jaargang 7 nummer
20 oktober 2009
huisartsenmagazine VUmc
Thema: e-hag • e-medicine? • In the spotlight: • Veel nieuws • Therapie op internet: kom je van je fobie af achter de computer? • Telebegeleiding bij diabetes type 2: helpt de Health Buddy • Wiki interview • Internet in de praktijk • Het nut van genetische zelftests • Laat je zien op internet •
Aanstellingen Bij het academisch netwerk huisartsgeneeskunde 1 maart 2009 Tom Segers Coördinator innovatiemanagement Met name verbetertrajecten zoals project praktijkaccreditering, reorganisatie 2e en 3e jaar 1 september 2009 Lisette Luijkx Huisartsdocent Bij studentenonderwijs 1 mei 2009 Martje Wiersma Administratief medewerker Praktijkstages in de bachelor- en master-opleiding Paul Houben Huisarts - onderwijs en vragenbank 1 september 2009 Chantal Schulze Administratieve ondersteuning vragenbank 15 september 2009 Eveline Bloemer Basisarts, vragenbank Bij wetenschappelijk onderzoek 1 juni 2009 Babette van der Zwaard Promovendus Project: Treatment of foot problems in the elderly 1 september 2009 Pim van den Dungen Junioronderzoeker Project: Zorgcoördinatie van dementiepatiënten in de 1ste lijn, een ontwikkelstudie 15 september 2009 Gwendolyn Meijboom Secretaresse Ouderennet VUmc en partners en Secretaresse onderzoekslijn Leefstijl, Overgewicht en Diabetes Bij de universitaire huisartsenpraktijk (UHP) 1 juni 2009 Paula Maring Huisarts 1 augustus 2009 Marijke Meeusen Praktijkassistente
Mededeling
Zet bij uw favorieten: www.vumc.nl/ afdelingen/huisartsgeneeskunde/
Colofon
HM is het magazine van de afdeling huisartsgeneeskunde van VU medisch centrum voor al haar externe contacten en komt uit in een oplage van ca. 1400 exemplaren.
e-medicine?
Door Daniëlle van der Windt Het is 40 jaar geleden dat het internet ontstond, als een netwerk van twee computers van twee universiteiten in Californië. Inmiddels is internet vrijwel onmisbaar als bron van informatie en vermaak en als vehikel voor commercie en communicatie. In dit nummer van HM maken we kennis met een aantal doorgewinterde gebruikers van de nieuwe media, die op de fiets podcasts afluisteren of een wiki ontwikkelen voor de huisartsopleiding. Dit nummer laat ook zien dat in de zorg steeds meer gebruik wordt gemaakt van de nieuwe communicatiemethoden. Moderne technieken worden gebruikt om mensen met een chronische ziekte te begeleiden, hun zelfredzaamheid te bevorderen en mensen meer verantwoordelijkheid te geven over hun ziekte. De ontwikkeling van internettherapieën, bijvoorbeeld voor depressie of sociale fobieën maken behandeling toegankelijk voor mensen die schromen om met deze klachten naar de huisarts te gaan of niet in staat zijn naar een zorginstelling te komen. HM laat echter ook de keerzijde zien van de ontwikkeling van ‘e-medicine’. De beschikbaarheid van diagnostische zelftesten via internet kan bijvoorbeeld leiden tot een ongezonde bezorgdheid en mogelijk tot een overmaat aan diagnostische procedures en behandeling. De beschikbaarheid van allerlei zelfzorgtherapieën op het Internet kan er misschien toe leiden dat mensen te laat professionele hulp zoeken. En betekent dit dat persoonlijk contact langzamerhand wordt vervangen door elektronische communicatie? Wat zijn de consequenties van deze ontwikkelingen voor de continuïteit van zorg door de huisarts? Misschien moeten we hier niet al te somber over zijn, en proberen de mogelijkheden die Internet en andere media ons bieden zo goed mogelijk te benutten. De consequenties voor de zorg en het welzijn van patiënten moeten we natuurlijk kritisch onderzoeken. Ik behoor tot de trage gebruikers van de nieuwe media: ik heb een elektronische agenda en bewaar nauwelijks meer iets op paper, maar heb liever een papieren boek in handen, ben niet op Hyves te vinden, en snap niks van twitteren. Toch mocht ik deze keer in plaats van Henriëtte van der Horst het voorwoord schrijven, als een laatste bijdrage aan de redactie van HM. Binnenkort werk ik fulltime in Engeland en een ding is zeker; ik zal dankbaar gebruik maken van de nieuwe media om het contact met de afdeling Huisartsgeneeskunde te blijven onderhouden.
Redactie Valentina Blom (fotografie), Ale Gercama, Sietske Grol, Loes Haan, Frieda de Haas, Els Spin, Wim Willems, Daniëlle van der Windt (eindredactie). Aan dit nummer werkten mee: Nettie Blankenstein, Karin Breed, Petra Elders, Cylla Friedberg, Lidewij Henneman, Mariëlle Roek, Bettine Schreuders, Maurits van Tulder, Eus Wust. Vormgeving:
Brenda Spuij en Joost van Ommen Dienst Marketing &Communicatie VU/VFT Druk: Papyrus, Diemen
Daniëlle van der Windt
Even voorstellen.... Tom Segers, projectcoördinator onderwijsinnovatie
Wat ga je in je nieuwe functie doen? Wat zijn je plannen? Ik houd me bezig met onderwijsinnovaties. Op dit moment zijn dat de projecten herstructurering van het 2e en het 3e jaar huisartsopleiding. De innovatie van het 2e jaar is de ontwikkeling in de dop. Dankzij voorwerk van velen denken we al in maart 2010 iets nieuws te kunnen aanbieden. De accreditering van de huisartsopleiderspraktijken heeft ook mijn aandacht. In 2009 en in 2010 zullen er rond de 35 praktijken starten met de accreditering. Maar ook hier zij er innovatieplannen. Vanuit VUmc zullen we met opleiders bijdragen aan de accreditering van het opleidingsaspect in de huisartspraktijk. Wat heb je hiervoor gedaan? Ik studeerde organisatieontwikkeling. Samen met een collega run ik een bureau voor organisatieadvies en interim management in de non-profit sector. Onderwijservaring heb ik opgedaan als docent/trainer over onderwerpen als effectief functioneren en omgaan met macht. De laatste jaren heeft interim management mijn aandacht. Relevant voor de huisartsopleiding is dat ik enige jaren interim directeur was bij de SVUH, de voorganger van Huisarts Opleiding Nederland. Waarom maak je nu deze switch? Naar mijn idee maak ik geen switch. Ik doe leuk werk. Wil je iets kenmerkends over jezelf vertellen? Ik sport: het langere werk op de fiets en de schaats bevalt mij het best. Met vrienden, want ik houd het graag leuk. Ik woon met veel plezier aan de rand van Amsterdam met het centrum op een kwartiertje fietsen op de stadsfiets. Naar de film en lekker eten.
Even voorstellen.... Martje Wiersma, secretarieel medewerker
Wat ga je in je nieuwe functie doen? Wat zijn je plannen? Ik ga de collega’s ondersteunen die binnen de afdeling studentenonderwijs werkzaam zijn. Ik ben betrokken bij de organisatie van de praktijkstage huisartsgeneeskunde voor 2e jaars studenten. Er moeten voldoende geschikte stageplaatsen zijn, de huisartsen moeten op de hoogte worden gebracht van de komst van de student en van ontwikkelingen in het nieuwe curriculum. Daarnaast werk ik mee aan de organisatie van de co-schappen. Ik leer werken met een aantal systemen en verdiep ik in de regels, procedures en voorschriften. Maar eigenlijk heb ik maar één plan: actief en op mijn manier meewerken aan een goede dienstverlening vanuit onze afdeling. Wat heb je hiervoor gedaan? Na mijn studie Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam ben ik bij de zorgverzekeraars beland. Ik ben begonnen als opleidingsfunctionaris/ voorlichtingsconsulent, vervolgens heb ik jarenlang gewerkt als opleidingsadviseur/loopbaancoach. In deze functies was ik betrokken bij de verbetertrajecten en veranderingsprocessen bij de zorgverzekeraars. In die lange periode heb ik veel geleerd over opleiden & ontwikkelen binnen organisaties en maakte kennis met nieuwe principes en toepassingen. Waarom maak je nu deze switch? Ik heb hier gesolliciteerd omdat ik de ontwikkelingen in het academisch onderwijs van nabij wil volgen. Het VUmc-compas was voor mij een novum! Gelet op mijn achtergrond en belangstelling kan ik mijn hart ophalen binnen dit instituut en op allerlei manieren een steentje bijdragen. Wil je iets kenmerkends over jezelf vertellen? Liever niet, wat in zekere zin al een antwoord is….. Hier toch mijn antwoord. Wat kenmerkend aan mij is, valt niet echt op. Ik ben van nature solitair en stoïcijns, in de realiteit ben ik redelijk conformistisch en betrokken bij de zaak. 3 huisartsenmagazine - oktober 2009
Agenda/onderwijs Gezocht: Nieuwe huisartsopleiders Wij zoeken: huisartsen die belangstelling hebben voor het opleiderschap. Wij bieden: een oriëntatiecursus die inzicht biedt in wat het opleiden van huisartsen-in-opleiding aan VUmc inhoudt. Hij is geaccrediteerd en deelname is kosteloos. Pas na de cursus nemen deelnemers en HOVUmc de beslissing of ze met elkaar in zee willen gaan. Wij verzoeken: spreek uw collega’s aan! Eerstvolgende cursusdatum: maandag 15 maart en dinsdag 16 maart 2010
Promoties Een depressie komt zelden alleen! Jasper Nuijen 17 april 2009
Informatie: Alie Jansma, 020-444238,
[email protected]
Masteronderwijs epidemiologie (POE) Kijk op de site www.epidemiologievumc.nl voor diverse bij- en nascholingscursussen en een masteropleiding epidemiologie. Doelgroep: onderzoekers en (para)medici die klinisch werk met onderzoek willen combineren. Vragen: Bel Eva Stockx of Nora Bougrina, 020-4448188,
[email protected]
26 november 2009 VUmc-huisartsendag Thema: plastische en reconstructieve chirurgie Locatie: Amstelzaal VUmc, ontvangst foyer 12.00 uur www.paog.info
