nº
41ste jaargang / 10 oktober 2008
20 /
2008
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema nabeschouwing Aquatech 2008 INTERVIEW MET SYBE SCHAAP SERIE REPORTAGES OVER WATERVOORZIENING IN WERELDSTEDEN VERGETEN METALEN IN DE RIJKSWATEREN
De juiste weg naar een functionele oplossing.
Hansen Transmissions International nv Leonardo da Vincilaan 1 B-2650 Edegem Belgium
www.hansentransmissions.com
[email protected]
De Business Unit Industrie van Hansen Transmissions heeft haar productaanbod van industriële tandwielkasten uitgebreid met de Hansen M-Series, een complementaire reeks die inspeelt op de optimalisatie van toepassingsvereisten. Deze eisen, geïntegreerd in de ontwerpfase, leiden tot een betrouwbare en functionele aandrijfoplossing. De reeks omvat zowel horizontale als verticale tandwielkasten die gemakkelijk te configureren zijn en hierdoor aan de eisen van een grote verscheidenheid aan toepassingen beantwoordt. Op maat gemaakte oplossingen voor grote volumes of repetitieve bestellingen zijn eveneens mogelijk. De volledige reeks van de Hansen M-Series zal begin 2009 ter beschikking zijn.
Tel.: +32(0)3 450 12 11 Fax: +32(0)3 450 12 20
Aquatech
A
quatech 2008 zit er weer op. Vier dagen lang liet de watersector uit alle delen van de wereld haar producten zien. Soms in enorme stands, soms in piepkleine (vooral de Aziaten zijn daar goed in). De bedrijven lieten vooral hun apparatuur zien. Vaak erg indrukwekkend en mooi gepoetst. Van de daadwerkelijke toepassing zie je op een beurs echter meestal niet zo veel. Toch waren met name in het Holland paviljoen wel enkele integrale oplossingen te zien voor waterproblemen, zoals de energiewinning uit water en het terugwinnen van fosfaten uit urine. Deze deelnemers aan Aquatech gingen duidelijk een stap verder. Die plekken op de beurs verdienden meer aandacht dan ze nu kregen. Het ging namelijk om innovaties die voor grote delen van de wereld interessant zijn of kunnen worden. Het zijn ook installaties die een
brug slaan tussen de traditionele drink- en afvalwatersector. Al enkele jaren probeert ook de organisatie van Aquatech die brug te slaan. Het is geen gemakkelijke opgave. Zeker buiten Europa gaat het bij beursen op het gebied van water nog vaak om een heleboel pompen, filters en meetapparatuur. Interessant voor degenen die een nieuwe pomp nodig hebben, maar niet voor de waterbeheerder die zich bezig houdt met integrale oplossingen voor waterproblemen. Terwijl die groep in de watersector toch langzaamaan groeit. De Innovation Award is voor deze mensen een uitdaging. Jammer dat bij de uitreiking aan het begin van Aquatech zo weinig publiek aanwezig was en het geduld had om te blijven zitten. Peter Bielars
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sonja Voois (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 99,- per jaar excl. 6% BTW € 131,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2008 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
inhoud nº 20 / 2008 / *thema 4* / Iets minder bezoekers op Aquatech 8 / Stand van zaken rond stedelijk waterbeheer Eilard Jacobs, Egbert Baas, Erno de Graaf, Frans van de Ven, Pieter Lems en Govert Geldof
10 / Interview met Sybe Schaap Maarten Gast
14 / Calcutta: water in overvloed, maar beleid faalt
4
Peter Conradi
20 / Minister Cramer opent nieuwe zuiveringsinstallatie PWN
24 / Waterkwaliteit (nog) niet verbeterd door Lozingenbesluit open teelt en veehouderij Henk Tamerus, Christ van Lieshout en Peter kortekaas
14
26 / Ontwikkelingen rond ontwerp en beheer MBR voor huishoudelijk afvalwater André van Bentem, Herman Evenblij, Bert Geraats, Jans Kruit, Ellen van Voorthuizen en Cora Uijterlinde
29 / Van hoogwaardig zuiveringswater naar hoogwaardig natuurwater: de biozone Ootmarsum Dick de Vente en Evalyne de Swart
20
49 / Moerasbufferstroken: potenties voor nutriëntenverwijdering en economisch rendement Martijn Antheunisse, Ernst Bos, Liesbeth Verhoeven en Mariet Hefting
53 / Vergeten metalen in de rijkswateren: meten we de goede stoffen? Leonard Osté, Onno Epema, Marca Schrap en Margriet Beek
56 / Invloed humane en animale bronnen op de microbiologische kwaliteit van grondwaterwinningen Susanne Wuijts, Saskia Rutjes, Monique van der Aa en Ana Maria de Roda Husman
59 / Wat drijft Micorthix parvicella in Dordrecht? Arjan Borger, Mirabella Mulder, Dick Marsman en Jaap van Houwelingen
64* / Productnieuws Aquatech 2008
Bij de omslagfoto: De legionellachip, die in Amsterdam tijdens Aquatech gepresenteerd werd door Vitens en TNO.
Aquatech trok iets minder aantal bezoekers Aquatech 2008 heeft iets minder bezoekers getrokken dan in 2006: bijna 19.000 tegenover ruim 20.000 twee jaar geleden. Volgens de organisatie, Amsterdam RAI, was dat te wijten aan de IFAT die voor Aquatech plaatsvond, het joods nieuwjaar en de ramadan, waardoor vooral mensen uit het Midden-Oosten wegbleven. Aquatech werd desondanks toch weer iets internationaler: 47 procent van de bezoekers kwam uit Nederland, tegenover 52 procent in 2006. De buitenlanders kwamen met name uit Zuid- en Oost-Europa. Wel kwamen duidelijk minder Amerikanen naar Amsterdam. Het aantal geïnteresseerden uit China steeg daarentegen. De organisatie van dit tweejaarlijks vakevenement voor de watersector zegt tevreden te zijn. Zij zag vooral meer vertegenwoordigers van overheden en de terugkeer van de consultancy- en adviesbureaus.
D
e aandacht bij deze 22e editie ging onder andere uit naar sanitatie, in verband met het VN-Internationale Jaar van de Sanitatie. De organisatie, Amsterdam RAI, richtte zich bovendien op de industriële watersector. Dit was te merken aan het congresprogramma, dat overigens dit jaar redelijk summier van opzet was.
Primeur Aquatech was de laatste week van september de plaats waar de legionallachip officieel werd gepresenteerd. Volgens Vitens en TNO, die de chip de afgelopen jaren hebben ontwikkeld, gaat deze een groot stempel drukken op de diagnostiek van Legionella (zie ook de vorige uitgave van H2O). Op Aquatech werd ook de naam onthuld van het door Vitens en TNO opgerichte bedrijf dat de legionellachip op
de markt gaat brengen: Legyon. De chip is in staat om in vier uur vast te stellen of een watermonster Legionella bevat en of het hierbij gaat om een ziekteverwekkende variant. De huidige methode, waarbij een watermonster op kweek gezet wordt, kost twee weken.
ziekenhuis. Centrale gedachte daarbij is dat als meerdere stromen met organisch afval centraal worden vergist, dat samen veel meer biogas als duurzame energie oplevert. Eén product als oplossing voor drie milieuproblemen: schoon water, minder afval en tegengaan van klimaatverandering.
Innovation Award
Tijdens de opening van de vakbeurs reikte juryvoorzitter Cees Buisman ook prijzen uit aan Severn Trent Services voor hun slimme watermeter, Austcorp Water Technology voor hun Rainpure zuiveringssysteem en IPCO met hun EZiDIG kabeldetectie.
De winnaars van de Aquatech Innovation Award 2008 zijn Grontmij Nederland en Pharmafilter BV voor hun systeem voor het verwerken van het afvalwater van een ziekenhuis. De prijs werd uitgereikt tijdens de opening van Aquatech op maandag 29 september. De jury roemde het nieuwe concept omdat het zich niet beperkt tot waterzuivering alleen maar een combinatie maakt met andere afvalstromen in een
Volgens Cees Buisman, wetenschappelijk directeur van het watertechnologisch onderzoekscentrum Wetsus uit Leeuwarden, is Pharmafilter een toonbeeld
De drukte aan het begin van Aquatech 2008. Uiteindelijk bleef het aantal bezoekers steken op iets minder dan 19.000.
4
H2O / 20 - 2008
*Aquatech 2008 van hedendaagse geavanceerde watertechnologie waarbij veel breder wordt gekeken dan sec het zuiveren van afvalwater alleen. “We hebben als jury nog even gediscussieerd over de vraag of Pharmafilter wel een echt ‘water’product is, maar de impact op het oppervlaktewater is zo groot dat we het filter als het meest innovatief van alle inzendingen hebben gekozen”. “Geweldig en verbaasd tegelijkertijd”, zo reageert Eduardo van den Berg van Pharmafilter BV over het winnen van de Aquatech Innovation Award. Van den Berg is de bedenker van het concept en een buitenstaander omdat hij uit de logistieke sector komt. “Het is een geweldige erkenning en een zeer bijzondere introductie van dit nieuwe product in de waterindustrie. Het onderstreept hoe belangrijk het denken buiten de eigen kaders kan zijn voor een goed idee”. Nico Wortel van Grontmij Nederland was ook erg verguld: “Het is verbazingwekkend dat wij met een relatief klein project tussen alle grote, bekende bedrijven in de waterbranche, toch deze prijs winnen.” Zowel Van den Berg als Wortel zijn er van overtuigd dat het winnen van de Aquatech Innovation Award zal leiden tot grote internationale belangstelling voor het Pharmafilter concept. Pharmafilter is een wereldwijd gepatenteerd zuiveringsysteem van Pharmafilter Company. Het concept van vergisten en afvalwaterzuivering wordt nu door het adviesbureau Grontmij en ziekenhuis Reinier de Graaf in Delft verder ontwikkeld, specifiek voor het verwerken van ziekenhuisafval. Steekpannen van biologisch afbreekbaar plastic worden
De winnaars van de Aquatech Innovation Award 2008: links Eduardo van den Berg in het midden Nico Wortel en rechts juryvoorzitter Cees Buisman.
met inhoud en al, samen met het keukenafval afgevoerd naar een shredder. Vervolgens wordt het mengsel van bioplastic, urine en voedselresten in een vergister verwerkt en in biogas omgezet. Het vrijkomende afvalwater wordt gezuiverd in een membraanbioreactor, een ozonfilter en een actiefkoolfilter. Deze waterzuivering zorgt voor de verwijdering van medicijnenrestanten en hormoonverstorende stoffen. Bij het Delftse ziekenhuis is nu een proefinstallatie in gebruik. Naast Pharmafilter waren dit jaar volgens juryvoorzitter Buisman alle inzendingen voor de Aquatech Innovation Award bijzonder
innovatief. Het weerspiegelt volgens hem een belangrijke ontwikkeling op de watermarkt: “Innovatie op de watermarkt is een gevolg van grote druk, zoals door legionellabesmettingen, door nieuwe Europese normen voor afvalwater, of door de wens om de VN-milleniumdoelstellingen te halen. Deze plotselinge doorbraken nemen toe naar mate er meer aandacht is voor water”, constateert Buisman. De volgende 23e editie van Aquatech vindt plaats van 28 september tot en met 1 oktober 2010. Foto’s: NFP Photography
H2O / 20 - 2008
5
‘Vacaturemuur’ op Aquatech De Nederlandse watersector heeft te maken met een steeds groter wordend tekort aan goed opgeleid en gekwalificeerd personeel. Techniek is niet bepaald de populairste sector om in te gaan werken voor schoolverlaters en afstudeerders. De waterbranche, als onderdeel van deze technieksector is voor veel jongeren onbekend - en dus ook vaak onbemind. In een poging het tij te keren, heeft een aantal waterorganisaties de krachten gebundeld in het programma Human Capital Water dat gecoördineerd wordt door het Netherlands Water Partnership (NWP). Tijdens Aquatech presenteerde het Human Capital Programma zich door onder andere het uitgeven van een krant en een banenmuur met uiteenlopende vacatures in de watersector.
H
et was opvallend rustig bij de banenmuur in hal 2 van de RAI in Amsterdam. Af en toe bekeek een groepje bezoekers een aantal vacatures van dichtbij, om daarna snel de aandacht weer te richten op de vele uitnodigende stands verderop in de hal. Toch lijkt de vacaturemuur enig resultaat ogeleverd te hebben. Bij een aantal bedrijven hebben zich belangstellenden voor een vacature ter plaatse voorgesteld. Ook geven enkele bedrijven aan dat de banenmuur wat hen betreft ook op andere evenementen kan worden ingezet. Het NWP laat de resultaten evalueren. Daarbij wordt gekeken wat de sterke en zwakke punten van dit concept zijn en of het idee nog aangepast moet worden. Veel jongeren kunnen zich weinig concreets voorstellen bij een baan in de watersector. De stand van het Innovatieprogramma Watertechnologie, waar studenten en professionals zich kunnen oriënteren op de diversiteit aan banen en carrièrekansen in de watersector, trok meer zichtbare belangstelling dan de banenmuur. Regelmatig schoven geïnteresseerde bezoekers bij iemand van het Human Capital Programma aan tafel om zich te laten informeren over de mogelijkheden binnen de waterbranche. Zo bieden veel bedrijven speciale traineeships voor afstudeerders en afgestudeerden waarbij kennisgemaakt kan worden met verschillende bedrijfsonderdelen. Met de zogenaamde multicompany formule krijgen trainees de mogelijkheid te kijken wat de verschillende bedrijven binnen de watersector hen te bieden hebben. Voor het verder ontwikkelen
6
H2O / 20 - 2008
van bestaand personeel en het verhogen van de (zij)instroom op diverse niveaus, stimuleert het Human Capital Programma waterbedrijven om leer/werktrajecten te ontwikkelen. In de Human Capital Water-krant die tijdens Aquatech werd uitgedeeld, staan verschillende interviews en artikelen waarin het belang van samenwerking tussen bedrijven in de watersector wordt benadrukt. Zo wijst programmamanager Renée Vergouwe er in een interview op dat de verwachting is dat in 2012 de watertechnologiesector zo’n 8.000 vacatures zal tellen. Een vergelijkbaar aantal wordt verwacht voor de deltatechnologie. Vergouwe vindt dat de watersector in actie moet komen om de instroom van personeel te vergroten. Jet Centeno, medewerker van het NWP en binnen Human Capital Water verantwoordelijk voor HRM en arbeidscommunicatie, laat in de krant weten dat ze pleit voor gezamenlijke voorlichting op de arbeidsmarkt, niet alleen omdat dit een beeld schept dat beter bij de jongeren blijft hangen, maar ook omdat bedrijven goedkoper uit zijn in een gezamenlijke campagne dan wanneer ze individueel aan het werven slaan. Organisaties die geïnteresseerd zijn om gezamenlijk de watersector meer bekendheid te geven, kunnen zich als deelnemer aanmelden op de instapdagen van het NWP Human Capital Water op 21 oktober (regio west) en 28 oktober (regio oost). Voor meer informatie: Jet Centeno (015) 215 18 93 of www.nwp.nl.
*Aquatech 2008 Fitters Waternet snelste van Nederland De ondertussen bijna traditonele fitterijwedstrijden tijdens Aquatech zijn bij de heren dit keer gewonnen door de fitters van Waternet. Daardoor zijn de Amsterdammers nu Nederlands kampioen en dwongen zij ook deelname aan de Engelse open fitterijwedstrijden volgend jaar af. Met een bijna recordbrekende tijd van 2 minuten en 36 seconden was Waternet 2 de concurrentie te snel af. Groningen 1 werd tweede, BWH Water derde. Behalve de heren mochten ook de dames en de
managers de handen uit de mouwen steken. Tien damesteams streden om een plek op het erepodium. De dames van Groningen lieten zich tot winnaars kronen, gevolgd door Waternet 2 en het team van Severn Trent Water. Bij de managers waren zeven teams geformeerd. Hier was Oasen 2 het snelst, op ruime afstand gevolgd door Brabant Water en wederom een team van Waternet. Bij de fitterijwedstrijden moet zo snel mogelijk een huisaansluiting worden aangelegd. Die
bestaat uit een koppeling met een (nagemaakte) hoofdwaterleiding van gietijzer, die daadwerkelijk vol water zit. Op die leiding moet een watermeter en een kraan worden geplaatst. De tijd wordt gestopt op het moment dat de kraan kan worden gebruikt. Lekken, onveilig werken of verkeerde aansluitingen werden bestraft met strafseconden. Ieder team kreeg twee ‘runs’ om een snelle tijd neer te zetten. (foto’s: Albert Jan Perier)
Scholieren doneren 10.000 euro aan Simavi Tijdens een aandeelhoudersvergadering in het Watermuseum in Arnhem kreeg Aqua for All op 25 september 5.000 euro overhandigd door Wim Langendijk, voorzitter van Stichting WaterWijs. Het geld is bestemd voor een water- en sanitatieprogramma van Simavi in Tanzania. Aqua for All verdubbelt het bedrag.
V
orig jaar brachten scholieren op circa 350 scholen door heel Nederland het bedrag bij elkaar door het drinken van water. Stichting WaterWijs plaatste namelijk waterkoelers op middelbare scholen om overgewicht onder de jeugd tegen te gaan. Scholieren betalen tien cent voor een flesje gekoeld water; de helft van de opbrengst gaat naar Simavi. De waterkoeler is strak vormgegeven en bevat een ingebouwd beeldscherm. Met een dagelijks wisselende uitzending met onder andere aandacht voor sport, water en gezondheid is communicatie mogelijk met zo’n 280.000 jongeren. De waterkoelers zijn gratis voor middelbare scholen dankzij gesponsorde boodschappen
van adverteerders op die beeldschermen. Voorzitter Wim Langendijk van Stichting WaterWijs: “Met de waterkoelers (TENQ’s) stimuleren we een gezonde levensstijl bij jongeren in Nederland. Het mooie is dat dankzij de bijdrage van scholieren voor het water uit de koelapparaten ook kinderen in ontwikkelingslanden indirect mee kunnen drinken.” De stichting werkt hiervoor samen met Brabant Water, PWN, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland, Evides, Waternet, Waterbedrijf Groningen en Waterleidingmaatschappij Limburg. Simavi zal het geld gebruiken in vier dorpen in Tanzania. Daar krijgen 7.500 mensen dichter bij huis toegang tot veilig drinkwater. Naast de verbeterde drinkwatervoorziening komen er latrines en zullen kinderen les krijgen over hygiëne. Dit moet ervoor zorgen dat de mensen minder vaak ziek zijn. De kinderen kunnen vaker naar school en de vrouwen zijn veel minder tijd kwijt aan het halen van water voor hun gezin.
De heren Langendijk van de Stichting WaterWijs (l.) en Glas van Simavi voor één van de waterkoelers die op 350 middelbare scholen staan (foto: Hetty Brunt).
De waterkoelers waren ook te zien op de stand van NWP op Aquatech.
H2O / 20 - 2008
7
Stand van zaken rond stedelijk waterbeheer Op het elfde International Congress on Urban Drainage in Edinburgh kwamen begin september bijna 600 deelnemers uit 47 landen bijeen om de stand van zaken te bespreken rond stedelijk waterbeheer. De deskundigen op het gebied van ‘urban drainage’ konden naar zo’n 360 presentaties luisteren (waaronder 25 uit Nederland).
D
e theoretische presentaties van vooral PhD-studenten domineerden. Hierbij wordt veel gebruik gemaakt van modellen waarvoor echter nog weinig betrouwbare invoergegevens beschikbaar zijn. Toch sloeg het congres wel degelijk een brug tussen theorie en praktijk. Deels omdat het onderzoek over praktijkcasussen gaat en deels omdat er ook presentaties vanuit de praktijk waren. Dat neemt niet weg dat - toen in een presentatie het gebruik van parallel geschakelde computers bij een modellering aan de orde kwam - vooral dít aspect leidde tot een levendige discussie tussen de aanwezige wetenschappers. Je zou de indruk kunnen krijgen dat ze dáár toch het mééste verstand van hebben. In de ICUD-conferenties (Niagara Falls in 1993, Hannover in 1996, Sydney in 1999, Portland in 2002 en Kopenhagen in 2005) is een duidelijke trend waar te nemen. In Niagara Falls stond de riolering nog centraal, zowel kwantitatief als kwalitatief, en was een klein groepje - weliswaar wereldwijd - onder de noemer ‘stormwater source control’ nieuwe mogelijkheden aan het verkennen voor het anders omgaan met regenwater in de stad. Daarbij lag het accent op techniek. Nu - in Edinburgh - is ‘source control’ onder vele namen (Water Sensitive Urban Design in Australië, Low Impact Design and Development in Nieuw-Zeeland, BMP’s in Engeland en de Verenigde Staten en Sustainable Urban Water Systems in Schotland en Canada) een standaardbegrip geworden - zelfs een mode - en worden niet alleen technische, maar ook sociale en economische aspecten in beschouwing genomen. De presentaties hierover domineerden de conferentie. Door een aantal key note-sprekers, zoals Adrian Saul en Geoffry O’Laughlin, is deze ontwikkeling gesignaleerd en benoemd als ‘the new paradigm.’ In dit verslag geven we een samenvatting van de belangrijkste leerpunten uit de buitenlandse presentaties. De gepresenteerde Nederlandse onderzoeken worden niet genoemd; hierover zullen in de toekomst ongetwijfeld specifieke artikelen per onderzoek worden gepubliceerd. Als opening werden de drie genomineerde onderzoeken voor de Poul Harremoes Award voor jonge onderzoekers besproken. Winnaar was Philip Thomas van Thames Water. Hij gebruikte de techniek van Diffuse Gradients in Thin films. Met speciaal ontwikkelde meetblokjes met een hydrogel membraan kan in rioolstelsels bepaald worden uit welke streng hogere concentraties van
8
H2O / 20 - 2008
metalen komen. Daarmee kunnen vervuilingsbronnen worden opgespoord. Doordat langere tijd gemeten wordt, kunnen ook kortdurende lozingen gemeten worden die bij steekmonsters gemist zouden zijn.
vegetatiedaken komt uit Duitsland. Daar hebben ze een achttal daken gebouwd en grondig bemeten. Dat leverde het inzicht op dat dunne vegetatie wat betreft het bergen en vertragen van regenwater veel beter presteert dan werd verwacht.
Duurzame oplossingen Duurzame oplossingen om neerslag in stedelijk gebied op te vangen en te verwerken zijn in de praktijk vaak voorzieningen die neerslag op een natuurlijker manier opvangen, soms benutten, vasthouden en uiteindelijk afvoeren. Het gaat om infiltratievoorzieningen, greppels, retentievijvers, etc. Het toepassen van deze voorzieningen wordt samengevat onder het begrip Water Sensitive Urban Design (WSUD). Het verhoogt de veerkracht van het stedelijk gebied bij het verwerken van meer extreme klimaatinvloeden (veel neerslag, grote droogte). Opvallend is dat op het congres geen aandacht is besteed aan het gunstige effect van afkoppelen van neerslag van het gemengde rioleringstelsel op de emissie via rioolwaterzuiveringen en -overstorten. Het toepassen van WSUD bij een bestaand gemengd stelsel heeft hier immers ook invloed op. Ten opzichte van voorgaande congressen verschuift de aandacht van ontwerp naar beheer en onderhoud van de voorzieningen. Hier vragen vooral twee aspecten de aandacht: verstopping en vervuiling van de bodem. Op verschillende plaatsen wordt onderzoek verricht naar het dichtslibben van doorlatende verhardingen (onder andere Fern Young van de Monash University in Australië). Dat blijkt bij een juiste materiaalkeuze acht tot 17 jaar te duren. Het al bekende beeld dat verontreinigingen in infiltratievoorzieningen in de toplaag worden vastgehouden, werd ook tijdens dit congres weer door diverse onderzoeken bevestigd. Een apart aandachtspunt vormen de groene daken. Hieraan wordt op vrij beperkte schaal onderzoek gedaan (onder andere Mathias Uhl in Münster, Christelle Senechal in Parijs en Justina Czemiel-Berndtsson in Lund/Malmö). Maar wel is al duidelijk dat deze oplossing een belangrijke bijdrage kan leveren aan de vergroting van de veerkracht en het tegengaan van het ‘urban heat island’-effect. Droogte is echter nog wel een probleem; groene daken moeten wel water krijgen. Het nutriëntengehalte in het afstromend regenwater neemt in groene daken toe (vooral niet bemesten!). Voor andere stoffen werkt het groene dak juist als filter en nemen de concentraties af. Bruikbaar resultaat voor de praktijk over
Emissiereductie uit riolering De belangstelling voor het onderwerp ‘emissiereductie uit riooloverstorten’ is ten opzichte van vorige congressen duidelijk aan het verminderen. Er zijn ook eigenlijk geen nieuwe ontwikkelingen te melden. De vuillast van afstromend regenwater blijft wel in de belangstelling. David McCarthy van de Monash University in Autralië toonde met zijn onderzoek aan dat de first flush bij afstromend regenwater in feite niet bestaat (dit komt overeen met eerder - niet in Edinburgh gepresenteerd - onderzoek aan de TU Delft). De KRW vormt een inspiratiebron voor onderzoek naar het voorkomen van prioritaire en gevaarlijke stoffen in emissies uit de riolering en regenwater. Uit de onderzoeken komt echter nog geen samenhangend Europees beeld naar voren, ook niet uit de discussies er omheen. De rol van regenwaterafvoer in dit vraagstuk lijkt niet groot. Het gedrag van gesuspendeerde stoffen onder andere door vlokvorming - werd in een aantal onderzoeken gepresenteerd. Dit gedrag heeft een belangrijke invloed (namelijk minder goede bezinkingseigenschappen) op bezinkvoorzieningen. Hoe sneller je verontreinigingen uit het regenwater verwijdert, des te makkelijker het gaat.
