Thema’s vanuit de leertheoretische stromingen. Uitgangspunt bij curriculumontwerp.
Auteur Marjo Lam 2010 Ga voor meer uittreksels en informatie over Leren – Ontwikkelen – Organiseren naar marjolam.nl
Wat is de bijdrage van wetenschappelijk onderzoek aan de onderwijsinnovatie?
Hoe vertaal je deze nieuwe onderwijsconcepten naar je eigen onderwijspraktijk? Welke consequenties heeft dat voor de communicatie binnen het team, de inhoud van het onderwijs, de organisatie van het onderwijs en de middelen die je inzet.
Marjo Lam 2010
Pagina 1
Wat is een curriculum? Het begrip curriculum verwijst naar een traject of een langdurige ontwikkeling. In het Latijn betekent curriculum renbaan of loopbaan, een af te leggen weg naar een einddoel, waarbij allerlei hindernissen moeten worden overwonnen. Een curriculum is ‘a plan for learning’ (Taba, 1962) In plaats van een curriculum wordt ook wel over een LEERPLAN / LEERGANG (course of study) gesproken. Het is een samenhangend geheel van geplande en niet geplande activiteiten die een lerende tijdens zijn leerloopbaan onderneemt onder begeleiding van school en/of de praktijk. Aanvankelijk ging het uitsluitend om de inhoud, tegenwoordig is er veel meer aandacht voor leeractiviteiten en leerervaringen, waarbij de lerende centraal staat en de verantwoordelijken voor het onderwijs een ondersteunende rol spelen. Het curriculum is een complex geheel van verschillende componenten Van den Akker gebruikt de metafoor van een spinnenweb. De belangrijkste draden (dragers) in het web verbeelden die componenten. Het web geeft de onderlinge afhankelijkheid en verhoudingen weer, maar ook de kwetsbaarheid. De visie is de kern, het is de centrale verbindende schakel. De overige draden van het spinnenweb zijn verbonden met de visie.
Marjo Lam 2010
Pagina 2
De vragen die centraal staan bij het vormgeven van het curriculum (leerplan): - Wat wil de student halen bij ons? Welke leervragen heeft de student? -
Hoe kunnen de docenten op school en de werkbegeleiders van het leerbedrijf de student daarbij helpen?
Leertheoretische stromingen en de breinwetenschap. De leerspsychologie houdt zich bezig met het gedrag en achterliggende processen van mensen in onderwijs- en opleidingscontexten. Er wordt gekeken naar hoe mensen leren en wat voor consequenties dat heeft voor het organiseren van het leren en het begeleiden van de student. De breinwetenschap onderzoekt wat het functioneren van het brein ons leert over de manier waarop we het onderwijs moeten organiseren. Al jarenlang wordt de vormgeving van het onderwijs gebaseerd op onderzoeken vanuit de psychologie. De laatste tijd is er veel aandacht voor de relatie tussen onderwijs en opleidingen en het onderzoek naar de werking van het brein. Deze wetenschappelijke onderzoeken vormen de bron van inspiratie voor de theoretische notitie talentvol ontwikkelen en curriculumontwerp Wat doen wij met al deze kennis? Op grond van een goede analyse van de context van het beroep, de inhoud van het kwalificatiedossier, de kenmerken van de studenten, de kenmerken van de leerbedrijven en de ervaringen van docenten opgedaan in de praktijk vertalen we deze aandachtspunten naar onze eigen praktijk. Deze gespreksnotitie is bedoeld als hulpmiddel bij de dialoog over onderwijs en is uitgangspunt bij het vormgeven van het curriculum. De visie op leren speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van het curriculum Leren is een onderdeel van ons leven, we leren thuis, we leren op school, we leren tijdens ons werk. Volgens Bolhuis (1995) is de definitie van leren: Leren is het voor een persoon tot stand komen van een betekenis of een verandering van betekenis met een relatief duurzaam karakter. Volgens Robert- Jan Simons (1997)is de definitie van leren: Leren is het tot stand brengen van relatief duurzame veranderingen in kennis, houding en vaardigheden en/of het vermogen om te leren. Dit gebeurt door informatie te selecteren, op te nemen, te verwerken, te integreren, vast te leggen en te gebruiken, en betekenis er aan te geven. Deze veranderingen resulteren -mits de condities daartoe aanwezig zijn- in veranderingen in arbeidsprocessen en –resultaten bij individuen, groepen en/ of de (deel)organisaties Marjo Lam 2010
Pagina 3
Volgens Peter Senge in (2000) is de definitie van leren: Het vermogen vergroten door middel van de ervaring die men opdoet door een spoor of een discipline te volgen. Leren vindt altijd plaats in in de loop der tijd en in het échte’ leven, niet in een lesruimte of tijdens een trainingssessie. Volgens Manon Ruijters (liefde voor leren 2006) is de definitie van leren: Leren komt vanuit de zone van het niet weten/onbekende en leidt, via allerlei fysieke en mentale activiteiten, tot het ontdekken van het begrip bekwaamheid.