Uit onderzoek van elektronische patiëntendossiers van 89 huisartspraktijken blijkt, dat mensen die een depressie hebben ook een grotere kans hebben op chronische lichamelijke aandoeningen. Het gaat om een grote verscheidenheid aan aandoeningen, van astma tot de ziekte van Parkinson. Daarnaast verlopen de diagnostiek en behandeling van depressie bij chronisch lichamelijk zieken niet altijd optimaal in de huisartsenpraktijk. Dit concludeerde Jasper Nuijen in zijn onderzoek, waarop hij vrijdag 17 april jl. is gepromoveerd aan VU medisch centrum in Amsterdam. Wat al langer werd gedacht is nu wetenschappelijk aangetoond door Nuijen. Mensen die een depressie hebben (of gehad hebben) lopen meer kans op een aantal verschillende chronisch lichamelijke aandoeningen dan mensen die nooit depressief zijn geweest. Ook vond Nuijen aanwijzingen voor een verband tussen het hebben van een hoge bloeddruk, suikerziekte of een hartziekte en het krijgen van een depressie op de leeftijd tussen 50 en 70 jaar. Verder bleek dat mensen met een depressie die een beroerte krijgen, na een ziekenhuis-
4 huisartsenmagazine - oktober 2009
opname minder vaak naar huis terug kunnen dan mensen die geen depressie hadden. Nuijen bestudeerde ook hoe het gesteld is met de diagnostiek en behandeling van depressie bij mensen met een chronische lichamelijke ziekte in de huisartsenpraktijk. Na bestudering van de dossiers vond Nuijen dat ongeveer driekwart van de chronisch zieke mensen met een depressie niet als zodanig gediagnosticeerd werden. Daarbij stopte ongeveer de helft van diegenen die gediagnosticeerd werden met depressie voortijdig met het gebruik van behandeling met antidepressiva. In het onderzoek zijn geen duidelijke verklaringen voor de suboptimale diagnostiek en behandeling gevonden. Een gedeeltelijke verklaring kan zijn dat mensen met een chronische lichamelijke aandoening psychische klachten niet naar voren brengen tijdens consulten. (Bron: Persbericht VUmc)
Klachten aan de hand of pols: diagnose en prognose Marinda Spies-Dorgelo 13 oktober 2009
Uit onderzoek onder een random steekproef van 2447 mensen blijkt dat 20% van de volwassenen last heeft van
pijn, tintelingen of stijfheid in de hand of pols. Slechts 6% van deze mensen gaat hiervoor naar de huisarts. Marinda Spies-Dorgelo onderzocht de ernst van hand- en polsklachten, welke mensen hiervoor de huisarts bezoeken, welke diagnosen de huisarts stelt en welke behandelbeslissingen worden genomen en tenslotte hoe de klachten gedurende een jaar verlopen. Uit het onderzoek, dat werd uitgevoerd bij 267 mensen die voor handof polsklachten de huisarts bezochten, blijkt dat artrose, een peesontsteking of een inklemmingssyndroom (zoals carpaaltunnelsyndroom) vaak de oorzaak van de klachten zijn. De exacte diagnose heeft niet heel veel invloed op behandelbeslissingen door de huisarts en beïnvloedt nauwelijks het beloop van de klachten. De ernst van de klachten en de invloed van de klachten op dagelijkse activiteiten is belangrijker dan de achterliggende oorzaak. Maar hoe ernstig zijn de klachten dan? Hoewel het percentage patiënten dat de huisarts bezoekt voor pols- en handklachten laag is, blijkt uit het onderzoek van Spies-Dorgelo dat de klachten bij deze mensen wel lang kunnen aanhouden: slechts 42% van de mensen is na een jaar volledig hersteld. Een hoge kans op aanhoudende klachten is gerelateerd aan een hogere leeftijd, vrouw zijn, een lange duur van klachten bij het eerste consult, een minder actieve ‘coping’strategie en het rapporteren van meer (aspecifieke) lichamelijke klachten. Deze gegevens kunnen de huisarts helpen bij het inschatten van de ernst en de prognose van pols- en handklachten.
Moeheid: een klacht met veel dimensies Iris Nijrolder 9 November 2009
moeheidklachten, slechts 17% herstelde snel. Mensen die langdurig moe blijven rapporteren ook meer beperkingen in dagelijkse activiteiten, meer psychische klachten en meer slaapproblemen. Een aantal factoren bleek een ongunstig beloop van moeheid te voorspellen: wanneer de moeheid bij het eerste bezoek aan de huisarts als ernstig werd ervaren duurde het langer voordat de klachten over waren. Daarnaast was het hebben van negatieve verwachtingen over het beloop van moeheid, bijkomende pijnklachten, meer langdurige moeilijkheden en minder sociale steun gerelateerd aan een ongunstig beloop. De combinatie van verschillende voorspellers laat duidelijk zien dat moeheid zowel fysieke, psychische als sociale dimensies kent, waarmee een huisarts in zijn/haar beleid rekening zou moeten houden.
In dit proefschrift beschrijft Iris Nijrolder de resultaten van een onderzoek bij mensen die vanwege moeheidklachten de huisarts bezoeken. Aan het onderzoek werkten 642 patiënten mee in 147 huisartspraktijken. Van 571 patiënten konden uit de dossiers van de huisartsen gegevens worden verzameld over de diagnosen gesteld in het jaar na het eerste consult voor moeheid. De helft van deze patiënten kreeg een diagnose die de moeheid zou kunnen verklaren en daarbij ging het om een grote variatie van klachten of ziekten; van darmklachten tot pijn in spieren of gewrichten, van schildklieraandoeningen tot luchtwegklachten. Zestien procent van de patiënten kreeg een psychische diagnose en bij slechts 8% werd een chronische of ernstige lichamelijke ziekte vastgesteld. Bij tenminste de helft van de patiënten kon geen diagnose worden gesteld die de moeheid zou kunnen verklaren. Alle deelnemers werden gedurende een jaar gevolgd met behulp van vragenlijsten. De resultaten laten zien dat de moeheid bij veel mensen langdurig aanwezig blijft: 26% van de patiënten hield gedurende het hele jaar flinke 5 huisartsenmagazine - oktober 2009
Nieuwsrubriek HM
Nieuwsrubriek
Afdeling huisartsgeneeskunde Daniëlle van der Windt gaat ons verlaten…. Wanneer een collega je vertelt dat ze gaat vertrekken, is dat vaak even wennen. Toen Daniëlle onlangs bekend maakte dat ze voltijds in Keele (Engeland) gaat werken, was er alom sprake van verslagenheid. We verliezen een geliefde collega, een uitstekende onderzoeker, een goede docent en last but not least, enthousiast redactielid van dit magazine. Maar we delen ook in de vrolijkheid: Daniëlle krijgt een geweldige carrièrekans, ze wordt voltijds hoogleraar in Keele en gaat het onderzoeksinstituut daar mede leiden.
Daniëlle van der Windt
Daniëlle begon haar VU-tijd in 1983 met een studie bewegingsschappen. Daarna deed zij onderzoek naar schouderklachten, waarop zij in 1997 promoveerde. Een onderzoeksassistente die destijds met haar werkte beaamt volmondig, dat het er toen ‘al in zat’. Daniëlle is een gedreven onderzoekster, consciëntieus en daarbij oprecht geïnteresseerd in mensen. Daniëlle bleef na haar promotie bij onze afdeling als ‘senior’ onderzoekster. Naast het begeleiden van promovendi en het verwerven van subsidies voor onderzoeksprojecten leverde Daniëlle een flinke bijdrage aan het onderwijs in de wetenschappelijke vorming van de huisartsopleiding en het academisch netwerk huisartsgeneeskunde en aan modules van het postinitieel onderwijs epidemiologie van het EMGO-Instituut. In 2003 werd Daniëlle bij de VU benoemd tot Universitair Hoofd Docent, en trekker van de lijn ‘alledaagse klachten’, een van de drie onderzoekslijnen van de afdeling. Sinds ruim drie jaar combineerde ze haar aanstelling bij VUmc met een aanstelling in Keele.
doen: we willen de samenwerking met Keele graag behouden en liefst verder intensiveren, daar gaan we nu, al was het maar om Daniëlle, ernst mee maken! Daniëlle, veel succes en bedankt! ZonMw subsidie van bijna 3 miljoen voor ‘De oudere centraal binnen samenhangende zorg’ Onderzoekers van onze afdeling huisartsgeneeskunde Hein van Hout, Henriëtte van der Horst, Daniëlle Jansen en Giel Nijpels - hebben van ZonMw een subsidie van bijna 3 miljoen ontvangen voor een transitie-experiment dat werd ingediend in het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg (www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl). Het gaat om een transitie-experiment van het geriatrisch netwerk van VUmc, Ouderennet VUmc en partners. In dit netwerk participeren zorg- en welzijnsprofessionals, ouderen, zorgverzekeraars en gemeenten in de regio Amsterdam/Amstelveen en Westfriesland. Samen willen zij in deze twee regio’s een samenhangend regionaal zorgaanbod neerzetten dat is afgestemd op de individuele zorgbehoeften van ouderen en hun mantelzorgers (meer informatie is te vinden op de site van Ouderennet: www.ouderennet-vumc.nl). Het experiment ‘De oudere centraal binnen samenhangende zorg’ richt zich op het verbeteren van de kwaliteit van de zorg voor kwetsbare ouderen en de gezondheidssituatie van deze ouderen en hun mantelzorgers. Het verbeteren van de kwaliteit van de zorg gebeurt met een geriatrisch zorgmodel. Dit geriatrisch zorgmodel is gebaseerd op het chronisch zorgmodel, dat al succesvol wordt toegepast binnen het diabetes onderzoekscentrum van VUmc. De huisartsenpraktijk speelt een belangrijke rol in het zorgmodel. We zetten praktijkondersteuners van de huisarts in om de zorg voor kwetsbare ouderen beter af te stemmen. Onderzoekers vergelijken de effecten en kosteneffectiviteit van het geriatrisch zorgmodel en gebruikelijke zorg. Ook brengen zij de mate van implementatie van het geriatrisch zorgmodel in kaart, evenals de belemmerende en bevorderende factoren die daarbij mogelijk een rol spelen, waaronder de attitude van uitvoerende zorgverleners en de mate waarin deze zorgverleners in staat denken te zijn om de zorg succesvol uit te voeren. We hopen op deelname van veel enthousiaste huisartsen! (meer informatie op: www.ouderennet-vumc.nl).
