nº
39 ste jaargang / 22 september 2006
18 /
2006
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema Aquatech 2006
BROEIKASEMISSIE UIT AMSTERDAMSE WATERKETEN SNELLE BEVESTIGING VAN VERDACHT E.COLI INTERVIEW MET PAUL HESSELINK
$OOR WATER GEDREVEN
7ATER DAAGT UIT $OOR SCHAARS TE ZIJN WAAR HET NODIG IS $OOR TEVEEL TE ZIJN WAAR HET GENOEG IS $OOR WILD TE ZIJN WAAR HET GETEMD MOET WORDEN %N DOOR ONZUIVER TE ZIJN WAAR HET GEDRONKEN MOET WORDEN )EDERE UITDAGING VRAAGT OM EEN EIGEN OPLOSSING /M BREDE KENNIS EN MULTIDISCIPLINAIRE VAARDIGHEDEN /M TEAMWORK
2OYAL (ASKONING GAAT AL DECENNIALANG DE UITDAGING VAN ALLE DENKBARE WATERVRAGEN AAN EN MAAKT OOK UW WATERPROJECT TOT EEN WINNER -ET OP STUURBOORD PROFESSIONALS ¯ GEVESTIGD IN MEER DAN LANDEN ¯ EN OP BAKBOORD ONUITPUTTELIJKE LOKALE KENNIS EN INTERNATIONALE DESKUNDIGHEID
WWWROYALHASKONINGCOM
Nieuwe opmaak
U
hebt een bijzondere uitgave van H2O voor u liggen. Na acht jaar is de opmaak aangepast. We hebben gekozen voor een schreefloze letter, wat de leesbaarheid moet verbeteren en het blad een moderner aanblik moet geven. We hebben het onderscheid tussen nieuws-, achtergrond- en opinieverhalen duidelijk gemaakt. We hebben bovendien de (semi-)wetenschappelijke rubriek Platform een wat ander aanzicht gegeven. In zo’n eerste nummer met een nieuwe opmaak gaat niet alles vlekkeloos, maar in het algemeen zijn we tevreden met het resultaat. Overigens is inhoudelijk niets veranderd. Dat gaan we ook niet doen. Iedere uitgave van H2O moet u een redelijk compleet en aktueel beeld geven van wat zich momenteel in de watersector in Nederland afspeelt.
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa NV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactie-secretariaat Dora Pompe Redactie-adres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h20 @ nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Media-order Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 92,- per jaar excl. 6% BTW € 122,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
Deze uitgave is bovendien recorddik: 112 pagina’s. Het bevat veel informatie over Aquatech, wat ook een recordeditie lijkt te gaan beleven met meer exposanten dan ooit. Aquatech profiteert van de toenemende aandacht voor alles wat met water in de wereld te maken heeft, zowel kwantitatief als kwalitatief. Water is en blijft een eerste levensbehoefte. Water zal altijd belangrijk blijven. Peter Bielars
inhoud nº 18 / 2006 / *thema 4
/ Veiligheid nooit gegarandeerd: klaarmaken voor gevolgen overstroming
8 / Brabantse pilots waterkwaliteit van start Floris Verhagen en Frank van Lamoen
14 / Interview met Paul Hesselink Maarten Gast
17 / Kleilaag in depot Drempt moet verontreiniging tegenhouden
14
Joost van der Plicht en Roel van der Veen
21 / Gemeentelijke watertaken worden beter vastgelegd in de wet Herman Havekes en Desirée van Zwieten-Seip
25 / Vervuiling uit Duitsland leidt in Rijn-Oost tot flinke verhoging KRW-kosten Rutger te Grotenhuis, Teun Morselt en Rada Sukkar
28 / Aanbevelingen voor besluitvorming rond
21
KRW op basis van veldervaringen Erwin van der Berg en Titian Oterdoom
32 / Grensoverschrijdende ecohydrologische modellering met EcoDSS Arnejan van Loenen, Leanne Reichard, Jac Slikker en Piet van Iersel
34 / Modern waterbeheer bij een ‘oud’ hoogheemraadschap
98
Peter de Vries, Gé van den Eertwegh en Len Nooteboom
45* / Aquatech 2006 87 / Broeikasemissie vanuit de Amsterdamse waterketen Theo Janse en Peter Wiers
Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk
91 / Watervlooien detecteren lozing van onbe-
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2006 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
Frank Jonker, Arco wagenvoort, Corina de Hoogh en Ton van Leerdam
kende verontreiniging
94 / Een nieuw SIMGRO-model voor de beken in Drenthe Erik Querner, Sander Hoegen, Ellem Hermans en Menno Rakhorst
98
/ Snelle bevestiging van verdacht E. coli in leidingwater met Bactident Ciska Schets, Dick Bosboom, Edwin ten Brink en Cor van der List
Omslagfoto: Rob Elfring
‘HOE GOED IS GOED GENOEG?’
Veiligheid nooit gegarandeerd: klaarmaken voor gevolgen overstroming De veiligheid in Nederland tegen overstromingen is nooit honderd procent te garanderen. Moeten we niet meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming en bijvoorbeeld oefenen met evacueren? En hoe veilig moeten we Nederland maken? Hoe goed is goed genoeg? Hoe kan het dat we enerzijds roepen dat de bestuursstructuur voor water goed in elkaar steekt en anderzijds zeggen dat de bestuurslagen elkaar tegenwerken als het om grote beslissingen gaat? Grote vragen die aan de orde kwamen tijdens het toekomstdebat ‘Water, aarde en samenleven 2006: Van dreiging naar kansrijke ruimte’. De aanwezigen, onder wie kroonprins Willem-Alexander, waren getuige hoe dagvoorzitter Sven Kockelmann uit alle macht antwoorden uit de verschillende panelleden probeerde te trekken.
