http://www.edusom.nl
Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Les 31. Feest
Wat leert u in deze les?
Informatie over het Paasfeest en ander feesten begrijpen
Van twee woorden één lang woord maken
Informatie vragen
Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK. DEEL 1. Het is een dag in maart. Eddy en Nadia lopen op de markt. Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy:
Hè lekker weertje. Ja heerlijk. Kijk, overal gele bloemen en eieren, chocolade-eieren … Zie je? Ja, het is al weer bijna Pasen… Wat gaat dat snel, hè? Kerstmis is net voorbij en nou is het al weer Pasen! Ja zeg dat wel. Ik vind het ook snel gaan.. Wat is dat toch eigenlijk, Pasen? Het feest van de lente. O ja! Daarom zie je al die eieren en die bloemen. En Pasen is ook een christelijk feest. O, wat voor feest is het dan? Nou, dat Jezus is opgestaan. Hè? Opgestaan? Ja. Opgestaan uit de dood. Op Goede Vrijdag is Jezus doodgegaan … Wat erg!… Dat is geen feest… Nee, maar Pasen gelukkig wel. Want met Pasen is Jezus weer opgestaan. Dus met het Kerstfeest vieren jullie dat Jezus geboren is en met Pasen dat Jezus is opgestaan uit de dood…. Ja, zo is het.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
2 2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website.
De lente De lente is van 21 maart tot 21 juni. Voorbeeld: In de lente worden de bomen weer groen. Feest vieren Als je jarig bent, dan vier je feest. Voorbeeld: In de lente vieren wij het Paasfeest. De dood Aan het eind van het leven is de dood. Voorbeeld: Na de dood van zijn vader huilde hij veel. Opstaan Opstaan is gaan staan. Als je opstaat, zit of lig je niet meer. Voorbeeld 1: Morgen werk ik van 7 uur tot 5 uur. Ik moet vroeg opstaan. Voorbeeld 2: Jezus is opgestaan uit de dood.
Tip woorden leren! Het is belangrijk om woorden te leren, heel veel woorden. Een manier om woorden te onthouden is: het woord te herhalen, steeds te herhalen, hardop voor jezelf.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
3 3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Pasen is een feest van de zomer 2. Pasen is een christelijk feest. 3. Pasen is een feest, omdat Jezus opstond uit de dood. 4. Jezus stond op Goede Vrijdag op uit de dood. 5. Met Kerstmis vieren Nederlanders de geboorte van Jezus.
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
4 4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. Let op: U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK. DEEL 2. Nadia en Eddy praten verder over het paasfeest. Nadia: Eddy:
Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy:
Hoe vieren jullie het Paasfeest? Sommige mensen gaan naar de kerk. Anderen blijven thuis. Veel kinderen gaan eieren verven in mooie kleuren. En ze gaan paaseitjes zoeken, echte eieren, of die kleine chocolade eitjes weet je wel. Die heeft de Paashaas gebracht. De Paashaas? Dat is een haas, een dier met lange oren, een soort konijn, en die brengt eieren. Hè? Nou ja, de ouders verstoppen de eieren in huis of op het balkon of in de tuin … Dus met Kerstmis heb je de Kerstman, en met Pasen de Paashaas! Wat grappig. En tweede paasdag is een extra vrije dag! Ja dat is altijd goed! En wat doen jullie verder met Pasen? Veel mensen eten extra lekker, een paasontbijt ‘s morgens. En wat eten jullie dan met de Paasdagen? Paasbrood, paasboter en paaseieren!
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
5 5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de website.
De kerk De kerk is het gebouw waar christenen op zondag samenkomen. Voorbeeld: Elke zondag zingen we in de kerk.
Het ei Kippen leggen eieren. Voorbeeld: Ik eet een ei bij mijn ontbijt.
Verven Als je een huis verft, geef je het een kleur. Hij verft de deur blauw.
Het ontbijt Het ontbijt is het eten dat je ’s morgens eet. Voorbeeld: Het ontbijt is: sinasappelsap, thee en brood met jam. Het dier Wij hebben veel dieren: kippen, konijnen en poezen.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
6 6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Geef antwoord op de vragen.
