Flying Down Under
Ter gelegenheid van het 5-jarig bestaan van Free Musketeers
Eerste druk, oktober 2006 Eenmalige jubileumuitgave, juli 2008 © 2006 Yolanda Edens Fotografie: Alette Barendse, Yolanda Edens, Brian May, Tourist Association Broken Hill. isbn10: 90-8539-553-4 isbn13: 978-90-8539-553-9 nur: 508 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgenomen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van dit boek bestede zorg kan noch de redactie, noch de auteur, noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor schade die het gevolg is van enige fout in deze uitgave.
Flying Down Under
Yolanda Edens
Inleiding Australië heeft altijd al aantrekkingskracht op mij uitgeoefend. In de jaren ’80 raakte ik verslingerd aan de televisieserie The Flying Doctors, later gevolgd door McLeod’s Daughters. Er stond voor mij één ding vast: dit is het land waar ik heen wil. Waarom Australië? Waarom naar het andere eind van de wereld vliegen om stof te eten op slechte wegen, duizenden kilometers rijden door een dor en droog landschap om kangoeroes te zien, die ik in de dierentuin vlakbij ook kan zien? Ik kon het niet verklaren, maar steeds als ik op de televisie iets over Australië zag, of een boek had gevonden over Australië, steeg een vreemde, allesoverheersende kriebel vanuit mijn tenen op. Het was een soort heimweegevoel, een verlangen dat ik eigenlijk niet kon thuisbrengen. Heimwee naar een land waar ik nog nooit was geweest en dat ik alleen van de beeldbuis kende: was ik aan het romantiseren en zou ik straks, vele euro’s armer en een desillusie rijker, terugkeren naar Nederland? De enige manier om daar achter te komen, is in het vliegtuig stappen en gaan. En dat heb ik meerdere malen gedaan. De eerste keer heb ik als toerist een trektocht gemaakt van bijna zes weken van Sydney, langs de oostkust naar het noorden, het Great Barrier Reef, door de Outback via Alice Springs naar Darwin. Een route die door veel mensen wordt afgelegd tijdens hun eerste bezoek aan Australië. De tweede keer had ik een heel andere missie. Als journalist ben ik op zoek gegaan naar de achtergrond van het zogenaamde Australiëgevoel, waarover iedereen het heeft. Wat is dat gevoel en hebben Nederlanders, die zijn geëmigreerd naar Australië, er nog steeds last van? Daarnaast heb ik een aantal acteurs opgezocht van de serie The Flying Doctors, Nederlandse emigranten geïnterviewd en Nederlandse scholen bezocht. In Broken Hill bezocht ik de School of The Air en heb ik drie dagen de echte Flying Doctors mogen volgen. Op dat moment besef je pas dat de binnenlanden
van Australië voor toeristen slechts bereikbaar zijn omdát er Flying Doctors zijn. Want een groot deel van hun werk betreft toeristen die zijn verdwaald of alle adviezen in de wind hebben geslagen en toch hun eigen plan hebben getrokken.
Er zullen ongetwijfeld nog meerdere reizen volgen, want ook ik ben, sinds mijn eerste bezoek, bevangen door het Australië-gevoel. Mijn hart ligt voorgoed Down Under. Ik ben niet de enige. Astrid Esders was niet alleen voorzitter van de voormalige fanclub van de televisieserie The Flying Doctors, maar bovenal gek op Australië. Alette Barendse was mijn reisgenote tijdens mijn tweede reis. Zij is freelance vertaler/schrijver Engels en eveneens bevangen door dezelfde Down-Under kriebel. Samen met hen heb ik in 2006, het jaar waarin 400 jaar vriendschap tussen Nederland en Australië werd gevierd, de Australia Fair georganiseerd. Uit liefde voor het land. Om dat aldoor aanwezige Australië-gevoel