This is India! Na drie jaar ga ik voor een tweede reis naar India. Nu niet naar het zuiden, maar naar het zuidelijke noorden van het land: Delhi (tevens de stadsstaat Delhi), Uttar Pradesh (Agra) en Rajasthan. Zaterdag 5 juli 2003. Van Rotterdam via Schiphol en Frankfurt naar Delhi. In Nederland is het bewolkt, met een temperatuur van ongeveer 18o Celsius. Om kwart voor vijf gaat de wekker al. Ik dien de bestelde taxi om half zes te hebben om tijdig op Rotterdam CS te zijn en daar te trein te nemen naar Schiphol. We vliegen om half tien met Lufthansa naar Frankfurt, daar stappen we over op ook een ander vliegtuig van Lufthansa naar Delhi. Dit laatste toestel vertrekt precies op tijd, ongeveer tien voor twee. Vanwege het tijdsverschil van drie en een half uur tussen West-Europa en India komen we niet meer op zaterdag, maar op zondag vroeg in Delhi aan. De vluchten verlopen voorspoedig. Zondag 6 juli 2003. Delhi. Het is ’s nachts bij aankomst om half één droog, maar nog wel warm (26o Celsius). Het duurt even voor de rest van groep, voor zover die in dit toestel zitten, de bagage bij elkaar heeft gevonden en door de paspoortcontrole en douane is. Na ruim twee uur is alles voor elkaar en stappen we in een bus naar het hotel. Niet het hotel, waarop we hebben gerekend, dat is “eventjes” overboekt, dus wordt uitgeweken naar een hotel in de buurt, wel wat minder in kwaliteit (is dat echt zo?, maar dat zal pas later blijken) volgens onze reisleider Mayank Dixit. Het zijn oudere kamers, vrijwel zonder daglicht, maar wel met airco en fan en het restaurant is niet meer dan een beetje verbouwde zolder. Het is maar voor twee nachten, dus niet zo’n groot probleem. De naam is wel mooi: Mehar Castle, ik hoop maar dat de kastelen en wat dies al niet meer zij, die we gedurende deze reis zullen bezoeken een stuk mooier zullen zijn! Gedurende de reis zal de helft van de hotels een ander zijn, dan door de touroperator opgegeven is, maar dat is eigenlijk nooit een probleem. Onderweg maak ik alvast kennis met de eerste tropische stortbui. Met bakken komt het water naar beneden, het kolkt door de straten langs de stoepranden. De ruitenwissers van de bus werken slechts over enkele vierkante centimeters, zodat de chauffeur nauwelijks iets kan zien. Hij blijft gewoon doorrijden, want als je het midden van twee banen aanhoudt, kun je toch prima op de witte lijn je weg vinden, goed werkende ruitenwissers of niet! This is India! Om een uur of half vier is alles geregeld en kan ik gaan slapen. Om een uur of negen gaat de wekker, langzaam gedurende deze bewolkte en klamme dag (33o Celsius) komt mijn ritme weer terug. Een paar uur geleden hebben we met Mayank afgesproken dat hij er voor een briefing om twaalf uur zal zijn. Omdat hij vastzit in het verkeer arriveert hij pas om een uur of twee. Tja Delhi kan heel druk zijn en niet alles klopt altijd in India. De tussenliggende uurtjes doden Cobi en ik met het kennismaken met de rest van de groep. Na de briefing gaat ieder zijns of haars weegs.
Wij besluiten de omgeving te verkennen. Alvorens de drukke winkelstraatjes in te lopen, slaan we toevallig een wat meer achterafstraatje in. Iemand vroeg me ooit waarom ik naar deze landen reis. Ik had duizend en één redenen gegeven waarom, maar was er één vergeten: de reuk. Dat merk ik dan nu, maar ja om een fotootje doe je veel. Op een vuilhoop, die veel, veel meer dan een uur in de wind stinkt staan wat koeien, een geit en een paar varkens zich te goed te doen aan de nog eetbare delen van deze hoop. Van geiten wist ik al dat ze papier en karton eten, nu leer ik dat ook koeien, deze heilige koeien, zo’n hapje niet versmaden. Even later voegt zich ook een vogel erbij. Het levert mooie plaatjes op, maar de rottende geur van allerlei soorten afval blijft nog uren in mijn neus hangen. We vervolgen onze weg door de straatjes met winkels en kraampjes. Wegen overvol met verkopers, kopers, kijkers en bedelaars, auto’s, motoren en scooters, riksja’s, tuktuks en fietsen en wat dies al niet meer zij. Ze vormen een enorme chaos, een mierenhoop waar alles door elkaar beweegt, zonder enig patroon. We besluiten de eerste maaltijd maar weer eens echt van het land te laten zijn. Dat deden we al eerder in Egypte, toen we Chinees zijn gaan eten, nu wordt met McDonnald deze traditie voortgezet. Een McVeggie met Cola en frietjes. Is this India? Als we weer terug zijn op straat valt weer direct de enorme herrie op, wat al die weggebruikers maken. Het duidelijk zichtbaar dat de mensen meer westers zijn gekleed dat in het zuiden en dat er veel meer en vooral nieuwere auto’s zijn. Dat zou natuurlijk ook aan de plaats kunnen liggen. Delhi is een metropool van ongeveer 15 miljoen mensen. We eten in een hotel in de buurt op het dakterras, hoog boven het toeterende verkeer van Delhi. Maandag 7 juli 2003. Van Delhi naar Agra. Het wordt een zeer warme en benauwde dag, vrijwel de gehele dag is het zonnig met een temperatuur van rondom de 35o Celsius. Ook is uitslapen vandaag uit den boze. De trein naar Agra vertrekt om kwart voor acht en het klokje van gehoorzaamheid meldt zich al om vijf uur deze morgen. Als ik na het ontbijt nog beetje slaperig door de bus naar het station wordt gebracht, komt ook het leven in Delhi langzaam op gang. Het verkeer is nog rustig op dit moment. We rijden langs een paar krottenwijken, triest om te zien hoe mensen in optrekjes van een paar takken met daarboven plastic gespannen moeten leven. Ik zie dat werkers min of meer worden verzameld in vrachtauto’s, die boven de laadbak nog een soort tweede etage hebben. Het lijkt op een dubbeldekker, maar een echte bus is er voor hen niet bij. Elders zitten tientallen mannen op stoepranden te wachten. Zouden ze wachten op vervoer, hebben ze werk? Ik weet het niet. We rijden langs iets dat een rivier zou moeten zijn, maar omdat de moesson nog maar pas is begonnen, is de rivier nog grotendeels droog. Nu is het niet meer dan een open, niet stromend riool, dat geweldig stinkt. Nota bene staan er vlakbij dat riool nog krotten van hout en plastic. Misschien heb ik het mis, maar ik denk dat ik nu al meer ellende en armoede heb gezien dat de gehele reis drie jaar gelden. Bij aankomst blijkt het station aan alle verwachtingen te voldoen. Een mierenhoop van voertuigen en mensen. En dit is nog niet eens het centrale station van Delhi! Mensen hollen en draven, springen in nog niet stilstaande treinen om een plaatsje te bemachtigen. Onze trein is nog niet gearriveerd, maar we zijn dan ook een half uur te vroeg. Als de trein aankomt behoeven wij geen haast te maken. We hebben gereserveerde plaatsen. Niet ruim, de gebruikelijk drie zitplaatsen per bankje, maar
het is natuurlijk stukken beter dan een twee en een half uur in een gangpad te moeten hangen. De trein vertrekt op tijd, daar kan de NS nog een puntje aan zuigen (later kom ik wel tot “inkeer”). Tot vlak voor vertrek springen bedelaars van het ene naar het andere treinstel. Tijdens de treinreis proberen anderen door kunstjes of muziek nog een paar Roepies te verdienen. Vlak voor we in Agra arriveren staat de trein een half uurtje stil. Dat zorgt voor wat vertraging, maar wat vervelender is, is dat het ook zorgt dat de temperatuur in de wagon verre van aangenaam wordt. De fans aan het plafond werken nog wel, maar de natuurlijke koeling van deze raamloze wagons, de rijwind dus, werkt dan van geen kanten. Nou ja This is India. ’s Middags rijden we met een tuktuk naar de “Baby Taj”. Een Taj Mahal in het klein. Na eerst slechts de rit tussen het hotel en de “Baby Taj” en weer terug te hebben afgesproken, besluiten we om deze brommertaxi voor de rest van de dag te huren en ons langs andere bezienswaardigheden van Agra te laten rijden, het bedrag dat we met chauffeur afspreken is misschien wel een beetje hoog, eigenlijk voldoende om de gehele dag gebruik te maken van de tuktuk, maar ja… We besluiten de chauffeur naar de andere kant van de brug te laten rijden en zelf over de brug lopen en ook nog even op het kleine marktje voor de brug te kijken. We maken een paar foto’s en kopen nog wat bananen. Als we er één eten, wil Cobi de schil terug in het plastic zakje stoppen. Ik vind dat geen goed idee, we zijn toch in India, zo heb ik drie jaar geleden geleerd en kieper de schil over de brugleuning. ‘tuurlijk: This is India. De chauffeur vraagt ons om een colaatje met hem te gaan drinken (bij de “Baby Taj” hadden wij hem er ook één gegeven) en raken dan in gesprek