D
e insteek van het door het BlomBerg Instituut georganiseerde debat was de vraag hoe we Nederland in de toekomst veilig kunnen maken en houden voor het water. Klimaatverandering, inklinking, kantelen van de aardschol, al die zaken hebben een significante impact op het waterbeheer. Maar hoe zetten we die bedreigingen om in mogelijkheden? Nadat Gerbrand Komen van het KNMI een samenvatting van de meest recente klimaatscenario’s had gegeven, was de vloer aan Mark Dierikx, Directeur-Generaal Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Johan Osinga, Directeur Visievorming, Ontwerp & Strategie van het Ministerie van VROM. Op de vraag of we nu al ingrijpende maatregelen moeten nemen, stelde Osinga dat dat een dilemma is. De veranderingen zijn meer een evolutie dan een revolutie. De lange periode waarvoor we plannen maakt het moeilijk om nu de juiste maatregelen te nemen. Wel kunnen we bij het bouwen van nieuwe infrastructuur meer rekening houden met de kwetsbaarheid bij overstromingen. Belangrijke projecten zouden meer naar het oosten geplaatst kunnen worden, aldus Osinga. Mark Dierikx pleitte voor meer aandacht voor de gevolgen van een overstroming. Er moet meer aan risicomanagement worden gedaan. Ook zou de verantwoordelijkheid voor veiligheid niet alleen bij de overheid moeten liggen. Burgers moeten zich meer bewust worden van de risico’s die ze lopen. Een verzekering voor bijvoorbeeld wonen in de uiterwaarden of lage gebieden kan daarbij helpen. Ook moeten burgers weten wat ze moeten doen als daadwerkelijk een overstroming plaatsvindt, aldus Dierikx. Het liefst zou hij morgen al een schop in de grond steken om Nederland veilig(er) te maken. In een parallelsessie over veiligheid werd ‘s middags de vraag opgeworpen hoe goed goed genoeg is. Hoe veilig moet je Nederland maken met in je achterhoofd de
4
H2O / 18 - 2006
gedachte dat absolute veiligheid een utopie is? Zwakke schakels zullen er altijd zijn. Door de zwakste schakel te verbeteren, wordt de één-na-zwakste schakel automatisch de zwakste. Omdat een ramp nooit te voorkomen is, moet er meer aandacht komen voor de gevolgen van een overstroming. De gevolgschade zou wel eens hoger kunnen zijn dan de directe gevolgen van een overstroming. Ook de bevolking moet weten wat wel en niet te doen tijdens en na een overstroming. Daarbij moeten de deskundigen en bestuurders niet uit het oog verliezen dat bij een ramp emoties een bepalende factor zijn. Een tweede parallelsessie ging over water en mobiliteit. Daarin bleek dat de veiligheidsnormen voor water en de bereikbaarheid niet overeenkomen. Ondertunnelde weggedeeltes zullen bij een overstroming onderlopen, waardoor evacuatie over die wegen niet mogelijk is. Ook heftige regenval kan ertoe leiden dat de bereikbaarheid verslechterd. We zullen moeten accepteren dat sommige gedeelten van Nederland af en toe niet of slecht bereikbaar zijn. Bij de sessie over natuurlijk water werd geconstateerd dat er op dit moment al veel ideeën zijn om ruimte voor water te combineren met natuur. Het is nog niet
nodig om alles af te timmeren, maar nu is wel de tijd om te experimenteren. Tenslotte leverde de sessie over bouwen in laaggelegen gebieden een fundamentele vraag op. Moeten mensen in hooggelegen gebieden meebetalen als op laaggelegen cq kwetsbare gebieden gebouwd wordt? Daar kwam geen duidelijkheid over. Wel waren de aanwezigen het erover eens dat als op die plaatsen gebouwd wordt, er duurzame beschermingsmaatregelen genomen moeten worden. Ook moeten de bewoners zich bewust zijn van het feit dat ze op een kwetsbare plek wonen en af en toe wateroverlast kunnen hebben.
Bestuurders versus techneuten De opstelling van het debat tussen bestuurders en techneuten was illustratief voor de verhoudingen in de waterwereld: de bestuurders zaten aan één ronde tafel, de techneuten aan een andere. Lenie Dwarshuis, gedeputeerde van Zuid-Holland, stelde de vraag hoe veilig we willen zijn en wat het mag kosten. Volgens Pier Vellinga, hoogleraar Milieukunde en voorzitter van de Stichting Milieu en Natuur, geven we nu vergeleken met andere veiligheidsmaatregelen weinig geld uit aan waterbeheer. Gezien de vele slachtoffers die bij een overstroming zouden De Maeslantkering.
actualiteit vallen, is 0,2 procent van het BNP niet veel. Hij pleitte dan ook voor een verhoging naar 0,4 procent om het achterstallige onderhoud weg te werken en toekomstveilige maatregelen te nemen. En passant reageerde Vellinga op een opmerking van Dierikx, die stelde dat Nederland nog nooit zo veilig was. Volgens Vellinga “zegt Dierikx op geruststellende toon de meest vreselijk dingen.” Dierikx riposteerde door te stellen dat we naar de normen van de wet nog nooit zo veilig zijn geweest en vroeg of de normen dan aangepast moeten worden. Vellinga stelde daarop dat de normen beter op regionaal niveau vastgesteld kunnen worden. Dat leverde wel de vraag op hoe de financiering dan moet gebeuren. Het plan voor een regionale veiligheidsnormering kan op steun van dijkgraaf Geluk rekenen. Hij stelde dat Nederland helemaal “dichtgeregeld” was. De vraag of het opheffen van de waterschappen, zoals de PvdA in haar verkiezingsprogramma heeft staan, daar verbetering in zou brengen, beantwoordde hij met een stellig nee. Na enig doorvragen van de dagvoorzitter gaf Geluk aan dat bij de provincies wel het één en ander zou kunnen veranderen. Dwarshuis greep daarop in door te stellen dat nu geen debat over structuur moet ontstaan. Om voor onszelf én de rest van de wereld duidelijk te maken waar we staan, moeten we hardop zeggen dat we blijven wonen waar we zijn, stelde Vellinga. De eerste 300 jaar verhuizen we niet. Als we die stelling hebben ingenomen, moeten we de daarbij horende maatregelen nemen en de financiering regelen. Verder moeten we de versnippering, zowel op financieel- als kennisgebied aanpakken. Overigens is die kennis, die wel degelijk aanwezig is, goed te gebruiken om in het buitenland geld te verdienen, aldus Vellinga.
VNG steunt wetsvoorstel gemeentelijke watertaken In een brief aan de Tweede Kamer heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aangegeven zich goed te kunnen vinden in het wetsvoorstel voor de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. De VNG dringt aan op een spoedige behandeling van het wetsvoorstel.
D
e VNG vindt dat de in het wetsvoorstel beschreven gemeentelijke rol in de aanpak van waterproblemen goed aansluit bij de bestaande gemeentelijke verantwoordelijkheden. De vereniging is er tevreden over dat in het wetsvoorstel geen plicht is opgenomen tot het gescheiden afvoeren van afvalwater en regen- en grondwater. Afvoer via een gemengd stelsel blijft mogelijk. De VNG tekent hierbij wel aan dat in het voorstel onder andere de relatie tussen de voorkeursvolgorde voor omgaan met regenwater en de gemeentelijke zorgplicht voor doelmatige inzameling van regenwater onvoldoende duidelijk is. Dit mag niet leiden tot een plicht tot gescheiden inzameling van afvalwater en regenwater via aparte buizen.