Daniëlle was vanaf het begin betrokken bij het HN-bulletin (de voorloper van deze HM) en een heel enthousiast redactielid. Na 26 VU-jaren maakt Daniëlle per 1 oktober een definitieve overstap naar de andere kant van de Noordzee. Hoewel ze wel in Nederland blijft wonen, zullen we haar hier niet zo vaak meer zien. We proberen daar natuurlijk wat aan te 6 huisartsenmagazine - oktober 2009
Nieuwsrubriek HM
VUmc nieuws Lijf en Leed: over de (on)mogelijkheden van plastische en reconstructieve chirurgie Op donderdag 26 november 2009 vindt de vijfde jaarlijkse VUmc-huisartsendag plaats. Het thema dit jaar is plastische en reconstructieve chirurgie. Misschien geen dagelijkse kost voor huisartsen, maar toch een thema dat een rol speelt in het leven van een groot aantal patiënten. Inhoudelijk komen zowel de cosmetische aspecten aan de orde, als ook functieherstel en handchirurgie. Waar mogelijk bieden de docenten handvatten voor de dagelijkse praktijk. Het merendeel van de docenten is verbonden aan diverse afdelingen van VUmc. Ontvangst 12.00 uur, VUmc, foyer Amstelzaal. Het programma kunt u vinden op de website www.paog.info Huisartsopleiding De huisartsopleiding bestaat dit jaar 35 jaar. In oktober wordt daar aandacht aan besteed door middel van een symposium voor aios en een symposium en feest voor opleiders en medewerkers. Een verslag van beide festiviteiten in een volgende HM. Praktijkaccreditering Het landelijke project praktijkaccreditering huisartsopleiders is van start gegaan. Bij de eerste bijeenkomst van VUmc waren ruim 20 belangstellende huisartsopleiders aanwezig. Het ziet er naar uit dat dit jaar de beoogde 30 opleiders van VUmc gaan starten met het accrediteringstraject. Het projectvoorstel is warm onthaald en ook bij de overige huisartsopleiders is grote belangstelling. We bieden bij de accreditering ondersteuning door het financieren van de consulentinspanningen en het organiseren van ondersteunend onderwijs.
Uniforme verwijsprocedure voor huisarts basisregio VU medisch centrum heeft in het kader van het project ‘De Rode Loper’ de verwijsprocedure voor huisartsen in de basisregio gestroomlijnd en uniform gemaakt. Voor alle poliklinieken geldt vanaf juli dat, wanneer een huisarts zijn faxverwijzing voorziet van een VUmc-basisregiosticker, de patiënt binnen twee weken een afspraak krijgt. Spraakherkenning levert grote tijdswinst op Een klein voorbeeld hoe innovatie direct voordeel kan bieden aan patiëntenzorg is de recente invoering van spraakherkenning bij een aantal afdelingen in ons ziekenhuis. De afdeling pathologie werkt er sinds 4 weken mee en ziet nu al enorme voordelen. Pathologie heeft 20 jaar lang gewerkt met cassettebandjes. De patholoog dicteerde de tekst op een bandje, dat vervolgens moest worden uitgetypt, gecorrigeerd en geaccordeerd. Al met al ging er ruim een week overheen voor het pathologieverslag klaar was. Nu er met spraakherkenning wordt gewerkt, hoeft het secretariaat alleen de tekst nog na te lezen en zo nodig te corrigeren. Uitslagen zijn hierdoor veel sneller beschikbaar. Patiënten komen niet om te internetten Patiënten op de poliklinieken ergeren zich vooral aan wachten en onduidelijkheid daarover. Ze willen graag informatie krijgen over hoe lang het nog duurt als een spreekuur uitloopt. Dit is een van de belangrijkste bevindingen van een onderzoek naar wachttijden in VUmc. Anders dan vaak wordt gedacht, hebben patiënten nauwelijks behoefte aan kunnen werken of internetten in wachtruimten. Daar komen ze niet voor.
VUmc-Huisartsendag Lijf en Leed: Over de (on)mogelijkheden van plastische en reconstructieve chirurgie
Donderdag 26 november 2009 12.30-19.00 uur Amstelzaal VU medisch centrum Amsterdam
VU medisch centrum twittert Sinds juni doet VUmc het ook: twitteren. In ‘real time’ communiceer je met andere twitteraars die zich hebben aangemeld bij jouw Twitter. De twitteraar kan op elk moment van de dag in max. 140 tekens, zogenaamde tweets, versturen. Deze tweets worden getoond op de twitterpagina, maar ook op speciale sites die berichten van alle twitteraars tonen. Wil je ook de berichten van VUmc volgen op Twitter? Je vindt VUmc op http://twitter.com/VUmcAmsterdam
7 huisartsenmagazine - oktober 2009
In the spotlight:
Anouk Meijer, huisarts in Oosterblokker Ale Gercama interviewt Anouk Meijer, huisarts in Oosterblokker Sinds wanneer ben je huisarts? Ik kwam in 2007 van de opleiding; je kunt me dus een laatbloeier noemen. Je nam een lange aanloop? Kan je wel zeggen. Mijn vader was huisarts. Ik reed op de achterbank mee met visites en maakte mee hoe een gespannen ouder met een bloedend, huilend kind de spreekkamer in gingen en er ontspannen, getroost of in verband weer uit kwamen. Het had iets magisch. Toen ik ging studeren aarzelde ik tussen geneeskunde en diergeneeskunde. Het werd het laatste, maar binnen een jaar was ik daarvan genezen: te veel nadruk op het economisch aspect voor mij. Vervolgens werd ik uitgeloot voor geneeskunde en startte met psychologie. Ik werd nog twee keer uitgeloot en had m’n kandidaats al en toen zei mijn vader ‘maak nu eerst die studie maar af’. En dat deed ik. Ik gaf tijdens mijn studie psychologie statistiek aan eerstejaars psychologen, als kandidaat-assistent. Een didactische uitdaging van jewelste: veel studenten waren er bang voor. Ik schreef een syllabus waarin ik stapsgewijs die angst verminderde door te laten zien dat statistiek best te leren valt en ook wel handig is om soms te gebruiken. Na de studie psychologie ben ik -nadat ik de 4e keer wel werd ingeloot- medicijnen gaan studeren tot het doctoraal. Inmiddels was ik getrouwd, kreeg kinderen en onderbrak de studie om een jaar geld te verdienen. Hoe heb je de draad weer opgevat? Na een jaar onderzoek te hebben gedaan bij de vakgroep sociale geneeskunde in het AMC ben ik met de coschappen begonnen. De meeste deed ik in Hoorn, waar ik toen woonde. Huisartsgeneeskunde wilde ik in een gezondheidscentrum doen en zo kwam ik bij Giel Nijpels en Marijke Boorsma terecht. Waarom een gezondheidscentrum? Ik was erg geïnteresseerd in multidisciplinair werken en verwachtte er veel van, maar dat bleek toch veel haken en ogen te kennen. Wel genoot ik van de manier waarop Marijke en Giel het vak uitoefenden en mij daarin betrokken. Vooral de interactie huisarts-patiënt boeide me vanaf het begin.
En de meer medisch-technische kant? Ik zag dat het mogelijk is de toepassing van je medische kennis goed te laten aansluiten bij de problemen die een patiënt dwars zitten en dat ze je helpt bij het zoeken naar oplossingen. Ook zag ik hoe belangrijk de voorkennis is die je hebt over patiënten. En daarna in opleiding tot huisarts? Ja, eerst in 1998, maar die moest ik wegens omstandigheden afbreken. Ik ben toen hier in het ziekenhuis als poortarts gaan werken. Ik had er een prima tijd. Ik werkte met ervaren verpleegkundigen en de chirurgen waardeerden me, vooral ook omdat ik “een blijvertje” voor hen was en echt iets kon opbouwen aan expertise. Later werd het lastiger toen het ziekenhuis opleidingsbevoegdheid kreeg en jonge assistenten de werksituatie kwamen compliceren. Ik miste ook het voor en na-traject en ben -zeven jaar later inmiddels- weer in opleiding gegaan. Omdat hier in het dorp achter ons huis nieuwbouw zou komen, heb ik het zittende, oudere huisartsenechtpaar voorgesteld om op termijn de praktijk van hen over te nemen en besloten mijn man, die tandarts is en ik in het plan een gezamenlijk praktijkpand te bouwen. Dat is gelukt en nu werk ik hier sinds oktober 2008 en sinds enige maanden samen met Marijke Boorsma, die als arts ouderenzorg werkt. Marijke had zich namelijk intussen gespecialiseerd tot verpleeghuisarts en werkte in een verpleeghuis in Hoorn. Bij haar heb ik ook mijn klinische stage in het tweede jaar heb gedaan. Nu werkt Marijke aan haar proefschrift bij het EMGO en samen zetten we hier de ouderenzorg op. Heel belangrijk, want het is een sterk verouderde praktijk met veel pathologie. En de VU? Mijn hart ligt bij de praktijk en onderwijs geven. Ik ben geschoold als methodoloog, maar ik zie mezelf niet als onderzoeker. Ik heb nu net m’n eerste co-assistent in de praktijk en dat vind ik geweldig. Zo leuk om een jonge collega op weg te helpen en het ondertussen op voet van gelijkwaardigheid over allerlei aspecten van het dokterzijn te hebben. Hoe maak ik ze bewust van hun eigen talenten en daag ze op een positieve manier uit die verder te ontwikkelen? Je begrijpt, ik wil graag opleider worden en bereid me daar nu al op voor met de praktijkaccreditatie. Veel extra werk in zo’n opstartfase, maar het verschaft mij ook een goede uitgangspositie.
