tHeaterstuDio beel laag
Jan Fabre & Antony Rizzi & Troubleyn
Drugs kept me alive Vr 7, za 8 jun 2013
2012-2013 dans Sidi Larbi Cherkaoui & Eastman Di 18, woe 19, do 20, vr 21 sep 2012 mamaza & Ensemble Nikel Vr 28, za 29 sep 2012 Wim Vandekeybus & Ultima Vez Do 18, vr 19, za 20 okt 2012 Artiste Associé / Daniel Linehan Vr 19, za 20 okt 2012 Pina Bausch & Tanztheater Wuppertal Do 15, vr 16, za 17, zo 18 nov 2012 BOUGE B Vr 23, za 24, vr 30 nov, za 1 dec 2012 Anne Teresa De Keersmaeker & Rosas & Ictus Do 20, vr 21, za 22 dec 2012 Artiste Associé / Daniel Linehan za 12 jan 2013 William Forsythe & The Forsythe Company Do 24, vr 25, za 26 jan 2013 Sounds of Movement Vr 25 jan, wo 30, do 31 jan, za 2, zo 3 feb 2013 Artiste Associé / Daniel Linehan Do 7 feb 2013 Artiste Associé / Daniel Linehan Vr 8, za 9 feb 2013 Christian Rizzo & L’Association Fragile Wo 27, do 29 feb 2013 Philippe Decouflé & Compagnie DCA Wo 20, do 21, vr 22, za 23 mrt 2013 Peeping Tom Do 25, vr 26, za 27 apr 2013 Meg Stuart & Damaged Goods Do 2, vr 3, za 4 mei 2013 Sidi Larbi Cherkaoui & Eastman Wo 22, do 23, vr 24, za 25, zo 26 mei 2013 Jan Fabre & Antony Rizzi & Troubleyn Drugs kept me alive Vr 7, za 8 juni 2013 Sidi Larbi Cherkaoui & Sadler’s Wells (Londen) do 20, vr 21, za 22, zo 23, di 25, woe 26, do 27, vr 28, za 29, zo 30 jun 2013
Jan Fabre & Antony Rizzi & Troubleyn
Drugs kept me alive regie, tekst, scenografie Jan Fabre dans en spel Antony Rizzi dramaturgie Miet Martens muziek Dimitri Brusselmans kostuum Andrea Kränzlin technische coördinatie Geert Van der Auwera techniek Tim Thielemans productieleiding & tourmanagement Helmut Van den Meersschaut, Katrien Bruyneel coproductie Maribor 2012 / European Capital of Culture www.janfabre.be
gelieve uw GSM uit te schakelen
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze.
reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen
spreektaal Engels boventiteling Nederlands De voorstelling duurt ongeveer 1 uur.
Ik ben een ongeneeslijk soldaat van de liefde Interview met Antony Rizzi
Mister Rizzi, hoe gaat het nu met u? Ik voel me goed. Heel sterk. Ik moest een jaar lang interferon nemen tegen mijn hepatitis, een medicament dat ook in kankerbehandeling gebruikt wordt. Het was lastig. In die periode kon ik niet optreden. Het duurt dan nog eens een jaar voor het gif afgebroken is. Nu voelt het alsof ik mijn lichaam heb weergekregen. Was u niet bang dat u er niet meer bovenop zou komen? Daarover gaat het stuk ‘Drugs kept me alive’ juist. Ik zie het allemaal als een avontuur en niet iets waarvoor je bang moet zijn. Sinds ik weet dat ik HIV-positief ben, probeer ik uit de situatie het beste te maken. In het stuk werpt regisseur Jan Fabre niet alleen een blik op de negatieve kanten van de seksualiteit, maar ook de positieve. U bent een waar overlevingskunstenaar. Wat drijft u? Wat motiveert u? Ik confronteer mezelf met de problemen en ik probeer op mijn manier de wereld wat beter te maken. Mijn beste vrienden noemen mij dan ook Mama Rizzi. „Ik ben een dansende apotheek“, klinkt uw zelfportret in ‘Drugs kept me alive’. Gaat het om de bekentenissen van een ouder wordende dansjunkie? Jan Fabre heeft toegekeken hoe ik mijn leven leef en daarover een tekst geschreven. Het gaat om mijn levensfilosofie, maar ook om de vraag: Wat zijn legale en wat zijn illegale drugs? Veel geneesmiddelen maken je echt high. Als de farmaceutische concerns iets declareren als medicament en daar grote winsten mee maken, is het in orde. Maar marihuana, wat als drug een lachertje is, wordt niet gelegaliseerd.