1. Wat zoeken de kinderen met Pasen? …………………………………………………………………………………………
2. Is tweede Paasdag een vrije dag? …………………………………………………………………………………………
3. Is er speciaal eten met Pasen? …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
7 7
HET GESPREK Opdracht 7. Lees het gesprek. Let op: U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK. DEEL 3. Nadia en Eddy praten verder over Pasen en andere feesten. Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy: Nadia: Eddy:
Wanneer is het Pasen? Het is toch altijd op een zondag en een maandag? Ja. Maar let op: het is niet elk jaar op dezelfde datum. O, dat is dus anders dan het Kerstfeest …. Want dat is toch altijd wel op dezelfde dag? Op 25 en 26 december? Ja, dat klopt, Kerstmis is altijd op dezelfde datum, maar Pasen gaat volgens de Maan…. Net als ramadan…. O? Ja, ramadan gaat met de maan. Soms is het in de lente, soms in de zomer, de herfst of de winter. Dat is dus anders dan Pasen, want dat is altijd in de lente. Ramadan niet, dat kan in alle seizoenen: de lente, de zomer, de herfst of de winter. O. En wat doen jullie in ramadan?
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
8 8
DE WOORDEN Opdracht 8. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 8. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de website. De maan Het is een mooie nacht. Het is niet erg donker, de maan schijnt. Het seizoen In Nederland zijn er vier seizoenen in een jaar: de lente, de zomer, de herfst en de winter. De winter In de winter is het koud, de dagen zijn kort en donker. De zomer De zomer in Nederland kan warm zijn, maar ook nat en koud. De herfst De zomer is afgelopen, het is herfst. De bladeren vallen van de bomen.
Herfst
Winter
Lente
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
Zomer
9 9
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 9. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Pasen is altijd op een zondag en een maandag. 2. Pasen is altijd op dezelfde datum. 3. Kerstmis is altijd op zaterdag en zondag. 4. Kerstmis is altijd op dezelfde datum. 5. Ramadan is altijd in de zomer.
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
10 10
Samenvatting Lees of beluister het hele gesprek nog een keer. Wat wordt er gezegd? Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op!
1…………………………………………………………………………………………
2…………………………………………………………………………………………
3…………………………………………………………………………………………
4…………………………………………………………………………………………
5…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
11 11
GRAMMATICA Opdracht 10. Maak van twee woorden één woord. Soms kan je van twee woorden een lang woord kunt maken. Hieronder staan een paar voorbeelden. -
Een feest in de zomer is: een zomerfeest. Een feest van het licht is: een lichtfeest. Kleren voor een feest zijn - feestkleren. De dag van een feest is - een feestdag
Nu zelf. Doe mee. Geef antwoord op de vraag. Maak een lang woord. 1. Eitjes van Pasen zijn …………………………………………………………………… 2. Een feest van de lente is een …………………………………………………………………… 3. Het ontbijt dat je met Pasen eet, is een …………………………………………………………………… 4. Brood dat je met Pasen eet, is …………………………………………………………………… 5. Een liedje dat je met Kerst zingt is een …………………………………………………………………… 6.
Een boom die je met Kerst in je kamer zet is een ……………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
12 12
SPREKEN Opdracht 11.
Zeg de zinnen hardop voor uzelf. A
Kijk die gele bloemen! Kijk die eitjes overal! Kijk die gele bloemen! Kijk die eitjes overal! B
A
De tijd gaat snel, de tijd gaat snel. B
A
Ja zeg dat wel, de tijd gaat snel. Ja zeg dat wel, de tijd gaat snel.
Kerstmis is net voorbijgegaan. En Pasen komt er al weer aan. Kerstmis is net voorbijgegaan. En Pasen komt er al weer aan. B
A
Het wordt weer lente! Het wordt weer Pasen! Het wordt weer lente! Het wordt weer Pasen!
Wat is dat toch, Pasen? Wat is dat toch?
Het feest van de lente… Het feest van de lente. En het feest dat Jezus is opgestaan. Het feest dat Jezus is opgestaan!
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
13 13
SPREKEN Opdracht 12.
Hoe vraag je dat? Het gaat nu niet alleen over Pasen. U kunt de vragen invullen met andere feesten en ook met geheel andere onderwerpen. -
Wat is dat nu eigenlijk, Duan-Wu? Wat voor feest is dat, het Drakenbootfeest? Welke feesten vieren de Polen? Hoe is de zomer in Portugal? En hoe is de lente in Thailand? Is er winter in India?
HOE ZEG JE DAT? Als u iets wilt vragen, zeg dan: -
Wat is dat nu eigenlijk, Pasen? Wat voor feest is dat, Pasen? Wanneer is het Pasen? Waarom zie je overal eieren? Waarom zie je overal lichtjes? Opgestaan, wat bedoel je? Hoe vieren jullie Pasen? De Paashaas, wat is dat? Wat eten jullie met Pasen?