Opname van het gemeentelijk grond- en regenwaterbeleid in het wettelijk verplichte rioleringsplan dat al bestaat, garandeert integraal gemeentelijk beleid en beperking van de bestuurslasten. Een verplicht stedelijk waterplan als centraal instrument voor gemeentelijke watertaken heeft dan ook geen meerwaarde, meent de VNG. Ook zijn de gemeenten tevreden over het feit dat de wet hen een rol geeft in de aanpak van grondwaterproblemen, maar dat deze ook weer niet zo ver gaat dat zij ook verantwoordelijk worden gehouden voor het grondwaterpeil. Wel moet de relatie tussen de gemeentelijke rol bij het aanpakken van grondwaterproblemen en de verantwoordelijkheid die waterschappen hierin hebben vanuit de Integrale Waterwet verduidelijkt worden, schrijft de VNG in haar brief. Onduidelijkheden hierover mogen niet leiden tot een beperking van de gemeentelijke autonomie en ook niet tot gemeentelijke beheersing en garantie van het grondwaterpeil in het bebouwd gebied. Verder is de VNG blij met de regierol in de aanpak van waterproblemen in het bebouwd gebied die gemeenten in het wetsvoorstel toebedeeld krijgen. Hiermee wordt voor de burger duidelijk dat de gemeente het aanspreekpunt is. De verbreding van het rioolrecht noemt de VNG een essentiële voorwaarde voor gemeenten om hun rol in de aanpak van waterproblemen te kunnen oppakken. Daarom dringt de vereniging aan op een snelle behandeling van het wetsvoorstel, zodat de gemeenten spoedig over deze heffing kunnen beschikken. zie ook pagina 21 t/m 23
Politici Als afsluiter was het de beurt aan de waterwoordvoerders van de drie grote politieke partijen om naar de toekomst te kijken. Jan Boelhouwer (PvdA) bleek zowel in de zaal als bij zijn collega’s weinig begrip te vinden voor het partijstandpunt om de waterschappen af te schaffen. Wel waren hij, zijn VVD-collega Janmarc Lenards en CDA-er Erik Lith het eens over de noodzaak de financiering van het waterbeheer beter af te dekken. Ook moet in de toekomst beter nagedacht worden over de plaats van water in het land. Volgens Boelhouwer zou het achteraf veel beter zijn geweest de HSL-lijn op een dijk van zes meter te bouwen. Dat zou voor compartimentering zorgen mocht er onverhoopt een overstroming plaatsvinden. Uit het debat bleek dat de verkiezingen eraan komen. Van Lith beschuldigde het PvdAprogramma van populisme, maar voordat die discussie verder kon gaan, greep voorzitter Kockelmann in. Uiteindelijk bleek de afstand tussen de politici toch niet zo groot te zijn. Over meer geld voor waterbeheer, rekening houden met water en (meer) verantwoordelijkheid en bewustwording van de burger waren de heren het eens. De randvoorwaarden verschillen per partijprogramma, het doel niet.
H2O / 18 - 2006
5
Pompen naar klantspecificatie voor elk systeem • Scheepvaart en Baggerindustrie, Drinkwater, Afvalwater, Brandblussytemen (on- en offshore) • Software Engineering • Services • Winterswijk • Beverwijk • Zevenbergen • Tynaarlo • Verhuur
3
Rijkswaterstaat, gemaal IJmuiden, 180.000 m /h Propeller pomp
Watermanagement
”Voor Rijnland wordt momenteel het CAW-concept gerealiseerd, we hebben er alle vertrouwen in” Dhr. P. de Booij, projectmanager Hoogheemraadschap van Rijnland
www.actemium.nl
actualiteit Proeven zandfiltratie op rwzi Harderwijk succesvol Verdergaande fosfaatverwijdering in het kader van het Integrale Inrichtingsplan Veluwe Randmeren was voor Waterschap Veluwe aanleiding voor het testen van een aantal filtertypen op rwzi Harderwijk. Doel was om te onderzoeken of en hoe door middel van filtratie het fosfaatgehalte in de afloop van de nabezinktank aanzienlijk kon worden verlaagd. Gedurende zeven maanden zijn pilottesten uitgevoerd met een drietal op basis van een op systeemkeuze geselecteerde semi-technische installaties van de volgende typen: dubbellaags discontinu filter, continu zandfilter en een dubbellaags cellenfilter. Het onderzoek is uitgevoerd door Waterschap Veluwe, Volker Wessels Water, Logisticon Water Treatment, Nordic Water en Grontmij. In deze periode is constant de maximale situatie in de toekomstige filtereenheden gesimuleerd.
name in de procesvoering en spoelwaterbehandeling. De filters werken alle zeer goed bij een redelijke bedrijfsvoering en filtratiesnelheid welke maximaal 20 procent afweek van de vooraf aangenomen haalbare filtratiesnelheid (zowel positief als negatief ). Een redelijke bedrijfsvoering is het bereiken van de gewenste filtraatkwaliteit bij zo hoog mogelijke filtersnelheid, zo laag mogelijke bedhoogte en een acceptabele spoelfrequentie onder de gesimuleerde maximale bedrijfsomstandigheden. Tijdens de experimenten, in principe bedoeld om de verwijdering van fosfaat vast te stellen, is rekening gehouden met de toekomst en de mogelijk strengere eisen aan het effluent die kunnen worden gesteld. Zo is enerzijds de extinctie en TOC van het effluent van de zandfilters gemeten voor eventuele toekomstige (geavanceerde) oxidatietechnieken met bijvoorbeeld UV en
ozon. Anderzijds is al geëxperimenteerd met actieve kool. Een te ontwerpen installatie zal in eerste instantie gemakkelijk aanpasbaar zijn en bij eventueel vereiste uitbreidingen geen desinvestering blijken te zijn. Momenteel wordt door Grontmij de laatste hand gelegd aan de eindrapportage. Hiermee kan Waterschap Veluwe op basis van een multicriteria-analyse een goed gefundeerde keuze maken voor het type filtratie voor fosfaatverwijdering bij de specifieke omstandigheden van rwzi Harderwijk met een goed doorzicht naar toekomstige aanpassingen aan de zuivering. Nico Wortel (Grontmij) Lukas Schoenmakers (Volker Wessels Water) Ruud van Dalen (Waterschap Veluwe)
Een Dynasand- en dubbellaagsfilter (hydroanthraciet/zand) met spoelbuffer.