Drugs kept me alive © Wonge Bergmann
U hebt blijkbaar niets verzwegen. Hoe uitgebreid praat u over alle verboden middelen? Moet de jeugd voor het stuk verwittigd worden? Een centrale zin luidt als volgt: „Ben ik ziek? Nee, ik ben een ongeneeslijk soldaat van de liefde.“ Het gaat dus daarom: ik ben misschien ziek, maar ik leef mijn leven op mijn manier. In elk van de negen scènes gaat het dan om één van de medicamenten die ik genomen heb. U hebt niet alleen medicamenten genomen, maar ook drugs als ecstasy, ketamine, GHB, poppers, speed, cocaïne of 2C-B, 2C-1, 2C-7. De twee hebben me geholpen. Ik heb bijvoorbeeld cocaïne gesnoven een drug die je lichamelijk afhankelijk maakt. Ik heb het om een bepaalde reden genomen. Ik wilde een harmonische relatie met mijn minnaar hebben. Als we niet op drugs waren, kwam de waarheid tevoorschijn. Deze man heeft me niet lief gehad. Zodoende hebt u een illusie van liefde geschapen. Dat is juist. Maar het gaat toch om intensiteit en bewustzijnsverruiming. Hebt u ook drugs genomen wanneer u moest optreden? Ja. Er was een verschrikkelijke fase waar ik om valse redenen drugs heb genomen. Toen moest ik voor elk optreden braken. En hoe liep het met katamine? O mijn god! Dat is een kalmeringsmiddel voor paarden, daarmee kun je het toneel niet op. Hoewel het interessant is voor dansers door de merkwaardige lichamelijke effecten die het opwekt. Ooit kon ik bij seks mijn been over mijn hoofd leggen als een yogi, hoewel ik anders nogal stijf ben. Het heeft echt te maken met: als ik denk dat iets gebeurt en dan gebeurt het ook. Het is je reinste kwantumfysica. Dit klinkt alsof alles een gecontroleerd drugsexperiment met lichaam en geest is geweest. Had u nooit een horrortrip? Bent u niet bang dat het drugsgebruik op de duur uw lichaam ruïneert? Zelfs wanneer ik me rot voelde, had ik altijd nog de volle controle. Ondertussen neem ik ook niet zoveel drugs meer, want ik heb vrienden gezien met wie het daarna echt fout liep. Twee hebben regelrecht hun verstand verloren. Maar drugs kunnen je ook de waarheid over jezelf onthullen - zo hebben sjamanen ze reeds lang aangewend. „Je moet het ondraaglijke accepteren“, klinkt het in het stuk. Wil dat zeggen: je eigen sterfelijkheid accepteren? Woody Allen heeft eens gezegd dat hij, toen hij nog jong was, zich niet
kon voorstellen dat hij ooit moest sterven. Dat was hetzelfde voor mij: het onacceptabele accepteren. Het leven moet geleefd worden, ook als het de dood impliceert. Dat is ook mijn filosofie. Je moet je leven leven, ook al gebeurt iets ergs. Pak het als een ervaring. Leer er iets uit. Van de boeddhisten komt de idee dat ziekte een leraar is. We zijn zo bezeten door het uiterlijk. We kijken naar het lichaam, maar we zien de ziel niet. Het merkwaardige is dat als het lichaam aftakelt, de ziel sterker tevoorschijn komt, en dat is prachtig. In het stuk praat ik veel over mijn aftakelend lichaam - en hoe ik daar een zeker plezier in schep. De Franse filosoof Michel Foucault, die in 1984 stierf aan aids, gaf het derde deel van zijn ‘Geschiedenis van de seksualiteit’ de titel ‘De zorg voor zichzelf’. Is dat ook uw principe? Ondertussen wel. Als jong danser had ik mijn lichaamstraining, maar