met deze man. Hij heeft het niet breed, zegt eigenlijk alleen voor zijn kinderen te werken, voor wie hij eigenlijk niet eens een colaatje kan kopen. Hij blijkt analfabeet te zijn. Je kunt dat merken op de manier waarop hij zijn naam schrijft. Zijn voornaam gaat nog wel vloeiend, maar de letters van zijn achternaam tekent hij min of meer. Visay Singh is afkomstig uit Rajasthan, hij is naar Agra gekomen om werk te zoeken. In zijn geboorteomgeving zou hij zich schamen om tuktuk-chauffeur te zijn, maar hier in Agra kent toch niemand hem. Hij wil zijn drie kinderen een goede toekomst geven en stuurt ze daarom niet naar de Public School, maar naar een Private School, dat kost hem wel 100 Roepies per kind per maand. Een fors bedrag voor hem, zo denk ik. De brommertaxi is niet zijn eigendom, die huurt hij van zijn baas. Daar moet hij 70 Roepies per dag voor betalen, plus de benzinekosten. Alles wat hij aan ritjes bij elkaar kan verdienen is dan voor hem. Als hij er in slaagt om klanten in één van de winkels of de restaurants van zijn baas te krijgen, vervalt die dag het huurbedrag van de tuktuk. Ik wil niet zo’n winkel in, en dan quasi geïnteresseerd rondlopen om toch niets te kopen. Een restaurant is geen probleem, als we hem onze voorkeur voor vanavond laten weten, is dat er ook één op zijn lijstje. Ik betaal hem het colaatje maar terug met een fooitje. De terugrit is chaotischer als de heenrit, ook Agra heeft last van spitsverkeer. Bijna botsingen nemen toe. Je moet natuurlijk links rijden, maar als het beter uitkomt staat niemand verbaasd als je dan rechter kant van straat kiest. Na het eten raak ik nog even in gesprek met Willem en Anita. ’s Middags had ik ze ook in een tuktuk in de stad gezien en stopten ook zij aan de achterkant van de Taj Mahal. De twee chauffeurs hadden duidelijk met elkaar gesproken, want ondanks
hun kortere ritje stond hun chauffeur erop dat hij het zelfde bedrag betaald kreeg als de onze. Ja, zoals ik later iemands mening las, de maffiosi van de tuktuk-rijders. Regelmatig valt ’s avonds laat en ’s nachts de stroom uit. Dit hotel, zoals zovele, heeft daarvoor een eigen generator. Helaas voor ons staat dat ding vlak onder ons raam en morgen moeten we toch al weer zo vroeg op. Dinsdag 8 juli 2003. Agra. De zon schijnt al bijna als ik om vijf uur door het gepiep van de gsm wordt gewekt. Die zon zal, behoudens een klein buitje de hele dag blijven en zorgen voor een temperatuur van 35o Celsius. Een bezoek aan de Taj Mahal staat op het programma. We gaan zo vroeg om de vele toeristen te vermijden en ook om de Taj bij mooi licht te zien. Aan de kassa wordt ik voor het eerst geconfronteerd met het “voortrekken” van Indiërs. De entreeprijs voor ons toeristen is Rs 750.00 (ongeveer Eur 15.00) en voor de Indiërs Rs 20.00. Ik vind dat wel terecht, toeristenprijzen zijn voor hen niet te betalen en hun prijs zou voor ons wel erg laag zijn. Gisteren had ik de Taj al van de achterkant gezien. Immens, zeker dat is dit bouwwerk, mooi, ook dat. Maar misschien heb ik me er wel te veel van voorgesteld, zodat de superlatieven niet komen. Nu nog niet, maar later zeker. Het eigenlijke mausoleum mag je niet met schoenen betreden. Ik wandel naar de plaats waar schoenen keurig in vakjes voor je worden bewaard, maar nog voor ik daar ben heb ik ineens beeldige oranje over-slofjes aan. Wel makkelijk, moeten niet die lange veters van mijn wandelschoenen los en vast. Voordat de bus naar het Rode of Agra Fort vertrekt is het eerst tijd om te ontbijten. Een klein stukje met de bus en daarvoor… Ik voel me als een stervoetballer die de bus probeert in te stappen. Samen met de rest van de groep worden we werkelijk belaagd, nu niet door journalisten, maar door hordes verkopers. Die lopen het hele stukken met ons mee. Schreeuwend, pratend, gebarend, kortom hun waar aan de man brengend. Het helpt niet zo veel, alleen Henk koopt een T-shirt. Maat XL. Maar als hij het later uit de plastic verpakking haalt, lijkt het wel bij productie veel te heet te zijn gewassen. Niet meer dan een uiterst strak topje voor hem. Het ontbijt, althans het verkrijgen ervan, loopt iets anders dan ik heb bedacht. Iedereen heeft al, terwijl ik nog zit te wachten. Eerst meldt de ober vervolgens dat de pineapplejuice er niet is, dus neem ik dan een lassi, maar nog steeds geen ontbijt. Na nog een paar keer vragen, terwijl iedereen bijna klaar is met eten, komt ook mijn ontbijt en ja hoor, natuurlijk, na twee minuten komt een tweede ontbijt voor me. This is India! Agra Fort is een schitterend oud fort, met veel leuk doorkijkjes. Ik geniet van dit enkele eeuwen oude fort. Het is drukkend warm en het blijkt dat ik mijn waterhuishouding nog niet goed geregeld heb. Als ik weer buiten het fort en bij een stalletje een halve liter cola koop, drink ik dat flesje binnen twee minuten leeg. De verkopers zijn hier wel heel erg agressief. Tot aan de deur van de bus, of zelfs een stukje daarbinnen meelopend, dat ben ik wel gewend, maar dat de koopwaar zo ongeveer in m’n gezicht wordt gedrukt, nee die techniek was ik nog niet tegen gekomen.
De rest van de middag besluiten Cobi en ik te vullen met mailtjes aan de achterblijvers sturen. Voor de ingang van ons hotel komen we natuurlijk Visay weer tegen. Hij wil ons wel brengen, maar het is niet meer dan een paar honderd meter naar een internetshopje. We gaan dus lopen. Een passerende riksjarijder wil het zelfde doen en in eerste instantie blijf ik nee zeggen, maar als de man blijft aandringen en toegeeft dat hij geld van de internetshop krijgt als hij klanten aanbrengt, besluit ik de laatste 100 meter maar op het bankje van de taxifiets te gaan zitten. Achteraf blijkt hij niets te hebben gekregen en komt zich bij mij beklagen. Zielig hoor voor hem, maar ja het was zijn idee. De internetshop is annex een tapijtenfabriek en, zoals het dan hoort, een tapijten winkel. Het gehassle is dan ook niet van de lucht. We moeten een kwartiertje wachten tot er een computer vrij is en in die tijd en ook na afloop probeert men ons in hun winkeltje te lokken. Het lukt hen niet, maar het lukt ook mij niet om zomaar weg te komen. Ten laatste leste beloof ik “all my friends from group” te vertellen over die mooie tapijten, nog geen halve kilometer van het hotel. Ik laat later het visitekaartje achter bij andere leden van de groep en los zo mijn belofte in. Visay heeft niet zo’n goede aan ons vandaag. Tot aan de etensafspraak met Nicholas, Saskia, Sarah, Laura, Henk en Frank blijven Cobi en ik in hotel. Ik kom er niet onderuit dat hij ons naar het restaurant mag brengen, maar ik spreek met hem af dat hij de zelfde ritprijs zal krijgen als de andere riksjachauffeurs. In het restaurant kun je niet onderhandelen over de prijs, maar wat je wel kunt is zeggen dat je van Shoestring bent en dan mag de gids (wie van ons achten was dat ook al weer?) gratis eten. De rekening is dan dus zevenachtste voor een ieder. Als ik later Visay, gelijk aan de andere chauffeurs, Rs 60.00 betaal, is hij ineens snel weg. Blijkbaar zijn we deze avond geen goede klant geweest. Woensdag 9 juli 2003. Van Agra naar Jaipur. Om halfzeven laat de gsm zich weer horen en kondigt een warme dag van rond de 35o aan, die over het algemeen bewolkt is, met af toe zon en af en een licht buitje. Om acht uur vertrekt de bus en eerst na een klein uur rijden stoppen we bij Fatehpur Sikri. Een mooi oud fort, waar vooral veel Indiërs aan het rondkijken zijn. Rood is de kleur van de stenen en als ik weer buiten ben is dat ook de kleur van mijn poloshirt en linker arm. Het gevolg van het willen schieten van dat ene unieke plaatje. Tja je moet wat over hebben voor een mooie foto. Regelmatig komen mannen bedelen om sigaretten. Wel twee keer in dit fort. De laatste heeft geen rust als ik ja zeg, maar hem ook zeg even te wachten tot mijn eigen shagje op is, zodat ik er één voor hem kan rollen. Hij zegt dat ik dat moment kan bespoedigen door mijn shagje dan maar weg te gooien. ’t Is jammer voor hem, maar daar heb ik geen zin en ik laat hem achter zonder de beloofde sigaret. De ober, die afrekening doet in het wegrestaurantje waar we de lunch eten, maakt het ook een beetje te bont. Als ik hem geld geef, vraagt hij steenhard of ik nog wel wisselgeld wil. Geërgerd antwoord ik kort “Ja” en hij moet het dan maar doen zonder fooi. Ook Saskia overkomt een paar minuten later het zelfde, met precies de zelfde reactie als die van mij. De trukendoos gaat weer helemaal open vandaag.