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
14 14
SCHRIJVEN Opdracht 13. In de vorige opdracht heeft u geleerd hoe je iets kunt vragen. Maak nu steeds een vraag met de woorden die zijn gegeven. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: Wat – Pasen Wat is Pasen? Nu u! Wanneer – Kerstmis ………………………………………………………………………………………... Hoe – Sinterklaas ………………………………………………………………………………………... Waarom – Suikerfeest ………………………………………………………………………………………... Wat voor – Pasen ………………………………………………………………………………………... Wat – eten – ramadan ………………………………………………………………………………………... Waarom – Kerstmis ………………………………………………………………………………………... Hoe - Pasen ………………………………………………………………………………………...
Bekijk de antwoorden op p. 25.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
15 15
DE WOORDEN Opdracht 14. Kies het juiste plaatje. Deel 1. Zet een rondje om het goede plaatje. 1. ’s Nachts schijnt de …
2. ’s Morgens eet ik mijn …
3. Op zondag gaan sommige Nederlanders naar de …
4. Vanochtend moest ik heel vroeg …
5. Als ik de kleur van mijn huis niet mooi vind dan ga ik …
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
16 16
Deel 2. Schrijf nu de woorden op. 1. ’s Nachts schijnt de …………………………………………………………… 2. ’s Morgens eet ik mijn …………………………………………………………
3. Op zondag gaan sommige Nederlanders naar de …………………………………………………… 4. Vanochtend moest ik heel vroeg ………………………………………………. 5. Als ik de kleur van mijn huis niet mooi vind dan ga ik …………………………
Bekijk de antwoorden op p. 25.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
17 17
DE WOORDEN Opdracht 15. Schrijf de woorden onder het goede seizoen. Let op! Onder elk seizoen komen vier woorden! Alle woorden worden gebruikt.
Winter
Herfst
…………………
…………………
………………….
…………………
…………………
…………………
………………….
…………………
…………………
…………………
………………….
…………………
…………………
…………………
………………….
…………………
regen
Lente
bloemen
Zomer
vogels
Kerstmis bladeren
sneeuw
zon
storm warm
ijs
juli kou
Pasen
voorjaar
vakantie najaar
Bekijk de antwoorden op p. 25. Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
18 18
FEEST VIEREN Opdracht 16. Feest vieren in Nederland. In Nederland worden verschillende feesten gevierd. Zoek het plaatje bij het juiste feest. Trek lijnen tussen de woorden en de plaatjes die bij elkaar horen.
Kerstmis
Sinterklaas
Oud en nieuw
Pasen
Koningsdag
Bekijk de antwoorden op p. 26.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
19 19
SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B.
Opdracht 17. A
A
A
A
Wat doe je met Pasen? Wat doe je dan? B
Je kunt naar de kerk gaan… Je kunt naar de kerk gaan…
B
Eieren zoeken en eieren verven. Eieren zoeken en eieren verven.
B
Je kunt lekker slapen, want je bent vrij. Je kunt lekker slapen, want je bent vrij.
Wat goed! Wat goed!
Wat leuk! Wat leuk!
Wat lekker! Wat fijn! Wat lekker! Wat fijn! B
A
En lekker eten. En lekker eten.
Wat eet je dan met Pasen? Wat eet je dan met Pasen? B
Paasboter, eitjes. paasbrood en pasteitjes Paasboter, eitjes. paasbrood en pasteitjes
A en B Allemaal paaseten! Zeker weten! Allemaal paaseten! Zeker weten!
??
VRAAG VAN DE LES Wanneer is het dit jaar Pasen?
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
??
20 20
LEZEN Opdracht 18. Lees.
DE INFORMATIE.
Feesten Het eerste feest van het jaar is Nieuwjaarsdag. Op 1 januari vieren we het begin van het nieuwe jaar. Het laatste feest van het jaar is Oudjaar. Dat is dus op 31 december. Daartussen zijn er een heleboel andere feesten en speciale dagen: Valentijnsdag, Carnaval, 1 april, Sinterklaas, Sint Maarten en nog meer. Belangrijke Nederlandse feesten zijn Pasen en Kerstmis. Met Kerst wordt de geboorte van Jezus Christus gevierd. Met Pasen zijn opstaan uit de dood. Het zijn christelijke feesten. Maar tegelijk zijn het ook feesten van de natuur. Kerstmis is een winterfeest. Het valt op 25 en 26 december als de dagen kort en donker zijn. Met het Kersfeest vieren we dat het licht terugkomt. En met Pasen vieren we dat de lente komt. Om Kerstmis als christelijk feest te vieren gaan de mensen naar de kerk. Kerstmis is ook een natuurfeest. Kijk maar naar de kerstboom met lichtjes en versieringen. Ook bij Pasen is dat zo. In de kerk vier je de Opstanding van Jezus Christus, die op Goede Vrijdag gestorven is. Maar aan de gele bloemen, de eieren en de hazen zie je dat Pasen ook een natuurfeest is. Pasen valt niet ieder jaar op dezelfde datum. Het gaat volgens de maan: eerste Paasdag is altijd op de zondag na de eerste volle maan in de lente. Sommige gebruiken zie je in verschillende culturen, bijvoorbeeld de vastentijd voor Pasen van de katholieken en ramadan van de moslims. Ook een lichtfeest vind je in verschillende culturen: Kerstmis is een lichtfeest en ook bijvoorbeeld het Divali-feest van de Surinaamse hindoes. En met Sint Maarten gaan de kinderen langs de deuren om snoep te vragen, komt zoiets ook in uw cultuur voor?
