘Groepen bij aanvang gelijk, 85 % van de studies’. Ook op het criterium ‘Puntschatting spreiding primaire uitkomstmaten’ scoorden 85% van de studies positief, alsook het item ‘Analyse volgens intention to treat’. Slechts in één studie waren de effectbeoordelaar en behandelaar geblindeerd. De meeste studies vonden plaats in een ziekenhuissetting. Twee studies geven expliciet aan dat het gaat om difterie, tetanus en pertussis immunisatie voor de eerste, tweede, derde of vierde keer. De anderen beschrijven dat het gaat om (routine) immunisatie. De leeftijd varieerde tussen 0 en de 12 maanden oud. Een studie rapporteert een leeftijd tot zes maanden oud, enkele andere studies gaan maar tot een leeftijd van drie a vier maanden. In een studie zijn de kinderen maximum slechts 24 uur oud. In twee studies werden de moeders naar een private ruimte gebracht en namen ze plaats op een comfortabele stoel. Ze namen het kind, dat ontkleed was en een schone luier aanhad, in de armen en hadden huid op huid contact tijdens immunisatie.
De kinderen waren wakker tijdens de procedure en zogen aan de borst zowel voor, tijdens en na immunisatie. Een andere studie beschrijft dat de moeder in een comfortabele positie ging zitten tijdens de borstvoeding en het kind in de armen nam. Men ging over tot injectie drie minuten na het zuigen aan de borst. In de studie van Efe and Ozer was dat wanneer het kind op een effectieve wijze aan de borst zoog. Dat wil zeggen dat een groot deel van het tepelhof in het mondje van het kind zat, het kind getuite lippen rond de tepel en een actieve kaakbeweging had (meestal na 30-60 seconden). De moeders werden aangemoedigd om de borstvoeding verder te zetten tijdens de injectie of wanneer het kind stopte met zuigen. In één studie was de duur van de borstvoeding afhankelijk van de appetijt van het kind, in een andere studie zogen de kinderen 2 minuten voor en 45 seconden na de injectie. De procedure ging als volgt in de studie van Thomas et al.: de helft van de interventiegroep zoog meer dan een uur aan de borst alvorens de injectie werd toegediend en zogen allemaal aan de borst tijdens de injectie. In de controlegroep kreeg 55% van de kinderen een halfuur lang borstvoeding voor de injectie, maar niet tijdens. Ook de effecten (huiltijd, huiltype, hartfrequentie, pijnscore, saturatie) voor de verschillende studies werden samengevat en wijzen unaniem in de richting van effectieve pijnreductie in de borstgevoede groep.
Het voordeel van borstvoeding is dat het makkelijk toe te passen is en geen extra faciliteiten of inspanningen vergt.
Discussie Zuigen aan de borst tijdens immunisatie resulteert in pijnreductie, los van de methode die gebruikt werd om pijnrespons te kwantificeren, en los van verschillen in leeftijd, type vaccinatie en verschillen in gebruikte procedure (omgevingsfactoren, huid-ophuid contact, tijdstip vaccinatie). Het voordeel van borstvoeding is dat het makkelijk toe te passen is en geen extra faciliteiten of inspanningen vergt. Door borstvoeding als interventie voor procedurale pijn te gebruiken is het volgens sommige hulpverleners mogelijk dat het kind het zuigen aan de borst gaat associëren met pijnlijke procedures (Dilli et al, 2009). Voor een dergelijk associatief denken vonden we geen argumenten in de literatuur. Daarnaast kunnen zorgverleners zich ongemakkelijk voelen bij de immunisatie van het kind wanneer het zo dicht bij zijn moeder wordt gehouden (Dilli et al, 2009). Het is wel zo dat de positieve effecten van borstvoeding voor immunisatie zich niet beperken tot pijnstilling, maar ook betere immunomodulatie jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
307
N E O N AT O L O G I E
BORSTVOEDING
Mama’s melk da’s de max
Campagne ter ondersteuning en promotie van borstvoeding voor en door kwetsbare moeders en hun omgeving (graad van immuunreactie op de vaccinatie) en een meer efficiënte afbraak van solventen (thimerosal) omvatten (Dorea, 2009). Op basis van deze review, concluderen we dat zuigen aan de borst tijdens immunisatie resulteert in reductie van de pijnrespons, los van de methode die gebruikt werd om deze pijnrespons te kwantificeren, en los van verschillen in leeftijd, vaccin en gebruikte procedure (omgevingsfactoren, huid-op-huid contact, tijdstip vaccinatie). Hoe deze gegevens ingepast moeten worden in ons dagelijks handelen blijft deels een kwestie van opinies en prioriteiten.
Joke Muyldermans, vroedvrouw, lactatiekundige IBCLC, hoofdredacteur TVV, medewerker vzw De Bakermat
Zin om mee de richting van ons beroep te bepalen? Kom onze rangen versterken!
Referenties • Allegaert, K., de Jonge, A., Tison, D. (2005) Orale suikers, speengebruik en pijnbestrijding. Tijdsch Vroedv, 11, p. 226-227. • Dilli, D., Küçük, I.G., Dallar, Y. (2009). Interventions to Reduce Pain during Vaccination in Infancy. J Pediatr, 154, p. 385-390. • Dòrea, J.G. (2009). Breastfeeding is an essential complement to vaccination. Acta Paediatr, 98, p. 1244-1250. • Efe, E., Ozer, Z.C. (2005). The use of breast-feeding for pain relief during neonatal immunization injections. Appl Nurs Res, 20, p. 1016. • Razek, A.A., El-Dein, N.A. (2009). Effect of breast-feeding on pain relief during infant immunization injections. Int J Nurs Pract, 15, p. 99-104. • Reis, E.C., Roth, E.K., Syphan, J.L., Tarbell, S.E. and Holubkov, R. (2003). Effective Pain Reduction for Multiple Immunization Injections in Young infants. Arch Pediatr Adolesc Med, 157, p. 11151120. • Sahebihag, M.H., Hosseinzadeh, M., Mohammadpourasl, A., Kosha, A. (2009). The effect of breastfeeding, oral sucrose and combination of oral sucrose and breastfeeding in infant’s pain relief during the vaccination. Iran J Nurs Midwifery Res, 16, p. 9-15. • Shah, V., Taddio, A., Rieder, M.J. (2009). Effectiveness and Tolerability of Pharmacological and Combined interventions for Reducing Injection Pain During Routine Childhood Immunizations: Systematic Review and Meta-Analyses. Clin Ther, 31, p. 104-151. • Silverstrini, B., Hillen, V., Flies, E., Decaluwé, H. (2005) Orale suikers als efficiënte, veilige en eenvoudige manier voor het bestrijding van acute pijn bij de neonaat en prematuur: literatuurstudie. Tijdsch Vroedv, 11, p. 33-36. • Tansky, C., Lindberg, C.E. (2010). Breastfeeding as a Pain Intervention When Immunizing Infants. J Nurse Pract, 6, p. 287-295. • Thomas, T., Shetty, A., Bagali, P.V. (2011). Role of Breastfeeding in Pain Response during Injectable Immunisation Among Infants. Nurs J India, 102, p. 184-186. • Verhagen, A.P., de Vet, H.C., de Bie, R.A., Kessels, A.G., Boers, M., Bouter, L.M., et al. (1998). A Criteria List for Quality Assessment of Randomized Clinical Trials for Conducting Systematic Reviews Developed by Delphi Consensus. J Clin Epidemiol, 51, p. 1235-1241.
308
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
De VLOV vzw is op zoek naar nieuwe medewerkers. Belangrijke plaatsen komen vrij in de beheerraad tegen 2014. We willen kansen bieden om de organisatie beter te leren kennen en roepen jullie nu reeds op mee te denken in het deel van de VLOV vzw binnen jouw interessegebied. De werkgroepen staan steeds open voor versterking. Wil je meer weten over de werkgroepen en de werking van de VLOV vzw in het algemeen? Zie www.vlov.be onder “Informatie over de VLOV”. Doe ook even een babbeltje met de medewerkers zodat je meer inzichten krijgt in de werking. Een seintje naar
[email protected] en onze secretaresse nodigt jullie ten gepaste tijde uit.
© www.verhoogen.be
Inleiding Moedermelk is de optimale voeding voor de pasgeborene en biedt tal van voordelen voor moeder, kind en samenleving. Het heeft een impact op zowel de gezondheid, de voeding en de ontwikkeling van het kind. Het creëert optimale omstandigheden voor een hechte band tussen moeder en kind met positieve gevolgen op het gedrag in het latere leven, het gevoel van veiligheid en het gedrag naar anderen toe (Baker, 2000; Commissie Voeding van de Nederlandse Vereniging van Kindergeneeskunde, 2004; Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2008). De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en UNICEF bevelen het geven van exclusief borstvoeding aan tot de leeftijd van zes maanden. Vanaf dan is het aangeraden dat kinderen, naast vaste voeding, moedermelk blijven drinken tot en met het tweede levensjaar of langer (Kramer & Kakuma, 2004). In 2010 kreeg 67,8% van de pasgeborenen in Vlaanderen op dag zes uitsluitend borstvoeding. Kinderen in een Belgisch kansarm gezin krijgen
veel minder borstvoeding dan andere kinderen (39,1% op dag zes) (Kind en Gezin, 2010). De kloof tussen sociale klassen laat zich scherp voelen op gezondheidsvlak. Mensen uit kansarme milieus kiezen niet perse zelf voor hun levensstijl. Net zoals bij roken wordt ook de attitude ten opzichte van borstvoeding van generatie op generatie doorgegeven waardoor er in kansarme milieus minder frequent borstvoeding gegeven wordt, met implicaties voor de gezondheid op lange termijn (Provincie Vlaams-Brabant, 2009; WIV, 2008). Ook de leeftijd van de moeder speelt een rol in het percentage borstvoeding. Kinderen met een moeder uit de leeftijdscategorie 25 - 30 en 30 - 35 jaar oud krijgen het meest borstvoeding als startvoeding (68,6% en 69,4%). Kinderen met een moeder jonger dan 20 jaar krijgen het minst borstvoeding als startvoeding (52,2%) (Kind en Gezin, 2010). Jong ouderschap (tieners en moeders jonger dan 25 jaar) wordt algemeen gerelateerd aan een minder goede jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
309
BORSTVOEDING
Tien specifieke doelstellingen van het project 1.
De hindernissen om borstvoeding te geven bij kansarme en kwetsbare moeders, in participatie en interactie met de doelgroep, in kaart brengen en samen met hen nadenken over het wegwerken van deze hindernissen.
2.
Er voor zorgen dat de gezondheidsvoordelen van borstvoeding ook terecht komen bij de kinderen die geboren worden in kwetsbare gezinnen.
3.
Een stijging bewerkstelligen van het aantal kansarme en kwetsbare moeders die starten met borstvoeding met als indirect gevolg een stijging van het aantal rolvoorbeelden van moeders met een positieve borstvoedingservaring.
4.
Empoweren van kansarme en kwetsbare moeders in hun capaciteiten als voedende moeder en het bevorderen van borstvoeding als succeservaring.
5.
De belevingsaspecten en het ervaren van borstvoeding als de normaalste zaak van de wereld naar voren brengen.
6.
Het ontwikkelen en implementeren van aangepast campagne- en informatiemateriaal voor deze moeders, hun partners en omgeving.
7.
Positieve ondersteuning bij borstvoeding bevorderen via de directe sociale omgeving van deze moeders zoals partners, dichte familie en vrienden. Zij zijn een belangrijke beïnvloedende factor in het al dan niet starten en volhouden van borstvoeding.
8.
Verbeteren van de kennis rond borstvoeding bij de hulpverleners van deze kwetsbare doelgroep.
9.
Verspreiden van informatie voor hulpverleners bij kansengroepen om borstvoeding positief te ondersteunen en te kunnen doorverwijzen. Ook de ondersteuning van borstvoeding door de hulpverleners is een belangrijke beïnvloedende factor in het al dan niet starten en volhouden van borstvoeding.
10. Tabel 1
Netwerkvorming rond de zorg voor borstvoeding bij deze doelgroep. Hoe meer mensen in de omgeving van de moeder positief staan ten opzichte van borstvoeding, hoe meer kans op een succesvolle borstvoeding.
gezondheidstoestand en aan sociale uitsluiting. Het is niet altijd duidelijk waarom dit zo is, misschien door de minder goede levensomstandigheden of soms ook door de beperkte toegang tot prenatale zorg. Recent onderzoek toont aan dat al deze factoren een rol spelen maar dat tijdige toegang tot de gepaste zorg en ondersteuning de kansen verhogen van jonge ouders om een positieve overgang naar het ouderschap te maken en tevens de kans op minder goede omstandigheden verlaagt. Eén van de factoren die een belangrijke rol kan spelen in goede gezondheid en de start van positief ouderschap is het geven van borstvoeding (National Health Service, 2008). 310
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
BORSTVOEDING
Zoals blijkt uit de cijfers van Kind en Gezin krijgen baby’s in autochtone kansarme gezinnen in Vlaanderen het minst vaak borstvoeding en zij kunnen bijgevolg minder genieten van de gezondheidswinst van deze meest gezonde voeding bij het begin van het leven. Vlaamse moeders geven aan dat hun partner, andere familieleden, vrienden en de zorgverleners een belangrijke beïnvloedende en ondersteunende rol spelen zowel bij het starten als bij het volhouden van borstvoeding. De kwetsbare gezinnen geven aan weinig ondersteuning te ervaren bij het geven van borstvoeding (Adams & Dedry, 2006). Tevens is in Vlaanderen gezondheidspromotie rond borstvoeding die specifiek gericht is op kwetsbare gezinnen zo goed als onbestaande. De doelstelling van dit project was om een campagne uit te werken ter ondersteuning en promotie van borstvoeding voor en door kwetsbare moeders en hun omgeving in Groot-Leuven. Het empoweren van de moeders en hun naaste omgeving stond hierbij centraal. Er werden tien specifieke doelstellingen voor het project opgesteld. Deze worden weergegeven in Tabel1. Dit project kwam tot stand met de steun van Koning Boudewijnstichting en de Provincie Vlaams- Brabant. Het betreft een implementatieproject volgens een methodiek die succesvol werd toegepast in het Verenigd Koninkrijk door het Sociale Marketing Bureau “The Hub” uit Manchester. Gedreven door diverse lokale beleidsmakers werd daar een campagne uitgewerkt voor < 25 jarigen omdat de borstvoedingscijfers in deze groep zeer laag waren. De campagne had tot doel de startcijfers van borstvoeding bij moeders tussen 15 en 25 jarigen te doen stijgen met 2%. Over de eerste 6 maanden was er een toename van borstvoedingsstarters in de doelgroep van 13% en na 1 jaar was dit 9%. De belangrijkste resultaten van deze campagne waren naast de stijging van de borstvoedingsstarters, een verhoogde efficiënte werking van de netwerkvorming in borstvoedingsondersteuning, een verhoogd gebruik van borstvoedingsinformatiekanalen, mobilisatie van zorgverleners en een verbeterd gevoel bij zorgverleners dat ze effectief iets kunnen doen. Het project richt zich tot kwetsbare moeders en hun omgeving, omwille van de gezondheidskloof. Onder kwetsbare gezinnen wordt in dit project verstaan, autochtone ouders jonger dan 25 jaar, autochtone laag opgeleide ouders en autochtone kansarme gezinnen volgens de definitie van Kind en Gezin.
In het project worden ook de sleutelfiguren uit de omgeving van deze moeders mee opgenomen, dit omdat zowel omgeving als hulpverleners een rol kunnen spelen in het beleven en geven van borstvoeding.
Methodologie Voor de start van het project werd er contact opgenomen met verschillende Leuvense organisaties die werken met kansarme en kwetsbare moeders en hun omgeving. Deze partners kregen een toelichting over de doelstellingen en het verloop van het project en er werd gevraagd om hun medewerking. Hun inzichten en ideeën werden mee opgenomen. Het project werd verder voorgesteld op verschillende lokale netwerkvergaderingen zoals PAReL overleg (Perinataal Aanbod Regio Leuven) en LOOO Leuven (Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning Leuven). Aan de hand van focusgroepen met kwetsbare moeders en met hulpverleners van Leuvense organisaties werden de succesfactoren, drempels en noden rond borstvoeding bij de doelgroep in kaart gebracht. Voorafgaand aan de focusgroepen met moeders en zorgverleners namen vier moeders die leven in een kwetsbare situatie deel aan een diepteinterview. Deze interviews dienden om meer inzicht te krijgen in wat leeft bij deze moeders. Er werd een draaiboek voor het uitvoeren van de interviews opgesteld aan de hand van de doelstellingen van het project. Aan de hand van de verkregen informatie tijdens de diepte-interviews kon het draaiboek voor de focusgroepen nog aangepast en genuanceerd worden. Er werden drie focusgroepen met moeders gehouden en één focusgroep met hulpverleners van lokale organisaties. In een tweede fase van het project werd er een interactieve co-creatie sessie met de doelgroep en met hulpverleners georganiseerd. Deze had tot doel de inhoud van het campagne- en informatiemateriaal en de manier waarop de boodschap gebracht wordt te bepalen. De inzichten uit de focusgroepen werden gebruikt in deze stap. Met de medewerking van Steven Johnson van het Sociale Marketing Bureau “The Hub” in Manchester werkten we een discussiegids uit die als leidraad diende voor de methodieken en de organisatie van de cocreatie sessie. Deze gids werd besproken met de zorgverleners van de deelnemende organisaties. In een derde fase van het project werd het campagne- en informatiemateriaal gekozen en
ontwikkeld. De resultaten van de co-creatie sessie werden samen met Steven Johnson van het Sociale Marketing Bureau “The Hub” in Manchester geanalyseerd. Aan de hand van de resultaten van de sessie werd een oplijsting gemaakt van mogelijk campagne- en informatiemateriaal. Er werd een overleg georganiseerd met de lokale organisaties om het campagne- en informatiemateriaal te bespreken. Gezien het grote aanbod van ideeën en informatie verkregen via de moeders moest er een keuze gemaakt worden conform het beschikbare budget. Na de ontwikkeling werd het campagne- en informatiemateriaal verspreid in Leuven. De lancering van het materiaal werd geflankeerd door bijscholing van hulpverleners om het materiaal te leren kennen en adequaat te gebruiken. Het project zal ondermeer geëvalueerd worden op basis van de borstvoedingscijfers van Kind en Gezin bij de doelgroep voor en na het project. Een stijging van het aantal kwetsbare moeders in Groot-Leuven dat start met borstvoeding wordt hierbij beoogd.
Resultaten focusgroepen en co-creatie sessie Focusgroepen met moeders Uit de focusgroepen met de moeders blijkt dat de kennis rond borstvoeding bij de moeders eerder summier is. Enerzijds weten moeders dat borstvoeding het ‘beste’ is voor de baby en kennen ze verschillende voordelen van moedermelk. Anderzijds wordt kunstvoeding gezien als een goed alternatief voor borstvoeding. Prenataal werd de voedingskeuze niet zoveel beïnvloed, tenzij deze door cultuur of religie bepaald werd. Uit de focusgroep bleek dat ondersteuning wel een grote rol speelt. De moeders gaven aan dat de partner en hun eigen moeder belangrijk zijn, maar gaven ook aan dat ze niet altijd hun steun kregen. Sommige moeders gaven aan dat moedergroepen of peer support groepen motiverend zouden kunnen werken. Het belang om prenataal reeds te spreken over borstvoeding en het krijgen van duidelijke voorbeelden wordt hierbij aangegeven. De doelgroep komt niet vaak in contact met borstvoedende moeders. Ze komen geen voedende moeders tegen op straat en ook in de media zie je niet vaak voedende moeders. Alle moeders kennen de brochure ‘Borstvoeding’ van jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
311
BORSTVOEDING
Alle moeders kennen de brochure ‘Borstvoeding’ van Kind en Gezin. Deze hebben ze niet echt bekeken. Achteraf gezien konden sommige hoofdstukken wel nuttig zijn, maar het was veel leeswerk. Soms is het boekje te technisch en de moeders herkennen zich niet in de foto’s, de voorbeeldfoto’s zijn allemaal ‘perfecte moeders’ met ‘perfecte baby’s’.
Kind en Gezin. Deze hebben ze niet echt bekeken. Achteraf gezien konden sommige hoofdstukken wel nuttig zijn, maar het was veel leeswerk. Soms is het boekje te technisch en de moeders herkennen zich niet in de foto’s, de voorbeeldfoto’s zijn allemaal ‘perfecte moeders’ met ‘perfecte baby’s’. Focusgroep met hulpverleners en zorgverleners De focusgroep werd bijgewoond door hulpverleners en zorgverleners uit verschillende lokale organisaties zoals inloopteam, opvoedingswinkel, Kind en Gezin en diensten die gezinsondersteuning en – begeleiding bieden. Er waren zowel vroedvrouwen, verpleegkundige als sociaal assistenten aanwezig. Tijdens de focusgroep met de hulpverleners gaven deze aan dat de voedingskeuze vaak reeds prenataal beslist is of zelfs voor de zwangerschap. Deze keuze is ook afhankelijk van de voedingskeuze van andere familieleden of personen uit hun omgeving (meestal kunstvoeding). Er zijn veel factoren die de beslissing beïnvloeden. Het feit dat moeders dingen zien of horen over borstvoeding kan hen prikkelen. Ook de partner en rolvoorbeelden beïnvloeden de voedingskeuze. De overtuiging van het goed te doen voor de baby beïnvloedt de intentie tot het geven van borstvoeding. De hulpverleners gaven verschillende mogelijke drempels voor het geven van borstvoeding aan. • Borstvoeding kan gezien worden als ‘te moeilijk’. • Moeders kunnen zich soms ongemakkelijk voelen bij borstvoeding. Ze zijn beschaamd, ze moeten hun lichaam meer tonen. • Ze willen de vader mee betrekken en daarom wordt er soms gekozen voor kunstvoeding. • De moeder kan druk van anderen voelen om kunstvoeding te geven. • De moeders beschikken niet over genoeg informatie, doordat deze moeders prenataal slecht bereikt worden. In de context van de job van de hulpverleners is de voedingskeuze prenataal meestal geen topprioriteit om te bespreken. Kwetsbare moeders hebben andere zorgen die aangepakt moeten worden op dat moment. Zij vragen soms wel naar de voedingskeuze en proberen informatie te geven zodat de moeders een geïnformeerde keuze kunnen maken. Als de moeder interesse toont, wordt er doorverwezen naar de vroedvrouw. De zorgverleners geven aan dat er prenataal meer informatie moet gegeven worden, niet alleen over de voedingskeuze, maar ook over een gezonde levensstijl. Er is nood aan informatie
312
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
BORSTVOEDING
over de praktische kant van borstvoeding. Aan borstvoeding moet tijd en intensieve begeleiding gespendeerd worden. Er zijn meer inspanningen nodig van gezondheidsdiensten en professionelen. Er zou standaard gesproken moeten worden over borstvoeding tijdens de prenatale consultaties. Betere opleiding van professionelen, zoals sociaal assistenten en gezinsondersteuners, is zeer belangrijk. Peer supportgroepen en het zien van andere moeders die borstvoeding geven is zeer belangrijk, alsook de ondersteuning van ouders, partner en vrienden. Moeders moeten voelen en weten dat ze er niet alleen voor staan als ze borstvoeding geven en dat ze steeds ondersteuning kunnen krijgen van hun omgeving. Co-creatie proces Moeders van verschillende Leuvense organisaties en andere moeders hebben deelgenomen aan de co-creatie sessie. In het totaal waren er 13 moeders aanwezig. De meeste van deze moeders hadden ook deelgenomen aan een diepte-interview of een focusgroep in de eerste fase van dit project. De moeders waren van verschillende leeftijden en nationaliteiten. Twaalf moeders zijn na de geboorte van hun kind(eren) met borstvoeding gestart. Enkele van hen hebben borstvoeding gegeven tot de leeftijd van 6 maand of ouder. Twee medewerkers van De Mobil, één medewerker van de Wurpskes (’t Lampeke) en één medewerker van Fabota (’t Lampeke) waren aanwezig om de moeders mee te begeleiden (lokale organisaties). De co-creatie sessie werd geleid door twee medewerkers van De Bakermat. Stap 1: Introductie De sessie werd geopend door de hoofdfacilitator (medewerker vzw De Bakermat). Het doel, het verloop en het belang van de sessie werd uitgelegd. Er werd toestemming gevraagd voor audio- en video-opname en het nemen van foto’s. Stap 2: Opwarmquiz: Kennis en bewustzijn Een opwarmquiz rond kennis en bewustzijn van borstvoeding werd gebruikt om de groep te betrekken bij het onderwerp en zich comfortabel te voelen in de groep. Er werden acht meerkeuzevragen gesteld aan de moeders. De antwoorden werden in groep gegeven en discussie werd aangemoedigd. De kennis en het bewustzijn rond borstvoeding lag over het algemeen goed bij de moeders. De algemene praktijk en waarden rond borstvoeding waren goed
gekend. Over sommige items waren er verschillende meningen, dit lag deels aan de verschillende leeftijden van de kinderen en veranderingen in praktijkvoering doorheen de jaren. Ook waren er enkele verschillen in de praktijk te wijten aan het geven van borstvoeding of kunstvoeding. We kunnen stellen dat er nog heel wat mythes en fabeltjes leven rond borstvoeding. De mythes rond het drinken van bruin bier of de invloed van de voeding van de moeder leven nog steeds. Stap 3: Oplijsten en weergeven van de attitude en het gevoel ten opzichte van borstvoeding In een derde fase werd getracht de attitude en het gevoel ten opzichte van borstvoeding op te lijsten en weer te geven. Deze oefening diende om dieper inzicht te krijgen in de perceptie van borstvoeding bij de doelgroep. De deelnemers werden opgedeeld in groepjes van twee of drie moeders. Elke groep kreeg een reeks kaarten met waarden, die moesten ze plaatsen in één van de drie opgegeven categorieën, namelijk ‘deze woorden beschrijven borstvoeding’, deze woorden beschrijven soms borstvoeding’ en deze woorden borstvoeding niet’. In het algemeen plaatsten de groepen ongeveer dezelfde waarden in de verschillende kolommen. De resultaten worden weergegeven in tabel 2. Citaat groep 4: “Sommige van ons vinden het gênant om in publiek borstvoeding te geven. Borstvoeding is soms een gedoe, als er problemen zijn.” Stap 4: Introductie persona In de vierde fase werd een fictieve persoon, representatief voor de doelgroep, voorgesteld. De persona, Sylvie, is een zwangere vrouw van 21 jaar. Twee foto’s van Sylvie en haar vriend Kevin werden getoond aan de deelnemers. De verdere activiteiten in deze sessie werden uitgewerkt met de ondersteuning van deze persoon en haar gezin tot doel. Stap 5: Beelden en boodschappen/slogans: hoe verhogen we het bewustzijn? Via een creatieve oefening met bestaande beelden (foto’s en tekeningen) en boodschappen/slogans werd er gewerkt rond de vraag ‘Hoe verhogen we het bewustzijn?’ Deze oefening was bedoeld om na te gaan welke soorten beelden de moeders linken met verschillende boodschappen/slogans en welke passend en motiverend zijn. De deelnemers werden opgedeeld in groepjes van twee of drie personen. De groepjes werd gevraagd hun ideale poster te ontwikkelen.