De wegen zijn hier smal, als twee bussen of vrachtauto’s elkaar tegenkomen, moet elk met de rechter wielen het zand in. Maar de Indiase wegen zijn flexibel, ik zie het een paar keer gebeuren dat je ook nog wel kunt inhalen als er een tegenligger aankomt. Met drie op de ruimte, die niet eens voldoende is voor twee. En steeds gaat het goed! Nadat we om vijf uur in Jaipur zijn gearriveerd, gaan Cobi en ik nog een klein rondje lopen in de buurt van het hotel. Bij de uitgang van het hotel worden we al omringd door riksjarijders, maar we willen geen ritje, we willen lopen. Later probeert een tuktukrijder ons ook een ritje te verkopen, dat lukt hem niet, maar er ontstaat wel een leuk gesprek. In de loop van het gesprek haalt hij uit een bakje, achter de bestuurdersstoel een stapeltje kaarten, brieven en foto’s, die hij ontvangen heeft van toeristen. Hij is er trots op en met zorg laat hij al het moois zien. Ook hij is analfabeet, hij vraagt ons om voor te lezen wat er op de kaarten en in die brieven geschreven staat. Als we weer verder lopen bergt hij met zorg deze kleinoden weer weg. Ik krijg het er koud van. Ja ook: This is India. We eten ’s avonds in het hotel op het dakterras. Lekker, eenvoudig Indiaas eten en heel gezellig. Tegen het einde van de avond begint het langzaam te druppelen en net als we een schuilplaats hebben gevonden, lijkt het wel of er een brandweeroefening aan de gang is, zoveel water komt er naar beneden. Als ik voor het slapen gaan nog buiten op straat even een shagje rook, komt er uit het donker op de glimmend natte weg een koe aangeschuifeld. Een heel leuk tafereel en een waardige afsluiting van deze dag. Donderdag 10 juli 2003. Jaipur. Deze morgen mag ik uitslapen. Cobi en ik hebben met Nicholas, Saskia, Sarah, Laura, Henk en Frank afgesproken te gaan ontbijten om half negen en vervolgens naar het oude gedeelte van Jaipur te gaan. Dus, pas, om half acht laat de gsm zich horen. Het is een beetje minder warm dan gisteren, slechts 32o en het is bewolkt deze dag, waar de zon zich af en toe laat zien en waar de regen ons trakteert om een paar flinke stortbuitjes. Zo als gebruikelijk begint deze trip met het onderhandelen over de ritprijs met een tuktuk. Als we voor het hotel staan zijn er, ook weer gebruikelijk, veel te veel tuktuks, maar na een minuut of vijf komen we tot een vergelijk over een redelijke prijs. Eén van de tuktukchauffeurs zegt tegen me dat de bestemming die wij kiezen niet juiste is, de winkels daar zijn veel te duur, dat zijn toeristenwinkels (oeps wat zijn wij dan?), hij weet veel betere en goedkopere (natuurlijk!). De rit door het hele drukke verkeer is weer een belevenis op zich. De stoplichten herken ik uit Ankara. Bij veel stoplichten is een soort digitale stopwatch aanwezig. Als het licht op rood staat telt dat ding af tot er groen zal komen, het zelfde klokje bij groen licht en telt het ding af zolang het nog groen zal zijn. Lijkt me wel makkelijk om die dingen ook in Nederland te hebben, dan mis je toch een beetje dat gestress van sommige automobilisten. De Indiërs maken er bij groen licht gebruik van om de allerlaatste seconden (en enige daarna) groen licht nog “veilig” door te rijden en bij rood licht proberen ze of het nog mogelijk is om een voertuig extra op één vierkante meter erbij te krijgen. Als we even later de stadsmuur hebben gepasseerd overvalt ons de eerste flinke plensbui. Schuilen, iets anders zit er niet op. We blijken dan een stilstaand doelwit
voor vooral bedelende tieners. Al snel ben ik omringd door een drietal jongens. Negeren werkt in dit geval niet. Ik sta stil, dus blijven ze langer in de buurt. Omdat één van hen blijkbaar denkt dat ik hen niet zie, of niet wil zien (en dat laatste is waar) zet hij andere technieken in om mijn aandacht te trekken. Niet het gebruikelijke tikje op je arm, nee, hij grijpt de draagband van mijn camera vast en begint daaraan te trekken. Dit gaat mij iets te ver en ik pak het joch stevig bij zijn arm en zwiep hem weg, terwijl ik hem, in het Nederlands, toebijt dat ’t ie z’n moeder maar moet gaan pesten. Het helpt, we kunnen de regenbui nu rustig afwachten onder deze luifel. Het straatbeeld van Jaipur’s oude stad voldoet volledig aan mijn beeld van een Indiase stad. Geen meter van de weg (stoepen zijn hier amper) blijft onbenut. Mensen, voertuigen, koeien, varkens en ander vee verdelen de ruimte en lopen kris kras door elkaar. Ook spookkoeien, tegen het verkeer in lopend, laat iedereen het beest ongemoeid haar gang gaan. Riksja’s die lijken te wedijveren wie het hoogst kan stapelen op zo’n fiets. Op de smalle stoepjes of de bermen in het midden van de weg houden zich de verkopers, muziekanten en zelfs slangenbezweerders op (wel zielig voor die slangen overigens). Vlak voor ons eerste doel, het City Palace, besluiten we nog even een colaatje op een terras te gaan drinken. Nou ja terras. De tafels, die ooit wel verf hebben gezien, zijn inmiddels half verrot en ik heb geluk dat ik niet door één van de daarop lijkende bankjes zak. Maar het is één van de weinige terrasjes, die ik in India heb gezien. Ongevraagd komen een paar mannen bij ons zitten, rokertjes bietsend en advies gevend, om voor een zeer laag prijsje het paleis binnen te kunnen gaan. En uiteraard, zoals later blijkt, kom je dan in een klein stukje van het paleis, dat geen museum is en daar zijn winkeltjes, winkeltjes en nog eens winkeltjes. Tot hun spijt gaan we niet in op die goed bedoelde uitnodiging! This is India man! Het paleis is mooi, maar duidelijk vergane glorie. Ik vind het buiten op straat veel, veel leuker. ’s Avonds laat, Cobi en ik liggen net, is er opeens herrie in de straat. Het blijkt dat er een bruiloftsoptocht langs het hotel komt. Nog even snel aangekleed en gaan kijken naar de prachtig uitgedoste bruidegom op evenzo mooi uitgedost paard. De stoet er omheen is ook heel schitterend, mannen die dansen en vrouwen prachtig opgemaakt met heel mooie kleren en sieraden aan. Wederom een prima afsluiting van een dagje India. Vrijdag 11 juli 2003. Jaipur. Het uitslapen is weer voorbij. Om halfzeven kondigt zich de koele dag (28o) aan, die overwegend bewolkt is met een paar kleine regenbuitjes. Samen met de hele groep bezoeken we Amber Palace. En fort annex paleis, dat heel mooi op een heuvel ligt. De weg naar boven kun je of met een jeep of met een olifant doen. Uiteraard valt de keuze op de laatste. Samen met Henk en Frank zitten Cobi en ik op misschien wel de traagste olifant van het stel. We worden links en rechts door andere olifanttaxi’s ingehaald, maar zo genieten we wel veel, veel meer van ons ritje. Genieten van de omgeving, maar ook van de verkopers, die de hele weg naar boven (een dik half uur) proberen allerhande snuisterijen aan ons te verkopen. Ze weten van geen ophouden en weten steeds een nieuw verhaal te beginnen. Toch
wel creatief, hoewel de zelfde riedel bij de volgende toeristen ook wel zal worden afgestoken. Aangekomen in het fort blijft het doorgaan met het belagen van de verkopers. Ze zijn niet van je af te slaan. Ik probeer de antitrukendoos. Als er een verkoper ook op mij af dreigt te komen begin met het zingen van “No, no, no, no.” op de wijs van Vader Jacob. Dat helpt, tot er één van die verkopers denkt het antiwapen daarop weer te hebben uitgevonden en op de zelfde wijs “Yes, yes, yes, yes,” gaat zingen. Hij verkoopt nu paraplus, die over een paar maanden, na de moesson, zeker niet waardeloos zullen zijn, die dingen kunnen dan dienen als parasol. Een paar van de groep doen met mij mee en wij verhogen het tempo van onze No, zodat even later de verkoper struikelt over zijn Yes. Met flinke lach van beide kanten sluiten we af en gaat ieder zijns weegs. Het helpt dus echt! De rest van de dag is het luieren geblazen, een beetje praten met de anderen, wat schrijven in mijn dagboek, ordenen van foto’s en wachten tot we naar de bioscoop gaan. We hebben kaartjes voor een “normaal korte” Bollywood-film besteld. Duur circa 3 drie uur. Het is een heel mooie bioscoop, vrij nieuw en we hebben de beste plaatsen, stoelen, die je in een half lig-stand kunt zetten, maar er ontbreekt beenruimte, zeker als ik ook nog mij rugzak kwijt wil. De film is geheel in het Hindi met af en toe een woordje Engels. Mierzoet romantisch en uiterst overdreven onrealistisch. Nee niet mijn genre, maar wel heel leuk om te hebben meegemaakt. Als het na ruim een pauze is besluit ik samen met Henk en Frank het voor gezien te houden. De andere vijf gaan nog voor het tweede deel. Als we bioscoop willen verlaten wordt ons wel drie om een de kaartjes gevraagd. Je mag er hier blijkbaar niet alleen niet in zonder kaart, maar er ook niet zonder uit! En die kaartjes, die hebben we niet. Cobi heeft het groepskaartje. Maar gelukkig we worden nog wel doorgelaten. We wandelen door de stad en door een park. Bijna de gehele weg worden we achtervolgd door bedelaars, kinderen vooral. Twee van hen volgen ons wel meer dan een kilometer. Ik heb helaas geen snoepjes bij me en geld geven aan bedelende kinderen is uit den boze. Deze kinderen worden of door hun ouders de straat opgestuurd om te bedelen of ze zijn verkocht aan duistere figuren, die hen ook de straat opsturen om te bedelen. Als die kinderen op het dagelijkse doel niet halen, krijgen ze slaag, dat is heel zielig, verschrikkelijk, maar het geven van geld is meedoen aan het in stand houden van het systeem. Dan herinner ik me dat ik nog een paar pennen in mijn rugzak heb, maar nee die weigeren ze. Een wat groter jongetje, die er later bij is gekomen, neemt er wel één aan. Alvorens weg te lopen controleert hij even op zijn hand of de pen goed werkt, tja je mag geen rommel aannemen hè! Als we weer terug zijn bij de bioscoop, laten de vijf nog een tijdje op zich wachten, maar komen flink enthousiast naar buiten en gaan we op zoek naar een restaurant. Na het eten besluiten we om terug te wandelen naar het hotel. Het blijkt te ver, dus gaan we op zoek naar vervoer. De winkeltjes zijn dicht, de kraampjes opgeruimd, de straten heel erg rustig en er zijn ook bijna geen riksjas meer. Maar het is net een kluwen wol, als je één draadje vindt… Als we de eerste riksja hebben gevonden, zorgt de rijder wel voor anderen en na vijf minuten onderhandelen met vier rijders komen we een ritprijs per riksja van Rs 40.00 overeen. Voor mijn gevoel fietsen de heren de verkeerde kant op, maar het is hun stad. Het blijkt dat mijn richtingsgevoel zo slecht nog niet is, na een minuut of tien en veel gepraat tussen de vier stopt de
hele karavaan. Het blijkt dat geen van de rijders hotel Jaipur Inn kent, de laatste dacht dat de voorlaatste het wel wist, die weer dacht dat… De weg vragen helpt ook niet zoveel, we zijn duidelijk niet in een wijk beland waar veel toeristen komen. De verfomfaaide kaart in mijn rugzak biedt uitkomst en het blijkt dat we eigenlijk niet zo ver van de weg zijn afgedwaald. Na een kleine tien minuten staan we op de stoep van het hotel. En hier begint het gebruikelijke naonderhandelen of gebedel weer. Ze willen nu allemaal vijftig Roepies hebben. Maar het is goed betaald, per tuktuk zou de ritprijs zelfs onder de Rs 40.00 hebben gelegen. Na een paar minuten steggelen lopen we maar gewoon weg, je komt toch nooit uit zo’n discussie. Zo doe je dat dus blijkbaar, want This is India! Zaterdag 12 juli 2003. Van Jaipur naar Pushkar. Het is vlees noch vis, het is niet vroeg op en het is niet uitslapen, als om zeven uur de gsm goedemorgen kraait. Om negen uur zullen we vertrekken voor een korte rit naar Pushkar op deze koele dag. Bewolkt met af en toe zon en een temperatuur van ongeveer 28o. Onderweg gebeurt niet zo veel, maar de zieken vallen nu bij bosjes. Ik heb pijn in mijn rug en last van een beetje spuitpoep. Ik weet het zelf nog niet, maar het zal blijken dat ik gewoon snip verkouden aan het worden ben en dat de rest van de vakantie zal blijven. De oorzaak is ongetwijfeld de airco, waar je steeds van de warmte is relatief zeer koude lucht komt. Pushkar is een oase van rust vergeleken bij de grote steden van de afgelopen week. Geen bussen, en bijna geen riskjas of tuktuks. Verkopers en bedelaars houden het hier na een enkel No direct voor gezien. Geen overbevolkte straten, maar wel mooi en rustiek. Zeker als ’s avonds de elektriciteit uitvalt en de bijna volle maan met een heel mooi, zacht licht het rond het meer gelegen dorp laat zien. Prachtig! Het hotel is schitterend. Het mooiste hotel dat we tot nu toe hebben gehad en zullen krijgen. Het is niet het hotel, zoals op de lijst vermeld, Pushkar Palace. Maar als ik daar later een kijkje neem is ons hotel, Jagat Singh Palace Hotel, stukken mooier. Alleen de ligging misschien, niet aan het meer, maar ja je kunt niet alles hebben. Als we er aankomen staat er bij het meters hoge hek een heuse schildwacht, met speer en worden we ontvangen met het omhangen van een bloemenkrans en welkomstdrankje. Heel leuk! Het hotel blijkt pas vijf jaar oud te zijn en deel te zijn opgebouwd uit onderdelen van een oud fort, een kilometer of vijftig hier vandaan. Heel prachtig gedaan. Ik krijg wel het gevoel, er als een koning, of zoals die hier heten mahardja, te slapen. Als we ’s middags even aan de overkant de Brahma-tempel een colaatje drinken, treffen we een bijzonder plekje. De vele mensen die de tempel in en uit wandelen, een waar eldorado voor een fotograaf als ik met een telelens om ongedwongen portretten te schieten. Het feest wordt nog groter als er zich ook een groep mensen bijvoegt, allemaal het oranje hoofddeksels en sjaals gekleed, die uitgebreid muziek gaan maken. Eén van hen vertelt dat ze dat doen ter ere van de zesde sterfdag van hun goeroe.
