Thuisloosheid en gezondheid Syllabus Vormingsreeks Juli 2006
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
1
Aafje De Wacker Juli 2006
Met steun van Minister Dupont voor maatschappelijke integratie
2
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
INHOUD 1.
Situering..................................................................................................... 5
LUIK 1 2.
Omgaan met besmettelijke aandoeningen in een thuislozenwerking .................... 9 2.1. Hoe geraak je besmet ?........................................................................... 9 2.2. Bloedoverdraagbare aandoeningen.......................................................... 10 2.2.1. HIV / Aids ...................................................................................... 10 2.2.2. Hepatitis ........................................................................................ 11 2.2.3. Tuberculose ................................................................................... 15 2.2.4. Schurft .......................................................................................... 17 2.3. Preventie en behandeling....................................................................... 18 2.4. Wat moet je doen na een prikongeval ? ................................................... 18
LUIK 2 3.
Medische handelingen................................................................................. 23 3.1. Wat zegt de wet ?................................................................................. 23 3.1.1. Artikel 21 van het KB 78 .................................................................. 23 3.2. Schuldig verzuim versus Burgerrechtelijke aansprakelijkheid ...................... 25 3.2.1. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid ................................................... 25 3.2.2. Schuldig verzuim ............................................................................ 26 3.3. Bewaren en verstrekken van medicatie .................................................... 26 3.3.1. Begripsverduidelijking...................................................................... 26 3.3.2. Bewaren en toedienen van medicatie ................................................. 27 3.3.3. Een goede bewaar praktijk ............................................................... 27 3.4. Toeleiden naar de gezondheidszorg ......................................................... 28 3.4.1. Een stap in de goede richting ............................................................ 29 3.4.2. Partners voor externe samenwerkingsovereenkomsten zijn : ................ 29 3.5. Thuiszorg en thuisverpleging .................................................................. 30 3.5.1. Thuiszorg/ gezinshulp ...................................................................... 30 3.5.2. Thuisverplegingsdienst..................................................................... 30 3.6. Samenwerken ...................................................................................... 31
4.
Omgaan met informatie: enkele aandachtspunten en spelregels ....................... 32 4.1. 4.2.
Bewaren van medische gegevens............................................................ 32 Omgaan met cliëntinformatie ................................................................. 32
5.
Systeem derdebetaler................................................................................. 34
6.
Dringende medische hulp (DMH) .................................................................. 35 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Voor wie ? ........................................................................................... 35 Wat is DMH ? ....................................................................................... 35 Betaling van de zorgverstrekker ............................................................. 35 Hoe gaat dat in zijn werk ? .................................................................... 36
BIJLAGEN 7.
Bijlagen .................................................................................................... 39
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
3
4
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
1. Situering Het jaarthema 2006 van FEANTSA, de Europese koepel van thuislozenverenigingen is ‘Thuisloosheid en Gezondheid’. Een van de acties in dit kader was het ontwikkelen van een vormingsreeks t.b.v. alle hulpverleners in thuislozenwerkingen in Vlaanderen gericht op de verbetering van de hygiëne in opvangcentra en het beter omgaan met medicatiegebruik van cliënten. Dit werd ons mogelijk gemaakt door een subsidie van de Minister van Maatschappelijke Integratie. Via de diverse overleggroepen van het Steunpunt hebben we vastgesteld dat er een gebrek is aan voldoende informatie en competentie bij hulpverleners inzake omgaan met medicatiegebruik van cliënten en m.b.t. hygiëne. Met deze actie wilden we niet enkel aan informatieoverdracht doen. Uiteindelijk willen we komen tot een kwaliteitszorgsysteem voor medische, hygiënische en farmaceutische zorg in de thuislozenzorg. Dit betekent dat we, rekening houdend met de wettelijke bepalingen ter zake, met de hulpverleners van de thuislozenzorg willen komen tot een afsprakenkader binnen de sector. Het faciliteren van en toeleiden naar gezondheidszorg vereist in eerste instantie een goed zicht op de noden van de cliënten, de werkingen en de mogelijkheden. Opdat deze reeks daadwerkelijk tegemoet zou komen aan de noden van de werkers hebben we dan ook eerst ons oor te luisteren gelegd in de verschillende overleggroepen. Zoals verondersteld bleek er effectief grote onduidelijkheid over én nood aan informatie over besmettelijke ziekten zoals ondermeer TBC en Hepatitis. Het preventiebeleid in de CAW’s heeft, mede onder impuls van de welzijnswet van 4 augustus 1996, deze thema’s op de kaart gezet maar de kennis hierover in de dagdagelijkse werking met thuislozen ontbreekt veelal. Ook rond het hele medicatieluik: hoe ermee omgaan, het bewaren, verstrekken enz. rijzen veel vragen. Men weet ondertussen dat het een en ander verre van wettelijk is, maar het moet gebeuren en hóe moet het dan wel ? De verantwoordelijkheden zijn niet altijd duidelijk. De wettelijke marge en aansprakelijkheden evenmin. Het is ook maar de vraag of de letter van de wet wel kan toegepast worden in de praktijk van de thuislozenzorg. Anderzijds is er grote behoefte om te weten wat mag en wat niet. Hulpverleners hebben ook nood aan vorming over hoe ze hiermee moeten omgaan, wat motiverend kan werken, hoe bemoeiend je mag zijn… Vanuit deze vaststellingen werden twee vormingsluiken ontwikkeld: ‘Omgaan met besmettelijke aandoeningen in een thuislozenwerking’ samenwerking met Tessa Windelinckx van Free Clinic – Spuitenruil Antwerpen ‘Omgaan met medicatiegebruik en -verstrekking in een thuislozenwerking’.
in
De gratis vormingsreeks, bestaande uit twee luiken, werd aangeboden aan de CAW’s. Om een voldoende bereik te bewerkstelligen planden we reeksen in elk van de Vlaamse provincies. Deze gingen uiteindelijk door in Antwerpen, Brugge, Gent en Hasselt. Voor de reeks in Leuven waren er onvoldoende kandidaten. In totaal waren er een 70 deelnemers.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
5
In alle groepen was er sprake van een zeer grote betrokkenheid en verantwoordelijkheidszin van de hulpverleners voor het welbevinden van de cliënten. Maar precies vanuit die zorg begeeft men zich als hulpverlener, met de beste bedoelingen, soms wel op héél erg glad ijs. Tegelijkertijd wordt het instaan voor en controleren van het medicatieluik door de hulpverleners als zeer belastend ervaren omwille van verschillende reden. Men wordt herleid tot ‘controleur’ wat de hulpverleningsrelatie, de vertrouwensrelatie niet ten goede komt en de opvolging, het uitdelen en erop toezien dat de medicatie daadwerkelijk genomen wordt is een zeer tijdrovende activiteit.
6
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
LUIK 1
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
7
8
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
2. Omgaan met besmettelijke aandoeningen in een thuislozenwerking Het werken met mensen die binnen een risicogroep vallen o.a. druggebruikers, daklozen, zwervers, … is voor de professional zelf niet risicovrij. Preventie rond deze ziekten, aandoeningen is van primordiaal belang. Het verhogen van de kennis over de overdracht van deze ziektes is belangrijk. Onwetendheid maakt dat ook professionals onzeker zijn in hun contact met mogelijk besmette doelgroepleden. We beperken ons tot de meest voorkomende aandoeningen die prevalent (mogelijk aanwezig) zijn bij thuislozen en gebruikers van de thuislozenwerkingen. Het HIV-virus en verschillende vormen van virale Hepatitis, Tuberculose en schurft zijn oververtegenwoordigd bij druggebruikers maar ook de niet-gebruiker kan mogelijk besmet zijn. Dit geldt in het bijzonder voor daklozen, mensen in penibele woonomstandigheden en mensen met een lage lichaamsweerstand. Het verhogen van de kennis rond deze aandoeningen is één zaak. Professioneel omgaan met deze mensen is een andere zaak. De confrontatie met ernstige en/ of zeer besmettelijke ziekten leidt begrijpelijkerwijs vaak tot emotionele reacties. In deze syllabus besteden we aandacht aan de kenmerken, oorzaken en behandeling van deze ziekten alsook aan de wijze waarop we er binnen de hulpverleningsrelatie op een professionele wijze mee om kunnen gaan. In de bijlagen vindt u enkele nuttige adressen, praktische tips en draaiboeken voor het geval de werking geconfronteerd wordt met, schurft, luizen, HIV- Hepatitis C, tuberculose, prikongeval.
