THEMA I – DE INTERNATIONALE UITDAGINGEN
1.
INLEIDING
Sinds ons laatste congres, en meer dan ooit, heeft de internationale actualiteit de Belgische maatschappij beïnvloed: de crisis van de “subprimes” in 2008 gevolgd door het financiële faillissement van de banken en verzekeringsmaatschappijen en de massale steun tussen de verschillende landen onderling volgden elkaar op. Er vonden verschillende crisisvergaderingen van de G7 en G20 plaats en alle voorwaarden leken vervuld opdat de gevestigde orde van de wereldhandel zou veranderen. Bovendien maakten de Staats- en Regeringsleiders in 2008 en 2009 grote beloften: geen belastingparadijzen meer, een verbod op veel afgeleide financiële producten, de depositobanken zouden gescheiden worden van hun speculatie-activiteiten, ze (de wereldleiders en zij die zich als dusdanig voordoen) hadden het zelfs over de invoering van een financiële transactietaks. Kortom, de optimisten droomden van een economisch liberalisme dat opnieuw vorm zou krijgen en anderen, meer scherpzinnige geesten, wachtten op de volgende episode van deze herstructureringscrisis van het kapitalisme. Helaas, voor het algemeen belang en uitsluitend ten voordele van de speculanten werden deze ambities van de top van 2009 snel afgevoerd. Eens 2010 bleef hiervan helemaal niets meer overeind. 2.
ALGEMENE SITUATIE
Overheidsschuld / financiële speculatie: Vandaag heeft de financiële speculatie zich helemaal opnieuw ontwikkeld. Voorbeeld: -
Het wereldvolume wisseltransacties ligt verschillende malen hoger dan het wereldBBP en de internationale handel: in april 2010 was het met 20% gestegen tov april 2007 (4 triljoen Amerikaans dollar dagelijkse omzet in 2010 tegen 3,3 triljoen i 2007);
-
De stijging van het aantal commodity uitwisselingen is tot 2004 bescheiden gebleven – 10 miljoen contracten in 1993 tegen 15 miljoen in 2004. Sinds 2005 is dit cijfer echter de lucht in gegaan (ook na de crisis) om in 2010 te komen tot 65 miljoen contracten. De groei van de grondstofmarkten kon een dergelijke toename echter niet volgen.
Tegelijkertijd is de staatsschuld in de OESO-landen sinds 2008 spectaculair gestegen. Eind 2011 werd de centrale staatsschuld van alle OESO-landen geraamd op 33,4 triljoen Amerikaanse dollar (22,2 triljoen EUR of 71,1% van het BBP), terwijl de algemene 1
staatsschuld (cumulatie van de centrale en lokale schulden en andere passiva) 100% van het BBP bedroeg. Tegenover 2007 zal de totale staatsschuld van de OESO-landen in 2012 met 30 punten van het BBP gestegen zijn. Wanneer de overheidsschulden zo groot zijn bestaat de kans dat de werknemers in het algemeen en het personeel van de openbare sector, nog meer, dienst doen als bijstellingsvariabele. We beschikken niet over de macht van de financiële wereld, maar wel over de kracht van ons collectief gevecht. Daarom moeten we samen met het Internationaal Vakverbond (IVV), het Europees Vakverbond (EVV) en het ABVV vechten voor een ander internationaal economisch en financieel beleid. We praten over een financiële en economische crisis waarvoor economische fundamentele hervormingen nodig zijn. Wij willen aandringen op enkele grote principes: Op internationaal niveau:
-
-
-
-
-
-
Het ontstaan van een democratische overheid die ten volle de rol van scheidsrechter in de wereldhandel kan spelen. Hiertoe moet ze beschikken over de nodige juridische middelen en toereikende financiële middelen. Ze moet fundamentele sociale normen kunnen garanderen, zoals degene die vastgelegd werden door de Internationale Arbeidsorganisatie. Oprichting van een wereldplatform waar alle transacties van afgeleide product plaatsvinden en waarop de fiscale en prudentiële regels voor transacties uit de hand zouden worden opgelegd. Korte termijn trading verbieden, zoals de naakte baissetransactie (verkoop van effecten waarover de verkoper op het moment van verkoop nog niet de beschikking heeft). De financiële speculatie bestrijden, door alle korte termijn speculaties te verbieden, ze destabiliseren de financiële markten en leiden tot liquiditeits- en solvabiliteitscrisissen. De omvang van financiële conglomeraten beperken zodat de verdwijning van een enkele conglomeraat geen bedreiging vormt voor de wereldeconomie. Scheiding van de handels- en investeringsactiviteiten van de banken. De progressieve afschaffing van alle bestaande staatssteun aan de banksector via de oprichting of uitbreiding van verzekeringsprogramma’s die door de sector zelf gefinancierd worden. Oprichting van een openbaar ratingbureau met mondiaal karakter om overheden en andere overheidsinstellingen te beoordelen.