T
wee soorten vlokmiddelen, negen soorten filtermaterialen, diverse filterbedhoogtes en filtersnelheden zijn uitgetest om voor elk type filter tot een optimale configuratie en bedrijfsvoering te komen. Over de hoogtes van de filters zijn druk- en kwaliteitsmetingen uitgevoerd. Hiermee kon enerzijds de weerstandsopbouw in de filters worden gemonitord (als hulpmiddel voor optimale filterbedsamenstelling) en anderzijds de diepte van indringing van de te verwijderen fosfaat (opgelost en totaal) om een veilige minimale filterbedhoogte vast te stellen.
Een dubbellaags cellenfilter (actieve kool/zand) met druk- en kwaliteitsmeetssysteem.
Als vlokmiddel zijn ijzer- en polyaluminiumchloride getest. Voor de situatie in Harderwijk lijkt aluminium het aangewezen vlokmiddel met name bij relatief hoge fosfaatconcentraties in de afloop van de nabezinktank. Het dubbellaagsfilter was voorzien van hydroanthraciet (twee typen) en het ‘automatic backwash filter’ is getest met en zonder actieve kool (ook in twee typen). Het grovere materiaal voldeed uitstekend bij hogere filtersnelheden, hetgeen direct de investeringen verlaagt. De gekozen actieve kool, gebruikt als grof filtermateriaal, was in staat de hormoonverstorende activiteit van het effluent sterk te reduceren, evenals de concentraties aan (resten) van geneesmiddelen. Onderzocht is tevens de verwijdering van een groot aantal KRW-stoffen. Met alle drie de filtertypen bleek het gewenste fosfaatgehalte van gemiddeld 0,15 mg/l P-totaal zeer goed haalbaar; vaak lag het onder de 0,1 mg/l. Verschillen zitten met
H2O / 18 - 2006
7
Brabantse pilots waterkwaliteit van start Waterbeherend Nederland is de laatste maanden druk bezig geweest met het opstellen van maatregelentabellen. Hierin wordt aangegeven hoe de waterkwaliteit in 2015 verbeterd kan worden. Het betreffen echter nog papieren acties. Om een beter inzicht te krijgen in de praktische toepasbaarheid, de milieueffecten en de kosteneffectiviteit van maatregelen kunnen deze het beste worden uitgeprobeerd. Met dit doel voor ogen voeren de Provincie Noord-Brabant en de Brabantse waterschappen het project ‘Gebiedspilots waterkwaliteit’ uit.
D
e voornaamste doelgroepen van de pilots zijn de landbouw, de waterbeheerders en de gemeenten. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering in de vijf verschillende proefgebieden. De Provincie Noord-Brabant draagt zorg voor de afstemming, de evaluatie en de ‘opschaling’ van de ervaringen naar heel Brabant. De opzet van een gedegen evaluatieprogramma speelt hierbij een sleutelrol.
analyse. Eventueel kan het gebiedsplan zo nog bijgesteld worden. De komende drie jaar worden de plannen uitgevoerd en gemonitord. Informatie die uit de Brabantse pilots en andere informatiebronnen beschikbaar komt, wordt door de Provincie Noord-Brabant verzameld en verwerkt in de databank van het ‘beslisinstrument’. Op deze wijze kan op systematische wijze de kosteneffectiviteit van steeds meer maatregelen met een hogere nauwkeurigheid worden beschreven.
Aanpak op hoofdlijnen De aanpak van het project ‘Gebiedspilots waterkwaliteit’ is gebaseerd op de klassieke beheerscyclus. Een belangrijke toevoeging is die van een instrument om planvorming te ondersteunen én resultaten in vast te leggen. De projectresultaten kunnen op deze wijze eenvoudig en eenduidig beschikbaar worden gemaakt voor toepassing buiten de pilotgebieden. Voor elke pilot is in de zomer van 2005 een gebiedsplan opgesteld. Dit is gedaan op basis van de huidige kennis over het gebied, de al voorgenomen ‘altijd goed’maatregelen en een eerste inschatting van de kosteneffectiviteit van de maatregelen. Ter ondersteuning van de planvorming is een zogeheten Beslisinstrument Maatregelen Waterkwaliteit opgesteld. Om vooraf een inschatting te kunnen maken van de effecten worden de gebiedsplannen onderworpen aan een maatschappelijke kosten-baten-
Welke maatregelen het beste genomen kunnen worden, is nog onduidelijk. De ervaringen met toepassing in praktijksituaties zijn beperkt en de bandbreedtes van gemeten effecten enorm. Maatregelen hebben betrekking op verschillende plaatsen in het verspreidingsproces (van bron tot watersysteem) en verschillende stoffen (nutriënten, bestrijdingsmiddelen, zware metalen). Daarnaast kunnen maatregelen op een verschillende schaal genomen worden. De kosteneffectiviteit van een aanpassing van een rioolwaterzuivering is moeilijk te vergelijken met een kleinschalige maatregel als het toepassen van bufferstroken. Bij het samenstellen van een pilotprogramma met veel verschillende maatregelen wordt zo al snel het overzicht verloren. Welke maatregelen zijn beschikbaar en wat zijn kansrijke maatregelen? Om de waterbeheerder handvatten te geven, is de computerprogrammatuur Beslisinstrument
Maatregelen Waterkwaliteit (BMW) gemaakt. Dit instrument geeft een globale indicatie van de kosteneffectiviteit van maatregelen. Het is bedoeld voor een eerste selectie van kansrijke maatregelen tijdens de planvorming. Het leent zich niet voor een gedetailleerde analyse. Op landelijke schaal worden soortgelijke initiatieven ontplooid. Voorbeelden zijn de KRW-verkenner en het Kennissysteem Maatregelen. Omdat deze (regionale) instrumenten nog niet gereed waren, is ervoor gekozen om een lichtere provinciale variant te maken. Dit Brabantse instrument is bovendien toepasbaar op een lager schaalniveau (lokaal en/of bedrijfsniveau). Waar mogelijk is uiteraard wel gebruik gemaakt van beschikbare landelijke informatie. De verzamelde Brabantse informatie is op haar beurt weer verwerkt in de ‘Maastabellen’ en ter beschikking gesteld voor de landelijke databank. Het BMW bestaat uit een databank met kentallen over effectiviteit en kosten van maatregelen. De gegevens zijn zoveel mogelijk vastgelegd op basis van bekende literatuurgegevens. Indien gegevens ontbreken, is op basis van een expertoordeel de effectiviteit geschat inclusief een bandbreedte met minimum- en maximumwaarden. Met het instrument kunnen mogelijke maatregelen worden opgevraagd en kan een eerste inschatting worden gemaakt van de kosteneffectiviteit van de maatregel. Op basis van kentallen en eenvoudige formules wordt berekend hoeveel kilogram stof uit het bodem- of watersysteem verwijderd kan worden. De gebruiker voert een eenvoudige kenschets van het gebied in met gegevens over de grootte van het gebied, het soort gebied (grondsoort, drainage, landgebruik) en kenmerken van het afvalwatersysteem. Gebiedsspecifieke informatie binnen Noord-Brabant kan worden opgevraagd in een meegeleverde GIS-kaartenbak. Op basis hiervan wordt door het instrument de kosteneffectiviteit per maatregel berekend. Tevens wordt aangegeven op welke termijn globaal een resultaat in het water is te verwachten.