Marjo Lam 2010
Pagina 4
Een stukje geschiedenis Behavioristische theorieën (Skinner,Watsom 1913) leggen de nadruk op het gedrag van mensen. Hier worden met name de omgevingscondities die het gedrag van mensen beïnvloeden bestudeert. Het uitgangspunt van de behavioristen is dat het leren bij iedereen gelijk verloopt. Conditionering, stimulus en respons zijn sleutelwoorden. Veel is ontleend aan de uitkomsten van de proeven van Pavlov in Rusland. Honden produceren speeksel als zij vlees krijgen. Werd er steeds een bel geluid vlak voordat de hond het vlees te zien kreeg, dan kon na verloop van tijd alleen het geluid van de bel al speeksel te voorschijn roepen. Herhaling, bekrachtiging van het gedrag en voldoende variatie in omgevingskenmerken waren belangrijke factoren voor het succesvol leren Centraal staat vooral het reproduceren van kennis en vaardigheden. Vanaf de jaren 60 kwam er naast het onderzoek van waarneembaar gedrag ook aandacht voor interne en mentale processen. Het leerproces wordt gezien als de weg naar een bepaald eindresultaat dat je wilt bereiken. Gedrag wordt af– en aangeleerd door het te belonen en te straffen. De humanistische psychologie Grondbegrippen van deze richting zijn: creativiteit, waarden, zinverlening, zelfverwerkelijking (Maslow en Rogers). Volgens Maslow heeft ieder mens een aangeboren behoefte naar zelfverwerkelijking. Voorwaarde hiervoor is dat een aantal basis behoeften bevredigd zijn, zoals: de fysiologische behoefte aan eten en drinken, behoefte aan veiligheid, behoefte aan saamhorigheid en liefde, de behoefte aan achting, zelfrespect en achting van anderen, de behoefte aan zelfactualisering, trouw zijn aan de eigen natuur. Een belangrijk aspect van zijn theorie is het begrip motivatie. Als mensen honger of dorst hebben is het gedrag in eerste instantie gericht op het bevredigen van die behoefte. Volgens Carl Rogers is het gedrag van kinderen doelgericht, gericht op de bevrediging van behoeften. Ieder individu heeft volgens hem de aangeboren behoefte om zichzelf positief te bekijken en door anderen positief bekeken te worden. Vanuit de Rogeriaanse benadering zijn congruentie/echt zijn, onvoorwaardelijke positieve achting en empathie belangrijke voorwaarden bij de begeleiding van cliënten. Hij ziet de mens als stuurman van het eigen leven, die eigen keuzes kan maken . Marjo Lam 2010
Pagina 5
Het cognitivisme (Piaget, Herbert Simon, functieleer Vygiotsky, Cagne) is een reactie op het een behaviorisme en is gericht op de processen die ten grondslag liggen aan het gedrag en gedragsverandering. Zij onderzoeken en beschrijven processen die zich in het hoofd van de lerende bevinden. De mens is een informatieverwerker. Inhouden en manieren van denken komen tot stand in het sociale verkeer. Een van de belangrijkste ideeën is dat de mens lerende en actief bezig is. Zij stellen het leren toepassen van kennis en vaardigheden centraal. Kennis die zij zelf construeren, wordt beter onthouden. Deze kennis sluit beter aan bij de eigen kennisstructuur en de mogelijkheid tot toepassing in andere situatie’s, de transferwaarde, is groter. Volgens Cagne onderscheid je: parate kennis (declaratieve kennis), intellectuele vaardigheden (procedurele kennis), cognitieve strategieën (metacognitieve kennis), houdingen (attituden) en motorische vaardigheden. Betekenisvol leren moet voldoen aan een aantal voorwaarden: de stof moet geschikt en goed zijn, de leerling moet er aan toe zijn en de leerling moet bereid zijn de stof op te nemen. Vygotsky ging er van uit dat nieuwe kennis en kunde in de buurt zal moeten liggen van reeds bestaande kennis, om opgenomen te kunnen worden. Bruner geeft aan dat het onderwijs moet voortborduren (verbreden, verdiepen) op eerder geleerde kennis. Hij geeft ook aan dat de cognitieve ontwikkeling van kinderen wordt geoptimaliseerd door zelfstandig leren. Zelf ontdekken is leuker en motiverender en verhoogt de transferwaarde. Bij het leerproces ligt de nadruk op het verwerven van kennis. Cognities en gedragingen van mensen staan centraal. Leren wordt gezien als het beïnvloeden van interne processen van waarden en normen. Het sociaal constructivisme gaat terug naar Vygotski. Het gedrag van mensen is doelgericht en kan alleen begrepen worden in een activiteitensysteem waarin waarden normen en cultuur een rol spelen. Er bestaat volgens hen geen objectieve kenbare werkelijkheid onafhankelijk van ons denken en waarnemen. De werkelijkheid is een subjectieve werkelijkheid, die we zelf maken. De maatschappij verandert en vraagt andere vaardigheden. Door digitale technieken veranderen kennis en vaardigheden sneller dan ooit. Dit vraagt andere technieken. Leren vind niet alleen meer op school plaats en leerlingen vervullen een grotere rol in het begeleiden van hun eigen leerproces.