ook in Nederland een plekje te kunnen geven. En toen we daar een goed doel aan wilden koppelen, kwamen we al snel op The Flying Doctor Service uit. Flying Down Under bevat een bundeling van verhalen en reiservaringen van mijn bezoeken aan Australië. Daarnaast bevat het boek interviews met een aantal acteurs van televisieserie The Flying Doctors, die terugkijken op het succes van de serie en de tijd dat zij daar in speelden. Omdat het een compilatie van twee verschillende reizen betreft, noem ik geen namen, maar spreek over mijn reisgenoten of over gids, omdat het niet elke keer om dezelfde personen gaat. De opbrengst van dit boek gaat naar The Royal Flying Doctor Service in Broken Hill. Yolanda Edens
Sydney De eerste keer vond ik Sydney geweldig. Vechtend tegen de jetlag, heb ik in Sydney mijn eerste Australische indrukken opgedaan en de eerste stappen gezet op Australische bodem. Alleen die wetenschap al maakte deze wereldstad voor mij de mooiste stad ter wereld. Het is weliswaar juli, maar in Australië hartje winter, wanneer we door de frisse ochtend vanaf het vliegveld naar ons hotel rijden. We krijgen het dringende advies nu niet te gaan slapen, maar ’s avonds vroeg naar bed te gaan: de beste manier om de jetlag te verwerken. Een douche helpt wel een beetje, maar niet voldoende om het slaapgebrek weg te spoelen. Het bed lokt, maar Sydney wint. Een beetje rillerig, deels door slaapgebrek en deels door de kou, lopen we om halftien in de ochtend in de grootste stad van Australië op straat. Sydney is de hoofdstad van de deelstaat New South Wales en telt ruim 4,2 miljoen inwoners. Het is de grootste stad met de grootste (natuurlijke) haven van Australië. Sydney wordt ten onrechte vaak als hoofdstad van Australië genoemd, maar dat is Canberra. Deze stad werd in 1908 gebouwd om de rivaliteit tussen de steden Sydney en Melbourne te stoppen. Sydney en Melbourne waren al langere tijd in een twist gewikkeld omdat beide van mening waren dat zij toch het meest in aanmerking kwamen om als hoofdstad van Australië uitgeroepen te worden. Onder het motto: ‘waar twee honden vechten om een been…’, werd besloten tot Canberra als hoofdstad, waar ook de regering zetelt. Het is wel even wennen om over te steken, want hier rijden ze links. De routinematige, Nederlandse links-rechts-links oversteek is hier dan ook levensgevaarlijk. We kijken dus ook voor de zekerheid maar drie keer naar alle kanten, om vervolgens zo snel mogelijk naar de overkant te rennen. Opvallend is de kleding van sommige zakenmensen: overhemd met stropdas, korte broek, kniekousen, keurige schoenen en een ak-
tetas in de hand. Vrouwen lopen in mantelpakjes met teenslippers, de nette schoenen in de hand of plastic zakje, naar hun werkadres. Omdat we slechts een volle dag in Sydney zullen doorbrengen, besluiten we de stad lopend te doorkruisen en in ieder geval het Opera House te bezichtigen. Dat lopend doorkruisen valt echter behoorlijk tegen. De straten zijn niet alleen uitzonderlijk breed, maar ook uitzonderlijk lang, sommige bestrijken vele kilometers. Juist op het moment dat we besluiten een bus te nemen, passeren we een klein museum. De poster achter het raam belooft dat hier de geschiedenis van de eerste immigranten te zien is. Het blijkt zowaar open te zijn. We zetten onze naam in het gastenboek dat op een houten tafel bij de ingang ligt, kopen voor twee dollar een kaartje en laten ons rondleiden door een vriendelijke dame, wiens verre voorouders ooit uit Engeland werden verbannen naar Australië.