2.1. Hoe geraak je besmet ? Je kan besmet geraken op verschillende manieren. Bloed-bloed contact: Wanneer besmet bloed in de bloedbaan van iemand anders komt kan een besmettelijke ziekte overgedragen worden van één persoon naar de andere. Uiteraard is het delen van injectiemateriaal hierbij een risico. Maar niet enkel het delen van spuiten, ook het delen van paraphernalia – dit zijn o.a. de lepel, het water, de riem, filters, … vormen een groot risico. Een andere oorzaak ligt in het niet steriel zetten van een tatoeage of piercing want dat kan een bloed-bloed contact betekenen. Denk hier maar aan de (verboden) tatoeagepraktijken in de gevangenissen. Nauw contact: Sommige ziektes kunnen zelfs via nauw d.w.z. zeer nabij contact doorgegeven worden. Bepaalde microbes kunnen via de lucht ingeademd worden of via huid- of haarcontact doorgegeven worden. Er wordt verondersteld dat besmettingen ook doorgegeven worden via het maag- en darmstelsel. Bij onveilig seksueel contact: Het besmettingsrisico bij seksueel contact zonder condoom is zeer groot.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
9
2.2. Bloedoverdraagbare aandoeningen 2.2.1. HIV / Aids AIDS (Acquired Immune Deficiency Sydrome) is een ziekte waarbij het afweersysteem volledig is afgebroken en dat heel wat ziektes, bacteriën, microben en tumoren vrij spel krijgen. AIDS wordt veroorzaakt door het HIV-virus (Human Immunodeficiency Virus). HIV zorgt ervoor dat de T-helper cellen – die ons afweersysteem ondersteunen – worden afgebroken. Eens besmet met het HIV-virus is men drager van het virus en seropositief. Het is pas wanneer het afweersysteem volledig is afgebroken, dat we spreken over het AIDS stadium. HOE GERAAK JE BESMET ? Het HIV virus kan doorgegeven worden via : onveilig seksueel contact (ook orale seks!) besmet bloed besmette naalden en ander gebruiksmateriaal (lepel, water, filter,…) niet steriele tatoeage, piercing gemeenschappelijk gebruik van voorwerpen met bloedresten bloed tandenborstels, scheermesjes, … moeder-kind bij geboorte, via zwangerschap en borstvoeding uitzonderlijk via beten ( met bloederig speeksel en / of tanden)
zoals
Het HIV virus kan niet doorgegeven worden via: speeksel gewone contacten, vb. hand geven, uit hetzelfde glas drinken, hetzelfde toilet gebruiken, … SYMPTOMEN,
KLACHTEN
Het kan jaren duren voordat iemand die HIV positief is klachten krijgt. Het is best mogelijk dat iemand besmet is met het HIV virus en dit pas enkele jaren later bij een bloedcontrole merkt. Het is pas wanneer het afweersysteem is aangetast dat we van een AIDS stadium spreken en dat er klachten kunnen komen. Onschuldige ziektes kunnen dan desastreuze gevolgen hebben. Typische beginklachten zijn: Vermoeidheid Nachtelijk zweten Koorts Gewichtsafname Langdurige diarree Vergrote lymfeklieren Anale herpes
10
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
DIAGNOSE Enkel een bloedtest geeft zekerheid over de status. Of je al dan niet besmet, seropositief bent. Om privacy redenen is er steeds toestemming van de persoon zelf nodig. De meest recente testen kunnen reeds na drie maanden volgend op de vermeende besmetting uitsluitsel geven. PREVENTIE EN BEHANDELING Er bestaat nog geen vaccin tegen het HIV virus. De huidige behandelingen genezen ook niet, ze vertragen het proces van seropositiviteit naar het AIDS stadium. Enkele preventieve maatregelen : Steeds voorzichtig zijn met bloedcontact Bij wondverzorging (ook kleine wondjes) altijd handschoenen dragen Voorzichtig zijn met injectienaalden (ook bij het leegmaken van een kamer/locker) en ander gebruiksmateriaal Eigen wondjes afplakken tijdens het werk Onveilig seksueel contact vermijden Bloed opkuisen met isopropyl alcohol (eventueel javel, maar dit is dan weer niet effectief voor hepatitis C) Er bestaat nog heel wat verwarring en bijbehorende mythes over het HIV virus. Er wordt veelal gesteld dat het een zwak virus is dat, wanneer het in contact komt met de lucht, niet meer levensvatbaar en dus ook niet meer besmettelijk is. Fout ! In de juiste omstandigheden kan het HIV virus tot 3 weken overleven buiten het lichaam en blijft bijgevolg besmettelijk. Bloed in een spuit, op kleding, een overleden persoon,… het besmettingsrisico blijft bestaan. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE HULPVERLENER Uit de vormingen bleek dat er veel vragen rezen over het professioneel omgaan met seropositieve personen. Wie moet er op de hoogte gebracht worden wanneer een cliënt seropositief is ? Hoe praat je erover met je cliënt, ? … Voor een praktische handleiding hieromtrent verwijzen we naar de bijlage in deze syllabus.
2.2.2. Hepatitis Hepatitis wil zeggen dat er een leverontsteking is. De lever zuivert ons lichaam van heel wat zaken en staat o.a. in voor de stofwisseling, het zuiveren van het bloed en de aanmaak van gal. Wanneer de lever ontstoken is, komen deze functies in het gedrang. Eén van de symptomen van een leverontsteking of hepatitis is dat de huid en ogen geel kunnen worden, in de volksmond spreekt men al snel van “het geel”, dit is echter een symptoom, níet de ziekte. Er zijn verschillende soorten hepatitis. Wij beperken ons tot de meest voorkomende virale hepatitis. Wanneer we spreken over een virale hepatitis gaat dit over de besmettelijke vormen. Voor deze ziekte geldt een meldingsplicht d.w.z. de arts, niét de hulpverlener is verplicht de inspectiedienst van Volksgezondheid op de hoogte te brengen.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
11
Een virale hepatitis kan veroorzaakt worden door: virussen overmatig alcoholgebruik chemische stoffen medicatie
VIRALE HEPATITIS
besmetting
acute hepatitis
genezing
drager van het virus
chronische hepatitis
gezonde drager
levercirrose en/of leverkanker
HEPATITIS A (HAV ) Het hepatitis A virus is een redelijk onschuldig, maar wel zéér besmettelijk virus. Dit virus geeft het typische ‘geel’ symptoom. Deze vorm van hepatitis kan voorkomen in epidemieën, zeker in een kleine gesloten gemeenschap (zoals een opvangcentrum). De symptomen zijn sterk afhankelijk van de leeftijd waarop de ziekte doorlopen wordt. Kinderen hebben doorgaans minder last van de symptomen van deze hepatitis dan volwassenen. HOE GERAAK JE BESMET ? Via de stoelgang, besmet voedsel en water. Om te besmetten volstaat het dat iemand met hepatitis A heeft de handen niet voldoende gewassen heeft en nadien een andere persoon of voedsel aanraakt. De andere persoon komt met de hand aan de mond of eet het voedsel en loopt op deze manier een besmetting op. Er zijn ook gevallen bekend van overdracht via besmette schaaldieren. SYMPTOMEN,
KLACHTEN
De incubatietijd na het risicocontact, d.w.z. de periode tussen de besmetting en het uitbreken van de symptomen van de ziekte, is 2 tot 6 weken. Ook de laatste weken vóórdat de symptomen verschijnen kan de ziekte worden doorgegeven, is er reeds gevaar voor besmetting.