8 huisartsenmagazine - oktober 2009
Nieuwsrubriek
Door Bettine Schreuders, senior-onderzoeker
We zijn modern geworden en we gaan met onze tijd mee, ook als het gaat om de behandeling van psychische problemen. Sinds januari 2008 zijn er twee onderzoeken gestart naar internettherapie bij fobieën. Het gaat om samenwerkingsprojecten van de afdelingen huisartsgeneeskunde van VUmc en klinische psychologie van de VU, beide EMGO+. Waarom internettherapie? Vaak zoeken mensen met een fobie geen hulp. Denk bv. aan een sociale fobie waarbij iemand bang is voor de negatieve beoordeling van een ander. Deze persoon komt niet met deze klacht bij de dokter. Gelukkig bestaat er al heel lang zelfhulp, al dertig jaar in boekvorm: ‘Geen zee te hoog’ van Dr. Wayne Dyer of wellicht bekender: René Diekstra met ‘Als leven pijn doet’. Het is duidelijk dat mensen het fijn vinden om zelf de leiding te houden over de behandeling. Sinds een jaar of vijf zijn er ook zelfhulpbehandelingen via internet, vooral in landen waar de afstanden groot zijn zoals Zweden en Australië. De resultaten zijn veelbelovend, mits er een coach is die meekijkt. Net als bij GGZ-behandelingen ervaren mensen een sterke verbetering na afloop en blijven dan langere tijd stabiel. Zou dat bij ons ook het geval zijn? Internettherapie… hoe dan? Bij de afdeling klinische psychologie is een poosje geleden in samenwerking met de GGZingeest een Teleac-cursus ontwikkeld: fobieën. Met ondersteuning van een zorgverzekeraar is deze cursus verder ontwikkeld tot een internettherapie. Dit heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. Eerst heeft een tekstschrijfster die gespecialiseerd is in internet, de teksten herschreven. Het maakt veel verschil of een tekst in een boek of op het scherm wordt gelezen, en dat geldt vooral voor de pagina-indeling en de structuur van de cursus. Je kunt bv. niet eenvoudig doorbladeren naar opdrachten die aan het eind van een hoofdstuk staan, maar moet die – op een handige plaats – op een andere pagina op de site zetten. De lay-out en vooral de beveiliging van zo’n website is enorm belangrijk en daar weten wetenschappers vaak niet heel veel van. Gelukkig was er al ervaring opgedaan met
internettherapie en heeft de IT-afdeling van de VU externe ondersteuning gekregen van mensen die niet alleen weten hoe de site goed beveiligd, maar ook gebouwd moet worden. Na een jaar hard werken was er een testsite, waarmee door de afdeling klinische psychologie een pilotonderzoek kon worden gedaan.
THEMA 1
Therapie op internet: kom je van je fobie af achter de computer?
Huisartsen en internettherapie De site is oorspronkelijk ontwikkeld voor de tweede lijn. Dat roept onmiddellijk twee vragen op: zou deze ook ingezet kunnen worden in de eerste lijn en wat is daarvoor nodig? Dit wordt meestal door onderzoekers bedacht en met behandelaars besproken, en maar zelden wordt aan patiënten gevraagd wat zij eigenlijk vinden van onze interventies. Hein van Hout en Bettine Schreuders, beiden onderzoekers van de afdeling huisartsgeneeskunde, stelden een onderzoeksvoorstel op en legden dat aan de zorgverzekeraar voor. Deze was erg enthousiast en gaf hiervoor subsidie. Inmiddels zijn zes interviews afgenomen met ervaringsdeskundigen, twee interviews met eerstelijnspsychologen en komen er nog vier interviews met huisartsen. Al deze mensen vragen wij om de website te beoordelen op verschillende aspecten (taalgebruik, logica, herkenning), maar we willen vooral in gesprek gaan over de inzetbaarheid van de zelfhulp in de eerste lijn. Wie zou de begeleiding kunnen doen? Is dat de praktijkondersteuner, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SPV-er), of wellicht de huisarts zelf? Voorlopige resultaten De voorlopige resultaten liegen er niet om. De ervaringsdeskundigen zijn erg tevreden met de cursus en geven bijna allemaal een 8 voor de bruikbaarheid en de inhoud. Ook over de inzetbaarheid in de eerste lijn hebben ze specifieke ideeën: laat de ervaringsdeskundigen coachen, of de SPV-er….maar niet de huisarts! Die moet gewoon ‘de dokter’ blijven. De eerstelijnspsychologen die we tot nu toe gesproken hebben zijn ook erg tevreden met de site, geven deze ook een 8 en willen zelf wel coachen. Bij het pilotonderzoek van de afdeling klinische psychologie waren er 500 aanmeldingen, weliswaar niet uit de GGZ, maar uit de algemene bevolking. Veel mensen die kampen met schaamte en deze therapie als een oplossing zien. Uiteindelijk hebben er 150 mee kunnen doen, waarvan de helft is ingedeeld in de therapiegroep. Van deze 65 hebben ongeveer 40 mensen de behandeling afgemaakt en op dit moment stromen de vragenlijsten binnen. In de coachingsberichten merken we dat mensen enthousiast zijn. Tot op heden niets dan goed nieuws dus! Huisartsen let op: internetzelfhulp wordt de nieuwe hit van 2010! Mark my words…
9 huisartsenmagazine - oktober 2009
THEMA 2
Telebegeleiding bij diabetes type 2: helpt de Health Buddy? Door: Karin Breed (Afdeling Gezondheidswetenschappen en EMGO+ VU), Cylla Friedberg (Flevo Ziekenhuis), Eus Wust (Sananet, Sittard) & Maurits van Tulder (Afdeling Gezondheidswetenschappen en EMGO+ VU). Verandering van leefstijl speelt een belangrijke rol in de begeleiding van patiënten met diabetes type 2. In de afgelopen jaren zijn een aantal technische applicaties ontwikkeld die begeleiding van patiënten op afstand mogelijk maken: ‘telebegeleiding’. Maar wat zijn de kosten van telebegeleiding en helpen deze applicaties diabetespatiënten bij het aanpassen van de leefstijl? De VU voerde een onderzoek uit. Diabetes mellitus type 2 (DM2) komt veel voor in Nederland en de verwachting is, dat de omvang van het probleem de komende decennia alleen maar zal toenemen. Een belangrijke oorzaak hiervan is de verslechterde leefstijl; de bevolking wordt minder actief, eet minder gezond en wordt dikker. Verandering van leefstijl speelt een belangrijke rol in de begeleiding van DM2 patiënten. In de kernaanbevelingen uit de NHGstandaard uit 2006 wordt onder meer aangegeven, dat elke patiënt educatie- en leefstijladviezen moet ontvangen gericht op goede voeding, gewichtsbeheersing, niet roken en voldoende beweging. Deze adviezen dienen regelmatig herhaald en bekrachtigd te worden.
mee wilde doen, werd de deelnemer op basis van toeval toegewezen aan de interventiegroep (aanvullende telebegeleiding met de Health Buddy, 108 deelnemers) of de controlegroep (alleen gebruikelijke huisartsenzorg, 81 deelnemers). Patiënten in de Health Buddy groep maakten een afspraak voor installatie van het apparaat. Zij kregen deze 6 maanden in huis. Health Buddy De Health Buddy is een klein apparaat dat bij mensen thuis wordt verbonden met een normale telefoonlijn. De Health Buddy stelt elke dag vragen aan de patiënt, die door middel van 4 knoppen op het apparaat antwoord kan geven. De Health Buddy reageert vervolgens op de antwoorden met adviezen voor een gezondere leefstijl of verbeterde zelfzorg. De antwoorden die de patiënt geeft worden ook doorgestuurd naar de computer van de praktijkondersteuner. Een speciaal computerprogramma geeft de praktijkondersteuner inzicht in bijvoorbeeld de kennis en therapietrouw van de patiënt. Met zogenaamde ‘rode vlaggen’ wordt aangegeven wanneer er een verandering optreedt in de patiënt die kan leiden tot een gezondheidsrisico op korte termijn. Wanneer een antwoord leidt tot een rode vlag, krijgt de patiënt het verzoek contact op te nemen met de praktijkondersteuner.
'De bevolking wordt minder actief, eet minder gezond en wordt dikker'
Telebegeleiding De afgelopen jaren zijn een aantal applicaties ontwikkeld die zorg op afstand via telecommunicatie mogelijk maakt: telebegeleiding. Het gaat om technologieën waarbij gebruik wordt gemaakt van telefoon, internet/ computers en mobiele telefoons. Het onderzoek dat tot nu toe gedaan is laat tegenstrijdige resultaten zien, maar sommige onderzoeken laten een positief effect zien van telebegeleiding op zelfredzaamheid, een afname van ziekenhuisopnames en zorggebruik en een afname van HbA1c, Het doel van het onderzoek van de VU (in samenwerking met het Flevo Ziekenhuis en Sananet) was om de kosten en effecten van telebegeleiding met behulp van de Health Buddy (zie foto) te evalueren, als aanvulling op de gebruikelijke huisartsenzorg voor patiënten met diabetes mellitus type 2. Opzet van het onderzoek Voor het onderzoek werden 189 deelnemers geworven bij 17 gezondheidscentra van de Zorggroep Almere. Volwassen patiënten met DM2 die HbA1c waarden boven de 7,5% hadden bij de laatste twee controles kwamen in aanmerking voor deelname. Indien een patiënt
Effecten en kosten De belangrijkste uitkomsten waren HbA1c gehalte, body mass index (BMI) en kwaliteit van leven. Onderstaande tabel geeft de gemiddelde waarden voor HbA1c gehalte en BMI, bij de beginmeting en na 6, 12 en 18 maanden. De resultaten laten zien dat BMI en het HbA1c in beide groepen daalden, maar dat de verschillen tussen de twee groepen niet groot waren en niet statistisch significant.
be
HbA1c BMI
Health Buddy Controle Health Buddy Controle
gin
8,3 8,0 31,9 31,8
6m
7,5 7,4 31,6 31,4
de a an
n
d an ma 12
7,6 7,3 31,8 31,5
en m 18
a an
de
n
7,7 7,3 31,1 30,1
De kosten van de Health Buddy werden geschat op Euro 261 per patiënt. Dat betrof het apparaat zelf, de instal-
10 huisartsenmagazine huisartsenmagazine -- oktober oktober 2009 2009
Conclusie Gebruikelijke huisartsenzorg met telebegeleiding door de Health Buddy is niet effectiever of efficiënter dan huisartsenzorg alleen. Ondanks positieve resultaten in voorgaand onderzoek, bleek de Health Buddy in dit project niet te leiden tot gunstige gezondheidseffecten of lagere kosten dan de gebruikelijke huisartsenzorg. Patiënten gaven wel aan dat ze zeer tevreden waren over de Health Buddy en het gebruik ervan en dat ze zich veiliger voelden met de Health Buddy. De onderzoekers geven aan dat de effectiviteit van de Health Buddy wellicht verbeterd kan worden door de vragen te verbeteren en meer persoonsgericht te maken en de aangeboden adviezen en ondersteuning verder te verbeteren. Voor vragen en reacties kunt u contact opnemen met Maurits van Tulder (
[email protected])
Onderwijs 2.0 De huisartsopleiding is gestart met een project waarbij het onderwijsmateriaal in een wiki-vorm beschikbaar gesteld wordt via internet, gebaseerd op het bekende Wikipedia. Wim Willems sprak met Jae Klaassen, systeembeheerder en Barend van Duin, onderwijscoördinator. Wat staat de huisartsopleiding hiermee voor ogen?