emotioneel gezien wist ik niet wat goed voor mij was. Met de jaren ben ik zorgvuldiger geworden. Veel mannen die besmet zijn, denken dat ze hoe dan ook dood gaan, en geven alles op. Anderen ervaren het leven als iets kostbaars. Hoe uit zich dat in het stuk? We verbinden het thema ‘Leven met HIV’ met het zoeken naar spiritualiteit. Ik ben in zekere zin een profeet en heks. Sinds mijn jeugd weet ik dat er meer is dan wat we kunnen waarnemen. Er bestaan nog andere energieën. Drugs en seks zijn een weg daar naartoe. Hoe was de samenwerking met Jan Fabre? Als kunstenaar is hij een andere persoonlijkheid dan choreograaf William Forsythe. De twee hebben een heel andere aanpak. Billy is heel ontspannen en vrij, hij vertrekt altijd vanuit iets onbekends. Jan daarentegen zoekt eerst naar een beeld. Heeft het stuk dan ook de typische Tony Rizzi-humor? Duidelijk. Zonder humor kan het niet. Maar het is niet louter een pleziershow. De toeschouwers pinken al eens een traan weg en zijn erg ontroerd.
Bron: Sandra Luzina in Der Tagesspiegel, 15 augustus 2012 (vertaling Frans Redant)
Drugs kept me alive © Wonge Bergmann
Over ‘Drugs kept me alive’ door Melanie Suchy
Jan Fabre schrijft voor Antony Rizzi een stuk. Dat komt niet zomaar uit de lucht vallen. Fabre choreografeerde ooit voor William Forsythes Ballett Frankfurt, waartoe Rizzi van 1985 tot 2004 behoorde. Hier hebben ze elkaar leren appreciëren. Rizzi werkte ook bij Fabre in Antwerpen, laatst in ‘Orgy of Tolerance’, nadat hij bij een HIV-test positief bleek te zijn. „Een jaar chaos“, sindsdien laat de Frankfurter zich niet meer kleinkrijgen. Daarom bewondert Fabre hem en heeft hij juist daarover een stuk gemaakt. In deze productie brengt de performer zijn half fictieve zelf tot leven. En omdat Rizzi iemand is die in zijn eigen stukken graag alle registers opengooit, profiteert hij hier volop van Fabres strakke vormentaal. Bokalen pillen op rij omkaderen het toneel van het National Theater in Maribor waar de première plaats heeft ter ere van Europese cultuurhoofdstad. Tony Rizzi, in hemd en broek, met felle, pierrotachtige wegwerphandschoenen en laborantenkapje, praat over het leven dat niet om zo te zeggen omsingeld is door farmaceutische producten. Die hebben dat leven reeds totaal ingepalmd. De pillen hebben het in de greep, ten goede en ten kwade. Ze belegeren het virus. „Het binnenste van mijn lijf / wordt oorlogszone. / Het buitenste van mijn lijf / krijgt een rood gevechtstenue.“ Eviplera, sustiva, interferon, ribavirine heten de legeraanvoerders. Ze worden geslikt en gespoten. Er volgen uitslag, misselijkheid, koorts, vermoeidheid, vetverlies, coördinatie en bewegingen veranderen, „de articulatie van mijn dans / is lichter, scherper en soepel“, wanneer na truvada een valium in de lege maag komt om de nevenwerkingen te bestrijden. Cocaïne tegen angstaanvallen en gevoelloosheid leidt tot supergevoeligheid, en „ik choreografeer de ganse nacht door“. Remedies tegen het virus kan hij amper nog scheiden van remedies voor een beter leven en voor creatief denken, voelen, dansen. Zo komen ook andere drugs in het spel, ten minste in het woordenspel: ketamine, dolofine, heroïne, lichaamseigen endorfine. Fabre-Rizzi bezweren niet de giftroes en de biochemische afhankelijkheid, maar de intensiteit van gevoelen, de goede oude passie („Leidenschaft“ waarin ‘lijden’). „Am I sick?“, vraagt het Rizzipersonage herhaaldelijk en hij varieert de vraag als een ongeneeslijk romanticus, verleider en fantast op zoek naar „een