12
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
Enkele mogelijke symptomen en/of klachten zijn: Eerst: vermoeidheid koorts spier- en/of gewrichtspijn misselijkheid weinig eetlust Daarna: gele huid geel oogwit jeuk donkere urine lichtgekleurde stoelgang Maar soms zijn er weinig of geen symptomen. De ziekteverschijnselen duren meestal niet langer dan een 6-tal weken. HAV is geen chronische ziekte, nadat de ziekte doorlopen is, blijft de persoon levenslang immuun. PREVENTIE EN BEHANDELING Er bestaat geen behandeling voor HAV. Enkel voldoende rust en de lever ontlasten d.m.v. een dieet (dus o.a.geen alcohol drinken) Een goede persoonlijke hygiëne (handen wassen na toilet, voedselhygiëne) en goed onderhouden en regelmatig gepoetste toiletten zijn belangrijk. Er bestaat wel een vaccin voor HAV en je kan jezelf laten inenten (in combinatie met HBV). HEPATITIS B (HBV) Hepatitis B is een veel ernstiger vorm van leverontsteking dan Hepatitis A. HBV is 100 keer meer besmettelijk dan het HIV virus. De ziekte kan evolueren naar een chronische kwaal, hierdoor besmettelijk blijven én evolueren naar levercirose en leverkanker. HOE GERAAK JE BESMET ? Het HBVirus vinden we terug in bloed, sperma, vaginaal vocht en bloederig speeksel. Je kan besmet geraken via bloed-bloed contact en onveilig seksueel contact (het is dus ook een SOA, een seksueel overdraagbare aandoening) Het wordt doorgegeven via: besmette naalden en ander gebruiksmateriaal (lepel, water, filter,…) niet steriele tatoeage, piercing gemeenschappelijk gebruik van voorwerpen met bloedresten bloed tandenborstels, scheermesjes, … moeder-kind bij geboorte uitzonderlijk via beten (met bloederig speeksel en/of tanden)
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
zoals
13
SYMPTOMEN,
KLACHTEN
De incubatietijd bedraagt 2 tot 6 maanden. Sommigen mensen krijgen totaal geen symptomen en weten dan ook niet dat ze besmet zijn. De symptomen zijn vergelijkbaar met deze van hepatitis A en griep. 90% van de besmettingen geneest en 10% wordt chronisch en blijft besmettelijk. DIAGNOSE Door een bloedtest PREVENTIE EN BEHANDELING Vermijd bloed-bloed contact en onveilig seksueel contact. Er bestaan een vaccin voor HBV (combinatie met HAV). Dit is een serie van 3 inentingen, waarbij een strikt schema gevolgd moet worden (1ste, 2de na 4 tot 6weken, 3de na 6 maanden) Na deze serie is het belangrijk dat er een bloedafname is waarin nagegaan wordt of het vaccin werkt. Voor een klein deel van de bevolking is dit niet het geval. Na 7 à 8 jaar moet de titre (waar nagegaan wordt of er voldoende antilichamen aanwezig zijn) terug bepaald worden. Indien nodig zal er een herhaling worden gegeven van het vaccin. Dit vaccin is evenwel duur en wordt niet voor alle beroepscategorieën terugbetaald.Voor vragen hierover kan je terecht bij de preventieadviseur van je CAW. Voor een chronische hepatitis B is er een behandeling mogelijk, maar er zijn nog heel wat bijwerkingen en de slaagkans is niet 100% gegarandeerd. HEPATITIS C (HCV) Hepatitis C is een vrij recent ontdekte vorm van hepatitis, maar een zeer ernstige en veel voorkomende vorm. Voor 1990 waren er geen diagnostische test mogelijk. Er bestaan verschillende vormen van HCV vandaar dat er nog heel wat vragen rond bestaan. Binnen de doelgroep van druggebruikers is deze vorm van hepatitis zeer prevalent, maar ook bij andere bevolkingsgroepen is deze vorm van hepatitis duidelijk aanwezig. Ondermeer bij hemofilie patiënten die bloedtransfusies kregen vóór 1990 en mensen met amateuristisch aangebrachte tatoeages en piercings. HOE GERAAK JE BESMET ? Voornamelijk via bloed-bloed contact. Met dat grote verschil met de andere vormen van virale Hepatitis dat HCV een zeer sterk, zeer besmettelijk virus is en ook via minuscule bloedpartikels kan worden doorgegeven. delen van injectiemateriaal (spuiten, lepel, water, filters,….) bloedtransfusie voor 1990 gemeenschappelijk gebruik van tandenborstel, scheermesjes,…. moeder-kind overdracht tijdens geboorte (0-10%) uitzonderlijk via seksueel contact, tenzij SM, anaal, bloed contact
14
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
SYMPTOMEN,
KLACHTEN
De meeste mensen merken niet dat ze besmet zijn. Indien er symptomen zijn, zijn deze te vergelijken met die van HBV en griep. DIAGNOSE Door middel van een bloedtest. De incubatietijd kan tot 9 maanden bedragen. PREVENTIE EN BEHANDELING Er bestaat geen vaccin tegen HCV. Er moet ten alle tijden voorkomen worden dat er bloed contact is. Niet enkel is het belangrijk de nodige preventiemaatregelen in acht te nemen om besmetting te voorkom, maar zeker ook om herbesmetting of besmetting met een andere vorm van HCV te vermijden. In 20% van de gevallen geneest men van HCV, maar herbesmetting blijft hier mogelijk, in tegenstelling tot HVA. Bij 80% kan HCV chronisch worden en dus ook besmettelijk blijven. De huidige behandeling heeft reeds meer slaagkans dan enkele jaren geleden, maar blijft wel zwaar met bijwerkingen en is zeer duur. Hierbij moet ook de ziekteverzekering toestemming geven. De behandeling bestaat uit een reeks inspuitingen, is niet altijd effectief, langdurig en heeft zware bijwerkingen die vaak lijken op een stevige griep. Dit alles kan van grote invloed zijn op de gemoedsgesteldheid van de betrokkene. ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN Bloed en andere lichaamsvochten zijn altijd een mogelijke bron van infecties Ga er vanuit dat elke spuit die je vindt recent gebruikt is Bescherm wondjes op het werk steeds met een pleister Draag latex wegwerphandschoenen bij wondverzorging, poetsen en het doorzoeken van persoonlijke spullen van anderen in de werking bagage Gebruik ook een knijptang wanneer je andermans spullen doorzoekt Kuis bloed steeds op met isopropylalcohol Zorg voor een naaldcontainer en gebruik alvast een stevige petfles die niet naar het containerpark wordt gebracht maar naar het Spuitenruilproject in je provincie Zorg voor aparte toiletten voor het personeel Stel gratis condooms ter beschikking (in bepaalde hoeveelheid te verkrijgen bij Sensoa). Ook in de mannenopvang. Het is een mythe dat er geen seksueel verkeer is tussen de bewoners.