THEMA 3
latie daarvan en de tijd die praktijkondersteuners kwijt waren aan het beoordelen van de gegevens en het geven van feedback. De totale kosten (inclusief alle kosten van medische zorg en indirecte kosten van werkverzuim) waren Euro 1337 in de Health Buddy groep en 1058 in de controlegroep. Ook dit verschil was niet statistisch significant.
Barend van Duin (links) en Jae Klaassen (rechts) Waar staat wiki voor? Jae: Wiki is Hawaiiaans, en betekent ‘snel’. Waarom? Het klinkt leuk, men vindt het geloof ik een coole taal. Ik gebruik ook een programma dat Joomla heet, dat betekent ‘samen’ in het Swahili. Blijkbaar een hype om voor internet allerlei obscure talen te gebruiken. Maar het is een zogenaamde ‘open source’ technologie, het vormt een infrastructuur die voor iedereen toegankelijk is. En HOVUmc gaat haar onderwijsmateriaal nu dus in wiki publiceren? Jae: Publiceren is het goede woord niet meer. Publiceren, dan gooi je iets over een muur in het publieke domein, en het is af. Wat wij doen is meer distribueren, we geven het vrij en vragen een actieve participatie. Het is het verschil tussen de klassieke, ‘autorative’ stijl van publiceren tegenover de moderne stijl die ‘collaborative’ is. We dragen een idee aan en we vragen iedereen om dat idee te verfijnen. En autorative, dat wil natuurlijk niemand meer zijn Jae: Dat is maar de vraag. Je kunt je best afvragen of je al je informatie in wikipedia wilt hebben. Wiki-informatie is zo goed als de persoon die het geschreven heeft. Het is wel altijd te achterhalen wie het geschreven heeft en wanneer je denkt dat er foute informatie staat, kun je het altijd zelf weer wijzigen. Maar niemand heeft de eindverantwoordelijkheid. Dat is de kracht, maar ook de zwakte van wikipedia.
"Wiki is altijd werk in uitvoering"
11 huisartsenmagazine - oktober 2009
THEMA 3
Hoe is dat risico voor HOVUmc? Jae: We hebben te maken met een overzichtelijke groep gebruikers, die allemaal min of meer expert zijn, die we voor een groot deel kennen, waarmee we verbonden zijn. Ik denk dat het allemaal wel meevalt. Fouten kunnen snel weer rechtgezet worden. Maar wat is de bedoeling van zo’n wiki? Wat zien jullie erin? Barend: Na de curriculumherziening hadden we een grote hoeveelheid oud onderwijsmateriaal; een paar honderd onderwijsprogramma’s waar we niet zo veel meer mee deden. Docenten, die een programma toch wilden gebruiken, klaagden dat ze het moeilijk konden vinden. We merkten echter ook dat veel docenten allerlei leuke ideeën hadden en werkvormen gebruikten, die nu niet meer beschikbaar kwamen voor de andere docenten. We zochten naar een manier om dat materiaal weer beschikbaar en bruikbaar te maken, waarbij het onderwijs tegelijkertijd ook geactualiseerd en verbeterd zou worden. Op een gegeven moment was daar het idee van een wiki: alle bestanden in html, met meer zoekmogelijkheden en de mogelijkheid voor de gebruiker om dingen toe te voegen of te veranderen. Jae: Er zitten verschillende kanten aan. Vanuit een onderwijskundig perspectief stimuleer je een actieve, participerende attitude. Mensen kunnen nu meedoen. Onze onderwijsprogramma's komen voor alle onderwijsgevers beschikbaar, zowel aios als docenten en verder iedereen die het wil gebruiken; zij kunnen nu zelf verbeteringen in het materiaal aanbrengen. De hoop is dat op die manier ook een permanente updating en verbetering van het onderwijs plaatsvindt. Een enorme verbetering op zichzelf is het omzetten van worddocumenten naar wikidocumenten. De bestanden zijn veel toegankelijker geworden, heel goed te doorzoeken en na plaatsing op de site ook beter beschikbaar. En dan heb je nog het perspectief van het documentbeheer: er is in wiki maar één versie, namelijk de laatste. Niet iedereen zal dat overigens als een voordeel zien. Hoe gaat het er nu mee? Barend: Het is een enorme klus geworden. Eerst keken we wat er van het materiaal nog bruikbaar was. We hadden zo’n 400 bestanden en Erik Fokke heeft dat met behulp van een aantal criteria terug gebracht tot zo’n 170. De volgende stap was het omzetten naar html, en dat blijkt nogal wat praktische problemen op te leveren. Heel veel verschillende mensen hebben bijgedragen aan de programma’s, er zijn heel veel verschillende soorten bestanden in verschillende formats, sommige nog in Word Perfect, met en zonder foto’s, tabellen en tekeningen. Dit gaat meer tijd kosten dan we dachten, er is ook een speciale deskundigheid voor nodig. We zijn er dit jaar zeker nog mee bezig. Jae: Ik schat dat we nu ongeveer 10% van ons materiaal geconverteerd hebben. Een paar hebben we al op de site gezet. Neem maar eens een kijkje: http://wiki.hovumc. nl/. Wiki is altijd werk in uitvoering. Iedereen kan kijken en een bijdrage leveren.
Hoe weet je nou dat het allemaal ook zo gaat werken? Barend: De beschikbaarheid en de doorzoekbaarheid zal zeker groter worden. Maar of mensen ook echt wijzigingen en verbeteringen gaan toevoegen, dat moeten we maar afwachten. Kunnen alle potentiële gebruikers wel met wiki werken? Jae: We hebben te maken met postacademici, die zouden het allemaal moeten kunnen. Je hoeft niet in html te kunnen schrijven, maar het wordt er wel mooier van als je dat kunt. Maar ook dat is niet zo moeilijk te leren. Barend: Begin volgend jaar willen we een dag voor de staf organiseren, om ze hier actief bij te betrekken. Bijvoorbeeld door ze te laten zoeken binnen wiki op onderwerp en werkvorm en door te oefenen met het aanbrengen van wijzigingen in een programma. Waarom nu nog niet? Barend: Er moet genoeg in de bank staan voor zo’n zoekoefening. Nu staat er nog te weinig op. En zoekopdrachten die weinig opleveren stimuleren niet om opnieuw te gaan zoeken. En wanneer wordt het opengesteld voor externen? Barend: Wat mij betreft moet het eerst draaien, eerst moeten we het zelf goed uitgeprobeerd hebben, daarna kan het landelijk open.
"Wat wij doen is meer distribueren, we geven het vrij en vragen een actieve participatie." Waarom zet je niet al je nieuwe materiaal meteen in html? Barend: Een aardig idee! Het heeft vooral te maken met het verschil tussen verplicht en facultatief onderwijs. De wiki-programma’s zijn in eerste instantie facultatief, een soort verzamelbak voor keuzeonderwijs. Het materiaal dat we structureel ontwikkelen is verplicht onderwijs, niet vrijblijvend. Het is niet de bedoeling dat dat steeds aangepast wordt. Maar misschien over een paar jaar. Hoe innovatief is het eigenlijk? Jae: Technisch valt dat wel mee, een kwestie van ‘bandwagoning’. Functioneel misschien wel. Ik weet niet wat andere opleidingen doen. Misschien is dit wel Onderwijs 2.0. Barend: Ik hoop dat dit een stimulans is voor andere opleidingen om ook hun materiaal vrij ter beschikking te stellen.
12 huisartsenmagazine 2009 huisartsenmagazine huisartsenmagazine-- -oktober oktober maart 2009 2009
Ale Gercama sprak met Bastiaan Driessen en Chris Marees, beiden huisarts in duopraktijken in Amsterdam en Otto Maarsingh, huisarts in de UHP van het VUmc
Chris Marees (links) en Bastiaan Driessen (rechts) Wat merk je van internet op het spreekuur? Bastiaan: De patiënt komt er vaak mee binnen. De laatste jaren zijn veel hoger opgeleide jongeren bij ons ingeschreven. Die hebben vaak al voor het consult op internet rondgekeken. Soms laten ze het resultaat ervan zien op hun mobieltje. Op ons HIS heb ik beperkt toegang; ik kan NHG-patiëntenbrieven downloaden en het Diagnostisch en het Therapeutisch Kompas raadplegen. Chris: Die nieuwe instroom geldt ook voor onze praktijk. Een heel contrast met de andere groep patiënten die zich in veel gevallen geen computer of abonnement kan veroorloven. Zelf zoek ik regelmatig een schema of plaatje op om iets toe te lichten of uit te leggen aan de patiënt. Dat werkt heel prettig. Otto: Ik heb dezelfde ervaring. Het is een leuke manier om de patiënt bij het consult te betrekken. Hoe kijken jullie aan tegen deze ontwikkeling? Bastiaan: Ik zie zowel positieve als negatieve effecten, dus stel ik me voorlopig neutraal op. Hoewel, als ik de anderen zo hoor zou ik zeker meer kunnen doen aan instructie en voorlichting. Ik moet dan wel eerst het systeem aanpassen. Chris: Het is gewoon een gegeven en dan kun je maar beter proberen er het beste van te maken. Ik probeer internetgebruik door patiënten bij te sturen door tips te geven voor goede sites en uit te leggen waar je je informatie beter niet vandaan kunt halen. Otto: Prima, het is inderdaad eenvoudigweg de realiteit. Overigens voorziet internet juist ook in mijn eigen behoefte om tijdens het spreekuur snel actuele medische informatie te verzamelen. Ik vind het dan ook erg plezierig dat ik door mijn werk bij het VUmc toegang heb tot de digitale universiteitsbibliotheek. In mijn vorige werksituatie consulteerden we via e-mail de cardioloog en de dermatoloog, naar wie we dan ook respectievelijk het ECG (als pdf-bijlage) en digitale foto’s van de huid opstuurden. Ik heb daar een positieve indruk van overgehouden, maar het vraagt wel weer extra investeringen.