Sociaal-economische aspecten Tijdens de voorgaande congressen groeide de belangstelling voor sociaal-economische aspecten. Op dit congres werd ruim een dag lang aandacht aan deze aspecten besteed in parallelle sessies. Over hoe een duurzame stedelijke ontwatering ingericht zou moeten worden, is veel kennis aanwezig. Daar wordt ook veel van toegepast in allerlei projecten, maar het belangrijkste blijft toch ontwatering door traditionele (gescheiden of gemengde) rioleringstelsels. Het veranderen van de bestaande praktijk is een vraagstuk dat veel verder reikt dan technische kennis. Rebekah Brown van de Monash University in Australië heeft met haar team de besluitvorming onderzocht in drie wijken in Melbourne en Brisbane en door een enquête onder 800 waterprofessionals. In grote lijnen komt
verslag
naar voren dat het gevoel van urgentie leidt tot snelle, dure en niet integrale keuzes. Kansen voor samenhangende duurzame oplossingen blijven liggen, omdat de samenhang door de betrokkenen niet herkend wordt of als te complex terzijde wordt geschoven. Voor de ontwikkeling van duurzame stedelijke waterhuishouding moet naar het fysieke systeem én naar het sociaaleconomische systeem in samenhang worden gekeken, willen succesvolle veranderingen plaatsvinden. Alleen aandacht voor één van beide werkt niet. Nina Keath uit Melbourne toonde aan dat de uitspraak van ‘er verandert alleen iets in de waterwereld als er een ramp gebeurt’ onzin is. Dat is een te makkelijke houding. In Australië heeft zich de afgelopen jaren qua droogte een ramp voltrokken en vooral door het niet actief zijn van de zogenaamde ‘meso actors’ trad geen echte verandering op in de houding van de Australiërs. Een praktische (en misschien ook typisch Amerikaanse) benadering om medewerking te krijgen van terreineigenaren werd gepresenteerd door William Shuster van US Environment Protection Agency. Onder de eigenaren is een omgekeerde veiling gehouden met de vraag ‘wat wilt u ontvangen als u op uw terrein een infiltratieveld en regenwateropvang plaatst’. Een kwart van de ondervraagden reageerde: 60 procent vond het zo nuttig dat ze er geen geld voor hoefden te hebben. Een interessante prikkel vormt het gegeven dat in het Verenigd Koninkrijk waterbedrijven worden getoetst aan een aantal KPI’s, waaronder het voorkomen van overstromingen. Dit vormt bijvoorbeeld weer aanleiding tot onderzoek naar hoe de schade bepaald kan worden van de overlast bij de bevolking, maar ook hoe dit door de getroffenen beleefd wordt (Scott Arthur van de Watt University in Edinburgh). In de derde wereld is het krijgen van medewerking van bewoners sterk afhankelijk van de aanwezigheid van basisvoorzieningen als voedsel en huisvesting. Er werden voorbeelden uit Kaapstad en Belo Horizonte gepresenteerd, waarin dit verband heel duidelijk zichtbaar was.
Assetmanagement Het vraagstuk van het op lange termijn goed beheren van het systeem werd in een aantal bijdragen behandeld, maar het waren doorgaans te theoretische benaderingen. Heiko Sieker van het gelijknamige Duitse ingenieursbureau presenteerde wel een
praktische benadering: een methode die de flexibiliteit van systemen vergelijkt. Deze benadering sluit al beter aan bij de onzekerheden die stedelijke ontwatering in de toekomst nu eenmaal omgeven. Water en energie hebben veel met elkaar te maken. Een voorbeeld daarvan werd gepresenteerd door Stephan Coupe van het Engelse bedrijf Hanson Formpave. Zij toonde aan dat de energie-inhoud van geïnfiltreerd water efficiënt als warmtebron kan dienen en zo bijdraagt aan het terugdringen van de kooldioxide-emissie.
Overstromingen Klimaatverandering en met name het risico van overstroming van stedelijke gebieden is een belangrijk onderwerp geworden. De recente overstromingen in het Verenigd Koninkrijk hebben ertoe geleid dat het overstromingsrisico van gebieden is onderzocht en in kaart gebracht. Het is interessant om in de nabije toekomst te volgen hoe de communicatie over deze informatie naar de mensen in het gebied gaat verlopen. Op dit moment wordt het materiaal alleen nog gebruikt om autoriteiten te attenderen op hun verantwoordelijkheid.
Privatisering Een keynotespreker van de conferentie, David Rooke van de Environment Agency in Engeland, ging nog even in op het principe van privatisering. In Engeland is vrijwel het gehele waterbeheer geprivatiseerd en staan overheden vaak buitenspel. Dit alles onder het motto van efficiency. De kosten in Engeland zijn nu lager, maar het is de vraag of dit ten goede komt aan het functioneren van het stedelijke watersysteem. Hij vertelde - en dat leverde toch wel een schok op bij het publiek - dat in Engeland door de waterbedrijven gemiddeld 0,1 procent van de riolering per jaar wordt vervangen. Er wordt dus uitgegaan van een theoretische levensduur van 1.000 jaar! Je hoeft niet bijster slim te zijn om te beseffen dat er zich een probleem ontvouwt in Engeland. Eilard Jacobs, Egbert Baars en Erno de Graaf (Waternet) Frans van de Ven (Deltares/TU Delft) Pieter Lems (Waterschap Groot-Salland) Govert Geldof (Geldof c.s.)
Veel studies richtten zich op ondersteunende instrumenten bij besluitvorming in geval van - dreigende - inundatie. Voorbeelden van toepassing in de praktijk werden helaas niet gepresenteerd. In Denemarken, waar de afgelopen jaren ook veel overstromingen in steden voorkwamen, is onderzoek verricht naar de wijze waarop met het ontwerp van riolering geanticipeerd kan worden op meer neerslag en fellere buien. In Europa geldt ‘hoe dichter bij de Noordpool, des te groter de veranderingen in het neerslagpatroon’. Karsten ArnbjergNielsen van DTU liet op basis van een onzekerheidsanalyse zien dat als bij het ontwerp in Denemarken uitgegaan wordt van een piek met 30 procent meer neerslag, een goede eerste zet wordt gedaan. In Zweden is meer nodig, in Nederland minder. Spectaculair maar zeker ook heel relevant, was de presentatie van het onderzoek van de Japanse hoogleraar Taisuke Ishigaki van Kansai University. Zijn onderzoek betreft het evacueren van onderlopende ondergrondse ruimten. In filmpjes was te zien hoe studenten zich omhoog worstelden langs een trap waarover een diepe waterval naar beneden stroomde. Bij een diepte van meer dan 30 centimeter werden ze teruggespoeld.
Het International Conference on Urban Drainage is een driejaarlijks terugkerende gebeurtenis in de wereld van de stedelijke waterhuishouding. Het bleek weer een goed ijkmoment voor de stand van de kennis op dit gebied. Maar helaas wel alleen voor de ontwikkelde wereld. Hoewel dit door de organisatoren zeker geprobeerd is en er ook goede bijdragen uit de ontwikkelingslanden te beluisteren waren, is verbreding van de kennisuitwisseling over de hele wereld nog niet gelukt. Dat neemt niet weg dat ondergetekenden terug kunnen kijken op vijf inspirerende dagen, waarin weer heel wat internationale banden zijn versterkt. In 2011 vindt de conferentie in Porto Alegre (Brazilië) plaats.
H2O / 20 - 2008
9
Enthousiasme over advies Deltacommissie verstomt niet Het advies van de tweede Deltacommissie blijft veel steun krijgen. Tijdens de elfde door Studiecentrum Bedrijf en Overheid verzorgde Nationale Waterconferentie op 24 en 25 september in Scheveningen bejubelde Pier Vellinga (Wageningen Universiteit) het advies zo ongeveer. Commissielid Pavel Kabat kon ook niet nalaten te wijzen op de bijzondere interactie binnen de Deltacommissie en het draagvlak daarbuiten voor de adviezen met betrekking tot een grotere veiligheid van de kustzone en de gebieden langs de grote rivieren.
P
avel Kabat (Wageningen Universiteit) verwees direct naar Engeland, waar nog ingrijpender maatregelen in voorbereiding zijn om de kust beter te beveiligen tegen een stijging van de zeespiegel dan de commissie Veerman voorgesteld heeft. Volgens Kabat moet serieus rekenig gehouden worden met een zeespiegelstijging wereldwijd van zo’n zeven meter door het smelten van de ijskap op Groenland en van tussen de 20 en 60 meter door het smelten van het ijs op Antarctica. Met name Pier Vellinga noemde daarbij het
De meeste deelnemers aan de Nationale Waterconferentie waren enthousiast over het gros van de aanbevelingen van de Deltacommissie. Unaniem werd gedeeld dat brede maatschappelijke steun voor het nieuwe ontwikkelende en participatieve waterbeheer essentieel is. De zorg voor water en de mogelijkheden met water moeten in de harten en hoofden van Nederlanders besloten liggen, willen de waterbeheerders kunnen rekenen op voldoende politieke steun voor koersvastheid en de noodzakelijke middelen, aldus (dag)voorzitter Peter van Rooy. Over vijf actuele kwesties bestonden nog wel wensen: Stop het verabsoluteren van onvolledige MKBA’s. In Nederland staat het werken met maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s) nog in de kinderschoenen. Anders dan bijvoorbeeld in Groot-Brittannië weten Nederlanders nog amper hoe ze onverhandelbare waarden, zoals water, adequaat kunnen beprijzen. Ondanks het prille stadium waarin het opstellen van MKBA’s verkeert, worden berekening door het Centraal PlanBureau (CPB) verabsoluteerd. Ervaringen in andere EU-lidstaten leren dat het CPB vooral de baten van onverhandelbare waarden zeer conservatief inschat. Zonder positief saldo van een MKBA kan een gebiedsontwikkeling niet op rijksmiddelen rekenen, terwijl een positief saldo slechts te bereiken lijkt door (te) veel vastgoed en infrastructuur. In het belang van ontwikkelingen en innovaties doet het ministerie van Financiën er goed aan zich te realiseren dat een maatschappelijke kosten-batenanalyse vooral een in ontwikkeling zijnde hulpmiddel is om publieke middelen effectief te besteden;
•
10
H2O / 20 - 2008
belang van het gravitatie-effect (zie ook het themanummer van H2O over het klimaat van 16 november 2007). Samengevat komt het gravitatie-effect neer op het volgende: massa trekt massa aan. De grote ijsmassa op Groenland (gemiddeld 1,6 kilometer dik, maar op sommige plaatsen drie kilometer), trekt het oceaanwater aan. Daardoor staat de zeespiegel daar hoger dan langs de Nederlandse kust. Wanneer (een deel van) het landijs smelt, verdwijnt ook (een deel van) de aantrekkende werking ervan op het zeewater. Als gevolg daarvan verdeelt het
smeltwater zich niet gelijkmatig over de aarde. Langs de Nederlandse kust zou het gaan om een stijging van ongeveer twee meter.
Stel het beeld van woning- en waterbouw als geldbron bij. Gebiedsontwikkeling gaat uit van verevening van kosten en baten op de schaal van het betreffende gebied. In de jaren 90 ging het zo goed met waardestijgingen van vastgoed dat de rode baten tot in de hemel leken te reiken. Wonen aan water is extra aantrekkelijk en de watersector beschikt over eigen middelen. Deze signalen hebben bij menig politicus en planeconoom een beeld opgeroepen van winstgevende gebiedsontwikkelingen. Nieuwbouw kan echter nog voornamelijk plaatsvinden op lastige locaties: binnenstedelijk en in suboptimale diepgelegen gebieden. Dit kan niet zonder publieke (voor)investeringen, zeker niet in het licht van het huidige financieeleconomische klimaat. Alle overheden doen er goed aan het achterhaalde beeld van rode en blauwe baten drastisch bij te stellen en publieke (voor)investeringen te zien in het licht van een duurzame toekomst;
vertrouwen in overheden. De aanbeveling van de Deltacommissie verdient een fundamentele heroverweging;
•
Waak voor eigen verantwoordelijkheid voor wonen in diepe polders. De Deltacommissie stelt voor om consequenties van wonen in diepe polders en buitendijkse gebieden op het bord te leggen van belanghebbenden. Iemand die dus bij gebrek aan alternatieven en veelal onwetend over de watersituatie een nieuwbouwwoning betrekt in de Haarlemmermeer, de Zuidplaspolder of de Rotterdamse Stadshavens heeft een beduidend grotere eigen verantwoordelijkheid jegens waterveiligheid dan ieder ander in Nederland. Dit creëert eerste en tweederangs burgers, zadelt uitgerekend nieuwkomers met minder keuzevrijheid op met extra kosten, ontkent dat tweederde van Nederland bestaat bij de gratie van adequaat waterbeheer, roept onbedoelde angst voor water op en vermindert het •
Pavel Kabat noemde het gravitatieeffect een belangrijk argument dat de plausibele scenario’s van de Deltacommissie ondersteunt en aangeeft dat deze helemaal niet zo extreem zijn als sommige critici de laatste weken beweren. Binnen de commissie Veerman bestond volgens Kabat alleen veel discussie over het ‘bouwen met de
Zorg in de Waterwet voor een heldere schadevergoeding bij gedogen. In de Waterwet is gedoogplicht voor eigenaren en rechthebbenden van grond opgenomen. Dit betekent dat een grondeigenaar tijdelijke waterberging moet gedogen. Binnen de huidige wetgeving wordt bij gedoogplicht de schade volledig vergoed. In de Waterwet wordt slechts onevenredige schade vergoed. Na aanwijzing van grond als inundatiegebied en feitelijke waterberging, volgt waarschijnlijk een reeks procedures over de interpretatie van wat onevenredig is. Anders omgaan met water krijgt zo een negatieve connotatie. Voor het ministerie van Verkeer en Waterstaat is het één voor twaalf om deze uitvoeringsproblemen te voorkomen; •
Werk vraaggestuurd in het buitenland en leer zelf van het buitenland. Nederland beschikt op wereldschaal over een kwart van de watertechnologische kennis. De omvang van de wereldwatermarkt bedraagt thans 800 miljard euro en groeit met ruim tien procent per jaar. Toch daalt ons relatieve marktaandeel al jaren. Nederlanders geven kennis kennelijk gratis weg en werken onvoldoende vraaggestuurd, waardoor landen als Frankrijk ons voorgaan. Aan de andere kant staan we te weinig open voor innovatieve ontwikkelingen in het buitenland. We vinden het waterwiel liever uit in eigen land om het vervolgens trots te tonen aan anderen. Ondanks respectabele Nederlandse betrokkenheid in New Orleans, Sint Petersburg, Dubai, etc. kunnen we veel slimmer omgaan in onze relatie met andere landen, wetende dat alle delta’s een antwoord moeten vinden op klimaatverandering. •
verslag Ontwikkelingen rond Wetsus Na een jaar met de status van technologisch topinstituut watertechnologie breidt Wetsus nu per maand gemiddeld met één bedrijf uit. Naast de 35 miljoen euro die Economische Zaken in Wetsus steekt, haalde het instituut ook bijna de 17,5 miljoen die het via het bedrijfsleven moet binnenhalen en een gelijk bedrag vanuit de kennisinstituten in Nederland. Behalve de universiteiten van Wageningen, Delft, Twente, Eindhoven en Groningen nemen de kennisinstituten KRW Water Research Institute en UNESCO-IHE deel aan Wetsus. Wetenschappelijk directeur Cees Buisman opende met deze gegevens het vierde jaarcongres op 22 september in Leeuwarden, gevolgd door een dag voor de internationale wetenschappers die op de hoogte gebracht werden van de ontwikkelingen in het onderzoek bij Wetsus. natuur’ met als voorbeeld de Oosterschelde en het bouwen op uit waterhuishoudkundig oogpunt ongunstige locaties in het westen van het land. Woningbouw in bijvoorbeeld de Zuidplaspolder bij Gouda is niet afgewezen, maar Kabat maakte er geen geheim van te hopen dat men alsnog afziet van uitvoering van de plannen. De woningen zullen sowieso duurder worden dan vergelijkbare woningen elders in de omgeving. Al met al noemde Kabat het een bijzonder moment voor het waterbeheer in Nederland. Gedeputeerde Lenie Dwarshuis van Zuid-Holland zette haar hele gewicht in voor de Zandmotor. Voor eind dit jaar ligt er volgens haar een advies bij de Innovatiecommissie over een locatie ergens tussen Hoek van Holland en Ter Heijde waar vlak voor de kust zo’n 20 miljoen kubieke meter zand gestort gaat worden (circa 150 voetbalvelden). Als die pilot succesvol verloopt - het strand zich uitbreidt richting zee - dan zou ergens in 2010 de Zandmotor kunnen gaan functioneren. Dwarshuis verzet zich wel tegen het op eigen risico bouwen in lage gebieden. Zoveel keus hebben de bewoners in de Randstad niet, volgens haar. Pier Vellinga hoopte dat hij al 50 jaar verder was. Dan is namelijk wellicht duidelijk met welke zeespiegelstijging werkelijk rekening gehouden moet worden. Alle besluitvorming van dit moment op het gebied van inrichting van de kustzone en de gebieden langs de grote rivieren is afhankelijk van de uitvoering van het advies van de Deltacommissie. Maar ook de ontwikkelingen in Duitsland zijn van groot belang. Gaan de Duitsers de dijken bijvoorbeeld verhogen? Vellinga is nog steeds voorstander van de aanleg van doorbraakvrije dijken: brede dijken die op zich niet veel hoger hoeven te zijn dan de huidige, maar wel massiever, zodat een overstroming in principe geen kwaad kan. De bestaande dijken kunnen hiervoor desnoods aan de waterkant uitgebreid worden met tien tot 20 meter, meent hij. Het wonen op terpen is volgens Vellinga moeilijk uitvoerbaar in Nederland, gezien de geringe ruimte die beschikbaar is. Het nadeel van compartimentering vindt Vellinga de kans op veel slachtoffers als zo’n dijkring vol loopt na een dijkbreuk. En de huidige grote dijkringen hebben als nadeel dat wanneer er iets verkeerd gaat, ook een groot gebied onder water loopt. Volgens Vellinga is de enige reden waarom de dijken nu zo smal zijn, dat grondverplaatsing vroeger zeer arbeidsintensief was.
M
argreeth de Boer, als voorzitter van de Raad van Toezicht van Wetsus, gaf de circa 300 aanwezigen op de eerste dag nog enkele cijfers mee: ongeveer 60 bedrijven werken inmiddels onder de vleugels van Wetsus en in het afgelopen jaar is het aantal aio’s in Leeuwarden verdubbeld van 20 naar circa 40. Bovendien is een ontzoutingsfabriek geopend en is een eerste bedrijf voortgekomen uit Wetsus: RedStack. Op het terrein van het voormalige Van Hall Instituut staat een kerk, die momenteel verbouwd wordt voor de vestiging van een groep startende bedrijfjes die ook gelieerd zijn aan Wetsus. Deze positieve ontwikkelingen ten spijt kampt ook Wetsus met een te kleine aanwas jonge onderzoekers. Om meer jongeren geïnteresseerd te krijgen voor de watertechnologie verzorgt Wetsus masterclasses en levert ze HBO-lectoren Water. Voor het congres waren 250 scholieren uitgenodigd om met elkaar te debatteren over de rol van watertechnologie. Verder kregen jongeren uit de hoogste klassen van HAVO en VWO de gelegenheid in contact te komen met deskundigen uit de watersector. Dit zogeheten speeddaten werd vorig jaar voor het eerste gehouden. Tijdens het congres reikte Margreeth de Boer voor de derde maal de Marcel Mulderprijs uit, een prijs van 5.000 euro, aan de student Ingo Leusbrock. Deze Duitse student werkt aan een nieuwe ontziltingstechnologie: super kritisch ontzouten. Hiermee kan het energieverbruik van het ontzouten met een
Ingo Leusbrock.
kwart verminderen. Over het gedrag van zouten bij super kritische omstandigheden (druk groter dan 225 bar en een temperatuur boven de 374 graden) is nog erg weinig bekend. Daarom was het ook lastig om een goede onderzoeksopstelling te bouwen. Leusbrock zorgde ervoor dat er wel een unieke opstelling kwam. Hij verricht nu onderzoek naar de oplosbaarheid en scheiding van zouten tijdens super kritische condities. Zijn onderzoek leidde inmiddels tot een patentaanvraag om met deze ontziltingstechnologie schoon drinkwater en vast zout te maken uit zeewater, zonder dat hierbij een zoute reststroom ontstaat.
Jongeren bij een elektrodialyse-apparaat, dat gebruikt wordt bij het winnen van duurzame energie uit het in contact brengen van zout en zoet water.
H2O / 20 - 2008
11
SYBE SCHAAP, VOORZITTER UNIE VAN WATERSCHAPPEN:
“Veerman zet de discussie op scherp” Op 3 september jl. verscheen het rapport van de Deltacommissie. In de daaropvolgende H2O van 12 september werd volop aandacht besteed aan dit advies. “Er is geschiedenis geschreven voor de Nederlandse watersector”, zo begint Peter Bielars zijn commentaar als hoofdredacteur. Uitvoerig wordt melding gemaakt van de eerste reacties op het advies. Het nieuws in de media wordt dan al gedomineerd door de kredietcrisis. De Troonrede besteedt één korte passage aan deze voor Nederland op lange termijn zo vitale problematiek: ‘De regering komt komend jaar met een voorstel voor een nieuwe Deltawet’. Kritische geluiden verschijnen: ‘Hoge dijk op smalle basis’, kopt de NRC op 13 september. ‘Peilverhoging van het IJsselmeer op basis van onzekere neerslagcijfers’. ‘De piekafvoer van de Rijn is deze eeuw niet gestegen’. Wat is de visie van de regionale waterbeheerders op de voorstellen van Cees Veerman en de zijnen? Verslag van een gesprek met Sybe Schaap, dijkgraaf van Waterschap Groot Salland en voorzitter van de Unie van Waterschappen over deze vraag. Een gesprek dat plaatsvond in het gemeentehuis van Kampen, een gemeente die bij een verhoging van het peil van het IJsselmeer met 1,5 meter heel ingrijpende maatregelen zal moeten nemen.
Bent u tevreden over het rapport? “Wij zijn zeer tevreden met dit rapport. De lobby van de Unie voor het uitvoeren van een dergelijke studie heeft succes gehad. Bij de viering van het tienjarig bestaan van de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg heb ik een pleidooi gehouden voor het oppakken van de vraag hoe wij Nederland op termijn veiliger kunnen maken. Die vraag is nu door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de regering opgepakt op het niveau dat vereist is. Met het advies dat er nu ligt, zijn wij zeer content.”
U was niet in de commissie vertegenwoordigd. “Neen, Veerman heeft gekozen voor een commissie van buitenstaanders. Grotendeels buitenstaanders, want mensen als Van Oord en Stive zijn natuurlijk vakmensen uit de waterwereld. Een keuze voor onbevangen geesten, die los staan van de instituties in onze sector. Maar er is veel gecommuniceerd met alle mensen uit het veld. Wij zijn er als waterschappen ook nauw bij betrokken. Zelf heb ik een paar uitvoerige gesprekken met Cees Veerman gehad. Wat Veerman nu doet in zijn rapport, is insteken op het maximale scenario. Dat vind ik een uitstekende keuze. Daardoor bereikt hij een groot effect: de discussie barst nu volop los. Dat moeten wij hebben. Als hij gekozen had voor een genuanceerde benadering van ‘het kan zus, het kan zo’, van ‘wij weten het niet zeker, dus laten wij het eerst nog maar eens aanzien’, dan was dit gebeurd. Dan was iedereen in slaap gesukkeld en overgegaan tot de orde van de dag.”
12
H2O / 20 - 2008
Wat ziet u als belangrijke discussiepunten? “Dat zijn er twee. Het ene is het voorstel om het peil van het IJsselmeer met 1,5 meter te verhogen. Daarbij gaat het in wezen om de watervoorziening van de landbouw en veiligheid. Het andere betreft de voorstellen voor Rotterdam en Zeeland, waar het gaat om ecologie en veiligheid.” “Peilverhoging van het IJsselmeer is ontzettend ingrijpend. Als IJsselmeerwaterschappen zijn wij al bijeen geweest om daar met elkaar over te discussiëren, om de mogelijkheden en de consequenties in beeld te brengen. Het is ook urgent om er bovenop te zitten, want het programma van Ruimte voor de Rivier sluit aan op het IJsselmeergebied. De plannen voor het benedenstroomse deel van de IJssel zijn in de afrondingsfase. De uitvoering zou volgend jaar moeten beginnen. Verhoging van het IJsselmeerpeil met 1,5 meter heeft stroomopwaarts invloed tot voorbij Zwolle. Hier bij Kampen bijvoorbeeld is een bypass voor het IJsselwater ten zuiden van de stad voorzien. Wordt die groen of wordt die blauw? Als die bij een hoger IJsselmeerpeil blauw zou worden, komt in het aangrenzende gebied het grondwater omhoog. Wat zijn de gevolgen daarvan, hoe ga je daarmee om?” “Waterschap Groot Salland legde destijds de balgstuw bij Ramspol aan. Het alternatief was dijkverhoging over 100 kilometer. Dat vonden we een te grote ingreep in deze streek, in dit landschap. Als het water stijgt, en als wij daarnaast een nieuwe normering gaan hanteren, dan moet de zaak hier toch weer versterkt worden. Hoe ga je dat dan doen?”
Bent u overtuigd van de noodzaak tot peilverhoging? “Ik denk dat Veerman de mogelijkheid van de bouw van gemalen op de Afsluitdijk te snel heeft afgeschreven. Het gaat natuurlijk om grote hoeveelheden water die je op de Waddenzee moet lozen, maar de opvoerhoogte is klein. Grote gemalen met een opvoerhoogte van een meter of twee moet je langs de Afsluitdijk bij de spuicomplexen zeker kwijt kunnen. Ze behoeven nauwelijks op te vallen. Je kunt dan ook veel meer jongleren met het peil in de verschillende seizoenen: in de zomer wat hoger houden, in de winter wat lager. Misschien is het mogelijk om daarmee wel heel rigoreuze ingrepen in bijvoorbeeld Kampen te vermijden. Gisteren heb ik een gesprek met de wethouder hier gehad. Aan de IJsselzijde van de stad is nu een heel stelsel van wallen, muren en schuiven aangebracht om de binnenstad te beschermen tegen hoog water. Als zo’n schuif omhoog staat, kun je er nu nog net overheen kijken. Dat daar nog eens 1,5 meter bij zou komen, is ondenkbaar. Dan moet je andere maatregelen nemen. Vanwege dit soort consequenties zitten we er bovenop en moeten wij met zijn allen kijken naar het nut en noodzaak en alternatieven.”