2.2.3. Tuberculose Tuberculose (TBC ) is de meest verspreide en meest dodelijke infectieziekte. In tegenstelling tot HIV en virale hepatitis is het geen virus, maar een bacterie die de ziekte veroorzaakt. Besmet zijn met TBC betekend niet noodzakelijk dat je ziek bent, maar dat de bacterie in je lichaam aanwezig is en eventueel inactief.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
15
De meest voorkomende vorm is longtuberculose, maar de bacterie kan zich ook vastzetten op ander organen binnen ons lichaam. Ook voor deze ziekte geldt een meldingsplicht d.w.z. de arts, niét de hulpverlener is verplicht de inspectiedienst van Volksgezondheid op de hoogte te brengen. HOE GERAAK JE BESMET ? Besmetting met de TBC bacterie gebeurt via de lucht. Enkel de ‘open’ longTBC is besmettelijk.TBC in andere organen niet. Besmette personen (longTBC) kunnen andere personen besmetten door te hoesten, niezen, praten … Mensen met verminderde weerstand of in penibele leef/woonomstandigheden, lopen een groter risico op besmetting. SYMPTOMEN,
KLACHTEN
Niet iedereen die besmet is, wordt ziek. Ons afweersysteem gaat onmiddellijk in actie en het kan zijn dat de TBC bacterie wordt uitgeschakeld door er een “muur” rond te bouwen en ze zo inactief te maken. De bacterie wordt ingekapseld. Meestal ontstaan de klachten zeer geleidelijk. Enkele symptomen zijn: koorts eetlustverlies, vermoeidheid hoesten (minstens 15dagen) nachtelijk zweten bloederige fluimen
DIAGNOSE Door middel van een longfoto of Mantoux-test. Hierbij wordt er een onderhuids spuitje gezet waarop een eventuele reactie van de huid komt. Indien er na 3 dagen een reactie is (bult) dan wil dit zeggen dat je ooit contact had met de bacterie en moet er verder gekeken worden via longfoto of het ‘open’ of ‘gesloten’ TBC betreft. Eens men positief heeft gereageerd op de Mantoux-test, zal dit altijd zo zijn (ook inactieve bacteriën geven een reactie op deze test). Regelmatige controle is aangewezen. PREVENTIE EN BEHANDELING De enige echt preventieve maatregel bestaat uit het regelmatig en grondig luchten van de ruimtes waarin gewerkt wordt. De TBC bacterie kan niet goed tegen licht en lucht en houdt eerder van donkere, vochtige en niet-verluchte ruimtes. Een behandeling met medicatie is mogelijk. Deze medicatie moet strikt ingenomen gedurende 6 maanden tot 9 maanden. Er is, in het kader van de volksgezondheid, strikte controle op de therapietrouw.
16
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
Besmette en besmettelijke personen die hun behandeling veronachtzamen worden bij de politie geseind en desgevallend overgebracht naar de gevangenis in Brugge om daar de behandeling tussen gesloten muren te voltooien. Een niet-behandelde open TBC kan de dood tot gevolg hebben. De grote vraag is of de cliënt verplicht kan worden tot onderzoek bij een vermoeden van TBC. In de verschillende groepen was er consensus omtrent een dergelijke verplichting.gezien het besmettingsgevaar en het feit dat TBC perfect te behandelen is. AANDACHTSPUNTEN zorg voor voldoende (dag) licht verlucht de ruimtes dagelijks stuur mensen die langdurig hoesten op controle poets regelmatig de gemeenschappelijk gebruikte telefoon als je vermoedelijk besmette mensen zelf vervoert, laat dan de raampjes van de auto open ijver voor een goede hoesthygiëne (‘handje voor de mond’) maak samenwerkingsafspraken, in overleg met de preventieadviseur, met het VRGT (Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding) i.v.m. routine onderzoeken van cliënten en werkers 2.2.4. Schurft Dit is een zéér besmettelijke hevig jeukende huidaandoening die veroorzaakt wordt door de scabies- of schurftmijt. Een klein spinachtig insect. Vrouwelijke mijten graven gangetjes in de huid. Hierin worden de eitjes gelegd die zich ontwikkelen tot volwassen mijten. De gangetjes komen voornamelijk voor aan de vingers, de polsen, handpalmen, ellebogen, okselplooien, penis en voetzolen. De gangetjes en uitwerpselen en beweging van de mijten in die gangetjes veroorzaken zeer heftige jeuk.Vooral ’s avonds en ‘s nachts want dan is de mijt het meest actief. Voor deze ziekte geldt een meldingsplicht d.w.z. de arts, niét de hulpverlener is verplicht de inspectiedienst van Volksgezondheid op de hoogte te brengen. HOE GERAAK JE BESMET ? Via nauw lichamelijk contact van minstens 15 minuten, vb. bij elkaar op schoot zitten, het dragen van elkanders kledij, slapen in het zelfde beddengoed,…. Kort lichamelijk contact vb. iemand de hand schudden, leidt niet tot besmetting. Het is ook geen gevolg van een gebrek aan lichamelijke hygiëne. Overdracht via dieren is zeldzaam ( uitzonderlijk kan de mijt even overleven in de vacht en via deze weg doorgegeven worden). Schurft bij dieren komt voor, maar dit is een andere mijt die niet wordt overgedragen naar de mens. SYMPTOMEN,
KLACHTEN
hevige jeuk soms blaasje en bultjes tussen de vingers, op polsen, voetrand, enkel en wreef, oksel, navel, geslachtsorganen. soms ook wondjes en ontstekingen als gevolg van het krabben.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
17
DIAGNOSE Door arts, verpleegkundige. Soms zijn de gangetjes met het blote oog zichtbaar. Niet elke arts is vertrouwd met het fenomeen. Raadplaag een praktijk die ermee vertrouwd is.
2.3. Preventie en behandeling Er is geen preventie mogelijk maar schurft is gemakkelijk te genezen en een correct optreden kan de schade aanzienlijk beperken. Zorg voor afwasbaar meubilair, hoezen rond de matrassen en gemakkelijk wasbaar beddengoed zoals vb. synthetische dekbedden en kussen. Alle betrokkenen, gezin, kamergenoten, seksuele partners, medebewoners moeten nauwgezet gelijktijdig behandeld worden met een zalf, door de dokter voorgeschreven, die op het hele lichaam wordt aangebracht (behalve op het aangezicht en in het haar) voor minstens enkele uren tot 24 uren, afhankelijk van het soort zalf. Hou de vinger- en teennagels kort zodat er minder wondjes ontstaan bij het krabben en de mijt minder gemakkelijk onder de nagelranden kan. Breng ook zalf aan onder de nagels. En herhaal dit na het wassen van de handen. Alle kleding, beddengoed, gebruikt tot 4 dagen voor de behandeling, moet grondig gewassen worden op 60 °C oftewel, 24 uur in de diepvries of 4 dagen gelucht worden in de buitenlucht of 4 dagen in een afgesloten plastic zak. Ook in de vacht van huisdieren kunnen mijten zitten, precies zoals in een tapijt of de stoffen bekleding van een zetel. Het is van groot belang dat het zalven, wassen en luchten tegelijkertijd gebeurt. De ruimtes gewoon schoonmaken volstaat.
2.4. Wat moet je doen na een prikongeval ? Voor sommige werkingen lijkt het risico op een prikongeval een ‘ver van mijn bed show’ maar elke hulpverlener in een thuislozenwerking loopt dit risico. Ten eerste weet je niet altijd of een cliënt besmet is met een virale hepatitis, HIV, … Ten tweede kan er evengoed een gebruikte spuit aanwezig zijn in de bagage van een nietdruggebruiker vb. iemand met suikerziekte die zich moet inspuiten met insuline. Let op: een prikongeval betekent niet automatisch dat je besmet bent. Het betekent alleen dat er mogelijk contact is geweest met eventueel besmette bloedrestjes en je neemt dus best alle mogelijke voorzorgen.
18
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
Volg na elk prikongeval met mogelijk bloedcontact de volgende stappen: 1. Voer een eerste hulpprocedure uit (op de eigen dienst, de dienst spoedgevallen of bij de arbeidsgeneesheer). -
laat de wonde zoveel mogelijk uitbloeden; spoel ze me lauw, stromend water en was ze met water en zeep; droog daarna de huid en ontsmet deze zorgvuldig; bij contact met de slijmvliezen (bv. bloedrestjes in de ogen) ruim spoelen met water of een fysiologische oplossing; de gegevens van het ongeval uitgebreid laten noteren en registreren.