Marjo Lam 2010
Pagina 6
Omdat de student een groter aandeel heeft in het opbouwen van zijn kennis en vaardigheden wordt deze benadering de constructivistische benadering genoemd. Om de leerling zelf een rol te kunnen laten spelen is het belangrijk dat de leerling wil leren, zichtheeft op de zin van de opleiding en de inhoud. De kerntaak van de school wordt het begeleiden van de individuele student. Het leren wordt vooral gezien als een proces. Het gaat erom betekenis te geven aan kennis door sociale processen. Niet de vooraf geformuleerde leerdoelen zijn leidend maar het leerproces van de deelnemers. Deelnemers geven persoonlijk betekenis aan opgedane ervaringen. Leren vindt altijd plaats in een sociale context, in interactie. Kennis van het brein
Het breinleren staat volop in de belangstelling. Ontwikkelingen op het gebied van hersenonderzoek van de laatste 10 jaar geven aanknopingspunten voor het inrichten van leerprocessen. De informatie die wordt verkregen kan elk moment weer aangepast worden op grond van nieuw onderzoek. Het onderzoek staat in de kinderschoenen. Een van de belangrijkste ontdekkingen van de neurowetenschappen is de maakbaarheid (plasticiteit)van de hersenen. Onder invloed van ervaringen, gedachten en emoties, veranderen onze hersenen voortdurend. Neuronen geven signalen door en als dit vaak gebeurt ontstaan er onderlinge verbindingen. Dit gebeurt door middel van elektrische schokjes (impulsen). Er ontstaat een net van herinneringen, feiten, procedures e.d. Hoe sterker de verbindingen, des te gemakkelijker worden kennis e.d. geactiveerd. De hersenen zijn in ontwikkeling (rijping)tot ongeveer het 25e jaar. De frontale hersenschors, waaronder de prefrontale cortex komt als laatste tot volledige ontwikkeling. Dit gedeelte is in samenwerking met andere hersengebieden verantwoordelijk voor o.a. cognitieve functie’s zoals plannen, organiseren, abstract denken, sociaal gedrag en impulsbeheersing. In de puberteit worden de verbindingen steeds beter en efficiënter, maar er bestaat variatie in rijpingssnelheid. Dit betekend dat de ene puber al heel goed kan plannen, terwijl een ander daar nog moeite mee heeft.
Marjo Lam 2010
Pagina 7
Na je 25e veranderen de verbindingen tussen onze hersencellen, afhankelijk van wat je met die hersencellen doet. Deze onderzoeken tonen aan dat het brein maakbaar is. Dit betekent dat intelligentie geen vaststaand feit is, maar dat je er invloed op uit kunt oefenen. Carol Dweck heeft aangetoond dat niet alleen talent de mate van succes bepaalt, maar ook de overtuiging dat je kwaliteiten kunt ontwikkelen door gerichte inspanning. Het leren wordt hier gezien als het beïnvloeden van de hersenen om verbindingen aan te gaan, waardoor het gedrag verandert. Door het beschikbaar komen van de kennis over de werking van het (puber)brein en conclusies vanuit ander wetenschappelijk onderzoek zijn wij binnen het onderwijs beter in staat de studenten te begeleiden bij zijn ontwikkelingen.