Uniforme aanpak
Uitgangspunten BMW: • •
•
• •
8
De effectiviteit van de maatregelen wordt omgerekend in kilo’s te verwijderen stof; Onderscheid in bron-, proces- en effectgerichte maatregelen. Voorbeelden zijn respectievelijk het aanpassen van het veevoer, de aanleg van bufferstroken en het inrichten van een slibvang; In de praktijk kan het beste een set van maatregelen worden samengesteld, bijvoorbeeld een brongerichte maatregel als meest duurzame oplossing en een effectgerichte maatregel om op korte termijn resultaat te kunnen boeken. In de BMW worden de effecten van deze maatregelen los van elkaar doorgerekend; De maatregelen zijn gericht op de landbouw en op kleinschalige maatregelen in stedelijk gebied. Gericht op stikstof, fosfaat, koper, zink, nikkel en de totale groep bestrijdingsmiddelen.
H2O / 18 - 2006
De vijf gebiedspilots hebben elk hun geheel eigen accent in gekozen maatregelen die specifiek op de kenmerken van het gebied zijn afgestemd. In het stroomgebied van de Hooge Raam komt bijvoorbeeld van nature veel ijzer in de ondergrond voor. Hierdoor wordt het fosfaat goed gebonden. Fosfaat in het oppervlaktewater is daarom hier een veel kleiner probleem dan elders in NoordBrabant. Maatregelen gericht op fosfaat zijn hier nauwelijks nodig. De bedoeling van de pilots is om algemene conclusies te kunnen trekken voor geheel Noord-Brabant. Het evaluatieprogramma met een ex ante-, een ex post- en een monitoringcomponent vormt
achtergrond en de evaluatie achteraf zijn handleidingen opgesteld.
Conclusie
De Peelrijt (foto: Floris Verhagen)
de structuur waarbinnen de komende jaren informatie wordt verzameld en beoordeeld. Al in de eerste fasen van planvorming zijn de gebiedsplannen beoordeeld op hoofdlijnen. Zijn de gekozen maatregelen voldoende vernieuwend? Kunnen de effecten van de maatregelen gemonitord worden en zijn de maatregelen goed verdeeld over de verschillende pilots? Het resultaat zijn elkaar aanvullende gebiedsplannen. Aan de hand van de gebiedsplannen wordt de kosteneffectiviteit van de maatregelen vooraf ingeschat met een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Deze beperkt zich tot een eenvoudige toetsing van de effecten voor de landbouw, het landschap en de natuur. Daarom wordt dit een MKBA-light genoemd. Deze analyse wordt binnenkort uitgevoerd. De monitoring van de pilots bestaat uit drie onderdelen. Ten eerste bronmonitoring waarbij wordt bijgehouden wat de agrariër aan meststoffen, veevoer en bestrijdingsmiddelen zowel aan- als afvoert. Ten tweede prestatiemonitoring: het bijhouden van hoeveel agrariërs meedoen en met welke maatregelen. En ten derde de monitoring van de daadwerkelijke (grond)waterkwaliteit. Dit wordt de effectmonitoring genoemd. Omdat de effecten van veel maatregelen pas op langere termijn merkbaar zijn, dient in de effectmonitoring hiermee rekening te worden gehouden. Het kan daarom slimmer zijn om een uitgebreidere bronmonitoring te doen in plaats van monitoring in de bodem en het watersysteem. Deze monitoring wordt aangevuld met een goede syteemanalyse van het effect van de maatregelen.
Voor de drie hierboven beschreven onderdelen, de MKBA-light, de monitoring
Het project ‘Gebiedspilots waterkwaliteit’ levert belangrijke praktijkervaringen over de kosteneffectiviteit van maatregelen. Deze ervaringen worden op systematische wijze verzameld, beoordeeld en beschreven. Centraal in dit proces staat het ‘Beslisinstrument Maatregelen Waterkwaliteit’. Met behulp van dit instrument worden de ervaringen uit de pilots op eenvoudige wijze beschikbaar gemaakt voor toepassing in heel Brabant en in vergelijkbare gebieden daarbuiten. Floris Verhagen (Royal Haskoning) Frank van Lamoen (Provincie NoordBrabant)
De vijf pilots zijn divers van aard en hebben een doorlooptijd van drie tot vier jaar. De pilots worden uitgevoerd door drie Brabantse waterschappen: • De Kleine Beerze (Waterschap De Dommel) is een beek met hoge natuurwaarden. In het pilotgebied bevinden zich twee natte natuurparels (Landschotse heide en SpekdonkenMolenbroek) en een grondwaterbeschermingsgebied (Vessem). In de pilot wordt een breed pakket aan maatregelen ingevoerd met een belangrijke focus op het beperken van het gebruik van bestrijdingsmiddelen; • De Peelrijt (Waterschap De Dommel), waar de proef is gericht op de verbetering van de waterkwaliteit ten behoeve van de benedenstrooms gelegen Strabrechtse heide. Het water wordt nu nog omgeleid via een koppelleiding. Gedacht wordt aan een combinatie van een grootschalige helofytenfilter en waterberging met brongerichte maatregelen in de landbouw. Doorgang van de pilot is nog afhankelijk van de bestuurlijke besluitvorming over de gewenste integrale oplossing voor het gebied; • De Chaamse beken (Waterschap Brabantse Delta), een zestal beekjes met als functie waternatuur. De nutriëntenvracht wordt voornamelijk bepaald door diffuse uitspoeling uit de landbouwgronden. In de pilot wordt geconcentreerd op het invoeren van minimaal tien meter brede droge bufferstroken als blauwe dienst en natte bufferstroken. Tevens wordt gekeken naar de belasting van de rwzi op één van de beekjes en de mogelijkheden om deze te reduceren; • De Rietkreek (Waterschap Brabantse Delta) is een krekenstelsel in een open poldergebied. In deze pilot worden diverse maatregelen genomen in zowel het afvalwatersysteem (opwaarderen van IBA’s, verbetering rioolwaterzuivering) als maatregelen in de landbouw en het verbeteren van de bronnenanalyse om beter inzicht te hebben in de oorsprong van de verontreinigingen, zoals de externe belasting, kwel en nalevering uit de waterbodem; • De Hooge Raam (Waterschap Aa en Maas) is een hydrologisch afgesloten gebied dat sterk door de landbouw wordt beïnvloed. De plannen voor de Hooge Raam zijn als laatste opgesteld. Daarom is in overleg met betrokkenen uit de streek gekeken naar vernieuwende en kansrijke maatregelen.