Tabel 2: oplijsting van de attitude en het gevoel ten opzicht van borstvoeding. Waarde
Deze woorden beschrijven borstvoeding
Deze woorden beschrijven borstvoeding NIET
Deze woorden beschrijven SOMS borstvoeding
Gezond
6x
/
/
Gemakkelijk
5x
/
1x
Fier
5x
/
1x
Gelukkig
5x
1x
/
Zorgend
5x
1x
/
Modern/cool
2x
3x
1x
Gedoe
1x
1x
4x
Gênant
/
5x
1x
Moeilijk
/
4x
2x
Raar
/
2x
4x
Vijf van de zes groepen kozen hetzelfde beeld, namelijk een foto waar een moeder haar kind voedt in het openbaar (taverne) en waar de man aanwezig is. Eén groep had gekozen voor een foto van een moeder met de baby in haar armen (niet voedend), zij hebben hier wel een vader bij opgekleefd. Sommige groepen kleefden één boodschap/slogan op de poster, andere meerdere. De boodschappen/ slogans die werden meegegeven waren: • De beste melk, waar en wanneer de baby maar wil (5x) • Jij (jullie) en je baby kunnen het samen (2x) • Borstvoeding: een teamgebeuren • Heel natuurlijk • Snel en gemakkelijk voor jullie beiden • Om fier op te zijn • De beste start Uit de bespreking van de posters bleek dat moeders het belangrijk vinden dat de nadruk gelegd wordt op het feit dat borstvoeding een mogelijkheid is. Stap 6: Vaak gestelde vragen (FAQ): Welke informatie moeten we overbrengen? Via het opstellen van veel gestelde vragen werd nagegaan welke informatie over borstvoeding er moet overgebracht worden. Deze oefening werd gebruikt om te begrijpen aan welke informatie de moeders het meeste nood hebben. Er werden drie groepen opgesteld. Elke groep kleefde de verschillende FAQ-items in volgorde van belangrijkheid, ‘meest belangrijk’ bovenaan en ‘minst belangrijk’ onderaan. Groep 1 en 2 hebben de vragen in volgorde van belangrijkheid gekleefd. Er kwam zeer duidelijk naar voor dat groep 1 en 2 de vragen over de praktische jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
313
BORSTVOEDING
Moeders vonden het leuk dat hun mening en gevoel gerespecteerd werd en ze hun eigen inbreng hadden.
aspecten van borstvoeding bovenaan plaatsten. Volgend op de meer praktische vragen, kwamen de vragen over voeden in het openbaar, borstvoeding combineren met werk en het betrekken van de partner. Groep 1 heeft bij de praktische vragen nog een eigen vraag toegevoegd, namelijk ‘hoe lang moet een baby drinken aan de borst om voldoende te drinken?’. Groep 3 vond het moeilijk om dergelijk opstelling te maken, voor hen waren alle vragen belangrijk. Zij hebben de vragen opgedeeld in drie groepen, één met praktische vragen, één met de vragen over afkolven en werken en één met de vragen over in verband met de partner. Zij haalden hierbij aan dat ze allemaal belangrijk zijn, maar tijdens een andere periode in de zwangerschap of na de bevalling besproken moesten worden. Stap 7: De moeders bereiken: Waar zou deze informatie ter beschikking gesteld moeten worden In een volgende stap werd gekeken via welke kanalen we de moeders best kunnen bereiken. Deze oefening werd gebruikt om te bepalen welke de best passende plaats of het beste kanaal is om informatie te communiceren. De deelnemers werd gevraagd om aan te geven welke de belangrijkste of meest passende manier is om de jonge moeders te bereiken. Het was niet mogelijk om een opstelling van belangrijkste naar minst belangrijke te maken. Alle verschillende door ons opgegeven informatiebronnen werden als goed bevonden (Internet, persoon, film, televisie, boek, flyer en tijdschrift). De moeders voegden ook enkele informatiebronnen toe, namelijk, een T-shirt, omdat je hier een boodschap op kan schrijven, CD rom/DVD, omdat je deze kan meekrijgen en kan bekijken wanneer je wil, en je familie kan meekijken en een poster. Deze informatiebronnen moesten beschikbaar gesteld worden op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld via prenatale lessen, moedergroepen, bibliotheek, dokter, vroedvrouw en ziekenhuis. Een boek, tijdschrift of flyer worden best gegeven door de dokter, gynaecoloog of vroedvrouw. Een film of een spot kan bekeken worden in de wachtzaal of in de bibliotheek of thuis op een CD-rom. In een jeugdcentrum kunnen internet, posters, een T-shirt ter beschikking gesteld worden. Hier werd ook aangegeven dat personen om mee te praten belangrijk zijn. Ook via scholen kunnen jongeren informatie verkrijgen. De moeders haalden aan dat borstvoeding vermeld moet worden bij het inschrijven in de kinderopvang,
314
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
BORSTVOEDING
dat ze informatie moeten meegeven en ondersteuning moeten bieden voor achteraf. Ook bij de mutualiteit zouden ze je moeten informeren. Als laatste hebben ook partners nood aan steun en informatie, dit zou kunnen gegeven worden via vadergroepen of een sessie met koppels. Vaders moeten weten hoe ze hun vrouw kunnen ondersteunen. Citaat: “De brochures of boeken mogen niet te perfect zijn, meer beelden uit het dagelijkse leven.” Citaat: “Als je een CD-rom of DVD meekrijgt kan je het rustig bekijken thuis en dan bij een volgende consultatie vragen stellen. Als je een film bekijkt in de wachtzaal en je begrijpt iets niet kan je niet terugspoelen.” Stap 8: Iemand om mee te praten: Wie is de ideale persoon? Als laatste oefening werd de ‘ideale’ persoon om mee te spreken gecreëerd door de moeders. Deze oefening werd gebruikt om te exploreren bij welke soort personen onze doelgroep zich goed voelt om mee te praten over borstvoeding. Elke deelnemer kreeg een reeks foto’s van gezichten en lichamen. Ze moesten de persoon samenstellen waarbij zij zich comfortabel voelen om mee te praten over borstvoeding. De deelnemers kozen over het algemeen voor vrouwen, liefst al wat ouder, omdat deze ervaring uitstraalden. De lichamen die gekozen werden, waren gekleed met witte jas of verpleegstersuniform of goed verzorgde dagkledij. Bij het verder verwoorden van hun voorkeuren werd vertrouwen als belangrijk aangegeven. De persoon moet vriendelijk zijn, moed geven, aardig en spontaan zijn. Eén moeder gaf aan dat sommige allochtone moeders zich beter begrepen voelen door allochtone hulpverleners. Twee moeders kozen ook een man als vertrouwenspersoon en dit voor de partner. Ook vaders hebben nood aan tips en informatie. Dit kan via ervaring van andere vaders. Een andere moeder gaf aan dat ze graag zichzelf wil herkennen in de vertrouwenspersoon. Stap 9: Afsluiting Bij het afsluiten van de sessie kreeg elke deelnemer een evaluatieformulier. De deelnemers werden bedankt voor hun tijd en betrokkenheid. De deelnemers kregen een lunch aangeboden en een bodylotion als dank. Algemeen werd de sessie positief geëvalueerd. De sessie was gemakkelijk te verstaan, interessant en
leuk. Twee moeders gaven aan dat de sessie uitdagend was. Vele moeders vonden het maken van de poster interessant. Het feit dat het over borstvoeding ging, werd als positief ervaren. Moeders vonden het leuk dat hun mening en gevoel gerespecteerd werd en ze hun eigen inbreng hadden.
De campagne De resultaten van de co-creatie sessie werden samen met Steven Johnson van het Sociale Marketing Bureau “The Hub” in Manchester geanalyseerd. Aan de hand van de resultaten van de sessie werd een oplijsting gemaakt van mogelijk campagne- en informatiemateriaal. Er werd een overleg gepland met de lokale organisaties om het campagne- en informatiemateriaal te bespreken. Gezien het grote aanbod van ideeën en informatie verkregen via de moeders moest er een keuze gemaakt worden conform het beschikbare budget. Het campagnemateriaal De campagne bestaat uit een poster en materiaal te gebruiken tijdens drie interventies, elk op een ander sleutelmoment tijdens de zwangerschap of na de bevalling. Er werd gekozen voor een poster met een voedende jonge moeder uit Leuven (figuur 1). De moeder geeft borstvoeding aan haar dochter op een bankje, een situatie uit het dagdagelijkse leven. Deze poster zal zichtbaar zijn op plaatsen waar de jonge moeders en hun omgeving komen, zoals ziekenhuis, wachtzalen, kinderdagverblijven, ontmoetingsplaatsen,… Op 12 à 16 weken zwangerschap wordt de moeder warm gemaakt om het geven van borstvoeding te overwegen • Informatie over borstvoeding en prenatale lessen wordt besproken tijdens de prenatale consultatie of het contactmoment met een andere hulpverlener. De jonge moeders worden gemotiveerd om deel te nemen aan prenatale lessen. • Een DVD waarop vaak gestelde vragen beantwoord worden door moeders uit de doelgroep wordt meegegeven (figuur 2). In 18 filmfragmenten komen verschillende aspecten van borstvoeding aan bod. Er wordt aandacht gegeven aan de beleving van de moeder, de ondersteuning die ze krijgt en aan praktische aspecten rond borstvoeding. Er werd gekozen voor een DVD
omdat ze deze mee naar huis kunnen nemen en kunnen bekijken wanneer het hun past. De filmfragmenten kunnen ook bekeken worden via de website van De Bakermat en zijn vrij te zien op YouTube (www.debakermat.be) Rond 25 weken zwangerschap wordt de praktijk van borstvoeding besproken tijdens de prenatale consultatie. • Er wordt opgevolgd of ze prenatale lessen (in groep of individueel) volgen of gevolgd hebben. • Ze krijgen een magazine over borstvoeding mee naar huis (figuur 3). Dit magazine heeft een mama- en een papa-kant. In het magazine komen getuigenissen van moeders en vaders aan bod. Er worden tips gegeven over rusten, borstvoeding combineren met andere activiteiten,… Voor de vaders wordt er aandacht besteed aan de ondersteuning die zij kunnen bieden en hoe zij een band kunnen opbouwen met hun kind. De magazines zijn tevens vrij te downloaden op de website van De Bakermat.
Er werd gekozen voor een poster met een voedende jonge moeder uit Leuven (figuur 1).
Net na de bevalling (in het ziekenhuis en thuis) wordt er individuele ondersteuning en advies gegeven. • In het ziekenhuis krijgen ze regelmatig bezoek van de vroedvrouw en wordt er ingegaan op hun noden. • Ze krijgen een magneet met lokale contactgegevens van verschillende zorgverleners die ondersteuning kunnen bieden bij de borstvoeding (figuur 4). De magneet is vrij te bekijken op de website van De Bakermat. • Thuis krijgen ze bezoek van de verpleegkundige van Kind en Gezin en eventueel een vroedvrouw uit de thuiszorg. • De lokale organisaties ondersteunen de moeder verder. Implementatie Eens het campagnemateriaal ontwikkeld, werden alle lokale organisaties die in contact komen met jonge moeders en hun omgeving uitgenodigd voor een vorming omtrent borstvoeding en de campagne. Tijdens de vorming borstvoeding werden de basisregels en praktijk van borstvoeding uitgelegd, zodat hulpverleners vanuit verschillende werkvelden moeders extra ondersteuning kunnen bieden. Achteraf werd er ingegaan op het verschillende materiaal en het gebruik ervan. Er werden 2 vormingsmomenten voor de combinatie borstvoeding en campagne georganiseerd en
Een DVD waarop vaak gestelde vragen beantwoord worden door moeders uit de doelgroep wordt meegegeven (figuur 2).
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
315
BORSTVOEDING
VERLOSKUNDE
Bespreking van de evidence based KCE richtlijnen Deel 8: Zorg tijdens de uitdrijvingsfase
1 vorming enkel over de campagne, dit voor zorgverleners die reeds een goede kennis rond borstvoeding hebben. De campagne werd officieel voorgesteld op de persconferentie op 12 maart 2012. De persconferentie kon rekenen op ruime regionale en nationale persaandacht. Op latere momenten werden verschillende organisaties apart bezocht, zodat ze de uitleg over de campagne en het gebruik ervan nogmaals individueel ontvingen. Het project werd voorgesteld op het PAReL-overleg en bij Kind en Gezin.
Conclusie
De moeders krijgen een magazine over borstvoeding mee naar huis (figuur 3).
Zowel de moeders als de hulpverleners gaven verschillende succesfactoren en drempels aan voor het geven van borstvoeding. Deze succesfactoren en drempels werden naast elkaar gelegd om zo verschillen en gelijkenissen van mening tussen moeders en hulpverleners aan te halen. Enerzijds gaven moeders aan dat ze het belangrijk vonden dat reeds prenataal borstvoeding besproken werd. Anderzijds hadden hulpverleners het gevoel dat moeders prenataal andere zorgen hadden en er niet altijd informatie over borstvoeding nodig of nuttig was. Dergelijke verschillen tussen het gevoel van moeders en het idee van de hulpverleners zijn belangrijke inzichten voor het verloop en het succes van de campagne. De inzichten uit de focusgroepen werden gebruikt in de volgende stap van de campagne, het co-creatie proces. De co-creatie sessie was een interessante werkvorm en werd positief onthaald. Het leverde ons veel interessante informatie en ideeën op. De resultaten werden gebruikt om het campagnemateriaal op maat van de doelgroep te ontwikkelen. Het draaiboek voor de focusgroepen, de discussiegids voor de co-creatie sessie en de volledige rapporten van de verschillende fases uit het project kunnen opgevraagd worden via vzw De Bakermat.
Bedanking Een magneet met lokale contactgegevens van verschillende zorgverleners die ondersteuning kunnen bieden bij de borstvoeding (figuur 4).
316
Het betreft een campagne met een zeer grote lokale verankering. Het uitbouwen van een lokaal netwerk was van belang voor het succes van de campagne. Wij willen dan ook graag alle lokale Leuvense organisaties, met name buurtwerk ’t Lampeke, CKG De Schommel Ambermodule, CrZ, De Trommel, Inloopteam De Mobil, Kind en Gezin, LOO Leuven,
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Opvoedingswinkel Leuven, PAReL, vzw Domo, WGC De Central en WGC De Ridderbuurt bedanken voor hun expertise en medewerking. Verder bedanken wij alle moeders en personen uit hun omgeving voor de gegeven inzichten en medewerking. Hun bijdrage was van groot belang. Wij willen graag Steven Johnson van Social Marketing Bureau The Hub bedanken voor zijn goede ondersteuning en adviezen doorheen het gehele proces. Als laatste willen we de Koning Boudewijnstichting en Provincie Vlaams-Brabant danken voor financiële steun en CM Leuven, Jo Cops en Freya Desmet voor hun steun bij de ontwikkeling en uitwerking van het campagnemateriaal.
Informatie Vzw De Bakermat Redingenstraat 27, 3000 Leuven 016/20.77.40 -
[email protected] www.debakermat.be
Referenties • Adams J. & Dedry A. (2006). Succesvol borstvoeding geven in Vlaanderen. Kan het?, vzw De Bakermat, Leuven. • Commissie Voeding van de Nederlandse Vereniging van Kindergeneeskunde. (2004). Melkvoeding van gezonde à terme geboren zuigelingen in geïndustrialiseerde landen: vergelijking van de gezondheidseffecten van exclusieve borstvoeding en flesvoeding op korte en lange termijn. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Kindergeneeskunde. • Baker, L. (2000). The relationship between pacifier usage in infants and breasfeeding success. Pediatric Nursing, 26, 402404. • Kramer, M. S., & Kakuma, R. (2004). The optimal duration of exclusive breastfeeding: a systematic review. Advances in Experimental Medicine and Biology, 554, 63-77. • Kind en Gezin (2010). Het kind in Vlaanderen 2010. Kind en Gezin. • National Health Service (UK) (2008). Teenage parents and breastfeeding. NHS, Manchester. http://www. yourhealthsunderland.com/downloads/NHS-Pregnancy_ breastfeeding_AW-Screen-Spreads_1.pdf Provincie Vlaams Brabant (2009). Dossier kinderen en jongeren in Vlaams-Brabant. Steunpunt sociale planning. http://www.vlaamsbrabant.be/ binaries/publicatie-kinderen-jongeren-vb_tcm5-49122.pdf • Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (2008). Gezondheidsenquête door interview België. WIV-ISP, Brussel,België. https://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/ crospnl/hisnl/table08.htm
Liesbet Timmers, wetenschappelijk medewerker VLOV vzw
Inleiding We zijn al aan de achtste editie van deze reeks die de KCE richtlijn 139 “de goede klinische praktijk bij laagrisico bevallingen” bespreekt (Mambourg et al., 2010). Deze keer zal het gaan over de zorg en de ondersteuning tijdens de uitdrijvingsfase.
Methodologie Het KCE maakte bij het opstellen van deze richtlijn gebruik van de ADAPTE methodologie. Verdere uitleg betreffende deze methodologie, vindt u in de richtlijn zelf of in het artikel “Bespreking van de evidence based KCE richtlijnen” in de eerste en zevende editie van deze reeks in het Tijdschrift voor Vroedvrouwen (Mambourg et al., 2010). De volledige richtlijn vindt u terug op de website van het KCE www.kce.fgov.be of via de link op onze website http://www.vlov.be/ vroedvrouwen/Richtlijnen/.
Resultaten De uitdrijvingsfase wordt door de NICE guideline (2008) gedefinieerd als “de periode tussen de volledige ontsluiting van de baarmoederhals tot de natuurlijke geboorte” (Mambourg et al., 2010). Net zoals in de arbeid, wordt de uitdrijvingsfase opgedeeld in twee delen, namelijk de actieve en passieve uitdrijvingsfase. De passieve fase begint met een volledige ontsluiting van de baarmoederhals. Vervolgens kondigt zich de actieve fase aan wanneer het hoofdje van de baby zichtbaar wordt. 1. Uitgesteld persen of begeleid persen? Tijdens de passieve uitdrijvingsfase heeft de indaling en rotatie van de foetus tijd nodig waardoor uitstel van het persen na volledige ontsluiting nodig kan zijn. Volgens het KCE zijn de twee guidelines (Sprague et al., 2006 en de NICE guideline, 2008) het erover eens dat vrouwen zonder regionale analgesie kunnen
starten met persen zodra de persdrang aanwezig is. Daarnaast werd er geen evidentie van hoog niveau gevonden die aantoonde dat begeleid persen een invloed heeft op de uitkomsten. Daarnaast zijn de guidelines het er ook over eens dat er bij vrouwen met epidurale verdoving minstens een uur gewacht moet worden met persen indien zij volledige ontsluiting en geen spontante persdrang hebben. Uiteraard kan er bij spontante persdrang vroeger met persen gestart worden. Wanneer het uitstellen van begeleid persen (1 tot 3u of vroeger indien spontane persdrang) vergeleken wordt met het begeleid persen zodra de uitdrijvingsfase gediagnosticeerd wordt, zijn er toch een aantal verschillen in het voordeel van het uitgestelde persen. Zo merkt de NICE-guideline (2008) op dat het uitstellen van begeleid persen het risico op midpelvische forceps met rotatie instrumentele geboorte vermindert. De systematische review van Brancato et al. (2008) toonde aan dat de kansen op een spontane vaginale geboorte stegen en dat de persduur en het risico op instrumentele bevalling daalden. Er werden verder geen andere significante verschillen gevonden met betrekking tot andere maternale uitkomsten (risico op een sectio caesarea, rupturen of een episiotomie). Er waren geen resultaten beschikbaar voor de foetale uitkomsten. Opmerkelijk is dat in de meeste studies de vrouwen in de groep met het uitgestelde persen binnen 1 uur na volledige ontsluiting toch spontaan begonnen te persen. De aanbevelingen m.b.t. het uitstellen van het persen worden hieronder geciteerd. Deze aanbeveling heeft een 1A level, wat er op wijst dat er een hoog evidentie niveau is. Het is dus een sterke aanbeveling die toegepast kan worden bij de meeste patiënten en in de meeste omstandigheden. De aanbevelingen van het KCE luiden als volgt (Mambourg et al., 2010) jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
317
VERLOSKUNDE
VERLOSKUNDE
• “Wanneer een parturiënte die geen regionale analgesie kreeg en die een volledige ontsluiting heeft, spontane persdrang heeft, is het aanbevolen haar te laten persen. (1A) • Indien een parturiënte met loco-regionale analgesie geen enkele persdrang voelt bij volledige ontsluiting, is het aanbevolen de verdere indaling van de foetus en de spontane persdrang af te wachten vooraleer met actief persen gestart wordt, op voorwaarde dat het foetale hartritme normaal blijft (1A).
2. Langdurige uitdrijvingsfase Het uitstellen van het persen brengt ons bij de volgende vraag. Wanneer duurt dan een uitdrijving te lang? Wanneer kan je spreken van een langdurige uitdrijvingsfase? De actieve uitdrijvingsfase begint zodra het hoofdje van de baby zichtbaar is, er volledige ontsluiting van de baarmoederhals is en er actieve inspanningen worden geleverd door de moeder. De actieve uitdrijvingsfase eindigt bij de geboorte. Voor de uitdrijvingsfase bij vrouwen zonder epidurale verdoving en zonder oxytocine suppletie werden er gemiddelden berekend. De NICE guideline rappor teerde een gemiddelde (SD) van 54 minuten bij nulliparae (n = 3664) zonder verdoving en 79 minuten met epidurale verdoving. Daarnaast werd er een gemiddelde gevonden van 19 minuten bij multiparae (n = 6389) zonder verdoving en met verdoving werd er een gemiddelde van 45 minuten opgetekend. De bovengrens voor de duur bedroeg 142 minuten bij nulliparae zonder epidurale verdoving en met epidurale bedroeg dit 185 minuten. Daarnaast werd er een bovengrens van 61 minuten opgetekend bij multiparae zonder verdoving en 131 minuten wanneer de vrouw wel epidurale verdoving heeft. Deze bovengrenzen werden berekend door het gemiddelde te nemen en daar twee standaardafwijkingen (SD) bij te tellen. Beide richtlijnen merken hierbij op dat met het gebruik van standaarddeviaties er een normale verdeling wordt verondersteld, hetgeen niet het geval is voor de bevallingsduur (NICE, 2008; Mambourg et al., 2010). De NICE guideline herberekende om deze reden het bereik van de bovengrenzen voor de normale duur 318
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
van de actieve uitdrijvingsfase. Bij nulliparae mag de uitdrijvingsfase ongeveer 0.5 tot 2.5 uur duren voor vrouwen zonder epidurale verdoving en 1 tot 3 uur voor vrouwen met epidurale verdoving. Voor multiparae werd er ongeveer 1 uur voor vrouwen zonder epidurale en 2 uur voor vrouwen met epidurale analgesie berekend (NICE, 2008).
de maternale en foetale gezondheid te kunnen opvolgen. De richtlijnen omtrent deze onderwerpen van het KCE en de NICE zijn gebaseerd op de mening van deskundigen omdat er een tekort is aan relevante studies. Ze worden dan ook gescoord als ‘Goede Klinische Praktijk’ welke wil betekenen dat er een tekort is aan relevante studies.
De maximale duur van de actieve uitdrijvingsfase komen overeen bij beide guidelines (NICE, 2008; Altman et al., 2006). De geboorte moet binnen de 3 uur plaatsvinden bij nulliparae en binnen de 2 uur bij multiparae. Deze bevindingen zijn gebaseerd op observationele studies. Echter zijn er wel enkele verschillen met betrekking tot epidurale verdoving binnen de literatuur. De Canadese systematische review van Sprague et al. (2006) voegt een uur toe in geval van epidurale verdoving. De NICE-guideline (2008) kent deze marge niet toe.
Hoewel deze niet in de KCE richtlijn vermeld staan, doet de NICE-guideline (2008) een aantal aanbevelingen omtrent de observaties tijdens de uitdrijvingsfase. Deze willen we u niet onthouden. Zo moeten alle observaties volgens de NICE-richtlijn (2008) genoteerd worden op een partogram en zouden deze observaties door een vroedvrouw moeten inhouden:
De NICE-guideline (2008) vermeldt dat een diagnose van een niet-vorderende actieve uitdrijvingsfase moet worden gesteld wanneer deze fase twee uur duurt bij een nulliparae en 1 uur bij een multiparae. De NICEguideline vult deze aanbeveling nog aan met de opmerking dat wanneer vrouwen zonder epidurale anesthesie en volledige ontsluiting, geen persdrang hebben er na één uur opnieuw geëvalueerd moet worden. Op basis van 3 observationele studies concludeerde Altman et al. (2006) dat er een verhoogd risico is op operatieve geboorte of keizersnede in geval van een langdurige uitdrijvingsfase van meer dan 3 uur. Wat betreft maternale uitkomsten waren er verschillen in de literatuur. Er werd geen verband gevonden tussen een langdurige uitdrijvingsfase en ongunstige neonatale uitkomsten. De aanbevelingen van de KCE richtlijnen luiden als volgt: (Mambourg et al., 2010) • “Het is aanbevolen tussen te komen indien de actieve uitdrijvingsfase langer duurt dan twee uur bij een primipara en langer duurt dan één uur bij een multipara. (1C)”
3. Routine klinische observaties Routine klinische observaties worden tijdens de uitdrijvingsfase gewoonlijk uitgevoerd om
• elk uur: de bloeddruk en pols, • per 4 uur: de temperatuur, • elk uur: een vaginaal onderzoek wordt aangeboden of in antwoord met de wensen van de vrouw (na abdominale palpatie en beoordeling van het vaginale verlies), • elk half uur: de frequentie van de contracties • de frequentie van blaaslediging • de vrouw haar emotionele en psychologische toestand • beoordeling van de vooruitgang: maternaal gedrag, effectief persen en foetaal welzijn (in acht genomen de foetale positie en indaling. Deze factoren bepalen de timing van het verdere vaginale onderzoek • intermittente (onderbroken) auscultatie van het foetale hartritme gebeurt best na een contractie, voor ten minste 1 minuut en tenminste elke 15 minuten. er moet ook verdere aandacht aan de vrouw haar positie, hydratatie, coping strategieën en pijnbestrijding besteed worden. De bekomen observaties kunnen dan worden genoteerd op een praktijkkaart of een partogram. In de systematische review van Lavender et al. (2008) werd geen evidentie gevonden die verschillen in de klinische uitkomsten aantoonden wanneer men al dan niet gebruik maakte van het partogram. Het KCE concludeert dat er een gebrek is aan relevante studies waardoor klinische observaties tijdens de actieve uitdrijvingsfase gebaseerd zijn op de mening van deskundigen (‘Good Clinical Practice’). Daarnaast wordt het gebruik van een partogram momenteel aangeraden door de guidelines en is er echter geen enkele evidentie dat het gebruik van een partogram enige invloed heeft op de
maternale en foetale uitkomsten (B). Er werden geen aanbevelingen vanuit het KCE geformuleerd omtrent dit onderwerp, enkel deze aandachtspunten. 4. De houding van de moeder Dit onderwerp werd besproken in deel 3 van deze reeks artikels. Voor meer informatie wordt er verwezen naar deze editie (Timmers, 2011). Ter volledigheid, worden de aanbevelingen van het KCE omtrent deze onderwerpen herhaald. De aanbevelingen van het KCE zijn als volgt (Mambourg et al., 2010) • Het is aanbevolen om de parturiënte aan te moedigen een houding aan te nemen die haar het meest comfortabel lijkt om te persen op voorwaarde dat het foetale hartritme normaal blijft (1A).
5. Waterbevalling De KCE richtlijn bespreekt hier één systematische review (Cluett et al., 2009) en één richtlijn (NICE, 2008). Deze laatste concludeert dat er onvoldoende evidentie is over het gebruik van water tijdens de uitdrijvingsfase en dan in het bijzonder met betrekking tot de neonatale uitkomsten. De systematische review liet ook niet toe om een significant verschil aan te tonen voor zowel de maternale en foetale uitkomsten (Cluett et al., 2009). Ook hier was er een vermoeden dat dit te wijten was aan onvoldoende gegevens (2 studies van 180 vrouwen) om conclusies te kunnen trekken. Evidentie van lager niveau zijn de case reports van Nguyen et al. (2002) en Kassim (2005). Deze vermelden dat een waterbevalling zeldzame bijwerkingen kan veroorzaken bij de baby zoals wateraspiratie, hypoxie en infectie. Het KCE concludeert dat vrouwen ervan op de hoogte gebracht moeten worden dat er onvoldoende evidentie is van goede kwaliteit om een onderwater geboorte te ondersteunen (B). Daarnaast kunnen er geen uitgebreide conclusies over een eventuele invloed op de foetale uitkomsten getrokken worden omdat er onvoldoende gegevens zijn.