Om half elf gaat ook mijn licht uit en val ik als een blok, of nee, als een koning, in slaap. Zondag 13 juli 2003. Pushkar. Om acht uur gaat de wekker af, maar dit wordt een luie dag. Pas om negen uur kom ik mijn bed uit. Het is een bewolkte dag, een beetje drukkend warm met temperatuur van rond de 31o. Na het lichte ontbijt gaat Cobi weer terug naar bed en ga ik een praatje maken met Nicholas en Saskia, die lekker op de schommelstoelen bij het zwembad zitten. En tegen het einde van de ochtend besluit ik nog luier te worden en duik nog voor een paar uurtjes mijn bed in. Tegen het einde van de middag gaan we nog even het stadje in. Het zijn vriendelijke mensen in dit dorpje. Zomaar, al lopend op straat groeten ze je met Namasté (ik groet de god in u), zonder dat ze je iets willen verkopen of zo. Kinderen geven me zo maar een hand, zonder dat ze om iets komen bedelen. Heel verfrissend, heel rustgevend. Net voordat we gaan eten gaat het nog even mis, à la Antigua. Toen in the middle of nowhere, ik verder moest met een theedoek in plaats van een onderbroek, gebeurt het nu gelukkig in de hotelkamer. Net als toen een seconde te laat op het toilet, dus wassen maar die onderbroek en gelukkig zijn hier de schone onderbroeken dicht bij de hand. Ja spuitpoep spuit soms met hoge druk. Niets met India te maken, maar This is India! Vroeg naar bed. Dan ben ik morgen flink uitgerust. Morgen weer gebruikelijk vroeg op met een lange busreis in het verschiet. Maandag 14 juli 2003. Van Pushkar naar Bikaner. De gebruikelijke tijd van opstaan is weer in ere hersteld. Om half zeven laat zich de gsm horen en om acht uur zit ik de bus. Het is duidelijk te merken, maar soms ook niet getuige de toestand van de wegen dan, dat we steeds verder de woestijn in rijden. Op deze hoofdzakelijk bewolkte dag is het bij vertrek nog 28o Celsius en bij aankomst is de meter tot ruim 38o gestegen. Na twee en een half uur rijden is de woestijn tot één groot meer geworden. De weg kan ik niet meer zien, tientallen centimeters zakken de banden van de bus in het water en alsof het een boot is spat het buiswater hoog op, ondanks de zeer matige snelheid nu. Het is nu droog, maar het moet hier de afgelopen tijd heel erg flink hebben geregend. Een beetje te vergelijken misschien, toen wij net Delhi hadden verlaten en het vervolgens vierentwintig uur aaneen regende. De route wordt enigszins aangepast, omdat de chauffeur niet zeker is van de conditie van de weg. Er wordt een extra stop ingelast om even naar de bagage te kijken, of daar niet te veel water is bijgekomen. Het valt mee, een paar druppeltjes slechts. We maken er gebruik van om ook even op een echte, dus gewoon een gat in de grond en
bijzonder sterk ruikende, Indiase toilet te gaan. Daar is ook een man, die op pelgrimstocht is. Hoeveel kilometers hij al heeft afgelegd is niet bekend, wel dat hij nog een afstand van tweehonderdvijftig kilometer heeft te gaan. Bij hem is een jongen met een fiets. Op die fiets is hun beider hele hebben en houden gepakt. Een grote tas op de bagagedrager, twee jerrycans met water en natuurlijk een paraplu. De jongen loopt naast de fiets langzaam met de man mee. ’s Mans tocht bestaat uit een drietal stappen lopen, vervolgens gaat hij languit op de grond liggen en drukt zich met een halve kokosnoot in één hand weer op, loopt weer een stap of drie, waarna het tafereel zich weer herhaalt. Ik heb wel gehoord van lange wandeltochten, naar bedevaartsoorden in Europa, maar dit slaat werkelijk alles. Na een paar uur rijden is niets meer van het tijdelijke meer te merken en wordt de woestijn steeds droger, ik hoop dat het metaforisch niet geldt voor die pelgrim. Dit soort buitensporigheden kun je verwachten hier in India. This is India! Of de tempel, die we onderweg in Deshnoke bezoeken ook typisch India is? Een volwaardig ja! Men gelooft hier dat reïncarnatie ook of juist naar ratten is. Deze tempel is dan ook (over)bevolkt met ratten en wordt de rattentempel genoemd. Het is hier smerig, uiterst smerig. Meestal zijn tempels in India relatief schoon, maar deze lijkt nog erger dan de gemiddelde straat. De grond ligt bezaaid met rattenkeutels, die ik op blote voeten lopend niet kan missen. Daar tussendoor maïskorrels, waar ook vele duiven zich aan te goed doen. Voor de ratten zijn er ook nog grote schalen met een melkachtige vloeistof, waar tientallen van deze beesten zich aan te goed doen, De meeste ratten zijn klein van stuk, tussen de 10 en 15 centimeter groot, exclusief de staart en soms weet ik niet of er één dood is of ligt te slapen. Ze kruipen uit allerlei gaten in de grond en de muren. Ze krioelen dan wel niet over mijn voeten, maar toch dien ik uit te kijken er niet op één te trappen. Je mag toch niet zomaar opa van de mevrouw aan de overkant weer een volgend leven in helpen! Hier en daar zijn paartjes ratten bezig om het reïncarnatieproces op gang te houden. Een heel bijzondere ervaring en zeker This is India! Als we in Bikaner aankomen is het zinderend warm. We hebben het plan om met ons groepje te gaan eten in een nabij gelegen hotel. Het blijft bij een drankje en dat is okay. Gezien de ervaring van gisteravond heb een paar pillen loperamide ingenomen en dat sluit direct je hele darmstelsel af. Het is niet nodig geweest, maar het zorgt wel voor een behoorlijke druk op mijn maag en buik. De stroom voorziening is hier iets aan de krakkemikkige kant. ’s Avonds gaat twee keer voor langere tijd het licht uit en dit hotel heeft blijkbaar geen generator. Cobi gaat zelfs bij het licht van een zaklantaarn onder de douche. Een bijna koude douche, maar dat zijn we bijna de gehele reis wel gewend. Wij wonen in een koud land en daar dienen de douches warm te zijn, dit is een snikheet land, dus mogen de douches wel het omgekeerde zijn. Want: This is India! Dinsdag 15 juli 2003. Bikaner. Het is weer vroeg opstaan geblazen op deze hete (38o) en zonnige dag. Om halfzeven het bekende geluid, maar het is niet nodig geweest. De bedoeling was om rond acht uur naar Junagarh Fort te gaan. Het blijkt pas om tien uur open te gaan,
dat had Mayank gisteravond nog een briefje geschreven, dat hij bij de receptie had opgehangen. Iets te laat gelezen dus, pas deze morgen. Tijdens het ontbijt, om zeven uur buiten op de binnenplaats van het hotel, merk ik al dat heel, heel warm gaat worden deze dag. Voor dat het onderhandelen met de tuktuk-rijders zal beginnen nog even lekker, voor ruim een uur, airco-en op de kamer! Het Junagarh Fort is een heel mooi fort, maar ook een heel erg warm fort. Binnen een kwartier kan ik al mijn kleding uitwringen. Buiten lijkt het wel een sauna en binnen is het wel ietsjes minder warm, maar dan mis je de kleine zuchtjes wind. Zelfs de Indiërs hebben het warm en zweten zichtbaar! We nemen de zelfde tuktuk terug als op de heenweg. Het is zeker niet ongebruikelijk dat een tuktuk of riksja op je wacht, in de hoop nog een ritje te kunnen doen. Zo ook deze chauffeur, als we naar buiten komen loopt al zwaaiend op ons af. We nemen een kleine d-tour, via het postkantoor om postzegels voor de kaarten te kopen en die ook te posten. Als we weer terug zijn bij het hotel vraagt de tuktuk-rijder bijna het dubbele van de heenreis. We willen niet meer dan Rs 10.00 extra betalen voor het “omrijden”. Enige aandringen helpt in dit geval. Vanmorgen bij vertrek was al te merken dat de tuktuk-rijders flink overvragen. Ik kom er nu achter dat ze blijkbaar gisteren van iemand een flinke prijs voor ongeveer het zelfde ritje hebben gekregen. Het gebruikelijke handjeklap duurt dan ook wat langer. ’s Middags gaan we naar een camelbreeding farm en vervolgens de woestijn in. Langzaam komt mijn buikpijn weer terug. Samen met de flinke verkoudheid voel ik me verre van goed, maar ik wil dit toch allemaal meemaken. De farm is leuk, vooral als de vele honderden kamelen (of eigenlijk dromedarissen, want ze hebben maar één bult) terugkomen van het grazen. Ze weten blijkbaar elk hun weg, of hun nachtverblijf links of rechts na de ingang is, kiest elk beest feilloos. Zowel de volwassen dieren als de jonkies. Ik leer dat als je een kameel wilt aanschaffen van deze farm, dat een bedrag Rs 30.000.00 (circa EUR 600.00) kost. Een formidabel bedrag voor de mensen hier. De woestijn is verzengend heet. De temperatuur loopt op naar 42o, en dat tegen het einde van de middag! De ongeveer driekwart liter water die Cobi en ik elk hebben is ruim, ruim onvoldoende. In het dorpje in de woestijn krijgen we al snel horden kinderen achter ons aan. Cobi begin liedjes met die meute te zingen, maar dat mag niet te lang doorgaan anders komen we geen stap verder in dit dorp. De dorpsgemeenschap blijkt één grote familie te zijn en bestaat uit zo’n 500 personen. Ze zijn niet rijk, maar wel goed gevoed. Veel toeristen komen hier niet, dus alles is nog redelijk puur. Men laat zich zonder problemen fotograferen. Meestal poseren ze voor de foto. Dat vind ik jammer, het is veel leuker om ongedwongen een plaatje te schieten. Dat lukt niet zo makkelijk, omdat het licht niet voldoende is om de supertelelens te gebruiken. We worden het dorp rondgeleid door de dorpsoudste. Af en toe jaagt hij de meute kinderen weg, maar dat lukt niet zo best, steeds komen ze weer terug. We krijgen thee aangeboden, echte Indiase thee. Heel sterk dus, met veel suiker en een klein beetje in een beker. Verrassend is het dat dit goedje perfect mijn dorst lest, ondanks dat het mierzoet is!