De eindevaluatie van de pilots vindt plaats in 2008. De belangrijkste vraag is in hoeverre de maatregelen uit de pilots ook in andere gebieden ingezet kunnen worden. Bekeken wordt of men maatregelen effectiever bovenstrooms of misschien juist benedenstrooms in kan zetten en of de succesvolle maatregelen ook elders in Noord-Brabant ingezet kunnen worden.
H2O / 18 - 2006
9
H VAKBEURS
FULL-SERVICE-FORMULE
De Aqua Nederland Vakbeurs is drie dagen lang hét trefpunt waar ondernemers en relaties uit de waterbranche elkaar ontmoeten. U kunt in een sfeervolle, verkoopbevorderende ambiance zaken doen, contacten leggen, informatie uitwisselen en ideeën opdoen.
Evenementenhal Gorinchem hanteert tijdens de Aqua Nederland Vakbeurs dé unieke full-service-formule van Van Der Most Groep. Deze formule houdt in dat het zowel de exposant als de bezoeker aan niets zal ontbreken. De exposant wordt veel werk uit handen genomen, daar de standunit compleet opgebouwd en afgewerkt is bij aankomst op de beursvloer en daarnaast kunnen de exposanten gebruik maken van de uitnodigingsservice van Evenementenhal Gorinchem. De exposanten en de bezoekers kunnen vrij gebruik maken van de horecafaciliteiten op de beursvloer en gratis parkeren.
EXPOSANTEN Op deze vakbeurs presenteren ondernemers, fabrikanten en importeurs in de waterbranche hun producten en/of diensten bij een gemotiveerde doelgroep. De exposanten richten zich met name op waterbehandeling, transport en opslag, meet- en regeltechniek, onderzoek en advies en productnoviteiten.
BEZOEKERS
Wenst u meer informatie over deze vakbeurs, neemt u dan contact op met de organisatie.
De bezoekers van de Aqua Nederland Vakbeurs worden zorgvuldig door uzelf, als exposant, geselecteerd. De vakbeurs wordt op deze manier door een doelgericht publiek op midden- en hoogkaderniveau bezocht.
Evenementenhal Gorinchem Franklinweg 2, 4207 HZ Gorinchem T 0183 680 680 F 0183 680 600 I www.evenementenhalgorinchem.nl E
[email protected]
achtergrond
Waterschap Veluwe heeft weinig moeite met GGOR Het GGOR-proces verloopt voor Waterschap Veluwe in tegenstelling tot de landelijke tendens voorspoedig. Het kiest daarbij bewust voor eerst een globale uitwerking op hoofdlijnen en vervolgens een integrale afweging op lokale schaal. Waterschap Veluwe schept hierdoor bij alle betrokken partijen duidelijkheid en acceptatie ten aanzien van de mogelijkheden van het watersysteem en de gerelateerde gebiedsdoelstellingen. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat in 2010 overal het gewenst grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) dient te worden vastgesteld. Daarbij stelt de provincie de kaders op en werkt het waterschap het GGOR uit. In haar Waterhuishoudplan 3 nam de provincie Gelderland op dat ze voor de zogeheten natte natuurparels het GGOR met voorrang uitwerkt. In 2009 moet namelijk ongeveer een kwart van de benodigde maatregelen in deze gebieden gerealiseerd zijn en in 2015 alle maatregelen. Daarnaast is in Gelderland ook het vasthouden van water in de actiegebieden een belangrijk speerpunt. Het waterschap heeft samen met Royal Haskoning een voorlopig GGOR opgesteld. Daarbij zijn de provincie Gelderland, LTONoord, Vitens en de terreinbeheerders nauw betrokken geweest. De partijen speelden een belangrijke rol in de inbreng van specifieke gebiedskennis, het benoemen van knelpunten en het formuleren van concrete maatregelen. De waarde van het opstellen van het GGOR is daarbij in eerste instantie vooral procesmatig. Omdat alle betrokken partijen hun eisen, wensen en randvoorwaarden konden inbrengen, is op een vroeg moment actief aan draagvlak gebouwd. In sessies met de betrokken partijen kan een directe koppeling tussen gewenst regime, effecten van de maatregelen en de resulterende doelrealisatie worden gemaakt. Deze terugkoppeling maakt het mogelijk om in relatief korte tijd, circa een half jaar, een voorlopig grond- en oppervlaktewaterregime (VGOR) op te stellen.