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
319
VERLOSKUNDE
VERLOSKUNDE
De aanbeveling van het KCE is als volgt (Mambourg et al., 2010) • “Het is aanbevolen om de zwangeren ervan op de hoogte te brengen dat we op dit moment over geen enkele overtuigende aanwijzing beschikken over de voordelen van een geboorte onder water. (GCP)
6. Instructies voor baringsweeën Persen kan spontaan/ongetraind of begeleid/getraind gebeuren. Getraind of begeleid persen betekent dat vrouwen volgens de gestandaardiseerde valsalvatechniek persen. Hierbij wordt de adem ingehouden, met gesloten glottis, en onder begeleiding van vroedvrouwen geperst met een normale ademhaling tussen de persweeën. Bij het spontane of ongetrainde persen laten vrouwen zich leiden door de persdrang en mag er met open glottis geperst worden. Er is echter geen evidentie van hoog niveau die erop wijst dat het begeleid persen een invloed heeft op de uitkomsten (NICE, 2008). Het is dan volgens de KCE richtlijn ook belangrijk om de vrouwen ervan op de hoogte te brengen dat er onvoldoende evidentie van goede kwaliteit is om begeleide perstechniek in plaats van spontaan persen te steunen of te ontmoedigen. De onderstaande aanbeveling is niet evidence-based maar gebaseerd op de mening van experten (Good Clinical Practice). De aanbeveling van het KCE is als volgt (Mambourg et al., 2010) • “Het is aanbevolen dat de vrouw zich bij het persen laat leiden door haar persdrang, aangezien in de literatuur niet is aangetoond dat de ene techniek doeltreffender is dan de andere. (GCP)
7. Fundusdruk Bij fundusdruk (ook wel vis-a-tergo genoemd) tijdens de uitdrijvingsfase wordt er manueel druk uitgeoefend op het bovenste deel van de baarmoeder naar het geboortekanaal toe. Dit is 320
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
een oude techniek die als doel heeft assistentie te verlenen bij een spontane vaginale geboorte en wil daarmee een langdurige uitdrijvingsfase voorkomen. Fundusdruk kan echter niet alleen manueel maar ook onrechtstreeks uitgeoefend worden met behulp van een opblaasbare gordel. In de vorige editie werd de HAS-guideline (Haute Autorité de Santé, 2007) al eens besproken. Deze beveelt aan om het gebruik van fundusdruk achterwege te laten. Als argument haalt de richtlijn aan dat er geen studies zijn die de doeltreffendheid van fundusdruk evalueren met betrekking tot het verkorten van de uitdrijvingsfase en daarnaast kunnen er zeldzame maar ernstige complicaties optreden (zoals uterusrupturen). Ook perineumletsels worden hierbij beschreven. Dit werd bevestigd door een observationele studie uit Nederland die 284 793 vrouwen includeerde met een vaginale bevalling (De Leeuw et al., 2008). De Leeuw et al. (2008) merkte op dat fundusdruk in Nederland in 4.6% van alle vaginale geboorten werd toegepast. Dit kon alleen fundusdruk zijn maar ook gecombineerd met andere interventietypes. Er werd in deze studies een verhoogd risico gevonden op beschadiging van de anussfincter. Daarnaast werd in de Cochrane review van Verheijen et al. (2009) slechts één studie gevonden m.b.t. de opblaasbare gordel en geen enkele RCT m.b.t. manuele druk. Deze review toonde een verhoogd risico op anale schade door de opblaasbare gordel maar ook een kleine toename in het aantal intacte perinea. Er werden geen significante verschillen gevonden voor de foetale uitkomsten en er werd ook geen invloed gevonden op het aantal operatieve bevallingen. Het KCE maakte de opmerking dat er bij deze review ook een aantal beperkingen zijn die in acht genomen moeten worden bij het interpreteren van de resultaten. Zo was er een gebrek aan blindering en een beperkt aantal deelnemers (500 vrouwen). De aanbeveling van het KCE is als volgt (Mambourg et al., 2010) • Het is aanbevolen geen druk op de fundus uit te oefenen tijdens de uitdrijvingsfase (1B).
8. Episiotomie De meest voorkomende complicatie bij een vaginale geboorte zijn de rupturen. Deze ontstaan meestal als het hoofdje van de baby doorsnijdt. De rupturen kunnen betrekking hebben op de huid van het perineum, de spieren, de anussfincter en de anus. Ze kunnen worden voorkomen door interventies toe te passen zoals episiotomie maar ook door andere interventies. (Mambourg et al., 2010). Het onderwerp episiotomie werd al eens besproken in deel 3 van deze reeks artikels. Voor meer informatie wordt er verwezen naar deze editie (Timmers, 2011). Ter volledigheid, worden de aanbevelingen van het KCE omtrent deze onderwerpen herhaald. De aanbeveling van het KCE is als volgt (Mambourg et al., 2010)
De aanbeveling van het KCE is als volgt (Mambourg et al., 2010) • “In de literatuur zijn onvoldoende aanwijzingen dat het al dan niet toepassen van de damsteun het aantal perineumrupturen reduceert.(1B)
Conclusie Als conclusie worden nog even de belangrijkste aanbevelingen die het KCE maakt in verband met de zorgen tijdens de uitdrijvingsfase herhaald.
• “Het wordt formeel aanbevolen niet routinematig over te gaan tot een episiotomie (1A)” • “Wanneer er een medische indicatie is (instrumentale bevalling of vermoeden van foetaal lijden) wordt een mediolaterale episiotomie aanbevolen (2C).”
9. Andere interventies om perineumletsel te verminderen
procedures met elkaar vergeleken. Het percentage gemelde perineumletsels (inclusief episiotomie) was vergelijkbaar in beide groepen. Echter werd er meer episiotomie toegepast in de “hands-on” groep. Daarnaast rapporteerden deze vrouw minder lichte pijn na 10 dagen.
Lokale gewoonten of tradities bepalen vaak het gebruik van andere strategieën om perineumletsels te verminderen. Het KCE heeft zich net zoals de NICE- guideline beperkt tot de invloed van lokale interventies zoals intrapartum perineale massage, damsteun, kompressen aangebracht op het perineum en plaatselijke analgesie (Mambourg et al., 2010 en NICE guideline 2008). De NICE-richtlijn raadt het gebruik van perineale massage tijdens de bevallen, het toepassen van warme compressen en plaatselijke anesthesie af. Er is namelijk evidentie van hoog niveau dat aantoont dat warme kompressen of perineale massages niet leiden tot verbetering van de perineale uitkomsten. In tegenstelling tot wat men denkt vermindert Lidocaïne spray de pijn niet tijdens spontane vaginale geboorte maar kan het worden geassocieerd met minder perineumletsels tijdens de geboorte. Daarnaast werd er ook nog “hands-on” (damsteun) en “hands-off”
De parturiënte moet worden aangemoedigd om een houding aan te nemen die haar het meest comfortabel lijkt om te persen op voorwaarde dat het foetale hartritme normaal blijft (1A). De vrouw laat zich bij het persen leiden door haar persdrang, aangezien in de literatuur niet is aangetoond dat begeleid persen doeltreffender is dan de andere (GCP). Er is onvoldoende evidentie dat het al dan niet toepassen van de damsteun het aantal rupturen reduceert.(2B). Er wordt ook aanbevolen om geen fundusdruk toe te passen (1B). Daarnaast wordt er ook formeel aanbevolen om niet routinematig over te gaan tot een episiotomie (1A). En tot slot wanneer er een medische indicatie is (instrumentele bevalling of vermoeden van foetaal lijden) wordt een mediolaterale episiotomie aanbevolen (2C).
Referenties • Altman, M.R., Lydon-Rochelle, M.T. (2006). Prolonged second stage of labor and risk of adverse maternal and perinatal outcomes: a systematic review. Birth, 33(4), 315-322. • Brancator, R.M., Chuch, S., Stone, P.W. (2008). A meta-analysis of passive descent versus immediate pushing in nulliparous women with epidural analgesie in the second stage of labour. Journal of Obstetrich and gynecology and Neonatal Nursing, 27(1), 4-12. jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
321
VERLOSKUNDE
INTERVIEW
Interview • Cluett, E.R., Burns, E. (2009). Immersion in water in labour and birth. Cochrane Database Systematic Review, 2009 (2), CD000111. • Haute Autorité De santé (2008). Déclenchement artificiel du travail à partir de 37 semaines d’aménorrhée. Haute Autorité De santé. Available from : http://www.has-sante.fr/portail/ jcms/c_666473/declenchement-artificiel-du-travail-a-partirde-37-semaines-d-amenorrhee • Kassim, Z., Sellars, M., Greenough, A. (2005). Underwater birth and neonatal respiratory distress. BMJ; 330 (7499), 10711072. • Lavender, T., Hart, A., Smyth, R.M., 2008. Effect of partogram use on outcomes for women in spontaneous labour at term. Cochrane Database Syst Rev, 2008(4), CD005461. • Mambourg, F., Gailly, J., & Wei-Hong, Z. (2010). Richtlijn voor goede klinische praktijk bij laag risico bevallingen, KCE reports 139A. Brussel: Federaal kenniscentrum; voor de gezondheidszorg (KCE). verkregen maart 2011 op http://
www.kce.fgov.be/index_nl.aspx?SGREF=5272&CREF=18035 • Nguyen, S., Kushel, C., Teele, R., Spooner, C. (2002). Water birth – a neardrowning experience. Pediatrics, 110: 411-413. • NICE (2008). National Collaborating Centre for Women’s and Children’s Health, commissioned by the national institute for health and Clinical Excellence. Intrapartumcare – clinical guideline. London: NICE. Verkregen op http://www.nice.org. uk/nicemedia/live/11837/36275/36275.pdf • Sprague, A.E., Oppenheimer, L., McCabe, L., Brownlee, J., Graham, I.D., Davies, B., et al. (2006). The ottawa hospital’s clinical practice guideline for the second stage of labour. J Obstet Gynaecol Can, 28 (9), 769-79. • Timmers, L. (2011). Bespreking van de evidence based KCE richtlijnen, Deel 3: Houding tijdens de uitdrijvingsfase en episiotomie. Tijdschrift voor Vroedvrouwen, 17 (5), 286 – 288. • Verheijen, E.C., Raven, J.H., Hofmeyr, G.J. (2009). Fundal pressure during the second stage of labour. Cochrane Database of Systematic Reviews, 2009(4), CD 006067.
Wereldborstvoedingsweek 1 tot 7 oktober 2012 De Wereldborstvoedingsweek wordt tijdens de 40e week van het jaar (1/10-7/10) door 120 landen extra in de verf gezet. In Vlaanderen sluiten heel wat organisaties en overheden zich hierbij aan. Thema 2012: “Werken en borstvoeding? Het kan!” Het internationale thema is “Understanding the Past–Planning the Future”, maar het Federaal Borstvoedingscomité heeft beslist om voor een concreter, breder toepasbaar thema te kiezen, namelijk borstvoeding en werk. Is borstvoeding en werken combineren evident? Het is noodzakelijk zich goed te informeren over de mogelijkheden om de combinatie van borstvoeding en werk gemakkelijker te maken (o.m. borstvoedingsverlof, borstvoedingspauzes, ouderschapsverlof, …). Indien mogelijk kan je best al tijdens de zwangerschap beslissen wanneer je terug start met werken en hoe (bv. deeltijds, voltijds, …). Als dit voor de bevalling besproken is met de werkgever creëert dat duidelijkheid en kunnen goede afspraken gemaakt worden.
322
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Steun Het is belangrijk dat de partner, werkgever en/ of de kinderopvangvoorziening waar de baby verblijft, de moeder steunen in haar keuze en eventuele vragen bespreekbaar maken. Het kan voor de moeder ook nuttig zijn om vooraf bij collega’s na te vragen hoe ze borstvoeding en werk hebben gecombineerd. De wetgeving voorziet borstvoedingspauzes om de combinatie mogelijk te maken. Voor vragen en advies om de terugkeer naar het werk te combineren met het geven van borstvoeding kan men steeds terecht bij de (regio) verpleegkundige, vroedvrouw, lactatiekundige of arts. Organiseerde jij een activiteit in het kader van de wereldborstvoedingsweek? Laat het even weten aan
[email protected]. We maken graag een overzicht.
Marlene Reyns, vroedvrouw
Inleiding Indra van Sprundel werkt sinds februari 2012 als communicatiemedewerker voor de VLOV vzw . We lieten u met haar kennis maken via onze elektronische nieuwsbrief (3/2012). Via dit interview willen we graag dieper ingaan op de vragen zodat u Indra nog beter leert kennen. Indra, geef ons even een idee van je achtergrond. Ik ben van opleiding Germaniste. Na mijn studie heb ik eerst even op de universiteit gewerkt als onderzoeker, maar dat was niet mijn ding. Nadien heb ik twee jaar les gegeven (voornamelijk Nederlands en Engels), tot ik gevraagd werd om de redactie van een muziektijdschrift te leiden. Dat heb ik met veel plezier meer dan vier jaar gedaan. Maar toen mijn interesses veranderden, bleek deze baan niet meer zo makkelijk te combineren met mijn andere bezigheden. Dus toen ik de vacature van de VLOV tegenkwam, was de sollicitatiebrief snel verstuurd. Wat heeft je ertoe gebracht om voor deze vacature te solliciteren? In september vorig jaar schreef ik me in voor de opleiding vroedvrouw en meteen ook voor de Trefdag 2011. Op de site van de VLOV zag ik de vacature voor een deeltijdse communicatiemedewerker staan en deze leek op mijn lijf geschreven. Een achtergrond in/ervaring met communicatie en taal en een aantoonbare interesse in het vroedvrouwenberoep. Ik moest echt de drang onderdrukken om niet meteen de telefoon te nemen en op te bellen. Je studeert om vroedvrouw te worden, van waar deze keuze? De interesse in baby’s, zwangerschap, bevallen, … is eigenlijk altijd al aanwezig geweest. Maar een hogeschool opleiding was “out of the question”. Er werd (thuis en op school) heel duidelijk verwacht dat ik een universitaire opleiding zou gaan volgen. En dus koos ik voor mijn andere passie: taal en literatuur. Maar het bleef altijd sluimeren. Door zelf zwanger te worden, kwam dit heel duidelijk terug jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
323
INTERVIEW
naar boven en alle literatuur die op mijn weg kwam werd verslonden. Ik las tijdens mijn zwangerschap boeken van Ina May Gaskin, Sheila Kitzinger en zelfs de SPE-richtlijnen. Het begon nog tijdens mijn zwangerschap al enorm te kriebelen om terug te gaan studeren. Toen mijn zoon de babyleeftijd ontgroeid was en zelf bijna naar de kleuterschool zou vertrekken, heb ik dan toch de stap gezet. Hoe zie je de invulling van je werk als communi catiemedewerker voor de VLOV vzw? Ik verzorg de communicatie in de (vaak heel erg) brede zin van het woord. De nieuwsbrief en de VroedvrouwenLink zijn (voornamelijk) van mijn hand. Ik ben lid van de werkgroep “Profilering” en schrijf op dit moment zelfs een artikel over communicatie voor dit Tijdschrift. Als je werkt voor een kleine vzw (waarmee ik dan de dagelijkse werking bedoel, niet het aantal leden), dan moet je echt een beetje manusje van alles zijn. Dat ben ik gelukkig gewend en vind ik ook juist leuk. De afwisseling houdt het interessant! Profilering van de vroedvrouw is inderdaad een deel van je werk binnen de organisatie. Waar kunnen we nog sterker profileren? Er is zeker nog veel werk aan de winkel wat betreft onze bekendheid bij het grote publiek. Het lobbywerk bij beleidsmakers is heel nuttig en heel nodig, maar ook vanuit de basis kan je dingen veranderen. Méér jonge vrouwen zouden op zijn minst op de hoogte moeten zijn van het feit dat een vroedvrouw zoveel meer doet dan een vrouw bij haar arbeid/bevalling in het ziekenhuis begeleiden. Ik ben er vast van overtuigd dat vrouwen zélf verandering in beweging kunnen zetten. Het is alleen aan ons om er voor te zorgen dat we bekender worden. Het huidige verloskundige systeem in België laat, mijn inziens, veel te weinig ruimte voor de vroedvrouw. De vroedvrouw kan zoveel meer betekenen voor de moeder, vader én gynaecoloog! Een ander deel van je werk is de contacten met de commerciële bedrijven. Hoe zie je dit evolueren? Tja, ideaal zou natuurlijk zijn als we plots héél veel contacten krijgen met bedrijven die ons graag als partner willen. Maar tot die droom uitkomt, blijf ik gewoon rustig verder werken aan het opbouwen van relaties met de bedrijven waar we al een samenwerking mee hebben lopen en het zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Het blijft belangrijk om hen de meerwaarde te laten 324
INTERVIEW
V L O V
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
inzien van met ons samen te werken, zonder dat we toegevingen doen aan onze waarden. Daar zit soms een scherpe grens. Commerciële bedrijven willen natuurlijk winst maken en verkopen en de mensen achter deze producten denken anders over de dingen dan wij als beroepsorganisatie. Dat is niet altijd even makkelijk te verzoenen en dan moet je op zoek naar een evenwicht. Dat is een oefening die telkens opnieuw gemaakt moet worden, want elke situatie is weer anders. Een groot deel van je werk is elektronische nieuwsbrief en VroedvrouwenLink. Hoe belangrijk denk je dat deze communicatiemogelijkheden kunnen zijn? Hoe zie je dit evolueren ? Ze hebben beiden een zeer belangrijke rol binnen onze organisatie. De elektronische nieuwsbrief is een erg handig middel om een groot deel van onze leden (niet iedereen is al actief op het wereld wijde web) snel te kunnen bereiken. In de eerste plaats natuurlijk om dingen aan te kondigen en te verduidelijken, maar ook soms om op te roepen voor bepaalde acties. Heel leuk vind ik het onderdeel “interessante lectuur”. Wij weten immers heel goed dat onze leden vaak erg druk bezette vrouwen en mannen zijn en dan is zo’n tweewekelijkse leessuggestie wel fijn. Toch kort op de bal, zonder dat je zelf moet gaan zoeken. De VroedvrouwenLink is er vooral om te zorgen dat bevriende organisaties de vroedvrouw beter leren kennen. Dat kan een krachtige tool zijn, maar ik merk dat hij nog niet helemaal op punt staat. Qua inhoud wel, maar er is nog werk aan het uitbouwen van een beter adressenbestand voor deze maandelijkse nieuwsbrief. In die zin is er daar dus zeker nog ruimte voor groei. Geef ons je ideeën naar de toekomst om onze communicatie nog te versterken. Het is moeilijk om daar concreet uitspraken rond te doen. Er lopen momenteel een aantal zaken, er is ook in het verleden al redelijk wat verwezenlijkt. Ik denk dat het belangrijk is om te blijven meebewegen met wat er leeft en onze communicatie daarop af te stemmen.
Een dikwijls gehoorde opmerking is dat de vroedvrouw nog te weinig gekend is voor onze Vlaamse gezinnen. Wat gaan we hieraan doen om dit te wijzigen? We zijn momenteel bezig met het op poten zetten van een project om de ouders zelf meer te betrekken in onze werking. In het voorjaar werd onze visietekst op dit punt al aangepast. Om dit in de praktijk om te zetten, gaan we in een eerste fase in gesprek met een aantal ouders die hier mee willen over nadenken. Het is inderdaad zo dat hier nog heel wat werk te verrichten is. Er leven wel nog ideeën binnen de werkgroep Profilering, maar deze werkgroep zou zeker wat versterking kunnen gebruiken om alles gerealiseerd te krijgen. Bij deze dus een warme oproep om ons te komen versterken! De poll op de site is “Profilering is een taak van de overheid” Wat denk jij hiervan? Ik denk dat dit een samenspel moet zijn. Voor de overheid is het zeker interessant om ons beroep sterker te profileren. Als we meer zorgvragers in de eerste lijn kunnen houden, dan is dat goedkoper voor de overheid. Op een moment dat het al besparingen is wat de klok slaat, lijkt me dat dat toch iets is waar onze ministers gevoelig voor zullen zijn. Maar we mogen de taak niet enkel aan hen laten. We willen namelijk wel op een correcte manier geprofileerd worden en daar zelf verantwoordelijkheid en sturing in houden. Dank u Indra, voor dit gesprek. Geef ons richting om het luik communicatie verder uit te bouwen voor de vroedvrouwen hier in Vlaanderen!
Winnaars Zomerwedstrijd Tijdens de “Startavond zelfstandige vroedvrouwen” op 10 september 2012 werden de deelnemers gevraagd uit alle ingestuurde goede antwoorden de winnaars door loting te trekken en getuige te zijn van de “onschuldige handen". Er waren in totaal 17 vroedvrouwen die het juiste antwoord gevonden hebben. Het antwoord was KINDERBIJSLAGFONDS. Proficiat aan de winnaars! Hartelijk dank voor alle inzendingen!
1ste prijs: Katrien De Wilde (reiskoffer) 2de prijs: Dorien Doucé (2 filmtickets) 3de prijs: Anke Bringmans (2 filmtickets)
Rechtzetting De foto op de cover van het zomernummer 2012 is van Clara en Vincent. We willen de mama Lenka danken voor deze mooie foto.
Niemand had een paar jaar geleden bijvoorbeeld kunnen denken dat de VLOV een facebookpagina zou hebben, terwijl we nu wekelijks heel wat aanvragen voor lidmaatschap krijgen hiervoor. Ik denk dat we vooral alert moeten blijven op veranderingen en gaandeweg dingen proberen en evalueren wat werkt. jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
325
C O M M U N I C AT I E
C O M M U N I C AT I E
Respectvol Communiceren Indra van Sprundel, Communicatiemedewerker, VLOV vzw
“The single biggest problem with communication is the illusion that it has taken place.” George Bernard Shaw
Communicatie is het VLOV-jaarthema voor 2012. Een vlot lopende communicatie is niet vanzelfsprekend. We zouden graag allemaal heel helder, efficiënt en open communiceren en merken toch, vaak dagelijks, dat mensen dingen anders begrijpen dan wij ze bedoelden. Er zijn immers zoveel parameters die spelen in een enkele communicatiesetting, dat het erg moeilijk kan zijn om het transparant te krijgen. Dit artikel zal niet plots alle communicatieproblemen uit de wereld helpen. Maar het probeert je een eindje mee op weg te nemen. Het artikel reikt je theorie aan en een paar handvaten om veelvoorkomende problemen aan te pakken.
Communicatie: een definitie
Er zijn zo veel beïnvloedende factoren in elk communicatieproces dat elke communicatie uiteindelijk uniek zal zijn. Immers, elke communicatiepartner brengt zijn eigen achtergrond mee in de communicatie.
326
Een veelgebruikte definitie van communicatie luidt als volgt: “Communicatie is een situationeel gedragsproces tussen mensen waarbij wederzijds boodschappen door middel van een kanaal worden aangeboden. De boodschappen worden zowel bewust als onbewust verzonden, ontvangen en geïnterpreteerd. De intentie is dat de bewuste boodschappen worden verwerkt tot informatie met een betekenis zoals door de zender is bedoeld. Dit proces wordt beïnvloed door het verleden, heden en de toekomst van zowel de mensen als het proces zelf.” (Anseel et al., 2009) Hieruit kunnen we meteen afleiden dat er achter dat ene woord enorm veel kan schuilgaan. Er zijn zo veel beïnvloedende factoren in elk communicatieproces dat elke communicatie uiteindelijk uniek zal zijn. Immers, elke communicatiepartner brengt zijn eigen achtergrond mee in de communicatie. Bovendien zijn de omstandigheden waarin communicatie plaatsvindt nooit dezelfde. Zelfs een gesprek tussen twee
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
personen over een zelfde onderwerp zal verschillen naargelang het moment waarop ze het voeren. Stel je bijvoorbeeld de volgende situatie voor: je moet met je partner overleggen wat jullie 's avonds zullen eten; waarschijnlijk voer je deze conversatie geregeld en toch verloopt ze bijna nooit hetzelfde. De redenen van de verschillen kunnen zijn: je hebt zin in iets anders, het is warm, het is koud, je hebt niet veel tijd, je krijgt bezoek, je hebt echt zin om te koken, je hebt nog een krop sla in de koelkast die op moet. Telkens zal je gesprek dus anders verlopen en zal de uitkomst verschillen. Toch zitten we met dezelfde personen én hetzelfde onderwerp. Zo veelzijdig en complex is communicatie! En toch kunnen we er niet onderuit. Communicatie gebeurt altijd en overal, zelfs onbewust. Als je iemand passeert in een ziekenhuisgang is er communicatie, zelfs al zeg je niets en zelfs al kijk je elkaar niet aan. Het is dus duidelijk dat dit een onderwerp is dat wat nadere aandacht van ons verdient.
Basis communicatiemodel
Binnen de communicatietheorie worden er communicatiemodellen gebruikt om een duidelijker beeld te krijgen van de manier(en) waarop we communiceren. Het basismodel gaat uit van vier grote spelers: zender, ontvanger, boodschap en medium. Het hele proces begint bij de zender, hij wil een boodschap overbrengen naar de ontvanger. Voor elke boodschap moet een geschikt kanaal of medium gezocht worden: bijvoorbeeld een gesprek, een mail, een telefoontje. De ontvanger zal meestal antwoorden. Dit noemen we feedback geven. Hierop zal de zender weer reageren met een terugkoppeling. Hiermee zijn de belangrijkste factoren in een communicatieproces aangeduid. Er zijn nog ander begrippen die van belang zijn bij communicatie. Een boodschap ontstaat in de gedachten van de zender. Maar gezien telepathische gaven ons niet allemaal zijn gegeven, moet de zender deze gedachten “encoderen” in een code die voor de ontvanger begrijpelijk is. Het spreekt voor zich dat de zender goed moet nadenken over deze code.