Bij het vertrek begint het “gebruikelijke” uitdelen van pennen en krijgen we een afscheid van hollende kinderen achter de jeeps. We gaan nog een beetje verder de woestijn in. Het doel is de zonsondergang te zien, maar voor we op een daarvoor geschikte plek zijn komen we eerst nog wat knekelhuizen tegen. Stapels skeletten van dieren liggen hier in de woestijn te drogen. Sommige nog met huid. Het stinkt geweldig! Helaas is ons het weer niet goed gezind om de zon te zien ondergaan. Evenals in Pushkar, waar, zoals men daar zegt, de mooiste zonsondergang, over het meer, in India te zien is, lukt het ook hier niet door de wolken. Jammer, maar in Jaisalmer heb ik weer een kans. Op de terugweg stoppen we nog even bij een, ja wat is het, winkeltje zal ik het maar noemen, om wat te drinken. Binnen no-time heb ik anderhalve liter water en cola opgedronken. Ja, de volgende keer toch iets meer vocht in de woestijn meenemen. Als we terug in het hotel heb ik geen trek meer in eten. Er volgt nu alleen nog het dagelijkse avond ritueel van douchen, een wasje doen (deze twee geven vandaag behoorlijk wat zand af), batterijen van twee camera’s opladen en het opladen van de batterij van m’n gsm, die nu nog alleen als luxe wekker dient (het beperkte aantal providers (soms zelfs nul) geeft mij geen toegang, dat zou wel eens kunnen duren tot we weer in Delhi zijn, ik zal het wel zien). Tenslotte: This is India! Maar snel gaan slapen dus en hopen dat ik morgen wat van die verkoudheid verlost zal zijn. Vreemd, in een land, waar de temperatuur nauwelijks onder de 30o komt, ben ik snip, snotter, snip verkouden. Het water loopt uit m’n neus, alsof het midden in de winter in Nederland is. Het zal ongetwijfeld door de airco zijn. Maar dat is weer zo dubbel, het is heerlijk om even te airco-en, aan de andere kant… Met die onafgemaakt filosofie val ik in slaap. Woensdag 16 juli 2003. Van Bikaner naar Jaisalmer. Op het gewone, vroege tijdstip opstaan, voor een middellange rit naar Jaisalmer. Als ik de dagen begin te nummeren in mijn schriftje, merk ik dat deze warme (35o) veelal bewolkte dag het nummer twaalf draagt. Dan ben ik al over de helft. Het gaat wel erg snel! Onderweg steeds meer woestijn, een woestijn die niet geheel kaal, niet geheel zand is, maar relatief veel bomen heeft. Ook, natuurlijk juist in deze tijd, door de moesson ligt er een prachtige lichtgroene waas over het zand. De natuur, die zeer snel op veranderende weersomstandigheden reageert. Onderweg zie ik ook minimaal vier vrachtauto op hun kant of kop liggen. Duidelijk een gevolg van de rijstijl van de Indiërs. Hier en daar is soms een kraanwagen bezig zo’n vrachtauto te lossen of weer rechtop te taken. Altijd zitten of staan er een hele boel mensen bij te kijken Bij aankomst in Jaisalmer doe ik niet meer dan wat zwemmen, eten en gaan slapen.
Donderdag 17 juli 2003. Jaisalmer. Het is weer een uitslaapdag. Pas om halfacht word ik gewekt. Een gemengde dag qua bewolking en zonneschijn, maar nog steeds goed warm, een graad of 35. Op ons verzoek komt er een beambte van een bank naar het hotel om travelers’ cheques te verzilveren. Een prima service. Vervolgens rijden we met vier tuktuks naar het centrum van Jaisalmer. De brommertaxi’s manoeuvreren zich als een slang tussen de vele gaten in het weg door. Bij de poort van het fort van Jaisalmer worden we, zoals eigenlijk wel gebruikelijk, belaagd door verkopers en verkoopsters, gidsen en ook alweer tuktuk-rijders, maar die laatsten hebben zeker nu nog niet nodig. De Jain tempel is heel mooi, zeer mooie beelden met vele details. Ook het City Palace is prachtig, vooral het uitzicht. Er valt mij een heel park windmolens op in de verte. Het lijkt wel of ik op de dijk van de Flevopolder sta. Later hoor ik van een restauranthouder, dat die windmolens zijn neergezet door Nederlanders en inderdaad stroom opwekken. Het waait vrijwel altijd hier en sinds die dingen er staan, valt de stroom nauwelijks meer uit in dit gebied. Bij het verlaten van het fort lopen we nog even een kledenwinkel. Het wordt een onderhandeling van ruim een uur. Na korte tijd ligt de hele vloer vol met verschillende kleden, spreien en dat soort dingen. Het duurt zo lang dat men ons zelfs een kopje thee aanbiedt. Die hele stapel van enkele tientallen centimeters hoog is bedoelt om Sarah een keuze te laten maken, dat lukt dan na lang wikken en wegen, maar vervolgens wordt er geen overeenstemming gevonden over de prijs. Cobi en ik komen en tot een keuze en tot overeenstemming over de prijs. Dat wordt oppassen voor mij, bleef het vorig jaar nog bij één kussenhoes voor op de bank, nu ga ik deze winkel uit met twee van die dingen en een tafelkleed. Wat zal dat voor de toekomst betekenen? Dien ik er dan zelfs een extra rugzak voor aan te schaffen, misschien? We lopen nog even terug het fort in, naar de winkel, waar Frank eerder die dag al een beddensprei kocht. Sarah komt daar wel tot volle tevredenheid naar buiten. Na een nog een bezoek aan één van de mooie Haveli’s (één van de handelshuizen hier in Jaisalmer), waar we een schitterend uitzicht van het dak hebben rijden we weer terug naar het hotel. Uiteraard probeert de chauffeur van de tuktuk ons nog een bezoek aan winkeltje aan te smeren, wat hem niet lukt. Genoeg winkeltjes gezien vandaag. Wel houden we nog even stil bij een binnenplaats waar een vreemd uitgedoste man zit. Hij blijkt de langste snor ter wereld te hebben. Hij wil zijn vader overtreffen, die ooit dit record hield, maar nooit in het Guinness Book of Records kwam, dat is wel zijn doel. Voor een tiental Roepies is bij bereid het ding te tonen en na de foto’s bergt hij de snor, van ongeveer twee meter lengte, weer zorgvuldig op. Elk uiteinde wordt om een oor gewonden, zo blijft zijn handelswaar in tact. Om vijf uur vertrekken we, na nog even lekker ge-airco-ed te hebben, per jeep naar de zandduinen om na een kamelenrit opnieuw een poging te doen om een schitterende zonsondergang te zien. Hopelijk werkt de zon, of beter de wolken, beter mee dan eergisteren. De zon gaat zeker onder, maar helemaal verscholen achter de wolken, waar het noodzakelijke water voor deze landstreek uit zal komen.
Als een ieder van ons op een kameel zit en we de eerste tientallen meters hebben afgelegd, komen ineens, vanuit het niets, een vijftal jongens aangelopen, die vragen of wij een drankje willen en of we er ook één aan onze “driver” willen geven. Iedereen, niemand uitgezonderd, trapt in deze truc. Niemand vraag wat zo’n flesje kost. Halverwege de rit komt men afrekenen en dan blijkt een klein flesje cola Rs 30.00 te kosten, het drievoudige of meer dan elders in de stad. Mijn “driver” begint al snel met een zielig verhaal, dat de kameel niet van hem is, maar dat hij voor een baas werkt en dat zijn vader heeft gezegd dat hij maar moet proberen met werken en fooien een kameel bij elkaar te verdienen, zodat hij voor zich zelf kan beginnen en dat toeristen hem wel fooien zullen geven, grote fooien, honderd, tweehonderd, driehonderd Roepies soms. Als ik hem naar zijn naam vraag, zegt hij Ali Baba te heten. Als ik dan vraag waar die veertig rovers dan wel zijn, ik ken op dat moment de prijs van het flesje cola nog niet, komt die grap niet aan. Eén van de knaapjes, die cola uitvent noemt zich ook al Ali Baba. Dat klopt zeker ook niet, Ali is hier nergens te zien, alleen de veertig rovers in allerlei gedaanten. Mijn “driver” doet een tweede poging om zijn verhaal duidelijk op mijn netvlies te krijgen en als ik niet reageer, volgt vijf minuten later de derde poging. Drie maal scheepsrecht? Dat zal wel, een kameel wordt toch het schip van de woestijn genoemd! Ik vindt het dan wel voldoende en zeg te onze Ali dat ik een beetje moe word van zijn gebedel en dat hij er mee dient op te houden. De rest van de tocht naar de zandduinen kan ik genieten van de rust van de woestijn en van de schitterende vormen van de zich altijd verplaatsende zandduinen. Met die rust is het echter snel gedaan als we op de toppen van de zandduinen zijn aangekomen. Ik sta noch amper op de grond of ongevraagd zet zich een orkestje voor groep neer. Ineens blijken de verkopers van frisdrank zich ook als muziekanten te ontpoppen. Geen aandacht aan schenken heeft geen zin, omdraaien heeft geen zin, ze zijn op geen enkele manier weg te krijgen, behalve misschien als we aan dit deel-veertigtal wat briefjes Roepies overhandigen, maar zo ver komt het niet. In de verte komen ook een tweetal woestijnhoeren aangelopen. Mooi opgemaakte vrouwen, waarmee je dan tegen betaling van wat Roepies op de foto mag. Het wordt mij en ook de meeste andere leden van de groep nu te veel. Als we weglopen komt het orkest, de resterende limonade verkopers (waar bij sommigen na wat discussiëren de prijs van een flesje ineens daalt naar Rs 10.00) en de fladderen dames steeds achter ons aan. Bij in koor roepen wij “Go away, go away!”. Na flinke aandrang krijgen we eindelijk de tijd om rustig om ons heen te kijken. Prachtig is te zien hoe mestkevers kamelendrollen over het zand van de duinen voortbewegen. Achteruitlopend (uiteraard, je gaat toch niet met je kop in de stront zitten!) duwen ze zo’n bol weg, zich er aan vastklampend als de helling te stijl blijkt te zijn en het balletje met een enorme snelheid een tiental meters omlaag rolt. We doen ons verhaal aan Mayank en zeggen hem aan die bende uit te gaan leggen dat er geen fooi zal worden gegeven. We voelen ons belaagd, hebben geen zin in al dat gebedel en zijn niet blij met de truc van de limonade. De terugtocht naar de jeeps lijkt bijna op stille processie, geen woord Hindi, geen woord Engels, alleen hier daar wat Nederlandse zinnen. Ja, ook: This is India! Vrijdag 18 juli 2003. Van Jaisalmer naar Manvar woestijnkamp.