2. Wanneer je de bron kent (bijvoorbeeld een prikongeluk via een spuit van een gekende gebruiker in een spuitenruil) probeer dan te weten te komen of de persoon seropositief is en voor welke bloedoverdraagbare ziektes. Controle van de donorbron is echter niet altijd mogelijk. 3. Contacteer de arbeidsgeneesheer of de dienst spoedgevallen voor de volgende stappen: -
-
-
Laat je onmiddellijk controleren. Het is ook nodig om een uitgebreid bloedonderzoek te laten doen voor HIV/Aids, hepatitis B en hepatitis C. Indien je niet immuun bent voor hepatitis B, moet zo snel mogelijk (liefst binnen 24 uur) een behandeling gestart worden. Bijvoorbeeld door toediening van een anti-hepatitis B serum. Indien je wel immuun bent voor hepatitis B moet er geen specifieke actie ondernomen worden. De kans op besmetting met HIV/Aids door een gevonden naald is zeer laag, aangezien het aantal seropositieven zeer laag is en de kans op besmetting minder dan 1 op 100 bedraagt. Bij een blootstelling met een (zeer) hoog risico is het opstarten van een HIV/Aids behandeling aan te raden; liefst binnen de twee uur na het ongeval en zeker niet later dan 48 uur erna. De behandeling duurt vier weken. Vraag dit na bij je behandelende arts of arbeidsgeneesheer. Voor het invullen van het attest voor de ongevalverzekering: een prikongeval wordt meestal beschouwd als een arbeidsongeval. Het betreft een plotse gebeurtenis op het werk, met een letsel en besmetting als gevolg. Dit moet je altijd melden aan de preventieadviseur en de arbeidsgeneeskundige dienst die een attest opmaakt voor de ongevalverzekering. Dit attest moet je zo snel mogelijk (binnen een week) bezorgen aan de personeelsdienst. In geval van prikongevallen of besmetting met bloedoverdraagbare ziekten, zal je een aanvraag tot schadeloosstelling wegens beroepsziekte moeten indienen.
4. Laat je bloed geregeld controleren 1, 3 en 6 maanden na het ongeval. De behandelende arts of arbeidsgeneesheer is verantwoordelijk voor de verdere opvolging van het prikongeval. 5. Aangezien HIV/Aids en hepatitis B ook via seksueel contact overgedragen kunnen worden, is veilig vrijen (met condoom) noodzakelijk - om overdracht naar je partner te voorkomen - tot bloedonderzoek aantoont dat er geen besmetting is. Bloed geven is ook niet toegestaan zolang je geen zekerheid hebt. Deze zekerheid heb je ten vroegste na 6 maanden. Je moet dus geduld hebben, hoe moeilijk dit ook kan zijn.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
19
20
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
LUIK 2
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
21
22
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
3. Medische handelingen In dit luik bekijken we de medische handelingen die wel en vooral niét geoorloofd zijn voor een hulpverlener en de consequenties daarvan voor de dagdagelijkse werking, de organisatie van de hulpverlening1. Tijdens de vormingssessies stelden we vast dat hulpverleners zich zeer betrokken en verantwoordelijk voelen voor het welbevinden van de cliënten. Maar precies vanuit die zorg begeeft men zich als hulpverlener, met de beste bedoelingen, soms wel op héél erg glad ijs. Tegelijkertijd wordt het instaan voor en controleren van het medicatieluik door de hulpverleners als zeer belastend ervaren omwille van verschillende reden. Men wordt herleid tot ‘controleur’ wat de hulpverleningsrelatie, de vertrouwensrelatie niet ten goede komt. Daarbij is de opvolging, het uitdelen en erop toezien dat de medicatie daadwerkelijk genomen wordt is een zeer tijdrovende activiteit. Het is uiteraard niet de bedoeling de hulpverleners te blokkeren. Het doel is te wijzen op schemerzones en uitgesproken onwettige handelingen én alternatieven aan te bieden, want die zijn er zeker. Het welzijn van de cliënt wordt in grote mate bepaald door het medische -en gezondheidsaspect. Het is niét zo is dat de hulpverlening zich er geenszins meer op mag richten op. Het gaat over de wijze waarop. De hulpverlening in de thuislozenzorg wordt gekenmerkt door grote zorg en betrokkenheid maar vertoont voor wat het medische luik en het gezondheidsaspect betreft grote hiaten. We mogen ons gelukkig prijzen dat we tot nu toe gespaard bleven van ernstige ‘accidents de parcours’ daar in het merendeel van de werkingen de grenzen van het wettelijke ruimschoots overschreden worden. Dit deel van de syllabus bevat een aantal juridische en methodisch kapstokken om een goede praktijk te realiseren.
3.1. Wat zegt de wet ? 3.1.1. Artikel 21 van het KB 78 Niemand mag de verpleegkunde, zoals bedoeld in artikel 21 quinquies, uitoefenen indien hij niet erkend is als drager van hetzij de beroepstitel van verpleegkundige, hetzij de beroepstitel van gegradueerde van verpleegkundige, en bovendien niet beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld in artikel 21 sexies (diplomavereisten).
1
met dank aan Patrick Jansen van Caw Kempen voor de inspirerende voorbereiding.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
23
Art. 21 quinquies.§ 1. a) Onder uitoefening van de verpleegkunde wordt verstaan het vervullen van de volgende activiteiten: -
het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel op psychisch, fysisch als sociaal vlak;
-
het omschrijven van verpleegproblemen;
-
het bijdragen aan de medische diagnose door de arts en aan het uitvoeren van de voorgeschreven behandeling;
-
het voortdurend bijstaan, uitvoeren en helpen uitvoeren van handelingen, waardoor de verpleegkundige het behoud,de verbetering en het herstel van de gezondheid van gezonde en zieke personen en groepen beoogt;
-
het verlenen van stervensbegeleiding en begeleiding bij de verwerking van het rouwproces.
b) de technisch-verpleegkundige verstrekkingen waarvoor geen medisch voorschrift nodig is, alsook deze waarvoor wel een medisch voorschrift nodig is. Artikel 21 octies Het is ieder beoefenaar van de verpleegkunde verboden, hoe dan ook, zijn medewerking of zijn bijstand te verlenen aan niet bevoegde derde, met het doel het hem mogelijk te maken de verpleegkunde te beoefenen. Artikel 21 van het KB 78 van 10 november 1967 verpleegkundigen de verpleegkunde kunnen beoefenen.
stelt
duidelijk
dat
enkel
Dit lijkt logisch, maar het betreft ook de technisch-verpleegkundige verstrekkingen waarvoor géén medisch voorschrift nodig is. En het blíjft verboden, ook al werd je goed geïnstrueerd door een verpleegkundige of arts. Wanneer deze handelingen toch gesteld worden zijn de hulpverlener in kwestie én de werkgever strafbaar. In concreto wil dit zeggen: Geen uitspraken doen over de gezondheid van de cliënt (psychisch, fysisch en sociaal) en deze noteren in het dossier wonden verzorgen of een arts bijstaan bij de verzorging pijnstillers geven splinters verwijderen … Dus : Wanneer je denkt dat iemand griep heeft zeg je niet “ Ik denk dat hij griep heeft” maar wel “Ik zie dat hij/zij …” en beschrijf je de symptomen. Hulpverleners zijn niet gekwalificeerd voor het stellen van medische diagnoses. Ook al blijkt uit de praktijk dat veel symptomen juist worden ingeschat, het is geen opdracht van de hulpverlener.
24
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
Wanneer dergelijke signalen worden genoteerd in het cliëntdossier worden het medische gegevens maar deze moeten geattesteerd zijn (zie verder bij omgaan met cliëntinformatie). Dit wil zeggen dat er een schriftelijk bewijs is, dat de uitspraak gecontroleerd kan worden. Dus waarom iets opmerken, laat staan noteren wanneer het geen waarde heeft. Lijkt het signaal relevant voor de begeleiding, dan is het de taak van de hulpverlener om dit te laten bevestigen door een deskundige ter zake, arts, psychiater, verpleegkundige, die het ook kan attesteren.