Strafkolonie
In 1788 werd Sydney aangewezen om te fungeren als strafkolonie voor Engeland. De bewoners hadden in de begindagen dus over het algemeen allemaal hetzelfde verleden: misdadiger. En dat is een vreemde gedachte wanneer je de aanvraag voor het visum invult en de vraag tegenkomt of je ooit in aanraking bent geweest met justitie; een reden om je de toegang tot het land te weigeren. Het begrip misdadiger blijkt echter betrekkelijk, zoals blijkt in het museum, waar een imposant archief van alle verscheepte ‘criminals’ te zien is. Voor de meest waanzinnige vergrijpen werd je in die tijd al verblijd met een enkeltje Australië: het stelen van een aardappel, bedelen, het houden van een penny die op straat is gevonden of het stelen van een kaars uit de kerk. En daarbij ging het niet alleen om volwassenen, maar ook om kinderen die op zesjarige leeftijd werden weggerukt van hun familie. De eigenaresse van het museum adviseert ons ook een bezoek te brengen aan The Rocks, het eerste ‘dorp’ van Sydney, waar de tenten voor de gevangenen in 1788 werden opgezet. “Vroeger was dit een waar wespennest van zeelieden, rovers, dieven, prostituees. In
1900 brak er builenpest uit en later is een deel van de wijk verwoest om plaats te maken voor de zuidelijke pijlers van de Harbour Bridge. Het heeft lang bekend gestaan als de meest onveilige wijk van Sydney. Maar er zijn nog veel mooie, oude gebouwen te zien. Bovendien ben je dan ook vlakbij het Opera House.” Deze macabere geschiedenis lijkt ons reden genoeg om haar advies op te volgen. We zijn echt toe aan een onveilige wijk. Ze geeft ons uitleg met welke bus we daar kunnen komen en waar de bushalte is. De temperatuur buiten stijgt nu snel en de jassen kunnen uit. The Rocks is inderdaad de moeite waard. Idyllische kleine straatjes, historische pakhuizen en vele musea. Kleine weggetjes en smalle steegjes. Onveilig is het echter totaal niet: sfeervol, gemoedelijk en knus zijn betere omschrijvingen. Vanuit de Rocks bereiken we de Harbor Bridge, één van de langste en hoogste bruggen ter wereld met één brugboog. De brug overspant de haven van Sydney met een boog van 503 meter lengte en 134 meter hoogte en heeft de bijnaam De Kleerhanger. Het imposante bouwwerk werd geopend in 1932 en meteen benoemd tot het meest duurzame symbool van de stad. Tegenwoordig is het, vooral voor toeristen, een ultieme uitdaging om de brug langs de boog te beklimmen. In de zuidoostelijke pijler van deze brug loopt een 200 treden tellende trap die naar een uitkijkpunt op de brug leidt. Wij bekijken de brug liever vanaf de grond en zetten koers naar het Sydney Opera House, dat in werkelijkheid veel kleiner is dan het op de foto’s lijkt. Het plan om het Sydney Opera House te bouwen, is ontstaan in 1955, als resultaat van een internationale wedstrijd voor architecten. Het winnende plan kwam van de Deen Jorn Utzon, die een spectaculair schelpenpatroon had gemaakt als symbool voor de liefdesverhouding die de stad heeft met de zeilsport. Utzon is echter halverwege het bouwproces afgehaakt en heeft het eindresultaat nooit gezien; althans niet in levende lijve. Ongetwijfeld heeft hij wel een van de vele foto’s en afbeeldingen gezien, want het Opera House is een van de meest gefotografeerde ‘places to see’ in Australië.
Haaien
10
De vermoeidheid van de lange reis, de overgeslagen nachtrust en de steeds sterker wordende jetlag eisen hun tol. We besluiten een boottocht door de haven te maken, omdat we op die manier het Opera House het beste kunnen zien. Ik kan me nog herinneren dat we in de boot zijn gestapt. Zittend op het achterdek, met een heerlijk zonnetje, voeren we de haven uit. Ik kan me nog flarden van de woorden van de gids herinneren, maar de jetlag slaat nu meedogenloos toe. Ik probeer wanhopig mijn ogen open te houden, maar mijn oogleden zijn loodzwaar en vallen steeds weer dicht. Het volgende dat ik mij kan herinneren, is een harde por van een van mijn reisgenoten in mijn zij. “Uitstappen, we zijn er.” Op dat moment besef ik dat ik de hele bootreis heb geslapen, zittend op het achterdek. Het Opera House heb ik nog steeds niet van dichtbij gezien. Gelukkig ben ik niet de enige, want ook mijn reisgenoten bekennen weinig tot niets meegemaakt te hebben van de rondvaart. En we moeten toch nog een groot deel van de middag overbruggen. We kiezen ervoor om een rustig strandje op te zoeken en daar de middag