Welke taal spreekt zijn ontvanger? Is de ontvanger een arts, een patiënt of een collega-vroedvrouw? Elke categorie vraagt een eigen “code”. Bij de ontvanger werkt dit proces verder door. Een ontvanger heeft de boodschap immers maar echt begrepen als hij de boodschap heeft gedecodeerd en omgezet in gedachten. Tijdens deze processen kan er echter “ruis” optreden, een verstoring van het communicatieproces. Bijvoorbeeld wanneer de zender zijn gedachten niet goed onder woorden brengt, of wanneer de ontvanger de woorden niet correct decodeert. (Michels, 2005) Dan is er nog een typisch menselijk (of misschien typisch vrouwelijk?) verschijnsel. We zijn nl. nogal snel geneigd om overbodige informatie te communiceren. Dit noemen we “redundante” informatie. Het gevaar hiervan is dat deze overbodige communicatie de kern van de boodschap gaat overschaduwen. De ontvanger kan geïrriteerd geraken door een hoog gehalte aan redundantie of zijn aandacht verliezen. Toch kan redundantie ook nuttig zijn. Vooral bij mondelinge communicatie in de vorm van een lezing of voordracht bijvoorbeeld, dan functioneert het als tussentijdse samenvatting. (Michels, 2005) Een laatste belangrijk gegeven bij communicatie is het referentiekader. Ieder van ons heeft zijn eigen referentiekader. Het wordt gevormd door alles wat je tot hier toe al meemaakte in je leven en bepaalt in hoge mate hoe je boodschappen zal interpreteren. Dit kan erg handig werken. Als je bijvoorbeeld weet van je ontvanger dat hij/zij een bepaalde voorkennis heeft, dan kan je daar tijdens je communicatie beroep op doen. Maar het kan ook andersom werken: de zender veronderstelt kennis bij de ontvanger, maar deze ontbreekt of is anders dan de zender vermoedt. In dat geval kan de boodschap wel eens heel anders begrepen worden dan de bedoeling van de zender is. Dit basismodel geeft ons wel het nodige inzicht in hoe communicatie werkt en maakt meteen duidelijk waar de gevarenzones zitten. Het grote bezwaar van dit model is dat de nadruk bij de zender ligt. De ontvanger is in dit model eerder passief en we weten inmiddels dat dit ten onrechte zo is. De ontvanger selecteert immers zelf de informatie die hij wil ontvangen. Daarom is het vragen van feedback (zeker bij communicatie tussen zorgverleners) erg belangrijk. Je wil er zeker van zijn dat je boodschap goed is overgebracht. Onthoud dus: de effectiviteit van communicatie wordt bepaald door de ontvanger! (Michels, 2005)
Non-verbale communicatie
Tot slot moeten we ook de non-verbale communicatie even onder de loep nemen. Voor zorgverleners is dit vaak een krachtige tool. In een ideale communicatiesetting komt onze verbale communicatie één op één overeen met onze nonverbale communicatie. In de praktijk blijkt echter dat er tussen deze twee nog wel eens een discrepantie blijkt te bestaan. De ontvanger is dan eerder geneigd te “luisteren” naar de boodschap die verteld wordt door de non-verbale communicatie. Als zorgverlener is dit heel belangrijk om te beseffen. Het betekent enerzijds dat je veel kan afleiden uit de lichaamstaal van je cliënt. Een moeder die bijvoorbeeld zegt dat de borstvoeding super loopt, maar wiens gezicht je ziet verkrampen als de baby aanhapt, verdient je aandacht. Het werkt ook in de andere richting! Als jouw eigen non-verbale communicatie niet strookt met wat je vertelt aan je cliënt, dan zal zij vermoedelijk verward geraken door je boodschap. (De Smet, 2009)
Waarom communicatie zo belangrijk is
Waarom een focus op communicatie zo belangrijk is, is hopelijk ondertussen al duidelijk. Maar voor zorgverleners is er nog meer. Er is inmiddels redelijk wat onderzoek naar het effect van communicatie tussen zorgverleners op de outcome voor de patiënt. De uitkomst van dit onderzoek kan ons eigenlijk niet verbazen: problemen in coördinatie en communicatie tussen de verschillende zorgverleners in een ziekenhuis worden geassocieerd met hogere sterftecijfers, langere verblijven en hogere postoperatieve pijn. Andersom bestaat er een positieve correlatie tussen een vlotte samenwerking tussen zorgverleners en verbeterde patiënt outcome. (Mills et al., 2008; Alvarez et al., 2006)
Andersom bestaat er een positieve correlatie tussen een vlotte samenwerking tussen zorgverleners en verbeterde patiënt outcome.
Voor onze patiënten is het dus erg belangrijk dat hun zorgverleners efficiënt met elkaar communiceren. Maar hoe doen we dat in de praktijk?
Geweldloos communiceren: handvaten voor respectvol omgaan met elkaar.
Eén manier om met mogelijks geladen communicatiesituaties om te gaan, is het zogenaamde geweldloze communicatie. De theorie van geweldloze communicatie werd door Marshall Rosenberg ontwikkeld en is gestoeld op vier principes: waarneming, gevoel, behoefte en verzoek. Bij geweldloze communicatie is het de bedoeling conflicten op te lossen (of te voorkomen!) door op een bepaalde manier te communiceren, het hoofddoel is dat je de ander niet schaadt. Je probeert jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
327
C O M M U N I C AT I E
doorheen de communicatie bij jezelf te blijven en geen schuld bij de ander te leggen of hem/haar verwijten te maken. (Rosenberg, 2006)
maar vertel gewoon heel open wat dit met jou doet. (Rosenberg, 2006)
Laat ons de vier principes overlopen in functie van een voorbeeld. In ons voorbeeld spelen twee vroedvrouwen: vroedvrouw A en vroedvrouw B. Vroedvrouw A (is lactatiekundige, maar nog erg jong en redelijk nieuw in het ziekenhuis) heeft een borstvoeding begeleid bij mevr. X op maandag en komt dinsdagochtend terug op dienst voor een vroege shift. Ze wordt gebriefd door vroedvrouw B. Het borstvoedingsbeleid dat vroedvrouw A voor mevr. X had uitgestippeld is tijdens de nacht door vroedvrouw B (vroedvrouw met redelijk wat anciënniteit) verlaten, mevr. X kolft nu en geeft flesjes bij. Vroedvrouw A is hier niet tevreden over en wil de discussie aangaan. Je kan dit voorbeeld uiteraard vervangen door andere interventies of gebeurtenissen. De kern van het probleem blijft dat vroedvrouw A en B terug op 1 lijn moeten zien te geraken. Laat ons eens kijken hoe we dit kunnen oplossen via geweldloze communicatie.
3. Behoefte
1. Waarneming In elke communicatiesetting is het nuttig (zoals we al eerder zagen) om af te toetsen of jullie wel over hetzelfde spreken. Zet dus in het begin van het gesprek nog eens de feiten op een rij. Hiermee krijg je klaar of alle vorige communicatie door beide partners goed begrepen is en schets je een duidelijk kader voor het verdere verloop van het gesprek. Let er op dat je in dit stadium neutrale taal hanteert. Je spreekt over feiten en waarneming zonder hier een oordeel aan te verbinden! (Rosenberg, 2006) In ons voorbeeld zou je dus kunnen stellen: “Ik stippelde gisteren met mevr. X een beleid uit voor de borstvoeding. Inmiddels is dit beleid verlaten en werd gekozen voor een andere strategie.” 2. Gevoel Benoem vervolgens wat voor gevoel dit bij jou teweeg brengt. In ons voorbeeld zou je kunnen voorstellen dat vroedvrouw A iets zegt als: “Ik vind dit niet fijn en geraak hier een beetje ontmoedigd door. Ik investeer veel tijd en moeite in mijn zorg en als mijn beleid dan zo van tafel geveegd wordt terwijl ik er niet ben, dan voel ik me niet geapprecieerd.” Zorg er voor dat je hier vanuit je eigen gevoel spreekt. Ga dus niet de ander met de vinger wijzen, 328
C O M M U N I C AT I E
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Nu je gevoel duidelijk is, kan je overgaan tot het formuleren van je behoefte. In ons voorbeeld zou dat kunnen zijn: “Ik heb er behoefte aan dat mijn inbreng geapprecieerd wordt, zo behoud ik vreugde in mijn werk.” (Rosenberg, 2006) 4. Verzoek Tot slot kan je, vanuit de erkenning van je gevoel en behoefte, een verzoek formuleren. Wat heb jij nodig van de ander om aan je behoefte te voldoen? In dit geval bijvoorbeeld: “Ik zou het fijn vinden als mijn beleid niet op zo'n korte tijd verlaten werd. Ik ben hier vandaag al terug, er kan ook met mij overlegd worden indien er problemen zijn met het beleid.” Belangrijk bij het formuleren van dit verzoek is dat je hiermee zelf een oplossing aanreikt. Het staat de ander uiteraard vrij om niet met je verzoek akkoord te gaan. In dat geval dient zij/hij zelf met een tegenvoorstel te komen, waar jullie dan verder over kunnen spreken. (Rosenberg, 2006) Deze vorm van communiceren lijkt misschien een beetje theoretisch en uitgebreid, maar het geeft je alvast een duidelijk patroon om gevoelens van ontevredenheid en irritatie te communiceren, zonder daarbij de ander meteen verwijten te maken. Je toont hierbij juist enorm veel respect voor elkaar. Je veronderstelt namelijk dat je gesprekspartner bezorgd zal zijn om jouw gevoelens en bereid zal zijn samen te zoeken naar een oplossing. Door je kwetsbaar op te stellen, ga je meteen uit van een zekere maturiteit bij je ontvanger: de verwachting dat hij/zij dit naar waarde zal weten te schatten en de moeite zal willen nemen dit samen op te lossen. Vanuit deze gedeelde verantwoordelijkheid kun je vaak sneller tot een betere oplossing komen.
Sociale media: bliss or curse?
Besluit
Het is moeilijk om ze in deze tijd nog te ontlopen: Yahoo-groups, Google-groups, Facebook, LinkedIn, Twitter en vele anderen. Je hebt er vast al van gehoord en misschien heb je op één of meerdere van deze online platformen een account. Sociale media zijn een handige tool om dichter bij te komen tot mensen die je niet vaak ziet of die fysiek door een grote afstand van je gescheiden zijn (het zogenaamde distant closeness). Dit heeft als voordeel dat je letterlijk met mensen van de hele wereld skills en kennis kan delen. Je gooit je probleem of je vraag in cyberspace en het antwoord kan uit China, Australië, de Verenigde Staten of van elders komen. Dit wereldwijde delen van kennis en ervaring is natuurlijk geweldig! Het erg prettige bijverschijnsel is dat je daardoor vaak ook een hechtere band krijgt met vroedvrouwen die ver van je af wonen, wat het internationale “vroedvrouwengevoel” zeer ten goede komt. Enkel peis en vree dus... Of toch niet?
De bedoeling van het artikel is niet dat we plots met z'n allen heerlijk efficiënt en geweldloos gaan communiceren. Dat is een illusie! Maar hopelijk werkt het toch weer als een extra hulpje, een extra moment van het bewust worden van wat er allemaal speelt als we communiceren. Respectvol met elkaar omgaan, zowel onder vroedvrouwen, met andere zorgverleners en met moeders en hun omgeving zorgt voor een betere communicatie, een beter resultaat en een aangenamere werksfeer. Dat willen we toch allemaal, niet?
Er zijn aan elk verhaal twee kanten en hoe schitterend bovenstaand verhaal ook klinkt, ook aan het gebruik van sociale media zijn gevaren verbonden. Zo is er het gevaar dat je teveel op sociale media richt. Laat je offline leven (zowel privé als professioneel) niet lijden onder je online aanwezigheid. (Hulsebosch, 2010) Wees je er ook van bewust dat de kans op misverstanden in communicatie toeneemt naarmate je communicatiemogelijkheden toenemen. Je zal voor elke situatie opnieuw goed moeten afwegen welk medium het meest geschikt is voor het efficiënt overbrengen van je boodschap. Hierbij zijn er twee belangrijke factoren: de aard van de boodschap en je ontvanger. Er zijn situaties die vragen om een grondigere analyse en die meer ruimte/tijd vragen dan wat een sociaal medium je kan bieden. In zo'n geval is een goed, 'ouderwets', face-to-face gesprek mogelijks een betere optie. Vraag je hierbij steeds af wat het voorkeursmedium van je ontvanger is. We zagen immers al dat de efficiëntie van de communicatie voornamelijk. bij hem/haar ligt! (Hulsebosch, 2010)
Referenties • Alvarez, G. & Coiera, E. (2006). Interdisciplinary communication: An uncharted source of medical error? Journal of Critical Care. 21, p. 236-242. • Anseel, F. Beirens, K. & Feys, M. (2009). Effectief communiceren en samenwerken. Gent: Academia Press. • De Smet, Pieter (2009). Non-verbale communicatie: dat spreekt. Brugge: Die Keure. • Hulsebosch, J. & Wagenaar, S. (2010). En nu online... Sociale media voor professionals, organisaties en facilitatoren. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. • Michels, W.J.(2005). Basisboek communicatie. (3de druk). Groningen: Wolters-Noordhoff. • Mills, P., Neily, J. & Dunn, E. (2008). Teamwork and Communication in Surgical Teams: Implications for Patient Safety. Journal of the American College of Surgeons. Vol. 206 (1), p. 107-112. • Rosenberg, Marshall B. (2006). Geweldloze communicatie: ontwapenend en doeltreffend. Rotterdam: Lemniscaat. • Rosenberg, Marshall B. (2009). Levenverrijkend Onderwijs. Geweldloze communicatie helpt scholen om prestaties te verhogen, conflicten te verminderen en relaties te verbeteren. Groningen: Uitgeverij de Zaak.
Deze theorie werkt vooral goed voor een mondelinge communicatie. Tegenwoordig zijn er echter ook vele manieren om met elkaar te communiceren die losstaan van een fysieke nabijheid.
jaargang jaargang 18, nummer 18, nummer 5, september 4, juli - -augustus oktober 2012
329
POLL
Bekendmaking
Heb je onze Poll al gezien? De Poll op de website heeft de bedoeling de interactie met de leden te verbeteren. De resultaten geven ons inzicht in “uw gedacht”.
Van half juli tot half september heeft volgende poll op de website gestaan:
Ik denk dat het zou niet correct zijn als lid van het Kabinet om aan zo’n poll deel te nemen…
“Het profileren van de vroedvrouw is een taak van de overheid”
Er wordt op een andere manier gewerkt aan het dossier van de vroedvrouwen.
In totaal reageerden 97 vroedvrouwen 78 % van de vroedvrouwen is van mening dat dit een opdracht is voor de overheid. 15 % van de vroedvrouwen is van mening dat dit geen opdracht is voor de overheid. 6 % heeft geen uitgesproken mening.
In een gesprek met het kabinet Oncelincx op 28 maart 2012 is dit onderwerp op het agenda behandeld. Hieruit een greep uit het verslag Werkgroep Profilering van het beroep van vroedvrouw
Het merendeel van de vroedvrouwen is van mening dat de overheid een opdracht heeft in het profileren van de vroedvrouw. De overheid zelf heeft in het verleden inspanningen gedaan om een werkgroep op te starten met de bedoeling het beroep van vroedvrouwen te profileren. Enerzijds zou er ingezet worden om het werk van de vroedvrouw beter te profileren bij andere zorgverstrekkers. Het werk van de vroedvrouwen is bij hen nog te weinig gekend en dit verdient nog verdere aandacht. Anderzijds zou er ingezet worden om het werk van de vroedvrouw beter te profileren bij de bevolking doorheen TV-spots / brochures en/of andere infokanalen. De budgetten werden herbekeken en de financiën om deze ideeën verder vorm te geven werden afgesneden. In het kader van de POLL werd de vraag gericht naar de Federale Overheid – Volksgezondheid. Vanuit de dienst Volksgezondheid kwam dit antwoord: De profilering van de gezondheidsberoepen zijn nu al een opdracht van de overheid. Maar aangezien de evolutie zijn de verwachtingen verschillend dan in het verleden.
330
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Er is geen geld voor een campagne om ons beroep te promoten en de werkgroep kan niet verder financieel ondersteund worden. Zoals reeds frequent gebeurd zullen we zelf hier de profilering in handen moeten nemen. Mevr. Fontaine suggereert dat we nog meer moeten schrijven in tijdschriften en via andere mediakanalen ons meer bekend maken. Hoezeer we ook zouden willen dat de overheid ons beroep sterker profileert; we zullen hier zelf ook een aantal activiteiten voor moeten op touw zetten.
Standaard en de Libelle verschillende facetten van ons beroep onder de aandacht te brengen. We stimuleren vroedvrouwen om mediacontacten te benutten. Dit gaf kansen om op verschillende televisiezenders het werk te profileren. De mediamomenten die voor ons bekend zijn, zetten we steeds in de Nieuwsbrief ‘vroedvrouwen in de media’ en kunt u nog nakijken op de site. • Indien we notie hebben van een bepaalde groep die samenkomt in functie van moederkindzorg, vragen we beleefd ons uit te nodigen. Meestal is dit niet noodzakelijk omdat de vraag spontaan wordt gesteld. Om deze manier zitten we in alle mogelijke commissies en raden om telkens opnieuw de stem van de vroedvrouw te laten horen. • “Brieven aan jonge ouders“ – we zitten in de redactie en kunnen mee vorm geven aan een tijdschrift dat vele jonge koppels bereikt. • Vanuit de VLOV vzw bereiden we een sensibiliseringsfilmpje voor dat binnenkort op verschillende sites wordt opgenomen. Het wordt een filmpje waar een beeld wordt gegeven wat de inhoud is van het beroep en waar je de vroedvrouw kan ontmoeten.
Hierbij alvast een aantal VLOV activiteiten die de vroedvrouw profileert in onze samenleving. • Onze site die regelmatig hernieuwd wordt en dagelijks een update kent, is niet alleen een hulp voor vroedvrouwen en student- vroedvrouwen in het werk maar geeft voor (aanstaande) jonge ouders een duidelijk beeld waarvoor je bij de vroedvrouw terecht kunt en waar je de vroedvrouw kunt vinden. www.vlov.be • De profileringsfolder, gratis te verkrijgen bij de VLOV vzw, kreeg reeds een aantal keren een update om steeds de juiste info door te geven naar de maatschappij. • Alle mogelijke kansen grijpen we om de vroedvrouw te profileren in de media. In het verleden kregen we de kans om bij wijze van voorbeeld in De
De nieuwe poll luidt: Thuis bevallen moet een waardige keuze blijven in België
Wil je jouw mening verdui delijken of laten horen, dan kan dit altijd via volgend emailadres:
[email protected] Ga naar de website en geef je mening via volgende link: http://www.vlov.be/vroedvrouwen/
Liesbeth Van kelst
Eline Dancet
Met fierheid wil de Raad van Bestuur en de Redactieraad van de VLOV vzw laten weten dat twee redactieleden – vroedvrouwen in september 2012 gepromoveerd zijn tot doctor in de Medische Wetenschappen. dr. Liesbeth Van kelst haalde haar Phd met het onderwerp: Perspectives on maternity care in Belgium. A hermeneutic study. dr. Eline Dancet haalde haar Phd met het onderwerp: Bridging the gap between evidence based and patient-centred infertility and endometriosis care in Europe. Het is fijn dat onze vroedvrouwen deze uitdaging aangaan en op deze manier de wetenschap in het vroedvrouwenwerk versterken. Een hartelijke proficiat aan beide vroedvrouwen. In latere edities van ons Tijdschrift zullen inhoudelijke artikels van beide onderwerpen worden opgenomen.
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
331
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
IMPORE : Maternal and Paediatric Outcome: the Rwandan Experience we in de brousse naar onze volgende poste. AMAI! Wat een avontuur! Een pluim voor onze co-piloot die stilletjes haar wagenziekte aan het overwinnen is!
Chris Van Gaver is als afgevaardigde voor de VLOV vzw mee op missie geweest naar Rwanda, samen met andere LUMOS –missieleden. Hierbij een aantal ervaringen vanuit haar dagboek gedestilleerd. Het doel van de missie was vooral de materniteiten bezoeken met een speciale kijk op de logistiek en vanuit de analyse aanbevelingen geven voor het logischer maken van de zorg. Na wekenlange voorbereiding is het zover, op 15 mei 2012 vertrekken we op missie, Rwanda EspaceSanté... Chris, Riet, Flora en Karen
Dagboek Woensdag 16 mei Muraho, bienvenue, welcome!!! Na een vlotte vlucht werden we in Kigali opgewacht door Luk C. en zijn vrouw Claudine, gelukkig was al onze bagage ook toegekomen Kigali, een grote stad, gaf ons nog niet écht het "Afrika-gevoel". We werden sympathiek onthaald door een Vlaamse zuster Steven. Na het afscheid van de zusters richting Butare, een tocht vol hindernissen...regelmatig water in de motor van het busje bijvullen, ondanks dit alles valt busje toch stil, rokende motor,... enfin, we staan in panne... Onmiddellijk worden we omsingeld door tientallen kijklustigen…Wil het nu lukken dat dit net voor de deur van een "Centre de Santé" was dus… terwijl Luk bij de auto bleef en Claudine om olie ging, hebben wij een eerste analyse kunnen doen. Na het avondmaal (én koude douche) kruipen we moe en voldaan in ons bed. Klaar om er morgen écht aan te beginnen... Donderdag 17 mei Na onze eerste nacht in ons huisje werd ons een ontbijt geserveerd met heerlijk fruit en Rwandese koffie! We vertrokken te voet naar het district ziekenhuis Kabutare. We werden met open armen ontvangen door de directeur die onze tips om de infrastructuur van zijn ziekenhuis te verbeteren maar al te graag in ontvangst nam. We waren alle vier in shock van de schrijnende toestanden waarin de patiënten, de pas bevallen vrouwen en de pasgeboren daar moeten verblijven. Na deze eerste confrontatie zijn we echt overtuigd van het nut van onze missie. In de namiddag rijden
332
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Soeur Sourire (Simbi) met het team
Aangekomen in “centre de santé Simbi” werden we geknuffeld door een breedlachse zuster. De zuster blijkt de enige gediplomeerde vroedvrouw van heel het district te zijn! We noemen haar “soeur sourire”. Na een paar uur inventariseren en onderzoeken van het gezondheidscentrum werden we uitgenodigd in het klooster voor een frisdrank en een muffin, heerlijk! Nog een laatste groepsknuffel van alle zusters en we waren helemaal klaar voor onze Paris-Dakar bergrit terug richting Butare.. Vrijdag 18 mei Vandaag bezoeken we het gezondheidscentra van Mbazi. Het centrum is prachtig gelegen op één van de duizenden heuvels : “les milles colines”. Na de rondleiding bezoeken we, gewapend met onze invullijsten en fototoestel, alle lokalen. We inventariseren de staat van de gebouwen, de functies, de uitrusting,…en praten uitvoerig met de personeelsleden. Er worden tips gegeven, en in overleg met de verantwoordelijke verpleegster van de materniteit, wordt in de bevallingskamer direct initiatief genomen en het meubilair verschoven (verlostafel en reanimatietafel worden logisch opgesteld). Reanimatiemateriaal ligt her en der verspreid in de kast, Chris probeert de verpleegkundige ervan te overtuigen dit alles bij elkaar én binnen handbereik te leggen, de verpleegkundige kijkt argwanend doch begint alles bij elkaar te zoeken… Na het afsluitend gesprek, discussie, tips én de slappe lach (de titularis zit continue hardop te boeren…) brengt Lambert ( onze chauffeur van de dag) ons via een betere weg, of dat hoopten we toch, terug naar ons huis in Butare. We gaan direct aan de slag om de verzamelde gegevens te verwerken. Na het avondmaal werken we verder aan onze gegevens en bespreken we het verloop van de volgende te analyseren “centres”.
Zaterdag 19 mei Onze eerste vrije dag is erg welkom, we kunnen even bekomen van de vele indrukken. Enerzijds zijn we erg verrast door de enorme steden uitgebouwd zoals in het westen. Hoogbouw neemt de plaats in van residentiële koloniale woningen (die wij wel erg mooi vinden) maar het gevolg van dit soort urbanisatie is dat de minder begoede mensen naar de periferie moeten verhuizen! Ondanks deze snelle ontwikkelingen zien we veel armoede bij de mensen op het platteland. Vandaag is het erg stil in de straten, we weten niet goed wat er gaande is. Bij navraag blijkt dat er, ter nagedachtenis van de genocide, een halve dag vrijwilligerswerk gevraagd wordt aan de bevolking voor de heropbouw van het land, “Umuganda” genaamd. Zo worden vb. de gaten in de straten gedicht of straten en pleinen schoongemaakt en dit alles ten voordele van de gemeenschap. Dit initiatief gaat telkens door op de laatste zaterdag van de maand. jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
333
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
Verloskamer Rubona
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
duidelijk dat de auto er mooi uitziet maar dat hij technisch niet in orde is. We zijn er niet gerust in, de auto springt over de baan, we worden als het ware door elkaar geklutst. Gelukkig zijn er het prachtige landschap, de vele rijstvelden en koffieplantages en de dorpjes die onze aandacht wat kunnen afleiden. Het is zondag en in de dorpen wandelt iedereen opgekleed richting kerk, een mooi en kleurrijk tafereel. Overal blijven mensen staan om naar ons te zwaaien... We sluiten deze mooie dag af met een lekker avondmaal en kruipen moe en voldaan onder ons muskietennet...
van gegevens op de "te delen" laptops. We gieten alles in een powerpoint. Vrijdag middag hadden we een bespreking van de plannen én van ons voorstel met het hoofd van het districtziekenhuis. Het ingekleurde plan werd bovengehaald en er volgde een zeer constructief gesprek, met als resultaat een nieuw voorstel waar beide partijen zich in kunnen vinden én dat maandag netjes ingekleurd op het bureel van de directeur zal liggen… Zaterdag 26 mei
Maandag 21 mei - Dinsdag 22 mei en Woensdag 23 mei Afgelopen dagen bezochten we de”Centres de Santé” Simbi, Sovu en Rubona.
Nieuwe materniteit Sovu
Na een korte introductie gaan we aan de slag, telkens met de verantwoordelijke van de "centres". Elk lokaal wordt uitgebreid bekeken (daken, muren, plafonds, elektriciteit,...) het materiaal wordt getest en gekeurd, kleine aanpassingen worden direct besproken, het zorgtraject wordt besproken en we proberen al tips te geven die het traject positief zouden beïnvloeden.... alles bij elkaar... een grote job die héél véél tijd vraagt waardoor we regelmatig te laat aankomen op onze volgende locatie. Onze "Lambert" (chauffeur van dienst) wacht ons nog steeds geduldig op bij het busje. ‘s Avonds verwerken we onze gegevens en bespreken we uitvoerig de optimalisering van het zorgtraject maar dit is niet simpel door de slechte verlichting in ons huisje en onder invloed van Malarone. Dinsdagavond hadden we in hotel Ibis een zéér interessante ontmoeting met een Luk S., een Vlaamse vrijwilliger uit Deinze met veel Afrika ervaring. Luk is orthopedagoog op rust die zich vooral richt op gehandicaptenzorg en scholen (broeders van liefde). Een écht taterwater, het werd een gezellige avond. De doelstellingen van onze beide missies worden uitvoerig besproken en naast elkaar gelegd, misschien opent dit in de toekomst nieuwe deuren.
Deze ochtend zijn we in alle vroegte, met Lambert en het busje, vertrokken voor een tweedaagse in Kibuye, aan het prachtige “Kivu meer”. Na een rit van 4 uur, inclusief de obligate stoppen voor het bijvullen van water in de auto wel te verstaan, komen we aan in hotel Béthanie. Het uitzicht is prachtig, de temperatuur aangenaam, de zon zonder twijfel op komst. Zondag 27 mei Gisteren brachten we na de lunch per boot een bezoek aan een eiland waar we enthousiast werden onthaald door duizenden vleermuizen. Onze verwondering sloeg al snel om naar ongerustheid, wat ons deed schuilen onder de struiken om de talrijke uitwerpselen te ontwijken, waar we spijtig genoeg maar gedeeltelijk in slaagden. Na een lange én spannende tocht (vele haarspeldbochten én een chauffeur die niet goed op zijn rijstrook kan blijven, continu bijvullen van water om de motor te koelen, wat ongemakken bij enkele teamleden,...) zijn we terug aangekomen in Butare waar we vrijwel onmiddellijk zijn beginnen werken om alles af te krijgen tegen de presentatie van morgen... Terug naar bed dan maar waar Karen en Flora scoutsliedjes beginnen te zingen om te ontstressen en ons verblijf hier in schoonheid af te ronden!
Zondag 20 mei Maandag 28 mei, laatste dag in Butare We ontwaken onder een prachtige blauwe hemel. Een frisse douche gevolgd door een snel ontbijt... we gaan op uitstap naar het regenwoud, het "Nyungwe Forest National Park". Een mooie 4x4 met chauffeur Alfons staat om 9u voor onze deur. Al snel wordt 334
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Donderdag 24 mei en Vrijdag 25 mei Deze dagen hebben we hard gewerkt met een bezoek aan het district ziekenhuis, een laatste bezoek aan het gezondheidscentrum “Police”, verwerken
Karen en Flora zijn vroeg uit de veren, vandaag geen duik in het Kivumeer doch een wandeling naar één van de rijstplantages hier in de vallei...met natte, modderige voeten én schoenen als resultaat...