3.2. Schuldig verzuim versus Burgerrechtelijke aansprakelijkheid Deze twee juridische begrippen geven het spanningsveld weer waarin de hulpverlener zich vaak geprangd voelt. 3.2.1. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid Indien een persoon schade veroorzaakt aan een ander, is hij ertoe gehouden deze schade te herstellen en/of een vergoeding te betalen. Het verstrekken en toedienen van medicatie is een risicovolle handeling, een handeling waarbij het risico bestaat op aanmerkelijke schade bij het onbevoegd uitoefenen. Wanneer men medicatie toedient, een geneesmiddel op de beoogde wijze in of op het lichaam van de cliënt brengt, maakt men zich ook schuldig aan het onwettig uitoefenen van de geneeskunde. Als dit een negatief gevolg heeft, bijvoorbeeld wanneer de cliënt allergisch reageert op een bepaalde combinatie of als gevolg van een bepaalde mix, kan men worden vervolgd voor onopzettelijke slagen en verwondingen. Het verstrekken en toedienen van medicatie is een courante praktijk in (residentiële) thuislozenwerkingen. Als goede ‘huismoeder/vader’ verstrekt men een pijnstiller, ontsmet men een wondje, verwijdert men een splinter,… Het ultieme verschil echter is dat men geen moeder of vader is maar een hulpverlener die zelden de medische voorgeschiedenis van de persoon kent. Als iemand die bloedverdunners neemt, dit combineert met aspirine kan dit ernstige gevolgen hebben. Hetzelfde geldt voor het ontsmetten van voetwonden met ‘roodsel’, mercurochroom, bij diabetici. In het ergste geval kan dit leiden tot complicaties met amputatie van de voet als enige oplossing. Precies omwille van hun moeilijke relatie met de gezondheidszorg weten cliënten vaak zelf niet of zij diabeet zijn, besmet zijn met een of ander virus,… Ga er bijgevolg niet vanuit dat zij je hiervan op de hoogte brengen.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
25
3.2.2. Schuldig verzuim Elke burger is volgens art. 422bis verplicht hulp te bieden aan personen in groot gevaar, tenzij hij zichzelf of anderen daardoor in gevaar zou brengen. Het klassieke voorbeeld ter illustratie van deze wet is wanneer men iemand in verdrinkingsnood ziet. Je hebt de plicht de persoon te redden tenzij je daarmee je eigen leven in gevaar brengt. Het is het voortdurend bijstaan dat verboden is (KB 78 art. 21), bijvoorbeeld de systematische wondverzorging, enkele opeenvolgende dagen. In dergelijke gevallen moet een professionele kracht worden ingeschakeld. Laat indien mogelijk, het verzorgen van de kinderen over aan de ouders wanneer deze ook in de werking verblijven tenzij er uiteraard professionele hulp moet ingeschakeld worden van vb. een thuisverplegingsdienst. Maar dit is niet hetzelfde als het toedienen van eerste hulp. In thuislozenwerkingen wordt men, precies door de aard van de doelgroep, meer dan gemiddeld geconfronteerd met snijwonden, epilepsieaanvallen, delirium,… Daardoor is de kennis van EHBO technieken onontbeerlijk opdat de hulpverlener accuraat kan reageren. ENKELE AANDACHTSPUNTEN De volgende symptomen kunnen wijzen op gezondheidsproblemen en doorverwijzing naar een arts is dan sowieso raadzaam: pupillen: extreem groot of klein dikke voeten haaruitval wondjes rond de mond jeuk droge huid
3.3. Bewaren en verstrekken van medicatie 3.3.1. Begripsverduidelijking Bewaren: Het bijhouden van de medicatie die bestemd is voor derden Verstrekken: Een geneesmiddel uitreiken aan de cliënt, waarbij de verantwoordelijkheid voor de inname bij de cliënt ligt Toedienen: Een geneesmiddel op de beoogde wijze in of op het lichaam van de cliënt inbrengen Verzorgen: Ontsmetten van wonden, aanbrengen van pleisters, verband, zalf,…
26
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
3.3.2. Bewaren en toedienen van medicatie In de praktijk van een thuislozenwerking wordt men vaak geconfronteerd met cliënten die medicatie op zak hebben, verslaafd zijn aan medicatie of op doktersvoorschrift (veel) medicatie moeten nemen. Maar een thuislozenwerking is geen apotheek. De enige medicatie die er in thuishoort is die van een huisapotheek met de inhoud zoals beschreven in de bijlage in deze syllabus. In de praktijk blijkt echter dat er op de meeste werkingen veel medicatie aanwezig is en bewaard wordt door het centrum, niet door de cliënt zelf. Door ex-cliënten achtergelaten medicatie wordt meestal aan de centrumvoorraad toegevoegd en desgevallend verstrekt aan cliënten met financiële problemen die dezelfde voorgeschreven medicatie niet kunnen bekostigen. De wijze waarop de medicatie meestal bewaard wordt baart zorgen. In de meeste werkingen is dit in de bureaulade of een kast in het bureau die niet op slot gaan. Het bureel zelf wordt in principe wel afgesloten wanneer de hulpverlener deze ruimte verlaat. Evenzeer ontbreekt het vaak aan een sluitend systeem wanneer de hulpverleners de voorgeschreven medicatie ook verstrekken of toedienen aan de cliënt zoals een aantekenblad voor de gegeven medicatie, (ook voor medicatie die zonder voorschrift te verkrijgen is vb. een pijnstiller), een medicatiefiche, medicatiecassettes per cliënt. Hier liggen ongelukken op de loer. Een menselijke fout is snel gemaakt en de hulpverlener en het CAW kunnen aansprakelijk gesteld worden (cfr. burgerrechterlijke aansprakelijkheid).
3.3.3. Een goede bewaar praktijk Het is vanuit de grootste zorg dat de vaak verslavende en gevaarlijke medicatie door het centrum bewaard wordt. Op die manier tracht men over-medicatie, overdosis, onderlinge verkoop, … te vermijden. Maar meestal krijgen diezelfde cliënten bij hun vertrek de volledige voorraad mee. Hier ontbreekt een consequent beleid dat verder reikt dan de muren van het centrum. Wij gaan er vanuit dat de uiteindelijke oplossing voor de moeilijkheden die rijzen bij het medicatieluik perfect opgelost kunnen worden door samenwerkingsverbanden met gezondheidswerkers zoals bijvoorbeeld diensten thuiszorg en thuisverpleging. Daar komen we verder nog op terug. In tussentijd kunnen er al eerste stappen gezet worden om de grootste risico’s te bannen. Hieronder geven we een aantal voorbeelden op basis waarvan de centra ‘good practise’ kunnen ontwikkelen. 1. Zorg er sowieso voor dat er - per cliënt een medicatiefiche is ondertekend door een arts met daarop de precieze gegevens (naam van de cliënt, naam van medicatie, dosis) - medicatiecassettes zijn en de cliënt deze onder toezicht zelf vult - bij eenmalige verstrekking vb. een pijnstiller de cliënt de ze zelf uit de strip haalt
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
27
2. Cliënten bewaren de medicatie op de eigen kamer en wanneer deze gedeeld wordt met anderen of niet op slot kan (?), in een aparte locker op de kamer. De sleutel kan in bewaring gegeven worden bij de begeleiding. De cliënt vult zelf de medicatiecassettes onder toeziend oog van de begeleider met dosis voor een dag of meerdere dagen en krijgt een medicatieschema ter ondersteuning. 3. De medicatie wordt in aparte doosjes (een per cliënt) bewaard in een apart af te sluiten kast. Bij elk doosje zit een medicatiefiche. De cliënt vult zelf de medicatiecassettes onder toeziend oog van de begeleider met dosis voor een dag of meerdere dagen. 4. Samenwerking met een thuisverplegingsdienst of externe zelfstandige verplegers - Er is medicatiekast die afgesloten kan worden in het bureau - De verpleging ontvangt een sleutel van het bureau en van de medicijnkast - Per cliënt is er een medicatiefiche, ondertekend door een arts (verpleging kan geen medicatie verstrekken zonder voorschrift van een arts) - Er zijn medicatiecassettes opdat cliënten de dosis voor één of meerdere dagen meekrijgen - Informatie uitwisseling tussen de verpleging en de hulpverlening gebeurt via een communicatieschriftje