Hoe kijkt u aan tegen de watervoorziening van Holland vanuit het IJsselmeer? “Bij dat voorstel gaat het eigenlijk vooral om het bestrijden van de zoute kwel. Je kunt je afvragen welke teelten nu echt last hebben van een hoger zoutgehalte. Dat zijn de bollen en de boompjes. Hoe noodzakelijk is het dat die in het westen blijven zitten? Bomen kun je ook uitstekend op de hogere gronden telen, dat gebeurt volop. Bollentelers zijn heel mobiel gebleken. Die waaieren nu al uit over het hele land. De glastuinbouw heeft overal allang zijn eigen watervoorziening. De akkerbouw, de veeteelt en de grove tuinbouw kunnen best tegen een wat hoger chloridegehalte. Je kunt bovendien veredelen op zoutresistentie, op droogteresistentie. Zeker met de moderne gentechnieken zijn daar volop mogelijkheden voor. Dat is dus de volgende uitdaging, de binnenzijde van het kustgebied. “ “Maar dat iedereen daar nu mee bezig is, dat is het knappe van de benadering van Veerman. De vorige Deltacommissie kwam na de watersnood van 1953 met een stapel rapporten waarin alle maatregelen volledig waren uitgewerkt. Deze commissie heeft gekozen voor een rapport van ruim 100 bladzijden dat alleen de richting aangeeft. Maar Nederland neemt dit rapport wel serieus. De aankondiging in de troonrede dat er volgend jaar een nieuwe Deltawet komt, vond ik ook voldoende. Daar zit Balkenende nu aan vast.” “Belangrijk punt wordt de financiering. De commissie stelt een apart fonds voor, maar ministers van Financiën hebben doorgaans een grote hekel aan aparte fondsen. Die
interview roofvogels, de vos en nu zelfs de ooievaars, die wij ook met veel inspanning weer terug hebben gekregen. Ook die vreten de jonge kievieten en grutto’s op. ‘De natuur regelt zichzelf’ is het uitgangspunt van de Natuurbeschermingswet. Maar de natuur regelt hier niks. Wij proberen alles te regelen, zoals wij het hebben willen, welke plantjes, welke vogels, welke meanders in de beken. Maar de voorstellen zijn wel een grote impuls om ook voor Zeeland ver vooruit te denken.”
Wat vindt u van de risicobenadering? “Overstromingen zijn gewoon geworden, aan de orde van de dag. In India loopt een gebied zo groot als Nederland onder water. Twee miljoen mensen worden dakloos. Hier verschijnt een berichtje in de krant. In Noord-Engeland zijn weer grote overstromingen. Wij weten het nauwelijks, het dringt niet tot hier door. Van onze overheid accepteren wij geen enkel restrisico meer. De normen worden steeds hoger gesteld. Zelf gaan wij er heel Sybe Schaap.
financieren alles liever via de algemene middelen. Dat verschaft hen de grootste flexibiliteit. Zwak punt is dan altijd weer hoe je zo’n uitgavenstroom in stand houdt. Je ziet het nu bij de financiering van de hoogwatermaatregelen. De toezegging is er, maar de werkelijkheid is dat het Rijk achterblijft. In de nieuwe wet moet er duidelijkheid op dit punt komen. Belangrijk is dan wat de Tweede Kamer vooral daarover zegt. De wet zelf zal de Tweede en de Eerste Kamer wel passeren.”
U bent lid van de Eerste Kamer voor de VVD. Is dat verenigbaar met het voorzitterschap van de Unie? “Dat is zelfs een prima combinatie. De voorzitter van de Vewin en de voorzitter van MKB-Nederland zitten ook in de Eerste Kamer. Qua betrokkenheid en tijdsbeslag is dat goed te combineren. In de wetgeving zijn zulke combinaties ook bewust niet uitgesloten. Zoals wel is vastgelegd dat een ambtenaar van een gemeente geen lid kan zijn van de gemeenteraad. Wij hebben wel de code dat je je niet bezig houdt met wetsvoorstellen uit je eigen sector, voor mij dus de waterwetgeving. Ook over de nieuwe Drinkwaterwet ben ik niet de woordvoerder. Mijn portefeuilles zijn Landbouw en Binnenlandse Zaken. Die code moet je wel goed in acht nemen.”
U ondersteunt de zandsuppletie langs de kust? “Ik ben blij dat Veerman een aantal ideeën die momenteel leven, afschrijft of niet overneemt. Eilanden voor de kust is daar één van. Hij kiest duidelijk voor de zandmotor en wij ondersteunen die keuze. Hij kiest ook niet voor grootschalige terpen om bijvoorbeeld woonwijken op te bouwen. Als je dat zou doen, heb je natuurlijk wel die woningen veiliggesteld, maar maak je het voor de rest juist onveiliger. Een
“Gemalen Afsluitdijk te snel afgeschreven”
kleiner oppervlak moet dan bij een ramp het water opvangen. Consequentie is dat dijken nog hoger moeten worden. Je bent dan twee keer geld kwijt: eerst voor de terpen en daarna voor de hogere dijken. Dat is ook de schaduwkant van de compartimenteringgedachte. Als je opvanggebieden kleiner maakt, moeten dijken hoger worden. Tegen het op hoogte zetten van vitale installaties als stroomverdeelstations, drinkwaterpompstations en ziekenhuizen heb ik geen enkel bezwaar. Dat blijft relatief kleinschalig. Grootschalige terpen betekenen veiligheid voor de één, maar onveiligheid voor de ander.”
Hebt u een mening over de situatie rond Rotterdam? “De beoordeling van die voorstellen is primair een punt van de waterschappen uit die regio. Belangrijke vraag zal vooral zijn of je bij afsluitingen die slechts af en toe dicht gaan, een sluis voor schepen nodig hebt. Toen wij de Balgstuw bij Ramspol aanlegden, eiste Schuttevaer een schutsluis. Er moest altijd doorvaart mogelijk zijn. De rechter heeft die eis uiteindelijk afgewezen. De praktijk is dat deze stuw nu twaalf keer dicht is geweest. Wij hebben nooit problemen met schippers gehad. Als het echt stormt, varen die niet meer. Ook rond Rotterdam wordt dus de vraag wie er nog varen als de stuwen gesloten moeten worden.” “Ander punt is het open estuarium in de Zeeuwse delta. De grote drijfveer voor die voorstellen is herstel van de ecologie. In feite is het een geloof in een volledig maakbare natuur. Wij denken dat wij alles kunnen regelen. Daar kun je vraagtekens bij zetten. Bij de weidevogels hebben veel boeren zich ingezet met maaiafspraken, nestbeschermers, e.d. Maar toen kwamen de
anders mee om. Wij houden ons niet aan de snelheidsnormen en bij het bergbeklimmen nemen mensen extreme risico’s.” “Waar ik heel blij mee ben, is dat dijkversterking weer geaccepteerd is. In de jaren 90 was daartegen veel weerstand. Die stemming is helemaal omgeslagen: dijkversterking moet. Daar sta ik helemaal achter. Dijkversterking is veilig en goedkoop. Er worden nieuwe dijkconcepten ontwikkeld, gebaseerd op strengere normen. Er wordt gekeken naar combinatie van functies. Op de Krim heb ik een dijk gezien, gemaakt van klei, 40 meter hoog (!). Daar ligt de hoofdstad achter: Synferopol. Een grote stad, waar niemand zich onveilig voelt. Een grote robuuste dijk is ook mooi. Fiets maar eens van Urk naar Lemmer langs de dijk, of over de Hondsbossche Zeewering. Dan geniet je van de strakke lijn, van het uitgestrekte water en de wijde lucht.”
Is een deltaregisseur noodzakelijk? “Dat vind ik een heel goed voorstel. Doorzettingsmacht is belangrijk, doorzettingsmacht van boven naar beneden om de gang erin te houden. Gecombineerd met de inzet van de betrokkenen van beneden naar boven om de projecten concreet uit te werken. Bij ‘Ruimte voor de Rivier’ wordt hetzelfde model gehanteerd: een strakke regie van bovenaf, uitwerking van onderaf in een samenspel met gemeenten, waterschappen en provincie. Zo komt het ene project na het andere redelijk geruisloos tot stand. Zo kunnen wij ook dit Deltaplan gaan uitvoeren.” Maarten Gast
H2O / 20 - 2008
13
Calcutta: water in overvloed, maar beleid faalt Vergeleken met drie andere miljoenensteden in India (Mumbay, Chennai en Bangalore) zou de watervoorziening in Calcutta niet zo problematisch moeten zijn. Water in overvloed en een stad die niet zo snel groeit als de overige miljoenensteden. Wie echter denkt in Calcutta schoon drinkwater uit de kraan te krijgen, komt bedrogen uit. De schuld ligt vooral bij de communistische partij die decennialang verkeerd beleid heeft gevoerd.
A
an water geen gebrek in de Indiase miljoenenstad Calcutta. De rivier de Hooghly, een zijtak van de Ganges die door de stad stroomt, voert ook in tijden van droogte - zoals de paar maanden voor de moessontijd - nog water met zich mee. En in de moessontijd kan de hoeveelheid water die door de Ganges-Bhramaputradelta (waartoe ook Bangladesh behoort) geperst wordt, zo toenemen dat de gehele delta - inclusief Calcutta - blank komt te staan. Toch is schoon water schaars in de 15 miljoen inwoners tellende stad.
Ritueel reinigen Onder de Howrah Bridge, één van de langste cantileverbruggen ter wereld (lengte: 705 meter, en aan het eind van de dag door de hitte nog een metertje langer) zijn hindoes zich ritueel aan het reinigen in het water van de Hooghly. Het gaat gelukkig om het zuiveren van de geest. Lichamelijk reinigen is wat lastiger voor te stellen in het grauwe rivierwater dat soms half vergane kadavers met zich meevoert. Er hangt een permanente geur van rotting en fecaliën.
14
H2O / 20 - 2008
Onder de Engelse overheersing was Calcutta tot 1911 de hoofdstad van het Britse rijk op het Indiase subcontinent. De stad is rijk geworden van de handel in thee (afkomstig van de flanken van de Himalaya) en jute. En nog steeds bestaat de elite in Calcutta uit thee- en jutehandelaren. De Tolly Gunge Club - een club waar de leden verschillende sporten kunnen bedrijven, zoals zwemmen, paardrijden en golven - is één van de plaatsen waar de handelaren elkaar ontmoeten. Ze maken grappen over het knalgroene gras van de green dat zelfs bij de buren onmogelijk nog groener kan wezen. Terwijl de miljoenen armen elke dag weer strijd moeten voeren om aan schoon water te komen, heeft de elite een aansluiting op het waterleidingnet en hoeven ze door het gebruik van een waterpomp en een grote watertank op het dak van hun huis nooit zonder water te zitten. Ook in de Engelse tijd bestonden al problemen met de watervoorziening in Calcutta. Het rivierwater was toen al een belangrijke waterbron, maar ook
Toegang tot schoon water is één van de acht millenniumdoeleinden waartoe alle VN-landen in 2000 instemden. In 2015 moet het aantal mensen zonder toegang tot veilig water zijn gehalveerd ten opzichte van 1990. We zijn nu - in 2008 - halverwege en benieuwd naar de tussenstand: krijgen steeds meer mensen toegang tot betrouwbaar water of gooit de snelle bevolkingsgroei in een aantal landen roet in het eten? H2O bekeek de situatie in zes wereldsteden. De serie opent met Calcutta.
een beruchte: er werd stroomopwaarts zoveel geloosd op de rivieren dat veel waterbronnen waren verontreinigd. De Engelsen waren zeer beducht voor verontreinigd drinkwater en probeerden in de moessontijd zoveel mogelijk regenwater op te vangen en te bewaren in kruiken, tonnen en cisternes om zoveel mogelijk de rest van het jaar mee te doen. Soms lukte dat
reportage niet en waren de Engelsen ook aangewezen op het verontreinigde grondwater.
Hongersnoden Toen in de jaren 60 en 70 India werd geteisterd door grote hongersnoden, ontvluchtten honderdduizenden Indiërs de miserabele omstandigheden op het platteland en zochten hun heil in de grote steden, waaronder Calcutta. Deze steden groeiden ineens zo hard dat ze de explosief gestegen vraag naar water absoluut niet aan konden. Dat had in Calcutta ook te maken met het gevoerde politieke beleid. Jarenlang hebben de politieke leiders in Calcutta de waterproblematiek veronachtzaamd. Vooral de communistische partij - die al decennialang aan de macht is in Calcutta en de deelstaat West-Bengalen - heeft jarenlang een verkeerd beleid gevoerd. Zo ging het meeste overheidsgeld naar het platteland om de landbouw te stimuleren. In Calcutta werd amper nog geïnvesteerd. En dit terwijl de ruimtelijke concentratie van de bewoners in een stad alleen maar voordelig is voor voorzieningen als water: er is minder waterleiding nodig en er wordt zeer intensief gebruik gemaakt van de voorziening. Ironisch genoeg zijn het echter juist de dichtbevolkte slums in de grote derde wereldsteden die niet of nauwelijks bediend worden door het lokale waterleidingbedrijf.
Witte plekken In Calcutta bestaan de sloppenwijken officieel niet: deze wijken zijn als witte plekken afgebeeld op overheidskaarten. De bewoners hebben het stuk grond ooit gekraakt. Hierdoor heeft het lokale waterleidingbedrijf geen leveringsplicht aan de bewoners van deze wijken. In feite wordt de waterbehoefte van zo’n drie miljoen inwoners van Calcutta totaal genegeerd. Hoe komen slumbewoners dan aan hun water? Dat kan via gemeenschappelijke waterkranen, het zelf aftappen van oppervlaktewater of eigenhandig gegraven putten. Een andere optie is het kopen van water bij privé-waterverkopers, die met een tankauto, handkar of op de fiets de sloppenwijken ingaan. Deze laatste manier is echter erg kostbaar. De waterverkopers vragen voor hun water vaak 20 maal zoveel als wat de gemeente vraagt voor haar water. Zo ontstaat de vreemde situatie dat de armen in Calcutta veel meer betalen voor hun water dan de rijken. Bovendien is de kwaliteit van het leidingwater vaak beter dan het water dat de waterverkopers aanbieden.
Diarree Ook vandaag de dag vormt de vervuiling van de waterbronnen één van de grootste problemen in de watervoorziening van Calcutta. Of het nu om oppervlaktewater gaat of putten, pompen, maar ook gemeentelijk leidingwater: jaarlijks sterven veel inwoners van Calcutta door het drinken van verontreinigd water. Het zijn niet zozeer chemische afvalstoffen, maar bacteriën in het water die de gezondheid van de gebruikers bedreigen. Ze overlijden aan op zichzelf gemakkelijk te behandelen ziektes als diarree. Het water van het gemeentelijk waterleidingbedrijf ondergaat een lichte zuivering voordat
Oproep voor steun aan de slachtoffers van een recente overstroming.
het - met veel toegevoegd chloor - het net in wordt geperst. Onderweg raakt het vaak weer verontreinigd, zo blijkt uit een onderzoek van de Federatie van ConsumentenAssociaties uit 2003. In veel waterbronnen komen sporen
van menselijke uitwerpselen voor: in 87 procent van de watertanks van woonhuizen, in 63 procent van de gemeenschappelijke buurtkranen en zelfs in 20 procent van de waterpunten in het ziekenhuis.
H2O / 20 - 2008
15
De oorzaak hiervan is in veel gevallen de zeer verouderde waterinfrastructuur. Deze dateert in het oude centrum van Calcutta grotendeels nog uit de koloniale tijd. Sommige gietijzeren buizen liggen er al meer dan honderd jaar. In de loop der tijd zijn scheurtjes en scheuren ontstaan in de buizen. Hierdoor sijpelt volgens schatting 30 procent van het water dat het waterleidingbedrijf in het leidingnet pompt, er weer uit. Hoewel dit zonde is van het relatief schone water, is het werkelijke probleem dat door de onderdruk in de leidingen verontreinigd water in de leidingen terechtkomt. Dit kan gebeuren, doordat de waterleiding- en rioolbuizen in één en dezelfde sleuf liggen, om kosten te besparen.
Economisch goed Evenals zoveel andere waterleidingbedrijven in grote derde wereldsteden kampt het waterbedrijf in Calcutta met financiële problemen. Er is amper genoeg geld om de ‘tent draaiende te houden’, laat staan om het net uit te breiden om te voldoen aan de vraag naar meer water. Nu heeft men in India - en andere landen - een wat dubbelzinnige houding ten opzichte van water. Aan de ene kant is water een primaire levensbehoefte voor iedereen en zou het dus gratis verspreid moeten worden. Aan de andere kant is water ook een economisch goed, dat zijn kostprijs heeft. Veel beleidsmakers gaan hier tussenin zitten en vragen wel geld voor het geleverde water, maar niet genoeg om voldoende inkomsten te hebben om een gezond bedrijf te kunnen zijn. Een vaak genoemde en ook in de praktijk gebrachte oplossing om de watervoorziening in een stad weer gezond te maken, is de privatisering ervan. Dit zou uiteindelijk moeten leiden tot een
16
H2O / 20 - 2008
betere kwaliteit en grotere kwantiteit van de watervoorziening.
Sceptisch Hoewel privatisering van de watervoorziening in veel landen al jaren normaal is, staan veel deskundigen er nog steeds sceptisch tegenover. Dat de bedrijfsvoering van veel waterleidingbedrijven een stuk beter kan betwijfelt niemand. Maar de vrees bestaat dat een privé-onderneming vooral zal inzetten op winstmaximalisatie en minder op een zo eerlijk mogelijke verdeling van het beschikbare water. Daarom wordt ervoor gepleit het goede van privatisering (efficiënter en effectiever opererend dan de gemeentewaterleiding) te combineren met een aantal sociale instrumenten die de overheid moet hanteren en in ieder geval moet controleren.
Het gaat hierbij om zaken als een eerlijker verdeling van de wateraansluitingen over alle sociale lagen van de bevolking, een progressieve prijsstelling (de rijken betalen meer voor hun water) en tegelijkertijd een prijsstelling die duidelijk maakt dat water behalve een primaire levensbehoefte voor iedereen ook een economisch goed is waarvoor betaald moet worden. Een waterleidingbedrijf moet in principe winst maken om zijn taak - water leveren aan iedereen in de stad - te kunnen uitvoeren. Het zal voor het waterleidingbedrijf in Calcutta geen gemakkelijke taak zijn, maar wel één die leidt tot een betere watervoorziening, want slechter dan nu kan het niet. Tekst: Peter Conradi Foto’s: Johannes Odé
PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (hoofdkantoor te Velserbroek), levert jaarlijks 106 miljoen kubieke meter drinkwater aan 720.000 huishoudens, bedrijven en instellingen in de provincie Noord-Holland. Waterzuivering vindt plaats in Andijk, Bergen, Heemskerk, Wijk aan Zee en in de
duinen. Daarnaast beheert PWN in opdracht van de provincie diverse natuurgebieden, waaronder grote delen van het duingebied vanaf Zandvoort tot en met Bergen. Deze gebieden krijgen zeven miljoen keer per jaar bezoek.
PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland zoekt een
Drinkwatertechnoloog met de juiste bagage m/v Wat zijn je taken?
Wat heb je daarvoor nodig?
Als Drinkwatertechnoloog ben je verantwoordelijk voor het ontwikkelen
Je hebt een academisch kennis- en denkniveau, aangevuld met speci-
en toepassen van concepten, gereedschappen en uitgangspunten in de
fieke vaktechnische kennis. Je bent creatief en resultaatgericht. Je kunt
dagelijkse procesvoering. Je draagt zorg voor het opstellen, implemente-
goed organiseren, samenwerken, conceptueel denken en je bent in staat
ren en controleren van de technische randvoorwaarden voor een deug-
visie te ontwikkelen en problemen te analyseren. Daarnaast neem je
delijke en betrouwbare drinkwatervoorziening. Je initieert en ondersteunt
initiatieven en beschik je over overtuigingskracht.
continue procesoptimalisatie, je helpt mee met het verder ontwikkelen van een procesautomatiseringssysteem Plenty® en je analyseert en
Ben je geïnteresseerd?
optimaliseert de leveringszekerheid. Voor een deel van deze activiteiten
Kijk voor meer informatie op www.pwn.nl of neem dan contact op met
doe je voorstellen voor het uitbesteden van werkzaamheden. Daarnaast
Ignaz Worm, teamleider Watertechnologie, telefoon 0251-264762 of
lever je een bijdrage aan strategisch overleg op het vakgebied en aan be-
mobiel 06-1045 3808. Stuur je schriftelijke sollicitatie met CV vóór 31
leidsontwikkeling, - ondersteuning en -uitvoering. Je signaleert, volgt en
oktober a.s. naar: PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, t.a.v. Afdeling
verspreidt relevante ontwikkelingen en initieert benodigde acties. Je start
Human Resources, vacaturenummer 22256, postbus 2113, 1990 AC Vel-
mono- en/of multidisciplinaire projecten op, leidt deze of neemt hieraan
serbroek. Je kunt je brief en cv ook mailen naar
[email protected].
deel. Je voert zelfstandig onderzoek uit en verzorgt artikelen in vakbladen en congres proceedings. Je begeleidt studenten en stagiaires.
Sollicitanten zullen worden gescreend. De screening bestaat uit de volgende stappen: het nagaan van referenties, het toetsen van de authenticiteit van identiteitspapieren en diploma’s en het opvragen van een verklaring omtrent het gedrag.
Afronding Nederlands-Duits SDF-project Het project Sustainable Development of Floodplains, waarbij Nederland en Duitsland gezamenlijk maatregelen tegen hoogwater langs de Rijn realiseren, is qua organisatie afgerond. Op twaalf plaatsen in Duitsland en Nederland zijn of worden werkzaamheden in de uiterwaarden uitgevoerd; in Nederland vlakbij Pannerden, de Bemmelse Waard, Fortmond (tussen Deventer en Zwolle), Westervoort, Renkum en nabij Tiel. Neder-Rijn en de IJssel bij hoge waterstanden in goede banen leidt (zie de foto’s). Eén van de andere zichtbare resultaten van het SDF-project is de voltooiing van de eerste fase van het project IJsseluiterwaarden Olst. Het vormt één van de grote projecten langs de IJssel. In het kader van het programma Ruimte voor de Rivier moet hier in 2015 een waterstandsdaling zijn bereikt van zes tot acht centimeter. Ook krijgt 360 hectare de bestemming natuur.
H
et SDF-project begon in 2003. De genomen maatregelen zijn per locatie verschillend en kunnen varieren van kunstwerken in alle soorten en maten tot natuurontwikkeling of een combinatie van beiden. Voor Nederland participeerden Rijkswaterstaat Oost-Nederland en de Dienst Landelijk Gebied in SDF; voor Duitsland waren dat Rheinland-Pfalz, het Emschergenossenschaft, Deichshau Haffen-Mehr, Regierungspräsidium Karlsrühe en Naturschutzstation Kranenburg-NABU. Rijkswaterstaat Oost-Nederland voerde de leiding over het project. Het toale budget bedroeg 35 miljoen euro, waarvan de Europese Unie de helft betaalde vanuit INTERREG IIIB.
18
H2O / 20 - 2008
Een goed voorbeeld van een SDF-project is de Hondsbroeksche Pleij, in Westervoort. Net buiten Arnhem splitst de Rijn zich in de Neder-Rijn en de IJssel. De Hondsbroeksche Pleij is een voormalige uiterwaard met een oppervlakte van 120 hectare die men nu voornamelijk als landbouwgrond gebruikt. Hier wordt de dijk teruggelegd zodat het water meer ruimte krijgt. De nieuwe uiterwaard wordt afgegraven. Daar mag de natuur zich ontwikkelen. Ook komt er een nevengeul door het gebied. Belangrijker is misschien nog wel de aanleg van een voor Nederlandse begrippen uniek regelwerk, dat de waterverdeling tussen de
Behalve de concrete maatregelen die voor fysieke ruimte voor het hoge water moeten zorgen, heeft het project volgens de deelnemers meer winst opgeleverd. De uitwisseling van kennis en het leren kennen van elkaars (werk)cultuur moet niet onderschat worden, zo bleek tijdens een bijeenkomst op 25 september in Arnhem. Tijdens deze afsluiting waren de projectpartners vol lof over de samenwerking. Een ander pluspunt is dat bij dit project door een andere bril naar de financiën is gekeken. Terwijl normaal gesproken wordt geprobeerd zoveel mogelijk geld binnen te halen voor de ‘eigen’ projecten, wordt hier een project bovenstrooms ook als winst gezien. Als in Duitsland meer water wordt vastgehouden, zorgt dat in Nederland tenslotte ook voor minder overlast, zo stelde Ruut Louwers, programmadirecteur van INTERREG IIIB/IVB voor Noordwest-Europa. Ook Henk Nijland, de projectmanager van het SDF-programma, stelde dat het EU-geld goed besteed was. (foto’s: Rijkswaterstaat Oost).
actualiteit ‘Resonator’ wint prijsvraag Afsluitdijk Een gat van zes kilometer in de Afsluitdijk, waarover de Lely-brug loopt en in een boog achter de dijk een nieuwe dijk met een lengte van 42 kilometer, dat is het prijswinnende idee de Resonator. Het geesteskind van Derk van der Velden werd door de jury als winnaar aangewezen van de ontwerpwedstrijd ‘De afsluitdijk van de toekomst’. Deze wedstrijd voor studenten liet zien hoeveel jong talent er is en dient tegelijkertijd als inspiratie voor de consortia die meedingen naar het verwezenlijken van de nieuwe Afsluitdijk. Volgens juryvoorzitter Pier Vellinga moet dat zeker lukken. De inzendingen van de studenten deden niet onder voor de ontwerpen van de consortia, meent hij.