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
21 21
TIP VAN DE WEEK 1 Op ETV en de website www.ETV.nl is ook een programma’s over feesten te vinden. ETFeest ETFeest is een zesdelige serie waarin de viering van een aantal culturele en/of godsdienstige feesten centraal staat. Eten is een belangrijk onderdeel van deze feesten, het is daarom de rode draad van deze serie. In de grote steden van Nederland wonen veel mensen met verschillende culturele achtergronden. Iedere cultuur heeft haar eigen feesten met allerlei rituelen en tradities die daarbij horen. Deze feesten viert men meestal in de eigen familiekring. Iedere aflevering maakt u kennis met een andere familie en met een ander feest. Door meer informatie te krijgen over rituelen en belevenissen leert u meer over de achtergronden van de feesten.
PRAKTIJK Opdracht 19. Kijk in de praktijk.
Wanneer zijn dit jaar de feestdagen? Kijk op een kalender of zoek het op in een agenda van dit jaar. Of vraag het in het Nederlands aan iemand. -
Wanneer is het dit jaar Nieuwjaar? Wanneer is het Hemelvaartsdag? Wanneer is het Pinksteren? Wanneer is het Koningsdag?
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
22 22
HOE GAAT HET? Opdracht 20. Kent u de woorden? Kruis aan.
de maan het seizoen de herfst de winter de lente de zomer het dier het ontbijt verven de kerk feest vieren de dood opstaan
Opdracht 21. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over feesten in de Nederlandse cultuur. U heeft geleerd welke woorden u kunt gebruiken om iets te vragen, u heeft geleerd om van twee woorden 1 woord te maken en u heeft van alles geleerd over het Paasfeest en over andere feestdagen. En nu? Kunt u van twee woorden 1 woord maken? Weet u veel over het Paasfeest en over andere Nederlandse feesten? En hoe goed kunt u vragen stellen? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik weet veel over het Paasfeest.
Ik kan van twee woorden 1 woord maken.
Ik weet welke woorden ik kan gebruik om vragen te stellen.
Ik ken de Nederlandse feestdagen. Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
23 23
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Fout. Pasen is een feest van de lente. 2. Goed, Pasen is een christelijk feest. 3. Goed, Pasen is een feest omdat Jezus opstond uit de dood. 4. Fout, Jezus ging dood op Goede Vrijdag. 5. Goed, met Kerstmis vieren Nederlanders de geboorte van Jezus. Opdracht 6. 1. Eieren. Met Pasen zoeken de kinderen eieren, echte of chocolade eitjes. 2. Ja. Tweede Paasdag is een vrije dag. 3. Ja. Paasbrood. En met Pasen eet je extra lekker. Opdracht 9. 1. Goed, Pasen is altijd op een zondag en een maandag. 2. Fout, Pasen is niet elk jaar op dezelfde datum. 3. Fout, Kerstmis is niet altijd op dezelfde dagen. 4. Goed, Kerstmis is altijd op 25 en 26 december. 5. Fout, ramadan kan in de zomer, de winter, de herfst of de lente zijn. Samenvatting Let op. Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn! Het is lente. Eddy en Nadia lopen op de markt. Ze zien bloemen en eieren. Ze praten over het paasfeest. Pasen is het feest van de lente en het is ook een christelijk feest. Met Pasen wordt gevierd dat Jezus is opgestaan. Eddy vertelt over wat de mensen doen met Pasen. Mensen gaan naar de kerk of blijven thuis. Ze verven eieren in allerlei kleuren. Kinderen zoeken paaseitjes. En de mensen eten extra lekker. Het gesprek gaat verder over Pasen. Het Paasfeest is altijd op zondag en maandag, maar het is niet op een vaste datum. Het gaat volgens de maan, net als ramadan. Het verschil is dat Pasen altijd in de lente is en ramadan in ieder seizoen kan zijn. Opdracht 10. 1. Paaseitjes. Eitjes van Pasen zijn paaseitjes. 2. Lentefeest. Een feest van de lente is een lentefeest. 3. Paasontbijt. Het ontbijt dat je met Pasen eten is een paasontbijt. 4. Paasbrood. Brood dat je met Pasen eet, is paasbrood. 5. Kerstliedje. Een liedje dat je met Kerst zingt is een kerstliedje. 6. Kerstboom. Een boom die je met Kerst in je kamer zet is een kerstboom
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
24 24
Opdracht 13. Let op: Dit zijn voorbeelden, andere vragen kunnen ook goed zijn! 1. Wanneer is het Kerstmis? 2. Hoe vieren jullie Sinterklaas? 3. Waarom vieren jullie het Suikerfeest? 4. Wat voor feest is Pasen eigenlijk? 5. Wat eten jullie in ramadan? 6. Hoe vieren jullie Pasen? Opdracht 14. 1. Maan 2. Ontbijt 3. Kerk 4. Opstaan 5. Verven Opdracht 15. Winter: kou, sneeuw, kerstmis, ijs Lente: Pasen, bloemen, vogels, voorjaar Zomer: zon, warm, juli, vakantie Herfst: regen, storm, bladeren, najaar
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
25 25
Opdracht 16.