Marjo Lam 2010
Pagina 8
Actuele (onderwijs)thema’s: belicht vanuit de diverse stromingen 1 Veiligheid De belangrijkste prioriteit om te komen tot leren is het gevoel van veiligheid, (als de fysiologische behoeften vervuld zijn). Het gevoel van veilheid ontstaat als studenten vertrouwen hebben in de coach en docenten Het investeren in het opbouwen van een pedagogische relatie is van essentieel belang. Het is belangrijk dat studenten zich veilig voelen binnen de groep en verbondenheid met de medestudenten. Zij moeten het gevoel hebben dat fouten geaccepteerd worden, omdat je van fouten leert. Ze moeten risico’s durven nemen en leren van resultaten. Verbondenheid, een goede relatie met elkaar zorgen ervoor dat je van fouten kunt leren. Dit principe van veiligheid voldoet aan de meest essentiële basisbehoefte behoefte piramide van Maslow). Ook vanuit de breinwetenschap is aangetoond dat de opbouw van de hersenen de volgorde van aandacht bepaalt, eerst overleven, daarna emoties. Dat betekent dat bij nieuwe dingen leren zowel de werkplek als de leerplek veilig moeten zijn. Ook de aanwezigheid van stress heeft een negatieve invloed op het leren. De hersenen maken dan stresshormonen aan, die de breinfuncties aantasten. 2 Motivatie
In hoeverre een student gemotiveerd is wordt mede bepaald door zijn of haar persoonlijke doelen, de waardering van die doelen, de opvattingen over zichzelf en leerervaringen. De laatste jaren is er meer aandacht voor de motivatie. Dit wordt in de psychologie gezien als onderdeel van zelfregulerend leren. De student moet gemotiveerd zijn en vanuit onderzoek blijkt dat motivatie vaak start in de praktijk. Door de ervaringen die de student opdoet, ervaart hij wat hij al kan en wat hij nog moet doen om zijn doel te Marjo Lam 2010
Pagina 9
bereiken. Als studenten een presentatie moeten verzorgen voor collega’s kan het noodzakelijk zijn te leren hoe je een PowerPoint presentatie moet maken. Als het tijd is om te gaan solliciteren willen leerlingen graag leren hoe ze een sollicitatiebrief moeten schrijven en een sollicitatiegesprek moeten voeren. In januari 2010 kwam in het nieuws dat studenten behoefte hadden aan sollicitatietraining binnen het onderwijs. Dit is intrinsieke motivatie, het ontstaat vanuit een behoefte, is ongedwongen. Decy en Ryan (Amerikaanse motivatieonderzoekers) bevestigden dat studenten intrinsiek gemotiveerd zijn als ze het gevoel hebben dat ze het kunnen en dat ze het gevoel hebben dat ze het zelf in de hand te hebben. Resultaten vanuit dit onderzoek wijst aan dat intrinsieke motivatie leidt tot leren van hoge kwaliteit. Naast intrinsieke motivatie onderscheiden Decy en Ryan ook extrinsieke motivatie. Studenten leren dan met het oog op het resultaat (de beloning), omdat zij de beste willen zijn (ego doelen) of omdat zij vertrouwen (relatie) hebben in de begeleider en ouders. Naast een rijke leeromgeving, hun zelfvertrouwen bij het leren en een veilig schoolklimaat is ook de manier waarop les gegeven wordt en de aard van de leeromgeving van invloed op de motivatie van de studenten. Hier wordt bij het thema kiezen en leren dieper op in gegaan. 3 Kiezen
Bij het ontwerpen van opleidingen is het belangrijk te ontwerpen vanuit het perspectief op leren. Het gaat om het op gang brengen van leerprocessen. Het gaat er niet om of iets aan de orde is geweest, maar of het beklijft en toegepast kan worden op de juiste plaats en tijd. Het gaat er niet alleen om dat er kennis en vaardigheden (expertise) geleerd zijn, maar ook om het kunnen toepassen van teamroutine en zelfredzaamheid in de praktijk (praktijkrepertoire). Door met elkaar in gesprek te gaan over gebeurtenissen krijgt het betekenis. De humanistische leertheorie (Rogers) en positieve psychologie (Deci &Ryan) hebben aangetoond dat wanneer lerenden zelf keuzes kunnen maken, zij gemotiveerder zijn tijdens het leren en beter kunnen aansluiten bij voorkennis en motivatie. Binnen het onderwijsaanbod is het belangrijk dat er keuzemogelijkheden zijn, zowel inhoudelijk als didactisch. In de route naar het diploma is het belangrijk dat de student een keuze kan maken uit diverse onderdelen en dat er diversiteit is in de didactische werkvormen. Veel diversiteit in het aanbod van didactische werkvormen. Steeds maar op dezelfde manier leren gaat vervelen. Hierbij is het belangrijk dat student geen overdaad aan informatie ontvangt zodat hij overzicht kan houden. Dit kan per student verschillen. Marjo Lam 2010