H
et idee van de prijsvraag kwam van Rijkswaterstaat en CURNET. Van de zeven inzendingen werden drie genomineerd: ‘de Resonator’, ‘Een dijk van een dam’ en ‘De dijk in z’n element’. ‘De Resonator’ van Derk van der Velden bouwt min of meer voort op de originele plannen van ingenieur Lely, die de dijk op een andere plaats wilde leggen. Een commissie onder leiding van Lorentz besloot in 1920 dat dat een te hoog getijverschil zou opleveren en dat de dijk verplaatst moest worden. In de Resonator wordt juist gebruik gemaakt van een versterkt getij. Door het grotere verschil tussen eb en vloed kan het water bij eb makkelijker worden gespuid, ook als de zeespiegel stijgt. Spuien gebeurt via de bestaande spuisluizen en een nieuw spuicomplex in de nieuwe Resonator-dam. In het afgesloten stuk van wat nu nog het IJsselmeer is, ontstaat een dynamisch brakwatersysteem. Het grootste voordeel is dat de Afsluitdijk niet verhoogd hoeft te worden. Wat in het nadeel van de uitvoering zou kunnen werken, is dat het plan is opgesteld voor het
advies van de Deltacommissie uitkwam. De Deltacommissie ziet een belangrijke functie voor het IJsselmeer als zoetwaterbuffer. Daartoe zou het peil van het meer op termijn zelfs met maximaal 1,50 meter verhoogd moeten worden. Toch was de jury van mening dat dit het meest innovatieve ontwerp was, waarbij historische aspecten gebruikt en gekoesterd worden. Uit handen van hoofddirecteur Leo Been van Rijkswaterstaat Dienst IJsselmeergebied ontving Van der Velden dan ook een cheque van 5.000 euro. In het ontwerp ‘Een dijk van een dam’ van Harm Nomden, Jorick Velema en Meinte Vierstra (tweede plaats) wordt het grootste gedeelte van de Afsluitdijk verbreed tot één kilometer. De dijk wordt ook verhoogd om de zeespiegelstijging te weerstaan. De extra grond kan onder meer uit het Markermeer komen, wat meteen een oplossing zou kunnen zijn voor de troebelheid van dat meer. Het extra oppervlak van de Afsluitdijk kan gebruikt worden voor woningen en recreatie. Verder voorziet het plan in extra spuicapaciteit en een ‘energiemeer’. Volgens
de bedenkers van het plan zou de opbrengst van de grond de kosten moeten dekken. Het plan ‘Een dijk in z’n element’ van Sanne Duyve en Lian Zigterman voorziet aan de zijde van de Waddenzee in de aanleg van een kunstmatig voorland dat de kracht van de golven moet breken. Dit gebeurt niet over de hele lengte van de dijk: tussen Breezanddijk en Kornwederzand wordt de dijk verhoogd tot elf meter boven NAP, zodat daar nog gespuid kan worden via een aantal nieuw te plaatsen spuikokers. Via turbines kan energie worden opgewekt. Dit plan eindigde volgens de jury als derde, maar het publiek had een andere mening: het idee werd beloond met de publieksprijs. Behalve het winnen van de eerste, tweede of derde prijs zit er voor de prijswinnaars misschien nog wel meer in het vat. Zowel de aanwezige ingenieurs- en adviesbureau’s als Rijkswaterstaat wilden graag nader met de studenten kennismaken. Voor meer informatie: www.afsluitdijkvandetoekomst.nl.
Het winnende ontwerp: de Resonator.
H2O / 20 - 2008
19
actualiteit Minister Cramer opent nieuwe zuiveringsinstallatie PWN Minister Jacqueline Cramer van VROM heeft op 2 oktober in Heemskerk een nieuwe zuiveringsinstallatie geopend van PWN. De installatie, genaamd Heemskerk 2, verwijdert organische microverontreinigingen uit voorgezuiverd IJsselmeerwater waarvan drinkwater wordt gemaakt. Tegelijkertijd breekt de installatie de hulpstoffen van het zuiveringsproces af, nog voordat het water in de duinen wordt geïnfiltreerd. De natuur wordt daardoor ontzien.
P
WN introduceerde als eerste drinkwaterbedrijf ter wereld de techniek van waterzuivering met behulp van een combinatie van UV-licht en waterstofperoxide. Deze zuivering vormt een universele barrière tegen organische microverontreinigingen, zoals pesticiden en resten van medicijnen. De zuiveringstechniek wordt sinds 2004 toegepast in Andijk. Voor Heemskerk 2 is deze techniek uitgebreid met een zuiveringsstap met behulp van actieve kool in een speciale samenstelling. Actieve kool wordt gemaakt uit hout, turf of steenkool. Door verhitting ontstaan minuscule poriën in de kool, waardoor een oppervlakte ontstaat waaraan micro-organismen zich kunnen hechten. Na deze behandeling wordt het water in het duingebied geïnfiltreerd, waar het op natuurlijke wijze verder wordt gezuiverd. De kool zorgt ervoor dat het peroxide uiteenvalt in water en zuurstof, nog voor het de installatie verlaat. Daardoor wordt voorkomen dat vissen in de infiltratiekanalen sterven door een te hoog peroxidegehalte.
huidige plannen bieden onvoldoende bescherming van de drinkwaterfunctie van oppervlaktewater. Dit betekent dat we tot in lengte van jaren aangewezen blijven op geavanceerde technologie voor de zuivering van oppervlaktewater tot drinkwater met de daarbij behorende hogere kosten.” De bouw van Heemskerk 2 vergde een investering van circa 18 miljoen euro.
Met de ingebruikname van de nieuwe installatie, onderdeel van productiebedrijf Jan Lagrand, bieden alle installaties van PWN voor zuivering van oppervlaktewater een universele barrière tegen huidige en toekomstige microverontreinigingen. zie voor meer informatie H2O nr. 18 van 12 september jl.
Minister Cramer en links van haar PWN-directeur Martien den Blanken (foto: Henk Honing).
Pleidooi voor strengere eisen PWN-directeur Martien den Blanken pleitte in zijn openingstoespraak voor strengere eisen van de overheid aan de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. De kwaliteitsnormen voor grond- en oppervlaktewater moeten worden afgestemd op drinkwaterbelangen. Martien den Blanken: “De
Meervoudige barrières tegen geneesmiddelen en hormonen in drinkwaterzuivering noodzakelijk Zelfs omgekeerde osmosemembranen (de membranen met de kleinste poriën) zijn niet in staat om alle verontreinigingen bij zuivering van het water volledig te verwijderen. Combinatie van nanofiltratie/omgekeerde osmose met andere waterzuiveringstechnieken, zoals actieve koolfiltratie, is daarom noodzakelijk. Dat stelt Arne Verliefde vandaag (10 oktober) bij de verdediging van zijn proefschrift ‘Rejection of organic micropollutants by high pressure membranes (NF/RO)’ op de TU Delft.
D
e aanwezigheid van allerlei kleine organische verontreinigingen, zoals resten van geneesmiddelen en hormonen, maar ook bestrijdingsmiddelen en industriële verontreinigingen in het drinkwater, baart de drinkwatersector grote zorgen. Hoewel niet alle verontreinigingen direct schadelijk zijn voor de volksgezondheid, is onvoldoende bekend wat de gezondheids-
20
H2O / 20 - 2008
risico’s zijn bij consumptie van drinkwater dat een cocktail bevat van verontreinigingen. Om drinkwater te vrijwaren van deze verontreinigingen, is geavanceerde zuivering noodzakelijk. Momenteel behoren de membraanfiltratietechnieken nanofiltratie en omgekeerde osmose tot de meest geavanceerde technieken voor het verwijderen van deze kleine organische verontreinigingen.
In de Nederlandse drinkwaterzuivering kunnen deze technieken toegepast worden, omdat men hier het principe van ‘meervoudige zuiveringsbarrières’ hanteert. In landen waar de zuivering minder geavanceerd is, kunnen geneesmiddelen en hormonen wel een directe bedreiging voor het drinkwater vormen. Naast geavanceerde zuivering dient de komende jaren daarom veel aandacht uit te gaan naar een preventief beleid voor bestrijdingsmiddelen, geneesmiddelen en hormonen, zodat de drinkwaterbronnen in de toekomst beschermd worden tegen deze verontreinigingen. De resultaten van het onderzoek worden in de rubriek Platform in de volgende H2O uitgebreid belicht.
PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland en Waternet feliciteren Het Waterlaboratorium met zijn 1e lustrum
Afsluiterbediening is nu een “fluitje van een cent” Afsluiters regenereren 90% van alle probleem afsluiters 100% bedienbaar maken! Bel voor een vrijblijvende demonstratie +31 (0)187 - 60 52 00
Ons overig leveringsprogramma omvat o.a.: Afdichtingen, afsluiterbediening, aanboorarmaturen, beveiligingen, ballonafsluiters, brandslangen, buisstoppen, flenspakkingen, flow- en drukmeters, gereedschappen en hulpmiddelen, lekdetectieapparatuur, lekdetectieapparatuur, muurkragen, muurdoorvoeren, standstukken, storzkoppelingen, watermeterbeugels, watermeterputten, watertappunten etc. Schmidt Watertechniek B.V. • Stoofweg 18-20 NL-3253 MA Ouddorp T +31 (0)187 – 60 52 00 • F +31 (0)187 – 60 51 71 E
[email protected] • I www.schmidt.nl Aquatech stand nr. 01.800
Waterschapsverkiezingen: strijd of samenwerking? Van 13 tot 25 november houden de waterschappen weer verkiezingen. Niet alleen de verkiezingen zijn dit jaar voor het eerst in ‘nieuwe stijl’, ook het waterschap zelf zou wel eens een nieuwe richting in kunnen gaan slaan als de nieuwe bestuursleden straks een partijprogramma gaan vertegenwoordigen. Tot op heden beperkten de taken van de waterschappen zich - althans officieel - tot bescherming tegen overstromingen, reiniging van afvalwater en schoon oppervlaktewater. Dat moet ook vooral zo blijven, is de mening van de Algemene Waterschapspartij, één van de twee aan de verkiezingen participerende landelijke ‘waterpartijen’. Als het aan Water Natuurlijk - de andere landelijke waterpartij - ligt, zullen met name natuur en recreatie echter een steeds prominentere rol krijgen binnen de taakstelling van het waterschap. Ruud Hendrikx, adviseur communicatie van de waterschapsverkiezingen, denkt dat - mede door de introductie van de ‘partijpolitiek’ - de verkiezingsstrijd bij de waterschappen beslist feller en spannender gaat worden dan voorheen.
D
e op 1 januari 2008 in werking getreden Wet modernisering waterschappen heeft de Waterschapswet ingrijpend veranderd. Gevolg is onder meer dat de verkiezingen voor het eerst tegelijk in heel Nederland plaatsvinden en centraal worden voorbereid. Daarnaast is het oude personenstelsel verruild voor een lijstenstelsel, waarbij bestuurskandidaten zich niet meer op persoonlijke titel kandidaat stellen, maar zich aansluiten bij een belangengroepering of (politieke) partij die deelneemt aan de verkiezingen. De kiezer stemt dus nog wel op een persoon, maar doet dit net als bij de Tweede Kamerverkiezingen via een lijst. Hendrikx: “Voorheen kreeg je een foldertje met een serie pasfoto’s in je brievenbus en had je vaak geen idee waarin de kandidaten van ideeën verschilden. Door mensen aan een programma te koppelen, worden de waterschapsverkiezingen veel inzichtelijker gemaakt voor de burger.”
Landelijke en regionale campagnes De waterschapsverkiezingen worden dit jaar georganiseerd vanuit een landelijke projectorganisatie. Deze draagt zorg voor alle logistieke verkiezingszaken, zoals het samenstellen van de stempakketten en het tellen van de stemmen. In samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt een landelijke publiekscampagne ‘Nederland leeft met water’ verzorgd om de verkiezingen onder de aandacht van de burger te brengen. Behalve Postbus 51-spotjes die door landelijke en regionale media worden uitgezonden, komen er posters in de abri’s van bus- en tramhaltes te hangen en wordt de internetpagina van de campagne ‘Nederland leeft met water’ (www.nederlandleeftmetwater.nl) geheel gewijd aan de waterschapsverkiezingen. Daarnaast lanceren vrijwel alle individuele waterschappen hun eigen publiekscampagne, variërend van verkiezingsspotjes waarin de Kameleon de hoofdrol speelt (Wetterskip Fryslân), het organiseren van schaduwverkiezingen voor scholieren (Waterschap Zuiderzeeland) tot ‘De top tien die je moet zien’ waarin Waterschap Aa en Maas haar ingezetenen wijst op de werkzaamheden van het waterschap op het gebied van natuur en recreatie.
22
H2O / 20 - 2008
Water Natuurlijk Water Natuurlijk, dat als enige partij in alle 26 waterschappen een vertegenwoordiging voor de verkiezingen heeft, vindt dat natuuren recreatiebelangen meer ruimte moeten gaan krijgen binnen de waterschappen. De partij wordt landelijk gesteund door Vereniging Natuurmonumenten, Sportvisserij Nederland, Stichting Reinwater, de Waddenvereniging, Stichting de Noordzee, de Nederlandse Onderwatersportbond en de provinciale milieufederaties. Hoewel de partij vaak geassocieerd wordt met de groene politieke partijen als D66 en Groen Links, benadrukt woordvoerder Herbert-Jan Hiep dat Water Natuurlijk daarmee geen enkele formele binding heeft. Inhoudelijk sluit Water Natuurlijk wel het meeste aan bij de parijprogramma’s van de groene partijen. Volgens Hiep vraagt de huidige maatschappij om andere accenten in het werk van de waterschappen dan die ze nu leggen. “Steeds meer mensen wonen in steden. Zij hebben veel behoefte aan recreëren in de natuur en hechten ook steeds meer waarde aan de natuur. Water is nog steeds de grootste ordende factor in het Nederlands landschap. Beslissingen van waterschappen zijn dan ook van grote invloed op de mogelijkheden voor natuur en recreatie.” Daarnaast vindt de natuurpartij dat er veel belangenverstrengeling is binnen de waterschappen en dat economische prioriteiten soms een (te) belangrijke rol spelen. Hiep: “Traditionele belangen zoals de landbouw botsen soms met natuurbelangen. Tot nu toe koos het waterschap vaak automatisch voor de agrarische belangen - hoewel de mate waarin dat gebeurt wel duidelijk verschilt per waterschap. Wij vinden dat waterschappen beter naar de lange termijnbelangen van de natuur moet kijken.” Als voorbeeld noemt Hiep de noodzaak beter om te gaan met de zoetwatervoorraad. “Bollentelers mogen zich overal in Nederland vestigen, daarbij wordt niet gekeken naar de mate van verzilting of de omvang van de zoetwatervoorraad in het gebied. De bollenteelt heeft echter veel zoet water nodig en bij vestiging in een verzilt gebied trekt de teelt een extra zware wissel op de zoetwatervoorraad. Begrijp me niet verkeerd, we gunnen de boeren een goed bestaan, maar we willen óók rekening houden met
de langetermijnbelangen van de natuur. Het waterschap zou dus samen met de provincie moeten kijken naar de mogelijkheden om bollenteelt alleen toe te laten in gebieden waar voldoende zoet water op voorraad is.”
Algemene Waterschapspartij De Algemene Waterschapspartij (AWP), dat zich in 22 van de 26 waterschappen liet registreren, gaat evenals Water Natuurlijk uit van de trend dat steeds meer mensen in de stad gaan wonen, maar redeneert daarbij een heel andere kant op. Perswoordvoerder en lijsttrekker bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Peter Vonk: “Het merendeel van de kosten van de waterschappen wordt gedragen door de ingezetenen, die dus grotendeels in de stad wonen. Toch besteden de waterschappen relatief veel meer aandacht aan het platteland, bijvoorbeeld het beheren van vaarten en beekjes. De stedeling betaalt dus het meest, maar ziet er het minst van terug. We vinden dan ook dat waterschappen meer aandacht zouden moeten besteden aan stedelijk water. Denk bijvoorbeeld maar eens aan hoe vies de grachten in Amsterdam zijn; daar zou een waterschap beslist iets aan moeten doen.” De slogan van de AWP - ‘zuiver water’ weerspiegelt de filosofie van de partij. Waterschappen zouden zich moeten beperken tot hun eigenlijke taak, dus puur tot de essentiële watertaken. “Zorgen voor veiligheid en voor schoon en voldoende water tegen zo laag mogelijke kosten, daar draait het om”, aldus Vonk. Dat betekent overigens niet dat de partij geen waarde hecht aan de natuur of zich niet wil inzetten voor agrarische belangen, benadrukt Vonk. “Bij het aanleggen van natuurterreinen is het de taak van het waterschap natuurvriendelijke oevers te creëren. Daar zetten we ons dan ook graag voor in. Maar het waterschap zou zich niet moeten bemoeien met overige zaken, zoals het creëren van recreatieve voorzieningen. Daar is de gemeente of provincie voor. Anders is het waterschap voordat je het weet niet alleen de trekker van zo’n project, maar ook nog eens de financier, terwijl de burger dus geen flauw idee heeft dat hij meebetaalt aan deze projecten. Daar waken we dus voor bij de AWP.”
actualiteit
Verkiezingsstrijd Traditioneel bestaan waterschapsbesturen uit een aantal geborgde zetels (te verdelen onder vertegenwoordigers van bedrijven, natuurorganisaties en agrarische grondgebruikers) en een aantal zetels die via openbare verkiezingen worden verdeeld, namelijk die voor de categorie ingezetenen. Uit het algemeen bestuur wordt door de leden het dagelijks bestuur gekozen. De veranderingen voor dit jaar zijn onder meer dat het aantal leden van het algemeen bestuur wordt teruggebracht van 45 naar 30 en dat tweederde van de zetels via de verkiezingen wordt bezet. Voorheen lag de opkomst landelijk gemiddeld tussen de 20 en 25 procent. Door het invoeren van het lijstenstelsel en door flink campagne te voeren, hopen de waterschappen dit jaar een opkomst van 30 procent te halen. Ruud Hendrikx heeft goede hoop dat in november het grootste deel van de Nederlanders op de hoogte is van de waterschapsverkiezingen. “Ik merk dat de waterschappen en de verschillende partijen zich goed voorbereiden en zich opmaken voor een felle strijd. Er zijn veel verschillende belangengroeperingen die allemaal hun eigen programma hebben en hun uiterste best zullen doen de kiezer te overtuigen van het belang juist op hén te stemmen.”
Kieskompas Volgens de Unie van Waterschappen is het aantal registraties van belangengroeperingen (partijen) voor de waterschaps-
verkiezingen hoog, namelijk zo’n 250 in heel Nederland. Ongeveer de helft hiervan bestaat uit politieke partijen (CDA, PvdA, VVD, ChristenUnie, SGP en Partij voor de Dieren). Gemiddeld doen per waterschap negen groeperingen mee. Het aantal geregistreerde kandidaten bedraagt in totaal zo’n 3.000. Om de kiezer meer inzicht te geven in het programma van de verschillende partijen is eind september een kieskompas gelanceerd waaraan 24 van de 26 waterschappen deelnemen.
Amstel, Gooi en Vecht Waterschappen moeten belangrijke en soms tegenstrijdige belangen met betrekking tot het waterbeheer, waterkwaliteit en bescherming tegen overstromingen tegen elkaar afwegen. Volgens Lammy Garming, lid van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de nummer 1 op de verkiezingslijst van Water Natuurlijk, verschillen de waterschappen onderling sterk in de manier waarop ze nieuwe uitdagingen het hoofd bieden. Ze denkt dat de werkwijze vooral afhangt van het soort werkgebied en de bedrijfscultuur. Zo heeft het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht te maken met een groot stedelijk gebied. Bij het ontwikkelen van de hoogbouw rond de Zuidas moet net als bij andere te ontwikkelen terreinen twaalf procent van de oppervlakte bestemd worden voor de berging van water. Garming: “Ontwikkelaars willen liever niet zo’n groot deel van hun peperdure grond aan zoiets als waterberging opofferen. Als
waterschap hebben we daar alle begrip voor, maar we moeten ons wel aan onze eigen regels houden.” Het waterschap heeft daarom bedacht dat 20 procent van de bergingsopgave in de gebouwen mag worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door water op de parkeerdekken te bergen.
Samenwerken Het waterschap is dus onwrikbaar als het gaat om doelbereik, maar creatief in de wijze waarop dit wordt bewerkstelligd. “Ik hoop dat we dat beleid in de toekomst verder kunnen ontwikkelen en dat we als waterschap steeds meer de samenwerking gaan zoeken met andere spelers in het veld”, zegt Garming. De introductie van het lijstenstelsel zal daaraan kunnen bijdragen, denkt ze. “Het zorgt dat het persoonlijke belang niet meer - zoals in sommige waterschappen gebeurd is - belangrijker kan worden dan het algemene belang. Bovendien zorgen de verschillende partijen straks dat de waterschappen nadrukkelijker gaan kijken naar welke belangen binnen het werkgebied spelen. Voor het vinden van een oplossing moet je zoeken naar het gezamenlijke belang. ‘Puzzelen op het scherpst van de snede’ noem ik dat. Ten behoeve van een betere toekomst samen slimme oplossingen bedenken. Dáár moeten waterschappen in de nieuwe bestuursperiode meer energie in gaan steken.”
H2O / 20 - 2008
23
Waterkwaliteit (nog) niet verbeterd door Lozingenbesluit open teelt en veehouderij Het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (Lotv) trad op 1 maart 2000 in werking. Deze regelgeving is in overleg met landbouw- en milieuorganisaties tot stand gekomen. Het doel van het Lozingenbesluit is om piekconcentraties van bestrijdingsmiddelen en nutriënten in oppervlaktewater vanuit de landbouw en veeteelt te voorkomen. Om de effecten van het besluit te bepalen, stelden de Noord-Brabantse waterschappen in 2001 een raamplan monitoring op. De daadwerkelijke monitoring vond plaats van 2002 tot en met 2007. Daaruit konden de waterschappen geen directe relatie tussen de waterkwaliteit en het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij aantonen. In het oppervlaktewater worden nog steeds illegale en te hoge concentraties bestrijdingsmiddelen en nutriënten aangetroffen.
D
e Noord-Brabantse waterschappen stelden in 2001 een raamplan Monitoring waterkwaliteit AMvB Open teelt en veehouderij op met onder andere de afspraak dat een aantal waterschappen een monitoringsproject op zouden zetten om de effecten van de emissiebeperkende maatregelen in beeld te brengen. Het project onderscheidt zowel een emissiespoor (monitoring emissiereductie) als immissiespoor (monitoring effecten op de waterkwaliteit). Waterschap De Dommel heeft in 2003, 2005 en 2007 het waterkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn vergeleken met de waterkwaliteitsnormen en met de resultaten van het PREGO-onderzoek (Pesticiden in Regionaal Oppervlaktewater), dat in 1999 is uitgevoerd. In de tussenliggende jaren vond hetzelfde onderzoek plaats in nabijgelegen waterschappen. De akkerbouw, een deel van de bollen- en boomteelt, de vollegrondsgroenteteelt, de fruitteelt, de zomerbloementeelt en de veehouderij hebben sinds het voorjaar van 2000 te maken met het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Dit besluit bevat maatregelen om de emissies van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar bijvoorbeeld sloten, beken, plassen, rivieren en kanalen terug te dringen. Het Lotv is opgenomen
in het kader van de algemene waterkwaliteitsaanpak en is gebaseerd op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. De laatste bestaat niet meer; deze is per oktober 2007 overgegaan in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het doel van het Lotv is om piekconcentraties in oppervlaktewater te voorkomen. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen op bestrating en door particulieren valt niet onder het Lotv; dit gebruik levert wel een bijdrage aan de belasting van het oppervlaktewater. Uit waterkwaliteitsmetingen bleek dat de concentraties aan bestrijdingsmiddelen en nutriënten in veel gevallen de waterkwaliteitsnormen overschrijden. Veel bestrijdingsmiddelen zijn giftig voor het waterleven in sloten en beken. De nutriënten zorgen juist voor een verschuiving van de flora en fauna, de gewenste verdwijnen en ongewenste komen tot ontwikkeling. Te hoge piekconcentraties in het oppervlaktewater kunnen leiden tot sterfte van waterorganismen. Ze ontstaan door drift (verwaaiing), uit- en afspoeling, het meespuiten van bijvoorbeeld sloten en/of slootkanten en rechtstreekse lozingen. Waterschap De Dommel begon het onderzoek in 2003 in de Koolvensche Loop en Belevensche Loop. In zowel 2003 als in 2004 vielen beide waterlopen een groot deel
Tabel 1: Resultaten controles onderzoeksgebied.
soort controle
omschrijving
2005
2007
bedrijscontroles
gecontroleerde agrarische bedrijven overtredingen overtredingen hele beheersgebied
47 2 180
49 0 114
perceelcontroles
gecontroleerde agrarische percelen overtredingen
alle percelen geen
alle percelen geen
milieuvluchten
milieuvluchten monitoringsgebied overtredingen
2 geen
2 2
vluchten hele beheersgebied bespoten slootkanten overige overtredingen illegale mestopslag
13 3 7 0
18 4 20 8
avondcontroles gecontroleerde boeren proces-verbaal
2 14 1
2 4 0
avondcontroles
24
H2O / 20 - 2008
van de zomer droog. Dit was onwenselijk voor het onderzoek. Er zijn dan te weinig maandelijkse gegevens om conclusies te kunnen trekken. Het onderzoek is in 2005 en 2007 daarom uitgevoerd in een ander stroomgebied waar voldoende water aanwezig is: de Neterselsche Loop. De Neterselsche Loop is één van de grotere zijwaterlopen van de Groote Beerze. Ter hoogte van het Westelbeersche Broek, ten zuiden van Westelbeers, komt de Neterselsche Loop in de Groote Beerze. Het stroomgebied van de Neterselsche Loop is 1.062 hectare groot, waarvan 748 hectare in gebruik bij agrariërs. De teelten die het meest voorkomen, zijn grasland (300 ha) en maïs (230 ha). Daarnaast komen aanzienlijke arealen aardappelteelt, conserven, schorseneren en boomkwekerijen voor. Dit komt overeen met het totaalbeeld van het beheergebied van Waterschap De Dommel. De Neterselsche Heide, in het benedenstroomse deel van het projectgebied, vormt ongeveer eenzesde deel van het monitoringsgebied. De rest bestaat uit bebouwd gebied en openbare ruimte. In Netersel bevindt zich één overstort die op de Neterselsche Loop loost via een sloot (BZ-54). De maximale toegestane overstortfrequentie bedraagt eenmaal per jaar (de daadwerkelijke frequentie is onbekend). De handhavers waterbeheer hebben in het gebied bedrijfs- en perceelcontroles uitgevoerd, zowel overdag als in de avond en met behulp van milieuvluchten. Verder is maandelijks de waterkwaliteit gemeten op veldparameters en nutriënten. De bestrijdingsmiddelen zijn alleen gemeten in de zomermaanden. In 2007 is de monitoring uitgevoerd in het kader van het project Brede screening bestrijdingsmiddelen. Hierdoor zijn in 2007 veel meer middelen onderzocht dan in 2005.