Na het ontbijt (het regent ondertussen pijpenstelen) brengen we onze boekhouding en plannen een beetje op orde, onze vluchten voor morgenavond worden bevestigd... het vertrek komt stilaan dichterbij. Samen met Claudine gaan Karen, Flora en Riet een laatste keer op souvenirjacht in "de marché"... Chris brengt het huis wat op orde. Beladen met cadeautjes voor het thuisfront pakken we onze bagage in en nestelen we ons nog even in het zonnetje. Om 15u worden we opgepikt door Luk en Claudine en rijden we naar Kabgai voor onze presentatie voor de titulaires van de ”centres de santé” van het district Huye. We rijden een laatste keer door de rijstvelden, de heuvels en de bananenplantages. We worden verwelkomd door het hoofd van het district en installeren onze pc. Onze jongste telg neemt de presentatie voor haar rekening na een korte introductie van Luk. Alle ogen gericht op Flora, ze heeft dit fantastisch gedaan.... het publiek was zeer geboeid en is tevreden met de voorstellen, raadgevingen en tips! Achteraf nog een chocolaatje voor iedereen en dan terug in het busje richting Kigali. Een lange tocht, de avond valt over Rwanda.... alweer gevaarlijke bochten en manoevers van de Rwandezen....maar ook deze keer komen we veilig aan... Tegen 21.30u zakken we af naar ons verblijf bij de zusters Bernardinnen. We worden alweer hartelijk ontvangen door zuster Steven en installeren ons terug in de kamers waar we ook de eerste nacht van ons verblijf in Rwanda sliepen. Het lijkt al zo lang geleden. Dinsdagmorgen ontbijten we een laastste maal in het klooster en daarna komen Luk en Claudine ons halen voor een dagje Kigali. Eerst naar hotel "Les Milles Collines" waar we onze bagage kunnen inchecken en ons onderdompelen in de luxe van propere toiletten, zeteltjes met zachte kussens. We drinken een koffie of African thee om daarna met een lokale gids op pad te gaan. We hopen de sfeer in Kigali te kunnen opsnuiven. Wat volgt is een autorit langs banken en andere gebouwen, een rond punt, de buitenwijken van Kigali waar de gids ons de maïs, de bananenbomen,.. aanwijst, en waar we uiteindelijk de weg kwijtraken (al doet onze gids er alles aan om dit niet te laten merken). Na een rit van 1u30 vragen we zo vriendelijk mogelijk om ons terug naar het hotel te brengen. De situatie is op z'n jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
335
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
MEMISA - Ziekenhuis voor Ziekenhuis Sabine Van De Vyver, hoofdvroedvrouw Sint-Vincentiusziekenhuis Deinze, getuigt over het partnerschap van dit ziekenhuis met Kasongo Lunda (DR Congo) sinds 2004
zachtst gezegd lichtjes gespannen, dit was niet wat we er ons van hadden voorgesteld. Luk en Lambert begeleiden ons tot op de luchthaven. Onze laatste rit in het busje verloopt vlekkeloos, het water in de koffer blijft onaangetast. Al bij de inkom van de luchthaven worden we gedwongen afscheid te nemen van Luk en Lambert. Ze blijven wachten tot iedereen is ingecheckt, en worden dan, zoals beloofd, met de witte zakdoek uitgezwaaid. Met dank aan Luk en Claudine, zij hebben ons mee begeleid gedurende de ganse missie én bijgedragen tot het succes hiervan! Muraho wazungu! In de aankomsthal werden we onthaald door onze geliefden.... Alweer een geëmotioneerd afscheid en dan naar huis, het mooie van de afgelopen 2 weken koesterend!
Onze missie eindigt hier echter niet... We hebben met onze missie een stap in een nieuwe richting gezet. We hebben onze specifieke kennis en expertise gebruikt. Op vlak van de "gezondheidszorg" en" ruimteplanning" in die gezondheidszorg hebben we kunnen aanwenden dat kwaliteitsverbetering, onlosmakend gekoppeld is aan ruimtelijke planning en infrastructuur! De boodschap van deze missie is dat investeren in infrastructuur (constructie, herinrichting van bestaande ruimtes, technische uitrusting en medische-civiele uitrusting) een middel is om te komen tot verbetering van de kwaliteit van de zorg. Samen kunnen we hier verder aan bouwen door: een verdere analyse van onze gegevens, verbeteringsvoorstellen uit te werken en doorsturen naar de verschillende “centres”, advies te geven en hen bij te staan in de realisatie van de adviezen en onze sponsoractie verder te zetten.
336
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Al bij al ben ikzelf ervan overtuigd dat we op verschillende locaties met beperkte of zelfs zonder financiële middelen al een verbetering van het zorgtraject kunnen bekomen door een reorganisatie of een simpele doch doordachte herinrichting van ruimtes. Ik gaf bijvoorbeeld in Rubona advies aan de “titulaire” om een grote ruimte, die nu in zéér uitzonderlijke omstandigheden voor de hospitalisatie van mannen gebruikt wordt maar gelegen was in het blok van de materniteit, in te richten als postpartumzaal. De vrijgekomen huidige post-partum zaal kan dan mits minimale aanpassing een ruime verloskamer worden. Op deze manier zal de kwaliteit van de zorg bij partus en post-partum een pak verbeteren. En zo hebben we toch op elke locatie een aantal werkpuntjes/tips/aanbevelingen kunnen geven! Het advies werd in alle geval zéér positief onthaald… De uitermate positieve ervaring van deze missie zet mij eens te meer aan om me te blijven inzetten voor dergelijke projecten…puttend uit mijn jarenlange opgebouwde ervaring als vroedvrouw in het werkveld en in de opleiding van de Vroedvrouwen.
In 2007, 2009 en in 2011 werd door Memisa een inleefreis georganiseerd. Ik kon er zien dat het geld, dat we elk jaar met ons ziekenhuis ophalen, zinvol werd besteed. Dat verpleegkundigen en artsen er een broodnodige premie van krijgen. Broodnodig , want met het karige loon dat ze van de staat ontvangen, kunnen ze zelfs hun eigen gezin niet één keer per dag te eten geven. Zonder verpleegkundigen en vroedvrouwen, zonder artsen, geen ziekenhuis, vandaar de noodzaak van het financieel ondersteunen van deze zorgverleners. Doordat ik er de tweede en derde keer kwam, kreeg ook ons ziekenhuis een gezicht. Mensen in KasongoLunda herkenden mij waardoor het vertrouwen groeide. Ik zag er een ziekenhuis dat eigenlijk alleen qua beddenaantal gelijkt op het onze … Er is geen
elektriciteit noch stromend water. Elke dag sterven er baby’s en overleven moeders hun bevalling niet. Als je op de ‘spoedopname’ een verscheurende keuze moet maken tussen het redden van het leven van een jong kind of dat van een zwaar zieke moeder die nog 6 kinderen thuis heeft rondlopen omdat er geen bloed of te weinig andere levensreddende middelen voorhanden zijn, dan staat je hart als Westerse vroedvrouw even stil. Maar … ik zag er ook een ziekenhuis waar verpleegkundigen werken met een hart voor hun job, die vaak met soms heel beperkte middelen de best mogelijke zorg proberen te verlenen. Ik zag er hoe toekomstige moeders geslagen werden door vroedvrouwen, hard werden toegeroepen, hoe ze bovenop de moeder kropen om de baby eruit jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
337
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
Hôpital Central des Armées Pierre Mobengo, Brazzaville te duwen … Maar ik zag er ook verpleegkundigen die zingend en dansend prenatale lessen gaven, die moeders leerden hoe belangrijk gevarieerde voeding is. Door mijn aanwezigheid (gewoon door er te zijn, naast hen, samen met hen, schouder aan schouder) leerde ik hen dat ook bij ons niet alles ‘uit de lucht komt vallen’, dat ook wij binnen het ziekenhuis hard moeten werken om het geld te verzamelen waarmee wij hen een heel klein beetje kunnen helpen. Dat solidariteit moet groeien en dat zij niet alleen van ons maar wij evengoed van hen kunnen leren. Hoe ze omgaan met de dood, als een deel van het leven, hoe verpleegkundigen de ligging van de baby bepalen door het toepassen van de handgrepen van Leopold, iets wat wij, ‘moderne vroedvrouwen’, totaal zijn verleerd. Ik leerde luisteren naar de foetale harttonen met een hoorbuis, ik leerde dat handen en oren zoveel kunnen … En op die manier ‘bevruchten’ we elkaar. De vroedvrouwen en verpleegkundigen uit het Congolese partnerziekenhuis voelen zich gesteund door vroedvrouwen, verpleegkundigen en artsen uit een Belgisch ziekenhuis. Door schouder aan schouder met hen op weg te gaan, leerde ik de problemen kennen waarmee de vroedvrouwen in dit Congolese ziekenhuis vooral hadden af te rekenen. Het heeft geen zin, hen te ondersteunen in het begeleiden van schouderdystocie, als dit weinig lijkt voor te komen. Het is anderzijds essentieel samen met hen op zoek te gaan naar oplossingen voor postpartumbloedingen, ongetwijfeld dé doodsoorzaak nummer 1 bij de jonge moeders. Toen ik hen een workshop hieromtrent aanbood, merkte ik de gebrekkige kennis van de anatomie en fysiologie van het menselijk lichaam en van de zwangere meer in het bijzonder. Er is nog een lange weg te gaan, maar de gretigheid waarmee ze willen leren, siert hen. Want ook zij willen maar één ding : het beter doen, goed voor hun moeders en baby’s zorg dragen! Toen ik in 2011 terug in de verloskamer kwam en merkte dat ze niet langer bovenop de moeder kropen om door fundusdruk de baby te laten geboren worden, bekroop mij een fantastisch gevoel. Het gaat de goede weg op, onze samenwerking werpt vruchten af. Het is voor ons ziekenhuis van bij het begin dé doelstelling geweest dat dit partnerschap niet in stand zou worden gehouden als het niet gedragen werd door alle lagen binnen het personeel. Van dokters, tot 338
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
verpleegkundigen en vroedvrouwen, administratief personeel en technische dienst, iedereen moet minstens wéten dat er een partnerziekenhuis bestaat … Het blijft belangrijk te ‘zaaien’, soms valt het zaad in ‘vruchtbare grond’ en ontkiemt er iets moois. We lieten grote foto’s maken en hingen die gedurende de campagneweek op de verschillende diensten. Toen we ze na een maand terug wilden weghalen, hielden verpleegkundigen ons tegen. ‘Waarom mochten die foto’s niet blijven hangen?’ Ik kreeg het er helemaal warm van, een heel brede basis voelde zich duidelijk ‘geraakt’…
Marianne Mox, vroedvrouw
Natuurlijk is het niet altijd rozengeur en maneschijn. Er zal altijd kritiek zijn op de vele acties, het voortdurende appél op solidariteit, het vele werk dat er toch in zo’n partnerschap en het organiseren van ‘fondswerving’ kruipt … Maar als je er als mens zoveel rijker van wordt, dat zorgverleners zowel in Congo als in Deinze met een onzichtbare band met elkaar worden verbonden, dat is hartverwarmend! Wil je als ziekenhuis ook graag een partnerschap met een Congolees ziekenhuis? Neem dan snel contact op met Memisa. Het is echt de moeite waard! Zwangerschap en geboorte zijn één van de gelukkigste gebeurtenissen in het leven van een vrouw. Jammer genoeg vertellen de cijfers in het Zuiden een ander verhaal. Elke minuut sterft ergens ter wereld een jonge vrouw ten gevolge van haar zwangerschap of bevalling. 99% van hen woont in ontwikkelingslanden. Om deze schrijnende situatie aan te klagen organiseert Memisa, een NGO voor medische ontwikkelingssamenwerking, onder het motto ‘mama ik heb je nodig’ haar jaarlijkse campagne in de tweede helft van november. Ze krijgt hierbij de steun van ongeveer 170 kraamafdelingen en zelfstandige vroedvrouwen uit het hele land. Bovendien zet Memisa met het project “Ziekenhuis voor Ziekenhuis” partnerschappen op tussen Belgische ziekenhuizen en ziekenhuizen in het Zuiden. Memisa zorgt voor een warme en professionele omkadering zodat de aangeboden hulp efficiënt besteed wordt. Voor meer informatie kan u vrijblijvend Kris Van Kerkhoven contacteren:
[email protected] of 02/454 15 49 www.memisa.be
Marianne Mox heeft als vroedvrouw contact gezocht met een ziekenhuis in de Republiek Congo, Brazzaville. Zij deelt graag haar ervaringen van haar bijzondere werkvakantie. Op 30 juni 2012 zijn we vertrokken naar de Republiek Congo, Brazzaville om er 1 maand in het Militair ziekenhuis, “Hôpital Central des Armées Pierre Mobengo”, Brazzaville, te gaan werken en dit op verloskwartier. Het ziekenhuis had vorig jaar een gemiddelde van meer dan 6000 bevallingen op jaarbasis. Ik denk dat er dit jaar meer zijn, gezien het ziekenhuis van
Talangai vernield is door de gebeurtenissen van maart laatstleden, en de zwangeren van daar naar hier komen. Als verwende, Europese vroedvrouw is het even wennen als je in zo een setting terechtkomt. Zij doen gemiddeld meer dan 20 bevallingen per dag: de rekensom is snel gemaakt! Je kan niet verlangen dat ze je zo maar accepteren of respecteren als “vreemde” vroedvrouw en dus stel ik mij tot doel hard te werken. Ik zeg het eerlijk: “het voelt als een doop”. De omstandigheden waarin de vroedvrouwen werken zijn erbarmelijk: wankele, verroeste bevallingstafels, jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
339
VROEDVROUWEN VERLEGGEN GRENZEN
J uridisc h e informatie
Fonds voor de Medische Ongevallen Informatie vanuit het RIZIV Vroedvrouwen verleggen Grenzen,
een reanimatietafel zonder zuurstof en warme lamp. Eén aspiratiesonde voor alle baby’s gedrenkt in een plastieken fles met water. Het is een lange lijst van tekortkomingen. Vroedvrouwen doen hier “alles”, ja, “alles”!! Van stuitliggingen, tweelingen, bloedingen stelpen, baarmoederhalsrupturen hechten tot de reanimatie van baby’s. Ik moet ze bewonderen: Afrikaanse vroedvrouwen zijn sterke vrouwen. Als zwangeren toekomen op verloskamer hebben ze hun 8-maanden voorschrift bij. Dit wil zeggen dat ze zelf al het benodigde materiaal voor de bevalling moeten voorzien: enkele “doigtiers”, 2 paar steriele handschoenen, 1 perfusie glucose 5%, een leiding en een cathlon, kleefpleister, 1 doosje syntocinon, alcohol en steriele compressen. Verdere kostprijs voor de bevalling: 25000Fcfa of 38,5 € !! Dit houdt de begeleiding in door de vroedvrouw en één nacht ziekenhuisverblijf (In deze crisistijd misschien een optie?) Keizersnede, verzorging EUZ en een hysterectomie zijn gratis! De vroedvrouwen van het verloskwartier zien de zwangeren voor het eerst als zij komen bevallen. Gezien het prenataal beleid niet optimaal is, is het des te belangrijker een goede intake te doen. Het vraagt een goede beheersing van alle verloskundige skills. Moeders arbeiden in het bureau van de vroedvrouw. Dit wil zeggen dat er drie bedden met matras staan naast een tafel met stoelen. Soms zitten er vier of meer vrouwen op één bed. Wanneer ze volledige ontsluiting hebben worden ze overgebracht naar de bevallingsruimte. Tenzij deze bezet is: dan gebeurt de bevalling in de “arbeidskamer”. De bevalling gebeurt steeds onder infuus (geplaatst op het einde van de arbeid) met 5 E syntocinon. Na iedere bevalling is er een revisie (zonder verdoving, lieve mensen!!) en 5E syntocinon IM. Na 2 uur wachttijd op verloskwartier worden de 340
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
moeders overgebracht naar materniteit, dewelke uit drie grote gemeenschappelijke zalen bestaat. Moeders brengen er één nacht door (soms met twee op één bed) en gaan dan naar huis, waarna ze nog éénmaal gezien worden. Verder is er geen begeleiding meer…(vroedvrouwen hier is werk!!). Ik heb begrepen dat er een grote nood aan Gezondheidspromotie is. Dit op alle vlakken: van sanitaire hygiëne, tot info rond anticonceptie en SOA, zwangerschap en bevalling…(mensen kennen in het algemeen hun serologie van HIV niet en willen dit ook niet weten). Er is zoals een vroedvrouw uit het team zelf zegt: “Une négligence générale!” Ook in dit domein is er veel werk. Op het vlak van borstvoedingsbegeleiding heb ik weinig gezien. Baby’s worden na de geboorte even aan de moeder getoond en dan in een bedje apart gelegd. Aanleggen binnen het uur na de geboorte gebeurt niet. Over de borstvoedingsbegeleiding op materniteit heb ik geen zicht. Blijkt wel dat vrijwel alle moeders borstvoeding geven aan hun baby en gedurende lange tijd. Mijn doel is een lange termijn relatie aan te gaan met hen en één maal per jaar hier met hen te komen werken. Ik heb de WHO richtlijnen voor bevalling en borstvoeding als streefdoel gekozen. Misschien lukt het wel volgende keer met een team vroedvrouwen naar Brazaville te trekken. Ik kijk al uit naar de volgende keer!
Wie meer wil weten: http://mijnkinderdroomafrika.blogspot.com
werkgroep binnen de VLOV vzw wil met haar werking projecten opzetten om collega’s in ontwikkelingslanden te ondersteunen en op deze manier de millenniumdoelstellingen mee te helpen realiseren. Doelstellingen • “Veiliger moeder worden” door de perinatale zorg toe te vertrouwen aan ervaren en verloskundig geschoolde vrouwen en/of vroedvrouwen. • Organiseren van vorming en bijscholing voor onze collega’s in ontwikkelinglanden. • Inventariseren van VLOV-leden die tijdelijk of permanent aan het werk zijn in ontwikkelingslanden en hun via de VLOV website en het VLOV tijdschrift een forum aanbieden voor communicatie en ondersteuning. • Het ter beschikking stellen van onze moeder kindzorg expertise aan organisaties, NGO’s (Niet Gouvernementele Organisaties) en andere initiatieven. Projecten De VLOV is momenteel actief in twee projecten: Rwanda, meerdere scholen en materniteiten, Project IMPORE: Maternal and Paediatric Outcome: the Rwandan Experience. In dit project is de VLOV vzw partner. Ons tweede project is Senegal, M’bour Project SENEGAL BEVALT. Dit project is een initiatief van de VLOV vzw. Om “Vroedvrouwen verleggen grenzen” financieel mogelijk te maken doen we een oproep naar de achterban. Indien u deze projecten binnen de VLOV vzw wilt ondersteunen kunt u een gift doen op een speciaal rekeningnummer ontwikkeld met dit doel. VLOV vzw - Vroedvrouwen verleggen grenzen St Jacobsmarkt 84 2000 Antwerpen 737 - 0174498 - 38 Bij storting op rekeningnummer 210-047156604 met vermelding “P1242 - Senegal bevalt” kan vanaf € 40 een fiscaal attest bekomen worden.
Fonds voor de Medische Ongevallen: een nieuw instrument om de patiënten te beschermen De wet op de medische ongevallen trad op 2 april 2010 in werking. Sindsdien komen slachtoffers van een medisch ongeval in aanmerking voor een eventuele vergoeding door het Fonds voor de Medische Ongevallen. Het Fonds voor de Medische Ongevallen was echter nog niet operationeel. Op 1 september 2012 was het zo ver: het Fonds voor de Medische Ongevallen is nu volledig operationeel, en zal de eerste dossiers kunnen beginnen behandelen. De slachtoffers van medische ongevallen of medische fouten zullen dus volledig van dat nieuwe gemakkelijke, rechtvaardige en snelle stelsel kunnen gebruikmaken.
Waarom was er een wet en een Fonds voor de Medische Ongevallen nodig? Voordien moest het slachtoffer van een medische fout of van een medisch ongeval absoluut de fout van de zorgverlener of van het ziekenhuis aantonen om een vergoeding te kunnen krijgen. En de patiënt moest dikwijls een echte lijdensweg afleggen: de verschillende deskundigenonderzoeken en tegenonderzoeken, de vele onkosten, procedures die jaren voor de rechtbank konden aanslepen... maakten uiteindelijk dat de patiënt twee keer slachtoffer was. Van hun kant betaalden de zorgverleners zware verzekeringspremies om zich tegen aansprakelijkheidsvorderingen in te dekken, of durfden ze zelfs in bepaalde gevallen geen medische handelingen meer stellen die buiten de gewone ingrepen vielen. Dat vormde voor de zorgverleners een echt probleem, want het aantal processen en de verzekeringspremies gingen in stijgende lijn. Anderzijds heerste er een soort angst die een meer jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
341
J uridisc h e informatie
defensieve geneeskunde kon laten ontstaan, die voor de patiënt niet noodzakelijk beter is. Door het optreden van het Fonds zal men voortaan lange, ingewikkelde en dure procedures, waarvan de uitslag bovendien onzeker is, kunnen vermijden die, volgens Laurette Onkelinx, "de slachtoffers dikwijls met een gevoel van machteloosheid, ontmoediging en onrechtvaardigheid opzadelt".
Een echte vooruitgang in de bescherming van de patiënten De wet creëert voor de patiënt een nieuw stelsel van sociale bescherming en een nieuw recht voor hem en zijn omgeving: een recht op een vergoeding van het medisch risico (of therapeutische risico), zonder dat de zorgverlener daarbij een fout maakt. In geval van een fout moet de verzekering betalen. Wanneer er geen fout wordt vastgesteld, komt het Fonds voor de Medische Ongevallen tussenbeide. Het Fonds zal niet alleen kunnen ingrijpen om het slachtoffer voor een zware schade te vergoeden wanneer er geen enkele fout kan worden vastgesteld. Het zal er tevens mee worden belast om de klachten van alle slachtoffers van medische ongevallen te onderzoeken en de dossiers te behandelen, waarbij het eventueel zelf een medisch deskundigenonderzoek zal betalen. Het zal de zorgverleners en ziekenhuizen ook kunnen verplichten om bij een medisch ongeval alle nuttige inlichtingen te geven om de oorzaak van de schade nauwkeurig te kunnen vaststellen. De patiënt zal dus een eenvoudige, snelle, efficiënte en gratis procedure kunnen genieten.
Wat zijn de bijzonderheden van het Fonds? • Het Fonds komt tussenbeide bij een medisch ongeval (of therapeutische risico)[1], zonder dat er een fout werd vastgesteld. De nosocomiale infecties zullen bijvoorbeeld beter worden vergoed: zij die na een zorgverlening optreden zullen in de toekomst kunnen worden vergoed indien ze een bepaalde ernstdrempel overschrijden. • De procedure via het fonds is: • gratis voor het slachtoffer, en zal maar door de zorgverlener[2] (of eerder zijn verzekeraar) moeten worden vergoed indien de aansprakelijkheid uiteindelijk is vastgesteld, 342
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
J uridisc h e informatie
• snel: ongeveer 6 maanden voor het advies van het Fonds, 3 maanden voor het vergoedingsvoorstel, 3 maanden voor het aanvaarden door het slachtoffer (mogelijkheid om de termijn te verlengen), en 1 maand voor de betaling. Of iets langer dan een jaar, in het ideale geval. • eenvoudig: het Fonds zal alle nodige inlichtingen verzamelen om de oorzaken van het medisch ongeval en het schadeverloop te evalueren, • doeltreffend: een tegensprekelijk medisch deskundigenonderzoek is mogelijk, zelfs verplicht voor de gevallen met een zekere ernstgraad. Het wordt georganiseerd en voorafbetaald door het Fonds, dat het ten laste van de verzekeraar van de zorgverlener zal vorderen indien zijn aansprakelijkheid uiteindelijk in aanmerking wordt genomen. Doordat het deskundigenonderzoek tegensprekelijk is, kan het later eventueel weer voor de rechter worden gebruikt. • Het fonds vormt een waarborg voor het slachtoffer tegen het gebrek aan verzekering: het vergoedt het slachtoffer van een fout indien de aansprakelijke zorgverlener niet of onvoldoende verzekerd is. • Het slachtoffer heeft altijd en op elk moment de mogelijkheid om de rechtbank boven het fonds te verkiezen of om het aanbod van het fonds voor de rechtbanken te betwisten. • De vergoeding van het fonds is volledig: geen eigen risico en geen beperking. Er wordt alleen een ernstdrempel van de schade vastgelegd om te kunnen worden vergoed: • een gedeeltelijke permanente invaliditeit van minstens 25%, • een tijdelijke arbeidsongeschiktheid van 6 opeenvolgende maanden of 6 niet opeenvolgende maanden over een periode van een jaar, • bijzonder zware, ook economische, verstoring van de levensomstandigheden van het slachtoffer, • het overlijden van de patiënt. • De uitbetaling aan het slachtoffer van de vergoeding gebeurt snel, ongeacht of de aan spra kelijkheden wel of niet worden betwist. Indien de verzekeraar de aansprakelijkheid van de zorgverlener betwist, vergoedt het Fonds zelf het slachtoffer - voor zover de schade een
zekere ernstdrempel haalt - en keert zich daarna tegen de verzekeraar. Het slachtoffer wordt dus snel en definitief vergoed, en de kwestie van de aansprakelijkheid wordt in zijn afwezigheid beslecht. • Het Fonds komt ook tussenbeide wanneer een verzekeraar het slachtoffer van een medisch ongeval een schadevergoeding aanbiedt die duidelijk onvoldoende is. Ook in dat geval zal het zich nadien tegen de verzekeraar keren, en zal het bij hem bij wijze van straf een bijkomende vergoeding van 15% kunnen vorderen. De louter esthetische heelkunde, uit berekening, is uitgesloten van het toepassingsdomein van de wet en dus van de terugbetaling door het fonds. De heelkundige reconstructieve of herstellende ingrepen die krachtens de regelgeving op de verplichte ziekteverzekering kunnen worden terugbetaald zijn dan weer wel gedekt.
Al 400 te behandelen aanvragen Het Fonds voor de Medische Ongevallen ontving al 127 dossiers, maar heeft die echter nog niet kunnen beginnen behandelen aangezien de wettelijke bepalingen die de procedure regelen maar op 1 september in werking treden. Het call center Volksgezondheid ontving al 90 telefoontjes waarbij de beller vroeg om opnieuw door het Fonds te worden gecontacteerd zodra het in werking treedt. De ziekenfondsen en de gespecialiseerde vzw's ten slotte hebben het Fonds meegedeeld dat ze van plan zijn om respectievelijk 110 en 81 aan het Fonds te bezorgen. Dat vormt dus iets meer dan 400 aanvragen die het Fonds op korte termijn zal kunnen behandelen.
Budget en personeel Het jaarlijks budget voor het Fonds voor de Medische Ongevallen wordt op 22 miljoen euro geraamd. Voor 2012 werd een budget van 12,5 miljoen euro uitgetrokken, aangezien het Fonds maar een deel van het jaar operationeel zal zijn. Het Fonds zal met een team van ca. 25 VTE werken, en zal in het RIZIV gevestigd zijn.
Het Fonds bereiken of een aanvraag indienen Via de telefoon: 02/790 10 90 (alle werkdagen, van 8 tot 17 uur) Per brief: Fonds voor de medische ongevallen Tervurenlaan 211 1150 Brussel Website: www.fam.fgov.be (vanaf 1 september). Het Fonds stelde een modelformulier op om aanvragen in te dienen, dat via de website of op aanvraag beschikbaar is.
[1] Onder bepaalde voorwaarden: • het ongeval moet voortvloeien uit een zorgverlening (een val op een natte vloer van het ziekenhuis wordt op deze basis dus niet vergoed), • het mag geen gevolg zijn van de toestand van de patiënt (= normale ziekteverloop), • de schade moet abnormaal zijn: dat is het geval wanneer ze zich niet had moeten voordoen rekening houdend met de huidige stand van de wetenschap, de toestand van de patiënt en zijn objectief voorspelbare evolutie. [2] De kosten zullen beperkt worden tot de kosten voor door het Fonds ingerichte tegensprekelijke deskundigenonderzoek
Reacties van lezers We nodigen u uit om uw reacties, ideeën en bedenkingen door de geven t.a.v. Redactie TVV St Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen of via
[email protected]. We willen werken aan de communicatie tussen vroedvrouwen en op deze manier een actief forum zijn voor vroedvrouwen. Aarzel niet en kruip in je pen!
