Lessu uggestiies voo or groep p 1‐2 Eend op de d fiets s
Het verhaal Op een dag krijgt Eend een wild idee: hij weet het zeker dat hij het soort eend is dat uitstekende kan fietsen. Hij rijdt de hele boerderij over op de fiets van het zoontje van de boer. Hij fietst steeds beter: eerst slingert hij nogal, maar op het laatst rijdt hij zelfs met losse handen. Elk dier reageert in gedachten anders op het fietsen van Eend. Koe vindt eend bij voorbeeld een grote uitslover, maar Hond vindt het wel een knappe prestatie. Dan komen er kinderen aangefietst die hun fiets bij de boerderij neerzetten en naar binnen gaan. Die kans laten de andere dieren niet aan hun neus voorbij gaan! En Eend! Die kijkt peinzend naar een tractor…
Over de auteur / illustrator David Shannon studeerde illustratie en vormgeving in Californië. Hij is schrijver en illustrator van een groot aantal boeken voor kinderen, waarmee hij diverse malen in de prijzen viel. In zijn eigen land Amerika zijn zijn boeken over de ondeugende peuter David (!) die steeds een grote ravage veroorzaakt, het meest bekend. Kinderen genieten van het heerlijke slechte gedrag van deze peuter. De boeken van David Shannon zijn en meerdere landen uitgegeven. Eend op de fiets is het eerste boek dat in Nederlands is vertaald.
Thema’s -
Fietsen Zelfvertrouwen Uitdagingen Boerderijdieren
Bijzonderheden -
-
Het boek heeft een mooi afgerond verhaal, maar door de laatste pagina, Eend die peinzend naar een tractor kijkt, is het ook een verhaal om op door te fantaseren. In het verhaal zit een repeteerelement: Eend fiets steeds langs een ander dier, begroet dat dier, waarna het dier zijn karakteristieke geluid laat horen (loeien, mekkeren enz.) De illustraties hebben een wisselend perspectief. Het is zo gekozen dat de actie van de eend en het dier dat op dat moment centraal staat, beide de aandacht trekken. Het prentenboek kan ook een mooie link zijn naar het verkeer. Leren fietsen is voor veel kleuters best nog moeilijk. Laat staan op de weg fietsen, dus fietsen veel kleuters op de stoep. Waar moet je dan goed op letten?
Interactief voorlezen Voorbereiding Door het boek en de illustraties op u in te laten werken komt u in de sfeer van het verhaal. U kunt in de klas een fiets neerzetten, waarop een knuffeleend zit. Versier het stuur van de fiets met slierten van echt lint dan wel van papier of plastic repen (op de schutbladen staan deze afgebeeld), maar denk ook een gekleurde kurken tussen de spaken, pijpenragers voor de buizen en de bagagedrager en natuurlijk een mooie vlag. Eventueel kunt u hierbij een wielrenshirtje, -broekje en fietshelm ophangen. Wanneer u een verteltafel inricht, heeft u miniatuurfietsjes nodig. U kunt bijvoorbeeld de afbeelding van een werkblad kopiëren en verstevigen en deze op de verteltafel zetten. De leerlingen kunnen later nog meer fietsjes aan de verteltafel toevoegen met behulp van hetzelfde werkblad. Verder kunt u op de verteltafel een boerderij-set neerzetten. Waarschijnlijk heeft de school er een maar u kunt het ook aan de leerlingen vragen. Ook tractors, melkbussen, strobalen enz. kunnen op of bij de verteltafel. In de boekenhoek zet u de andere boeken over dit themaproject. Bij de voorbereiding staat u ook stil bij de moeilijke woorden en begrippen die om uitleg vragen. - Voor het hele boek geldt dat het de leerlingen duidelijk moet worden dat de dieren iets zeggen, maar iets anders denken. - Sommige woorden legt u uit door ze aan te wijzen op de platen of met concrete materialen: slingeren, aanracen, stofwolk, tractor. - Andere woorden legt u uit door voor te doen: tegen jezelf zeggen; uitslover; haast hebben. - En een aantal woorden legt u uit met andere woorden: zoontje; uitkijken; stukken beter; belachelijk.
Voorlezen en vertellen Na de introductie in de bibliotheek leest u het boek in de klas voor. U kunt hierbij gebruik maken van de materialen van de verteltafel. Tussendoor legt u moeilijke woorden en begrippen uit. Besteed aandacht aan de dubbele reacties van de dieren. Doe minachtend als Koe, verschrikt als Schaap etc. Laat de leerlingen u nadoen. Op deze manier werkt u heel concreet aan de uitbreiding van de woordenschat. Laat steeds ruimte voor reacties van de leerlingen. - U sluit aan bij wat de leerlingen al weten: - Eend laat de bel van zijn fiets rinkelen als hij bij Kip is. Weten jullie ook hoe andere dingen heten die aan de fiets zitten? - Wat zou jij graag willen kunnen wat je nog niet kan? - U sluit aan bij de eigen ervaringen van de leerlingen en reageert op hun inbreng: - Heb jij een fiets? Wat voor fiets is dat? - Fiets jij al zonder zijwielen? Hoe heb je dat geleerd? - Zegt iemand tegen jou wel eens: wat knap of wat stom? Waarover zegt hij dat? - U stelt vragen en moedigt de leerlingen aan opmerkingen te maken: - Hoe zie je dat Eend steeds beter kan fietsen? - De fiets en de koe hebben allebei een bel. Waarom? - Waarom hebben veel kinderen een helm op? - Waarom zou Eend naar de tractor staan kijken?