2
Op Europees niveau: -
-
-
-
-
Een gemeenschappelijke Euroverplichting en een Europese Bank voor de staatssteun die optreedt als ultieme kredietverlener voor landen die problemen hebben met de staatsschuld. Hierdoor kunnen ze een einde maken aan de macht van de financiële markten die de politiek dicteren en kwetsbare landen in de depressie storten; Een Europees investeringsplan om de Europese economie te helpen opnieuw op te leven en in evenwicht te brengen, en om deze om te buigen tot een duurzame economie; Dynamische maatregelen op Europees niveau om precaire arbeidsovereenkomsten en lage lonen te bedwingen en het principe “gelijk loon voor gelijk werk” in te voeren; Een Europees fiscaal beleid dat een financiële transactietaks (TOBIN-taks) en een gemeenschappelijke fiscale basis invoert voor de bedrijfswinsten met een minimale belastingvoet. Dit zou bijdragen tot de versterking van de overheidsfinanciën en de vrijwaring van ons sociaal model; Einde van de “gouden regel”; Het einde van de belastingparadijzen en de belastingontwijking; Eerlijke belastingsystemen; Opheffing van de beschikking die nationale banken verbiedt geld te lenen aan de staten.
Tegelijkertijd met deze benadering die als doel heeft te vermijden dat er zich zo goed als zeker nieuwe financiële rampen voordoen, moet er, naar het voorbeeld van een groot aantal opkomende landen, nagedacht worden over het aandeel legitieme en niet-legitieme schuld. De terugbetalingscapaciteiten zijn niet ontoereikend, maar de redenen van de schuldenlast zijn onaanvaardbaar. Een audit van de overheidsschuld is dus noodzakelijk
3.
DE OPENBARE SECTOR.
Bij de werknemers van de openbare diensten leven nog altijd dezelfde bekommernissen als vier jaar geleden: het aantal openbare diensten blijft verminderen in naam van het onaantastbare dogma van de vrije en onvervalste mededinging: de energiesector, het openbaar vervoer, de post en de telecommunicatie en nog andere sectoren zoals die van het water , het onderwijs, de gezondheidszorgen en de sociale diensten, zijn bedreigd. Meer dan ooit moeten we samen met onze internationale verbonden strijd voeren, niet alleen om deze fundamentele openbare diensten te vrijwaren, maar ook opdat ze zich opnieuw zouden ontwikkelen in dienst van iedereen, dus ook van de minstebedeelde Europese burgers: 3
1.