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
343
C reatieve vroedvrouwen
C reatieve vroedvrouwen
Stress en fertiliteit
Een Expertisecentrum voor kinderwens, noodzaak of overbodige luxe? Violet Vervloet, vroedvrouw, MsC; Shanti Van Genechten, vroedvrouw
Naar aanleiding van enkele goede gesprekken die Shanti Van Genechten, Indisch adoptiekind en vroedvrouw, met de Vlaamse zuster Jeanne Devos had, kwam er voor haar een belangrijk inzicht. Zuster Jeanne zei: “ Shanti, het is goed om de Indische kinderen te blijven steunen met jaarlijkse benefietacties, maar vergeet niet dat er in België ook nog heel wat goed werk te verrichten valt.” Met deze wijze woorden in het achterhoofd besloot zij, een vroedvrouw met negen jaar werkervaring in een academisch ziekenhuis en de thuiszorg, op onderzoek uit te gaan. Ze ontdekte dat er inderdaad grote leemtes zijn in het ondersteunend aanbod voor aanstaande gezinnen. In elke provincie is er een expertisecentrum voor kraamzorg om zwangeren en pasbevallen moeders te ondersteunen, maar een expertisecentrum voor kinderwens vond ze nergens. Nochtans verdient ook deze doelgroep de nodige aandacht. Een ander probleem die bij jonge en aanstaande gezinnen haar aandacht trok, was het fenomeen stress. In onze huidige westerse maatschappij is dit begrip haast niet weg te denken. We leven jachtig en hebben hoge verwachtingen naar onszelf en naar elkaar toe. Dat dit een weerslag heeft op ons volledig lichamelijk functioneren, zeker bij mensen met een actieve kinderwens, is begrijpelijk. Vanuit al deze interesses heeft Shanti zich ingeschreven in het postgraduaat Preconceptionele zorg aan de KHK te Turnhout. Als afronding van dit postgraduaat werd een degelijke literatuurstudie uitgewerkt en voorgesteld rond de invloed van stress op fertiliteit.
Inleiding Uit recente studies blijkt dat levensstijlfactoren een invloed kunnen hebben op de conceptiekans. Zo zou er een verband bestaan tussen enerzijds roken, obesitas en alcoholconsumptie en anderzijds verminderde vruchtbaarheid van de vrouw, gemeten door een langere “tijd-tot-zwangerschap” (Louis, 2011). Sommige onderzoekers argumenteren dan weer dat verminderde vruchtbaarheid vooral gerelateerd zou 344
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
zijn aan een laattijdige en/of uitgestelde kinderwens omwille van de leeftijdsgerelateerde effecten (Louis, 2011). Preconceptioneel advies is tot op heden vooral op eerstgenoemde factoren gericht. Een andere factor die meer en meer aan belang wint in de huidige Westerse maatschappij is psychosociale stress. Stress wordt beweerd mede bepalend te zijn voor een succesvolle voortplanting. Deze bewering komt voornamelijk verder uit onderzoek waarin spontane concepties werden gerapporteerd bij onvruchtbare koppels, na de adoptie van een kind of uit onderzoek waaruit bleek dat de outcomes van IVF verbeterden na stressreducerende interventies (Louis, 2011) Tot op heden wordt stress, al dan niet terecht, niet meegenomen in standaard preconceptioneel advies. Dit systematisch literatuuronderzoek gaat na wat de relatie is tussen stress en conceptiekans en wat het effect is van stressreducerende interventies in deze context.
werd een verband gevonden tussen distress bij koppels en een verlaagde kans op conceptie. 3 artikels hadden betrekking op mannen en toonden in het algemeen een relatie aan tussen distress en verlaagde spermakwaliteit. 1 artikel had betrekking op vrouwen. Er kon een negatief verband worden aangetoond tussen alpha-amylase en de conceptiekans in de eerste van de 6 menstruele cycli die werden geobserveerd. 7 van de 12 artikels hadden betrekking op stressreducerende interventies. Deze hadden betrekking op zowel vrouwen als koppels. De onderzochte interventievormen waren acupunctuur, relaxatiesessies, kunsttherapie, webgebaseerde behandeling, expressief schrijven, communicatieen stressmanagementvaardigheden en een professionele hulpgroep. De meeste van deze interventies leidden tot een al dan niet significante en eerder kleine stressreductie. Enkel de sessies rond communicatie- en stressmanagementvaardigheden bleken niet effectief te zijn. Conclusie Er werd een verband gevonden tussen stress en conceptiekans en een aantal stressreducerende interventies werden effectief bevonden. Deze resultaten staan echter ter discussie. Belangrijke beperkingen van het huidig onderzoek zijn de kleine steekproeven, het gebrek aan een controlegroep, het gebrek aan randomisatie, het gebruik van nietgevalideerde vragenlijsten, de selectiebias en geen controle op onderliggende variabelen. Verder onderzoek is aangewezen.
Moeder, waarom stress-en wij?
Objectief Dit afstudeerproject heeft nagegaan (1) of er bij mannen/vrouwen/koppels een relatie bestaat tussen stress en conceptiekans en (2) welke interventies bij mannen/vrouwen/koppels met een actieve kinderwens stressreducerend zijn. Design: er werd een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd in Medline/PubMed, Cinahl, Cochrane Library.
Bedenkingen Het lijkt dus toch de moeite om aandacht te besteden aan stress binnen preconceptionele zorg en dit ook in de eerste lijn. Nu kunnen mensen met een onvervulde kinderwens hoofdzakelijk terecht in de tweede- of de derdelijnszorg terwijl ze daar niet noodzakelijk op de juiste plaats zijn. Als de eerstelijnszorg meer aandacht aan fertiliteit zou besteden, zouden de fertiliteitscentra zich nog meer kunnen concentreren op hun kerntaken. De tweede lijn zou enkel mensen helpen die al een bewuste keuze gemaakt hebben. De eerstelijnszorg zou ook een deel van de administratie kunnen overnemen waardoor de centra meer tijd krijgen voor psychosociale begeleiding. (Geertrui De Cock, uit hoorzitting 2010)
Resultaten 12 artikels werden geselecteerd. 5 van de 12 artikels hadden betrekking op de relatie tussen stress en conceptiekans. In 1 artikel
In Vlaanderen nemen reeds heel wat instanties initiatieven rond fertiliteit, maar dit gebeurt momenteel zeer versnipperd. Er dienen geen nieuwe instellingen gecreëerd te worden. Wel is
Een systematische literatuurstudie naar stress en kinderwens. Auteur: Van Genechten, Shanti
beleidsaandacht nodig, om deze initiatieven op een gecoördineerde manier samen te brengen en te stroomlijnen. Coördinatie en synergie van bestaande initiatieven kan via een beperkte meerkost een grote meerwaarde betekenen voor de levenskwaliteit van wensouders. Ook binnen de politieke agenda's wordt kinderwens meer naar de voorgrond geschoven. Hiervan moeten we misschien dankbaar gebruik maken. Er werden in 2010 reeds verschillende aanbevelingen gedaan vanuit de overheid: Aanbevelingen i.v.m. Kinderwens 1. Preventie en sensibilisering: Mensen bewust maken van hun kwetsbare vruchtbaarheid en het thema bespreekbaar maken (in de media, ook op het werk!,...) Een waardevolle instantie die goed werk levert rond het sensibiliseren is De Verdwaalde Ooievaar vzw, het fertiliteitsnetwerk (forum online), deze organisatie draait volledig op volle toeren met vrijwilligers. Toen Steven Vanackere minister van Welzijn was, liep de succesvolle campagne ‘Test je vruchtbaarheid'.
Er dienen geen nieuwe instellingen gecreëerd te worden. Wel is beleidsaandacht nodig, om deze initiatieven op een gecoördineerde manier samen te brengen en te stroomlijnen.
2. De uitbouw van een eerstelijnszorg Kinderwens: Er is nood aan mogelijkheden voor niet-medische reflectie rond de kinderwens, voorafgaand aan de stap naar het fertiliteitscentrum. Taken voor een dergelijke eerstelijnszorg zijn informatie verstrekken, seksuele voorlichting, preconceptiezorg (lifestyle) en keuzebegeleiding. Dit is een taak voor onder meer de CAWs, huisartsen, zelfstandige vroedvrouwen, zo werd in 2010 gesteld. Oktober 2012: “Ons geboorteland vzw” is het eerste expertisecentrum kinderwens in België dat voor deze invulling zal zorgen. Deze structurele organisatie wordt tot op heden niet gesubsidieerd en werkt volledig op eigen krachten. Via een beperkte meerkost zou men heel wat problemen kunnen oplossen om dit initiatief te ondersteunen. Om deze reden is dan ook deze subsidievraag aan de overheid gesteld. 3. Psychosociale begeleiding binnen het fertiliteitscentrum Hier maken de meeste centra al goed werk van. De kinderwenser kan altijd een fertiliteitspsycholoog raadplegen en soms wordt dit zelfs standaard aangeboden. jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
345
C reatieve vroedvrouwen
ZBW OAR N ST GVEAO RCSETCD UHIEN AEG P L
Nieuwsflash 4. Opleiding en onderzoek: Postgraduaatopleiding Thomas More Hogeschool Turnhout, Preconceptionele zorg De opleiding Vroedkunde binnen deze hogeschool (Turnhout, Lier) bouwt ook in haar derde jaar van de opleiding tot vroedvrouw een opleidingsonderdeel preconceptionele zorg in. ONDERZOEK Shanti Van Genechten voerde gedurende dit jaar een systematisch literatuuronderzoek in de KULeuven naar stress en kinderwens. De uitkomsten van dit onderzoek werden gebundeld in een werk en omgevormd tot een praktijk-pilootproject van negen maanden. Dit project zal vanaf oktober van start gaan.
Na het onderzoek… het creatieve idee Vanuit deze achtergrond en deze aanbevelingen heeft Shanti en haar gezin ervoor gekozen om hun vzw Ons Geboorteland om te buigen naar een expertisecentrum voor kinderwens, een zeer mooi initiatief. Dit expertisecentrum wil ondersteuning en informatie bieden aan mensen en koppels met vragen of problemen rond vruchtbaarheid en kinderwens en dit in een eerstelijnskader. Hiertoe werken zij in een multidisciplinair team met volgende partners: Wij strijden voor kinderrechten over de grenzen heen, hier en in India door het fonds van zuster Jeanne te steunen. Neem een kijkje op www.jeannedevos.org
Vertaling en bewerking door Liesbet Timmers, Wetenschappelijke medewerker VLOV vzw
Een kwalitatieve exploratie van de beleving en reflecties van vrouwen betreffende thuisbevalling McCutcheon, R. & Brown, D. (2012). A qualitative exploration of women’s experiences of giving birth at home. Evidence Based Midwifery, 10 (1), 23-28.
Partners ‘Ons geboorteland vzw’ De kinderwenser kan terecht in de huiselijke therapieruimte voor vier verschillende trajecten die wetenschappelijk onderbouwd zijn. Ons geboorteland vzw wil de mens achter de kinderwens ondersteunen om draaglast en -kracht in evenwicht te brengen. TRAJECT 1: de mens met de prille kinderwens TRAJECT 2: de mens met de actieve kinderwens TRAJECT 3: de mens in het fertiliteitscircuit TRAJECT 4: de mens met de adoptiewens Meer info www.onsgeboorteland.be vzw 013.326268 of
[email protected]
1. Dr. Karen Engelen, adviserend arts 2. Lore Geyskens, osteopaat 3. Anke Lievens, Diëtist 4. Tim Mallants, acupuncturist 5. Annelies Marin, bewegingsconsulent 6. Olivia Putman, adviserend tandarts 7. Nicole Vandeweghe, Directeur Nederlandstalige school Caycediaanse Sofrologie (dynamische relaxatie) Brugge Directie Nederlandstalige school Caycediaanse sofrologie is een partner in dynamische relaxatie. Zij zal samen met Ons Geboorteland vzw mee voor een uitwerking van een programma zorgen rond stressreductie en kinderwens dmv relaxatie-oefeneningen 8. Postgraduaat Preconceptionele zorg, Thomas More Hogeschool Turnhout coördinator Mevr. Violet Vervloet en onderzoekscoördinator Mr. Jef Adriaenssens 9. Katholieke Universiteit Leuven, voor het mee ondersteunen van het systematisch literatuuronderzoek.
Met dank aan fotograaf Stefan Aldelhof (Tessenderlo) voor de foto 346
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Inleiding De plaats van de bevalling is een keuze van de vrouw. Deze keuze krijgt steeds meer en meer publieke aandacht. Het nadelige effect van het technocratische model van kraamzorg is ook in de literatuur een discussie. Enkele onderzoekers demonstreerden de werkzaamheid van een meer humanistisch model, welke als doel heeft de relaties te versterken tussen de beroepsbeoefenaars en de moeders. Methoden Er werd gebruik gemaakt van een ‘grounded-theory’ model. Een kracht van deze aanpak is de capaciteit om te kijken naar de sociale context en de betekenissen die samen gaan met de sociale relaties. De focus in deze studie ging naar vrouwen die zich inlieten met de gemarginaliseerde praktijk van de thuisbevalling en de gevolgen ervan, wanneer ze ingaan tegen de culturele normen. De criteria voor de geselecteerde participanten waren dat de vrouwen ervaring hadden in de thuisgeboorte of hiervan kennis hadden. Deze participanten werden gerekruteerd door middel van een theoretische steekproeftrekking. De interviews waren semigestructureerd met open vragen. Wanneer saturatie bereikt werd, werd er ingegaan op nieuwe casussen om een dieper inzicht te krijgen op het begrip. In het totaal werden negen vrouwen ondervraagd. Rennie’s (1988) techniek om categorieën te conceptualiseren werd toegepast. Daarna werden de categorieën verminderd waardoor sleutelbegrippen overgehouden werden die de onderzoeksvraag beantwoorden.
Resultaten Tijdens de voorbereiding op een thuisbevalling werden er enkele uitdagingen en obstakels door de participanten overwonnen. Deze worden hierna besproken. Het onbekende aspect van de zorg was voor sommige vrouwen provocerend. Sommigen hadden angst dat hun waarden voor de geboorte zouden worden beïnvloed door de vroedvrouw (bijvoorbeeld zou de vroedvrouw vinden dat ze in het ziekenhuis moest bevallen). Andere vrouwen waren angstig over de beschikbaarheid van een vroedvrouw tijdens de arbeid waardoor ze toch naar het ziekenhuis moeten. Ook waren er negatieve vooroordelen vanuit de maatschappij wanneer ze een thuisbevalling planden. Niet alleen kwamen er negatieve reacties uit de omgeving maar ook van de professionelen. De thuisgeboorte wordt door de maatschappij gezien als onveilig. Daarentegen hadden de “pro-home birth” participanten angst om hun keuze over de bevallingsplaats te verliezen, angst voor restricties in tijd en plaats, angst voor medicalisering. En er was de angst voor mogelijke complicaties, waarvoor een ziekenhuisopname nodig was . Het ontwikkelen van coping strategieën was ook een onderwerp van de studie. Het was volgens de participanten belangrijk om flexibel om te gaan met het risico dat ze mogelijks toch in het ziekenhuis moesten opgenomen worden. Een andere strategie om met het potentiële risico om te gaan was de assumptie dat er ook in een medische setting dingen fout kunnen gaan. In contrast hiermee, anticipeerden sommige vrouwen dat ze een snelle toegang hadden tot medische zorgen wanneer dit nodig zou zijn waardoor de risico’s verminderden. De vrouwen in de studies vonden het waardevol om hun privacy en persoonlijke ruimte te hebben tijdens de bevalling. Daarnaast was het ook belangrijk voor de vrouw om kennis te hebben van de natuurlijke geboorte en nieuwe overtuigingen betreffende omgaan met
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
347
BW Z A O CT M R AU SN ETER GV EW ELOREESDD CSIHTNA RGP IJD
pijn. De meeste vrouwen zagen de samenwerking en de empathische kwaliteiten van de vroedvrouw als een belangrijke strategie om met de uitdagingen en obstakels om te gaan. Uiteindelijk werden ook nog de uitkomsten besproken. De participanten beschreven het gepercipieerde gevoel van controle over hun lichaam als het hoogtepunt om hun bevalling thuis te kunnen voorbereiden. Andere gevoelens die de vrouwen tijdens hun thuisbevalling hadden waren: vrijheid van keuze om te doen wat ze zelf wilden, de mogelijkheid om in zichzelf te keren en zo om te gaan met pijn. Daarnaast werd ook de binding met de baby als positief ervaren en voelden de vrouwen zich trots en vol zelfvertrouwen (“empowered”). Discussie De emergent theorie presenteert een dynamische relatie tussen de drie stadia van een thuisbevalling: voorbereiding op de thuisbevalling, ontwikkelen van strategieën om weerstand te kunnen bieden en de uitkomst van de thuisgeboorte. Deze studie bestudeerde de psychologische ervaringen van vrouwen die thuis bevallen. Op deze manier worden er inzichten verworven door professionals die met deze vrouwen werken. De resultaten suggereren dat vrouwen een aantal middelen ter beschikking hebben waardoor ze kunnen omgaan met angsten en hun bevallingsomgeving actief kunnen creëren.
kunnen zijn en zouden we op de juiste manier in kunnen spelen op de behoefte van de mannen. Hierdoor zou de tevredenheid en ook de zorg voor de vrouwen verbeterd kunnen worden. Onderzoeksmethoden Er werd gebruik gemaakt van een kwalitatief, beschrijvend onderzoeksdesign. Twaalf Australische vaders-in-spé namen deel aan de studie. Eén of twee interviews werden gedaan tijdens de zwangerschap en één interview in het postpartum (32 in totaal). Zes vaders kozen ervoor om een dagboek door te sturen via e-mail. Er werd altijd een thematische analyse gebruikt om de dataset te analyseren. Resultaten In het eerste thema: zwangerschapsnieuws beschrijven de vaders hoe ze het nieuws ervaren. De twee vaders waarbij de baby gepland was, voelden zich ‘excited’. De vaders waarbij het nieuws onverwacht kwam, hadden een andere ervaring. Zij werden overweldigd, gechoqueerd, ze waren ontdaan, ontmoedigd, angstig, verontwaardigd en ongelukkig. Deze gevoelens maakten dat ze zich daarna schuldig voelden over hun eerste gevoelens. Het zwangerschapsnieuws veranderde de levenssituatie zo grondig waardoor er gemengde gevoelens ontstaan.
Fenwick, J., Bayes, S., Johansson, M. (2012). A qualitative investigation into the pregnancy experiences and childbirth expectations of Australian fathers-to-be. Sexual and reproductive healthcare, (3), 3-9.
Het tweede thema is het aanpassen aan de grote veranderingen van de zwangerschap. De duurtijd van teleurstelling en ambivalente gevoelens varieerden tussen de deelnemers. Soms maakten de negatieve gevoelens sneller plaats voor een actief handelen waarbij de plannen naar de toekomst konden aangepast worden. Bij andere mannen verliep dit trager. De eerste echografie hielp de vaders om zich aan te passen aan de zwangerschap. Dit “zien” van hun kind zorgde er niet alleen voor dat de vaders konden connecteren met hun kind maar het nam ook een beetje angst weg. Dit zelfde gevoel komt terug wanneer ze kunnen luisteren naar de hartslag en de baby kunnen voelen bewegen.
Inleiding De rol van de vader is veranderd sinds de tweede helft van de 20ste eeuw. Vaders-in-spé gaan nu steeds vaker mee naar de prenatale zorg en educatie om hun partner te ondersteunen tijdens arbeid en bevalling. Er is evidentie die ons leert dat vrouwen deze aanwezigheid verlangen en waardevol vinden. Wanneer we de ervaringen van de vaders kennen en begrijpen, zou de zorg hiervoor meer gevoelig
Het derde thema is ‘Birth-looming’, welke beschrijft hoe de vaders omgingen met de laatste weken van de zwangerschap. Alles moest in gereedheid gebracht worden voor de baby. Het organiseren van de geboorte (de kamer klaarmaken, nodige babyspullen halen, … ) was voor de vaders noodzakelijk en deel van het vader worden. Sommige vaders waren hier echt al klaar mee, terwijl het voor sommigen het een ‘last-minute’ stress was. Deze periode wordt gezien
Kwalitatief onderzoek over de ervaringen van Australische vaders-in-spe betreffende de zwangerschap en bevalling.
348
V R O E D V R O U W E N V E RZLOEZBM G W OG EARR EN SN W T GEV G EAD O RRCSSETTC N D URH ZIEIN A EJEN G D P L
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
als een gelukkige periode waarin de mannen uitkijken om hun baby te ontmoeten. Soms was er ook opluchting (dat het bijna voorbij was) bij de vaders wanneer de partners medische complicaties hadden. Er werden ook gemixte gevoelens terug gevonden en/of angst naar de toekomstige bevalling. Voor sommige mannen was dit gerelateerd aan hun verlies van vrijheid en overweldigende gevoelens dat hun leven nooit meer hetzelfde zou zijn. Het vierde thema is het gevoel om aan de zijlijn te staan. Dit ging over de vaders hun ervaring betreffende de zwangerschap en antenatale zorg. Niet alleen staan ze fysiek aan de zijlijn tijdens de zwangerschap maar ook het gebrek aan effectieve en veilige interacties met het gezondheidspersoneel, zorgde ervoor dat de vaders gefrustreerd waren en stress ervaarden. Vaak kozen ze het pad van de minste weerstand waardoor ze slecht geïnformeerd waren om te begrijpen wat er echt aan het gebeuren was. Het vijfde thema is de geboorte-verwachtingen van de vaders. De vaders die niet wisten wat ze moesten verwachten, namen de verwachtingen van hun vrouw aan. Andere beïnvloedende factoren zijn vroedvrouwen, prenatale zorgen, televisie, internet, boeken, video’s, familie en vrienden. De ‘eerste-keer’ vaders, maar ook de ‘meer-keer’ vaders hoopten op een gezonde baby, en wilden een snelle, gemakkelijke geboorte met een minimale interventie, zonder epidurale verdoving (net zoals hun partner). Ook na een vorige keizersnede, hoopten de vaders deze keer toch nog op een natuurlijke geboorte. Daarnaast was de pijn tijdens de arbeid en pijnreductie methoden één van de vaders bezorgdheden en discussies. Hoewel ze hun vrouw vorige keer bewonderden om hun natuurlijke bevalling, wilden ze toch deze keer pijnreductie voorzien. Daarnaast waren er ook vaders die verwachten vrouwelijke ondersteuning te krijgen tijdens arbeid en bevalling. Voor de bevalling zijn er dan enkele bedenkingen van de vaders maar in het postpartum zijn ze blij dat deze ondersteuning van de vrouwelijke kant (familieleden) er was tijdens de bevalling. Conclusie Er was een aanpassing nodig wanneer het nieuws van de zwangerschap vernomen werd, en dit was een verontrustende periode voor de vader-in-spé, welke vaak geassocieerd werd met meer vrees en angst. Ongeacht of ze nu voor de eerste/ volgende keer vader werden, hadden vele mannen het er
moeilijk mee om emotioneel aan te passen aan en de zwangerschap te accepteren. Het begrijpen van de prenatale ervaringen en angsten van de vaders is een belangrijke stap in de ontwikkeling van een preventief-paternale- perinatale geestelijke gezondheidsmaatregelen. Dit onderzoek onderscheidt zich door de realiteit dat de gezondheid van vaders geassocieerd wordt met de maternale psychologische gezondheid, de positieve perinatale ervaringen en de ontwikkelingen van het kind.
Reconstructieve chirurgie na genitale mutilatie (female genital mutilation): een prospectieve cohortstudie. Foldès, P., Cuzin, B., Andro, A. (2012). Reconstructive surgery after female genital mutilation: a prosepctive cohort study. The lancet, 380 (9837), 134-141.
Inleiding Vrouwen die Female Genital Mutilation (FGM) hebben ondergaan, hebben zelden toegang tot reconstructieve chirurgie die nu beschikbaar is. FMG heeft medische, psychologische en psychoseksuele gevolgen, welke al in detail beschreven werden. Daarnaast zijn er ook een aantal jonge meisjes die sterven als resultaat van infecties (tetanus) of hevige bloedingen. Methoden Tussen 1998 en 2009 werden patiënten met FGM geïncludeerd, die ouder waren dan 18 jaar en welke een uroloog consulteerden in Frankrijk. De WHOcriteria werden gebruikt om te oordelen of ze type II of III mutilatie hadden. De huid die tijdens de FGM gebruikt werd, werd nu omgebouwd tot clitoris. Het littekenweefsel werd verwijderd van de opening en werd gereconstrueerd. Elke patiënt beantwoordde een vragenlijst bij opname over hun karakteristieken, verwachtingen, pre-operatieve clitoris beleving gemeten op een 5-punten schaal. De patiënten die na 1 jaar terug kwamen voor een follow-up consultatie werden bevraagd over clitorispijn en functionaliteit. Beide groepen werden vergeleken. Resultaten Er werden 2938 vrouwen geopereerd met een gemiddelde leeftijd van 29.2 jaar. Meestal kwamen ze van Mali, Senegal en de Ivoorkust. Echter waren
jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
349
BW Z A O CT M R AU SN ETER GV EW ELOREESDD CSIHTNA RGP IJD
NESKE
Door de continue regen in juli… Neske de Wijzervrouw er 564 vrouwen die FGM hadden ondergaan in Frankrijk. De follow-up consultatie werd door 866 vrouwen gevolgd. De verwachtingen voor de operatie was een identiteitsherstel voor (2933 patiënten, 99%), een verbeterd seksleven (2378 patiënten, 81%), pijnreductie (847 patiënten, 29%). Op de follow-up consultatie rapporteerden de meest patiënten een verbetering of op zijn minst geen verergering van de pijn (821 van 840 patiënten) en een verbetering in clitoraal genot (815 van 834 patiënten). Zelfs 430 vrouwen (51%) hadden nu een orgasme. Complicaties na de chirurgie (haematoom, open gevallen wonde of lichte koorts) werden in 155 vrouwen (5%) geregistreerd van de 2938 patiënten en 108 ervan (4%) werden kort heropgenomen. De leeftijd tijdens de excisie en de leeftijd bij het herstel, hadden geen invloed op de uitkomsten. Herstellende chirurgie kan bevrijdend werken maar vele vrouwen zullen de balans moeten maken tussen die vrijheid en het oordeel van de familiewaarden en lokale tradities.
Door de continue regen in juli…
Conclusie Reconstructieve chirurgie na FGM kan worden geassocieerd met een gereduceerde pijn en een herstel van genot. Het zou meer beschikbaar moeten zijn in ontwikkelde landen, waarbij de toegang tot multidisciplinaire zorg meer mogelijk moet zijn welke sekstherapie includeert wanneer de vrouwen dit wensen.
Ik flip van de bezoekers die de kamer versperren, niet zien dat een verse moeder doodmoe naar haar kind verlangt: haar kind dat van arm naar arm verhuist en waar nonkel Jos bier op uitademt en spikselend in de pamper tast. Ik moet niet weten van collega’s die op één uur tijd ontelbare vrouwen en kindjes verzorgen, vervolgens hun dossiers onvoldoende invullen en in de keuken roddelen over elkaar, de studenten, de dokters. Ik word blauw als ik collega’s zie sms-berichten sturen tijdens hun shift. Het stoot me tegen de borst om een inductie op te starten bij een lange baarmoederhals, ver naar achter, met een hoogzittend voorliggend deel. Ik geraak geagiteerd van de druk om de arbeid op te drijven, te versnellen, dingen te moeten doen waarmee ik niet instem. Ik geraak erg misnoegd van ‘verlate’ studenten die de randjes er af lopen, die net te lang in pauze gaan, en zomaar vertrekken als ze koppijn hebben of een anaal kloofje; die zeuren dat ze niet aan hun bevallingen geraken, maar evengoed naar huis gaan bij een vrouw op 8 cm, als hun uurtjes geklopt zijn.