Pagina 10
Vanuit de cognitivistische leertheorie is aangetoond dat actieve verbinding van nieuwe leerstof met bestaande voorkennis en integratie van eenheden in grotere gehelen belangrijk zijn tijdens het leren. Je sluit aan bij het niveau van de student. In het aanbod zijn bruggen gebouwd naar nieuwe dingen. Sietske Waslander geeft aan dat het denken in individuele keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid meer recht doet aan het realiseren van gelijke kansen voor de studenten. Want elke leerling is uniek, elke leerling telt. (OC&W 2004) Als studenten keuzemogelijkheden hebben is het belangrijk dat ze een doel hebben, weten wat ze moeten doen, hoe zij dat kunnen doen en wat daarna komt. Het geeft structuur aan het leerproces. Het is belangrijk dat studenten zicht hebben op het hele traject. De leerlingen kunnen dan de juiste keuzes maken, dit werkt motiverend, mits de doelen niet van te voren vastgelegd zijn in een vast te doorlopen leertraject. Het kiezen van een doel vormt geen doel op zich, maar is een hulpmiddel bij het plannen van hun leerproces. Het is belangrijk dat leren contextrijk is. In een rijke context is veel te leren. Het leren van kennis, het leren van vaardigheden, het leren toepassen van kennis en vaardigheden bij bv. calamiteiten vragen om diversiteit in contexten. Hierdoor is transfer van het geleerde naar verschillende situaties mogelijk. Er moet de mogelijkheid zijn om in eigen tempo te kunnen werken, als studenten het al goed doen moeten ze verder kunnen gaan. Als ze het nog niet goed doen moeten ze door blijven oefenen totdat ze het gewenste resultaat hebben behaald. Het is belangrijk dat studenten leren zelfstandig te werken. In onze huidige maatschappij is het belangrijk dat je kritisch bent en verantwoordelijk. Dit is belangrijk om je te kunnen handhaven in de maatschappij. Het is belangrijk dat het onderwijs studenten voorbereidt op een leven lang nieuwe dingen leren. Vanuit de cognitieve leerpsychologie wordt het belang aangegeven van zelfstandig leren. Vanuit het onderzoek naar het brein is bekend dat hier veel oefening en vertrouwen voor nodig is. De docent begeleidt de studenten van begeleid naar zelfstandig werken (van sturing naar zelfsturing). Het aanbieden van keuzemogelijkheden betekent dat de studenten hun eigen leerplan moeten plannen. Plannen is een complexe bezigheid waarbij prioriteiten tegen elkaar afgewogen worden. Hersengebieden die hiervoor belangrijk zijn, ontwikkelende zich nog tijdens de adolescentie. Marjo Lam 2010
Pagina 11
Vanuit het breinonderzoek is bekend dat pubers wel een planning kunnen maken, maar dat zij zich er moeilijk aan kunnen houden. Ouders en leerkrachten spelen hier een belangrijke rol in. Zij functioneren als een soort externe frontale cortex, wat niet betekent niet dat je alles voor ze moet doen. Als pubers thuis en op school goed begeleid worden, kunnen de hersenen hier voordeel van hebben. Plannen, vooruitdenken, beslissingen nemen zijn allemaal vaardigheden die beter tot ontwikkeling komen als de hersenen daarin gestimuleerd worden. Zij hebben ondersteuning nodig bij het aanleren van deze vaardigheid. Als er geen beroep gedaan wordt op deze vaardigheid, zal het zich ook niet ontwikkelen. De puberteit is een unieke fase met veel creativiteit, vindingrijkheid en idealisme. Pubers kunnen wonderbaarlijk goed technische apparaten aan de praat krijgen en originele oplossingen bedenken. De oorzaak hiervoor wordt gezocht in het nog niet uit-
gerijpt zijn van de frontale cortex, waardoor gedachten en informatie nog niet geremd wordt waardoor creativiteit de ruimte krijgt. De puberteit is een goede periode om nieuwe interesses te ontwikkelen.