Resultaten Bij de bedrijfscontroles zijn in 2005 een lozing van maïspercolaat en spoelwater van een was- en spuitplaats voor landbouwvoertuigen geconstateerd. Beide overtredingen zijn binnen de gestelde termijn opgelost en kunnen van invloed zijn geweest op de veldmetingen. In 2007 zijn geen overtredingen aangetroffen. Bij de perceelscontroles zijn geen overtredingen aangetroffen. Bij de
achtergrond avondcontroles door Waterschap De Dommel en de Algemene Inspectiedienst in 2005 kregen drie boeren een hercontrole en één boer een proces-verbaal. Het proces-verbaal had echter geen betrekking op het Lotv. Het is uiteraard niet uit te sluiten dat wel overtredingen hebben plaatsgevonden; de handhavingacties blijven een momentopname. Bij toepassingscontroles blijkt dat het gebruik van de voorgeschreven kantdop niet in alle gevallen wordt gebruikt. In tabel 1 staat een overzicht van de controles die door Waterschap De Dommel zijn uitgevoerd. Het eerste grote verschil tussen beide jaren was het weer. Het jaar 2005 was zeer warm en zonnig. De hoeveelheid neerslag was normaal. Het jaar 2007 was warm, maar ook nat. In 2005 viel gemiddeld 785 mm neerslag, in 2007 920 mm. In een normaal jaar valt volgens het KNMI 797 mm. Dit is terug te vinden in de metingen van de stroomsnelheid. In de zomermaanden van 2005 was er nauwelijks een meetbare afvoer. Terwijl de afvoer in de zomermaanden van 2007 0,05 meter per seconde bedroeg. In een natter jaar is er meer af- en uitspoeling. Vanwege een hogere ziektedruk voor gewassen zijn mogelijk meer bestrijdingsmiddelen gebruikt. Ook de afvoer vanuit het stroomgebied zal groter zijn. Hierdoor kunnen meer bestrijdingsmiddelen en nutriënten in het oppervlaktewater terechtkomen. Een tegengesteld effect is dat door de grotere afvoer meer verdunning zal optreden. Het stikstofgehalte overschreed het toen geldende maximaal toelaatbaar risico van 2,2 mg/l twee keer. Het fosfaatgehalte voldoet aan de norm. Uit de resultaten blijkt dat het stikstofgehalte in de zomer van 2007 hoger was dan in 2005. In tabel 2 zijn de bestrijdingsmiddelen weergeven die zijn aangetroffen. Hierbij zijn alleen de bestrijdingsmiddelen weergegeven die in beide onderzoeksjaren zijn onderzocht. In 2005 zijn in totaal 235 bestrijdingsmiddelenanalyses uitgevoerd, waarbij 27 bestrijdingsmiddelen werden aangetroffen boven
de rapportagegrens oftewel 11,5 procent. Het betrof elf verschillende bestrijdingsmiddelen, waarvan drie verboden middelen: atrazine, metolachloor en simazine. Er zijn geen concentraties boven de waterkwaliteitsnorm aangetroffen. In 2007 zijn in totaal 1.152 bestrijdingsmiddelenanalyses uitgevoerd. Daarbij zijn 80 bestrijdingsmiddelen aangetroffen boven de rapportagegrens (6,9%). Er zijn 29 verschillende bestrijdingsmiddelen aangetroffen, waarvan zeven verboden middelen: antrachinon, atrazine, dinoterb, dichlofluanide, diuron, metolachloor en simazine. Voor de stoffen diuron, simazine en atrazine zijn zeer sterke aanwijzingen dat sprake is van illegale import vanuit België. Er zijn diverse proces-verbalen aangemaakt door de AID. De middelen diuron, dichlofluanide en metribuzin zijn niet onderzocht in 2005 en staan daarom niet in tabel 2. De stoffen dichlofluanide en metribuzin overschrijden in drie gevallen de waterkwaliteitsnorm. De werkzame stof dichlofluanide is als gewasbeschermingsmiddel vanaf 1 januari 1992 niet meer toegestaan. Wel zit de stof in een aantal toegelaten biociden voor houtbehandeling tegen schimmels en voor aangroeiwering in verf voor boten. Metribuzin zit in een toegelaten herbicide voor de aardappelteelt en verder graszaad, peen en asperges.
Conclusies In 2007 zijn twee keer zoveel bestrijdingsmiddelen aangetroffen dan in dezelfde periode in 2005. Ook het stikstofgehalte lag in 2007 hoger dan in 2005. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk het nattere weer. Opvallend is dat zeven middelen zijn aangetroffen die niet in Nederland gebruikt mogen worden. Het stroomgebied van de Neterselsche Loop staat niet onder invloed van wateraanvoer. De AID heeft diverse processen-verbaal opgemaakt voor illegale import van de middelen diuron, simazine en atrazine vanuit België. Verder is diethyl-m-toluamide, beter bekend onder de naam DEET, aangetroffen. Dit middel wordt gebruikt ter afwering van muggen. Het aantreffen van deze stof kan duiden op het al dan niet bewust illegaal
lozen van bad- of douchewater vanuit campings (dit wordt nog nader onderzocht). In vergelijking met het PREGO-onderzoek in 1999 zijn de concentraties van de verboden middelen atrazine en simazine in de Neterselsche Loop sinds 1999 afgenomen. Na het verbod op diuron in 1999 is deze stof in 2005 niet en in 2007 in zeven van de acht monsters aangetroffen. Ook de concentratie van MCPA is in de loop der jaren afgenomen. De verschillen in concentraties van zowel nutriënten als bestrijdingsmiddelen tussen de twee meetjaren kunnen niet gerelateerd worden aan de handhavingacties en dus het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Een reden hiervoor kan zijn dat het monitoren heeft plaatsgevonden twee jaar na inwerkingtreding van het besluit. Een andere reden is het verschil in weersomstandigheden tussen de meetjaren 2005 en 2007. Hoewel de effecten van de maatregelen van het lozingenbesluit niet zijn teruggevonden in de waterkwaliteitsmetingen, blijft het Lotv een goede regeling om emissies vanuit de landbouw terug te dringen. Door het monitoren van de waterkwaliteit kunnen trends in bestrijdingsmiddelengebruik gevolgd worden. De controles van de AID zorgen ervoor dat illegale import en gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt teruggedrongen. Inmiddels hebben reeds op deze problemen gerichte controle-acties door Waterschap De Dommel en de AID plaatsgevonden; echter (nog) zonder resultaat. Het eindrapport is op te vragen bij Waterschap De Dommel.
Henk Tamerus en Christ van Lieshout (Waterschap De Dommel) Peter Kortekaas (Algemene Inspectiedienst)
Tabel 2: Onderzochte middelen in 2005 vergeleken met de resultaten van deze middelen in 2007.
parameter
2,4-D atrazine bentazon di-ethyl-m-toluamide (DEET) fluazinam linuron MCPA MCPP (mecropop) metolachloor simazine terbutylazine
verboden stof
2005 13 mei
0,01
25 mei
6 juni
24 juni
0,11
0,07 0,02
0,24
0,03
0,02
21 juli
0,02
25 aug
0,02 0,01
5 sept
0,02 0,01
2 dec
2007 8 mei
29 mei
21 juni
29 juni
0,013 0,015 0,02 0,011 0,123 0,077 0,056
13 juli
22 aug
13 sept
29 okt
0,04 0,027 0,023 0,015 0,021
0,03 0,03 4,1 4,4 0,02
0,05
0,14 0,12 0,02 0,03 0,03
voldoet aan de norm
0,02
0,01
0,014 0,028 0,24 0,021 0,01 0,031 0,018
0,083 0,027 0,599 0,019 0,041 0,081
0,048 0,016 0,14 0,106 0,055 0,064 0,024 0,035 0,013 0,007 0,027
norm
26 2,4 64 0,55 0,25 280 380 0,2 0,14 0,19
< detectielimiet
H2O / 20 - 2008
25
Ontwikkelingen rond ontwerp en beheer MBR voor huishoudelijk afvalwater Het gebruik van MBR-technologie voor de zuivering van communaal afvalwater heeft zich de afgelopen tien jaar sterk ontwikkeld in binnen- en buitenland. In Nederland is in 2000 door de waterschappen en de STOWA een onderzoeksprogramma ontwikkeld voor het implementeren van MBR-technologie voor de zuivering van communaal afvalwater. Het is uitgevoerd samen met waterschappen, adviesbureaus, leveranciers en onderzoeksinstellingen. Het doel van het programma is om inzicht te krijgen in het functioneren van een membraanbioreactor onder Nederlandse condities waarbij strenge eisen worden gesteld aan de stikstof-, fosfaat- en CZV-concentraties in het effluent. Een aantal punten in het ontwerp en het beheer van een membraan(bio)reactor vraagt nog om verbeteringen, zo blijkt uit onderstaande samenvatting.
H
et programma begon in 2000 met het MBR-pilotonderzoek in Beverwijk. Dat onderzoek richtte zich voornamelijk op de haalbaarheid van MBR-technologie onder specifieke Nederlandse condities (lage procestemperaturen, strenge effluenteisen en variabele aanvoer). Hierna zijn twee andere pilotonderzoeken uitgevoerd in Maasbommel en Hilversum. Deze waren met name gericht op de toepasbaarheid van MBR-technologie voor het halen van strengere lozingseisen voor stikstof, fosfaat, zware metalen en het verwijderen van prioritaire en hormoonverstorende stoffen. Op basis van de ervaringen in Beverwijk, Maasbommel en Hilversum zijn drie (full-scale) demonstratie-installaties ontworpen en gebouwd in Varsseveld (in bedrijf in 2004), Heenvliet (2006) en Ootmarsum (2007). Bij de betrokken partijen bestond de behoefte om de opgedane ervaringen te
verzamelen en te bundelen in een rapport. Het doel van deze rapportage is om uit de ervaringen de kritische ontwerp- en beheerspunten van een MBR te benoemen. Dit betreft voornamelijk punten die in het ontwerp en beheer van een MBR verschillen ten opzichte van een conventionele communale afvalwaterzuivering. Hiervoor zijn de ontwerpers en bedrijfsvoerders van de MBR-installaties in Varsseveld, Heenvliet en Ootmarsum en van de ontwerpers van de (nog) niet gerealiseerde installaties in Hilversum en Alkmaar benaderd. De locatie en specificaties van de drie MBR-installaties zijn samengevat in de tabel. De variabele aanvoer in afvalwater wordt ervaren als een kritische ontwerpparameter met betrekking tot het bepalen van het te installeren membraanoppervlak. Overleg met de membraanleverancier is in een vroeg stadium van het ontwerp van belang voor het bepalen van de ontwerpflux. Naast
Kenmerken van de MBR-systemen in Nederland voor behandeling van huishoudelijk afvalwater.
waterschap capaciteit (p.e. 54 g BZV) membraanleverancier jaar van opstart
Varsseveld
Heenvliet
Ootmarsum
Rijn en IJssel 23.150 GE/Zenon 2004
Hollandse Delta 13.000 Keppel Seghers/Toray 2006
Regge en Dinkel 14.000 Norit MT/X-flow 2007
de variabele aanvoer van het afvalwater is voorkomen van industriële lozingen (calamiteit) een kritisch beheerpunt. Een gedetailleerde karakterisering van het influent kan een calamiteit voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Door het toepassen van membranen is een goede voorbehandeling een vereiste. Met name het ontwerpen en beheren van de microzeven wordt als kritisch ervaren. De kritische ontwerppunten zijn de toe te passen afscheidingsdiameter, de mate van redundantie en het verwijderingsrendement van de microzeef. De toe te passen afscheidingsdiameter zal afhankelijk zijn van het gekozen type membraanmodule. Voor membraanmodules met holle vezels wordt een afscheidingsdiameter tussen één en twee millimeter geadviseerd, voor platen twee en drie millimeter en voor extern opgestelde modules twee millimeter. Doordat het van groot belang is dat geen haren en kleine delen bij de membranen komen, is het noodzakelijk de microzeven 100 procent redundant uit te voeren. Om de drogestofbelasting van de microzeven te beperken, en daarmee doorslag van haren en ander klein materiaal te voorkomen, is het raadzaam de voorliggende (fijn) roosters zo in te stellen dat ze zoveel mogelijk vuil tegenhouden (door het in stand houden van een vuildeken op het (fijn)rooster. Daarnaast
De membraansystemen die zijn geïnstalleerd bij de drie onderzochte MBR systemen. Links: Ootmarsum, midden: Varsseveld en rechts: Heenvliet.
26
H2O / 20 - 2008
achtergrond Samenvatting van kritische ontwerp- en beheerpunten van een MBR voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater in Nederland.
kritische ontwerppunten
kritische beheerspunten
influent voorbehandeling
biologie
membranen
microzeef • afscheidingsdiameter • mate van redundantie • verwijderingsrendement hydraulica in aeratietank • menging • beluchting mate van compartimentering aeratietank ontwerpflux in verband met DWA/RWA uitwisselbaarheid membranen
voorkomen van industriële lozing (calamiteit) microzeef • doorslag haren • pieken in drogestofbelasting extra drijflaagvorming
gelijkmatige verdeling van slib in membraantanks afdekking aeratie- en membraantank ter voorkoming inval bladeren e.d.
hydraulica in membraantank • menging • luchtverdeling onder membranen
kan tijdens lage aanvoer de niet in bedrijf zijnde microzeef worden schoongespoeld, zodat deze bij ingebruikname bij hoge aanvoer schoon is. Door het toepassen van microzeven wordt er meer BZV (tot 30 procent) verwijderd, hiermee moet in het ontwerp van de biologie rekening worden gehouden. Daarnaast moet er rekening worden gehouden dat met het toepassen van microzeven meer roostergoed wordt geproduceerd dan bij een conventionele zuivering en dat daar in de afvoer van het roostergoed rekening mee moet worden gehouden. Het ontwerp van het biologische gedeelte van de MBR is vergelijkbaar met het ontwerp van een conventionele installatie. Door het toepassen van een hoger slibgehalte in de MBR wordt de hydraulica (menging en beluchting) en de mate van compartimentering echter als een kritisch ontwerppunt ervaren. Bij de compartimentering moet het zuiveringsproces leidend
zijn, wat bijvoorbeeld kan leiden tot een iets lager drogestofgehalte (bijvoorbeeld 8 g/l en niet 10 g/l). Bij het toepassen van een lager drogestofgehalte zal het volume van de aeratietank toenemen. Voor de hydraulica kan naast de gebruikelijke hydraulische berekeningen gebruik worden gemaakt van computational fluid dynamics (CFD). Een belangrijk kritisch beheerpunt van de aeratietank is het voorkomen van inval van bladeren en dergelijke in de tank. Dit punt wordt ook genoemd bij de membraantank (in geval intern geplaatste membranen). Het is van belang dat dus niet alleen de membraantank wordt afgedekt, maar ook de aeratietank. Daarnaast lijkt een MBR gevoeliger voor drijflaagvorming dan conventionele systemen. Dit wordt ervaren als een kritisch beheerpunt van een MBR. Factoren die hierbij een rol spelen zijn het hogere slibgehalte waardoor het slib flotatiegevoeliger is en het feit dat de reguliere drijflaagafvoer via de nabezinking ontbreekt. Belangrijk is om in
Het ontwerpen en beheren van microzeven wordt als een kritisch ontwerp- en beheerpunt van een MBR ervaren.
de aeratietank extra aandacht te schenken aan drijflaagafvoer. Bij het ontwerp van de membraantank wordt de uitwisselbaarheid van de diverse membraansystemen als een kritisch ontwerppunt ervaren. Het verdient aanbeveling om hier in de aanbestedingsfase aandacht aan te besteden. Daarnaast wordt net als in de aeratietank de hydraulica in de membraantank als een kritisch ontwerppunt ervaren. Hierbij is voornamelijk een goede verdeling van de lucht onder de membranen kritisch. De lucht is benodigd om de membranen schoon te houden. Om inzicht te krijgen in de hydraulische aspecten in de membraantank kan ook hier CFD worden toegepast naast de gebruikelijke berekeningen. Als een kritisch beheerpunt van de membraantank wordt de gelijkmatige slibverdeling in de tanks genoemd. Een mogelijke oplossing is om de toevoer en afvoer van het slib naar en van de membraantank gelijkmatig over de lengte (of de cassettes) te verdelen. Dit kan bijvoorbeeld door een toevoerleiding over de lengte van de tank te gebruiken. Daarnaast wordt het aan- en uitschakelen van membraanunits (extern geplaatste membranen) en membraantanks (intern geplaatste membranen) als een kritisch punt van beheer van een MBR ervaren. Het aan- en uitschakelen van membraanunits of -tanks kan volledig worden geregeld op het niveau van de beluchtingstank of op het influentdebiet, waarbij dan bijsturing plaatsvindt via het niveau van de beluchtingstanks. André van Bentem (DHV) Herman Evenblij (Witteveen+Bos) Bert Geraats (Grontmij) Jans Kruit en Ellen van Voorthuizen (Royal Haskoning) Cora Uijterlinde (STOWA) Het ontwerp van het biologische gedeelte van een MBR is vergelijkbaar met een conventioneel systeem, maar verschilt toch op een aantal kritische punten, zoals de compartimentering en hydraulica.
H2O / 20 - 2008
27
MC2008-46
Je doet het niet in je “eendje” Bij CHRIST HOLLAND Waterbehandeling staan wij voor - Kwaliteitsproducten - Ontwerp & Projectmanagement - Productie - Montage - Inbedrijfstelling - Validatie - After Sales Service - (24 uur) Service & Onderhoud
Dat doe je echt niet in je “eendje”
CHRIST HOLLAND B.V. Energieweg 5 2382 NA Zoeterwoude
Tel. 071 - 589 92 18 www.christ.nl
[email protected]
Kraakhelder. De bescherming van ons milieu is iets wat ons allemaal aangaat. Endress+Hauser helpt haar klanten bij de aanpak van deze uitdaging door het leveren van uitstekende meetinstrumenten, innovatieve diensten en intelligente automatiseringsoplossingen. Op deze manier zorgen we ervoor dat (bedrijfs)processen niet alleen veilig maar ook milieuvriendelijk en kostenefficiënt verlopen. Bezoek onze website of neem contact met ons op en ontdek wat Endress+Hauser voor u kan betekenen. www.nl.endress.com
Leverancier en adviseur op het gebied van pomptechnologie
www.saer.nl Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden Tel. (035) 695 86 11
[email protected] www.nl.endress.com
SAER B.V. Muskushouwsestraat 14 6666 MC Heteren
T 088 - 22 888 20 F 088 - 22 888 25 E
[email protected]
achtergrond Van hoogwaardig zuiveringswater naar hoogwaardig natuurwater: de biozone Ootmarsum De rioolwaterzuivering Ootmarsum is vorig jaar aangepast. De rwzi bestaat nu uit een hybride systeem waarin effluent vergaand wordt gezuiverd. Omdat de rwzi loost op de ‘waterparel’ Wiemselleiding, heeft Waterschap Regge en Dinkel ervoor gekozen het zuiveringswater voorafgaand aan de lozing om te vormen tot ‘natuurwater’. Dit gebeurt in de ‘biozone Ootmarsum’. Deze bestaat uit een voorziening die natuurlijk oogt en ecologisch en landschappelijk is ingepast. De biozone bevat wisselende waterdiepten waarin zowel waterplanten als moerasplanten kunnen groeien: dit vormt de basis voor een aquatisch ecosysteem waarin verschillende vitale ecologische schakels vertegenwoordigd zijn. De realisatie van de biozone is mede mogelijk gemaakt door de Europese Unie, in het kader van het Interreg IIIb-project Urban Water Cycle.
D
e rioolwaterzuivering Ootmarsum ligt in het stroomgebied van de Wiemselleiding als onderdeel van het Hollandse Graven/Dinkelstroomgebied. Dit is een zogeheten waterparel met een hoge kwaliteitsdoelstelling en het streven naar een natuurgerichte waterhuishouding. Vanwege de hoge ambities heeft het waterschap besloten het afvalwater bij herbouw van de rwzi Ootmarsum vergaand te zuiveren. Dit is bereikt door de bouw van een hybride systeem. Hierin is de bestaande conventionele zuivering gedeeltelijk gehandhaafd en uitgebreid met een zandfilter. Parallel aan de bestaande zuivering is een membraanbioreactor (MBR) gerealiseerd (zie de vorige uitgave van H2O). Omdat voor de waterparels ook de ecologische lat hoog is gelegd, heeft Waterschap Regge en Dinkel besloten het zuiveringswater om te vormen tot natuurwater, voorafgaand aan lozing op de Wiemselleiding. Dit vindt plaats in de ‘biozone Ootmarsum’. Voor het waterschap betekent dit een eerste kennismaking met een dergelijk systeem. Niet alleen de combinatie tussen vergaande effluentzuivering door middel van een hybride systeem maar ook de ecologisering heeft een innovatief karakter. Met dit project wil Waterschap Regge en Dinkel ervaringen opdoen die later toegepast kunnen worden
bij het voldoen aan de eisen die worden gesteld vanuit de Kaderrichtlijn Water. De noodzaak voor een biozone ligt in het gegeven dat het geloosde effluent van een rwzi als proceswater nog geen ecologische kwaliteit heeft. Alvorens dit water wordt geloosd op een waterparel, is het gewenst dat het water kenmerken heeft van oppervlaktewater en een ecologische kwaliteit die vergelijkbaar is met de omgeving. De biozone heeft daarom tot doel het water ecologisch gezien dusdanig van karakter te veranderen dat het zonder problemen kan worden opgenomen in het ontvangende systeem of zelfs een versterking kan betekenen voor het ontvangende systeem. Dit is conform de STOWA ‘Waterharmonica’-gedachte. Het basisprincipe van de Waterharmonica is ontwikkeld aan de hand van de nabehandeling van het effluent van de rwzi De Cocksdorp op Texel (Evertsekoog). Hier is het gelukt om de eigenschappen van het effluent zodanig te gebruiken dat het een meerwaarde kan opleveren voor de regionale ecologie. Conform dit principe moet de biozone in Ootmarsum een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van aan water gebonden ecosystemen in de regio. Het water dat in deze biozone komt, is vergaand gezuiverd effluent. De uiteindelijke concentraties nutriënten in het effluent
moeten uitkomen op MTR-kwaliteit voor fosfaat en bijna MTR-kwaliteit voor stikstof. Nazuivering van het effluent van de rwzi Ootmarsum is dan ook geen doelstelling voor de biozone.
Ambities Voorafgaand aan het ontwerp van de biozone heeft Waterschap Regge en Dinkel de ambities voor de biozone vastgelegd: • De biozone moet het effluent ecologisch gezien dusdanig van karakter veranderen dat het zonder problemen kan worden opgenomen in het ontvangende oppervlaktewatersysteem; • De biozone vormt de overbrugging tussen proces- en oppervlaktewater en laat hiermee zien dat van het gezuiverde water weer een goed functionerend oppervlaktewater is te maken. Hiermee wordt ook een belangrijke PR-functie bereikt; • De biozone moet een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de aan water gebonden ecosystemen in de regio, waaronder het toekomstige waterbergingsgebied met natuurfunctie Ottershagen; • Het water is bij het verlaten van de biozone fysisch-chemisch gezien van vergelijkbare kwaliteit als de kwaliteit van het rwzi-effluent dat de biozone voedt; • Het streefbeeld voor de biozone bestaat uit een moerassysteem waarbij ondiepe
Zuiveringsmoerassen in Zweden dienden als inspiratiebron voor het ontwerp van de biozone Ootmarsum.
H2O / 20 - 2008
29
•
Droog weer situatie 150 m3/h
75 m3/h
MBR
In afbeelding 1 is weergegeven hoeveel afvalwater op welke wijze wordt behandeld bij een verschillend aanbod aan afvalwater.
A Conventioneel
Zandfilter
75 m3/h
Maximum capaciteit 650 m3/h
MBR
150 m3/h
B Conventioneel
De biozone draagt bij aan de waterbergingsopgave binnen het beheergebied van het waterschap.
Zandfilter
250 m3/h
Bypass
250 m3/h
Afb. 1: Behandeling van afvalwater in de rwzi Ootmarsum.
Bij langdurige hoge RWA-afvoer (afvoer meer dan circa 400 kubieke meter per uur) wordt een deel van het effluent uit de conventionele installatie niet meer nabehandeld in het zandfilter. Dit effluent zal meer droge stof bevatten (actief slib) dan het water dat wél wordt nabehandeld. Op basis van de huidige aanvoergegevens naar de rwzi Ootmarsum blijkt overigens dat met een zandfiltercapaciteit van 250 kubieke meter per uur circa 85 procent van het conventionele effluent op jaarbasis kan worden nabehandeld. Op grond van de gedefinieerde ambities en uitgangspunten is een ontwerp voor de biozone gemaakt. Voorafgaand hieraan bezocht een delegatie van het waterschap Zweden, waar moerassystemen veelvuldig worden aangelegd om uiteenlopende waterkwaliteitsdoeleinden. De universiteit van Halmstad (professor Stefan Weissner) heeft vervolgens in het ontwerpproces een adviserende en toetsende rol gehad.
In vogelvlucht Voor de ruimtelijke uitwerking is gekozen voor een natuurlijk ogend systeem met organische vormen waarin open water en rietmoeras elkaar afwisselen (afbeelding 2). Als leidraad hiervoor zijn sfeerbeelden genomen afkomstig van materiaal dat verzameld is tijdens het veldbezoek van Waterschap Regge en Dinkel aan de Zweedse zuiveringsmoerassen in de zomer van 2006.
Afb. 2: Ontwerp van de biozone Ootmarsum.
en diepere gedeelten elkaar afwisselen. In de ondiepe delen komen moerasplanten voor maar ook meer aansprekende plantensoorten als gele lis en egelskop. Bomen en struiken maken geen substantieel onderdeel uit van het moeras;
•
De biozone versterkt het functioneren van de verbindingszone langs de Wiemselleiding die het nabijgelegen Agelerbroek en het toekomstige Ottershagen met elkaar verbindt;
Voornaamste uitgangspunten voor het ontwerp • •
• • • •
•
30
Het ontwerpdebiet varieert tussen de 0 en 650 m3/uur. Het systeem dient een redelijke mate van dynamiek te kunnen verdragen gezien de variaties in waterdiepte. Het beschikbare oppervlak is 2,9 hectare. De minimale verblijftijd is 1,5 tot 3 dagen. Een langere verblijftijd is gewenst. De biozone heeft een ecologische meerwaarde voor het lokale en regionale systeem. De biozone heeft een educatieve en PR-functie. Beleefbaarheid van de natuur is daarom ook een belangrijk aspect van het ontwerp. De biozone wordt landschappelijk ingepast.