3.4. Toeleiden naar de gezondheidszorg Bij de bespreking van TBC, HIV en Hepatits zagen we dat de eerste symptomen van deze ziekten veel gelijkenis vertonen met een klassieke griep zoals koorts, zweten, verminderde eetlust, … Daar deze ziekten meer dan gemiddeld voorkomen onder de doelgroep thuislozen is een goede toeleiding naar de gezondheidszorg een belangrijke taak. Een van de opdrachten van het maatschappelijk werk is de organisatie van de zorg. Kennis en kunde inzetten opdat de hulpvrager krijgt waar hij behoeft aan én recht op heeft. Hulpverleners in de thuislozenzorg zijn gewend om de voor hun cliënten noodzakelijke zaken die door anderen niet worden opgenomen, dan maar zelf te doen. Maar hulpverleners zijn geen gezondheidswerkers ! We zijn ervan overtuigd dat de alternatieven, oplossingen vooral gelegen zijn in het uitbouwen van samenwerkingsverbanden met gezondheidswerkers. Daarom stonden we in de vorming uitgebreid stil bij de noodzakelijke elementen en voorwaarden van een goede samenwerkingsovereenkomst. Goede samenwerkingsovereenkomsten dringen zich om verschillende redenen. Louter pragmatisch omdat we zo een einde kunnen maken aan de grijze en vaak ronduit onwettige zone waarin we ons begeven. Maar minstens even belangrijk is onze taak als organisator van de zorg wat in dit geval wil zeggen dat het de hulpverleners zijn die instaan voor de toeleiding naar de gezondheidszorg. Gezondheidszorg die onze cliënten om verschillende reden zo vaak ontberen, en daarbij dan ook nog eens méér dan gemiddeld nodig hebben. In dit kader bestaat de opdracht eruit de cliënt de goede omstandigheden aan te bieden om een gezondheidsvraag te kunnen stellen. Een gezondheidsvraag is immers vaak een sleutelmoment in de opstap naar hulpverlening. Samenwerkingsverbanden met gezondheidswerkers stellen de hulpverlening in staat zich te focussen haar kerntaken. Door samenwerking kan ook verdere uitsluiting worden stopgezet of op zijn minst worden gereduceerd. Hierbij denken we
28
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
bijvoorbeeld aan het signaal uit verschillende werkingen van onopgemerkte/ onbehandelde oog -en oorproblemen die vaak de oorzaak zijn van schoolachterstand bij de kinderen. Het hoeft geen betoog dat deze kinderen een zwakke relatie hadden met de reguliere gezondheidszorg en daardoor door de mazen van het net vielen. Een bijkomend argument om de toegankelijkheid van de gezondheidszorg te bevorderen voor deze doelgroep is dat het eveneens kan leiden tot het herstel van bindingen. Wanneer cliënten uiteindelijk terecht kunnen bij een (op termijn) vaste huisarts kan deze een belangrijk ankerpunt vertegenwoordigen in het soms woelige bestaan van de thuisloze. Maar hou er rekening mee dat niet elke cliënt direct klaar is voor een (vaste) huisarts: Vaak beschouwt men het lichaam als het enige en laatste waarover men nog zelf controle, zeggenschap heeft. Daardoor is het moeilijk ook dat nog toe te vertrouwen aan de zorgen van professionele hulpverleners. De institutionele maatregelen en structuren van de overheid zijn niet in overeenstemming met de leefwereld van de dak/thuisloze. Men is niet gewend om in geordende structuren te functioneren. Sommige artsen kennen de specifieke ziektebeelden niet.
3.4.1. Een stap in de goede richting Het regelmatig en vrijblijvend aanbieden van een consultatiemogelijkheid op de werking kan de drempel verlagen en een eerste stap betekenen in de toeleiding naar gezondheidszorg. Hierbij denken we aan het voorbeeld van de sociaal verpleegkundige met vast spreekuur in een inloopcentrum en waarbij de cliënten niet verplicht worden hun naam op te geven. Zij kunnen in eerste instantie anoniem terecht. In sommige werkingen wordt een medische fiche gemaakt die elke heeft met de volgende gegevens :
bewoner bij zich
Naam en telefoonnummer huisarts Bloedgroep & eventuele allergieën Huidige medicatie Bijzondere gegevens Op die manier beschikken cliënten toch over enige informatie en aanknooppunten wanneer zij (onverwachts) in het ziekenhuis of bij een arts terecht komen.
3.4.2. Partners voor externe samenwerkingsovereenkomsten zijn: Apotheker voor productinformatie Dokter voor onderzoek, diagnose, hulp bij doorverwijzing, voorschriften Thuisverplegingsdienst en diensten gezinszorg voor verzorging,ondersteuning en verwijzing Spoed en PAAZ voor dringende opname van cliënt waarvan opname een risico lijkt te zijn én deze onderdak nodig heeft
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
29
3.5. Thuiszorg en thuisverpleging Een korte situering 3.5.1. Thuiszorg/ gezinshulp Naast verzorgende en huishoudelijke taken biedt de gezinshulp ook ondersteunende diensten aan zoals budgetbegeleiding, helpen bij koken, leren wassen in de wasserij, samen inkopen doen, ondersteuning bij persoonlijke hygiëne,… De wachttijd varieert en bedraagt bij sommige diensten zelden meer dan 1 maand. Wanneer de aanvraag ingediend wordt vóór de cliënt het centrum verlaat om zelfstandig te wonen, kan deze dienst aanvangen bij aanvang van het zelfstandig wonen. De kosten worden berekend op basis van het inkomen. 3.5.2. Thuisverplegingsdienst Deze diensten bieden professionele verpleging wondverzorging en het verstrekken van medicatie.
aan
in
de
thuissituatie
zoals
De samenwerking met een thuisverplegingsdienst, externe verplegers heeft veel voordelen voor de hulpverleners. De verpleger heeft een bufferfunctie. De hulpverleners moeten zich niet meer buigen over medische – en gezondheidsvragen waarmee zij gezien hun positie toch niet aan de slag kunnen. Door de samenwerking komt er een einde aan de grijze en vaak ronduit onwettige zone waarin zij zich begeven. kan geen medicatie voorschrijven maar wel inschatten of een doktersconsult aangewezen is. Cliënten die louter uit zijn op het verkrijgen van medicatievoorschriften kunnen niet terecht zodat oneigenlijk gebruik vermeden wordt. heeft vaak meer ervaring met typische thuislozen-aandoeningen dan een gemiddelde huisarts. kan een netwerk van huisartsen uitbouwen en de cliënten toeleiden. De werkingen die reeds vertrouwd zijn met diensten thuiszorg en thuisverpleging zijn stuk voor stuk zeer enthousiast. Het complementaire aanbod geeft de hulpverlener de kans zich te richten op de kerntaken doordat het hele medische luik uit handen werd gegeven aan externe verpleegkundigen en ín de begeleiding wordt gehouden door middel van een goed samenwerkingsverband. Allicht zijn er onderlinge verschillen tussen het aanbod en eigenheid van de werking. Enkel door de verschillende diensten in de regio te contacteren en de wensen en noden van de doelgroep te duiden kan een goed samenwerkingsverband uitgebouwd worden.
30
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
3.6. Samenwerken Slechts weinig centra hebben de bestaande samenwerkingsovereenkomsten ook geformaliseerd. Daardoor wordt een mooie kans gemist en potentieel en inzet niet ten volle benut. Een samenwerkingsovereenkomst die bekrachtigd wordt door een schriftelijke bevestiging hiervan geeft houvast, vooral wanneer de zaken niet lopen zoals voorzien. ENKELE ELEMENTEN VOOR EEN GOEDE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST Er is een ‘gezicht’ De mensen of toch enkelen van de verschillende diensten kennen elkaar, hebben elkaar reeds eerder ontmoet. De verantwoordelijken van de respectievelijke diensten zijn op de hoogte en staan garant. De samenwerking wordt ook gedragen door de verantwoordelijken. Regelmatig overleg, niet enkel bij problemen Vaak worden sluimerende conflictjes als te onbenullig ervaren om reeds aan te kaarten. Op een regelmatig vooraf vastgelegd overleg over de gang van zaken, kan dit gemakkelijker aangekaart worden. Op die manier is er ruimte voor het geven van tips voor verbetering of de wederzijdse herkenning van moeilijke situaties. Draaiboek voor conflictsituaties Wanneer er iets mis loopt is vooraf duidelijk gesteld hoe dit en het bijhorende ongenoegen gesignaleerd worden. Zo worden opgekropte en daardoor vaak overemotionele reacties vermeden/beperkt. Deze zijn immers zeer hypothekerend voor verdere samenwerking en schaden uiteindelijk de cliënt. Er wordt schriftelijk vastgelegd wie wie contacteert, evenals de periode waarbinnen een afspraak gemaakt zal worden om dit conflict uit te klaren. Door vooraf dit engagement te nemen en te formaliseren wordt vermeden dat de probleemoplossing – ongewild- op de lange baan wordt geschoven.