4 Leren Leren vindt zowel op school, als in de praktijk plaats Jos Geerligs beschrijft dat studenten beroepsbekwaam zijn, als zijzelfredzaam zijn en in een team kunnen werken. Hiervoor is vakkennis en vakvaardigheid nodig. Het gaat hierbij om 2 verschillende leerprocessen. Aan de ene kant het aanleren van vakkennis en vaardigheden (expertise) grotendeels door kennisoverdracht en instructie op school. Anderzijds ontwikkelen studenten de noodzakelijk teamroutines en de zelfredzaamheid (praktijkrepertoire) in de praktijk door deel te nemen aan het werkproces. Marjo Lam 2010
Pagina 12
Expertise Vakkennis Weten hoe het zit
Vakvaardigheid De uitvoering beheersen
Reflectie Erover kunnen praten Teamroutine Kunnen samenwerken
Redzaamheid Juiste keuzen kunnen maken
Praktijkrepertoire
(Jos Geerligs)
De student moet uitgedaagd worden, studenten leren dan meer. Aan uitdagingen zitten natuurlijk wel grenzen. Je zorgt ervoor dat de uitdaging niet te groot is omdat deze dan juist ontmoedigend werkt. Een uitdaging is heel persoonlijk. John Hattie van de University of Auckland geeft in zijn onderzoek Visible learning van 2008 aan dat uitdaging het grootste positieve effect had op het leren van de studenten. Bij het leren is het belangrijk meer rekening te houden met de verschillende leermogelijkheden en leerpotenties. Elke student heeft zijn eigen denkgewoonten en leervoorkeuren. Er zijn studenten die bij een opdracht eerst informatie willen lezen, anderen willen imiteren, ze willen oefenen met instructie, of het zelf gaan ontdekken en onderzoeken. Er wordt veel onderzoek gedaan naar leerstijlen, denkgewoonten en leervoorkeuren. Leren is een ingewikkeld proces, mensen leren verschillend en mensen hebben verschillende opvattingen over leren. Rosenfeld heeft in 2008 aangetoond dat docenten die zich bewust zijn van de complexiteit van leren en van de verschillen tussen mededocenten in leerstijlen, beter omgingen met verschillen tussen hun leerlingen. Hoe iemand leert is lastig te zien aan de buitenkant, je kunt dit niet beoordelen. Onderwijswetenschappers hebben nog geen overeenstemming kunnen bereiken over wat leerstijlen nu precies zijn: vermogens, vaardigheden of voorkeuren of een combinatie. Gardner onderscheidt de 7 intelligenties Marjo Lam 2010
Pagina 13
(logisch-mathematisch, ruimtelijk, linguïstisch, muzikaal, lichamelijkkinetisch, intrapersoonlijk, interpersoonlijk) en Kolb onderscheid 4 fasen in het leerpoces als basis voor de Kolb circel (doener, beschouwer, denker, beslisser) en Vermunt ontdekt 4 verschillende leerstijlen (de ongerichte, de reproductieve, de betekenisgerichte en toepassingsgerichte). Recent wordt er onderzoek gedaan door Ruijters, zij gaat uit van patronen van leervoorkeuren (leerstrategie). Hierdoor wordt vermeden dat studenten in een hokje worden gestopt. Ook het begrip leercyclus wordt losgelaten. Vanuit de literatuur leidt zij 5 metaforen af: kennisverwerving, participatie, ontdekken, kunst afkijken en oefenen. Het is belangrijk dat mensen een goede balans vinden tussen verschillende manieren van leren, waarbij verschillende vormen van expressie zoals tekst, beeld en geluid afgewisseld worden, zodat diverse zintuigen geprikkeld worden. Mensen die alleen gericht zijn op feitenkennis of niet willen samenwerken met anderen staan hun eigen ontwikkeling in de weg.
Stabiel
Leerstijl: zintuigen
Denkgewoonten: cognitie
Leerprofiel
Leervoorkeuren: context
Veranderbaar
Leerstijlen, gewoonten en voorkeuren (Naar Ruijters, 2006,
Dit wordt nogmaals bevestigd vanuit de breinwetenschap, waarin wordt aangegeven dat het brein maakbaar is door het activeren van diverse hersenpaden. In het aanbod worden diverse geheugenpaden geactiveerd door een diversiteit in werkvormen. Het episodische geheugen verbindt informatie aan een locatie. Het semantisch geheugenpad bevat namen, feiten getallen. Het procedureel geheugenpad heeft betrekking op processen die het lichaam verricht en zich herinnert. Het automatische geheugen is eigenlijk een geconditioneerde geheugenrespons. Het emotionele geheugen verdringt alle andere geheugens. Het brein geeft altijd voorrang aan emoties, dus Marjo Lam 2010
Pagina 14
maak het spannend en nieuw en uitdagend. Mensen leren beter als ze nieuwsgierig zijn. Herhaling is belangrijk, zowel op school als in de praktijk. Studenten onthouden beter als ze 10 maal iets kort horen, in tegenstelling tot 1 maal lang. Ook is het belangrijk dat zij de opgedane kennis en vaardigheden steeds weer kunnen toepassen, in situaties die oplopen in complexiteit. Zo worden zij begeleidt in het proces van beginnend naar beroepsbekwaam beroepsbeoefenaar. Hoe kunnen we nu die variatie op complexiteit en verantwoordelijkheid vormgeven? Daar zijn 2 mogelijkheden voor. 1 Steeds is dezelfde heletaak de basis, maar geleidelijk nemen aspecten ervan of de condities qua complexiteit toe. 2 Door de student bij herhaling te laten werken aan dezelfde taak en daarbij te variëren door didactische ingrepen, bijvoorbeeld van geleid, via begeleid naar zelfstandig te variëren op complexiteit en verantwoordelijkheid. Grafisch verbeeld:
Concentrisch leren
Leren kan met en van anderen.