Een korte rit vandaag, dus meldt het klokje van gehoorzaamheid zich pas(!) om zeven uur. We komen rond de middag in Manvar aan. Met een pietsie regen en met verder afwisselend zon en bewolking blijft het warm. Een dikke 38o. Onderweg nog een klein leuk momentje. De bijrijder gooit een lege waterfles naar een jongetje. Hij krijgt er een glimlach voor terug, van oor tot oor! Manvar is een vrij nieuw resort, maar er is niet veel te doen. Meer dan wat winkeltjes, een restaurant en een zwembad is het niet. Een dagje van niets doen, dat is wel eens lekker. Na een “hot en sour soup”, die echte heel hot was, na enkele lepels gutst het zweet me aan alle kanten uit en een uurtje aan het zwembad, heb ik dit wel gezien. Helemaal niets doen, nee dat is niks voor mij. Onderweg was de bus al gestopt, toen we kudde antilopen zagen (maar waren het echt anti-lopen, ze bleven niet echt staan en renden om het hardst weg!), besluit ik om in een wandeling in de woestijn te maken. Al snel kom een pauwenpaartje tegen. De pauw het faunasymbool van de deelstaat Rajasthan. Een uur ben ik bezig om die beesten goed op de foto te krijgen, maar steeds schreiden ze van mij weg. Het echte perfecte plaatje lukt dan ook niet. Wel lukken wat mooie plaatjes van de flora. Die blijft tenslotte steeds mooi stilstaan! Zaterdag 19 juli 2003. Van Manvar naar Jodhpur. Ondanks de hele korte rit, ongeveer twee uur, staan we weer vroeg op. Er is veel te zien in Jodhpur en we blijven er maar één dag. Het wordt iets koeler, zo rond de 35o Celsius, waar ’s morgens de bewolking overheerst en het ’s middags steeds zonnig is met een verkoelende wind. Met z’n achten hebben we twee toeristentaxi’s gehuurd, waar in heel duidelijke letters Tourist op staat, maar je moet toch wat, om ’s middags Jodhpur te bekijken. Het Paleis valt een beetje tegen, van buiten mooi, maar van binnen amper toegankelijk, omdat we geen hotelgasten (zoals zo vele paleizen doet ook paleis nu dienst als hotel) zijn. Het fort is het mooiste fort wat ik tijdens deze vakantie heb gezien. Werkelijk schitterend! Vanaf sommige plaatsen kun je goed zien waarom Jodhpur de blauwe stad wordt genoemd. Het overgrote deel van de huizen is azuurblauw geschilderd, wat zowel dient om de hitte alsook om de insecten te weren. Op het einde van het bezoek blijven we nog wat hangen op de Rampas (de wallen/kantelen) en genieten van het uitzicht. Ik zie een paar van de roofvogels rondvliegen, die ik eerder ook op de gevels in het fort heb zien zitten. Een mooi gezicht. We doen een spelletje met de Indiërs. Indiërs zijn niet alleen voordringers, dat merkte ik weer tijdens het bezichtigen van dit fort, maar ze nemen anderen, vooral buitenlanders, erg in zich op, staren je aan, gapen je na. Kortom ze zijn heel erg nieuwsgierig. De Indiërs die ons hier op de Rampas voorbij lopen staren wij nu aan, draaien met ons hoofd helemaal mee als ze uit ons gezichtsveld dreigen te lopen. We beschouwen ze van top tot teen en weer terug. En, omdat de Rampas doodloopt komen ze allemaal weer terug en doen we het weer opnieuw. Ze vinden het blijkbaar toch wat minder geslaagd en hun blikken dwalen steeds wat, maar nieuwsgierig als ze kijken ze toch steeds heimelijk weer achterom. Wij kunnen hen, als ze Hindi praten, niet verstaan en zij kunnen ons Nederlands niet begrijpen, maar wel duidelijk is dat zowel zij als wij weten dat we ook nog een over elkaar praten. Het is leuk om te doen en we houden het een dik kwartier en vele Indiërs vol.
Na terugkomst nog even zwemmen en verder niets. Cobi en ik besluiten te blijven eten in het hotel. Bij aankomst in het restaurant blijken we echter de enigen te zijn deze avond. Da’s wel ruim zitten en voldoende keus, zo zou je denken. Niets is minder waar van mijn oorspronkelijke keuze van een vegetarische pizza en sinaasappelsap blijft niets anders over dan omelet Masala en sodawater met verse limoen. Tja, This is India. Zondag 20 juli 2003. Van Jodhpur naar Udaipur. Een lange reisdag in het verschiet, dus gaat de gsm om halfzeven af. We rijden naar Udaipur onder een meestal bewolkte hemel, waar af en toe de zon zich laat zien, met een temperatuur van 30/35o. Onderweg stoppen we in Ranakpur, om het grootste tempelcomplex van Jain tempels in India te bezoeken. Als ik de bus uitstap komt er een hoopje ellende op ons af. Een man die zich op zijn handen en knieën voortbeweegt en zo amper in staat is om zijn hand voor een aalmoes op te houden. Als ik na het bezoek aan de tempels weer terugkom op de parkeerplaats, kruipt hij daar nog steeds rond. Een heel zielig gezicht, maar ik kan niet meer doen hem een aalmoes geven. We eten deze middag samen met Indiërs. De prijs is navenant. Slechts Rs 20.00 (EUR 0.40) per persoon voor een simpele tali, maar waarvan je zo veel kunt krijgen als je lust. Uiteraard te eten zonder bestek. Het lukt mij, als ook bijna iedereen, niet om alleen met mijn rechter hand te eten. De Indiërs zijn daar duidelijke beter in. Wij moeten na afloop onze handen wassen, ondanks het “smokkelen” met de linker hand, zij houden alles schoon. We hebben als Westerlingen daardoor veel bekijks, maar dat waren we eigen al gewend. Het enige wat ik afsla is het water. Dit restaurant lijkt een beetje op een kantine van het Nederlandse leger. Lange tafels, waarop op tin lijkende grote borden (dienbladen eigenlijk) staan, met daarin twee schaaltjes voor de sausen. Op de bladen wordt rijst en brood geschept en neergelegd door de obers of bedienden, die langs de tafels lopen, waaraan je maar aan één kant kunt zitten. Naar Indiase gewoonte is het ook hier schoenen uit. De keuken is open en ziet er heel schoon uit. Op weg naar de tempels loop ik langs een boom, die overbevolkt is door een vijftiental apen. Erg leuk om naar te kijken en te fotograferen. De resterende route gaat door berglandschap, dat niet zo Indisch op mij overkomt, maar me meer de idee geeft ergens in Frankrijk te rijden. Bij aankomst in het hotel in Udaipur worden we weer ontvangen met een bloemenkrans en een welkomstdrankje. ’s Avonds besluiten we te gaan eten op één van de vele rooftops. Het wordt de German Bakery. Een mooi uitzicht van hier over het half opgedroogde meer. Het wordt appeltaart (die wel heel erg droog blijkt te zijn) met koffie. Als we afrekenen blijkt de ober een “vergissing” met de rekening te maken. Henk en Frank zijn al eerder vertrokken en hadden hun aandeel in de consumpties reeds voldaan, maar die stonden nog steeds op de rekening die aan ons werd gepresenteerd. Als we er naar vragen, komt het eenvoudige antwoord, zonder verontschuldiging “This is
minus” en wordt het bedrag er weer vanaf getrokken. Dus helaas voor hem, geen fooi, deze truc was te doorzichtig. Ook: This is India. Maandag 21 juli 2003. Udaipur. Heerlijk uitslapen. Pas om acht uur komt mijn wereld weer tot leven op deze bewolkte dag, met een temperatuur van 30o. Na een relaxed ontbijt brengen Cobi en ik een bezoek aan het City Palace, wat wel mooi is, maar het niet haalt bij wat we de afgelopen weken hebben gezien. De Jagdisa Temple daarentegen is weer schitterend, heel mooie beeldhouwwerken. We kiezen een rooftop restaurant in de buurt van de tempel uit om een colaatje te drinken. Als we de lange smalle trappen naar boven lopen passeren we eerst een woonhuis, waar de vrouw des huizes en het daar aanwezige kind ons vriendelijk toelachen. Een etage hoger komen we langs wat lijkt op een atelier. Dat blijkt het ook zo te zijn, alleen er is niemand aanwezig. Cobi kan haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en gaat even op de werktafel kijken. Kort daarna komt de man die hier werkt binnen en, zoals steeds in dit soort gevallen, nodigt hij ons uit om verder te kijken. Natuurlijk: negotie! We beloven nadat we op het dak ons drankje hebben gedronken nog even langs te zullen komen (hoe zouden we het kunnen missen, de smalle trap leidt altijd langs deze ruimte). Als we een klein uurtje later terugkomen begint hij voorzichtig, teder bijna zijn miniatuurschilderijtjes te laten zien en gaat net zolang door tot de hele tafel vol ligt. Het zijn hele kleine kunstwerkjes, geproduceerd met minutieus kleine penseeltjes. De verf die hij gebruikt, zo benadrukt hij, is op natuurlijke basis, aangevuld met hier en daar wat zilverpoeder of goudpoeder en soms een kleine edelsteen. Hij vertelt enthousiast over zijn werk en dat mag ook wel. Heel fijne details, die ik met bril bijna niet kan zien. Als hij merkt dat wij uit Nederland komen, laat hij direct vallen dat hij ook aan de Bijenkorf levert. Hij vindt dat een hele eer. Ook hij laat brieven zien, die hij van klanten heeft ontvangen. Uit één van die brieven en uit zijn verdere verhaal, blijkt dat hij niet zo lang geleden een aantal schilderijtjes heeft verkocht aan iemand die bij de Bijenkorf werkt en hem later, op hun briefpapier nog een briefje schreef. Een leuk verhaal. Ook hij blijkt analfabeet te zijn, als hij ons vraagt om te vertellen wat er nu juist in enkele brieven staat. Cobi koopt een schilderijtje op linnen van 10 bij 15 centimeter. Hij wikkelt het zorgvuldig om een plastic buisje, waar vervolgens kranten, plastic en plakband omheen gaan, zodat het de reis naar Nederland kan overleven. Nog voor we afscheid nemen bergt hij zorgvuldig al het tentoongestelde weer in de ladenkast op. We wandelen nog even verder komen langs een kleine tempel, die enigszins verscholen ligt. Als we naar binnen lopen worden we al snel aangesproken door de priester van deze tempel, die trots meldt dat hij Brahmaan is en het priesterschap al vele jaren in de familie is. Tijdens de rondleiding, die hij ongevraagd geeft, vist hij duidelijk naar een fooi. Als ik hem op het einde de gebruikelijke Rs 10.00 per persoon fooi voor een tempelgids geef, zegt hij: “Only 20?”. Na mijn korte” “Yes”,