H2O / 20 - 2008
De golvende oeverlijnen en de rieteilanden en de zo gecreëerde afwisseling tussen riet en open water geven de biozone het gewenste, natuurlijk ogende karakter. Bovendien versterkt deze afwisseling tussen diep en ondiep en open water en moeras de mogelijke diversiteit van het toekomstige ecosysteem. Door het ruimtelijke ontwerp zijn binnen de biozone in het open water ook relatief luwe plekken aanwezig: dit draagt eveneens bij aan de mogelijke diversiteit van het systeem. In de biozone wordt het totale effluent van zowel de MBR als de conventionele straat (+ zandfilter) behandeld. Aan de noordkant verlaat het water de biozone via een stuw. Vlakbij de zuivering is een noodoverloop aanwezig om zo te waarborgen dat de rwzi ook ten tijden van bijzondere omstandigheden het effluent op de Wiemselleiding kan lozen. Ter plekke is tegelijkertijd met het realiseren van de biozone de Wiemselleiding heringericht. Deze is nu natuurlijker door het herprofileren van de oever en de enigszins slingerende loop. Hiermee wordt mede aan de ambitie voldaan dat de biozone bijdraagt
achtergrond kraamkamerfunctie van de biozone voor vissen en amfibieën doorkruisen. In regulier oppervlaktewater zal dit minder snel het geval zijn, omdat dan sprake is van verdunning van het effluent.
Monitoring
De biozone Ootmarsum, na aanplant van het riet.
aan de ecologische verbindingszone tussen het Achelerbroek en Ottershagen. In de afscheiding tussen de Wiemselleiding en de biozone zijn op een aantal plaatsen verlagingen in het maaiveld aanwezig. Zo kan de biozone in tijden van grote afvoer bijdragen aan de waterberging van de Wiemselleiding. Dit was een andere ambitie voor de biozone. De beleefbaarheid en het recreatief medegebruik is in het ontwerp vormgegeven door de aanleg van een uitkijkpunt in het zuiden van de biozone nabij de rwzi. Een fietspad leidt naar dit uitkijkpunt. De voedselrijke toplaag van de voormalige landbouwgronden is in zijn geheel afgevoerd, waardoor de kans op fosfaatnalevering vanuit de bodem nihil is. De verblijftijd van het water in het systeem is variabel en varieert afhankelijk van het wateraanbod tussen de 20 uur en 7,3 dagen (zie kader).
Innovatief karakter De biozone is ingericht met de gedachte het zuiveringswater hier ecologisch zo te veranderen dat het, zonder problemen, kan worden opgenomen in het ontvangende systeem en dit zelfs versterkt. De Wiemselleiding bestaat in de zomer voor meer dan de helft uit rwzi-effluent. De rwzi is de enige lozing op de Wiemselleiding. Deze feiten vormen tezamen met de hoge doelstelling voor de Wiemselleiding en voor het toekomstige waterbergingsgebied Ottershagen belangrijke motieven voor de ‘ecologisering’ van het effluent. Met de ecologisering van effluent in een helofytenfilter is al eerder ervaring opgedaan, onder andere bij de rwzi Everstekoog en andere locaties die onder de Waterharmonica-paraplu zijn gepresenteerd. Ootmarsum is echter niet zonder meer hiermee vergelijkbaar, omdat hier sprake is van vergezuiverd effluent door een mix
van vernieuwende zuiveringstechnieken (zandfilter en MBR). Het effluent is nagenoeg steriel. Daarnaast bevat het niet alleen lage nutriëntgehalten en organisch stofgehalten, maar bovendien nagenoeg geen actief slib (<1 mg/l). Alleen bij langdurig grote aanvoer kan het gemiddelde gehalte iets stijgen (circa 2 mg/l). Het ecologische systeem zal daardoor veel minder voedselrijk zijn dan in andere aan rwzi’s geschakelde systemen en de ontwikkelingstijd van het ecosysteem zal in verhouding langer zijn. Gezien de relatief geringe verblijftijd van het water in het systeem in combinatie met de nutriëntgehalten worden problemen met algenbloei niet verwacht in de periode dat het systeem nog niet goed is ontwikkeld. De ontwikkeling van zuurstofloosheid behoort naar verwachting wél tot de mogelijkheden in de eerste paar jaar na aanleg. Tot nu toe is het water in de biozone echter kraakhelder en aanzienlijke hoeveelheden watervlooien worden reeds waargenomen. Om waterkwaliteitsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, is de biozone na aanleg beplant met riet en waterplanten (ondergedoken en drijvende waterplanten). De biozone heeft vanwege de geringe voedselrijkdom en trage opbouw van een basis hoeveelheid organisch stof naar verwachting vijf jaar nodig om zich te ontwikkelen. Daarna levert het naar verwachting de gewenste positieve bijdrage aan het lokale en regionale watersysteem in verschillende stappen van de voedselketen. Een mogelijk risico van de biozone is dat het een trekpleister wordt voor vogels. Dit zal dan leiden tot een verhoging van de hoeveelheid bacteriën en voedingstoffen in de biozone hetgeen natuurlijk een ongewenste ontwikkeling is. Een ander punt van zorg is de invloed van hormoonverstorende stoffen en/of medicijnresten in het effluent die mogelijkerwijs de
Vanwege het vernieuwende karakter van de gerealiseerde biozone, wordt de ontwikkeling nauwlettend gevolgd door middel van een gedegen monitoring van zowel de fysisch-chemische als ecologische (water)kwaliteit. Zo wil Waterschap Regge en Dinkel vaststellen of het water bij het verlaten van de biozone fysisch-chemisch gezien inderdaad van vergelijkbare kwaliteit is als het rwzi-effluent dat de biozone voedt. Daarnaast moet worden vastgesteld of de biozone in potentie inderdaad bijdraagt aan de ontwikkeling van aan water gebonden ecosystemen in de regio. Andere beoogde doelen van de monitoring zijn inzicht geven in de ontwikkeling en het functioneren van de biozone en het genereren van informatie voor de optimalisatie van de werking van de biozone. Dit laatste kan bijvoorbeeld gebeuren in de vorm van aanpassingen in het beheer, onderhoud en de inrichting van de biozone. Verder wordt een logboek bijgehouden met alle beheer- en onderhoudaspecten maar ook opvallende veldwaarnemingen. Deze gegevens vormen een belangrijke bron van informatie bij de evaluatie en verklaring van de meetgegevens. Ervaringen uit het verleden hebben immers laten zien dat bij het ontbreken van dergelijke veldinformatie het functioneren van soortgelijke systemen (bijvoorbeeld helofytenfilters) achteraf nauwelijks meer valt te verklaren. Het waterschap doet er in Ootmarsum (bijna) alles aan om de lozing van effluent zo min mogelijk van invloed te laten zijn op het aanwezige natuurlijke watersysteem. In hoeverre dit lukt en toepasbaar is voor andere rwzi’s, zal in de loop van de tijd duidelijk worden. Dick de Vente (Waterschap Regge en Dinkel) Evalyne de Swart (Grontmij)
Verblijftijd van het water Het netto oppervlak van de biozone (brutto oppervlak - onderhoudspad en inrichtingsstrook langs de Wiemselleiding) bedraagt in totaal 2,3 hectare. Het volume bedraagt 13.000 kubieke meter. Bij belasting met 150 kubieke meter water per uur bedraagt de verblijftijd 3,6 dagen. Indien de biozone wordt belast met 650 kubieke meter water per uur dan bedraagt de verblijftijd (tijdelijk) 20 uur. Bij een aanbod van 75 kubieke meter per uur bedraagt de verblijftijd 174 uur (7,3 dagen).
H2O / 20 - 2008
31
Honeywell, de juiste keuze
Honeywell waterregeltechniek Honeywell biedt altijd een intelligente en innovatieve oplossing voor uw drink- of proceswatertoepassing. Appendages voor het garanderen van een perfecte werkdruk, volumestroom en de beveiliging van waterkwaliteit in het aanvoer- en afname netwerk. Voortdurende ontwikkeling van producten en de langdurige beschikbaarheid van vervangingsonderdelen garanderen de bedrijfszekerheid van uw installatie. Hierdoor is Honeywell een betrouwbare partner voor nu en in de toekomst. Wilt u meer weten over waterregeltechniek of andere Honeywell producten? Kijk op www.regelvisie.nl of bel de Honeywell Infolijn: 020-56 56 392 © 2008 Honeywell B.V. AD0285
opinie Omgekeerde hydrologie Naar aanleiding van de artikelen over numerieke verdroging1),2),3) verscheen onlangs in Stromingen een reactie over het gebruik van de drainage- en voedingsweerstand4). In dat artikel geeft Kees Maas expliciet aan het niet eens te zijn met het door ondergetekenden gehanteerde voorbeeld dat een weerstandsbiedende laag in het bodemprofiel bij een freatische winning tot gevolg heeft dat de stijghoogte onder deze laag meer beïnvloed wordt door de winning dan de stijghoogte boven deze laag3). Daarnaast zegt Kees Maas het niet eens te zijn met de invloed van een weerstandbiedende laag in het bodemprofiel op de spreidingslengte. In het artikel wordt het gebruik van tijdreeksanalyse voor het controleren van meetreeksen voorgesteld. In de ogen van ondergetekenden maakt de auteur enkele malen gebruik van de omgekeerde wereld.
M
et betrekking tot de invloed van een weerstandsbiedend laagje wordt in het artikel van Maas4) gebruik gemaakt van rekenresultaten die ook in een eerdere reactie naar voren zijn gekomen5). De figuren waarop de conclusies zijn gebaseerd, zijn het resultaat van modelberekeningen. Een model is in een wetenschappelijke of technische context een vereenvoudigde voorstelling, beschrijving of nabootsing van (een deel van) de werkelijkheid. Een model kan formeel zijn (bijvoorbeeld een wiskundige vergelijking, een diagram of een tabel) of informeel (een beschrijving in woorden). Binnen de hydrologie is een model niets anders dan een aaneenschakeling van één of meerdere concepten die de werkelijkheid in vereenvoudigde vorm beschrijven en geformaliseerd zijn in de vorm van één of meerdere formules. Hierdoor is het niet mogelijk om op basis van modelberekeningen tot de conclusie te komen dat een fenomeen, dat in de werkelijkheid wordt waargenomen, niet kan bestaan. Indien in zo’n geval een model wordt gebruikt om aan te tonen dat iets niet voor kan komen, dan hebben we te maken met de omgekeerde wereld, waarbij
de praktische werkelijkheid moet voldoen aan de theorie, welke geformaliseerd is in een model. Het gebruik van een model als bewijs is derhalve niet mogelijk. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat in het gehanteerde rekenvoorbeeld helemaal geen gelaagdheid is opgenomen. Modellen worden overigens steeds complexer, waardoor het voor een modelleur steeds lastiger wordt om de interactie tussen de modelconcepten te beredeneren. Mede hierdoor wordt het model in toenemende mate gezien als de werkelijkheid, waarbij modellen bijvoorbeeld worden gebruikt om inzicht te verschaffen, terwijl het model eigenlijk een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid is. Daarnaast dient ook te worden opgemerkt, dat in modellen mechanismen of delen daarvan kunnen ontbreken of niet goed op elkaar aansluiten, hetgeen van invloed kan zijn op de modelresultaten.
Metingen Recentelijk zijn binnen het invloedsgebied van een drinkwaterwinning metingen uitgevoerd waarbij gebruik is gemaakt van meerdere peilbuizen op verschillende dieptes op één locatie. Op deze locatie
zijn zes peilfilters geplaatst waarbij de filterstelling zo goed mogelijk is afgestemd op de bodemkundige situatie (zie afbeelding 1). De filters zijn weergegeven in de vorm van een zwarte kolom. In het bodemprofiel, een sterk lemige zeer fijnzandige humuspodzolgrond, komen enkele sterk tot zeer sterk lemige laagjes voor (veelal lossleemlaagjes) die in de figuur met bruine banden zijn weergegeven. In afbeelding 2 zijn de meetgegevens voor de verschillende peilbuizen weergegeven. De peilfilters zijn onderling op enkele meters afstand geplaatst (zie foto). In het totaal geperforeerde filter is een drukopnemer geplaatst, wat is weergegeven in de vorm van een doorgetrokken lijn (zie afbeelding 2). Op ongeveer tien meter afstand staat een peilbuis (28HL0050) die waargenomen wordt in het kader van een drinkwaterwinning. De stijghoogte in deze peilbuis komt goed overeen met het diep geplaatste peilfilter (locatie B1). In de grafiek zijn de stijghoogteverschillen tussen de verschillende peilbuizen duidelijk waarneembaar. Om een indruk te krijgen van de verschillen tussen de stijghoogte in een diep geplaatst Afb. 1: Schematische weergave van de filterstelling.
De meetlocatie onder natte omstandigheden (23 januari 2008).
H2O / 20 - 2008
33
peilfilter en de freatische grondwaterstand is een frequentieverdeling gemaakt van het maximale verschil (zie afbeelding 3). Hieruit blijkt dat de verschillen in de gemeten stijghoogten tussen de diverse peilbuizen langdurig kunnen voorkomen en zelfs op kunnen lopen tot ongeveer een meter. Daarnaast kan worden opgemerkt dat de gemeten stijghoogteverschillen voor het merendeel betrekking hebben op een situatie waarbij zowel de diepe als de ondiepe stijghoogte boven het niveau van de leemlaag(en) die het merendeel van het peilverschil veroorzaken uitkomen. Hierdoor kan men aannemen dat het voornamelijk om een verzadigde situatie gaat en niet of nauwelijks gesproken kan worden over een schijngrondwaterstand. Ook blijkt dat het gebruik van een totaal geperforeerd filter een min of meer gemiddelde grondwaterstand aangeeft en in deze situatie ook de freatische grondwaterstand niet reëel weergeeft. Dit kan tot gevolg hebben dat het incidenteel meten van de grondwaterstand met behulp van open boorgaten, de zogenaamde gerichte opnames, indien te diep is doorgeboord, niet altijd overeen hoeven te komen met de freatische grondwaterstand. De meetgegevens geven ook aan dat het correleren van incidentele metingen aan peilbuizen bedenkelijk is en dat het resultaat wordt bepaald door het moment van opname en de filterstelling van de peilbuizen die gebruikt worden bij de correlatie.
Drainage- en voedingsweerstand Door grondwateraanvulling stijgt de grondwaterstand. Indien de grondwaterstand stijgt tot boven de ontwateringbasis, wordt een grondwaterstroming opgewekt naar de ontwateringsmiddelen (sloten/buisdrainage). Een deel van de grondwateraanvulling kan als wegzijging het gebied verlaten, of er kan water van elders worden aangevoerd (kwel). Verschillen in oppervlaktewaterpeilen kunnen eveneens een grondwaterstroming opwekken. Bij de berekening van effecten van ingrepen in het hydrologisch systeem is de weerstand van het systeem van belang. In de praktijk worden de begrippen drainageweerstand en voedingsweerstand gebruikt. Beide weerstanden verschillen van elkaar indien sprake is van een weerstandbiedende laag in de ondergrond. De drainageweerstand (cd) omvat de totale weerstand die de afvoer van het neerslagoverschot ondervindt vanaf het freatisch vlak naar de waterlopen. De voedingsweerstand (c*) heeft betrekking op de totale weerstand tussen het ontwateringssysteem en het watervoerend pakket en is met name gedefinieerd om grondwaterstandsverlagingen te berekenen bij een onttrekking aan het watervoerend pakket6). De voedingsweerstand is dus gelijk aan7),8): c* = cd* + c9) Ook Ernst9) geeft aan dat de drainageweerstand in vereenvoudigde vorm meegenomen kan worden in analytische berekeningen indien een afzonderlijke beschouwing van elk ontwateringmiddel achterwege blijft. Voor grotere deelgebieden, die intern als homogeen worden
34
H2O / 20 - 2008
Afb. 2: Tijd-stijghoogtelijnen voor alle peilfilters.
aangenomen, kan de drainageweerstand als fictieve c-waarde (c*), in de vorm van een diffuse bron, aan de bovenzijde van het geologische profiel meegenomen worden9),10). In het artikel van Maas is gebruik gemaakt van het proefschrift van Ernst. Op basis hiervan wordt de afleiding gegeven om te komen tot een voedingsweerstand. Het is echter opmerkelijk dat Maas hierbij in tegenstelling tot het bovenstaande tot de omgekeerde conclusie komt, namelijk dat de voedingsweerstand altijd kleiner is dan de drainageweerstand, terwijl onder andere Ernst in 1983 een afleiding heeft gegeven voor de voedingsweerstand en deze per definitie juist gelijk of hoger is dan de drainageweerstand8),9),11),12).
Tijdreeksanalyse In het artikel van Maas wordt voorgesteld om tijdreeksanalyse te gebruiken om meetreeksen te controleren en/of te corrigeren voor neerslag en verdamping.
Hierbij wordt gesteld dat indien geen tijdreeksmodel van een meetlocatie kan worden gemaakt, deze niet geschikt is om hiermee een grondwatermodel te kalibreren. Ook dit is een voorbeeld van de omgekeerde wereld. In plaats van het toetsen van een model aan de metingen worden de metingen getoetst aan een model om de kwaliteit van de metingen te bepalen. Het gevolg hiervan is, dat de metingen dienen te voldoen aan onze modelconcepten. Dit betekent ook dat wij niet of nauwelijks meer in staat zijn om afwijkende (lokale) hydrologische processen in het landelijk gebied te kunnen verklaren. Indien een veel gebruikt lineair tijdreeksmodel de meetgegevens onvoldoende op basis van het neerslagoverschot kan verklaren, kan dit mogelijk juist een interessante meetlocatie zijn. Er dient hierbij wel te worden opgemerkt dat het ook mogelijk is dat de metingen kunnen afwijken, omdat metingen niet kloppen of het peilfilter verstopt zit, waardoor de reactie op een neerslagimpuls niet correct tot uiting komt in de metingen. Voorts kan het
Afb. 3: Frequenties van het maximale potentiaalverschil tussen de diepe peilbuis (B1) en één van de ondiepere peilfilters.
opinie juist interessant zijn als het een meetlocatie betreft, waarvan de grondwaterstand periodiek wordt beïnvloed door een storende laagje, een textuursprong of andere afwijkende lagen in het bodemprofiel, waardoor allerlei niet-lineaire effecten op kunnen treden. Dit kunnen dan juist weer interessante locaties voor bepaalde vegetatietypen zijn of juist locaties waar de agrariër periodiek wateroverlast ondervindt, wat hem beperkt in zijn bedrijfsvoering. Door meetgegevens te toetsen aan onze modelconcepten kunnen op den duur dit soort interessante meetlocaties verdwijnen, omdat ze niet voldoen aan onze kennis van het systeem en als niet-bruikbare meetlocatie komen te vervallen. De screening van meetgegevens met modellen heeft ook tot gevolg dat we alleen maar locaties overhouden die op vergelijkbare manier, conform onze modelconcepten, reageren op een neerslagimpuls, waardoor we in Nederland gelijksoortige hydrologische meetlocaties van de grondwaterstand overhouden. Dit kan weer tot gevolg hebben dat we keer op keer door onze gescreende meetgegevens worden bevestigd in het gelijk van het model, aangezien geen
meetgegevens meer voorhanden zijn die het tegendeel bewijzen. Uiteindelijk heeft dit tot gevolg dat de praktijk en theorie steeds verder uit elkaar groeien, waardoor de grondgebruiker met al zijn bodemkundige problemen niet of nauwelijks meer wordt begrepen, hetgeen van invloed kan zijn op het draagvlak voor maatregelen. Jaco van der Gaast, Henk Vroon en Harry Massop (Alterra) NOTEN 1) Van der Gaast J., H. Vroon en H. Massop (2006). Verdroging veelal systematisch overschat. H2O nr. 21, pag. 39-43. 2) Van der Gaast J., H. Massop en H. Vroon (2007). Kwantificering verdroging. H2O nr. 3, pag. 25-28. 3) Van der Gaast J., H. Vroon en H. Massop (2008). Oorzaak en gevolg van numerieke verdroging. H2O nr. 5, pag. 51-56. 4) Maas K. (2008). Drainageweerstand en voedingsweerstand van een freatische aquifer. Stromingen nr. 2. 5) Maas K., J. van Asmuth en H. Runhaar, (2008). Kanttekeningen bij ‘Oorzaak en gevolg van numerieke verdroging’. H2O nr. 9, pag. 22-24.
6) Technische werkgroep grondwaterplan (1985). Rapport van de technische werkgroep grondwaterplan deel 1, 2 en 3. Provinciaal bestuur van Drenthe. 7) Wit K., H. Massop en J. te Beest (1991). Relatie tussen oppervlaktewater en grondwater in de provincie Drenthe. DLO Staring Centrum. Rapport 134. 8) Van Drecht G. (1997). Modellen voor diffuse ontwatering in de toplaag. Stromingen nr. 2, pag 5-16. 9) Ernst L. (1983). Wegzijging en kwel; de grondwaterstroming van hogere naar lagere gebieden. ICW. Rapport 7. 10) Van der Schaaf S. (1995). Snelle oudjes: toepassing van Mazure’s oplossingen voor eerste effectschattingen van waterhuishoudkundige veranderingen. H2O nr. 25, pag. 750-753. 11) Lange W. (1997). Nieuwe inzichten in het gebruik van voedingsweerstand of drainageweerstand in de randvoorwaarde van een grondwatermodel. Stromingen nr. 2. 12) Groenendijk P., W. de Lange en K. Kovar (2002). Modelconcepten voor de interactie tussen verzadigd grondwater en oppervlaktewater. Stromingen nr. 2.
advertentie
Pompen Afsluiters Systemen ■
■
Revisie noodzakelijk? Er zijn ook alternatieven mogelijk. Wereldwijd vertrouwen klanten op onze pompen, afsluiters en systemen. Niet in de laatste plaats omdat efficiency, een lange levensduur en bovenal veelzijdigheid bij onze producten centraal staan. Neem nou de pomp van het type Etanorm van KSB. Een bewezen betrouwbare schoonwater normpomp, waarvan er alleen al in Nederland vele duizenden draaien; een pomptype dat uitblinkt in eenvoud, maar ook in mogelijke materiaal-, asafdichtings- en opstelvarianten. Een pomp die standaard geleverd kan worden in een uitvoering die geschikt is voor drinkwater. Vanwege zijn korte levertijd, genormeerde maatvoering volgens EN733 en concurrerende prijsniveau kan het een prima alternatief zijn voor een revisie van uw huidige pomp.
80012
KSB Nederland B.V. – Wilgenlaan 68 – 1161 JN Zwanenburg – www.ksb.nl –
[email protected]
H2O / 20 - 2008
35
Advies van de Deltacommissie vergt breder perspectief Op 3 september presenteerde de Deltacommissie haar advies over hoe Nederland zich komende eeuw - ook onder de meest extreme klimaatscenario’s - kan beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. De maatregelen die zij voorstelt, zijn gebaseerd op de bovengrenzen van onzekerheden in de fysieke omgeving. Onzekerheden in de sociaal-maatschappelijke omgeving worden door de commissie onderkend, maar niet meegenomen in het formuleren van maatregelen. De uitdaging blijft om op strategieën in te zetten die - rekening houdend met onzekerheden - robuust zijn. In dit artikel worden het advies van de Deltacommissie en de reacties daarop gepositioneerd in een perspectievendriehoek. Ondergetekenden bieden een handreiking om sociaalmaatschappelijke onzekerheden te benoemen om zodoende niet alleen een klimaatbestendige, maar ook een toekomstbestendige strategie te kunnen formuleren. Kortom: wat kunnen sociaal-maatschappelijke onzekerheden betekenen voor de houdbaarheid van het door de Deltacommissie voorgestelde deltaprogramma? n het advies van de Deltacommissie1) zijn onzekerheden in de fysieke omgeving en dan vooral op het vlak van klimaat en zeespiegelstijging nauwkeurig onderzocht en opgenomen in verschillende scenario’s. Scenario’s geven bandbreedten aan waarbinnen de toekomst zich kan ontvouwen2). Voor wat betreft de zeespiegelstijging wordt door de Deltacommissie rekening gehouden met een bandbreedte van 0,65 tot 1,30 meter in 2100 en van een stijging van 2 tot 4 meter in 2200. Daarnaast worden scenario’s besproken voor rivierafvoeren en klimaat. Men stelt dat het verstandig is met die bovengrenzen rekening te houden, zodat de maatregelen die worden getroffen voor lange tijd houdbaar zijn tegen de achtergrond van wat Nederland mogelijk te wachten staat. Het verkennen van een breed scala aan mogelijke toekomsten stelt wetenschappers en beleidsmakers in staat om risico’s beter inzichtelijk te maken en hierop te anticiperen, zodat Nederland ook op de lange termijn klimaatbestendig zal zijn. De Deltacommissie hanteert de bovengrenzen voor zeespiegelstijging, rivierafvoer en klimaatverandering; hoe het klimaat de komende eeuw werkelijk verloopt, blijft onzeker.
I
Behalve met onzekerheden in de fysieke omgeving heeft (de inrichting van) onze samenleving ook te maken met onzekere ontwikkelingen in de socio-economische en sociaal-maatschappelijke omgeving (de perspectieven)3). De Deltacommissie benoemt deze ontwikkelingen en geeft aan dat ruimtedruk en bereidheid tot investeren als dominante socio-economische variabelen voor de lange termijn worden beschouwd. Deze variabelen lijken vervolgens echter niet terug te komen in de keuze voor maatregelen. Over een veranderende maatschappelijke context en hieraan gerelateerde behoeften, waarden en prioriteiten stelt de Deltacommissie: “We hoeven slechts in gedachten terug te gaan naar het jaar 1900 om de hachelijkheid in te zien van een poging ons een voorstelling te maken van hoe de wereld er over 100 jaar uit zou kunnen zien.” De rol van wetenschap is echter niet het voorspellen van de toekomst. Veel
36
H2O / 20 - 2008
meer gaan wetenschappers uit van ‘wat als’-redeneringen’ om draagvlak voor beleidsmaatregelen aan een kritische analyse te onderwerpen. Deze analyse wordt gevoed vanuit de perspectievenbenadering, te meer omdat de perspectieven die hiervoor als uitgangspunt dienen door de jaren heen stabiel en herkenbaar zijn. Vele eeuwen geleden waren zij reeds identificeerbaar en zullen dit ook de komende tijd blijven.