De sociale leertheorie van Bandura heeft het belang geleerd van observatie en imitatie voor het veranderen van het gedrag. De sociaal culturele theorie van Lave en Wenger heeft vooral het belang aangegeven van samenwerkingsprocessen. Tot slot heeft de sociaal constructivistische leertheorie van Duffy & Jonassen gewezen op de relatie van leren met de sociale context. Door het werken aan authentieke taken kunnen lerende verbindingen aanleggen tussen de praktijk en de theorie in verschillende werkelijkheden en van verschillen in perspectief. Er is niet één werkelijkheid, maar er zijn er verschillende. Samenwerkend leren omvat (onderwijs)leersituaties, in interactie met een of meer leerlingen en onder gedeelde verantwoordelijkheid (positieve wederzijdse afhankelijkheid), waar een leer- of probleemtaak wordt uit gevoerd met een gemeenschappelijk doel of eindproduct. Een elektronische leeromgeving biedt de studenten een communicatie medium.
Marjo Lam 2010
Pagina 15
Ook biedt dit toegang tot informatiebronnen om de taak te kunnen uitvoeren en biedt tools die de taakuitvoering, maar ook het samenwerkingsproces kunnen ondersteunen. Door de verspreiding van nieuwe technologieën en de veranderende opvattingen over leren zal het onderwijs de komende jaren veranderen. Het socio-constructieve karakter van het leren zoals: het leren in interactie met de leerstof, met medeleerlingen, met de docent, met andere experts binnen het leerdomein zal geoptimaliseerd worden. 5 Begeleiden, Feedback/Reflectie en beoordelen
De begeleiding van de studenten vindt zowel op school als in de praktijk plaats en is niet alleen gericht op het bevorderen van het leren, maar ook op de ontwikkeling van de student als persoon en bij zijn/haar loopbaan, maar ook om de motivatie van de student te bevorderen. De behavioristische leertheorie heeft vooral inzicht opgeleverd m.b.t. straffen en beloning als begeleidingsinstrumenten. Feedback en beloningen als belangrijke stimulans bij het leren. Het geven van feedback is bij de begeleiding van het leerproces van de studenten van essentieel belang, feedback geven op het proces en product. Door feedback leren studenten echt iets en ze blijven gemotiveerd. Door met studenten te reflecteren over datgene wat zij hebben meegemaakt en wat hun eigen rol daarin is geweest, worden deze belevenissen gerichte leerervaringen. Ze krijgen zicht op wat ze geleerd hebben en wat ze nog niet ten of kunnen. Studenten kunnen nieuwe doelen stellen, samen bespreek je wat de student nog moet doen om een stapje verder met zijn leertraject te komen. Het is hierbij belangrijk dat de studenten weten hoe het proces verloopt, of hoe het product er uit moet zien en moet werken als het goed gaat, dit verhoogt dit het leereffect. (Spiegelneuronen)
Marjo Lam 2010
Pagina 16
Je gaat met de student in gesprek en praat niet tegen de student. Vanuit deze pedagogische relatie heb je als docent/coach de rol om op een positieve manier helpend en sturend te zijn. Je neemt studenten serieus en bent betrokken bij de processen die spelen. Docenten hebben hiervoor verschillende competenties nodig (Visser & Schlund Bodien, 4-SFC model). Soms help je studenten zelf een oplossing te vinden en soms vereist de situatie dat je een meer sturende rol vervult en vertelt wat gedaan moet worden. Reflectie is “het systematisch herinterpreteren van ervaringen, kennis, gevoelens en gedachten om te komen tot een hoger niveau van beroepsuitoefening. Bij reflecties ligt de nadruk vaak op de persoon zelf en op het leren van iets nieuws. Reflecteren gaat dus om het midden te vinden tussen het gebruik van theorie en het praten over de ervaring. Daarbij kan een student wel wat hulp gebruiken. Reflecteren is dus een soort zelfonderzoek waarbij de student leert om steeds ‘betere’ afwegingen te maken tussen theorie (wat je weet, denkt, vindt, gelooft, ...) en praktijk (wat je doet). Studenten zijn bezig om zich te ontwikkelen van puber tot adolescent. In deze fase is de identiteitsontwikkeling een belangrijk element. Pubers leren zichzelf kennen en worden zich bewust van hun eigen onzekerheden en kwaliteiten. Veel negatieve feedback leidt tot onzekerheid en dit remt de activiteiten en kan zorgen voor faalangst en demotivatie. Door het geven van positieve feedback voelt de student zich gewaardeerd en krijgt hij zelfvertrouwen. Zo wordt er dopamine vrijgemaakt in de hersenen. Deze stof zet mensen aan tot actie, tot leren. Beoordelen Het werkelijke doel van het leerproces is het voor langere tijd beschikken over de kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn om ze te kunnen toepassen in de praktijk. Dit vraagt een andere kijk op toetsing. Het is beter om meer formatieve evaluaties uit te voeren (Lens en Peetsma 1998), waarin de prestaties worden vergeleken met hun eerdere prestaties, dit is passend voor de ontwikkeling van competenties. Het zelfvertrouwen wordt gestimuleerd als je als school meerdere formatieve toetsmomenten introduceert per onderwijsperiode met als doel het begeleiden van de student Marjo Lam 2010
Pagina 17
bij het leerproces. Studenten worden begeleidt bij het toenemen van de competenties die noodzakelijk, zonder continu vergeleken te worden met andere studenten. Dit stimuleert de intrinsieke motivatie. De inhoud van de toetsing overlapt elkaar, de studenten beschikken steeds over meer kennis en vaardigheden die zij kunnen toepassen. Het meerdere keren bestuderen van de stof en het oefenen van vaardigheden bevordert het effect op de langere termijn.