Wat vinden jullie in dit verband van het e-mailconsult? Bastiaan: Enkele uitzonderingen daargelaten, vind ik het niets. Ik wil de patiënt voor me zien of als dat niet kan via de telefoon met hem communiceren. Een e-mail is eenrichtingsverkeer: zowel de patiënt als de dokter moet maar afwachten of de boodschap aankomt en vervolgens overkomt. Ik vraag me ook af of het juridisch wel voldoende is afgedekt. Wat de uitzonderingen betreft: we hebben bv. een patiënt die een deel van het jaar in het buitenland vertoeft. Met hem hebben we afgesproken dat hij onder strikte condities voor bv. een herhalingsrecept een e-mail kan sturen naar de praktijk. Chris: In feite is het tijdrovend. Wil je het goed doen, dan moet je zorgvuldig en uitgebreid formuleren en is het tarief al snel niet meer kostendekkend. Voor een informatieve vraag zou het kunnen, maar in het antwoord leest de patiënt al gauw een advies en raak je betrokken in een beslissing waar je verder geen weet van hebt. Otto: Ik sluit me aan bij Bastiaan en Chris.
THEMA 4
Internet in de praktijk
Hoe hebben jullie je expertise verkregen? Bastiaan: Ik ben nu een jaar of zes huisarts en in mijn opleiding kwam gebruik van internet nauwelijks voor. Het werd als niet meer dan een speeltje gezien. Daarna is het heel snel gegaan Chris: Voor mij geldt hetzelfde. Ik heb meer opgestoken van mijn opleider in het derde jaar dan van de opleiding zelf. En dat terwijl er veel aan de orde is: -hoe richt je de praktijkwebsite in? -hoe bescherm je patiëntengegevens voor derden? -hoe ben je gids voor de patiënt op een terrein waarin je zelf grotendeels je weg nog moet vinden? Dat zijn vragen waar je als huisarts een antwoord op wilt hebben. Otto: Ik heb veel profijt van mijn onderzoekservaring. Daarnaast heb ik er eenvoudigweg gewoon veel lol in. Chris: Onze relaties in het veld zijn druk aan het digitaliseren en pakken dat heel verschillend en niet altijd even overzichtelijk aan. Neem bijvoorbeeld de PIN-nascholing van het NHG. Lijkt handig, maar regelmatig loop je erin vast met alle frustratie van dien. Je móet als huisarts wel blijven zwemmen om niet in deze tsunami van informatie te verdrinken.
Otto Maarsingh
13 huisartsenmagazine - oktober 2009
THEMA 5
Het nut van genetische zelftests Door: Lidewij Henneman (afdeling sociale geneeskunde & afdeling klinische genetica) & Nettie Blankenstein (afdeling huisartsgeneeskunde)
nu 2%; wat moet je daar dan mee? Veel mensen hebben moeite met het begrijpen van risico-informatie en zullen zich vervolgens melden bij hun eigen huisarts voor tekst en uitleg (zie casus uit de praktijk).
Casus uit de praktijk, door Nettie Blankenstein, huisarts
Lidewij Henneman (links) en Nettie Blankenstein (rechts) Naast een groeiend aanbod van diagnostische zelftests, zoals een bloedglucosetest, komen er steeds meer genetische zelftests op de markt. Maar wat is de waarde van deze testen? Steeds meer (vooral Amerikaanse) bedrijven bieden genetische zelftests aan via het internet. Voor een paar honderd dollar en na het insturen van een beetje spuug krijgt de aanvrager informatie over de gevoeligheid voor bepaalde aandoeningen (bv. prostaatkanker, type 2 diabetes, Parkinson) of andere eigenschappen (bv. oogkleur, perceptie van bittere smaak). Een voorspellende test heeft alleen waarde als de test goed onderscheid kan maken tussen mensen die een groot of een klein risico hebben om de ziekte te ontwikkelen. De informatie zou vervolgens moeten leiden tot goede persoonlijke adviezen ten aanzien van leefstijl of medische interventie. De vraag is of het toevoegen van een genetische risicofactor aan bekende risicofactoren als roken en overgewicht iets toevoegt aan de voorspelling. Theoretisch gezien zou je met honderden genvarianten tot een redelijk goede voorspelling kunnen komen, maar de vraag is of dat voldoende is om uitspraken te kunnen doen over persoonlijke medische interventies (preventie op maat). De boodschap die veel mensen nu meekrijgen is: leef gezond. En daar heb je genetische risico-informatie niet voor nodig. Bovendien leidt kennis van risico op ziekte nog niet tot gedragsaanpassing of betere gezondheidsbeslissingen. Daar is veel meer voor nodig. Of gaan mensen gezonder leven omdat ze veel geld voor een test hebben betaald? Vooralsnog is het nut van dit soort tests beperkt en onduidelijk (zie kader). Behalve dat er weinig zicht is op de kwaliteit van de laboratoria, wordt de uitslag veelal zonder tussenkomst van een arts toegestuurd. De interpretatie van testuitslagen is niet altijd eenvoudig: als een uitslag van een test zegt dat het risico twee keer verhoogd is en het risico was eerst 1% en
Harm S. is een 35-jarige belastingadviseur. Een magere gezonde man die 1-3x per jaar komt, vaak met onzekerheden over zijn gezondheid. In 2004 had hij paniekaanvallen bij stress. Hij komt mijn spreekkamer binnen met een envelop in de hand: “Dokter, ik heb mijn genen laten testen.” Harm vertelt dat hij tot zijn besluit was gekomen nadat een kennis, na een test, een verhoogd risico op Parkinson bleek te hebben. Daar schrok hij zo van dat hij op internet zelf een test bestelde. “De test was 399 dollar. Ik heb alleen de Cardioscan gedaan, omdat ik hartkloppingen heb gehad. Die kankertest durf ik niet”. Na een maand wachten kreeg hij de uitslag. “Dokter, de uitslag is: verhoogd risico. Terwijl ik heel gezond leef! Wat nu?” Harm opent het rapport: SNP rs3751812 positive => obesity lifetime risk ‘moderate increase’ from 47 to 67%. SNP rs2383207 positive => heart attack lifetime risk ‘mild to moderate increase’ from 14 to 21%. Gevolgd door leefstijladviezen over voeding, beweging, roken en alcohol. Advies aan de familie zich ook te laten testen. Daar durft Harm bij zijn broer niet mee aan te komen, die lacht hem toch al uit om zijn overbezorgdheid. Alleen bij de gedachte al voelt hij zijn hart bonken. Op mijn vraag wat deze test hem heeft opgeleverd, antwoordt Harm: "Eigenlijk niks. Dik zie ik mezelf niet gauw worden en gezond leven doe ik al." "Zou je je broer deze test aanraden?" "Eerlijk gezegd niet." Daarnaast is tot nu toe vooral gekeken naar stukjes van het genoom. In de nabije toekomst zal steeds meer ‘whole genome’ geanalyseerd gaan worden. De vraag is of het wenselijk is informatie over je hele genoom te hebben, omdat daarmee ook veel gegevens vrij komen die we nog niet kunnen interpreteren. Het zijn nu vooral onderzoekers die zich bezig houden met genoom onderzoek, maar bij een klein aantal commerciële bedrijven kun je al voor heel veel geld je hele genoom in kaart laten brengen. Het is sterk de vraag wat dat oplevert als je die kaart niet kunt lezen. Voor vragen en reacties kunt u contact opnemen met Lidewij Henneman (
[email protected])
14 huisartsenmagazine huisartsenmagazine -- oktober oktober 2009 2009 huisartsenmagazine - maart 2009
Achtergrond Kennis van de genetische etiologie van veel voorkomende multifactoriële aandoeningen, waarbij zowel gen, omgeving als gedrag een rol spelen, moet leiden tot betere preventie, diagnostiek en behandeling van ziekten. In korte tijd zijn met genoombrede associatiestudies (genome wide associations studies, GWAS) vele associaties tussen varianten van genen (single nucleotide polymorfismen, SNPs; uitgesproken als “snips”) en risico’s op ziekten, zoals type 2 diabetes, gevonden. GWAS worden vaak onder zeer grote groepen mensen uitgevoerd, waardoor zwakke verbanden wel statistisch significant kunnen zijn. In de multifactoriële etiologie van veel voorkomende aandoeningen, zoals diabetes, laten genen vaak een zwakke associatie zien, en moeten dus ook andere factoren (overgewicht, beperkte lichamelijke activiteit, andere genen) een belangrijke rol spelen. Mogelijk is er ook sprake van interactie tussen genen (gen-gen interacties) en tussen genen en omgevingsfactoren (gen-omgevingsinteracties). Hoewel talrijke associaties tussen SNPs en ziekten in snel tempo bekend worden, is het te vroeg deze informatie in de gezondheidszorg toe te passen. Commercieel zijn de tests al wel verkrijgbaar (bv. www.23andme.com; www.deCODEMe. com).