spiritueel oord“. Hij heeft seks, hij is ongeneeslijk verliefd op puinhopen, op het leven, en hij is „addicted to moving and dancing“. Tony Rizzi tekent met zijn armen op een tafeltje krommen, rechten, punten. Dan haalt hij genietend uit in de ruimte, grijpt om zich heen, tolt rond. De dans verandert, de benen worden loom, de hand trilt eens. De tong likt. Alles wordt gladdig, zepig, het strijken over het lichaam, dan de arm in de lucht. Rizzi is bij de tekst gekomen, maar haakt zich er niet aan vast, hij spreekt onderdrukt of luidop of als tot zichzelf, hij brult, fluistert. Nooit overdreven, maar voldoende theatraal. Hij beschrijft het gevoel van in een bel te leven en daarbij laat hij zeepbellen opstijgen uit de schalen op de vloer. Grote, kleine, losse, vele. Ze glinsteren, zweven mooi, spatten uiteen. Leven. Sterven.
Bron: Melanie Suchy in Tanz, Augustus 2012 (vertaling Frans Redant)
Strijder voor welke schoonheid? Het beeld van de mens in het werk van Jan Fabre. door Stefan Hertmans
De universele voorstelling van het menselijk lichaam is ons als icoon bekend van Michelangelo’s beeld in een cirkel. De volmaakte ‘sfeer’ waarin het lichaam daar verschijnt, dient sinds eeuwen als basis voor de globale leer der harmonische verhoudingen, en stelt het lichaam als maat van alle dingen. In zekere zin geldt dit ook voor Fabre: het lichaam is de maat van alle beslissingen in zijn werk. De ruimtelijkheid, de choreografie, de verhouding van werk en museale ruimte: alles vertrekt vanuit het lichaam van de mens, die als de maat van de schoonheid worden gezien. Dat is een belangrijk punt. Het toont aan dat elke reflectie over schoonheid bij Fabre teruggaat op een denken over (de grenzen van) humaniteit. Ik heb er zelf vroeger al op gewezen hoezeer vooral het vroege theaterwerk van Fabre doortrokken is van een volstrekt antipsychologisch theater, dat bijna aan de typologieën van de middeleeuwse wagenspelen herinnerde. Ik heb het ooit een prefaustiaans universum genoemd, gedomineerd door een vorm van moraliteit die ontstond uit het anonieme mensbeeld op scène. In die vroege regieën, net als in het beeldende werk, staat het lichaam centraal als niet-individueel lichaam, als het lichaam van de menselijkheid op zich, als soort. Onbeschaamd op het sublieme mikkende beelden als de ‘Mur de la montée des anges’ (1994) of ‘Heaven of Delight’ (Plafond Koninklijk Paleis, Brussel, 2002) veronderstellen een haast mystiek schouwen van menselijkheid, waarin een tijdloze blik over de wereld heerst. (…) Met mystiek bedoel ik onder meer ook een onpsychologisch beschouwen van de mens als fysiologisch raadsel, als verschijning an sich. Maar omdat de nadruk op die verschijning van de menselijke vormen in al hun bontheid en veelstemmigheid ligt, zit er in Fabres blik net zo goed iets van een fenomenoloog. Het zou ongetwijfeld een aparte en boeiende studie opleveren dit te analyseren vanuit wat Maurice Merleau-Ponty te zeggen heeft over beweging, doorleefde ruimte, existentiële oriëntatie, of zijn mooie bladzijden over de ‘halo van algemeenheid’ die het ego aankleeft in een ‘veld van tegenwoordigheid’. Dit merkwaardig ontindividualiseren van de danser en de acteur gaat Drugs kept me alive © Wonge Bergmann