mag ik ineens niets meer fotograferen, is alles heilig en verboden om op de gevoelige plaat vast te leggen. Hij merkt echter niet dat ik onder zijn neus, zonder flits toch nog een foto maak. Helaas achter af blijkt het toch te donker te zijn geweest. ’s Avonds eten weer op een andere rooftop (er zijn er in deze stad tientallen), maar ik vergeet te deet-en, zodat ik voor het eerst van mijn leven wordt lek geprikt door muggen. Ook een hele ervaring en is ook dit: This is India? ’t Is maar te hopen dat het geen malariamuggen zijn, in dat geval mag de Paludrine zijn best doen. Dinsdag 22 juli 2003. Udaipur. De vorige avond zijn we voor het hotel nog aangesproken door een tuktukchauffeur, die een tripje naar Shilpgram (een kunstenaarsdorpje annex openluchtmuseum) aanbood tegen de prijs van Rs 100.00. Samen met de familie Mercredy besluiten we dat vandaag te zullen doen. Dat betekent lekker uitslapen tot een uur of acht op deze bewolkte dag, waar de temperatuur niet boven de 29o komt en er af en toe een klein buitje naar beneden komt. En natuurlijk, het kan niet anders, als we deze morgen over de prijs praten, dan is de ritprijs verhoogd naar Rs 150.00. Na enig onderhandelen komen uit op een bedrag van Rs 120.00 per tuktuk, voor een ritje van en half uur heen en een half uur terug. Onderweg zie ik een meer dat inmiddels geheel is drooggevallen en waar de koeien op de bodem nu aan het grazen zijn. Shilpgram is vooral weer onderhandelen, maar gelukkig ook mooie dingen zien. We laten ons terugbrengen naar de verkoopplaats van kaartjes voor een boottocht op het grote (inmiddels tot de helft qua water geslonken) meer. Daar vallen twee dingen tegen. Saskia betaalt de tuktuks met drie briefjes van honderd. Die verdwijnen zo, zonder ook maar iets te zeggen, in het borstzakje van één van de chauffeurs. Als ze hem aanspreekt op het wisselgeld, zegt hij dat niet hebben. De enige oplossing is geld terug en ieder kijkt in zijn of haar zak en komen we aan Rs 240.00 gepast. We hadden besloten om het verschil tussen de vraagprijs van Rs 150.00 per tuktuk en de uitonderhandelde ritprijs als fooi te geven. We vertellen de chauffeurs dat we deze truc niet leuk vinden en dat ze daarom geen fooitje krijgen. Het andere wat tegenvalt is dat sinds vanmorgen de boottochtjes gestaakt zijn. Te weinig water in het meer. Het alternatief wordt dan eten op de rooftop waar we al twee keer eerder hebben gegeten. Het eten is er goed, de service is er goed en het uitzicht is er goed. wat wil ik nog meer? Het uitzicht blijft goed, maar van de eerste twee blijft niet veel over. We bestellen alle zes een limoenpannenkoek! De eerste drie die de ober brengt zijn allemaal banaan-honingpannenkoeken, en voor dat we er erg in hebben is hij weer weg. Gelukkig nog voor hij met de tweede serie onjuiste pannenkoeken kan aankomen weten we zijn aandacht te trekken. Enig (eigenlijk wel veel enig) aandringen is er nodig om hem te overtuigen dat dit niet juist is en hij neemt de drie borden weer mee. Eerst komen drie goede pannenkoeken en daar weer een drietal. Het blijkt dat de laatste geen echte limoenpannenkoeken zijn, maar de schoongemaakte vorm van de banaan-honing versie besprenkeld met limoen. Het smaakt naar niet veel, dus mogen ze weer terug voor een nieuwe ronde.
Bij het verlaten van het restaurant is hij wat minder vriendelijk dan gisteren. O ja natuurlijk: we are Dutch and This is India! Nu weer in een tuktuk om naar het poppentheater aan de andere kant van de stad te gaan. Met de twee chauffeurs spreken we de ritprijs af en op hun aangeven zullen ze blijven wachten. Bij de aanvang van de terugrit begint één van hen echter te zeuren over wachtgeld. Nou ja, ik zeg het… In de zaal valt mijn oog op twee borden, die vlak onder elkaar hangen. Op de bovenste staat: Toilets met een pijl naar links en op het bord daar onder Camera fee Rs 10.- Video fee Rs 50.-. Rare jongens die Indiërs. Het poppentheater is leuk, maar als het half uur voorbij is ben ik bijna in slaap gevallen. Er wordt van het aangegeven programma afgeweken. In plaats van een uur poppentheater een half uur, gevolgd door een half uur volksdansen. Dat laatste maakt me weer helemaal wakker. Het begint met vrouwen die de Terataal uitvoeren. Het is schitterend, wat een ritmegevoel, wat een bewegingen en een gezichtsuitdrukkingen. Magnifiek! De tweede dan is de Bhavai, uitgevoerd door één vrouw, eveneens schitterend gekleed. Ze begint met gewoon dansen. Daarna wordt haar een soort beker met daar weer op een koperen schaal op het hoofd gezet. In stappen volgen steeds twee houten of aarden (het verschil kan ik niet ontdekken) schalen bovenop de kopen schaal. In tussen danst zij verder en twee ijzeren bakjes, die met haar blote voeten omklemd, gevolgd door een ijzeren schaal, waar ze zich met haar tenen aan de randen vastklemt. Dan volgen weer twee houten of aarden schalen en wordt er gebroken glas op de grond gedeponeerd, waar zij vrolijk doorheen danst. Het stapelen eindigt nu met een totaal van 11 houten of aarden schalen, een kopen schaal en beker. Wat een evenwichtsvermogen! Er volgt hierna nog één dans. Een schitterend half uur! We besluiten de dag te eindigen met eten op de rooftop van het hotel waar we oorspronkelijk zouden logeren. Een mooi uitzicht over het half droge meer van Udaipur. Na kort tijd stappen daar ook Henk en Frank binnen. Zo wordt het clubje van acht weer compleet. Een dag heel speciaal: This is India! Woensdag 23 juli 2003. Udaipur. Het is regenachtig als ik om half negen (ja dit is echt uitslapen) mijn bed uitkom. Later zullen alle sluizen open gaan en komt het water als een warme douche naar beneden, met een buitentemperatuur van een graad of 29. Als ik na een uurtje uit het raam van de hotelkamer kijk, zie ik het water tientallen centimeters van de grond omhoog spatten, zo hard regent het. We besluiten, als het wat droger is geworden, er toch nog even uit te gaan. De straten zijn dan geworden tot kleine rivieren, de tuktuks creëren buiswater alsof het zeilboten zijn en de mensen lopen op sommige plaatsen tot hun enkels in het water. Ik denk, zouden misschien de boten, die gisteren niet meer konden varen, misschien vandaag…, maar nee, zoveel heeft het ook weer niet geregend. Om vier uur moeten we onze hotelkamer hebben verlaten. Om zes uur zal de trein naar Delhi vertrekken. Als ik rond een uur of vier mijn rugzak de lobby binnensjouw,
vertelt Mayank dat er minimaal een vertraging van een uur is. Een half uurtje later is die vertraging gegroeid tot minimaal twee uur, tijd genoeg, nu het weer droog is geworden om nog een wandelingetje te gaan maken in het nabij gelegen park. Samen met Henk en Frank doen Cobi en ik dat. We ontdekken dat er een kleine dierentuin is. Entreeprijs Rs 20.00 voor ons en voor de Indiërs Rs 2.00 (is ongeveer EUR 0.04). Prachtig die prijzen. De dierentuin stelt niet veel voor en naar Indiase begrippen is het er redelijk schoon. Wel leuk om te zien. Op de terugweg maakt Henk nog een ritje in een mini-reuzenrad. Er zijn twee Indiërs nodig om als tegenwicht te dienen, zodat de man die het rad ronddraait (ja niet met motoren, maar handmatig) er nog een redelijke snelheid in kan krijgen en houden. Als we terugkomen in de lobby van het hotel volgt de ene vertraging van de trein de andere op. We zeggen niet meer dat we naar New Delhi gaan, maar naar New Delay! De lobby begint langzaam op een heel rommelige huiskamer en slaapkamer te lijken. De vooruitgeschoven post op het station meldt even na achten dat de trein inmiddels in Udaipur is gearriveerd, maar nog schoongemaakt dient te worden. Voorziene vertrektijd middernacht of kort daarna. Is die trein dan zo vuil, maken die Indiërs er dan zo’n troep van? Ik zal het nooit weten. Een ieder dood de tijd door of te slapen of een spelletje te doen, iets te lezen of te praten. Kortom als het maar middernacht wil worden. Dan eindelijk om half twaalf komt de bus voorrijden. Een teken dat de treinreis nu echt gaat beginnen. Grappig is te constateren dat de bijrijder de zelfde man is, die we ook de afgelopen weken in de andere bus hebben gezien, ondanks dat dit een andere bus, van een andere bedrijf met een andere chauffeur is. Blijkbaar is de baan van bijrijder een beetje te vergelijken met wat we vroeger in Nederland opstappers noemden op binnenvaartschepen. Al met al een vertraging van ruim zes uur, maar ja dat hoort er bij want: This is India! Donderdag 24 juli 2003. Van Udaipur naar Delhi. Het heeft wel iets, het is wel leuk, ondanks dat we hierdoor een halve dag Delhi gaan missen. Ook deze vertraging met alles daarom heen geeft een bepaalde charme aan de reis. Ook: This is India. De trein vertrekt om één uur ’s nachts. Het station is zoals ik me dat voorstelde, zoals ik dat al in Cochin heb gezien. Alles wat maar enigszins overdekt is wordt gebruikt als slaapplaats. Onze slaapplaatsen bevinden zicht in een vierpersoons cabine. Cobi en ik delen die met Willem en Anita. Het zit lekker ruim en ook de ruimte om te liggen is prima. Geen overbodige luxe, er staat me treinreis tussen de achttien en tweeëntwintig uur te wachten. Als een half uurtje later de bedden naar beneden zijn geklapt en het beddengoed is gebracht val ik al snel door het wiegen van de wagon in slaap. Echter niet voor lang, de opening van de airco staat recht op mij gericht en ondanks dat ik met al mij kleren aan ben gaan slapen krijg ik het koud. Een hele ervaring overigens hier in India. Pas in de loop van de nacht kom ik er achter dat de roosters ook verstelbaar zijn, wat de hoeveelheid slaap zeker ten goede komt. Om een uur of acht wordt ik, en ook de rest van de cabine, na een heerlijke slaap wakker. Daarna niet meer dan even naar het