De resultaten van de GGOR-studie stellen het waterschap ook in staat om prioriteiten te stellen ten aanzien van kansrijke gebieden en maatregelen. Deze geven een eerste indruk van de haalbaarheid en realiseerbaarheid van beleidsdoelen. Daarmee werd ook bespreekbaar in hoeverre aanpassingen van instrumenten en/of doelstellingen (voor de korte of lange termijn) wenselijk danwel noodzakelijk zijn. Het waterschap heeft om deze reden bewust gekozen voor het uitwerken van lokale maatregelen en verkennende (vérgaande) maatregelen. Lokale maatregelen hebben betrekking op één of enkele waterlopen of percelen en daarmee een klein beïnvloedingsgebied, bijvoorbeeld in de vorm van het plaatsen van een stuw of de aanpassing van detailontwatering. Vérgaande maatregelen hebben een groot beïnvloedingsgebied en/ of vérgaande sociaal-economische gevolgen, bijvoorbeeld in de vorm van het aanpassen of verplaatsen van drinkwaterwinningen of het in grote delen van het stroomgebied aanpassen van de drainagebasis. Lokale maatregelen zijn maatwerk en zorgen voor een uitbreiding van het areaal gewenste natuurdoeltype. Uit de uitgevoerde studie blijkt dat in veel gevallen het uitvoeren van alleen lokale maatregelen tot een (zeer) geringe toename van het gewenste areaal leidt. In een groot aantal gevallen blijkt (water)systeemherstel de enige manier om tot totaal herstel van de beoogde natuurdoelen te komen. Om dit te bewerkstelligen zijn soms fundamentele en vérgaande keuzes nodig: keuzes ten aanzien van het grondgebruik (ruimtelijke ordening), de toelaatbaarheid van het huidige landgebruik en de mate van robuustheid van het (oppervlakte) watersysteem. De uitdaging is dan ook het maken van de juiste keuzes ten aanzien van het watersysteem en de functies die hiermee ondersteund kunnen worden. De keuzes zullen te allen tijde gebaseerd moeten zijn op de mogelijkheden van het systeem in relatie tot het gebruik van de omgeving. Bij de uiteindelijke integrale (ruimtelijke) afweging zijn verder het maatschappelijk draagvlak, de kosteneffectiveit en de mogelijke inzet van maatregelen buiten het waterbeheer van belang. Het GGOR is daarbij faciliterend en kan door middel van een repeterend verfijningsproces leiden tot een gewenste uitwerking van de gekozen gebiedsdoelstelling. Het waterschap werkt momenteel het eerste definitieve GGOR uit en streeft ernaar om in 2007 het regime voor het landelijk gebied te kunnen vaststellen. De maatregelen die hierbij horen, dienen zoals gezegd in de periode tot 2015 uitgevoerd te worden. ir. M. Arts (Royal Haskoning) ir. H. Reit (Provincie Gelderland) drs. J. Kabout (Waterschap Veluwe)
Prins Willem-Alexander (foto: GWP)
Jubilerend GWP viert feest Eind vorige maand vierde het Global Water Partnership (GWP) zijn tienjarige jubileum. De Prins van Oranje zette de in dit kader georganiseerde bijeenkomst luister bij.
D
e bijeenkomst van GWP - die bestond uit een sessie van drie dagen met de ‘Consulting Partners’, voorafgegaan door twee netwerkdagen en afgesloten met een feestelijk programma - vond plaats voorafgaand aan de Stockholm Water Week. Net als andere mondiaal opererende organisaties maakte het GWP van de gelegenheid gebruik om de tóch al bijeen gekomen waterdeskundigen vanuit de gehele wereld te voorzien van aktuele informatie over de resultaten die de afgelopen periode zijn geboekt. De geluiden lieten alom horen dat GWP - dat zich ten doel heeft gesteld om integraal waterbeheer een standaard onderdeel van beleid te maken - een aantal mooie producten heeft geleverd. Recente voorbeelden hiervan zijn de ‘policy briefs’ en technische documenten over integraal waterbeheer, inclusief de met Nederlandse ondersteuning tot stand gekomen IWRM ‘toolkit’, die nu ook op cd-rom beschikbaar is. Hoewel in de wandelgangen hier en daar ook minder positieve geluiden te horen waren, blijkt het Global Water Parnership erin te zijn geslaagd om IWRM op hoog niveau op de kaart te zetten. Dit bleek ook toen de Prins van Oranje, in zijn hoedanigheid van beschermheer van GWP, het eerste exemplaar van het boek The Boldness of Small Steps in ontvangst nam. Het boek geeft een fraai overzicht van de activiteiten van tien jaar Global Water Partnership. Prins Willem-Alexander mocht vervolgens een groot aantal exemplaren aan aanwezigen overhandigen, onder andere aan de Zweedse kroonprinses. Michael van der Valk
H2O / 18 - 2006
11
Beleid van Van Geel ten aanzien van alternatieve technieken legionellapreventie Bij elke vorm van beheer van collectieve leidingwaterinstallaties behoren eenmalig of periodiek uit te voeren maatregelen die essentieel zijn voor de effectiviteit van legionellapreventie. Het nalaten of onjuist uitvoeren van de maatregelen betekent dat de effectiviteit ervan niet meer is gewaarborgd. Er kan dan legionellagroei plaatsvinden en er kunnen neveneffecten optreden die schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Dat schrijft staatssecretaris Van Geel (VROM) in een brief van 15 augustus aan de Tweede Kamer.
I
n deze brief gaat Van Geel nader in op de beleidsmatige conclusies die hij trekt uit de rapportage van een onderzoek door Kiwa naar alternatieve technieken voor legionellapreventie in collectieve leidingwaterinstallaties. Het onderzoek bestond uit de realisering van een proefleidinginstallatie en een testprotocol voor alternatieve technieken, de ontwikkeling van een beoordelingsrichtlijn voor fysische technieken en de evaluatie van een aantal praktijktesten. Volgens Van Geel wordt de juistheid van de maatregelen mede getoetst door het
uitvoeren van een bacterietelling. Men moet de uit te voeren maatregelen opnemen in een beheersplan en de uitvoering ervan vastleggen in een logboek. Bij toepassing van alternatieve technieken is sprake van behandeling van het water en moeten er beheersmatig, overeenkomstig het Waterleidingbesluit, een aantal auditparameters worden gemeten. Voor alle preventietechnieken geldt dat de toegepaste materialen en de eventueel gebruikte chemicaliën moeten voldoen aan het Waterleidingbesluit en de daarop gebaseerde Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoor-