daarom ook samen met een opmerkelijke individualiteit van hun lichaamstalen. Ze zijn niet psychologisch, maar juist wel heel typisch menselijk. Ze krijgen daardoor een soort bovenpersoonlijke individualiteit. Juist deze ambiguïteit geeft hun een uitstraling die een bepaalde vorm van humane schoonheid produceert. Dat is dan toch, om Herman Parrets argument terug te halen, zeer ‘interessant’, omdat Fabre zich daardoor bevrijdt van heel wat psychologische clichés waarmee de psychoanalyse ons heeft opgezadeld (terwijl hij uiteraard alle andere mogelijke clichés onder schot neemt). Hij ziet het typische dus niet als iets dat voortkomt uit eigenschappen van het individu, maar als fenomenen, als verschijningsvormen. In die zin stuiten we weer op een deel van de fascinatie voor het onmenselijke juist in de verschijning van de mens – dat wat Lyotard ‘l’inhumain’ noemde, kenmerk van een esthetica van het sublieme. (…) Maar via de performances is het lichaam geleidelijk meer gedomineerd geraakt door de openingen, seksueel, mystiek, doods- en levensdriftig tegelijk. Het is via de publieke intimiteit van de performances dat de monologen over verlies en schoonheid hun geheime drive hebben gekregen. Daardoor zijn al deze manifestaties telkens ook manifesten over schoonheid, individu, collectiviteit, en de positie van de kunstenaar. Het is via de inwijding in het verlies dat men de onmenselijke kant van de schoonheid leert omzetten in het verhaal van een individu. Dat individu, dat als subject juist wordt bepaald door waar het hem of haar aan ontbreekt, dat wat hem of haar gijzelt als verlangen naar iets onmogelijks, wordt in het meer recente werk van Fabre dus tot een teken van de kwetsbaarheid en de eindigheid. In het vroege werk verscheen het humane als iets bovenpersoonlijks, iets dat de soort betrof. Dat was ook het eindeloze in de mens: het ging maar door, over de individualiteit van de acteurs heen. Van dionysische god is de mens hier existentieel getuige geworden. Van prefaustiaans is Fabres universum postfausiaans geworden: het individu bekent schuld, schuld aan kwetsbaarheid, lijden, sterfelijkheid, ouder worden, eenzaamheid. De dionysische gestalte, de urinerende godin van de seksualiteit in een stralend, subliem gouden licht, wordt tegenwicht geboden door de sprekende dienaar van de schoonheid, die wel zijn eigen cabaret van tekortkomingen en dromen en idealen kan laten opdraven, maar die getekend blijft door het verlies dat juist in en door de onmenselijke, onvatbare kant van schoonheid is ontstaan.(…) Van frisse, nog door Marcel Duchamp en Marcel Broodthaers geïnspireerde avant-garde, is Fabre geleidelijk geëvolueerd naar een hoeder van de individuele breekbaarheid van de kunstenaar. Het schoonheidsbegrip is daardoor verder gecompliceerd. De onmenselijke blik van het ‘Erhabene’ wordt steeds meer gekleurd door de ambivalente schoonheid van de empathie.