Door de continue regen, de grauwe zomerdagen, de natte winden, voel ik hoe ik steeds meer geïrriteerd geraak door allerlei dingen bij ons in de vroedvrouwkunde. Ik vind het hatelijk als een infuus verstopt is en ik het moet hersteken bij een patiënte met slechte bloedvaten. Dit op een zwoele vochtige zondagavond, terwijl ik mijn eigen oksels ruik, pijn mijn likdoorns heb (wat een woord: likdoorns), en zo moe ben dat mijn beenderen in mijn skelet pijn doen. En daarbij de eerste keer misprik, en daarna juist prik en moet horen van de partner waarom ik niet eerst die goeie ader aanprikte… Ik erger me aan collega’s met roze sokken en grijze crocs, met een beige dikke hoodie met lichtblauwe lijntjes. Kan een ziekenhuis geen fijne vestjes voorzien voor kille zomeravonden ?
Ik geraak gewoonweg helemaal overstuur van het defensief gedrag van collega’s als na klachten van een kraamvrouw over een bepaalde zorg. Ipv de klachten verder te onderzoeken en lessen te trekken voor de toekomst blijven ze mekkeren over hun grote gelijk. 350
Tijdschrift voor Vroedvrouwen
Ik word witheet wanneer weer ‘strijd tussen de twee weekendgroepen’ wordt geleverd als het gaat over vakantiedagen opnemen. In één grote vrouwengemeenschap met héél veel vrouwen die meestal moeder zijn, en vaak deeltijds werken, die eveneens slechts de helft van de helft van de weekends werken, wel, in deze gemeenschap ben ik het uitrekenen, het vergelijken, het onmeedogenloze egoïsme voor eigen werkshiften en eigen gezinsleven tot brakenstoe moe. Tijdens de sombere regendagen neusvleugelde ik hartsgrondig bij de volgende zin van een dokter tot een mevrouw: “Madammeke: gij weet niks (wat vaak echt zo was) en ik vertel u wat ik ga doen. Ik ga bij u een keizersnede uitvoeren op uw tweeling, op 35 weken. Ge hebt pas 2 jaar geleden een keizersnede gehad. Ik wil voorkomen dat het litteken vroeger zou scheuren en gij uw kindjes zoudt verliezen…” Door de regen denk ik vertwijfeld en miscontent na. Moest ik hoofdvroedvrouw zijn of ziekenhuisdirectie: ik zou niet meer willen werken met parttime vroedvrouwen in de verloskamers. De job is te veeleisend om te laten uitvoeren door mensen wiens hoofdzaak buiten de vroedvrouwkunde ligt en die nooit meer gerodeerd, gewoon geraken aan het efficiënt werken tijdens belangrijke processen, multidisciplinaire settings en protocollen die héél snel en vaak veranderen. Parttimers: goed voor de materniteit; fulltimers: goed voor de verloskamers èn materniteit. Het is een keihard inzicht en I’m not sorry. Om goed te kunnen functioneren als vroedvrouw in de verloszalen of thuis moet je zeker een tiental arbeiden en bevallingen per maand zelf kunnen opvolgen. Vind ik. Ik krijg de creeps van het altijd maar beoordelen van elkaars coupe, ketting, vakantie, relatie, kinderen, opleiding. Als het weer regent daag ik cynisch en zonder dat ze het weten mijn collega’s uit om hen te laten bevestigen dat zij mijn uurshiften van toekomende maand beter kennen dan ikzelf. Ik vind dit hilarisch. Jennifer leert de shiften vanbuiten denk ik. Ik kijk gedegouteerd weg als ik de dokter weer een diepe epi zie steken, zo’n epi van 2 schaarpunten lang, met een diepte van 3 japen, en bloedverlies als sjechita. Ik haat het dat bijna alle vrouwen ritueel
gesneden worden bij de geboorte van hun kind. Ingesneden, besneden. Violence in de verloskamer; ik haat dit even erg zowel in weersomstandigheden van regen als zon. Geweld gecreëerd reeds bij het prille begin heeft gevolgen. Altijd. Dokter sprak tot een mevrouw op consultatie: “ik stel vast dat gij bloedverlies hebt”(bij onderzoek). Gij zijt nog maar 38 weken maar het is veiliger als gij nu geïnduceerd wordt!”. Mevrouwtje schrikt zich een bloeddrukverhoging, en komt in opperste stress binnen… Deze mevrouw met bloedverlies (bloedverlies dat ikzelf niet kon vaststellen) moest per protocol een vaginale prostin. Ik geraak in een ethisch druilerig conflict. Ik zie géén bloed, ik wil niet onderzoeken bij een diagnose van bloedverlies, ik mag mijn vingers niet in een bloedende vrouw steken om een pil in te brengen. Bloedverlies is een tegenindicatie van inductie. Waar zijn we toch mee bezig? Ik ben al oud en bel naar de dokter: “Doktoor: ik ben niet professioneel genoeg om op uw instructies in te gaan. Ik ga die prostin niet inbrengen”.. De telefoon leg ik gedecideerd neer. Boem. Doktoor is not amused: so be it. Hij moet op zoek naar een vroedvrouw die dit durft of moet het zelf maar inbrengen op 38 weken met bloedverlies, maar ik niet. Hij vindt natuurlijk Greet. Greet doet alles. Alles om te scoren en er vanaf te zijn. Zij kiest voor ‘keuzes respecteren’ . Ik ben ontdaan van de niet-kennis van vele vrouwen en het gemak waarmee ze zich overgeven aan "beslist gij maar Neske". Beslissen over de pijn (omgang), over houdingen, over hun meest ingrijpende levensgebeurtenissen. Het is toch zo gemakkelijk om de vroedvrouw te laten beslissen over belangrijke beslissingen en zo eigen verantwoordelijkheden niet te moeten nemen voor eigen leven en ingrepen. Ik doe niet meer mee. Ik vraag : "wat wil je ?" en "Kijk in je eigen spiegel: wie ben je en waar sta je voor?". Ik help zeker niet in beslissingen met consequenties zoals inducties. Ik ben anti-facist van inducties m.a.w: ik ben tegen de zwangerschap à terme onderbreken en het kind er uit extraheren i.p.v. wachten op het spontaan geboren. Het kind is de piloot van de bevalling en niemand anders. Was zo geprikkeld door de regen in juli. Neske jaargang 18, nummer 5, september - oktober 2012
351
Nieuwsbrief
GEBOORTEVERHAAL Beroepsverzekering
V LOV
BA – Medische voor vroedvrouwen 1. Tarief Cat.1: Vroedvrouw in loondienst = € 70 Cat.2: Zelfstandige vroedvrouw zonder bevallingen, (max.2) zowel in hoofdberoep als in bijberoep = € 80 Cat.3: Zelfstandige vroedvrouw die bevallingen verrichten, zonder aanwezigheid van een arts = € 875
AANVULLENDE VERZEKERING: De beroepsverzekering “Medische Aansprakelijkheid” van de VLOV behoort tot de meest uitgebreide op de markt. Door het accuraat opvolgen van evoluties en wijzigingen wordt de polis steeds opnieuw aangepast aan de actuele noden van de vroedvrouw. Zo worden sinds 1 januari 2012 enkele belangrijke uitbreidingen aan de polis toegevoegd.
Cat.4: Hoofdvroedvrouwen in loondienst = € 80 Cat.5: “Coördinator” zelfstandige vroedvrouw die de activiteit van andere coördineert = € 105 Indien u behoort tot categorie 3 en u sluit een verzekeringspakket af, nl. 2 bijkomende schadeverzekeringen bij Fidea, kan de BA – medische verzekering aangeboden worden aan een jaarpremie van € 627. Voor leden die cat. 3 onderschrijven wordt gevraagd dat zij, bij het uitvoeren van de bevallingen, ofwel 2 jaar praktijkervaring hebben, ofwel dat zij werken onder toezicht van een ervaren vroedvrouw. Nieuw afgestudeerden die onmiddellijk na het behalen van hun diploma toetreden, zijn gratis verzekerd in cat.1 voor de periode vanaf aanvangsdatum tot 31 december van het jaar waarin het diploma behaald werd. En voor zover het lid min. 1 jaar toetreedt tot het collectief contract na de eerste hoofdvervaldag. 2. Verzekerde kapitalen en vrijstellingen Dit zijn de maximum verzekerde bedragen per schadegeval, per aangesloten lid: BA BEROEP Lichamelijke schade € 5.000.000 Andere schade € 500.000 Totale waarborg per verzekeringsjaar per aangesloten lid : € 5.500.000 RECHTSBIJSTAND Terugvordering € 40.000 Strafrechterlijke verdediging € 40.000 Onvermogen van derden € 12.500 Strafrechterlijke borgtocht in buitenland € 40.000 Individueel arbeidsrecht € 6.250 Klachtenbehandeling per verzekerde per jaar € 2.500 VRIJSTELLINGEN Geen vrijstelling van toepassing. De polis werd reeds aangepast aan het “No fault” principe om, zover dit wettelijk in voege zou treden, de verzekerde leden maximaal te beschermen. Meer info bij Christine Demeyer; 09/23.22.200 iedere voormiddag of via mail
[email protected]. In samenspraak met de VLOV wordt gevraagd dat vroedvrouwen die categorie 3 onderschrijven en thuisbevallingen doen, minimum 2 jaar praktijkervaring hebben en hierbij begeleid worden door een ervaren vroedvrouw. 352 Tijdschrift voor Vroedvrouwen
RIZIV –DEKKING Op vraag van de zelfstandige vroedvrouwen heeft de verzekeringsmaatschappij FIDEA een uitbreiding voorzien in de polis BA Medische voor dekking bij “RIZIV geschillen”. Dekking in de waarborg rechtsbijstand tot 10.000 €. De bijpremie voor deze dekking bedraagt 120 €. Vb: De totale premie voor een zelfstandige cat. 2 met RIZIV-dekking bedraagt: 80 € + 120 € = 200 € De voorwaarde voor het behoud van deze dekking is een minimum aantal aansluitingen van 250 leden na 2 jaar.
INHOUD
Vroedvrouwen
vzw
FAMILIENIEUWS
Familienieuws 353 VLOV Agenda
353
Studiedagen/Cursussen binnenland 356 Congressen buitenland 361
• Sabine Van de Putte, VLOV-lid en Arnaud Lemmers zijn op 3 mei 2012 de trotse ouders geworden van Félix. • Julie Kok werd geboren op 5 juni 2012. Zij is het dochtertje van Pascale Kok, VLOV-lid. • Leentje Van Dijck, VLOV-lid en Sven van Peer melden u met fierheid de geboorte van hun dochtertje Sam op 4 augustus 2012. • Mo werd geboren op 1 september 2012 en is het zoontje van Mieke Siesling, VLOV-lid en Marie Van Keirsbilck. • Katia Coppens ( partner MERCK) en Stephane melden u dat Isaline op 15 januari 2012 geboren is. Zij is het zusje van Elias. Proficiat aan de ouders! • Clément Huybrechts, vader van Lieve Huybrechts, VLOV-lid en lid Raad van Bestuur, is overleden op 17 augustus 2012. Vanuit de VLOV vzw bieden wij Lieve en haar familie ons medeleven aan.
VLOV
BEMIDDELING SOCIAALRECHTERLIJKE GESCHILLEN Bij een sociaalrechterlijk geschil, geen vennoot schapsrechterlijk geschil, heeft een verzekerde de mogelijkheid om beroep te doen op een bemiddelaar via het kantoor Advamo.
- naleven van de wettelijke voorschriften zoals jaarlijkse bijscholing - verplichting tot samenwerking met een vroedvrouw die minstens 5 jaar ervaring heeft en assistentie bij de bevallingen, dit gedurende de eerste 2 jaar van hun praktijk
va n
Jaargang 18 • SEPTEMBER - OKTOBER 2012 • 5
KLACHTENBEHANDELING Momenteel geldt deze waarborg alleen voor bijstand bij klachten van patiënten en bij klachten van de werkgever in het kader van evaluatiegesprekken naar aanleiding van deze klachten. Vanaf nu is er ook bijstand bij klachten van een stagiair tegen een stagebegeleider en van het ziekenhuis tegen een stagebegeleider/mentor. Deze bijstand is beperkt tot 1 consultatie per verzekerde per jaar bij het kantoor Advamo.
CAT 3 : ZELFSTANDIGEN MET BEVALLINGEN Bij pas afgestudeerden, minder dan 2 jaar , die de verzekering cat.3 wensen af te sluiten, worden volgende voorwaarden ingelast:
V l a a m s e O r g a n i s at i e
aandacht Het VLOV-secretariaat is steeds bereikbaar op tel./fax 03/218 89 67 e-mail:
[email protected] www.vlov.be Machteld Jansen houdt er permanentie elke werkdag van 9.00u tot 16.00u.
a g e n d a
VLOV-TREFDAG 2012
25 oktober 2012
- Uitreiking VLOV-prijs masterproef - Groei in het eerste trimester en miskraam Dr. Anne Pexters, gynaecologe, UZ Leuven - Belang van gezonde vaginale flora tijdens de zwangerschap. Dr. Gilbert Donders, gynaecoloog, H.Hart ziekenhuis Tienen, UZ Leuven - De bekkenbodem: zwangerschap en bevalling. Dr. Alexandra Vermandel, bekkenbodemtherapeute, UZ Antwerpen - Perinatale zorg en kansarmoede: goede reis ! Dr. Annemarie Hoogewys, arts en Véronique Laureys, vroedvrouw, lectoren en medewerkers project “Een buddy bij de wieg”, Arteveldehogeschool Gent - Het embryo is begin en einde. Prof. Dr. Paul Devroey, Hon. Consultant CRG, UZ Brussel - Frisse lucht voor gele baby’s. Dr. Henri Blom, neonatoloog, UZ Antwerpen - Tokofobie in Europa en in Vlaanderen: een onderschat probleem? Dr Kristien Roelens UZ Gent, UGent
Floreal Blankenberge, Koning Albertlaan 59, 8370 Blankenberge www.florealclub.be Prijs: leden € 67,00 niet-leden € 99,00 bachelorstudent-leden € 45,00 bachelorstudent-niet-leden € 60,00
We staan tot uw dienst! 353
- Burn-out bij vroedvrouwen: een te verwachten complicatie van een jarenlange arbeid? Dr. Erik Franck, docent en onderzoeker, hoofd van het Expertisecentrum Psychisch Welzijn in de Gezondheidszorg (KdG), Universiteit Antwerpen en Karel de Grote Hogeschool • Deelnameprijs : Leden 67,00 € / niet-leden 99,00 € Bachelorstudent-leden 45,00 € / bachelorstudentniet-leden 60,00 € Als je nieuw lid wordt van de VLOV ( tot 25 oktober 2012) betaal je de ledenprijs van 67 € Speciaal promotietarief voor bachelorstudenten: 75,00 € voor lidmaatschap van nu tot eind 2013 + deelname studiedag Gelieve op uw inschrijving duidelijk te vermelden dat u wenst gebruik te maken van het promotie tarief. • Inschrijvingen: ofwel online via www.vlov.be, of faxen naar 03/218.89.67, of mailen naar info@ vlov.be Het gevraagde bedrag overschrijven op rekeningnummer 421-1151131-18 van VLOV vzw, Sint Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen. IBAN: BE50 4211 1511 3118 BIC: KREDBEBB
Vrijdag 16 november 2012 Holiday Inn, Maaltekouter 3, 9051 Sint-Denijs-Westrem www. holiday-inn-gentexpo.be Prijs: leden € 65 niet-leden € 95
354
De inschrijving is pas definitief na ontvangst van betaling. De volgorde van ontvangst van betaling bepaalt de volgorde van inschrijving. Na betaling ontvangt u uw bevestiging en reiswijzer. De betaling dient op onze rekening te staan voor woensdag 17 oktober 2012. Hou er rekening mee dat een betaling 2 werkdagen onderweg kan zijn. Staat uw betaling niet op onze rekening, dan bent u niet ingeschreven. Wij sturen u wel nog een bericht. Annulatie na donderdag 18 oktober 2012 wordt niet terugbetaald. • Inlichtingen: VLOV-Secretariaat, Sint Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen Tel+Fax : 03/218.89.67 (alle dagen tussen 9-16 uur) E-mail:
[email protected] Bereikbaarheid Floreal Blankenberge: Zeer eenvoudig te bereiken met het openbaar vervoer. U neemt de trein naar Blankenberge. Daar ( aan de overkant van het kruispunt) kunt u met de kusttram, richting Knokke, vlot de Floreal bereiken ( halte Sea-Life). Goedkeuring 7u permanente vorming is aangevraagd.
Congres voor Hoofdvroedvrouwen “Steam your team” We kiezen als werkgroep hoofdvroedvrouwen op deze dag resoluut de kaart van onze ‘dagelijkse kost’. Twee sprekers geven op een totaal andere manier tips en tricks to ‘steam your team’. (Hoe ga ik om met de veranderde waarden van jongere collega’s, intervisie, moet ik mijn vorm van leidinggeven steeds aanpassen aan een veranderend team? Hoe maak ik de evenwichtsoefening tussen coachen en managen en rechtstreekse patiëntenzorg?)
13u30 Hefbomen voor succesvol leiderschap (Wat kunnen topteams leren van The Beatles ?) Erik Van Vooren (Licentiaat bedrijfseconomie en Master in Marketing Management, maar bovenal een charismatisch entertainer) 15u30 Afsluiting met een drankje en mogelijkheid tot netwerking
8u00 Onthaal 8u30 Deel 1 Chris de Ketelbutter (Directeur Tele-Onthaal Oost-Vlaanderen. Licentiaat psychologische en pedagogische wetenschappen) 10u00 pauze 10u30 Deel 2 Chris de Ketelbutter 12u30 Lunch
Alle hoofdvroedvrouwen worden schriftelijk uitgenodigd. Volg de evolutie van het programma via www.vlov.be/algemeen/kalender Erkenning 5u30 permanente vorming werd aangevraagd.
VLOV-Borstvoedingscongres VLOV-borstvoedingscongres Vuistregel 4: “Evidentie en implementatie” Vuistregel 4: dat moeder en kind onmiddellijk na de geboorte gedurende een uur ongestoord huidcontact hebben. De moeder wordt aangemoedigd om de hongersignalen van haar baby te herkennen en wordt geholpen bij de voeding. Hoe gaan we deze vuistregel en daarbij de borstvoeding nog meer kansen geven in ons dagdagelijks werk? De presentaties van de dag geven antwoorden op deze vraag.
Dinsdag 4 december 2012 Academie Kind & Gezin, Hallepoortlaan 27, 1060 Brussel www.kindengezin.be
Programma 8u00 Onthaal en inschrijvingen 8u30 Perinatal neuroscience and skin-to-skin contact Dr. Nils Bergman 10u00 Huid /huid contact stimuleren door het dragen van kinderen te stimuleren: een initiatief in een Vlaams ziekenhuis Tom Van den Broeck, Vroedvrouw IBCLC 10u45 Tijdens de pauzes wordt er de mogelijkheid gegeven om te oefenen met materiaal om kangoeroe care te bevorderen - interactieve sessie 11u15 The Scientific and Evidence Base for Skinto-skin Contact Dr. Nils Bergman 12u45 Lunch 13u30 A Neurobehavioural approach to feeding frequency (evidence on stomach capacity) Dr. Nils Bergman 14u30 Zoempauze
14u45 Hoe kan je op een dienst materniteit "alle neuzen in dezelfde richting zetten" .. om tot een éénduidig beleid te komen Erik Ceuppens (Orizon - bedrijfscoach, expert in groepsbegeleiding) 15u45 Implementation issues in support of Baby Friendly Hospitals Dr. Nils Bergman 17u00 Einde
Prijs: leden VLOV en BVL € 66 niet-leden € 96
• Inschrijven via het secretariaat van de VLOV vzw via e-mail naar
[email protected] of telefonisch op 03/218.89.67. Het gevraagde bedrag - met vermelding van uw naam + borstvoedingscongres 2012 overschrijven op rekeningnummer 421-1151131-18 van de VLOV vzw, Sint-Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen. IBAN: BE50 4211 1511 3118 BIC: KREDBEBB. Erkenning 7 u permanente vorming werd aange vraagd.
Human Rights in Childbirth: Freedom for Birth Er is een wereldwijde beweging op gang als reactie tegen de overgemedicaliseerde verloskunde. Er ging een film ‘Freedom of Birth’ in première op 20 september 2012 die gemaakt is naar aanleiding van het huisarrest van een gynaecologe/ vroedvrouw die thuisbevallingen begeleidde in Hongarije.
U kan de trailer van de film bekijken via het internet. De film is uitgebracht op DVD. Meer info onder het luik op de VLOV-site ‘vroedvrouwen in de media’.
In België kon de film bekeken worden op verschillende locaties. Het is een warm betoog voor een natuurlijke geboorte. We moeten ons bewust blijven dat een niet geargumenteerde medicalisering van een geboorte juist aanleiding geeft tot problemen. Een natuurlijk proces blijft beter intact als er geen reden is om hierop te interveniëren.
355
STUDIEDAGEN / CURSUSSEN
Dinsdag 6, 13, 20, 27 november 2012 Artesis Hogeschool, Gezondheidszorg, J. De Boeckstraat 10, 2170 Merksem
Kansarmoede en zwangerschap Dinsdag 6 november 2012 van 19u00 tot 21u00: Armoede: wat betekent dit voor zwangere vrouwen en moeders? Dr. Tine Cornelissen, Sandra Verdonck - CAW Metropool, Vrouwenopvangcentrum De Witten Hof Prijs: € 25,00 of € 10,00 voor studenten Mededeling bij betaling: NAAM + VOORNAAM + CODE G 338 Dinsdag 13 november 201219u00 tot 21u00 Voorbeelden van Good Practice i.v.m. begeleiding van kansarme zwangeren/ moeders Veerle Decorte - ECK De Kraamvogel: Aquarelle, Simonne Vandewaarde - Landelijke Thuiszorg Sylvia De Ryck - vroedvrouw UZ Leuven: Parel project, Dr. Annemarie Hoogewys - Buddy bij de Wieg, Artevelde Hogeschool Prijs: € 25,00 of € 10,00 voor studenten Mededeling bij betaling: NAAM + VOORNAAM + CODE G 339 Dinsdag 20 november 2012 van 9u00 tot 21u00: De huidige situatie in de Antwerpse gezondheidszorg Liesbet Meyvis - OCMW Antwerpen, Jeroen Berens - Kind & Gezin, Hilde Maelstaf - Bachelor Sociaal Werk - Artesis Hogeschool Antwerpen Prijs: € 25,00 of € 10,00 voor studenten Mededeling bij betaling: NAAM + VOORNAAM + CODE G 340
Donderdag 8 november 2012 Kind en Gezin-Academie, Hallepoortlaan 27, 1060 Brussel Prijs: € 60 / € 90 / € 120
356
B INNENLAND
Dinsdag 27 november 2012 van 19u00 tot 21u00 Zorg voor kansarme zwangeren Inge Meyvis - Artesis Hogeschool Antwerpen - Artesis Geboortehuis Novo Vida, Saskia Van Besauw - ECK De Kraamvogel, Kansarmoede(r): tijdige prenatale zorg voor kansarme zwangeren Ana Van der Borght - Minderhedencentrum De 8, Dr. Ben Van Bulck - gynaecoloog ZNA Sint-Erasmus Lieve Huybrechts - vroedvrouw Prijs: € 25,00 of € 10,00 voor studenten Mededeling bij betaling: NAAM + VOORNAAM + CODE G 341
• Deelnameprijs: leden BVL: 60 euro / leden VLOV: 90 euro / niet-leden van de BVL: 120 euro Combinatie studiedag - lidmaatschap: Je wil meteen lid worden en genieten van het voordelige ledentarief, of je wil inschrijven voor de studiedag en tegelijkertijd je lidmaatschap vernieuwen: Lidmaatschap 2013 + studiedag: 110 euro Lidmaatschap 2013 en VELB tijdschrift (Duitstalig)+ studiedag: 130 euro Indien adres buiten België: lidmaatschap 2013 en VELB tijdschrift (Duitstalig)+ studiedag: 150 euro
• Inschrijven kan voor de volledige lessenreeks, maar ook voor elke lezing apart. Accreditering voor vroedvrouwen werd aangevraagd bij de Federale Raad voor Vroedvrouwen. Inschrijven kan via
[email protected]. Let op: inschrijving is pas definitief na betaling van het inschrijvingsgeld op rekeningnummer BE44 0016 1571 4145. Gelieve steeds uw naam + voornaam + code opleiding te vermelden.
Programma 8u00 Onthaal met koffie 9u00 Plenaire lezing door Jack Newman (korte pauze voorzien): ‘Colic in the Breastfed baby' en ‘Breastfeeding the sick baby: cardiac problems, PKU, cleft palate, cystic fibrosis and ...' 12u 00 Prijsuitreiking van de paper "lactatiekunde Gent 2012" gevolgd door een broodjeslunch 13u30 - 15u en 15u30 - 17u Simultane workshops: "Poor weight gain: approach and case studies" - Dr. Jack Newman Canada en "Vroedvrouw ook lactatiedeskundig?" - Erna Kerkhof, MSc, vroedvrouw-lactatiekundige IBCLC, Nederland 17u 00 Afsluiting
Overschrijving met vermelding van naam + ‘studiedag 2012' + lidmaatschap 2013 (indien gewenst) op 735-0165146-40 IBAN BE02 7350 1651 4640 BIC KREDBEBB • De inschrijvingen worden afgesloten op 25 oktober 2012 of wanneer het maximum aantal deelnemers bereikt is. Je inschrijving is pas definitief na ontvangst van het online ingevuld inschrijvingsformulier en van het inschrijvingsgeld. De plaatsen zijn beperkt, wees er dus snel bij. De datum van ontvangst van het inschrijvingsgeld bepaalt de volgorde van inschrijven. Er worden geen terugbetalingen gedaan indien je niet aanwezig kan zijn op de studiedag. Je kan wel een plaatsvervanger doorgeven. • Contactpersoon: Geebelen Christel
[email protected]
Organisatie: Artesishogeschool en Expertise Centrum Kraamzorg De Kraamvogel.
Jaarlijkse studiedag BVL vzw Dit jaar voor de tweede keer een internationaal gerenommeerde spreker. Dr. Jack Newman, Canadese kinderarts met een eigen borstvoedingskliniek, die zeer bedreven is in het begeleiden van borstvoedende moeders en baby's met een medische uitdaging zoals anatomische, neurologische en genetische aandoeningen. Zijn ervaring en kennis deelt hij wereldwijd via lezingen, artikels in professionele tijdschriften en via zijn website. Mevr. Erna Kerkhof, MSc, vroedvrouw en lactatiekundige IBCLC, onderzocht in Nederland de basiskennis van de afgestudeerde vroedvrouwen en hun gevoel van competentie in het begeleiden van borstvoedingsproblemen. Ze ging bovendien na in welke mate een lactatiekundige begeleiding een meerwaarde kan betekenen voor de moeders.
CERPS voor lactatiekundigen IBCLC werden aangevraagd. Permanente vormingsuren voor vroedvrouwen werden aangevraagd.
De vroege hechting bij baby's Spreker: Rien Verdult, ontwikkelingspsycholoog en psychotherapeut. Gespecialiseerd in prenatale en perinatale psychologie. www.stroeckenverdult.be Thema: De vroege Hechting bij Baby's Het belang van een goede hechting kan niet overschat worden. Hechting betekent een affectieve band vestigen met een vertrouwde, veiligheidbiedende figuur. Baby's ontwikkelen zich beter in een veilige geborgenheid. De ontwikkeling van hechting begint al heel vroeg in het leven, namelijk reeds voor de geboorte, en zet zich na de geboorte verder. Baby's geven ons signalen over hoe zij hun hechting ervaren. In deze bijscholing staan we stil bij het proces van hechting en bij de signalen die baby's geven.