De energiesector:
Zoals we reeds hebben aangeklaagd, blijft het liberale Europa zich verder ontwikkelen. De alweer door een Europese richtlijn opgedrongen - liberalisering van de energiesector (elektriciteit, gas) bewijst jammer genoeg ons gelijk, zoals we al hadden gevreesd. Onder het mom van de mededinging zijn we immers getuige van de deregulering van de sector. De in de war gebrachte burger kan alleen maar vaststellen dat de prijzen stijgen en de dienstverlening er vaak op achteruitgaat, met heel wat verwarring op de koop toe. Door de liberalisering zijn op Europees niveau ook 250.000 arbeidsplaatsen verloren gegaan. We herhalen dat energie geen handelsgoed is, zoals andere goederen, en voor iedereen toegankelijk moet blijven. Het volledige proces (productie, distributie en verkoop) moet een openbare dienstactiviteit zijn. Er moet op zijn minst een openbaar controlesysteem komen om deze sector te reguleren en deze controle moet volkomen onafhankelijk en democratisch gebeuren. De kernramp na de tsunami in Fukushima geeft nogmaals aan dat dergelijke strategische sectoren niet in handen mogen gegeven worden van de privésector, die in de ban is van onmiddellijk winstbejag . Na jaren van overvloedige winsten is het bedrijf Tepco nu onlangs genationaliseerd.
2.
De watersector:
De watersector vormt een zeer actueel dossier. Hoewel in onze landen water vanzelfsprekend is, mogen we niet vergeten dat veel volkeren geen toegang hebben tot de elementaire sanitaire voorzieningen en dat elke dag te veel mensen sterven aan ziektes, die het gevolg zijn van een gebrek aan proper en drinkbaar water. Op Europees vlak willen sommigen de sector onderwerpen aan de marktwetten, met alle vandaag gekende gevolgen : hogere kostprijs van het water, aanmoediging van overconsumptie , risico’s voor de volksgezondheid, afsluiting van de personen die hun rekening niet kunnen betalen. De openbare – private samenwerking voor de bouw en het beheer van het zuiveringsstation van Brussel-Noord heeft meer dan ooit haar beperkingen bewezen. Veolia heeft uit eigen beweging het station afgesloten wanneer ze vond dat ze dit kon doen. Ondertussen is deze kwestie voor de rechtbank gebracht: de winsten voor de privésector en de risico’s en de kosten voor de publieke overheid. Zo begrijpt de privésector het begrip delen. Om deze redenen herbevestigen wij dat:
4
-
-
-
-
3.
het recht op water een grondrecht is voor alle burgers. Water is een gemeengoed dat de mensheid toebehoort. Het is dus een individueel en collectief , menselijk en sociaal recht. Wij roepen op tot een wereldprogramma om tegen 2015 iedereen het recht op water te garanderen. Water is geen luxe product en wij eisen dat dit als dusdanig behandeld wordt. Water mag geen handelsgoed worden en dus niet terechtkomen in de handen van de Wereldhandelsorganisatie of, op Europees niveau, aan de concurrentie worden onderworpen. In tegendeel. Wij eisen van de Belgische overheid dat ze optreedt om ervoor te zorgen dat het recht op water wordt opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in de Belgische grondwet. En dat ze van water een instrument van vrede maakt, door af te wijzen dat water als politiek of militair wapen wordt gebruikt en als instrument om te onderdrukken, uit te sluiten en chantage te plegen, onder andere op commercieel vlak. We willen meewerken aan de oprichting van een mondiaal coöperatief fonds om plaatselijke, regionale, nationale en zelfs internationale acties te financieren, om iedereen op een duurzame, rechtvaardig, geïntegreerde en solidaire manier de toegang tot water te garanderen.
Afvalbeheer.
We stellen vast dat de diensten voor afvalbeheer de bekommernissen van het water – en het energiebeleid delen. Telkens wanneer de openbare sector zaken overdraagt naar de privésector, duiken de gevaren van corruptie, en zelfs van maffiabeheer op. Teneinde deze ontsporingen te voorkomen, moet afvalbeheer (opnieuw) openbaar beheerd blijven of worden (van de ophaling tot de verwerking van afval). Bovendien aanvaarden wij geen dumping van afval in de derde wereld. Initiatieven zoals “AQUA PUBLICA EUROPEA”, dat alleen openbare diensten voor waterbeheer groepeert, moeten ondersteunden worden. In het kader van een globaal afvalbeleid is een sensibilisering omtrent afvalsortering fundamenteel. 4.
Sociale gezondheidssectoren.