Voor welke schoonheid strijdt de Fabriaanse krijger dan? Voor de schoonheid van de tegenspraak; voor de schoonheid van de eenzaamheid te midden van de krioelende samenleving; voor de samenhorigheid te midden van de vereenzaming; voor de duistere schoonheid, de vuile schoonheid, de wendbare, gecompliceerde schoonheid, de schoonheid ‘à rebours’, het postmodern sublieme – de schoonheid van het bloedende, lijdende, verlangende, neukende, feestende, vermoeide, uitgeputte, altijd weer sublieme lichaam dat de dag erop opnieuw op scène staat en herbegint. De schoonheid van het ideële lichaam (Deleuzes ‘corps sans organes’) dat de hele mensheid in een particulier zwetend lijf wil verbeelden. In die zin is het sublieme lichaam in Fabres werk rechtstreeks verwant aan de manier waarop de lichamen opduiken in het werk van een auteur als Markies de Sade: hoe geschonden ook, ze staan de dag erop opnieuw daar alsof ze geen kwetsuren dragen, alsof ze niet geslagen werden, niet uitgeput waren door eindeloos herhaalde bewegingen, alsof ze elke dag als een machine van het eindeloze verlangen van nul kunnen herbeginnen. Maar waar bij De Sade het menselijk ‘geraakt worden’ dwangmatig werd verdrongen, is het bij Fabre juist systematisch steeds meer op de voorgrond getreden. Omdat de schoonheid niet zomaar schoonheid is, laat ze in Fabres werk tenslotte die andere grote werking van de kunst zien: het ontstaan van de ontroering, de loutering, uit de aard van de paradox tussen individu en anonimiteit. Daarmee lijken we met een cirkelbeweging toch weer in de buurt van Aristoteles’ ‘kaloka-gatia’ te komen, hoezeer we er ons via de leer van het sublieme ook van wilden verwijderen. Dat is precies ook de omtrekkende beweging die de schoonheidsleer van Fabre telkens maakt. Daarom moet de toeschouwer ook zichzelf openen voor deze controversiële beweging, en die leren zien als de kern van het gemeenschappelijke, van wat de toeschouwers bindt doordat het hun ontsnapt. Daar raakt de schoonheid, als een altijd controversieel begrip, nog steeds aan de onmiddellijkheid van de menselijke ervaring.
Bron: fragmenten uit Stefan Hertmans, Strijder voor welke schoonheid. Het beeld van de mens in het werk van Jan Fabre, in Hortus/Corpus, 2011
Drugs kept me alive © Wonge Bergmann
Jan Fabre werd geboren op 14 december 1958. Hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en het Stedelijk Instituut voor Sierkunsten en Ambachten. In de periode tussen 1976 en 1980 schreef Fabre zijn eerste theaterteksten en hield hij zijn eerste soloperformances. In 1980 begon hij te werken als regisseur. Zijn eerste stuk heette ‘Theater geschreven met een K is een kater’. In 1982 verwierf hij internationale bekendheid met ‘Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was’. Sindsdien heeft Jan Fabre tientallen producties gecreëerd die zonder uitzondering op het podium van deSingel hebben gestaan: grootschalige theater- en dansvoorstellingen, monologen, solo’s. In elk genre dat hij bespeelt, verlegt hij grenzen. Het lichaam in al zijn gedaanten is het centrale voorwerp van zijn onderzoek. Zijn theaterteksten vormen een bijzondere collectie miniaturen met een open schriftuur. Zijn producties hebben een ruime, internationale weerklank. Fabre hanteert zijn multidisciplinaire talent alsof het om de doodnormaalste zaak van de wereld gaat. Bovendien is hij bijzonder productief en wil hij dat er vanuit zijn thuisstad Antwerpen een hechte band met een ruim publiek wordt gesmeed. deSingel biedt sinds de vroege jaren tachtig vrijwel onafgebroken een podium voor de theateren dansproducties van Jan Fabre.
Jan Fabre © Malou Swinnen
nog dans in deSingel argentijnse tango met hedendaagse toets
Sidi Larbi Cherkaoui & Sadler’s Wells (Londen) m!longa
extra voorstellingen zo 23 & zo 30 jun 2013 rode zaal / 15 uur!
© Koen Broos
do 20, vr 21, za 22, di 25, wo 26, do 27, vr 28, za 29 jun 2013 rode zaal / 20 uur € 34 basis € 28 -25/65+ € 8 -19 jaar
architectuur theater dans muziek
www.Desingel.be
t +32 (0)3 248 28 28 deSGuinLei 25 / b-2018 antwerpen
word Fan van deSinGeL op FaCebook
deSingel is een kunstinstelling van de vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van hoofdsponsor
mediasponsors