15 huisartsenmagazine - oktober 2009
THEMA 6
Laat je zien op internet Ale Gercama interviewde Hans Brug, hoogleraar epidemiologie, directeur van het EMGO+ Instituut en voorzitter DB van divisie VI van het VUmc
Heb je ‘zendingsdrang’ op dit punt? Zou je late gebruikers en achterblijvers willen omturnen tot vroeger? Zonder meer. Op de website van EMGO+ nemen de ‘personal pages’ nu een belangrijke plaats in. Door een ‘mal’ aan te bieden maak je de drempel om zo’n pagina in te vullen laag en bevorder je de informatiewaarde ervan. Als je de naam van een EMGO+ onderzoeker intikt in bv. GOOGLE of PUBMED krijg je zo in een paar muisklikken de relevante informatie te pakken. Het internet is een gigantische brei geworden en het wordt dus steeds belangrijker dat je als gebruiker snel op de plaats komt waar je wilt wezen en daar ook vindt waar je op zoek naar was.
foto: DigiDaan
"De uitdaging is internettoepassingen relevant te houden"
Hans Brug
Welke nieuwe communicatiemedia gebruik je in je werk? Ik maak gebruik van mobiel internet; handig om overal je mail te kunnen lezen en je via news feats op de hoogte te houden van interessante onderwerpen. Verder houd ik een blog bij . Om je zielenroerselen prijs te geven aan het publiek? Alleen voor zover het mijn werk en mijn onderzoek betreft. Ik wil - zeker in mijn functie als directeur - duidelijk zijn naar anderen over wat ik doe en wat mij bezighoudt. In zo’n functie wordt je anders al snel onzichtbaar door alle verplichtingen en dat is niet goed. Je deed ook nog iets met je iPod? Dat is waar ook. Ik woon in Overveen en fiets als regel heen en weer naar de VU, dus twee keer per dag een uurtje. Via I-tunes kun je podcasts laden van wetenschappelijke tijdschriften als Scientific American en Nature, maar ook de grote medische tijdschriften en die beluister ik dan onderweg. Zondagmiddag trek ik er een uurtje voor uit om mijn programma voor de komende week samen te stellen.
En je iPod? Zowel het EMGO als divisie VI zijn uitgesproken multidisciplinair en generalistisch van opzet. Het is dus heel belangrijk dat je geïnteresseerd bent en ook enige kennis hebt van wat er in al die vakgebieden omgaat. Het inspireert en je kijkt gemakkelijker over de muurtjes van je eigen vakgebied heen. Ik luister dan op de fiets, maar in de trein of de auto kan ’t natuurlijk ook. Zie je ook nadelen? Zeker. Juist de populariteit van internettoepassingen leidt ertoe dat op zich reële verwachtingen vaak toch niet worden waargemaakt. Op mijn eigen terrein, gezondheidsvoorlichting betekent het bijvoorbeeld dat binnen een onderzoeksopzet consumenten prima gebruik maken van de informatie die hun door experts wordt aangeboden, maar dat dit effect volledig verwatert wanneer het programma vervolgens vrij via internet beschikbaar is. Bij vergelijkbare programma’s over psychische aandoeningen gaat het overigens een stuk beter. De uitdaging is dus internettoepassingen relevant te houden. Dat begint al bij e-mail. Als je een mailtje verstuurt zonder onderwerp te noemen of klakkeloos mails doorstuurt zonder je af te vragen of de ontvanger erop zit te wachten, is het effect al gauw averechts.
Ervaar je je zelf als een voorloper of aanjager op dit gebied? Gebruikers van nieuwe media worden wel getypeerd als voorlopers, vroege en late gebruikers en achterblijvers. Wat dat betreft reken ik me tot de vroege gebruikers. Ik ben zeker geen voorloper die dol is op nieuwe gadgets. Ik wil graag eerst weten of iets goed werkt en je écht verder helpt. Maar als dat zo is, aarzel ik ook niet het te gebruiken. In de onderzoekswereld is het heel belangrijk dat men je kent en weet waar je mee bezig bent. Bovendien kun je anderen attent maken op je onderzoeksresultaten en zo bevorderen dat je geciteerd wordt. Niet onbelangrijk tegenwoordig.
16 huisartsenmagazine huisartsenmagazine -- oktober oktober 2009 2009
Lopend onderzoek Zelf instellen op insuline met behulp van een internetprogramma Door Laura Welschen en Giel Nijpels
Laura Welschen
Patient empowerment is een benadering waarbij de patiënt meer centraal komt te staan en meer verantwoordelijkheid krijgt over zijn/ haar ziekte. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een interactief internetprogramma om empowerment bij patiënten met diabetes type 2 te vergroten. Een groot deel van de diabetes type 2 patiënten bereikt geen optimale glycemische streefwaarde (HbA1c <7.0%), terwijl dit is gerelateerd aan een groter risico op het ontwikkelen van ernstige complicaties. Eén van de knelpunten in de diabeteszorg is de behandeling met insuline, dat vaak om verschillende redenen wordt uitgesteld of niet optimaal wordt uitgevoerd. Patient empowerment is een benadering die een meer centrale positie van de patiënt tot doel heeft, waarbij de patiënt meer verantwoordelijkheid krijgt over zijn/haar ziekte. Empowerment kan een belangrijk uitgangspunt zijn om de diabeteszorg te verbeteren. Daarnaast biedt ook het gebruik van moderne interactieve technologieën veel voordelen, zoals de mogelijkheid om patiënten en zorgverleners te ondersteunen in het monitoren van de ziekte, het stimuleren van patiënten tot verbetering van zelfmanagement en gezond gedrag en het vergroten van communicatie tussen patiënten en zorgverleners.
tieve mogelijkheden en richten ons daarbij op het vergroten van patient empowerment. Wij hebben een internetprogramma ontwikkeld waarmee de patiënt zichzelf kan instellen op insuline. Patiënten kunnen hun bloedglucosewaarden monitoren en krijgen na invoer van hun bloedglucosewaarde direct concrete feedback en adviezen (inclusief een doseeradvies). Het primaire doel is het onderzoeken of insuline gebruikende diabetespatiënten, die niet goed zijn ingesteld, dit met behulp van het internetprogramma kunnen verbeteren Bovendien zullen we kijken naar de effecten op kwaliteit van leven, tevredenheid over de behandeling en vertrouwen in de diabetes zelfzorg. De Di@log Studie is in januari 2009 van start gegaan. Aan dit onderzoek doen ruim 60 huisartsenpraktijken mee. Deelnemers zijn patiënten met diabetes type 2, tussen de 35 en 75 jaar, die ondanks insulinegebruik geen goede glycemische controle (HbA1c <7%) hebben, zullen starten met insuline en gebruik kunnen maken van internet. Patiënten worden gerandomiseerd over twee groepen: de zelfinstelling groep (met behulp van een internetprogramma passen patiënten zelf de insulinedosis aan) en de controlegroep (patiënten worden ingesteld zoals gebruikelijk in die praktijk). Voor een goede vergelijkbaarheid wordt het onderzoek uitgevoerd bij patiënten, die het langwerkende insuline glargine gebruiken. Dit vanwege het simpele doseerschema en de geringe kans op hypoglycemieën bij een strikte instelling. We zullen gedurende 1 jaar patiënten insluiten en ze daarna een jaar lang volgen. De eerste resultaten worden verwacht in 2011. Voor meer informatie:
[email protected] of www.mijndialog.nl.
In de Di@log Studie maken we gebruik van deze moderne interac17 huisartsenmagazine - oktober 2009
Nieuw onderzoek Podotherapie voor ouderen met voorvoetklachten? Door Petra Elders en Daniëlle van der Windt Bijna een derde van alle ouderen heeft last van voetklachten. Daarbij komen pijnklachten van de voorvoet het meeste voor. Huisartsen verwijzen ouderen vaak naar een podotherapeut, maar de effectiviteit van deze interventie is niet bekend. De onderzoeksgroep van de afdeling huisartsgeneeskunde ontving een subsidie van ZonMw om de effectiviteit van podotherapie bij ouderen met voorvoetklachten te onderzoeken. Voetklachten leiden bij ouderen vaak tot beperkingen in mobiliteit en belemmeren deelname aan sociale activiteiten. Gebruikelijke zorg door de huisarts bestaat vaak uit een schoenadvies of een verwijzing voor een podotherapeutische behandeling. De inhoud van zowel adviezen als podotherapeutische interventies variëren echter sterk en er is zeer weinig informatie over de effectiviteit van beide behandelingen. Binnenkort start de afdeling huisartsgeneeskunde samen met Hogeschool Fontys (onder leiding van huisarts-onderzoeker Petra Elders) een onderzoek waarin de effecten van een gestandaardiseerd advies door de huisarts worden vergeleken met behandeling door een podotherapeut,. De inhoud van beide interventies wordt in samenwerking met huisartsen en podotherapeuten vastgesteld. Minimaal 16 huisartspraktijken zullen deelnemen aan dit onderzoek. Alle mensen van 50 jaar en ouder, die in de voorgaande 12 maanden de huisarts vanwege voetklachten hebben bezocht, zullen een korte screeningsvragenlijst ontvangen. Daarnaast worden ook mensen met voetklachten prospectief door huisartsen geworven gedurende een periode van 12 maanden. Respondenten vullen een pijndiagram in en een korte vragenlijst over functiebeperkingen door voetklachten. Mensen die pijn aangeven in de voorvoet worden uitgenodigd
voor een voormeting. Tijdens deze voormeting wordt de voet onderzocht, digitale foto’s genomen en vragen gesteld over onder meer de duur, aard en ernst van pijnklachten, functiebeperkingen en de algemene gezondheid. Mensen die toestemming geven voor deelname worden op basis van toeval toegewezen aan één van beide interventies: adviezen door de huisarts of behandeling door een podotherapeut. Het doel is in totaal 200 deelnemers te werven; 100 in elk van de interventiegroepen. Na 3, 6, 9 en 12 maanden ontvangen alle deelnemers een vragenlijst waarin de belangrijkste uitkomstmaten zijn opgenomen: verbetering van functiebeperkingen, afname van pijn en toename van deelname in sociale activiteiten. Per 1 juni is Babette van der Zwaard aangesteld als onderzoeker (promovendus), waarna met de voorbereidingen is gestart. Heeft u belangstelling voor dit onderzoeksproject? Voor informatie kunt u contact opnemen met Petra Elders (
[email protected]).