Veranderend waterbeheer en verschuivende perspectieven Onzekerheden in de sociaal-maatschappelijke omgeving in relatie tot waterbeheer hebben betrekking op verschillende interpretaties van risico’s, oplossingsrichtingen, prioriteiten en waarden. Zij komen samen in zogenaamde perspectieven, welke gedefinieerd kunnen worden als perceptuele filters (‘gekleurde bril’) waardoor men de wereld om zich heen interpreteert (het wereldbeeld), en welke leidend is voor handelen4) en de keuze voor waterbeheerstrategieën (de managementstijl). Veelal worden drie stereotype perspectieven onderscheiden: de hiërarchist, de egalitair en de individualist5),6),7), respectievelijk ook wel controlist, milieudenker en marktoptimist genoemd. Volgens de hiërarchist is het klimaatprobleem serieus, maar controleerbaar. De gevolgen van klimaatverandering kunnen middels normstellingen, overheidsregulering en controlerende maatregelen als dijkenbouw worden voorkomen. De egalitair meent dat het klimaatprobleem uit de hand loopt en heeft geen vertrouwen in overheidsregulering of technologische innovaties. Er moet ruimte aan natuur en water worden gegeven; maatschappelijke functies dienen zich aan te passen aan waterpeil, overstromingskansen en natuur. Volgens de individualist tenslotte is geen sprake van een wezenlijk klimaatprobleem. Klimaatverandering biedt juist mogelijkheden op het gebied van zelfontplooiing en economie. Mochten onverwacht toch problemen ontstaan, dan zullen de vrije markt en technologie uitkomst bieden. Amfibisch wonen, waarin technologie gecombineerd wordt met woongenot aan het water, geniet de voorkeur5).
Binnen een maatschappij bestaan vrijwel altijd verschillende perspectieven naast elkaar. Stel tien willekeurige Nederlanders of waterbeheerders de vraag “wat betekent water voor u en hoe zou het beheerd moeten worden?” en u krijgt waarschijnlijk tien verschillende antwoorden die zaken gemeenschappelijk hebben, maar op enkele punten ook fundamenteel kunnen verschillen. Daarnaast zijn dergelijke perspectieven niet statisch, maar veranderen ze door de tijd heen. Zo kan men het begin van de 20e eeuw typeren door een groot vertrouwen in de economie met een florerende steenkoolindustrie. Het vertrouwen in zowel de toekomst als technische mogelijkheden was groot. Mede hierdoor was er een grote impuls voor de scheepvaart die de steenkool snel en met grote hoeveelheden vanuit Zuid-Nederland naar de Rotterdamse haven moest varen. Rivieren (en in dit voorbeeld met name de Maas) werden in toenemende mate rechtgetrokken en genormaliseerd middels civiel-technische ingrepen om hen het gehele jaar bevaarbaar te maken. Vanaf de jaren 50 echter veranderde het perspectief op water en natuur drastisch. Mede door een aantal calamiteiten en gebeurtenissen als de endosulfanvergiftiging van de Rijn (1969), de ramp in Tjernobyl, de brand in de fabriek van Sandoz (beiden in 1986) en latere gebeurtenissen, zoals de publicatie van ‘Limits to growth’, de flower power en de opkomst van de milieubeweging, ontstond het idee dat de mens was doorgeschoten in het controleren van water en natuur. Rivieren moesten meer zijn dan alleen een rechte bak water. Beleid waarin ruimte was voor natuurontwikkeling en -herstel, mede ingegeven door ideeën als Plan Ooievaar, waren hiervan het gevolg8). Uit deze historische illustratie* blijkt dat sociaal-maatschappelijke perspectieven veranderbaar zijn en gevolgen hebben voor het waterbeheer en de mate waarin bepaalde beleidsdoelen en - prioriteiten wenselijk worden bevonden. Dit kan leiden tot een verschuiving in afwegingen tussen veiligheid enerzijds en natuur en cultuurhistorie anderzijds. Het geen rekening houden met dergelijke perspectivistische factoren kan verlies aan draagvlak
opinie
voor maatregelen met zich mee brengen. In het uiterste geval - wanneer een strategie niet meer past bij geldende denknormen zal een strategie herzien moeten worden.
Advies in perspectief De Deltacommissie lijkt vooralsnog een weg te zijn ingeslagen waarbij normstellingen, overheidsverantwoordelijkheden en
het voorkomen van overstromingen hoofddoel zijn geworden. Dit past zowel qua wereldbeeld als managementstijl vooral bij het hiërarchistische perspectief
H2O / 20 - 2008
37
(zie de positionering van het advies van de Deltacommissie in de perspectievendriehoek). In deze figuur zijn ook reacties en de kritiek op het advies gepositioneerd. Hieruit komt voort dat de huidige discussie9) in beperkte mate wordt gevoed door individualistische en egalitaire standpunten. De positionering van perspectieven in de perspectievendriehoek komt tot stand middels een in het BSIK Leven met Water-project ‘Perspectieven in Integraal Waterbeheer’ ontwikkelde methode3). Hierbij wordt gebruik gemaakt van een perspectievenkaart waarop verschillende aspecten van wereldbeeld en managementstijl staan die volgens drie verschillende perspectieven ingevuld kunnen worden (zie voorbeeld in tabel 1). De informatie uit deze kaart wordt vervolgens in een driehoek geplot (zie hiernaast). Binnen een hiërarchistische samenleving kan men - nu en in de toekomst - op draagvlak rekenen voor de door de Deltacommissie geschetste strategie. Maar wat zijn de gevolgen wanneer ons maatschappelijk denkbeeld verandert richting het perspectief van de egalitair of de individualist? Verschuiven we richting egalitarisme, dan zou in het rivierengebied sterker ingezet moeten worden op het geven van ruimte aan de rivier. Dit impliceert dat de maatregelen die nu ingezet worden, flexibiliteit moeten tonen en aanpasbaar moeten zijn. Het op gecontroleerde wijze laten overstromen van gebieden (zoals nu gebeurd met de ‘groene’ rivieren in het programma Ruimte voor de Rivier) moet dan plaatsmaken voor grootschalige reservering en vrijmaking van ruimten, volgens het principe ‘functie volgt peil’. De bestemming van bebouwing die nu beschermd wordt door dijken, zal opnieuw onder de loep genomen moeten worden. Verschuiven we richting individualisme, dan zal reservering van ruimte als onnodig en zelfs verspillend worden gezien. De druk op de ruimte is groot genoeg en elk oppervlak dient daarom goed besteedt en optimaal benut te worden. Bovendien zijn de rivieren een belangrijke transportader. Toenemende rivierafvoeren hoeven zeker niet als gevaar te worden beschouwd: zij bieden uitstekende kansen om innovatieve technologieën te combineren met optimaal woongenot en recreatie. Amfibisch wonen, zowel binnen- als buitendijks, zal aan populariteit winnen. Dijken zullen een nevenfunctie krijgen, op sommige plaatsen verwijderd worden of - wanneer het gaat om gebieden met een hoge economische bedrijvigheid gehandhaafd blijven. Dit is slechts een voorbeeld waaruit blijkt dat het relevant is maatschappelijke perspectiefverschuivingen mee te nemen in waterbeleid voor de lange termijn. Zo kan men strategieën toetsen aan veranderende omgevingen en steeds de vraag stellen of een strategie in een dergelijk geval robuust (acceptabel en effectief ), dan wel flexibel (eenvoudig veranderbaar) en daarmee dus langer ‘houdbaar’ is.
38
H2O / 20 - 2008
Positionering van het advies van de Deltacommissie alsmede reacties en kritieken op het advies in de perspectievendriehoek. Tabel 1: Uitsnede van de perspectievenkaart met drie perspectivistische invullingen betreffende de omgang met veiligheid. De perspectievenkaart omvat in totaal 14 aspecten van wereldbeeld of managementstijl.
omgaan met veiligheid
overstromingspreventie en controle van de afvoer
Uitdagingen Een blauwdruk om met inachtneming van onzekerheden in perspectief te komen tot duurzaam waterbeheer bestaat momenteel nog niet. Een consortium** bestaande uit onder meer Deltares, ICIS-Universiteit Maastricht, DRIFT, Universiteit Utrecht en Universiteit Twente is bezig een methode te ontwikkelen voor het formuleren van robuuste en flexibele strategieën in een onzekere wereld10). Op basis van dit project geven we alvast een paar aanbevelingen voor (de implementatie van) het advies van de Deltacommissie: • Analyseer naast onzekerheden in het fysische systeem ook sociaal-maatschappelijke onzekerheden bij het maken van een waterbeheerstrategie voor de lange termijn. Deze tweede groep van onzekerheden is minstens zo belangrijk voor ons waterbeheer en het definiëren van toekomstbestendige strategieën als het klimaat. Hiervoor is het van belang om bij de analyse de verschillende perspectieven vertegenwoordigd te hebben. Dit kan getoetst worden door het perspectief van betrokkenen in beeld te brengen. Om alle onzekerheden goed af te tasten, is het waardevol om ook individualistische en egalitaire visies nadrukkelijker in de analyse mee te nemen; • Bedenk verschillende strategieën vanuit de perspectieven. Dit helpt met het verkennen van verschillende oplossingrichtingen en vergroot het inzicht in de verschillen, maar ook in de
mijden van overstromingsgevoelige gebieden en risico’s
aanpassen aan/ benutten van overstromingen of verzekeren
overeenkomsten. In een maatschappij waarin het dominante perspectief verandert, zullen maatregelen ook anders gewaardeerd worden. De robuustheid van een maatregel is dan ook niet beperkt tot de mate van klimaatverandering die deze kan opvangen, maar hangt ook af van hoe de maatregel op de lange termijn door de maatschappij gewaardeerd wordt. Maatregelen die terug komen in meerdere perspectieven, kunnen rekenen op een groter draagvlak, ook in de toekomst. Bovendien kan het ‘beste’ uit verschillende strategieën gecombineerd worden tot een vernieuwende strategie. De uiteindelijke realisatie van de Oosterschelde vertoont enkele elementen van een dergelijke synergieoplossing. Aanvankelijk hiërarchistische ideeën (afdamming voor primaire veiligheid) zijn op basis van kritieken uit egalitaire en individualistische hoek gaandeweg omgevormd tot een vernieuwende maatregel waarbij controle en veiligheid (hiërarchist), aandacht voor ecologie en hierdoor een deels open karakter van de Oosterschelde (egalitair) en een in het oog springend innovatief bouwwerk (individualist) gecombineerd zijn. Daarnaast kan ingezet worden op ruimtelijke variatie door bijvoorbeeld in het ene gebied in te zetten op een egalitaire strategie en in het andere op een meer hiërarchistische strategie. Vergelijkbare ontwikkelingen worden reeds in het advies benoemd; er is verschil in aanbeveling voor de Zeeuwse
opinie Tabel 2: De aanbevelingen uit het advies van de Deltacommissie met opmerkingen of kritiekpunten vanuit de drie perspectieven. De kleuring geeft het overheersend perspectief van de betreffende maatregel aan.
aanbeveling
hiërarchist / controlist
egalitair / milieudenker
individualist / marktoptimist
1. Veiligheidsniveau dijkringen met factor 10 verbeteren, aanleg Deltadijk
Maakt ons kwetsbaar voor terroristische aanslagen.
We zijn doorgeschoten in het controleren van water. Veiligheidsnorm is overdreven hoog, ruimte reserveren voor water is beter.
Opschroeven veiligheidsnorm is te voorbarig. Meer oog voor kansen multifunctioneel gebruik Deltadijk in plaats van louter gericht op veiligheid.
2. Nieuwbouwplannen op fysisch ongunstige locatie baseren op kosten-batenanalyse. De regio die profiteert, betaalt de kosten.
Kosten-batenanalyse leidt de aandacht af van veiligheid, hetgeen leidend moet zijn. Nationale overheid ten alle tijden verantwoordelijk voor veiligheid.
Schade aan natuur is niet altijd in geld uit te drukken, getuigt tevens van gebrek aan solidariteit: verschillende schaalniveaus/regio’s dienen in samenhang te worden bezien.
Geef meer verantwoordelijkheden aan de markt en private bedrijven.
3. Buitendijkse bebouwing mag afvoer niet belemmeren. De overheid heeft faciliterende rol. Buitendijks wonen is verantwoordelijkheid bewoners.
Overheid dient verantwoordelijk te zijn voor veiligheid tegen overstroming. Sterker de nadruk op controle van de afvoer.
Buitendijks gebied behoort aan de rivier. Iedere vorm van bebouwing dient te worden verwijderd. Herstel van natuur prioriteit.
Innovatieve vormen van leven met het water (zoals het amfibisch wonen) zijn kansrijk en zorgen voor optimaal woongenot aan het water.
4. Zandsuppletie en aangroeien Noordzeekust.
Opgespoten materiaal erodeert sneller dan bestaand materiaal en regelmatige herhaling is nodig. Nog geen optimale controle.
Effecten op ecologie onduidelijk en onvoorspelbaar. Te weinig focus op aanpak oorzaken klimaatverandering.
Ruimte die ontstaat door bredere kust gebruiken voor bebouwing of grootschalige recreatie, anders is het ruimteverspilling.
5. Meegroeiend waddengebied door zandsuppleties, voortbestaan in huidige vorm onzeker.
Veiligheid eilandpolders en de kust van Noord-Nederland dient absoluut gewaarborgd te worden. Meer onderzoek naar handhaving veiligheid aldaar.
Te zeer volgens maakbaarheidsgedachte. Natuur ipv veiligheid zou leidend moeten zijn. Zandsuppletie overbodig: natuurlijk herstel voorop. Bovendien lopen schelpdieren gevaar.
Kansen waddengebied worden onderbelicht. Middels innovatieve ingrepen kan het waddengebied de internationale blikvanger van Nederland worden.
6. Oosterschelde handhaven tot één meter zeespiegelstijging, daarna zoeken naar oplossing voor veiligheid waarbij getijdendynamiek hersteld kan worden.
Te afwachtend en reactief. Nu al nadenken over waarborging veiligheid, te meer omdat snelheid zeespiegelstijging nog kan veranderen. Het stoppen van de getijdenwerking is onderdeel vaderlandse geschiedenis, cultuur en identiteit; behoud is belangrijk.
Te afwachtend en reactief. We moeten nu al maatregelen nemen om de getijdendynamiek te herstellen voordat het te laat is. Kwetsbaarheid natuur onderbelicht.
Oosterschelde biedt vooral kansen, door gebruik te maken van innovatieve technologieën die voorhanden zijn. Behoud grootschalige defensie noodzakelijk voor handhaven imago.
7. Westerschelde openhouden voor het estuarium en vaarroute Antwerpen. Ook dijkversterking.
Sceptisch tegenover de vraag hoe overheidsverantwoordelijkheid bewaakt blijft.
Dijkenbouw en ontwikkeling estuarium gaan moeizaam samen. Zo kan de natuur zich niet herstellen en bewegen we niet mee met de natuur.
Te voorzichtig. Voor de haven van Rotterdam kan uitbreiding Westerschelde van groot belang zijn.
8. Krammer-Volkerak-Zoommeer voor tijdelijke berging van overtollig rivierwater. Natuurlijke overgang zoet-zout.
Bezorgd over zoetwatervoorziening. Daarnaast is meer nadruk op controle overstroming en voorkomen overlast gewenst.
Tijdelijke berging is niet voldoende: gebied structureel reserveren voor hoge afvoeren. Meer oog voor hinder natuur als gevolg van plotse hoeveelheden zoet water.
Veel te omslachtig: overgang zoet-zout brengt bovendien extra rompslomp met zich mee voor tal van functies waaronder drinkwatervoorziening en landbouw.
9. Rivierengebied: afstemming met buurlanden, ruimte reserveren, uitvoeren Maaswerken en ‘Ruimte voor de Rivier’.
Oog blijven houden voor winwinsituaties en combineren van functies. Nationale overheid moet leidend blijven.
Te weinig aandacht voor de droogteproblematiek. ‘Ruimte voor de Rivier’ is louter een manier om overstromingen te controleren. Tijd om echt ruimte aan rivier te schenken.
Kost veel te veel kostbare ruimte. Volstrekt onnodig. Beter is het om in te zetten op amfibische woningen.
Momenteel te weinig onderzoek gedaan om harde conclusies te mogen trekken.
Te controlistisch en vanwege aanpassen infrastructuur ten behoeve van de watervoorziening West-Nederland vanuit IJsselmeer te ingrijpend voor natuur.
Onderzoek naar Rijnmond gebied kost veel te veel geld en tijd. Softe maatregelen vervangen door technologische innovaties.
10. Rijnmond ‘afsluitbaar open’. Extreme afvoeren Maas en Rijn via zuidwestelijke delta.
H2O / 20 - 2008
39
•
•
40
aanbeveling
hiërarchist / controlist
egalitair / milieudenker
individualist / marktoptimist
11. Peil IJsselmeer maximaal 1,5 meter verhogen. Behoud functie als zoetwaterreservoir.
Maakt delen Nederland (waaronder Flevoland) erg kwetsbaar voor aanvallen (badkuipeffect), hetgeen niet gecompenseerd wordt door extra beschermende maatregelen.
Zoet-zoutgradiënt herstellen, daarnaast waterverbruik verminderen door gedragsverandering, gebruik grijs water (opvangbekkens in bijvoorbeeld tuinen) en gesloten afvalstromen. Peilverhoging bedreigt ecologie aan oevers. De natuur zal verdrinken.
Focus op behoud zoetwaterreservoir is bangmakerij. Er zijn genoeg technologieën die van brak of afvalwater drinkwater kunnen maken. Nodig is meer privaat ondernemerschap en lef evenals meer marktwerking.
12. Verbindende nationale regie en regionale verantwoordelijkheid, Deltafonds en Deltawet.
Deltafonds beheren door aangesteld persoon die veiligheid boven economie verheft. Plaatst vraagtekens in hoeverre minister van financiën veiligheid boven investeringen verkiest.
Te weinig aandacht voor regionale schaalniveaus en wensen van individuele stakeholders. Bottomup als uitgangspunt, meer samenwerking, iedereen draagt steentje bij.
Meer samenwerking met en verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven.
delta (meer richting natuurlijk herstel en het meegroeien met klimaatverandering en natuurlijke processen) en de aanbevelingen voor de Randstad (controle van hoogwater middels deltadijken); Bedenk vanuit ieder perspectief mogelijke kritiekpunten op de gedefinieerde waterbeheerstrategie. Hierdoor worden risico’s inzichtelijk gemaakt, kunnen strategieën aangescherpt en de houdbaarheid getoetst worden. Voorbeelden van kritiekpunten vanuit ieder perspectief op de aanbevelingen van de Deltacommissie zijn in de tabel te vinden. Wanneer een strategie niet acceptabel blijkt binnen een veranderend perspectief, is het nuttig na te gaan in hoeverre deze strategie flexibel is, dat wil zeggen in hoeverre zij zonder te veel kosten en moeite omgebogen kan worden in een oplossingrichting van een ander perspectief. Hetzelfde is mogelijk voor positieve punten. Door te kijken naar elementen die vanuit verschillende perspectieven juist wel acceptabel worden bevonden, kan een strategie verkend worden die in zo veel mogelijk verschillende toekomsten acceptabel is; Vergelijk wereldbeeld en managementstijl. In een ideale wereld sluiten wereldbeeld en managementstijl op elkaar aan. Men heeft een streefbeeld, dan wel verwachting van de toekomst en handelt dientengevolge. Het is dan ook relevant na te gaan in hoeverre de in het advies genoemde uitdagingen en maatregelen consistent zijn. Indien dit niet het geval is, bestaat het gevaar dat gestelde doelen niet worden gehaald. In het advies lijken maatregelen vooral hiërarchistisch, maar uitgangspunten/streefbeelden vaak egalitair. Zo wordt het belang aangehaald van het meebewegen met natuurlijke processen en het in harmonie zijn met de ecologie, wat vooral egalitair is. Vervolgens zijn de gekozen maatregelen, zoals dijkenbouw en zandsuppletie, vooral hiërarchistisch. Daarnaast worden individualistische oplossingrichtingen voorgesteld (bijvoorbeeld in het buitendijks gebied) voor egalitaire doelen (meebewegen met natuur en het zo min mogelijk belemmeren van de rivierafvoer).
H2O / 20 - 2008
Echte egalitaire oplossingsrichtingen lijken vooralsnog te ontbreken. Hierdoor vraagtekens geplaatst kunnen vraagtekens geplaatst worden in hoeverre de gestelde, egalitaire doelen behaald kunnen worden.
Conclusie In het advies van de Deltacommissie wordt het belang aangegeven van scenario exercities. Dergelijke oefeningen stellen ons in staat bandbreedten (extremen) te definiëren waarbinnen de toekomst zich mogelijk kan ontvouwen. De houdbaarheid van strategieën kan worden getoetst aan deze bandbreedten. In het advies van de Deltacommissie is reeds een grote stap gezet in het definiëren van scenario’s en bandbreedten voor onzekere toekomstige ontwikkelingen in de fysieke omgeving (gevolgen van klimaatverandering, bodemdaling, etc). Daarbij is vooral de bovengrens van die bandbreedte verkend. Onzekerheden in de sociaal-maatschappelijke omgeving (verandering van perspectief ) zijn op dit moment echter nog niet meegenomen in het definiëren van maatregelen. De manier waarop water en onzekerheden door de maatschappij worden gewaardeerd, welke prioriteiten men stelt en welke waarden men nastreeft, zullen bepalen hoe het watersysteem uiteindelijk wordt ingericht. Door gebruik te maken van de perspectievenbenadering kan de huidige discussie inzichtelijk worden gemaakt en gecomplementeerd met nog ontbrekende invalshoeken. Daarnaast biedt zij een kader voor dialoog, omdat zij aangeeft op welke aannamen verschillen in mening bestaan en waarop deze verschillen gefundeerd zijn. In het project ‘Perspectives in Integrated Water Resources Management in River Deltas10)’ wordt momenteel een methode ontwikkeld voor het formuleren van lange termijn waterbeheerstrategieën rekening houdend met fysieke, perspectivistische (sociaalmaatschappelijke) en socio-economische onzekerheden. Astrid Offermans en Pieter Valkering (ICIS, Universiteit Maastricht) Marjolijn Haasnoot en Eelco van Beek (Deltares, Universiteit Twente) Hans Middelkoop (Universiteit Utrecht)
NOTEN 1) Deltacommissie (2008). Samen werken met water. Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Commissie Duurzame Kustbescherming. 2) Notten P. (2005). Writing on the wall: scenario development in times of discontinuity. 3) Valkering P. et al. (2008). Inspelen op verandering: naar een robuuste en flexibele strategie voor waterbeheer. Eindrapportage van de pilotstudie Perspectieven in integraal waterbeheer. Leven met water-project P1015. ICIS. 4) Van Asselt M. (2000). Perspectives on uncertainty and risk: the PRIMA approach to decision support. 5) Valkering P. et al. (2008). Perspectievenbenadering voor waterbeheer op lange termijn. H2O nr. 14/15. 6) Thompson et al. (1990). Cultural Theory. 7) Hoekstra A. (1998). Perspectives on water, an integrated model-based exploration of the future. 8) Offermans A. (2007), Leren van het verleden. De Maas in historisch perspectief. Verslag workshop. ICIS. 9) Kennisplein (2008). Standpuntenoverzicht Deltacommissie. Rijkswaterstaat afdeling Kenniscommunicatie. 10) Haasnoot M. et al. (2008). Research proposal perspectives in integrated water resource management in river deltas. Vulnerability, robust management strategies and adaptation paths under global change. Deltares. NOTEN * De informatie over perspectiefverandering vanaf de jaren 1960 komt voort uit een workshop, die vooral als methodologisch experiment moet worden gezien. De hier gepresenteerde opeenvolging van gebeurtenissen en ontwikkelingen is verder niet empirisch getoetst en dient daarom als illustratief te worden beschouwd. ** Hans Middelkoop (Universiteit Utrecht), Willem van Deursen (Carthago), Eelco van Beek (Deltares/ Universiteit Twente), Nicole Rijkens en Michael van Lieshout (Pantopicon), Rutger van der Brugge (Drift), Jaap Kwadijk en Marjolijn Haasnoot (Deltares), Pim Martens, Pieter Valkering en Astrid Offermans (ICISUniversiteit Maastricht) en Jules Beersma (KNMI).
Norit MBR
No doubts. Norit. Just proof.
Norit Membrane Technology
Een sterk voorbeeld: MBR AirliftTM
Norit Membrane Technology is een internationaal toonaangevend ontwikkelaar en producent van membraanfiltratiesystemen, waarbij gebruik wordt gemaakt van Norit micro-, ultra- en nanofiltratie en omgekeerde osmose en Norit actieve kool. Wij bieden diverse innovatieve oplossingen voor het effectief en kostenefficiënt zuiveren van drink- en procesewater. Onze concepten worden met succes ingezet bij behandeling van grond-, oppervlaktewater, en afvalwater met focus op hergebruik. Voor meer informatie: www.noritmt.com
Een sterk voorbeeld van de genoemde concepten is de MBR AirliftTM: speciaal ontwikkeld voor het zuiveren van afvalwater. Een betrouwbare installatie met lage operationele kosten. Het combineert de biologische behandeling, waarin organische componenten worden geoxideerd door actieve slib, met behulp van membraantechnologie. In de laatste fase wordt het gezuiverde water gescheiden en is bruikbaar voor vele toepassingen.
recensie Afvalwater zuiveren op z’n Braziliaans (slot) De International Water Association (IWA) bracht onlangs een nieuwe reeks boeken uit onder de titel ‘Biological wastewater treatment series’. De serie bestaat uit zes delen en is grotendeels geschreven door Marcos von Sperling, hoofddocent aan de federale universiteit van Minas Gerais in Brazilië. In deze recensie worden de laatste twee delen, deel vijf en zes, besproken. De recensie van de eerste twee delen stond in H2O nr. 16 van 15 augustus jl.. Deel drie en vier kwamen in H2O nr. 18 van 12 september jl. aan bod.
D
eel vijf gaat, onder de titel ‘Activated sludge and biofilm reactors’, in op de theorie en praktijk van afvalwater zuiveren met actiefslibsystemen. Het is grotendeels geschreven door Von Sperling, met aanvullingen in de laatste vier hoofdstukken van Chernicharo en Gonçalves. Het boek ademt de sfeer van warmere klimaten, veelal gericht op minder stringente effluentkwaliteiten dan wij in onze regio gewend zijn. Evenals de vorige delen is ook dit boek duidelijk geschreven voor onderwijsdoeleinden, waarbij de theorie steeds wordt gevolgd door illustratieve voorbeeldberekeningen. Meerwaarde wordt gecreëerd door een erg praktisch hoofdstuk ‘Identification and correction of operational problems’ (een soort ‘wat te doen bij’). Voor de Nederlandse praktijk gaat het boek net niet diep genoeg, waardoor het als naslagwerk eigenlijk alleen zinvol is voor diegenen die zich willen inlezen in het vakgebied afvalwaterzuivering.