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
31
4. Omgaan met informatie: enkele aandachtspunten en spelregels Samenwerken wil ook zeggen dat er informatie gedeeld wordt. Uit de vormingen bleek dat de spelregels hierrond verre van duidelijk zijn. Voor de details verwijzen we naar de kwaliteitscoördinator van het CAW maar we geven hieronder een samenvatting van de richtlijnen.
4.1. Bewaren van medische gegevens Onder medische gegevens verstaan we de gegevens die als dusdanig door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg geattesteerd werden. Dit betekent in mensentaal dat noch de uitspraken van cliënten, noch de uitspraken van andere hulpverleners over de gezondheid van cliënten als een medisch gegeven gezien kunnen worden. Attesten en verslagen van o.m. artsen zijn dit wel en deze worden dus apart bewaard onder verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. Geattesteerde gegevens zijn gegevens die controleerbaar zijn. Mondelinge uitspraken, bijvoorbeeld over de telefoon, horen daar strikt genomen niet bij, want zij zijn niet altijd controleerbaar. Wanneer dergelijke mondelinge gegevens toch relevant gevonden worden en genoteerd in het dossier, is het raadzaam om ze toe te voegen aan het medisch dossier dat bewaard wordt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. Op die manier blijven alle gegevens over de gezondheid van een cliënt bij elkaar. KORT SAMENGEVAT De medische gegevens: worden bewaard onder toezicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg hij/zij is de BEWAARDER hulpverleners kunnen er wel mee werken
4.2. Omgaan met cliëntinformatie Voor de afspraken in verband met het omgaan met cliëntinformatie verwijzen we naar de richtlijnen voor het kwaliteitshandboek voor verwerven, gebruiken, doorgeven van cliëntinformatie die bindend zijn vanaf september 2004 voor alle CAW-medewerkers en mensen in ‘onderaanneming’.
32
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
Wanneer je samenwerkt met andere disciplines stel je steeds éérst de vraag of deze collega: gebonden is door informatieplicht ten aanzien van zijn werkgever gebonden is aan het beroepsgeheim de belangen gelijklopend zijn ten voordele van de cliënt, m.a.w. of de finaliteit van de hulpverlening hetzelfde is. Bij twijfel overleg je éérst met de teamverantwoordelijke alvorens de collega te contacteren en informatie te delen. Maak steeds vooraf duidelijk aan de cliënt welke informatie met wie gedeeld wordt. Cliënten hebben vaak het idee dat dit sowieso gebeurt. Dat de hulpverleners ‘één pot nat zijn’ wat hen begrijpelijkerwijs terughoudend kan maken in het meedelen van soms zeer relevante informatie voor de verbetering van hun situatie. De centrale vraag is : “Wat maakt dat ik beter geplaatst ben om informatie door te geven dan de cliënt zelf ?”
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
33
5. Systeem derdebetaler “Wanneer een cliënt (nog) geen inkomen heeft, kan hij niet naar de dokter, tandarts, gynaecoloog, ...” Dit is een zeer vertrouwd gegeven in de thuislozenzorg. Geldgebrek van de cliënt is één van de grote drempels bij de toeleiding naar de gezondheidszorg. Wanneer de cliënt in regel is met het ziekenfonds is er echter geen reden om bepaalde zorgen uit te stellen tot dat deze over voldoende financiën beschikt om de consultaties te betalen. Het systeem derde betaler is precies ontwikkeld opdat men, ook al bevindt men zich in een noodsituatie, er toch de nodige medische zorgen kunnen verstrekt worden. Een derde partij kan het consult betalen én terugvorderen van het ziekenfonds doordat het getuigschrift van verstrekte zorg aan hem/haar wordt bezorgd. Het meest interessant is het uiteraard wanneer men een arts of andere gezondheidswerker bereid vindt om aan terugbetalingstarief te werken. Het akkoord van de arts, het door de arts of andere gezondheidswerker erkennen van de noodsituatie volstaat om volgens dit systeem te betalen. De attesten worden met de door de arts ingevulde papieren opgestuurd naar de betrokken mutualiteit, dienst derde betaler met de verklaring van de werking dat de betrokken cliënt in financiële nood verkeerde op het moment van de consultatie. SAMENGEVAT de cliënt is in regel met het ZF de werking prefinanciert het consult de artsen worden op voorhand op de hoogte gesteld van deze regeling en gaan akkoord de desbetreffende artsen, gezondheidswerkers bezorgen de attesten aan de werking de werking stuurt deze ter terugbetaling door naar de mutualiteit de terugbetaling gebeurt op de door de werking doorgegeven rekening het remgeld wordt bijgevolg voorgeschoten door de werking OF men maakt samenwerkingsafspraken met gezondheidswerkers die aan terugbetalingstarief werken.
34
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
6. Dringende medische hulp (DMH) Onder de doelgroep thuislozen bevinden zich ook de zg. Mensen Zonder Papieren. Zij komen zelden terecht in de residentiële thuislozenwerkingen maar de inloopcentra en andere ambulante werkingen komen vaker in contact met dit deel van de doelgroep. Wanneer deze mensen beroep willen doen op gezondheidszorgen kan dit enkel binnen het systeem Dringende Medische Hulp. Hieronder geven we kort samengevat de procedure. Voor verdere vragen kan je o.a. terecht bij medimigrant (zie bijlage syllabus).
6.1. Voor wie ? mensen zonder wettig verblijf vaststellen van illegaliteit is de taak van dienst Vreemdelingenzaken in praktijk stelt OCMW vaak vast bij twijfel contacteren zij de Dienst vreemdelingenzaken zonder andere gegevens door te geven vb. adres
6.2. Wat is DMH ? preventief én curatief het is ruimer dan alles wat via de spoedafdeling van een ziekenhuis binnenkomt zowel ambulant als in verpleeginstelling niet hetzelfde als hoogdringende geneeskundige hulpverlening
6.3. Betaling van de zorgverstrekker in principe door het OCMW (worden terugbetaald voor Ministerie van Volksgezondheid) maar in praktijk niet zo vlot het is van groot belang het OCMW contacteren best voorafgaand i.f.v. een betalingsverbintenis van het OCMW waar de betrokkene verblijft zonder betalingsverbintenis is het OCMW van de plaats van de zorgverstrekker bevoegd de zorgverstrekker is gehouden aan het beroepsgeheim
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
35
6.4. Hoe gaat dat in zijn werk ? Kan je vooraf OCMW contacteren: attest van DMH van de geneesheer naar OCMW van de feitelijke verblijfplaats (medische kaart) naar de (aangeduide) zorgverstrekker
voor
een
betalingsverbintenis
OCMW kan niet vooraf gecontacteerd worden: attest van DMH van de geneesheer onmiddellijk melden aan arts/sociale dienst dat er geen mutualiteit is/geen financiële middelen zijn zij starten procedure DMH vraag hier een bewijs van !
36
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
BIJLAGEN
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
37
38
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
7. Bijlagen Bijlage 1:
KB 78
Bijlage 2a: Draaiboek tuberculose Bijlage 2b: Contactgegevens VRGT Bijlage 3:
Draaiboek schurft
Bijlage 4:
De Vlaamse Luizenstandaard
Bijlage 5:
Professioneel omgaan met seropositieve personen
Bijlage 6:
Prikongevallen protocol & universele maatregelen
Bijlage 7:
Universele maatregelen
Bijlage 8:
Wat zit er in de huisapotheek ?
Bijlage 9:
Spuitenruilprojecten
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006
39
40
Thuisloosheid en gezondheid – juli 2006