• Inschrijving en inlichtingen: • Inschrijving = € 75 (soep/drank en broodjeslunch inbegrepen) Te storten ten laatste op 9 oktober 2012 op BE30 9795 4216 2711 - BIC: ARSPBE22XXX van Anne Barbier, Kruisboomstraat 14, 8511 Aalbeke Goedkeuring in het kader van permanente vorming voor vroedvrouwen is aangevraagd. Inschrijving melden bij vroedvrouw Anne Barbier via
[email protected] of telefo nisch op 056 41 61 84
Vrijdag 9 november 2012 van 9u30 tot 12u30 en van 13u15 tot 16u15 Geboortehuys De Minne, Kruisboomstraat 14, 8511 Aalbeke (VLOV-Kring Zuid-WestVlaanderen) Prijs: € 75 Maximum aantal deelnemers: 20
Midwifery Skills - Internationale Leerstoel Francine Gooris
22 en 23 november 2012
Programma van donderdag 22 november 2012 8u15 Ontvangst met koffie 8u45 Opening van de Internationale Leerstoel Francine Gooris 2012. Claire Nuyttens, opleidingsdirecteur bachelor in verpleegkunde en bachelor in vroedkunde Arteveldehogeschool 9u00 Quality and safety in maternal health care. Prof. dr. Jane Sandall MSc, PhD, midwife, professor of Social Science and Women's
Artevelde Hogeschool Gent Health, Kings College Londen (UK) 9u40 Multiprofessionele teamtrainingen voor verloskundige hulpverleners: hoe kan het nog beter? Prof. dr. Guid Oei, gynaecoloogperinatoloog, Máxima Medisch Centrum, Veldhoven (NL) 10u20 Pauze 10u50 Geweld: Wat is het en hoe ga je ermee om
Prijs: € 85 / € 140
357
als vroedvrouw? Ines Keygnaert, sociaal cultureel wetenschapper, onderzoeker geweld en seksuele & reproductieve gezondheid, International Center for Reproductive Health-UGent. An-Sofie Van Parys, vroedvrouw, doctoraalstudent, ICRH-UGent 11u30 Feestelijke uitreiking Francine Gooris Prijs. Prof. dr. Johan Veeckman, algemeen directeur Arteveldehogeschool 12u30 Lunch 13u30 Start workshops Zwangerschap & geweld: wat nu? Enkele handvatten om als vroedvrouw geweld te leren (h)erkennen, begeleiden en verwijzen . Ines Keygnaert en An-Sofie Van Parys Sluiten van een episiotomie en /of ruptuur. Karin Theeuwen, verloskundige, docent Academie Verloskunde Maastricht (NL) Life Saving Skills. Nicole Callender, midwife, clinical placement facilitator, Londen (UK) Beroepsaansprakelijkheid: vaardigheid voor de vroedvrouw. Mr. Jan Vande Moortel, jurist, lector Arteveldehogeschool. Mw. Mr. Marlies Eggermont, advocaat balie Gent, lector Arteveldehogeschool, doctoraalstudente UGent Maternale reanimatie. Dr. Bruno De Turck, anesthesist en urgentiearts, AZ Sint Lucas, Gent Diabetes en zwangerschap. Geert De Backer, vroedvrouw - diabeteseducator ,conventie UZ Gent Geboren als een gedachte, gestorven als een zucht en verdwenen als een schaduw. Em. Prof. dr. Manu Keirse, arts en psycholoog, emeritus hoogleraar Faculteit Geneeskunde KU Leuven De Buddy actie diamant: hoe gebeurt het in de praktijk? Dr. Annemarie Hoogewys, arts Kind & Gezin, lector Arteveldehogeschool. An De Craecker, vroedvrouw, lector Arteveldehogeschool 16u15 Sluiting
358
Programma van vrijdag 23 november 2012 8u15 Ontvangst met koffie 8u45 Verwelkoming en voorstelling laureaat Francine Gooris Prijs 2012 Mieke Embo, opleidingscoördinator opleiding bachelor in vroedkunde, Arteveldehogeschool 9u00 Perinatal audit: de sluitsteen voor onderzoek naar de kwaliteit van ons verloskundig handelen. Dr. Paul De Reu, vrijgevestigde verloskundige, Verloskundig Centrum Midden Brabant, Boxtel (NL) 10u00 Start workshops De verloskundige in het ziekenhuis, integratie in de verloskundige zorg. Helen Haak, 1e verantwoordelijke verloskundige, Stichting ZorgSaam, Terneuzen (NL) Bevordering van de ouder-kind binding via video-interactiebegeleiding. Marij Eliëns, landelijke coördinator videointeractiebegeleiding gezondheidszorg, gezondheidswetenschapper, Eindhoven (NL) Perinatal Audit - Praktische oefeningen. Dr. Paul De Reu. Marieke de Vaan, klinisch verloskundige, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ‘s Hertogenbosch (NL) Actuele wondzorgprincipes: toepassingen in gynaecologie en verloskunde. Frans Meuleneire, verpleegkundig wondexpert, Hillegem Neonatale reanimatie. Prof dr. Koenraad Smets, kinderarts - neonatoloog, Intensieve Neonatologie, UZ Gent. Instructor Belgian Neonatal Life Support Provider Course Life Saving Skills. Nicole Callender Positionering tijdens borstvoeding. Marieke Coussens, ergotherapeut, master in de occupational science, lector Arteveldehogeschool. Minke Siesling, vroedvrouw, lactatiekundige, vroedvrouwenpraktijk ‘De Oever', Brugge Bijzondere vaardigheid: het draaien van stuitligging tot hoofdligging. Dr. Simone Kuppens, gynaecoloog, Catharina ziekenhuis Eindhoven (NL) Riet van der Donk, verloskundige, Catharina ziekenhuis Eindhoven (NL) 12u30 Lunch 13u30 Voorstelling geselecteerde papers 16u30 Sluiting
Permanente vorming: shiatsu tijdens zwangerschap, arbeid en bevalling Shiatsu is een Japanse vorm van drukpuntmassage die als doel heeft de energiedoorstroming in het lichaam te herstellen en/of te stimuleren. Specifieke technieken en drukpunten kunnen de zwangerschap, arbeid en bevalling en postpartum ondersteunen. Meer en meer groeit de overtuiging dat deskundigheid én bezieling samengaan. Het één kan niet zonder het ander. Ook in deze vorming vormen kennis, vaardigheden en attitude één geheel. In de vorming wordt naast de studie van de energiebanen en de wijzigingen in de energiepatronen de klemtoon specifiek gelegd op de ‘persoon' van de vroedvrouw in de context van het geboorteproces. De aandacht ligt hier vooral op het ‘groeien in bewust-zijn, in aanwezig-zijn' tijdens het geboorteproces. Zorgvuldige aanraking helpt je groeien in empathie, authenticiteit en verbondenheid met de andere. Wat wordt er bij jou als vroedvrouw in beweging gebracht bij de aanraking of massage van een barende vrouw? Wat raakt je en hoe kan je hiermee omgaan? Ook het ondersteunen van het veranderingsproces op de werkvloer krijgt hier een plek. Dit sluit het best aan bij wat in het jargon van competentieleren ‘attitude' genoemd wordt. Inhoud Deze permanente vorming bestaat uit 2 modules: een basismodule en een vervolgmodule. In de basismodule van 60u - gespreid over 10 dagen - wordt stil gestaan bij de embryologische ontwikkeling, de ruimere betekenis van het baren van een kind, leer je de ‘kwaliteiten' van zorgvuldige aanraking te ervaren, leer je de 12 hoofdmeridianen kennen en masseren, leer je een ontspannende lichaamsmassage voor een zwangere te geven, ... . In de vervolgmodule van 60u - gespreid over 10 dagen - wordt uitgebreid stil gestaan bij het specifieke energiepatroon van de zwangere en de baby tijdens zwangerschap, bevalling en postpartum;
de mogelijkheden om zwangerschapsongemakken te voorkomen of te verlichten; het ondersteunen van de zwangere bij het geboorteproces zoals bij moeizame contracties, stuitligging, moeilijke placentaloslating, angst en uitputting tijdens de arbeid, ... en het ondersteunen van moeder en kind bij specifieke klachten na de bevalling. Ook de aanbevolen voeding in deze periode komt aan bod.
KAHO Sint-Lieven, Technologiecampus Gent, Gebroeders De Smetstraat 1, 9000 Gent
Praktisch Basismodule - 10 dagen: 18-25/02, 11-25/03, 1529/04, 13-27/05, 10-24/06/2013 Vervolgmodule - 10 dagen: 9-16-23/09, 7-21/10, 4-18/11, 2-9-16/12/2013 telkens van 9u30-16u30 in KAHO Sint-Lieven, Technologiecampus te Gent.
Minimum aantal deelnemers: 10
Prijs: € 650 / module
• Inschrijven gebeurt per module en online via de website van dVo: http://dvo.kahosl.be Bij de inschrijving ontvangt u automatisch een bevestiging van inschrijving via email en per post de factuur voor betaling van het inschrijvingsgeld. Dit bedraagt per module € 650,00. De prijs omvat de syllabi, koffie en frisdrank tijdens de pauzes. Het minimum aantal inschrijvingen is 10. Bij onvoldoende inschrijvingen zullen de ingeschreven cursisten worden verwittigd dat de vorming niet doorgaat. Indien u zelf de opleiding bekostigt, kan u gebruik maken van opleidingscheques voor werknemers, die u persoonlijk dient aan te vragen. U vermeldt bij inschrijving uw persoonlijk adres als facturatieadres. Meer informatie vindt u op http://vdab.be/ opleidingscheques De eerste lesdag ontvangt u een studiegids met uitgebreide informatie over deze opleiding
Hechten van episiotomie en perineumruptuur - EhB - Jette De bij- en nascholing Hechten van Episiotomie en Perineumruptuur is een vorming voor vroedvrouwen die de competentie van het hechten van een episiotomie en perineumruptuur optimaliseert. De docent die deze opleiding verzorgt is een deskundige in dit domein en vult de lessen zo toepassingsgericht mogelijk in, zodat je de theorie onmiddellijk in de praktijk kan brengen.
Maandag 18 februari 2013
Toelatingsvoorwaarden De vorming richt zich tot vroedvrouwen. Studenten worden niet toegelaten tot de opleiding. Om de kwaliteit van de vorming en de persoonlijke benadering te waarborgen, is het aantal inschrijvingen beperkt tot veertien. Attest Na het beëindigen van de vorming ontvang je een attest. Deze opleiding is erkend door de Federale Raad voor Vroedvrouwen.
Donderdag 14 maart 2013 Skillslab departement Gezondheidszorg & Landschapsarchitectuur van de Erasmushogeschool Brussel Prijs: € 195
359
Programma De bij- en nascholing is een tweedaagse vorming en wordt ingericht op donderdag 14 en vrijdag 15 maart 2013 in het skillslab vanaf 9 u aan het departement Gezondheidszorg & Landschapsarchitectuur van de Erasmushogeschool Brussel, onder begeleiding van Nadine Devooght. Dag 1 • Anatomie van de bekkenbodem • Kennis en hanteren van het materiaal • Verschillende hechtingstechnieken en knopen • Inoefenen van de aangeleerde vaardigheden
Dag 2 • Infiltreren van het perineum • Plaatsen van een episiotomie • Hechten van een episiotomie en van een ongecompliceerde ruptuur • Inoefenen van de aangeleerde vaardigheden De vorming kost 195 euro. In dit bedrag zijn het cursusmateriaal, een broodjeslunch en koffie en drank verrekend. Je kan betalen met opleidingscheques van de VDAB. • Meer info en inschrijvingen via www.erasmushogeschool.be/opleiding/hechtenvan-episiotomie-en-perineumruptuur
agenda van onze WAALSE collega’s
06 novembre 2012 Aromathérapie et périnatalité Collège International d’Aromathérapie Dominique Baudoux, zoning de Ghislengien Avenue des Artisans, 44 7822 Ghislenghien 08 novembre 2012 «Devenir parents tout en restant amants»: place de la sage-femme dans l'accompagnement des couples autour de la sexualité Fondation Gendebien, Rue de Bomel 154, 5000 Namur 16 novembre 2012 Analyses de laboratoire Notre Dame du Chant d’Oiseau, Av des Franciscains 3A, 1150 Woluwé
STUDIEDAGEN / CURSUSSEN
B u i t e n LAND
agenda van onze NEDERLANDSE collega’s
Huidziekten, SOA en zwangerschap Het thema van het zeventiende symposium in de cyclus Obstetric Medicine is ‘Huidziekten, seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) en zwangerschap’.
In alle voordrachten zal een samenvatting van de actuele stand van de wetenschap worden gegeven met heldere adviezen voor de toepassing in de dagelijkse praktijk.
Welke SOA ’s worden er gescreend en is het belangrijk dat deze routinematig gecontroleerd worden tijdens de zwangerschap? Vanuit het regionaal behandelcentrum voor de behandeling van hiv-seropositieve zwangere vrouwen in het UMC Utrecht zult u een overzicht krijgen van de behandelingsresultaten.
• Inschrijfgeld: € 159,- bij inschrijving én betaling t/m 8 november 2012 € 179,- bij inschrijving én betaling na 8 november 2012 Inschrijven via www.scem.nl/agenda
29 november 2012 9u50 tot 16 u Congrescentrum Reehorst, Bennekomseweg 24, 6717 LM Ede Prijs: € 159 / € 179
20 novembre 2012 Réanimation du nouveau-né Ferme de Vevy Wéron, Vevy wéron, Wépion 22 novembre 2012 Les violences familiales, et si on en parlait Palais provincial, Place St Aubain, 5000 Namur 26 novembre 2012 La pollution intérieure : nous sommes tous concernés Ferme de Vevy Wéron, Vevy wéron, Wépion 28 novembre 2012 Consultation prénatale Ferme de Vevy Wéron, Vevy wéron, Wépion
Voor het overzicht van de workshops georganiseerd door het KNOV kan je een kijkje nemen op www.knov.nl/voor-verloskundigen/agenda
Agenda van de collega’s van Midwifery Today “Weaving Together the Art, Science and Spirit of Midwifery”
• Wil je het aanbod bekijken van de workshops die UPSfB organiseert, neem gerust een kijkje op www.sage-femme.be/sage-femmes/formations
OPROEP AAN DE VROEDVROUWEN
April 3–7, 2013 Eugene, Oregon USA
Midwifery Today komt naar België
Oktober 2013
Voor meer informatie surf naar www.midwiferytoday.com /conferences
Duinse Polders Blankenberge
Analyseren van ons dagelijks werk geeft een kritische reflectie en schept kansen om het vroedvrouwenwerk te optimaliseren. Onderzoek je als vroedvrouw een aspect binnen ons werk of maak je deel uit van een onderzoeksteam? Laat je werk niet in een schuif liggen! Deel je resultaten en stuur ze naar
[email protected]. Zo heeft je inzet meer impact op de zorg die we bieden.
360
361
COLOFON Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen Tel./fax 03/218 89 67. E-mail:
[email protected] Voorzitter VLOV vzw: Mevr. Marlene Reyns Hoofd- en eindredacteur: Mevr Joke Muyldermans
Kernredactie
Dr. Beeckman Katrien, vroedvrouw, Brussel Mevr. Dancet Eline, vroedvrouw, Leuven Mevr. Daninck Sofie, vroedvrouw, Gent Mevr. Heirman Nele, vroedvrouw, St-Niklaas Mevr. Mestdagh Eveline, vroedvrouw, Antwerpen Mevr Muyldermans Joke, vroedvrouw, Leuven Mevr. Reyns Marlene, vroedvrouw, Sint Niklaas Mevr. Timmers Liesbet, vroedvrouw, Leuven Mevr. Van kelst Liesbeth, vroedvrouw, Leuven Mevr. Vervloet Violet, vroedvrouw, Turnhout Dhr. Waterschoot Tony, vroedvrouw, Jette
Adviesraad Mevr. De Koster Katelijne, vroedvrouw, Jette Dr. Delbaere Ilse, vroedvrouw, Ugent Mevr. Demeyer Christine, vroedvrouw, Gent Mevr. Geerdens Lisette, vroedvrouw, Hasselt Prof. Dr. Hanssens Myriam, UZ, KU Leuven Prof. Dr. Jacquemyn Yves, UIA, Antwerpen Mevr. Moons Paula, vroedvrouw, Hasselt Mevr. Raeymaekers Barbara, vroedvrouw, Leuven Prof. Dr. Smets Koenraad, neonatoloog, UGent Prof. Dr. Temmerman Marleen, UZ, Gent Dhr. Vande Moortel Jan, jurist, Gent
Redactieadres St Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen 032188967 •
[email protected]
Commerciële advertentie Mevr. Marlene Reyns Hulststraat 27, 9170 De Klinge, tel. 03/ 770 76 48
Abonnementenadministratie Adreswijzigingen en abonnementen VLOV vzw, St. Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen Tel./fax 03/218 89 67. E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlov.be/
Lay-out en druk www.dewrikker.be
Verantwoordelijke Uitgever: Mevr. Marlene Reyns, Hulststraat 27, 9170 De Klinge
Uit deze uitgave mag gecopieerd worden voor zover auteur, titel van het artikel, jaargang en nummer vermeld worden! Artikels en info voor de nieuwsbrief aangeboden ter publicatie moeten ten laatste ingestuurd worden de 1e van de maand voorafgaand aan de maand waarin het tijdschrift verschijnt.
Het Tijdschrift Voor Vroedvrouwen wordt uitgegeven door de Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen vzw, opgericht op 9 september 1994. De VLOV vzw stelt zich tot doel de Vlaamse vroedvrouwen te verenigen, en dit met respect voor alle politieke en filosofische strekkingen. Zij wil vooral de rol en de positie van de vroedvrouw in de gezondheidszorg bevorderen en alle activiteiten ontwikkelen die daarmee verband houden. Een van die activiteiten is het uitgeven van het Tijdschrift Voor Vroedvrouwen. Dit Tijdschrift Voor Vroedvrouwen is in de eerste plaats een vaktijdschrift op gebied van verloskunde/ vroedkunde en verwante wetenschappen. De bedoeling hiervan is de vroedvrouwen op de hoogte te houden van feiten en ontwikkelingen. Bovendien is dit Tijdschrift Voor Vroedvrouwen één van de middelen om vanuit het bestuur van de organisatie contact met de leden te onderhouden. Het Tijdschrift Voor Vroedvrouwen verschijnt in de maanden februari, april, juni, augustus, oktober en december.
Luierdermatitis : hoe voorkomen of behandelen ?
Luierdermatitis is één van de meest voorkomende dermatosen bij zuigelingen die luiers dragen en ontstaat onder andere door de omzetting van ureum in ammoniak (urease-activiteit).
Inzenden kopij De redactie ontvangt graag kopij van haar lezers. Ze gaat ervan uit dat de kopij elders niet is aangeboden voor publicatie, tenzij dit uitdrukkelijk wordt vermeld. Kopij dient ingezonden te worden vóór de eerste van de maand, voorafgaand aan de maand van verschijnen. Deadlines: 1 januari (TVV1) – 1 maart (TVV2) – 1 mei (TVV3) – 1 juli (Vakantienummer) – 1 september (TVV5) – 1 november (TVV6). Het manuscript, indien mogelijk, via e-mail naar
[email protected] of indienen op CD-ROM met een uitprint bij het secretariaat van de VLOV of bij de hoofdredacteur. De redactie beoordeelt of het artikel in aanmerking komt voor publicatie en of het dient gewijzigd. In dat geval wordt nader overleg gepleegd. De redactie behoudt zich ook het recht voor de tekst aan te passen. De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van lezersbrieven. De redactie publiceert geen anonieme reacties. De richtlijnen voor de auteur zijn terug te vinden op www.vlov.be (tijdschrift). Overname van (delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan na verkregen schriftelijke toestemming van de redactie en de auteur.
Lid worden van de Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen vzw Alle vroedvrouwen en vroedvrouwen in opleiding kunnen lid worden van de VLOV vzw. Personen die geen vroedvrouw zijn doch de vereniging willen steunen kunnen steunend lid worden. Jaarlijkse bijdrage: Lid 80.00 euro Student vroedvrouw 45.00 euro Student-vroedvrouw met postadres in het buitenland: 55.00 € Gepensioneerd lid 44.00 euro 2e lid in één gezin 44.00 euro Steunend lid minstens 80.00 euro U kan lid worden door storting of overschrijving van het betreffende bedrag op rekeningnummer 421-1151131-18 op naam van VLOV vzw, St-Jacobsmarkt 84, 2000 Antwerpen met vermelding van uw naam en ‘lidmaatschap 2013’. Als lid ontvang je 6 maal per jaar het Tijdschrift en blijf je via de Nieuwsbrief op de hoogte van studiedagen en vernieuwingen binnen de uitoefening van het beroep, krijg je vermindering op de deelnameprijs van studiedagen, kan je actief deelnemen aan één van onze werkgroepen, kan je advies krijgen rond de ontwikkelingen in de vroedvrouwenopleiding, over loopbaanplanning (bv. werken als zelfstandige) alsook juridisch en fiscaal advies en kan je je aansluiten bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Leden kunnen het tijdschrift ook elektronisch raadplegen en krijgen toegang tot een geselecteerde databank van CEBAM.
Lagere urease-activiteit In een testomgeving is aangetoond dat de urease-remmende werking van de nieuwe Zwitsal Zinkzalf beter is dan die van 2 andere veel gebruikte producten voor de billenverzorging (7).
Mindere omzetting in ammoniak, mindere pH stijging
pH 9,5 9,0 8,5 8,0 7,5 7,0 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0
0
10’ Controle
20’
30’ Product A
1h Product B
1h30’
2h30’
Zwitsal
Zwitsal Zinkzalf met viervoudige werking : Beschermen, verzachten, helpen herstellen en versterken van de huidbarrière. De zalf heeft ontstekingsremmende en antimicrobiële eigenschappen. Ze bevat panthenol (5%), die de huidbarrière versterkt en de epithelisatie stimuleert en calendula, een ingrediënt dat bekend staat om haar verzachtende werking. De Zwitsal Zinkzalf is gemakkelijk smeerbaar en parfumvrij. Een dun laagje volstaat ! Voor meer informatie www.zwitsal.be/professional of contacteer Fabienne Maes, Zwitsal Care Expert 0476/50.69.75 (7). ISEP Institute of Skin and Product Evaluation. Report 213/09/01-02-03-04 ‘Anti-urease activity evaluation’, september 2009
Mustela® 9 Maanden
Om de evOlutie van de Huid te begeleiden tijdens de zwangerscHap en na de bevalling
eLAstoreguLAteur®: activeert de productie van elastine- en collageenvezels. Het verhoogt eveneens de densiteit van het steunweefsel van de huid waardoor haar elasticiteit versterkt wordt en de loslating van de huid gelimiteerd.
EEN COMPLEX VAN 3 ACTIEVE BESTANDDELEN VAN NATUURLIJKE OORSPRONG
LupeoL: stimuleert de biosynthese van het collageen, natuurlijk aanwezig in de huid, opdat de huid haar soepelheid en stevigheid behoudt. AvocAdopeptiden: hebben een inhiberende werking op het optreden van pruritus en stimuleren de synthese van de epidermale lipiden om het trekkerig gevoel te verzachten en het huidcomfort te herstellen.
Uw advies voor toekomstige en kersverse mama’s ONMIDDELLIJK GOED GEVOEL
vOOr de benen
EXTREME
Help Pampers & UNICEF om tetanus bij pasgeborenen te elimineren! 1 pak = 1 levensreddend vaccin* Op www.pampers.be vind je meer informatie hoe je op een leuke manier kan helpen. * Bij elke aankoop van een pak Pampers met het logo van de actie, tussen 1 oktober en 31 december 2012, doneert Pampers € 0,054 aan UNICEF om een tetanus vaccin te helpen geven aan een vrouw die de leeftijd heeft om een kind te dragen in een ontwikkelingsland. Gewoon twee vaccins tijdens de zwangerschap beschermen bijvoorbeeld niet alleen de moeder maar ook het kind vanaf de geboorte tot zijn 2 maanden tegen tetanus. Voor meer info ga naar www.pampers.be UNICEF steunt geen specifi eke merken. Pampers steunt UNICEF.
V.U.: M. L. Suykens, Procter & Gamble D.C.E. (Belgium Distribution Division bvba), Temselaan 100, B-1853 Strombeek-Bever.
Hydratatie
Samen maken we het verschil!
zwangerscHapsstriemen
SPECIfIEKE
busteverzOrging
INTENSIEVE WERKING
zwangerscHapsstriemen DUBBELE WERKING
ZWANGERSCHAP
activatOr
LICHAAMSSTEVIGHEID
Herstructurerend
BORSTVOEDINGSBALSEM
LICHAAM
POST-NATAAL
Het is op die momenten dat de huid Mustela® nodig heeft
brusselsesteenweg 800 - 1731 zellik – tel : 02/466.38.26 – Fax : 02/466.23.03 – e-mail :
[email protected] – www.mustela.be
Ontspannen zwanger – comfortabel voeden Cup B – J
Lingerie en badmode voor aanstaande en voedende moeders
• • •
5059 · C up C – G
1701 · S – L
• • •
Voor meer informatie gelieve ons te contacteren op het nummer 02.479 83 09 of e-mail
[email protected] Wij sturen u dan ook graag het Anita informatieboekje toe, samen met de verkooppunten.
www.anita.be
B_VOLV_184x130_090712.indd 1
• • • •
• • •
OPROEP AAN DE VROEDVROUWEN Ben jij geïnteresseerd om je in te zetten voor ons bijzonder beroep? Dan willen we je uitnodigen tijdens een overleg binnen één van onze werkgroepenn (info over de werkgroepen vind je onder “Algemeen” op de site www.vlov.be). Interesse in de werkgroep? • Werkgroep Bijscholing • Werkgroep Wetenschappelijk Onderzoek • Werkgroep Opleiding ( ook vanuit het werkveld hartelijk welkom!) • Werkgroep FYSIOLOGIE • Werkgroep Profilering • Redactieraad • Werkgroep Zelfstandige Vroedvrouwen (via VLOV kringen) • Vroedvrouwen Verleggen Grenzen • Werkgroep Hoofdvroedvrouwen • Werkgroep RIZIV Laat even weten via
[email protected]. Onze secretaresse zal je uitnodigen voor de werkgroep die jou interesseert. We verwelkomen je graag en willen samen met jou verder werken aan een sterke vroedvrouw in Vlaanderen/ België. Onze Raad van Bestuur staat open voor de geïnteresseerden om mee te volgen. Interesse? We nodigen je uit op de volgende overlegmomenten; laat even weten via
[email protected].
09.07.12 15:23
Mama, wees klaar, ik kom eraan !
HET MEEST EN AANBEVOL DOOR DE OGEN GYNAECOL
Hoe je baby optimaal beschermen ? Reeds vanaf zwangerschapswens, heeft je lichaam vitaminen en mineralen nodig om te kunnen bijdragen tot de optimale ontwikkeling van je baby. Je hebt, onder andere, een verhoogde behoefte aan foliumzuur die vaak niet gedekt wordt door de voeding. Omnibionta® Pronatal is uniek gezien het, naast zijn volledige samenstelling, twee verschillende vormen van folaten aanbiedt : foliumzuur en Metafolin® (*de natuurlijke en reeds actieve vorm van foliumzuur). Vergeleken met foliumzuur heeft Metafolin® als voordeel dat het onmiddellijk opgenomen kan worden zonder voorafgaande omzetting door het organisme. Omnibionta® Pronatal biedt dus een optimale bescherming dankzij het snelle bereik van de nodige folaatconcentraties.
www.omnibiontapronatal.be
DE ENIGE MET
METAFOLIN®*
Omnibionta® Pronatal : vanaf zwangerschapswens tot het einde van de borstvoeding.