Deel zes gaat, onder de titel ‘Sludge treatment and disposal’, in op de behandeling van zuiveringsslib. Dit deel is tot stand gekomen door een grote groep auteurs onder redactie van Andreoli, Von Sperling en Fernandes. Het boek geeft een omvattend en gestructureerd beeld van de aspecten van slibbehandeling. Beginnend met een uiteenzetting van verschillende slibsoorten via de mogelijke behandeltechnieken tot aan afzetmogelijkheden van verwerkt slib. Op deze manier geeft het boek een aardige opsomming van de technische state-of-art in slibbehandeling. Ruime aandacht wordt besteed aan duurzaamheids- en milieuaspecten rondom slibbehandeling. Uiteraard speelt regelgeving een belangrijke rol in de mogelijke slibverwerkingsroutes. Hier blijkt dan weer dat we te maken hebben met een niet-Nederlandse context, gezien het feit dat hergebruik in de landbouw uitgebreid wordt besproken, iets wat in Nederland niet (meer)
Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift iedere maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.
is toegestaan. Voor de Nederlandse praktijk bieden deze twee delen weinig tot geen nieuwe informatie.
Eindoordeel serie Zoals bij de vorige twee recensies al werd opgemerkt, vormt deze serie een prima naslagwerk voor de huidige stand van zaken in de afvalwaterzuivering. De lezer dient wel bedacht te zijn op de context waarin deze boeken geschreven zijn, namelijk Zuid-Amerika met een warmer klimaat en duidelijke verschillen qua toepasbare technieken en regelgeving. Hierdoor komt het boek hier en daar wat gedateerd over. Dit wordt nog versterkt door de conventionele opmaak van het geheel: zonder kleur, met een saaie indeling. Groot pluspunt aan deze serie is de praktische insteek met telkens een uiteenzetting van de theorie, gevolgd door voorbeeldberekeningen voorzien van verduidelijkende grafieken en tabellen. Met een prijs van circa 40 euro per deel (totaal zo’n 240 euro) zijn er wel degelijk alternatieven beschikbaar voor een dergelijk naslagwerk. Anderzijds is de mogelijkheid om losse delen aan te schaffen juist een voordeel van deze serie. Herman Evenblij (Witteveen+Bos) ‘Biological wastewater treatment series’: volume V ‘Activated sludge and aerobic biofilm reactors’ (ISBN 1 84339 1651), volume VI ‘Sludge treatment and disposal’ (ISBN 1 84339 166X) zijn uitgaven van IWA Publishing. Voor meer informatie: www.iwapublishing.com.
42
H2O / 20 - 2008
Kun je de grenzen van een provincie verleggen? Innovaties ingebed in tradities. Dat is Noord-Brabant. Het is de taak van de provincie een klimaat te scheppen waarin Brabanders, bomen en bedrijven alle drie floreren. Noord-Brabant vertoont al jaren op veel gebieden een sterke groei en blijft toch een mooi, plezierig en gastvrij stukje Nederland. Ontwikkelingen moeten verrijken, niet verarmen. Dat vraagt om zicht op het grote geheel. Om een geoefend oog voor uiteenlopende belangen. Om een delicaat evenwicht tussen gevoel en verstand.
Beleidsmedewerker, tevens Projectleider Waterkwantiteit “wie helpt er mee om de waterprojecten in Brabant te realiseren?“ We zoeken een beleidsmedewerker tevens Projectleider Waterkwanititeit, ervaren in het voeren van overleg en het overtuigen van anderen om de goede dingen te doen. Kan communiceren met bestuurders en medewerkers van waterschappen en gemeenten. Bruto maandsalaris bedraagt max. € 4.169,- (schaal 11). Hoogte is afhankelijk van ervaring. Voor meer informatie kijk op www.brabant.nl of bel de heer Toon de Goede (073) 681 20 20.
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
Geïnteresseerd in deze vacature? Kijk op www.brabant.nl/vacatures. Daar vind je alles over de functie en kun je ook direct solliciteren. Sluitingsdatum is 26 oktober. Een assessment kan deel uitmaken van de procedure. Noord-Brabant werkt actief aan vernieuwing, zonder het evenwicht tussen het economische, het ecologische en het sociaal-culturele uit het oog te verliezen. Het resultaat is een economisch bloeiende provincie, met een rijk cultureel leven en volop aandacht voor de natuur. Bijna 1.450 mensen bij de Provincie zetten zich enthousiast in voor Noord-Brabant en de Brabanders. We “maken” beleid, maar tekenen ook voor de realisatie. Transparant, integer en resultaatgericht. Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
Wij stáán voor Brabant: Kleurrijk, Ondernemend en Sociaal
verenigingsnieuws Reis naar Singapore en Australië
WATERCOLUMN
Onbekend maakt onbemind
Eind oktober vertrekken 27 NVA- en KVWN-leden voor de reis naar Singapore en Australië. De reis wordt verzorgd door de NVA-studiereiscommissie onder voorzitterschap van Kees de Korte. Van 1 tot 5 november verblijft het gezelschap in Singapore. Daarna vertrekken ze naar Melbourne. Vervolgens wordt Brisbane bezocht. Op 14 november reist de groep weer via Singapore naar Nederland.
D
e vergrijzing (of liever de verzilvering) slaat in onze sector hard toe. Vele kundige waterzuiveraars naderen de pensioengerechtigde leeftijd. Er dreigt een gat te vallen tussen de oude garde en het jonge talent. Jarenlang leken de kansen voor jongeren op een carrière in de watersector beperkt. De automatisering rukte op. Vacatures waren er niet of nauwelijks. Nu is er een toenemende vraag naar jonge instromers om kennis over te dragen, zodat ervaring van de uittredende babyboomers niet verloren gaat. Maar het vinden van mensen die in de watersector willen werken, is al lang niet meer zo vanzelfsprekend als water uit de kraan. Uit berekeningen blijkt dat in 2011 een zelfs een tekort zal bestaan van 8.000 watertechnologen. En dan moet de watersector ook nog concurreren met klinkende namen als Shell of Unilever. De waterproblematiek vormt één van de boeiendste, complexe en meest essentiële uitdagingen in de wereld. Alleen verkoopt onze sector die uitdaging nog niet goed genoeg. We zien onszelf graag als stoer, degelijk en met beide benen in de klei. Toch blijkt uit onderzoek dat Nederlandse jongeren bepaald niet warm lopen voor een carrière in de branche. Jongeren vinden waterwerk, net als andere technische beroepen, saai, vies, onaantrekkelijk en zeker niet sexy. Dat komt vooral omdat een goed beeld ontbreekt: onbekend maakt onbemind. Met een baan in de waterbranche kun je juist vaak veel zien van de wereld en draag je bij aan een duurzaam leefklimaat. Jong talent kan meer interesse krijgen als ze betrokken worden bij het ontwikkelen van innovatie, bij maatschappelijk verantwoord ondernemen of bij internationale projecten. De drinkwatervoorziening in Nederland is klaar. De stimulans ligt hier in het sleutelen aan en innoveren van het reservewiel. Over de grens liggen de grote uitdagingen. Zoals in vele derdewereldlanden waar het hele carrosserie nog gebouwd moet worden. Jonge mensen daar warm voor zien te krijgen. Dat is wellicht een sleutel. Water is belangrijk voor de toekomst; droge voeten, schoon water en het zoeken naar een antwoord op klimaatverandering zullen steeds meer een issue worden. We moeten beter laten zien welke uitdagingen daarin schuilen. Dat biedt perspectief voor jong talent. En dat hebben we hard nodig. Karst Hoogsteen (KVWN)
44
H2O / 20 - 2008
Historisch erfgoed en oude foto’s waardevol De afgelopen jaren heeft een groot deel van het historisch erfgoed uit de water(zuiverings)wereld een plek gekregen op de rwzi Dokhaven in Rotterdam. Zaken die binnenkort gesloopt, vervangen of weggegooid worden, kunnen over een aantal jaren wel eens van historisch belang zijn. Als u te maken krijgt mét het afbreken of verwijderen van objecten, installaties of apparatuur waarvan u denkt dat het de moeite waard is om het toch te behouden, meld dat aan het bestuur van de Historische Commissie (zie het Waterboek) of aan het bureau van de NVA/KVWN:
[email protected].
Dia’s of foto’s van vóór 1990? Heeft u nog dia’s of foto’s van objecten uit de waterwereld van voor 1990, dan ontvangt de Historische Commissie van de NVA ze graag. Uiteraard worden ze teruggezonden indien u aangeeft dat u ze wilt houden. De Historische Commissie is bezig met het digitaliseren van dia’s en foto’s. Zij wil ze bewaren voor het nageslacht en ook publiceren op de internetpagina van Waternetwerk. Als u dia’s en/of foto’s uit de waterwereld (waterbeheer én drinkwater!) heeft van vóór 1990 waarvan u denkt dat die uit historisch oogpunt interessant kunnen zijn, dan kunt u deze sturen naar: Rob Vugts, Citroenstraat 8, 1326 GE Almere, (036) 523 15 56. U kunt ook gescande afbeeldingen digitaal doorsturen (op hoge resolutie oftewel 300 dpi):
[email protected].
Waternetwerk zoekt een directeur! Op 20 september stond in een aantal kranten én op 26 september in dit tijdschrift een advertentie van Waternetwerk waarin we een directeur zoeken. Wilt u meer informatie of bent u zelf geïnteresseerd in de functie: kijk op www.nva.net of www.kvwn.nl. De beide verenigingen hebben een wervingsen selectiebureau ingeschakeld. Op hun internetpagina is de advertentie uiteraard ook na te lezen: www.holtrop.nl.
Reis naar Parijs De voorgenomen tweedaagse studiereis naar Parijs wordt uitgesteld tot 2009. Allen die zich hebben vóóraangemeld, krijgen hierover persoonlijk bericht.
Vooraankondigingen Op 20 november vinden twee evenementen plaats: de KVWN-programmacommissie Watervoorziening verzorgt een bijeenkomst over prognosesturing en de NVA-programmagroep 3 (afvalwaterbehandeling) houdt ‘s middags een symposium over modellering, in het Waterschapshuis in Boxtel. In de jaren 90 is er een hausse geweest in het gebruik van modellen van actief-slibinstallaties. Aanleiding waren verdergaande eisen aan stikstof- en fosfaatverwijdering, de beschikbaarheid van algemeen geaccepteerde modellen (HSA en ASM1) en - voor dynamische modellering - de beschikbaarheid van sensoren voor stikstof en fosfaat. Het ontwerpen met het HSA-model is in Nederland gemeengoed geworden. Met dynamische modellen zijn diverse rwzi’s gemodelleerd om beslissingsondersteunende info te verkrijgen over welke procestechnische of regeltechnische aanpassingen nodig waren om aan strengere eisen te voldoen. Na deze hausse is het een tijd betrekkelijk stil geweest. De uitdagingen van de KRW en de optimalisatie van de waterketen geven weer een nieuwe impuls aan de inzet van modellen als ondersteunend instrument, zowel voor het maken van strategische keuzes in de totale afvalwaterketen als in het concreet optimaliseren van rwzi’s.
Voorlopig programma van 28 november De feestelijke bijeenkomst op 28 november begint om 10.00 uur met de laatste huishoudelijke vergaderingen van NVA en KVWN. Daarna worden het nieuwe bestuur, de nieuwe voorzitter en de nieuwe directeur van Waternetwerk aan u voorgesteld. Aan de winnaars worden de KVWN Water Ereprijs en de NVA/KVWN Scriptieprijs uitgereikt. Na de koffie kunt u genieten van een zinderende openingsact. Daarna ontrolt zich het
verenigingsnieuws programma, dat als thema heeft: netwerken en generaties. ‘s Morgens vertelt Tobias Walraven - generatie X - over zijn ervaringen. Hij was de stuwende kracht achter onder meer de wildwaterbaan in Zoetermeer, een exacte kopie van de baan in China tijdens de Olympische Spelen. Hij laat zien wat ondernemerschap in de waterwereld betekent. ‘s Middags laten we Aart Bontekoning (organisatiepsycholoog en ‘veranderkundige’) aan het woord over de wonderlijke wereld van generaties in uw bedrijf en in onze vereniging, over stereotype beelden, misverstanden en bijna-botsingen, over jonge honden, ervaren rotten en de ‘verloren generatie’.
Bijeenkomst met programmagroepen en -commissies Afgelopen maand hebben de besturen van NVA en KVWN bijeenkomsten gehouden met de programmagroepen en -commissies van de verenigingen. De meeste groepen en commissies hebben een kort overzicht ingeleverd van hun plannen en ideëen voor de toekomst. Deze zijn samengevat in één document dat voor belangstellenden is op te vragen bij het bureau:
[email protected].
Verslag symposium ‘Waterschappen als natuurbeheerders’ Zo’n 50 geïnteresseerden, werkzaam bij waterschappen, provincies, ministeries, terreinbeheerders en adviesbureaus bogen zich op 18 september in Arnhem over de bijdrage van waterschappen in de gebiedsprocessen waarin Natura 2000-beheerplannen worden opgesteld. De organisatie van de middagbijeenkomst lag in handen van de programmagroep Oppervlaktewater van de NVA. De ministeries van LNV en Verkeer en Waterstaat verleenden hun medewerking. Na een welkom door dagvoorzitter Theo Klink van DHV zette Roelof Hupkes van het ministerie van LNV uiteen wat Natura 2000 inhoudelijk vereist aan doelen en hoe het opstellen van de benodigde beheerplannen is georganiseerd. Hij ging daarbij in op het ontbreken van een termijn waarop de Natura 2000-doelen behaald moeten worden. Daarnaast bestaat volgens hem maar een beperkte speelruimte voor het verlagen van die doelstellingen. De doelen zijn landelijk vastgesteld. Een verlaging van het doel in een bepaald gebied zou een verhoging van het doel in een ander Natura 2000-gebied betekenen. Tevens ging hij in op de status van die gebieden waar de watercondities in 2015 op orde moeten zijn om op termijn aan de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000 te kunnen voldoen. Deze gebieden hebben de status van sense of
urgency gekregen. Hij benadrukte dat het in deze gebieden noodzakelijk is om de watercondities in 2015 op orde te hebben om zo onherstelbare schade aan natuur te voorkomen.
van de Natura 2000-doelen. Dat dit in de Peel succesvol verloopt, is vooral te danken aan het in een vroeg stadium betrekken van alle relevante partijen, te beginnen met de bewoners.
Nico Broodbakker van Waternet gaf in zijn bijdrage aan dat het uitvoeren van alle benodigde maatregelen voor 2015 volgens hem onbetaalbaar en ook praktisch onmogelijk is. Onderzoek aan het Naardermeer en het oostelijk Vechtplassengebied hebben dat voor hem duidelijk gemaakt. Het is hierbij niet zo dat Waternet geen ambities heeft, maar deze moeten betaalbaar en realistisch zijn. Nico Broodbakker gaf daarbij aan dat in de beheerplannen ook ontwikkelingen als de klimaatverandering moeten worden betrokken. Het kan volgens hem niet zo zijn dat in het beheerplan maatregelen komen, gericht op het bereiken van instandhoudingsdoelen die als gevolg van het veranderende klimaat onhaalbaar worden. Hetzelfde geldt wanneer door dynamiek in het natuurlijke systeem de doelen niet haalbaar zijn. Hij haalde daarbij het voorbeeld aan van het komen en gaan van de driekhoeksmossel en daarmee kwalificerende duikeenden in het IJmeer de laatste jaren. Hij pleitte dus voor een realistische insteek bij zowel het vaststellen van de doelen en de maatregelen in de Natura 2000-beheerplannen.
Aan het eind van de middag gaven de aanwezigen vooral aan veel opgestoken te hebben over de omvang van de speelruimte bij het opstellen van de Natura 2000-beheerplannen. Daarbij is hen duidelijk geworden dat dit wel de nodige creativiteit en inzet van het waterschap vereist.
Deze insteek werd gedeeld door Michiel van der Weide van de Provincie Overijssel. Als projectleider van het beheerplan voor de Wieden en de Weerribben heeft hij zelf de voordelen ervaren van een realistische kijk op de doelen en de status van sense of urgency-gebied. Zo pleitte hij ervoor de urgentie voor het op orde brengen van de watercondities niet voor zoete koek aan te nemen. In plaats daarvan adviseerde hij de aanwezigen deze zelf goed te onderbouwen en tijd te nemen om de benodigde kennis over de werking van het watersysteem te verzamelen. In het geval van de Wieden en de Weerribben is de kans groot dat tot 2015 veel onderzoek plaats gaat vinden naar de oorzaken van het achterwege blijven van verlandingsprocessen. Met deze kennis kunnen dan na 2015 de benodigde effectieve maatregelen genomen worden. Hij riep waterschappen op om niet bang te zijn voor de Natura 2000-doelen en de status van sense of urgency, maar vooral in de beheerplannen goed te onderbouwen waarom daarvan soms van afgeweken zou moeten worden. “De Natura 2000-doelen zijn tenslotte ook niet van beton” hield hij de aanwezigen voor. Een creatieve en actieve inbreng van het waterschap in de beheerplanprocessen is volgens hem dan ook effectiever dan het discussiëren over de voorgestelde instandhoudingsdoelstellingen. Het waterschap doet tenslotte al veel om natuurwaarden te behouden of te herstellen. Noud Kuijpers van Waterschap Aa en Maas haakte hier vervolgens op in door voor de Peel duidelijk te maken hoe het reeds lopend het GGOR-proces en het landinrichtingsproces goed aansluiten bij het realiseren
Remko Rosenboom (DHV) Rob van der Boomen (Witteveen + Bos)
Klant en markt in zicht Vanuit het perspectief van de klant naar de ontwikkelingen kijken; dat is de belangrijkste doelstelling van de Commissie Klant en Markt. Kijken van buiten naar binnen, streven naar een verhoogd klantbewustzijn, verrijkende inzichten aanbieden aan de leden en waar mogelijk praktische toepassingen in het werk. De oprichting van Waternetwerk was een mooie gelegenheid voor Ad de Waal Malefijt (DZH), Ad van de Ven (Brabant Water) en Dieter de Vroomen (Goed Adviseren) om de commissie opnieuw onder de loep te nemen. Vijf ontwikkelingen vinden zij vanuit het klantperspectief belangrijk: • Energiebedrijven leveren warm tapwater. Sinds kort mogen energiebedrijven warm (drink)water leveren. De drinkwaterbedrijven moeten er op toezien dat dit goed verloopt. Wie is die klant en hoe lossen we problemen het beste op? Hoe gaat een maatschappelijke onderneming met klanten om? Er lijkt een nieuw type bedrijf in de maak: de ‘maatschappelijke onderneming’. Het ziet er naar uit dat bedrijven die een overheids- of •
H2O / 20 - 2008
45
verenigingsnieuws nutstaak uitvoeren dit predicaat kunnen krijgen. Wat betekent dit voor de klantrelatie? Monopolisten en mondige klanten. Een gevolg van marktwerking is actiever gedrag van burgers en bedrijven; ze zijn goed geïnformeerd en mondiger. Zo willen burgers anders te woord gestaan worden en voorzien bedrijven in toenemende mate zelf in hun nutsbehoefte. Hoe willen die klanten behandeld worden?
•
Samenwerken in de waterketen. Is deze vraag ooit vanuit het klantperspectief benaderd? Waarom wordt een klant met zoveel partijen geconfronteerd als het om zijn water gaat? Wat betekent de wens van de klant voor het samenwerken in de keten?
•
Publieke media. Overheden en bedrijven met een publieke taak krijgen in de media, en in toenemende mate op internet, vaak kritiek. Het gevolg is verhoogde (politieke) aandacht en een zwakkere reputatie. Hoe ga je daar mee om?
•
Wij zoeken leden die zin hebben om hierover mee te denken. We willen naar een omvang van acht tot tien leden groeien en in het voorjaar een symposium verzorgen over één van de thema’s. Neem daarvoor contact op met Marjan van Houten van NVA/KVWN in Rijswijk: (070) 414 47 78.
Delta Water Award Dit najaar begint de strijd om de eerste Delta Water Award: een prestigieuze prijs die eind 2009 uitgereikt wordt aan een team van jong talent dat het sterkste innovatieve idee heeft voor de toekomst van deltagebieden. Het thema van de prijsvraag is: innoveren voor een duurzame delta. De Delta Water Award wil jong talent kansen bieden om ideeën te ontwikkelen en te profiteren van de ruime ervaring in Nederland. De projectideeën die deze competitie oplevert, zijn vervolgens weer van meerwaarde voor de ontwikkeling van de zuidwestelijke delta en voor andere deltagebieden in de wereld. Om van deze competitie een succes te maken, is het cruciaal dat inhoudelijk sterke deelnemers en projecten geselecteerd worden. Daarom vindt de inschrijving exclusief plaats op basis van voordrachten uit de vakwereld. De NVA en KVWN zijn uitgenodigd om te beoordelen of zich binnen hun verenigingen talent bevindt dat wil meedingen naar de eerste Delta Water Award. Welk enthousiast NVA- of KVWN-lid wil één of meerdere teams vormen om voor deelname voor te dragen? Meer informatie bij het bureau van de vereniging of op de internetpagina van Delta Award. www.deltawateraward.com
Cursussen Functieopleiding Controle van leidingwaterinstallaties
Het werkterrein van de inspecteur is continu aan verandering onderhevig door wijzigingen in de Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit. De aandacht ligt vooral op de controle van industriële leidingwaterinstallaties en minder op die van huishoudelijke installaties. In augustus 2003 heeft VROM Inspectie een richtlijn opgesteld. Deze bevat een invulling van de controletaak volgens artikel 15 van het Waterleidingbesluit. In september 2005 is deze Inspectierichtlijn aangepast aan de meest recente wijzigingen van het Waterleidingbesluit. Een goede uitoefening van de controletaak vergt niet alleen kennis van de installatie, maar ook vaardigheden in de omgang met de klanten en inzicht in het wettelijk kader waarbinnen de inspecteur werkt. Deze opleiding reikt de cursist de benodigde kennis en vaardigheden aan om zelfbewust en doelgericht aan de slag te gaan. De cursus is bedoeld voor adviseurs en medewerkers met uitvoerende taken binnen de wettelijke controletaak van leidingwaterinstallaties en wordt gegeven op tien dinsdagen en een ochtend, vanaf 6 november. De locatie voor deze cursus is Utrecht. De deelnamekosten bedragen 2.750 euro. Voor meer informatie: Gwendy Dirks (030) 606 94 06. Vergunningverlening keur
De laatste jaren is de aandacht voor het proces beleid - vergunningverlening toezicht - handhaving sterk toegenomen. Het verlenen van vergunningen wordt bemoeilijkt als het beleid niet voldoende concreet is. Medewerkers worden dan ook geconfronteerd met de vraag: “Wat is nog wel toegestaan?” Deze cursus behandelt de juridische aspecten van vergunningen en handhaving in het kader van de keur. De deelnemer krijgt een overzicht in de relevante wetgeving (provinciale verordeningen, Algemene wet bestuursrecht, de nieuwe Waterwet) en de opbouw van een vergunning. Daarnaast oefent hij of zij met standaardvergunningen en met bijzondere situaties en weigeringen. Daardoor is deze cursus bij uitstek bedoeld voor medewerkers vergunningverlening en handhavers waterkeringen en/of waterkwantiteit. Zij kunnen op 5, 12 en 19 november in Utrecht terecht. De kosten bedragen 1.045 euro. Voor meer informatie: Jantine de Waal (030) 606 94 09. Aquatische ecologie
Waterbeheerders zijn druk bezig met maatregelen die leiden tot een goede ecologische en chemische kwaliteit in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water.
46
H2O / 20 - 2008
Daarnaast bepaalt Natura 2000 dat bepaalde watergebieden zodanig moeten worden ingericht dat zij een optimaal leefgebied vormen voor belangrijke soorten. Kortom, twee behoorlijke opgaven, waarbij kennis van aquatische ecologie heel belangrijk is. Om succesvol te zijn, is inzicht nodig in de structuur en het ecologisch functioneren van de verschillende watersystemen, de populatiedynamiek van soorten en maatregeleffectrelaties. In deze opleiding komen de fysische, chemische en biologische kenmerken van de belangrijkste watertypen in Nederland aan bod. De cursist krijgt inzicht in de relaties tussen (groepen van) soorten en hun fysischchemische milieu, tussen soorten onderling en in de opbouw en levensvatbaarheid van populaties. Ingegaan wordt op opbouw- en afbraakprocessen in watersystemen en de daaraan gekoppelde nutriëntencycli. Ook komen factoren aan bod die het voorkomen van soorten in een watersysteem bepalen. De deelnemer leert in de praktijk hoe een systeem aan de hand van analyseresultaten ecologisch wordt beoordeeld en wat onder een goede en slechte ecologische toestand wordt verstaan. Tenslotte worden oplossingen voor ecologische problemen in aquatische systemen en beheerscenario’s behandeld. De cursus aquatische ecologie is bedoeld voor beleids- en projectmedewerkers van waterschappen, provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat, natuurbeherende instanties en adviesbureaus die in hun werk te maken hebben met vraagstukken betreffende de ecologische inrichting en het beheer van watersystemen voortvloeiend uit de KRW, Flora- en faunawet en Natura 2000. De cursus duurt 16 dagen en begint op 6 november in Utrecht en omgeving. De prijs voor deze cursus bedraagt 3.950 euro. Voor meer informatie: Laura Bon (030) 606 94 15. Regenwatervoorzieningen, van ontwerp tot beheer
Op dit moment wordt veel energie gestoken in het afkoppelen van hemelwater van de riolering. De riolering wordt hiermee ontlast, het aantal overstortingen vermindert en de zuiveringsprestaties van de rwzi verbeteren. Na het volgen van de cursus weet de cursist dat afstromend hemelwater niet zo schoon is als vaak wordt gedacht. Hij of zij weet welke voorzieningen gebruikt kunnen worden om hemelwater af te voeren zonder hiervoor de riolering te gebruiken. Voor de meest voorkomende voorzieningen leert de deelnemer ontwerpregels toepassen. In de cursus wordt een aantal belangrijke tips en valkuilen gegeven bij aanleg, beheer en monitoring van deze systemen. De doelgroep bestaat uit gemeenteambtenaren, rioleringsmedewerkers en aannemers. De kosten voor deze cursus in Utrecht bedragen 575 euro. De bijeenkomsten zijn op 28 oktober, 4 en 11 november. Voor meer informatie: Pim van Marissing (030) 606 94 08.
Total Care Het servicepakket voor maximale beschikbaarheid van meetapparatuur /OK IN DE ANALYSEWERELD IS DE TREND INGEZET OM ZICH TE FOCUSSEN OP KERNACTIVITEITEN (ET SERVICEPAKKET h4OTAL #AREv VAN (!#( ,!.'% PAST HIER VOLLEDIG BIJ &RANS