Hoe vertaal je deze nieuwe onderwijsconcepten naar je eigen onderwijspraktijk? Welke consequenties heeft dat voor, de communicatie binnen het team, de inhoud van het onderwijs, de organisatie van het onderwijs en de middelen die je inzet?
Marjo Lam 2010
Pagina 18
Stellingen: 1. Er is niets op tegen om bij het ontwerpen van onderwijs cognitivistisch of constructivistisch te werk te gaan, mits men maar beseft dat het erg dom is de gekozen theorie voor de werkelijkheid zelf te houden (Henk Procee, actief leren 2009). 2. Het is onjuist om in de onderwijspraktijk uitsluitend vanuit 1 stroming vorm te geven, diverse invalshoeken zijn nodig, afhankelijk van de aard en de cognitieve mogelijkheden van de studenten (Henk Procee, actief leren 2009). 3. Doelen stellen bij het organiseren van leerprocessen is vaak nuttig, maar niet altijd noodzakelijk. Het kan zelf averechts werken. 4. Doorzettingsvermogen en motivatie zijn belangrijker indicatoren dan het hebben van talent. 5. Studenten leren doelgerichter als zij met eigen leervragen bezig zijn in de praktijk. Leervragen ontstaan niet vanzelf, maar komen pas boven water door intensief begeleide reflectie. 6. Het aanvoelen en begrijpen van een arbeidsverloop- dus hoe een werkproces echt is verlopen- vergt expertise en praktijkrepertoire dat een student meestal nog niet heeft; zijn procesbewustzijn is nog in ontwikkeling. 7. Bij competentiegericht onderwijs zijn zowel de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, als het kunnen toepassen in de (onvoorspelbare) praktijkbelangrijke componenten van het curriculum. 8. De student staat niet centraal, maar de pedagogische relatie. 9. Het inzetten van toetsen als begeleidinginstrument (formatief) heeft meer leerrendement als het inzetten van toetsen om te beoordelen (summatief). 10. Een gebaar (beeld) zegt meer dan 1000 woorden. 11. Je ziet de wereld niet zoals hij is, maar zoals jij bent. 12. Het maakt niet uit hoe intelligent studenten zijn, je kunt je intelligentie aardig wat veranderen.
Marjo Lam 2010
Pagina 19
Bronnen Onderwijs en opleidingspsychologie Talentvol Ontwikkelen en curriculum ontwerp ROC Landstede Verwerven van competenties 2008 Hoezo competentie 2008 Agenda voor CGO
Theo van Geffen Jos Geerligs Jos Geerligs Jos Geerligs
Lerende scholen 2006
Peter Senge
Van leertheorie naar onderwijspraktijk 2005 Tjipke van de Veen, Jos van der Wal Liefde voor leren 2006
Manon Ruijters
Wat is goed onderwijs 2009
Ruud Klarus, P.Robert, Jan Simons
Onderwijskunde 2009
Nico Verloop, Joost Lowyck
Innovatief onderwijs ontwerpen 2002
Jeroen Merrienboer, Ameike Janssen
Hoe boek voor de trainer 2010
Marcolien Huybers
Bronnen breinleren
Leren in organisaties, Thema Breinleren
September 2007
Mind Set 2006
Carol S. Wweck
Emotionele intelligentie 1996
Daniel Goleman
Het brein achter leren september 2009
Gerjanne Dirksen
Help Ik wordt slim september 2009
Gerjanne Dirksen
Het brein Themanummer van 12-18
oktober 2009
Workshop Breinleren November 2009
Cinop
Het leven van je brein Februari 2010
Psychologie magazine
Het maakbare brein 2006
Marghriet Sitskoorn
Het puberende brein 2008
Eveline Crone
Marjo Lam 2010
Pagina 20