Praten / Ingaan op het verhaal U leest het boek weer voor en besteed deze keer aandacht aan de structuur van het verhaal. Hebben de leerlingen het verhaal goed begrepen? U gebruikt daarvoor de drie onderdelen van de verhaallijn: 1. Wat is het probleem? - Wat gaat Eend doen als hij een fiets ziet staan? 2. Wat gebeurd er allemaal? - Kan Eend goed fietsen? - Wat denken de andere dieren als ze hem zien fietsen? 3. Hoe loopt het af? - Waarom gaan alle andere dieren toch ook zelf fietsen? Neem de tijd bij het praten over het verhaal! Laat gerust stiltes vallen na het stellen van een vraag. De leerlingen hebben die tijd hard nodig om hun antwoord te formuleren.
Doen / Doorgaan op het thema Het boek kan na herhaaldelijk voorlezen op diverse manieren tot leven komen waardoor het plezier in het verhaal en de verwerking extra worden versterkt. Door spelenderwijs bezig te zijn met de begrippen en de taal uit het boek ontstaat er een extra impuls voor de woordenschat en de taalverwerving.
Vervolg op het verhaal bedenken Eend staat op het eind van het verhaal naar de tractor te kijken. U kunt het verhaal naspelen, maar deze keer denkt Eend aan het begin van het verhaal: ‘Weet je wat? Ik ga een eindje op de tractor rijden. Volgens mij kan ik dat héél goed!’ De reacties van de dieren kunnen hetzelfde zijn als bij het fietsen. De leerlingen bedenken tenslotte wat de volgende uitdaging van Eend wordt.
Fietsenparcours Leerlingen kunnen hun fiets meenemen naar school. Leen eventueel fietsjes van bijvoorbeeld een naburige kinderopvang. Op het schoolplein kunt u een parcours uitzetten, bijvoorbeeld van pionnen, waar de leerlingen tussendoor moeten fietsen. Wie lukt het om dat tussendoor te fietsen zonder dat er een pion omvalt?
Collage maken De leerlingen zoeken in tijdschriften naar verschillende soorten fietsen. Probeer samen met hen een indeling te maken in bijvoorbeeld kinderfietsen, grote mensenfietsen, racefietsen, bijzondere fietsen (bakfietsen, éénwielers etc.). De leerlingen maken er dan per categorie op een groot stuk karton een mooie collage van. U schrijft de titel bij de collage.
Wenstekening De leerlingen maken een tekening van iets wat ze nog niet kunnen, maar wel graag zouden willen kunnen. Formuleer samen met de leerling een zin die erbij hoort en schrijf die bij de tekening. Het kan van alles zijn: van skiën tot parasailing…..
Versjes Koekeloere
Op de fiets
Koekeloere zie je mij? Flitsssss, ik fiets je zo voorbij, vliegensvlug, supersnel, ringgggggg! Dat is mijn fietsbel.
Achter mijn moeders rug me lekker laten rijden Ik hoef daar niets te doen Zij trapt wel voor ons beiden. Ik hoef alleen maar mee te gaan daar achter op de fiets. Alleen maar lekker zitten en verder hoef ik niets.
Uit: Hoor je wat ik doe? van Joke van Leeuwen
Achter mijn vaders rug me voor de wind verschuilen. Hij roept wel: ‘hou je vast! bij de hobbels en de kuilen. En als hij dan de weg niet weet, dan wijs ik die wel aan, want kijken heb ik op de fiets natuurlijk wel gedaan. uit: Soms zie ik 1000 lichtjes van Nannie Kuiper
Mijn fiets Mijn fiets heeft 2 wielen en 1 stuur. hij is heel mooi, hij is heel duur. Ik heb hem nog maar pas omdat ik jarig was! Fietsen, fietsen handen aan het stuur, voeten op de trappers. Boem - beng! tegen de muur...
De veldmuis Een veldmuis vond in het beukenbos een lege notendop. Hij poetste hem met vochtig mos en zand een beetje op. Hij maakte er twee wieltjes aan en zei: mijn fiets is klaar! nu rijd ik van de heuvel af zonder het minst bezwaar! (2x) Hij deed zoals hij had gezegd en ging bij volle maan met fiets en al op het topje van een hoge heuvel staan. Hij trok zijn pootjes in en: hoeps! daar ging hij naar omlaag! da's voor een muis in elk geval toch al een hele waag! (2x) Maar halverwege: AUW! daar kwam zijn staartje tussen het wiel! De notendop sloeg om en om zodat de veldmuis viel. Beneden sprong hij hinkend rond maar 't aller-gekste was: zijn fiets zat aan zijn staart geklemd zo kwam de muis te pas! (2x)
Mijn mooie fiets heel vroeg in de morgen geen auto's op de weg alleen mijn mooie fiets verder niets jij en ik en mijn rode fiets blij blij blij… met mijn mooie fiets