Twee problemen bezorgen ons kopzorgen: de emigratie (emigratie) van het personeel van de gezondheidssectoren het medische toerisme. Beide problemen moeten streng worden aangepakt, niet omdat we in onszelf gekeerd willen blijven, want onze vakorganisatie blijft internationaal gericht en respecteert het recht, en dus ook het recht om elders dan in eigen land te werken, evenals het recht om zich op de meest gepaste plaats te laten verzorgen. 5
Nu dit opnieuw duidelijk is gemaakt, moeten we er absoluut op toezien dat de essentiële gezondheidssector niet wordt gedereguleerd. Dit zou alleen de rijke landen en de welgestelden van alle landen ten goede komen. Wanneer het verzorgende personeel, dat met grote inspanningen van de onderwijssector van landen met een achterstand is opgeleid, verzocht wordt om zijn beroep in de Westerse landen uit te oefenen, heeft dit niet alleen tot gevolg dat deze landen met een achterstand hun gekwalificeerde werkkrachten verliezen, maar ook dat bij ons een vorm van sociale dumping tot stand wordt gebracht. Zowel de openbare als de private ziekenhuizen, die met overheidsgeld worden gefinancierd, moeten uitsluitend een therapeutische doelstelling nastreven en geen financieel rendement beogen. Vergeet niet dat verklaring n°7 van het Verdrag van Lissabon de lidstaten oplegt een begrotingsoverschot te bewerkstelligen in het beheer van hun overheidsfinanciën. Dit brengt nieuwe besparingen in de overheidsuitgaven met zich. Wij gaan dit van nabij volgen. De zorgverstrekkende sector moet door de overheid worden georganiseerd zodat voor iedereen kwalitatieve zorgen kunnen worden verzekerd. Deze sector aan de marktwetten overleveren zou een sociale ramp veroorzaken en een duale samenleving naar Amerikaans voorbeeld versterken. Dezelfde analyses en opmerkingen kunnen gemaakt worden voor alle gezondheidsdiensten en in het bijzonder voor de diensten die verband houden met de vergrijzing van de bevolking. De zorgsector kampt met een tekort aan personeel en de overheden moeten in dit tekort voorzien door de werkomstandigheden en de geldelijke voorwaarden van dit personeel te verbeteren en de opleidingen te bevorderen, onder andere in sociale promotie. De sector volgt (zal) gaat de evolutie van het dossier “ sociale dienst”, dat momenteel op de agenda van de commissie staat, aandachtig volgen.
5.
Sociale dialoog
We moeten ervoor ijveren dat de vakorganisaties in Europa de plaats veroveren waarop ze recht hebben. We zullen de Europese opbouw niet stoppen, we willen dat trouwens ook helemaal niet. We moeten in Europa een echte sociale dialoog invoeren , want de Europese werknemers respecteren betekent de Europese burgers respecteren. We moeten ook vaststellen dat de taalbarrières tussen de verschillende actoren de sociale dialoog op Europees niveau complex maken. 6
Tot besluit:
We mogen stellen dat de sociale dialoog en de democratische controle op de fundamentele diensten essentiële elementen blijven uitmaken van een moderne democratische samenleving. Dus moeten we polen van een strijdvaardig syndicalisme, dat deze onrechtvaardige samenleving wil veranderen, tot stand brengen en bevorderen. De huidige crisis van het internationale kapitalisme toont aan dat de samenleving nood heeft aan een staat, die de sociale rol kan vervullen, die van hem wordt verwacht. Op Europees en internationaal, evenals op Belgisch niveau, blijven we ervan overtuigd dat medebeslissingsrecht niet de goede oplossing is en dat het protestsyndicalisme, zoals we dat kennen en toepassen, vandaag nog meer redenen van bestaan heeft. Alleen kunnen we niet op tegen dit technocratische Europa, dat het grote financiële kapitalisme - synoniem van winst voor een handvol mensen en van sociaal bloedbad voor heel de werkende wereld - weerspiegelt. We moeten dan ook aanwezig blijven in de internationale instanties, maar daarnaast ook de opkomst aanmoedigen van polen van protestsyndicalisme, die staan voor verandering van deze onrechtvaardige samenleving.
7