door te brengen. Er zijn massa’s grote en kleine strandstroken langs de kust van Sydney, waarvan Bondi Beach de meest bekendste is, vooral onder de surfers. Het is ook een van de drukste stranden en daar hebben we nu even geen zin in. Op aanwijzingen van de serveersters van een restaurantje aan de haven, vinden we een stuk strand waar slechts een handjevol mensen is. De grote borden met ‘shark-alarm’ staren ons echter dreigend aan wanneer we het strand willen betreden. Op het bord staat een uitgebreide instructie die moet worden gevolgd wanneer het haaienalarm afgaat. Verder moeten we vooral tussen de vlaggen blijven en ons niet voorbij de haaiennetten begeven wanneer we het water in gaan. Met al die waarschuwingen lijkt het strand ons de meest veilige optie. We zoeken een plekje zover mogelijk achter op het strand (je weet tenslotte maar nooit hoever haaien uit zee kunnen komen) en ploffen daar op het zand neer. Eindelijk! Liggen! Slapen! Maar een dutje is ons niet gegund. Een zongebruinde life-guard met een brede zonnebril op, staat plotseling naast ons. “G’day la-
dies! How are you doing?” Hij wil weten waar we vandaan komen en hoe lang we al in Australië zijn. Wanneer we hem vertellen dat we eigenlijk proberen de middag door te komen zonder om te vallen vanwege de jetlag, raadt hij ons aan even lekker de zee in te duiken. “Dat helpt, dan kun je er weer een paar uur tegen.” We wijzen op de borden en de haaiennetten. “No thanks! We blijven liever hier zitten.” De jongen knikt begrijpend. “Eigenlijk wel verstandig; ook om zo ver van het water af te gaan zitten,” zegt hij. “Gisteren heb ik nog ternauwernood een toerist kunnen redden die door een haai werd aangevallen, terwijl hij aan het pootjebaden was. Australische haaien zijn écht niet te vertrouwen.” Hij grinnikt vriendelijk, wenst ons een prettige reis en vervolgt zijn weg. Even later zien we hem, samen met een andere jongen, het water induiken: niet om iemand te redden, maar gewoon voor zijn plezier. Op dat moment beseffen we dat we op onze eerste dag in Australië al kennis hebben gemaakt met de typisch Australische humor en dat we flink in de maling zijn genomen met het haaienverhaal. Maar we zijn te moe om ons er druk over te maken. Het is nog geen 19.00 uur wanneer we die avond ons bed inrollen. Ik kan me niet herinneren dat ik mijn kussen nog heb gevoeld.
Mengelmoes
De tweede keer dat ik Sydney bezocht, moet ik bekennen dat de stad mij tegenviel. Misschien kwam dit doordat de wereldstad toen het sluitstuk van mijn reis was en ik al veel nieuwe indrukken had opgedaan, veel mensen had ontmoet, andere Australische steden had gezien en een aantal weken van de rust van de Outback had mogen genieten. Sydney bestaat, in vergelijking met andere Australische steden, meer uit een mengelmoes van andere culturen (vooral Aziatische). Daardoor voelt het niet meer als Australië, maar zou het op een willekeurige andere plek in de wereld kunnen liggen. Na de vriendelijkheid van de Outback en de riante hotel- en motelkamers die we voor een habbekrats konden krijgen, is de smalle en dure pijpenla die ik tijdens mijn tweede bezoek kreeg toegewezen, toch even slikken. Het tweepersoons bed stond ingeklemd tus-
11
sen het raam en een muur. De badkamer konden we alleen bereiken wanneer een van ons of op het bed plaatsnam, de kamer verliet, of met de rug plat tegen de muur bleef staan. De badkamer had dezelfde ‘royale’ indelingen, afgescheiden door een plastic vouwdeur, die bij elke beweging uit de rail schoot. We hebben twee pogingen gedaan de deur er opnieuw in te hangen, alvorens we besloten tot het accepteren van een open badkamer. Gelukkig was het verblijf in deze overdekte tent slechts voor twee dagen.
12
Tijdens mijn tweede bezoek wilde ik in ieder geval één ding: het Opera House zien, maar dit keer niet in slapende staat. Dat is in ieder geval gelukt: ik heb zelfs vlak naast de zeilvormige daken van het gebouw gestaan, die niet glad zijn, zoals ik altijd had gedacht, maar zijn opgebouwd uit een waar mozaïek van tegels. Ik heb opnieuw een bezoek gebracht aan het winkelhart van de stad, aan China Town en de haven. Ondanks dat Sydney een indrukwekkende stad is, waar veel mooie dingen te zien zijn, miste ik de rode zandvlakten, de kangoeroes, de bushgeluiden, ja zelfs de hinderlijke vliegen die overal op- en inkruipen. Want dat is voor mij toch het echte Australië.