toilet, te kiezen valt uit een Westerse pot of de bekende Indiase “voeten” wc. Niks wassen, niks optutten, lekker terug naar basic deze dag. Tijdens een langere stop in Aimer merk ik dat onze namen op een computerprint op de wagon zijn geplakt. Onze namen zowel in ons schrift en ook in het Hindi. Leuk! ’s Nachts is de trein een sneltrein geweest (waar ik niets van heb gemerkt en zo hoort het ook), maar nu is het stoptrein geworden. Op bijna ieder stationnetje wordt gestopt, veel enkel spoor, waar steeds voor tegenliggers wordt gestopt, wat de reisduur niet ten goede komt. Een afstand van zevenhonderd kilometer en er dan zo’n twintig uur over doen… Op eens zie ik het weer. Ik zit bij wc’s een shagje te roken en langzaam begint de snelheid van de trein te verminderen. Dat is minder fijn, want dan komen de vliegen binnen en als de trein geheel stilstaat komt ook nog eens de lucht van de troep op de rails naar boven en mijn neusgaten in. Maar dit terzijde. Terwijl ik zo zit en de trein stopt, zie ik een aantal plastic weggooi-theebekertjes op plankje staan, een Indiase man komt de ruimte binnen met wat afval in zijn handen. Hij pakt de plasticbekertjes erbij, doet de deur open en kiepert al die troep op het spoor. Waar heb ik dat ook al weer gezien? Een Déjà vu! This is India! Als we steeds dichter bij Delhi komen realiseer ik me dat het pas een kleine drie weken geleden is dat we uit die metropool vertrokken. Voor mijn gevoel is het heel erg lang geleden, maar ik heb in die korte ook zoveel meegemaakt, zoveel beleefd. Heerlijk! De laatste stop voor Delhi. Ik stap nog even de trein uit om wat warmte op te snuiven. Anders verleer dat maar. De stop is echter korter dan ik had verwacht en de trein gaat al vertrekken voordat ik mijn shagje heb opgerookt. In de tussenruimte, waar ook de linnenkast en schakelkast is, rook ik het peukje op. Eén van de attendants, die ik nog niet eerder heb gezien, begint dan een gesprek met me. Zijn doel: heel duidelijk om een fooi vragen. Als ik hem vraag of het klopt dat we over ongeveer twee uur in Delhi zullen arriveren, antwoord hij: “You can give me a tip then”. Ik vind het niet leuk als iemand daarom, zeker op zo’n botte manier, vraagt. Ik zeg hem dat ook, waarna het gesprek heel snel is afgelopen Gek hè?! Om negen uur ’s avonds komen we na een reis van negentien en een half uur in Delhi aan. Het is hier vochtig warm en het stinkt geweldig. Delhi is één grote file, maar we hebben er niet zo veel last op weg naar het hotel. Helaas stinkt ook de kamer in het hotel. Het stink werkelijk als een beerput. Als ik tegen middernacht terugkom van het late diner, kan ik niet anders dan kokhalzen. Cobi en ik proberen met alle flesjes deodorant en alle andere anten die we bij ons hebben de lucht op de kussens wat te veraangenamen, maar helaas het helpt maar gedeeltelijk. Vrijdag 25 juli 2003. Delhi. Het heeft niet geholpen, alle luchtjes, die Cobi en ik gisteren maar konden vinden en op de kussen hebben gespoten. Als we vroeg opstaan vandaag, stinkt
deze kamer nog verschrikkelijk. We hebben een tripje met taxi geboekt om de hoogtepunten van Delhi te gaan bekijken op deze overwegend zonnige en warme (38o) dag. Met z’n achten nemen we plaats in twee Ambassadors, de typische Indiase taxi’s. Deze auto’s zien er leuk en oud uit, hoewel blijkt dat de taxi waar wij in zitten slechts zes maanden oud is. Het verkeer is een chaos in Delhi, maar ik had niet anders verwacht in deze enorme stad met 15 miljoen inwoners. In het nieuwe deel van Delhi, dat meestal New Delhi wordt genoemd, zijn de wegen breder en lijkt in ieder geval de verkeerschaos wat minder. We bezoeken de Grote Moskee, het gedenkteken van Ghandi, en heel mooie Sihk tempel, de India Gate en de oude minaret. De Sihk tempel is wel heel afwijkend van alle tempels die eerder heb gezien. Geen beelden en het lijkt wel een kerstboom met al die lichtjes en al die slingers. Heel apart. En natuurlijk het kan niet uitblijven, ondanks dat wij deze taxi voor de hele dag hebben gehuurd, probeert de chauffeur tot drie keer toe ons winkels, winkels speciaal voor toeristen, in te krijgen. Natuurlijk niet om te kopen, o nee hoor, alleen maar om te kijken! Ja, ja, natuurlijk! Ik heb daar geen zin in en de rest ook niet, dus steeds maar een kort nee op zijn voorstel. Het maakt alleen de chauffeur wat minder vrolijk, als hij door ons zijn gehoopte commissie tot niets ziet worden. We beëindigen onze rondreis door dit deel van India in stijl en laten ons afzetten bij McDonnald. Na het eten van wat frietjes en drinken van een cola lopen we veder naar het hotel. Er ontstaat nog wel een korte discussie met de chauffeur. Hij had ons zo ver gekregen (dus nog een keer in een truc getrapt) om Rs 200.00 te betalen voor het gebruik van de airco in deze auto. De anderen, in de andere taxi, hadden geweigerd dat te betalen en zonder pardon werd daar voor de rest van de dag de airco afgezet. We vonden het een heel erg hoog bedrag en eigenlijk zou het gebruik in de ritprijs moeten hebben zitten, dus geven we geen fooi. Hij vraagt, zonder ook maar enige gene, of hij geen fooi krijgt. Hij had nog wel zo zijn best gedaan (ja, wel drie geprobeerd om ons naar een winkeltje te loodsen). Henk legt het hem uit en dan is hij plotseling weg. Tja This is India and we are Dutch. Door de airco heb ik niet de hele dag bloedheet gehad, maar mijn kleren, die ooit wel eens schoner zijn geweest, zijn niet meer te rekenen tot welriekend. In de algemene kamer neem ik nog een douche en trek mijn laatste min of meer schone setje kleren aan, dan kan ik er wel tegen met de vlucht en alles wat nog zal volgen. Als het niet voldoende is, nou dan heb ik in ieder geval voldoende plaats in trein van Schiphol naar Rotterdam. Om half elf stappen we in de taxi die ons naar het vliegveld brengt. Zaterdag 26 juli 2003. Van Delhi via Frankfurt en Schiphol naar Rotterdam.
In Delhi is het nog redelijk warm, ongeveer 32 graden zo om middernacht. Als ik later op Schiphol aankom, zal de temperatuur iets minder zijn. Niet meer dan een graad of 20. Het inchecken in Delhi gaat moeizaam. Cobi en ik kiezen een rij, maar die gaat niet zo snel, het schuifelt zo heel af en toe iets naar voren. Als we bijna aan de beurt zijn, zie ik wat er aan de hand is: eenvoudige een niet goed functionerende printer. Dat zorgt voor de lange wachttijden bij deze balie. Vol technische blikken staan vier mannen naar de printer te kijken, maar dat levert geen enkel resultaat op. Er wordt een andere printer aangevoerd, die men nog niet aansluit. Nee eerst nog maar eens kijken en proberen. Even later komt een andere man op ons toegelopen en vraagt of we misschien een groep zijn. We zijn nog met vijf, dus ja. Ineens is hij weg met alle tickets en bedenk ik of dat nu wel slim is geweest, zomaar mijn ticket afgeven, maar na een kwartiertje komt hij terug met boardingpassen en bagagelabels en kan de volgende hobbel worden genomen. Die volgende hobbel is de paspoortcontrole. Cobi staat voor mij in de rij, daarachter een man en dan ik. Geen probleem, maar dan plotseling voegen zich een vijftal anderen zich bij de man. Dat vind ik iets te gortig, al voldoende Indiërs drongen zich de afgelopen weken voor en ik heb geen zin dan nu nog eens door een aantal Westerlingen te laten herhalen, dus schuif ik weer voor dat groepje. Dit lokt een flinke discussie uit, die ik aanga, maar Cobi is al die rimram zat en gaat in een andere rij staan. Net zoals in supermarkt, nooit van de rij voor de kassa wisselen, dat pakt steevast verkeerd uit. Zo ook nu. Het groepje van zes en ook een tweetal mensen daarachter zijn eerder door de controle dan wij. De vluchten gaan prima op tijd, maar niet alles kan dat strakke schema volgen. In Frankfurt moet ik nog even naar het toilet. Zonder er erg in te hebben verlaat het beveiligde gebied. Geen probleem, dan maar weer door de poortjes en zo. Alleen: ik kies weer de verkeerde rij. Het duurt wel lang en het tijdstip van vertrek van de vlucht naar Schiphol nadert en nadert. Als ik er eindelijk door ben, heb ik nog een tiental minuten om naar Gate B05 te gaan. Dat is dus hollen en helaas geen tijd meer voor een shagje. Bij aankomst op Schiphol blijkt van een aantal groepsleden de bagage nog in Frankfurt te staan. Van wie, omdat we als groep hebben ingecheckt, is nog niet duidelijk. Frank denkt onze flightbags te hebben herkend, maar is er niet zeker van. Als laatste komen inderdaad de rugzakken van Cobi en mij op de bagageband. Jammer hoor, moet toch nog zelf mijn spullen naar huis sjouwen, anders zou de grote rugzak netjes worden thuisgebracht. Als ik later thuis die rugzak openmaak, is die doordrongen met de geur van het laatste hotel. Dus nog even: This is India! De trein brengt me van Schiphol naar Rotterdam. Als ik uit de trein stap en naar de taxistandplaats aan de voorzijde van Rotterdam Centraal loop krijg ik bijna een cultuurshock. Veel mensen, dat is niet anders, maar niemand spreekt me aan, niemand wil me iets verkopen, niemand wil mijn gids zijn, niemand bedelt, er komt geen riksjarijder of tuktukchauffeur op me af, ik moet zelfs de taxichauffeur roepen. Geen onderhandelen over de ritprijs, geen chaos op straat, waar het verschil tussen links en rechts rijden niet telt, geen hopen vuil in de goten, geen koeien, geen varkens of andere dieren die zich door het verkeer bewegen.
Alles is netjes geordend, alles stil, geen constant getoeter van het verkeer. Alleen de temperatuur is nog een beetje te vergelijken. Ik realiseer me nu dat ik India vele duizenden kilometers achter me heb gelaten, dat de vakantie voorbij is, dat alles weer in Westerse strakheid zal gaan verlopen. Wat blijft is een prima gevoel, een herinnering aan een uitzonderlijke vakantie, een herinnering die zal voortleven is foto’s, in verhalen, in mijn gedachten. Het beeld van India blijft op mijn netvlies staan, maar tegelijkertijd weet ik: This not India, …anymore!