Kerstmis
Sinterklaas
Oud en nieuw
Pasen
Koningsdag
Vraag van de les. In 2014 is het Pasen op zondag 20 april en maandag 21 april. In 2015 is het Pasen op zondag 5 april en maandag 6 april. In 2016 is het Pasen op zondag 27 maart en maandag 28 maart.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
26 26
EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN
Deze les over ‘Feesten’ past in thema 2 ‘Omgangsvormen, normen en waarden’’ van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 11, 12 en 17 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting) en 13 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3, 6 en 9 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht.
Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
27 27
Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma’s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier!
Meer oefenen? Kijk naar films van ETV.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
28 28
Opdracht 1. Bekijk de ETFeest-film over Divali op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.afleveringen&pid=57 Schrijf in 2 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Opdracht 2. Bekijk de film over Chanouka op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.afleveringen&pid=57 Schrijf in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Opdracht 3. Bekijk de film over Kerst op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.afleveringen&pid=57 Schrijf in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Opdracht 4. Bekijk de film over Offerfeest op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.afleveringen&pid=57 Schrijf in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
29 29
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Opdracht 5. Bekijk de film over Braziliaans Carnaval op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.afleveringen&pid=57 Schrijf in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… Opdracht 6. Bekijk de film over Ashura op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.afleveringen&pid=57 Schrijf in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Opdracht 7. Vraag aan je buurman, buurvrouw of taalvriend welke feesten hij of zij viert. Voer een gesprekje samen. Vraag hoe hij of zij de feesten viert.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
30 30
ANTWOORDBLAD MEER OEFENEN Opdracht 1. Vertel in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. Divali is het hindoestaanse feest van het licht. Het feest viert de terugkeer van Rama. Rama is de incarnatie van de god Vishnu. Wanneer er veel kwaad onder de mensen is, komt Vishnu om de wereld weer nieuw te maken. Opdracht 2. Vertel in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. Chanouka is het Joodse feest van de lichtjes. Ruim 2000 jaar geleden veroveren de Syriërs Israël en onder leiding van Jehoeda Hamacabie vechten de joden terug. Ze heroveren de heilige tempel in Jeroesjalajiem en wijden deze opnieuw in. Opdracht 3. Vertel in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. Kerstmis is een feest ter herdenking van de geboorte van Jezus Christus. Het feest duurde vroeger dertien dagen (tot en met Driekoningen). Kerstmis is nu vooral een familiefeest met veel en lekker eten. Opdracht 4. Vertel in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. Moslims vieren het Offerfeest (Id-ul-Adha) op de tiende dag van de twaalfde maand van de islamitische kalender. Met het feest herdenken de moslims het grote offer dat Ibrahim bracht toen hij de opdracht kreeg om het dierbaarste dat hij bezat, zijn enige zoon, te offeren. Opdracht 5. Vertel in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. Carnaval is het grootste feest in Brazilië. Het duurt, net zoals in het zuiden van Nederland, drie dagen: van zondag tot en met dinsdag. Opdracht 6. Vertel in 2 of 3 zinnen waarom dit feest wordt gevierd. Mohammed stelde een dag als vastendag in, de Ashura. Moslims vieren Ashura nog. op de tiende dag van de eerste maand van het Islamitische jaar. Nog steeds is het een vrijwillige vastendag.
Les 31 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
31 31