Communicatieplatform over Legionella stopt Het CommunicatiePlatform Legionella (CPL) stopt eind dit jaar. Na zes jaar is de belangrijkste doelstelling bereikt. Het platform genoot in het veld weinig bekendheid. Op de vele momenten dat de bacterie Legionella in het nieuws was, kwam het CPL niet in beeld. De werkwijze en samenstelling van het platform stonden dat niet toe. Toch was de formule ervan succesvol, meent CPL-voorzitter Will Scheffer (Uneto-VNI). Een belangrijk doel van het CPL was het onderling afstemmen van beleids- en onderzoeksactiviteiten van de deelnemende organisaties die zijn gericht op het legionellaveiliger maken van relevante gebouwgebonden installaties. Het CPL was vooral bedoeld als communicatieplatform en nam als zodanig geen verantwoordelijkheden over van de aangesloten organisaties. Het platform bracht daarom geen gezamenlijke standpunten naar buiten. Dat deden de aangesloten organisaties zelf. Het CPL functioneerde sinds 1 januari 2001. Het was de voortzetting van het Overlegplatform Warmwater van Novem. Kort na de legionella-epidemie in Bovenkarspel (voorjaar 1999) was dat platform opgericht op initiatief van Uneto-VNI. De huidige leden van het CPL zijn: Aqua Nederland, Arbeidsinspectie, InfoMil, Facility Management Nederland, Bureau Leidingen, Kenteq, Kiwa, Ministerie van Defensie DGW&T, Ministerie van SZW, Ministerie van VROM, TVVL, Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie, Senter-Novem, NVTB, Rijksgebouwendienst, Stichting EPK, Stichting Veteranenziekte, TNO, Uneto-VNI (voorzitter), VEMW, VEWIN en VFK/FME. Door het ontbreken van voldoende financiële middelen bij de organisaties zijn lang niet alle plannen tot uitvoering gekomen. Toch is sinds 1999 in Nederland op het gebied van legionellapreventie veel gedaan aan onderzoek, publicaties en scholing. Volgens de deelnemers aan het platform is de legionellapreventie thans goed te overzien en is daarmee de belangrijkste doelstelling bereikt. Maar nog lang niet alle relevante gebouwgebonden installaties zijn legionellaveilig. En op het moment dat de installaties wel veilig zijn, is het de opgave deze met een juist beheer veilig te houden. Legionellapreventie vraagt blijvende zorg, aldus Scheffer. Daarom is binnen het CPL sinds de definitieve regeling voor legionellapreventie in het Waterleidingbesluit eind 2004 de aandacht vooral uitgegaan naar het handen en voeten geven aan de zorgplicht en de branchespecifieke uitwerkingen. De Rijksgebouwendienst en het Ministerie van Defensie hebben als eerste zo’n branchespecifieke publicatie gerealiseerd. Op het door het CPL op 12 december in Den Haag te houden slotsymposium stelt het platform deze publicatie officieel beschikbaar. Voor meer informatie: (010) 206 59 69
ziening. Bij gebruik van een biocide in de zin van de Bestrijdingsmiddelenwet moet aan de voorschriften van deze wet worden voldaan. De volgorde van de verschillende vormen van beheer waaraan Van Geel de voorkeur geeft, is te beschouwen als een ladder waarmee men bovenaan begint en die alleen wordt afgedaald als de eigenaar kan aantonen dat de betreffende beheerstechniek in de specifieke situatie redelijkerwijs niet toepasbaar was of onvoldoende effectief bleek te zijn. Dat aantonen moet gebeuren aan het waterleidingbedrijf (bij controle) danwel de VROM-Inspectie (bij toezicht). De volgorde is: thermisch beheer, fysisch beheer (micro- en ultrafiltratie, UV-licht en pasteurisatie), elektrochemisch beheer (anodische oxidatie en koper-zilverionisatie) en chemisch beheer (chloordioxide, chlooramine en ozon). Bij de twee laatste beheerstechnieken worden stoffen met bacteriedodende werking in het water gebracht danwel gevormd uit de reeds in het water aanwezige stoffen. De toepassing daarvan kan noodzakelijk zijn bij leidingwaterinstallaties waar legionellapreventie verplicht is en de twee eerste beheerstechnieken niet werkzaam zijn. Voor effectieve toepassing van fysische technieken is het essentieel dat het gehele achterliggende leidingnet wordt gereinigd en gedesinfecteerd. Hiertoe moeten alle tappunten bekend en bereikbaar zijn en alle dode einden verwijderd. Gewaarborgd moet zijn dat de techniek geen (levende) bacteriën doorlaat, anders kan besmetting of groei optreden. Van Geel verwacht dat de toepassing van de door het College van Deskundigen van Kiwa in opdracht van VROM ontwikkelde beoordelingsrichtlijn voor de borging van de effectiviteit een belangrijk instrument zal zijn. Van Geel had al in 2003 de Tweede Kamer laten weten dat hij de toepassing van fysische technieken voor legionellapreventie (onder voorwaarden) acceptabel acht. Op basis van het onderzoek dat nu verricht is, is Van Geel nu ook voor koper-zilverionisatie en anodische oxidatie (inclusief elektrodiafragmalyse) tot het inzicht gekomen dat toepassing in Nederlandse collectieve leidingwaterinstallaties effectief kan zijn bij de bestrijding van legionellabacteriën, waarbij de neveneffecten op het eerste gezicht niet onevenredig groot lijken te zijn. De bewindsman vindt het gewenst dat er ook voor deze technieken een beoordelingsrichtlijn wordt opgesteld, maar vindt het in rede liggen dat de betreffende marktpartijen hiertoe het initiatief nemen. Will Scheffer (Uneto-VNI)
12
H2O / 18 - 2006
JAAR 2OSSMARK 4IJDEN VERANDEREN KWALITEIT BLIJFT
'ROOT EN KLEIN 2OSSMARK HEEFT RIJKE ERVARING MET GROTE PROJECTEN ALS DRINKWATERPOMP STATIONS DIE GEMAKKELIJK M BESLAAN -AAR WE BLIJVEN OP DE KLEINTJES LETTEN 7ANT OOK ALS HET GAAT OM WATERZUIVERING OP SLECHTS ENKELE VIERKANTE METERS IN BESTAANDE GEBOUWEN IS 2OSSMARK UW PARTNER )N ZIEKENHUIZEN LABORATORIA OP SCHOLEN OF ZELFS IN RESTAURANTS :O LEVERT 2OSSMARK APPARATUUR AAN EEN LABORATORIUM IN ,ELYSTAD VOOR HET VERKRIJGEN VAN 5LTRAPURE WATER $IT LAB HELPT DE OVERHEID BIJ WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK TER PREVENTIE EN BE STRIJDING VAN BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN $E RECHTS AFGEBEELDE MAXI 2/ OP BASIS VAN DE TECHNIEK /MGEKEERDE /SMOSE 2EVERSE /SMOSIS IS DAN UITSTEKEND GESCHIKT $E MAXI 2/ VERWERKT MAAR LIEFST LITER WATER PER UUR %N DAT OP SLECHTS M
JAAR 2OSSMARK -ET RECHT ³4HE -ARK OF %XPERIENCE´ 2OSSMARK 7ATERBEHANDELING BV #ELSIUSSTRAAT ": %DE ., 0OSTBUS "' %DE ., 4 &