Bush Via de Sydney Harbour Bridge duurt het nog bijna twee uur voor we Sydney echt achter ons hebben gelaten. Elke keer wanneer we denken dat de stad ophoudt, doemt er een nieuwe suburb op. De wegen in Australië zijn breed, alsof men enorme verkeersstromen moet kunnen leiden, maar niets is minder waar: hoe verder je van de stad raakt verwijderd, hoe leger de wegen worden. Na een aantal uren rijden bereiken we het schitterende berglandschap van de Blue Mountains.
Blue Mountains
De Blue Mountains maken deel uit van de Great Dividing Range die langs de hele oostkust van Australië loopt. Deze bergketen heeft de eerste periode van de kolonisatie van Australië, een onoverkomelijke hindernis gevormd voor een verdere exploratie van het land. De vroegere bannelingen, die erin geslaagd waren het land verder in te trekken, hebben lang gedacht dat achter de uitgestrekte bergketen China lag en voor hen dus de vrijheid. Toen het uiteindelijk gelukt was om de bergen te passeren, was de teleurstelling voor hen dan ook erg groot: niks geen China: alleen nog véél meer Australië; zo ver als het oog reikte. De bergen ontlenen hun naam aan de blauwachtige waas van de eucalyptusbomen, die hier overwegend groeien. De Blue Mountains behoren tot het werelderfgoed van Unesco. Bij Echo Point Lookout kijk je uit op Jamison Valley en de rotsformatie die bekend staat als The Three Sisters. Hier zouden, volgens overleveringen van de Aboriginals, de drie zussen Meehni, Wimlah en Gunnedoo zijn versteend. Het uitzicht is adembenemend. Behalve de blauwachtige gloed die boven de eucalyptusbomen hangt, ruik je een zachte eucalyptusgeur. Het uitzicht wordt ruw verstoord door een bus vol Japanse toeristen, die druk pratend en fotograferend het uitzichtpunt bestormen. Uiteraard moeten ze alle 40 op de foto: eerst één voor één, vervolgens wil iedereen met iedereen poseren. We wachten niet af
13
hoeveel combinaties er mogelijk zijn en hoelang de Japanse fotoshoot heeft geduurd, maar ongetwijfeld is het antwoord: veel en heel lang.
Did you have fun
14
In het nabijgelegen informatiecentrum eten bontgekleurde vogels voor de ramen hun lunch. Het is me al vaker opgevallen hoe mooi en intens diep de kleuren van de vogels zijn. In Nederland zijn de vogels veel fletser van kleur. De dieren zijn hier ook veel groter. Ik heb nog nooit zo’n grote mieren, spinnen en andere insecten gezien als in de bush van Australië. Volgens onze gids is dat te verklaren door de leefruimte die de dieren hebben. Katoomba is de grootste plaats in dit gebied. Argeloos stappen we in een treintje, dat ons verder zal vervoeren. Tot onze grote schrik stort het treintje zich, bijna onmiddellijk na vertrek, in een ongelooflijk steil ravijn en door een tunnel. Mijn maag schiet alle kanten op en ik houd me vast aan de zijkanten van de bank. Lichtelijk trillend en wit rond de neus, stappen we aan het eind van de rit uit en zien dan pas het informatiebord. We blijken 450 meter in een helling van 52° bijna loodrecht naar beneden te zijn gestort (rijden vind ik voor deze vrije val niet het juiste woord), in een treintje dat vroeger werd gebruikt voor het transport van steenkool vanuit de nabijgelegen mijn. Het blijkt de steilste afdaling ter wereld te zijn. De weg terug gaat langs hetzelfde traject. Nu kruipen we als het ware naar boven. Aan onze linkerhand gaapt een diep ravijn. Onze gids staat ons aan het eindpunt met een brede grijns op te wachten. “Did you have fun?” grinnikt hij. We vragen waarom hij ons niet even van tevoren heeft gewaarschuwd voor het achtbaantraject van het treintje. “Dan zou niemand er meer in willen en dan loop ik mijn provisie mis,” is zijn nuchtere antwoord. Je kunt zeggen wat je wilt, maar hij is in ieder geval wel eerlijk.