Babette van der Zwaard
18 huisartsenmagazine - oktober 2009
Selectie van publicaties van medewerkers van de onderzoeksgroep Huisartsgeneeskunde Castien RF, van der Windt DA, Dekker J, Mutsaers B, Grooten A. Effectiveness of manual therapy compared to usual care by the general practitioner for chronic tension-type headache: design of a randomised clinical trial. BMC Musculoskelet Disord 2009 Feb 12;10:21.
Reinders ME, Blankenstein AH, Knol DL, de Vet HC, van Marwijk HW. Validity aspects of the patient feedback questionnaire on consultation skills (PFC), a promising learning instrument in medical education. Patient Educ Couns 2009 Mar 13. [Epub ahead of print]
Creavin ST, Dunn KM, Mallen CD, Nijrolder I, van der Windt DA. Co-occurrence and associations of pain and fatigue in a community sample of Dutch adults. Eur J Pain 2009 Jun 17. [Epub ahead of print]
Roek MG, Welschen LM, Kostense PJ, Dekker JM, Snoek FJ, Nijpels G. Web-based guided insulin self-titration in patients with type 2 diabetes: the Di@log study. Design of a cluster randomised controlled trial [TC1316]. BMC Fam Pract 2009 Jun 9;10:40.
Van Gerwen MA, Schellevis FG, Lagro-Janssen AL. Management of urinary incontinence in general practice: data from the Second Dutch National Survey. J Eval Clin Pract 2009;15(2):341-5. De Jong FJ, van Steenbergen-Weijenburg KM, Huijbregts KM, Vlasveld MC, van Marwijk HW, Beekman AT, van der Feltz-Cornelis CM. The Depression Initiative. Description of a collaborative care model for depression and of the factors influencing its implementation in the primary care setting in the Netherlands. Int J Integr Care 2009 Jun 15;9:e81. Licht-Strunk E, Van Marwijk HW, Hoekstra T, Twisk JW, de Haan M, Beekman AT. Outcome of depression in later life in primary care: longitudinal cohort study with three years' follow-up. BMJ 2009 Feb 2;338:a3079. Maarsingh OR, Dros J, van Weert HC, Schellevis FG, Bindels PJ, van der Horst HE. Development of a diagnostic protocol for dizziness in elderly patients in general practice: a Delphi procedure. BMC Fam Pract 2009 Feb 7;10:12. Malanda UL, Bot SD, Kostense PJ, Snoek FJ, Dekker JM, Nijpels G. Effects of self-monitoring of glucose in non-insulin treated patients with type 2 diabetes: design of the IN CONTROL-trial. BMC Fam Pract 2009 Apr 27;10:26. Nijrolder I, van der Windt D, van der Horst H. Prediction of outcome in patients presenting with fatigue in primary care. Br J Gen Pract 2009;59(561):e101-9. Pijl M, Henneman L, Claassen L, Detmar SB, Nijpels G, Timmermans DR. Family history of diabetes: exploring perceptions of people at risk in the Netherlands. Prev Chronic Dis 2009;6(2):A54. Pilz S, Dobnig H, Nijpels G, Heine RJ, Stehouwer CD, Snijder MB, van Dam RM, Dekker JM. Vitamin D and mortality in older men and women. Clin Endocrinol (Oxf) 2009 Feb 18. [Epub ahead of print].
Van der Roest HG, Meiland FJ, Comijs HC, Derksen E, Jansen AP, van Hout HP, Jonker C, Dröes RM. What do community-dwelling people with dementia need? A survey of those who are known to care and welfare services. Int Psychogeriatr 2009 Jul 15:1-17. [Epub ahead of print]. Seekles W, van Straten A, Beekman A, van Marwijk H, Cuijpers P. Stepped care for depression and anxiety: from primary care to specialized mental health care: a randomised controlled trial testing the effectiveness of a stepped care program among primary care patients with mood or anxiety disorders. BMC Health Serv Res 2009 Jun 5;9:90. Spies-Dorgelo MN, van der Windt DA, Prins AP, Uitdehaag BM, van der Horst HE. Diagnosis and management of patients with hand and wrist problems in general practice. Eur J Gen Pract 2009 Jul 6:1-11. [Epub ahead of print]. Van't Veer-Tazelaar PJ, van Marwijk HW, van Oppen P, van Hout HP, van der Horst HE, Cuijpers P, Smit F, Beekman AT. Stepped-care prevention of anxiety and depression in late life: a randomized controlled trial. Arch Gen Psychiatry 2009;66(3):297-304. Uegaki K, Bakker I, de Bruijne M, van der Beek A, Terluin B, van Marwijk H, Heymans M, Stalman W, van Mechelen W. Cost-effectiveness of a minimal intervention for stress-related sick leave in general practice: Results of an economic evaluation alongside a pragmatic randomised control trial. J Affect Disord 2009 May 11. [Epub ahead of print] Wedick NM, Snijder MB, Dekker JM, Heine RJ, Stehouwer CD, Nijpels G, van Dam RM. Prospective Investigation of Metabolic Characteristics in Relation to Weight Gain in Older Adults: The Hoorn Study. Obesity (Silver Spring) 2009 Feb 5. [Epub ahead of print]
19 huisartsenmagazine huisartsenmagazine -- oktober oktober 2009 2009
In de spiegels: De hulpvraag: help!
Door Ale Gercama
Het huisartseninstituut bestond een jaar of vijf en had in die periode het ‘methodisch werken’ ontwikkeld met als belangrijke smaakmaker de ‘verheldering van de hulpvraag’. In het juko ontvingen we iedere twee weken een groep vijfdejaarsstudenten. De tijd was kort, onze ambitie groot en dus werd het gezelschap al op de eerste dag vergast op een diaserie getiteld Methodical Help. Wij gingen er als vanzelfsprekend vanuit dat met deze innovatie de medische wereld zou worden bestormd. De volgende dag deden we rollenspellen, en wel zo, dat een ontluikende interesse voor het referentiekader van de patiënt positief werd beloond en het tegendeel genadeloos afgestraft. Zeer effectief, mag ik wel zeggen. Dan kwam de proef op de som: het bezoek aan de huisartspraktijk op woensdag. Op de nabespreking de volgende ochtend kon je als staflid je borst natmaken: het was leuk geweest, heel boeiend allemaal, maar van dat gedoe met de hulpvraag hadden ze niks gemerkt. De dokter bleek vaak aan een half woord genoeg te hebben, de patiënten deden niet moeilijk en gingen tevreden de deur uit. ’s Middags was er ruim tijd geweest voor visites en vooral die waren erg interessant. Een
aantal had ook nog de huisarts om z’n mening gevraagd en die zei dan steevast dat het nieuwlichterij van de VU was waar hij geen behoefte aan had: je kende immers je patiënten. Na de ‘spuironde’ volgden moeizame analyses van ingebrachte casuïstiek. Als het je lukte de goegemeente ervan te overtuigen dat aandacht voor de hulpvraag in een enkel consult misschien zo gek nog niet was geweest, had je een goede ochtend. Inmiddels zijn we dertig jaar verder. Wanneer ik voor de grap google op ‘clarification of the help question’, krijg ik meer dan 5 miljoen hits met bovenaan een keurig lijstje over het waarom, wat en hoe van de hulpvraag. In de toekomstvisie van LHV-NHG staat het verhelderen van de hulpvraag expliciet vermeld als een kenmerkende expertise van de huisarts. Terugkijkend, was ik toen éénoog in een land van blinden en laat nú de huisarts breed het licht schijnen over iedere hulpvraag! Het resultaat is spectaculair en oogt als de uitkomst van een stille revolutie. Maar hoe konden die huisartsen van toen hun vak uitoefenen? Het gaat per saldo over de generatie van ‘Woudschoten’ en de daar opgestelde mantra van persoonlijke, continue en integrale zorg is recent nog herbevestigd als leidraad in de huisartsgeneeskunde. Deden zij iets dat nu mogelijk toch wat is ondergesneeuwd? Wat was hun geheime wapen? Pas stond in Huisarts en Wetenschap een interview met Douwe de Vries over zijn zorgverlening aan chronisch-psychiatrische patiënten*. Waar andere huisartsen deze mensen -bij ontbreken van een hulpvraag- nauwelijks zien, zoekt Douwe ze op gezette
20 huisartsenmagazine - oktober 2009
tijden op, gaat na of er hulp nodig is en regelt dat al of niet in overleg met SPV’er of psychiater. Terecht wordt in het interview afstand genomen van het idee dat het hier om een ‘hobby’ zou gaan: schizofrenie is voor de huisarts net zo’n relevant ziektebeeld als diabetes mellitus. Moeilijker te behandelen, dat wel, maar per uitstek een ziektebeeld waarbij de patiënt gebaat is bij huisartsenzorg. Nogal apart dat blijkbaar alleen via een aan de psychiatrie ontleend begrip ‘verwenzorg’ weer in het gezichtsveld van de huisarts kan komen. In de kaderopleiding Ouderengeneeskunde blijkt het een hele klus om huisartsen zover te krijgen, dat ze zich ten aanzien van oudere patiënten proactief opstellen. Ook hier geldt blijkbaar het adagium “geen hulpvraag dus geen hulp”. Kortom, het wordt tijd dat we ons als huisartsen gaan afvragen welke patiënten onze hulp het hardste nodig hebben en hoe we dit gaan organiseren. Daar hadden die collega’s van dertig jaar geleden kennelijk nog niet zo’n slechte kijk op.
* Interview met Douwe de Vries: “Mensen met schizofrenie verdienen verwenzorg”. Huisarts en Wetenschap 2009:52:287-8
20478_1 Dienst Marketing & Communicatie VU
Deze plek was altijd gereserveerd voor Gerrit Lochers rubriek ‘Uit de reflectieronde’. Bij het vertrek van Gerrit leek het de redactie een goed moment de scope van de rubriek eens te verleggen naar het studentenonderwijs. Mij is gevraagd daar een begin mee te maken. Ter wille van de continuïteit start ik bij een onderwijsproject waarin ik met Gerrit optrok: het juniorco-schap huisartsgeneeskunde (kort: juko) uit de jaren zeventig/tachtig van de vorige eeuw.